Je t'adore - Reynaertgenootschap
Je t'adore - Reynaertgenootschap
Je t'adore - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Waarom ook, heer, zou ik u haten?<br />
– Maar goed, want nu ik Nobel de Lioen<br />
mijn hommagium ben gaan doen,<br />
heb ik alle lust opgegeven<br />
om met u in onmin te leven.<br />
– Ik vertrouw u, antwoordt de deugniet,<br />
en een waarborg vraag ik niet.<br />
Vriend, ik vertrouw u op uw woord.<br />
Bruin gaat met de vos akkoord.<br />
Ze zijn op weg gegaan tezamen<br />
en laten hun paarden goed draven<br />
tot aan vester Lanfroot zijn bos.<br />
Daar hielden ze in hun strijdros.<br />
Lanfroot, voor het bos aangesteld,<br />
had een eikenboom neergeveld<br />
om er planken uit halen<br />
en brede tafels van te maken.<br />
Hij had de eikenstronk voorzien<br />
voor- en achteraan van spieën<br />
zodat hij beter splijt en klieft.<br />
– Bruin, zegt Reynaert, goede vriend,<br />
ziehier wat ik u heb beloofd:<br />
de raten zitten in die kloof.<br />
Laat ons eten en drinken gaan,<br />
met een stuk hout kom ik eraan.<br />
En terwijl de arme beer Bruin<br />
in de spleet al steekt zijn snuit<br />
en bovendien nog zijn voorpoten<br />
heeft Rein de wiggen weggenomen<br />
en is hij wat opzij gaan staan<br />
om Bruin te houden voor de aap<br />
en hem te draaien een flinke loer:<br />
– Hoerenzoon, open uw smoel,<br />
ge komt er met uw tong haast aan.<br />
Hij houdt hem heerlijk voor de aap<br />
want daar zit honing in noch raat.<br />
Wijl Bruin er toch tracht bij te komen<br />
had Rein de spieën weggenomen<br />
wat hem veel moeite heeft gevraagd.<br />
Toen Rein de wiggen ongevraagd<br />
had weggenomen zat Bruin ocharme<br />
in de eikenstronk gevangen<br />
en lijdt daar nu helse pijn.<br />
Zijn huid bleef plakken in de eik<br />
zodat zijn hart het haast begaf.<br />
Bruin was nu tot wanhoop gebracht<br />
door Rein, die nimmer had gebiecht<br />
en nooit een goede daad had verricht<br />
en nooit aan liefdadigheid gedaan.<br />
194<br />
Spottend gaat Rein weer opzij staan.<br />
– Bruin, zegt hij, ik wist wel,<br />
dat er sluwheid stak in uw spel<br />
en dat er voor mij van d’honingraten<br />
geen enkele raat zou zijn te rapen.<br />
Ik weet nu wel wat ik zou doen<br />
als deze zaak was te herdoen.<br />
Wat zijt gij voor een onverlaat<br />
dat gij mij geen honingraat laat.<br />
Hoe vlug in Sint-Gillishospitaal<br />
zoudt gij mij opsluiten, helaas,<br />
als ik in armoede zou leven.<br />
Rotte peren zoudt ge mij t’eten geven.<br />
Na die uitwisseling van gedachten<br />
verschijnt sire Lanfroot, de boswachter,<br />
en knijpt de vos ertussenuit.<br />
Toen hij de beer zag met zijn snuit<br />
zitten in de eik die hij moest kloven,<br />
is hij meteen naar ’t dorp gevlogen,<br />
roepend: – Er zit een beer gevangen!<br />
Kom, mensen, laten we hem gaan<br />
vangen.<br />
U moest de boeren zien buitenkomen<br />
en de straat komen opgelopen<br />
de een met een bijl, de ander met een<br />
knots,<br />
of met een vlegel of een meidoornstok.<br />
Zoals het er daar nu aan toegaat,<br />
is Bruin bang voor zijn ruggengraat.<br />
Vooraan loopt mister Hoerenboer<br />
en Piot-van-de-Dikke Hoer<br />
en de lijkbidder Baldewijn<br />
die zijn wijf van acht’ren bestijgt<br />
en de stinkende Huwelijksvierder<br />
die op de loop gaat voor de vliegen.<br />
Als de beer ziet die lange stoet<br />
beeft hij en verliest zijn moed<br />
en denkt: ‘Ik verlies beter mijn snuit<br />
dan Lanfroot te laten heel mijn huid.’<br />
Zo hard trok hij – zoveel leed Bruin –<br />
dat zijn aders springen en zijn hart<br />
breekt en zijn kop kraakt en barst.<br />
Hij verliest onzeggelijk veel bloed<br />
en ’t vel van zijn poten en zijn snoet.<br />
Nooit heeft men zo’n lelijk beest ontmoet.<br />
Zijn snuit zit volledig onder ’t bloed<br />
en van zijn gezicht is ’t vel verdwenen.<br />
Door het bos neemt Bruin de benen<br />
achtervolgd door ’t gillend boerenvolk<br />
Tiecelijn, 19, 2006