Je t'adore - Reynaertgenootschap
Je t'adore - Reynaertgenootschap
Je t'adore - Reynaertgenootschap
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
147<br />
gebruik is gemaakt van de editie van Muller & Logeman. Het zou interessant zijn als<br />
één van de studenten die toen aan editie van Hellinga heeft meegewerkt ons zou<br />
kunnen vertellen hoe de editie van Hellinga, en dan met name de tekst van Pg, tot<br />
stand is gekomen.<br />
Van de edities van Suhl en Muller & Logeman maakte Hellinga gebruik als het<br />
ging om tekstvarianten in Pd ten opzichte van Pg. Deze varianten ‘voorzover zij van<br />
belang geacht werden voor de tekst- en boekgeschiedenis’ zijn door Hellinga uit<br />
deze edities overgenomen (Hellinga 1952: IV). Hellinga had niet de beschikking<br />
over één van de twee bekende exemplaren van Van der Meer (Pd). Eén exemplaar,<br />
‘het exemplaar Vergauwen’, in 1952 ook bekend als ‘Campbell 977’ (Campbell<br />
1874: 271), berust sinds 1926 in de Huntington Library in San Marino, Californië<br />
USA. Hellinga kon in 1952, zo schrijft hij in zijn verantwoording, dit exemplaar niet<br />
achterhalen. Ook over het tweede bekende exemplaar van Pd, dat werd bewaard<br />
in Lübeck, kon Hellinga niet beschikken omdat dit exemplaar ten gevolge van oorlogsgeweld<br />
in de Tweede Wereldoorlog onherstelbaar beschadigd was (Menke<br />
1992: 112). De varianten in de editie van Suhl (Pd) ten opzichte van Pg zijn dus in<br />
de editie van Hellinga terechtgekomen zonder dat Hellinga de varianten kon toetsen<br />
aan één van de twee bekende exemplaren uit 1485. Suhl gebruikte het exemplaar<br />
in Lübeck als legger 15 voor zijn editie. Logeman maakte gebruik van het exemplaar<br />
dat zich thans in de Huntington Library bevindt.<br />
Hellinga was zich bewust van de afwijkingen in zijn editie. In een artikel in Spiegel<br />
der letteren (Hellinga en Vermeeren 1964-1965: 31-37) gaat Hellinga in op een aantal<br />
‘leesfouten’ in zijn ‘editio maior’ (in de Verantwoording van de uitgave kondigt<br />
Hellinga een tweede deel aan: Tekstkritiek (Hellinga 1952: VI)). Dit tweede deel is<br />
echter nooit verschenen). Hij behandelt de handschriften A, F, B en de fragmenten<br />
van de rijmdruk van Reynaerts historie (D), maar laat de fouten in de incunabelen<br />
(Pg en Pd) buiten beschouwing.<br />
Het standaardwerk in het Reynaertonderzoek<br />
De in 1952 bij de uitgevers-maatschappij W.E.J. Tjeenk Willink in Zwolle verschenen<br />
en nog steeds imponerende editie van W.Gs Hellinga bevat, zoals gezegd, alle<br />
bekende Nederlandse bronnen van de Reynaert 16 van vóór 1500. Daaronder bevinden<br />
zich de volledige handschriften (bekend onder de siglen 17 A, B en F), de fragmenten<br />
(C, D, E en G), de Latijnse vertaling Reynardus Vulpes, de incunabel Pg en<br />
een aantal varianten in Pd ten opzichte van Pg. In de Verantwoording van de uitgave<br />
licht Hellinga het belang van zijn editie toe. Aanvankelijk moest de nieuwe uitgave<br />
een herdruk worden van Van den Vos Reynaerde in de reeks ‘Zwolsche<br />
Herdrukken’, in 1921 uitgegeven door Buitenrust Hettema (Buitenrust Hettema<br />
1921). In deze uitgave kon men alle toen bekende redacties (wij zouden nu zeggen<br />
‘bronnen’ – HR) van Van den vos Reynaerde terugvinden. In de uitgave van 1921<br />
waren het Comburgse handschrift (A), het Dyckse handschrift (F) en het<br />
Darmstadse fragment (E) opgenomen. De herdruk van de editie uit 1921 zou aangevuld<br />
moeten worden met de Rotterdamse fragmenten (G), die voor het eerst in<br />
1939 waren gepubliceerd. De in de naoorlogse, volop in ontwikkeling zijnde, historisch<br />
letterkundige wetenschappen vroegen volgens Hellinga om beter vergelijkingsmateriaal<br />
dan alleen de redacties van Reynaert I (Van den vos Reynaerde).<br />
Dankzij de belangstelling van Tjeenk Willink konden de redacties van de Reynaert<br />
Tiecelijn, 19, 2006