Je t'adore - Reynaertgenootschap

Je t'adore - Reynaertgenootschap Je t'adore - Reynaertgenootschap

reynaertgenootschap.be
from reynaertgenootschap.be More from this publisher
26.09.2013 Views

in mijn tuin zijn aangeland en voor uw smart en droefenis waarvoor ‘k gebruiken zal mijn list. Daarna roept hij met luide stem en groet hem en verwelkomt hem: – Al komt ge van Sint-Gillis of van Rome, kom binnen, ge zijt willecome. Treed toch binnen zonder versagen alsof het was op Sinksendage. Als het met mooie woorden is kost een nederig welkom niks. De kat sprak hem goedmoedig aan: – Reynaert, denk niet dat ik u haat. ’t Is koning Nobel die u bedreigt want Bruin en hoorndrager Ysegrijn en het hele hof klaagt over u. – Vriend, daarover zwijgen we nu. Over andere zaken komt gij spreken. Ik zal zo lang mogelijk leven. Ik zal naar de raad toegaan en luisteren naar wie mij aanklaagt. – Dat zou zeer wijs zijn, edele heer, en ik raad het u aan zonder meer omdat ik u eer en respecteer. Maar nu is mijn honger zo groot dat mijn ruggengraat ervan plooit. Hebt gij soms op dit moment in uw schapraai geen haan of hen of iets anders om te eten? – Tybaert, vriend, ge moest toch weten: kip en haan zijn luxe-eten. Maar als een rat of muis u zint wordt gij in overvloed bediend. – Reynaert, gij zegt in overvloed? Van muizen word ik nimmer moe. – Ik zal er u genoeg bezorgen voor de dageraad van morgen. Volg mij dan, ik ga voorop. Reynaert kwam dan uit zijn hol en Tybaert ging achter hem aan want hij vermoedt noch list noch kwaad. Dra komen ze in een gehucht aan waar een twintigtal huizen staan. – Tybaert, weet ge wat we gaan doen? Hier woont een pape die ook boert. Luister, ik ken zijn huis zeer goed. Hij heeft graan en haver in overvloed waaraan de muizen zich tegoed doen. Het is die knagers zelfs gelukt 196 ervan te vreten haast een mud. Ik was daar nog niet lang geleden en ving er toen een stuk of negen. Een deel heb ik in mijn kast gestopt en de rest at ik vanmorgen op. Kijk, door dit gat kwam ik in ’t huis, kruip erdoor en prop vol uw buik. Maar de bedrieger liegt hem voor want de pape die daar woont bezit geen haver en geen graan. Van hem hield geen parochiaan omdat hij een hoer onderhield – de moeder van Martijn van Orliens – die hem compleet had geruïneerd en heel zijn fortuin had verteerd, zodat hij os noch koe bezat of kalf, tenzij van hetzelfde ras tien kippen waarvan Reynaert al vier vogels opgevreten had. Martijn, die sedertdien intrad, had om Reynaert de vos te vangen voor het gat een strik gespannen. God hoede de pape voor een zoon die zich zo sluw en listig toont om te vangen zowel vos als kat. Reynaert die de list geroken had zegt er niets van aan zijn kompaan. – Tybaert, vooruit, zegt Rein, komaan; verrek, zijt ge bang? Stel u niet aan. Vooruit, ik ga hier op de wacht staan. Tybaert glijdt erin maar hij vindt geen haver en graan evenmin, maar een strop die hem de nek snoert en of hij nu trekt of duwt of woelt de strop blijft om zijn nek hangen en houdt hem jammerlijk gevangen. Hij wil tevergeefs elders zijn omdat daar plotseling verschijnt de jonge klerk, zoon Martinet. – Opstaan, roept hij, opstaan, uit bed, opstaan vader, vooruit, opstaan, en ook gij, schoonmama, opstaan en steek vlug een waskaars aan, er zit een vos in mijn strik, komaan! De moeder schiet wakker, springt uit bed en heeft een kaars vlug klaargezet wijl de paap zijn balzak bedekt en uit zijn bed springt terwijl hij inderhaast een spinstok grijpt. Tiecelijn, 19, 2006

Dan vallen ze de arme Tybaert aan die veel slagen moet ondergaan eer hij op de vlucht kan slaan. De Martijns nemen hem onder handen en Tybaert toont zijn scherpe tanden. Hij lonkt naar de ballen van de paap lijk in ’t verhaal te lezen staat. Met zijn tanden en zijn klauwen heeft hij één hanger afgehauwen. Als de dame dit ongeluk ziet en zich rekenschap geeft van ’t verlies jammert ze na elkaar drie keer en valt in zwijm bij de vijfde neer. Terwijl Martinet zijn moeder bekloeg die buiten kennis lag op de vloer, maakte Tybaert zich uit de strik los en verdween ijlings door het hol. Hij werd wel vreselijk toegetakeld maar had wraak genomen op de pape, die hem geslagen had zo hard. Ach, kon hij zich maar wreken op Reynaert, maar die snoodaard, van zodra Martinet alarm geslagen had, was hij vlug op het hazenpad en gevlucht naar zijn vossengat terwijl men afranselde de kat. Hoe verwenste de kat Tybaert de gemene streken van Reynaert! – Ai, roept hij, Reynaert, Reynaert, nooit wordt uw ziel door God aanvaard. Ach, moest ik het alweer bekopen, ik die zo dikwijls werd bedrogen door de sluwheid van die rosse aap. Wat betreft die hoorndrager van een paap, dat God hem in ’t ongeluk stort en hem ontneme brood en gort en aan zijn vrouw die vuile kalle die mij zo driest heeft aangevallen. Maar hij verloor één van zijn ballen. Daardoor nam ik voor zijn parochie wraak, want ’t klokkenspel heeft nu afgedaan. En zijn zoon, Martijn van Orliens, moge voor hem God nooit voorzien een greintje voorspoed of geluk want hij sloeg danig op mijn rug; hem worde beschoren een kort leven 197 zodat hij de tonsuur kan vergeten; hij worde als een dief gehangen. Zo lang duurden Tybaerts klaagzangen dat hij aankwam in de vallei waar Nobels raad zetelt voor ’t pleit. Als hij de koning ziet en groet knielt hij neder voor zijn voet en vertelt hij zijn kwaad avontuur. – God, roept de koning overstuur, geef mij raad, verlicht mijn geest, de vos is een demonisch beest dat mij beledigt en onteert, en ik vind niemand die in staat is ons te wreken voor zijn kwaad. Here Grimbeert, ik ga me afvragen of het niet is op uw aanraden dat Rein mij met de nek aanziet. – Ik, here koning, zeker niet! – Vertrek dan vlug en ontbied hem en keer niet weer zonder de schelm. – Heer koning, dat kan ik niet doen want de vos kent geen fatsoen, hij is zo verdorven en zo stout dat ik het niet voor mogelijk houd hem te brengen naar uw hove als ik niet met een brief kan tonen dat ik ben des konings bode. Maar als hij bemerkt uw zegel, bij mijn devotie voor Sint-Israël, dan zal hij, denk ik, met mij meegaan om te verschijnen voor uw raad. – Dat is goed gesproken, zegt de vorst en hij dicteert dan zijn gebod aan het everzwijn Baucent en verzegelt het perkament en geeft aan Grimbeert de boodschap, die langs een weide gaat op stap voor hij een groot bos binnentreedt. De huid van zijn rug was zeer bezweet als hij aan Reins woning komt. Hij vond langs pas ontgonnen grond een pad dat hem in de richting bracht. Hij is bij Rein voor valt de nacht. De toegang is smal, de muren hoog. Grimbeert komt binnen langs de poort die hij nog van vroeger kent. Reynaert die steeds is zeer attent en een aanval vreest als hij de das hoort binnenkomen langs het sas, Tiecelijn, 19, 2006

in mijn tuin zijn aangeland<br />

en voor uw smart en droefenis<br />

waarvoor ‘k gebruiken zal mijn list.<br />

Daarna roept hij met luide stem<br />

en groet hem en verwelkomt hem:<br />

– Al komt ge van Sint-Gillis of van Rome,<br />

kom binnen, ge zijt willecome.<br />

Treed toch binnen zonder versagen<br />

alsof het was op Sinksendage.<br />

Als het met mooie woorden is<br />

kost een nederig welkom niks.<br />

De kat sprak hem goedmoedig aan:<br />

– Reynaert, denk niet dat ik u haat.<br />

’t Is koning Nobel die u bedreigt<br />

want Bruin en hoorndrager Ysegrijn<br />

en het hele hof klaagt over u.<br />

– Vriend, daarover zwijgen we nu.<br />

Over andere zaken komt gij spreken.<br />

Ik zal zo lang mogelijk leven.<br />

Ik zal naar de raad toegaan<br />

en luisteren naar wie mij aanklaagt.<br />

– Dat zou zeer wijs zijn, edele heer,<br />

en ik raad het u aan zonder meer<br />

omdat ik u eer en respecteer.<br />

Maar nu is mijn honger zo groot<br />

dat mijn ruggengraat ervan plooit.<br />

Hebt gij soms op dit moment<br />

in uw schapraai geen haan of hen<br />

of iets anders om te eten?<br />

– Tybaert, vriend, ge moest toch weten:<br />

kip en haan zijn luxe-eten.<br />

Maar als een rat of muis u zint<br />

wordt gij in overvloed bediend.<br />

– Reynaert, gij zegt in overvloed?<br />

Van muizen word ik nimmer moe.<br />

– Ik zal er u genoeg bezorgen<br />

voor de dageraad van morgen.<br />

Volg mij dan, ik ga voorop.<br />

Reynaert kwam dan uit zijn hol<br />

en Tybaert ging achter hem aan<br />

want hij vermoedt noch list noch kwaad.<br />

Dra komen ze in een gehucht aan<br />

waar een twintigtal huizen staan.<br />

– Tybaert, weet ge wat we gaan doen?<br />

Hier woont een pape die ook boert.<br />

Luister, ik ken zijn huis zeer goed.<br />

Hij heeft graan en haver in overvloed<br />

waaraan de muizen zich tegoed doen.<br />

Het is die knagers zelfs gelukt<br />

196<br />

ervan te vreten haast een mud.<br />

Ik was daar nog niet lang geleden<br />

en ving er toen een stuk of negen.<br />

Een deel heb ik in mijn kast gestopt<br />

en de rest at ik vanmorgen op.<br />

Kijk, door dit gat kwam ik in ’t huis,<br />

kruip erdoor en prop vol uw buik.<br />

Maar de bedrieger liegt hem voor<br />

want de pape die daar woont<br />

bezit geen haver en geen graan.<br />

Van hem hield geen parochiaan<br />

omdat hij een hoer onderhield<br />

– de moeder van Martijn van Orliens –<br />

die hem compleet had geruïneerd<br />

en heel zijn fortuin had verteerd,<br />

zodat hij os noch koe bezat<br />

of kalf, tenzij van hetzelfde ras<br />

tien kippen waarvan Reynaert al<br />

vier vogels opgevreten had.<br />

Martijn, die sedertdien intrad,<br />

had om Reynaert de vos te vangen<br />

voor het gat een strik gespannen.<br />

God hoede de pape voor een zoon<br />

die zich zo sluw en listig toont<br />

om te vangen zowel vos als kat.<br />

Reynaert die de list geroken had<br />

zegt er niets van aan zijn kompaan.<br />

– Tybaert, vooruit, zegt Rein, komaan;<br />

verrek, zijt ge bang? Stel u niet aan.<br />

Vooruit, ik ga hier op de wacht staan.<br />

Tybaert glijdt erin maar hij vindt<br />

geen haver en graan evenmin,<br />

maar een strop die hem de nek snoert<br />

en of hij nu trekt of duwt of woelt<br />

de strop blijft om zijn nek hangen<br />

en houdt hem jammerlijk gevangen.<br />

Hij wil tevergeefs elders zijn<br />

omdat daar plotseling verschijnt<br />

de jonge klerk, zoon Martinet.<br />

– Opstaan, roept hij, opstaan, uit bed,<br />

opstaan vader, vooruit, opstaan,<br />

en ook gij, schoonmama, opstaan<br />

en steek vlug een waskaars aan,<br />

er zit een vos in mijn strik, komaan!<br />

De moeder schiet wakker, springt uit bed<br />

en heeft een kaars vlug klaargezet<br />

wijl de paap zijn balzak bedekt<br />

en uit zijn bed springt terwijl<br />

hij inderhaast een spinstok grijpt.<br />

Tiecelijn, 19, 2006

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!