Je t'adore - Reynaertgenootschap
Je t'adore - Reynaertgenootschap
Je t'adore - Reynaertgenootschap
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
artikel<br />
■ Paul van Keymeulen<br />
180<br />
De Renartbranches vóór Le Jugement de Renart<br />
Wanneer Pieter, afkomstig van Saint-Cloud (Sanctus Clodoaldus, een klooster<br />
genaamd naar de kleinzoon van Clovis), wanneer die Pierre (ook Pierrot of Pierken<br />
genoemd), circa 1175 zijn eerste Reynaertverhaal op rijm zet, richt hij zich tot ‘seigneurs’,<br />
dit wil zeggen edelen, die hij veronderstelt geletterd te zijn. Dat blijkt uit de<br />
proloog waarin hij zegt:<br />
Heren, u hebt tot hiertoe het verhaal gehoord van Paris die Helena<br />
schaakte, van Tristan en Isolde, van Yvain en zijn leeuw, en ook<br />
heldendichten hebt gij beluisterd en zelfs fabliaus. Maar ik zal u nu<br />
iets brengen dat u nog nooit hebt gehoord, namelijk over de wrok<br />
en de vijandschap tussen de barons Reynaert en Ysegrijn.<br />
Pierrot wendt zich niet tot de ‘gentes dames’, maar tot stoere ridders. Hij is een<br />
meester in de captatio benevolentiae en ook een meesterlijk verteller, want na deze<br />
korte vleierij steekt hij meteen van wal en al bij vers 21 luidt het:<br />
Luister en u hoort het begin<br />
van hun wrok en hun onmin<br />
en hoe tussen die twee baronnen<br />
de vijandschap is begonnen<br />
om dan meteen leukweg te starten met het bezoek van Reynaert aan de kippenkwekerij<br />
van boer Constant des Noes, waar de hennen zich onder de bescherming<br />
hebben gesteld van Canteclaer. Om een goed overzicht te hebben over het verkeer<br />
op het erf nestelt de haan zich op de nok van het dak naast de schoorsteen waar<br />
hij van het ‘zware werk’ in slaap valt en door een nachtmerrie wordt bereden. ln zijn<br />
droom slokt een monster hem op. Geheel van streek vertelt hij zijn droom aan Pinte,<br />
zijn favoriete hen ‘die grote eieren legt’. Pinte verklaart zijn droom en waarschuwt<br />
de haan voor de vos. Canteclaer hecht geen geloof aan Pintes uitleg en valt weer<br />
in slaap. Nu acht Reynaert zijn tijd gekomen. Hij mist echter zijn sprong. Canteclaer<br />
vlucht op de mesthoop. De vos begint dan Canteclaers ‘kraaikunst’ te loven. De<br />
haan laat zich door dit gevlij vangen. De vos vlucht met zijn prooi. Pintes lamento<br />
alarmeert heel de boerderij. Het boerenvolk zit de vos achterna. Canteclaer ontsnapt,<br />
vliegt in een boom en bespot zijn belager. Reynaert verdwijnt in het bos waar<br />
hij een mezennest ontdekt met twaalf eitjes. Rein nodigt de mees naar beneden te<br />
komen om de vriendschapskus te ontvangen. Tot driemaal toe is de mees haar<br />
compeer te vlug af. Dan verschijnen ruiters met hun meute ten tonele en Reynaert<br />
vlucht. Hij wordt belaagd door de meute en door een passerende lekenbroeder met<br />
twee honden die hem de weg versperren. Reynaert bepraat de lekenbroeder:<br />
samen zullen zij een renwedstrijd houden met een gans als inzet. Alweer ontsnapt<br />
Reynaert. Nadien ontmoet hij Tibeert, die vertelt dat hij Ysegrijn de oorlog heeft verklaard<br />
en op zoek is naar huurlingen. De vos aanvaardt hem te helpen, maar de<br />
sluwe Reynaert leidt de kat recht naar een strik. Reynaert belandt zelf in de strik,<br />
Tiecelijn, 19, 2006