Je t'adore - Reynaertgenootschap

Je t'adore - Reynaertgenootschap Je t'adore - Reynaertgenootschap

reynaertgenootschap.be
from reynaertgenootschap.be More from this publisher
26.09.2013 Views

152 zoals ze afgedrukt zijn in Pg. Deze samengestelde woorden worden in Pg soms afgedrukt als daar mede en om dat. Muller merkt over dit verschijnsel op dat ‘die woorden voor het taalgevoel van dien tijd nog niet geheel tot één woord samengegroeid waren: veranderen’, zo meent hij, ‘ware dan moderniseeren.’ (Muller 1892: XXXIX). Afwijkingen van Pd ten opzichte van Pg worden opgenomen als het om vergissingen of verbeteringen van de Delftse drukker gaat. Over de correctie van de samengestelde zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden merkt Muller in een voetnoot op dat deze ‘niet altijd nauwlettend genoeg [is] geweest’, hij verwijst daarbij naar de ‘Nalezing’ (Muller 1892: XXXIX, voetnoot 2). Verschillen in spelling worden niet door Logeman in de voetnoten vermeld. Veel voorkomende verschillen zijn: eerst (Pg)/ ierst (Pd) en mit (Pg)/ met (Pd). Over de verschillen in de spelling in Pg en Pd brengt Muller te berde dat het verschil in dialect tussen Gouda en Delft een denkbare verklaring zou kunnen zijn. Verder onderzoek zou volgens hem in dit opzicht meer zekerheid moeten verschaffen (Muller 1892: XXXVI). Verbetering van de interpunctie wordt slechts een enkele maal door Logeman toegepast en verantwoord in een voetnoot. Per hoofdstuktitel voert Logeman een Romeins cijfer in, zowel in de inhoudsopgave als in de tekst. Dit is niet in overeenstemming met Pg. In Pg zijn de hoofdstuktitels alleen in de inhoudsopgave voorzien van een Romeinse cijfer. De hoofdstuktitels in de tekst zijn in Pg zonder Romeins cijfer weergegeven. De hoofdstuknummering in de inhoudsopgave in Pg is zeer onregelmatig en loopt niet parallel met de toegevoegde hoofdstuknummering van Logeman. De inhoudsopgave van Logeman telt 45 hoofdstuktitels van I tot en met XLV. De inhoudsopgave in Pg begint bij II en eindigt bij CVIII. De inhoudsopgave in de editie van Muller & Logeman is, zoals hierboven bij de bespreking van de afwijkingen in de editie van Hellinga vermeld, uitgebreid met twee niet in de inhoudsopgave van Pg voorkomende hoofdstuktitels: en (Cap. XL) Hoe reynert ende ysegrym begonnen te campen xcvii (Cap. XXIII) Hoe die coninc feest hielt ende hoe lapreel dat canijn den coninc clagede ouer reynaert xlv Logeman begint ten opzichte van Leeu met de foliumnummering pas vanaf A3v. (Leeu A3v = Logeman A1v) zodat de editie uit 1892 steeds twee folia achter blijft ten opzichte van Pg. De aanpassingen van Logeman zijn in strijd met het strikt diplomatisch afschrijven. Vanwege de uitgebreide verantwoording van Muller en de nauwgezette toelichting in de voetnoten door Logeman zijn deze echter niet als afwijkingen opgenomen de lijst van afwijkingen. Inconsequenties ten opzichte van de verantwoording van Muller zijn wel als afwijkingen aangemerkt. Een terecht in het licht gezonden uitgave De editie van Muller & Logeman verschijnt in 1892 bij de uitgeverij Tjeenk Willink te Zwolle, die later ook de editie van Hellinga in 1952 op de markt brengt. Afgaande op de met de hand geschreven mededeling op de rectozijde van het tweede schutblad heeft Verdam deze editie van de bewerkers, Muller & Logeman, persoonlijk ontvangen. Muller & Logeman openen hun editie met een prachtige negentiende- Tiecelijn, 19, 2006

153 eeuwse volzin: ‘Bij het in ´t licht zenden dezer uitgave zij vermeld...,’ waarna zij vermelden dat de tekst (Pg) werd vergeleken met de Engelse vertaling van Reynaerts historie van William Caxton. Muller is verantwoordelijk voor de inleiding en de aantekeningen, Logeman voor het hoofdstuk over Caxtons Engelse vertaling The history of Reynard the Fox en het afschrijven van Pg. Muller & Logeman gebruiken voor de Middelnederlandse teksten de oudste bekende druk, Leeu 1479 (Pg), die berust in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, en het toentertijd aan professor Alphons Willems te Brussel toebehorende exemplaar van Van der Meer 1485 (Pd). Logeman gebruikt voor de Engelse editie, die voor het eerst werd uitgegeven in 1481, de uitgave van professor Arber (Londen 1878). Na dit informatieve Voorbericht opent Muller de uit vijf hoofdstukken bestaande inleiding met een overzicht van de jongere bewerkingen van de Reynaert. Hij start bij de Latijnse vertaling Reynardus Vulpes uit 1473 en eindigt bij de Noord-Nederlandse en Zuid- Nederlandse volksboeken. Bij de bespreking van de incunabelen, Pg en Pd, staat Muller lang stil bij de vraag of Pg de legger is geweest van Caxtons vertaling of dat beide bronnen teruggaan op een niet overgeleverd handschrift of druk die hij met ‘p’ aanduidt. Dan bespreekt Muller in het tweede hoofdstuk de omzetting van de verzen in Reynaert historie (B) in proza en de ingrepen van de prozaïst in de tekst. In het derde hoofdstuk worden door Muller uitgebreid de incunabelen Pg en Pd alsmede de herdruk van Suhl uit 1783 besproken. Hierna leidt Muller in hoofdstuk 4 de uitgave van hemzelf en Logeman in en geeft hij een zeer nauwkeurige uiteenzetting van de wijze van uitgeven waardoor, zoals hierboven vermeld, veel afwijkingen in de editie van Muller & Logeman verantwoord zijn en niet als ´fouten´ gerekend konden worden. Logeman behandelt in het vijfde hoofdstuk de Engelse vertaling door William Caxton. Dan volgt de tekst van Pg met in de voetnoten opmerkelijke varianten in Pd en de verantwoording van de door Logeman aangebrachte emendaties. In de aantekeningen, die na de tekst volgen, geeft Muller uitleg van woorden en plaatsen die niet duidelijk zijn en wordt door vergelijking van Leeu 1479 met Reynaerts historie (B), Plantijn 1564 en de uitgave van Caxton door de bezorgers geprobeerd de oorspronkelijke lezing in de niet overgeleverde prozatekst (p) op te sporen. De editie van Muller & Logeman is wat de inleidingen als wat de tekst zelf betreft zeer nauwkeurig. Hoewel bepaalde inzichten inmiddels zijn achterhaald, is met name de tekst (Pg) goed bruikbaar voor de Reynaertonderzoeker. Afwijkingen in de editie van Sabbe 1924 (Plantijn 1566) Sabbe wil een zo getrouw mogelijke herdruk maken. In het voorbericht schrijft hij: dat het boekje een ‘fac-simile-druk’ 32 is en ‘geen anastatische reproductie’ 33 . ‘Het formaat en de bladschikking werd zooveel mogelijk behouden en de letters […] gelijken goed op die welke Plantin gebruikte.’ (Sabbe 1924: VIII). Nergens is sprake van het aanbrengen van emendaties in de tekst. Het boekje is opnieuw gezet maar tijdens dit proces is een aantal afwijkingen ingeslopen. Herman Teirlinck noemt deze ‘fac-simile-uitgave’ een ‘merkwaardige herdruk’. Teirlinck vergeleek de herdruk van Sabbe en Willems met het tweede, in een door hem in 1933 in de boekenkast van de graaf de Hemricourt de Grunne gevonden exemplaar van H1566. Bij de bespreking van de editie van Sabbe en Willems wijst Teirlinck op enkele onvolkomenheden. Hij trof zetfouten, letterverspringingen, verschuivingen, foutieve aansluitingen en verkeerd overgenomen verbindingstekens Tiecelijn, 19, 2006

153<br />

eeuwse volzin: ‘Bij het in ´t licht zenden dezer uitgave zij vermeld...,’ waarna zij vermelden<br />

dat de tekst (Pg) werd vergeleken met de Engelse vertaling van Reynaerts<br />

historie van William Caxton. Muller is verantwoordelijk voor de inleiding en de aantekeningen,<br />

Logeman voor het hoofdstuk over Caxtons Engelse vertaling The history<br />

of Reynard the Fox en het afschrijven van Pg. Muller & Logeman gebruiken<br />

voor de Middelnederlandse teksten de oudste bekende druk, Leeu 1479 (Pg), die<br />

berust in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, en het toentertijd aan professor<br />

Alphons Willems te Brussel toebehorende exemplaar van Van der Meer 1485 (Pd).<br />

Logeman gebruikt voor de Engelse editie, die voor het eerst werd uitgegeven in<br />

1481, de uitgave van professor Arber (Londen 1878). Na dit informatieve<br />

Voorbericht opent Muller de uit vijf hoofdstukken bestaande inleiding met een overzicht<br />

van de jongere bewerkingen van de Reynaert. Hij start bij de Latijnse vertaling<br />

Reynardus Vulpes uit 1473 en eindigt bij de Noord-Nederlandse en Zuid-<br />

Nederlandse volksboeken. Bij de bespreking van de incunabelen, Pg en Pd, staat<br />

Muller lang stil bij de vraag of Pg de legger is geweest van Caxtons vertaling of dat<br />

beide bronnen teruggaan op een niet overgeleverd handschrift of druk die hij met ‘p’<br />

aanduidt. Dan bespreekt Muller in het tweede hoofdstuk de omzetting van de verzen<br />

in Reynaert historie (B) in proza en de ingrepen van de prozaïst in de tekst. In<br />

het derde hoofdstuk worden door Muller uitgebreid de incunabelen Pg en Pd alsmede<br />

de herdruk van Suhl uit 1783 besproken. Hierna leidt Muller in hoofdstuk 4 de<br />

uitgave van hemzelf en Logeman in en geeft hij een zeer nauwkeurige uiteenzetting<br />

van de wijze van uitgeven waardoor, zoals hierboven vermeld, veel afwijkingen in<br />

de editie van Muller & Logeman verantwoord zijn en niet als ´fouten´ gerekend konden<br />

worden. Logeman behandelt in het vijfde hoofdstuk de Engelse vertaling door<br />

William Caxton. Dan volgt de tekst van Pg met in de voetnoten opmerkelijke varianten<br />

in Pd en de verantwoording van de door Logeman aangebrachte emendaties.<br />

In de aantekeningen, die na de tekst volgen, geeft Muller uitleg van woorden en<br />

plaatsen die niet duidelijk zijn en wordt door vergelijking van Leeu 1479 met<br />

Reynaerts historie (B), Plantijn 1564 en de uitgave van Caxton door de bezorgers<br />

geprobeerd de oorspronkelijke lezing in de niet overgeleverde prozatekst (p) op te<br />

sporen. De editie van Muller & Logeman is wat de inleidingen als wat de tekst zelf<br />

betreft zeer nauwkeurig. Hoewel bepaalde inzichten inmiddels zijn achterhaald, is<br />

met name de tekst (Pg) goed bruikbaar voor de Reynaertonderzoeker.<br />

Afwijkingen in de editie van Sabbe 1924 (Plantijn 1566)<br />

Sabbe wil een zo getrouw mogelijke herdruk maken. In het voorbericht schrijft hij:<br />

dat het boekje een ‘fac-simile-druk’ 32 is en ‘geen anastatische reproductie’ 33 . ‘Het<br />

formaat en de bladschikking werd zooveel mogelijk behouden en de letters […]<br />

gelijken goed op die welke Plantin gebruikte.’ (Sabbe 1924: VIII). Nergens is sprake<br />

van het aanbrengen van emendaties in de tekst. Het boekje is opnieuw gezet<br />

maar tijdens dit proces is een aantal afwijkingen ingeslopen.<br />

Herman Teirlinck noemt deze ‘fac-simile-uitgave’ een ‘merkwaardige herdruk’.<br />

Teirlinck vergeleek de herdruk van Sabbe en Willems met het tweede, in een door<br />

hem in 1933 in de boekenkast van de graaf de Hemricourt de Grunne gevonden<br />

exemplaar van H1566. Bij de bespreking van de editie van Sabbe en Willems wijst<br />

Teirlinck op enkele onvolkomenheden. Hij trof zetfouten, letterverspringingen, verschuivingen,<br />

foutieve aansluitingen en verkeerd overgenomen verbindingstekens<br />

Tiecelijn, 19, 2006

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!