Je t'adore - Reynaertgenootschap

Je t'adore - Reynaertgenootschap Je t'adore - Reynaertgenootschap

reynaertgenootschap.be
from reynaertgenootschap.be More from this publisher
26.09.2013 Views

144 bron + jaartal editeur + jaartal aantal afwijkingen in de editie Van der Meer 1485 Suhl 1783 408 Plantijn 1564 Martin 1876 288 Leeu 1479 Muller & Logeman 1892 66 Plantijn 1566 Sabbe 1924 215 Leeu 1479 Hellinga 1952 331 Segher van Dort 1651 Roossens 1981 55 De criteria die ik hanteerde bij het vaststellen van de afwijkingen zijn in overeenstemming met de principes van Hellinga voor het strikt diplomatisch uitgeven zoals hij deze heeft uiteengezet in zijn artikel Principes linguistiques d’édition de textes (Hellinga 1952-1953). Bouwman vatte de principes van Hellinga voor een diplomatische transcriptie zeer bondig samen: een uitgave die de tekst geeft zoals het lezende oog deze na het gereedkomen van de codex 9 zag, waarbij de translitteratie 10 het aangetroffen tekensysteem integraal overneemt, inclusief fouten en inconsequenties. Dat betekent dat abbreviaturen 11 kunnen worden opgelost, desnoods zonder cursivering, maar dat de spelling van ‘u’ en ‘v’ niet mag worden aangepast aan het moderne gebruik omdat deze twee lettervormen (anders dan bijvoorbeeld die van ‘s’, ‘r’ en ‘d’) beide meer dan één klank aanduiden. (Bouwman 2003: 148). Echter alle edities, op die van Roossens na, stammen van vòòr 1952. Uit de inleidingen van de edities, maar ook uit de confrontatie met de bronnen, bleek dat de editeurs er zeer uiteenlopende opvattingen over diplomatisch editeren op na hielden. Ook werden emendaties niet altijd verantwoord in de inleidingen. Suhl geeft een summiere toelichting in zijn verantwoording op de toegepaste aanpassingen. Ook Martin beperkt zich tot enkele opmerkingen over zijn ingrepen in de tekst. Muller & Logeman daarentegen zijn zeer uitgebreid in hun verantwoording. Sabbe schrijft in zijn voorbericht dat hij een goed gelijkend ‘fac-simile-druk’ van Plantijn 1566 wilde uitgeven en gaat zelfs zover dat hij aangetroffen fouten zonder commentaar overneemt. Roossens ten slotte bracht enkele emendaties aan die hij zorgvuldig toelicht in de verantwoording bij zijn uitgave. Om vast te stellen waar een editeur afweek van zijn gebruikte bronnen, om zo een beeld te geven van de kwaliteit van een editie, bestudeerde ik ook de verantwoording van de editeur per editie. Als een editeur een bepaalde afwijking ten opzichte van zijn gebruikte bron verantwoordde, beschouwde ik deze afwijking niet als een fout. Als hij daarentegen ‘zondigde’ tegen zijn eigen verantwoorde emendaties, emendaties zonder verantwoording aanbracht of foutieve weergaven ten opzichte van de bron in de editie aangetroffen werden, bestempelde ik deze afwijkingen ten opzichte van de bron genadeloos als een afwijking. Het door Hellinga verwoorde principe over het ‘integraal overnemen van fouten en inconsequenties’ heeft mij hoofdbrekens gekost. Discutabel is bijvoorbeeld het al dan niet weergeven van spaties binnen een woord (bijvoorbeeld ‘ghe vinden’ > ‘ghevinden’ in Pg regel 1531 (Hellinga 1952)). Deze spaties, die met name in de incu- Tiecelijn, 19, 2006

145 nabelen 12 Pg en Pd voorkomen, zijn in bijna alle gevallen het gevolg van los zetsel 13 . Voorstanders van het ‘strikt diplomatisch transcriberen’ zullen het niet weergeven van een spatie binnen een woord als een fout beschouwen. De wat rekkelijker filologen 14 zullen dit rigide vinden. Ik wilde niet op de stoel van de toekomstige gebruiker gaan zitten en heb dan ook alle spaties binnen een woord weergegeven. De gebruiker van mijn editie kan dan zelf bepalen of hij bij het citeren uit de editie de spaties binnen een woord al dan niet overneemt. In de uit te geven editie zijn bijlagen opgenomen waarin per editie de aangetroffen afwijkingen worden besproken en opgesomd. Na een inleiding, waarin de typen van de meest voorkomende afwijkingen behandeld worden, volgt een lijst bestaande uit twee kolommen. In de eerste kolom staan de afwijkingen in de desbetreffende editie, in de tweede kolom de woorden zoals die zijn aangetroffen in de brontekst. Een uitzondering is de lijst van afwijkingen in de editie van Hellinga. In de eerste kolom staan niet alleen de afwijkingen in de editie van Hellinga zelf, maar ook de afwijkingen in de edities van Suhl en Muller & Logeman die in de editie van Hellinga zijn terechtgekomen omdat veel afwijkingen in de editie van Hellinga, zoals hier verderop zal blijken, zijn overgenomen uit de edities van Suhl en Muller & Logeman. Om een indruk te geven van de afwijkingen in de edities volgt hieronder een bespreking per editie van de meest opvallende afwijkingen. De lijsten die daar bij horen zijn (om begrijpelijke redenen) niet opgenomen in dit artikel. De paragrafen worden afgerond met een karakterisering van de beschreven editie. Afwijkingen in de editie van Hellinga 1952 (Leeu 1479) Ondanks de door Hellinga zorgvuldig geformuleerde principes met betrekking tot het strikt diplomatisch afschrijven (zie hierboven) zijn er in zijn editie in Pg veel afwijkingen aangetroffen. Ik vond bij de confrontatie van Pg met de tekst in Hellinga’s editie ruim 300 afwijkingen. Het integraal overnemen van het aangetroffen tekensysteem, inclusief fouten en inconsequenties, voert Hellinga, ondanks zijn principes, niet altijd strikt uit (Hellinga 1952-1953). Voorbeelden hiervan zijn: ‘d eden’ > ‘deden’ (regel 1793) en ‘d ie’ > ‘die’ (regel 1794). Hellinga geeft spaties binnen een woord soms wel en soms niet weer. Een andere veel voorkomende fout is de transcriptie van de u. Vaak plaatst Hellinga een v in plaats van een u, terwijl hij in zijn artikel pleit voor het niet aanpassen van de spelling van de u en de v aan de moderne spellingswijze (Hellinga 1952-1953). Ook wordt vaak, ondanks zijn aankondiging in de verantwoording van zijn editie, een opgeloste abbreviatuur niet cursief weergegeven (Hellinga 1952: VI). Opvallend is ook dat Hellinga de hoofdstuktitel Hoe reynert ende ysegrym begonnen te campen xcvii (Hellinga 1952: 3) opneemt in de inhoudsopgave van Pg. Deze tekst komt noch in de inhoudsopgave van Pg, noch in die van Pd voor. Het bleek een toevoeging van Logeman in de editie van Muller & Logeman te zijn. In de inleiding van de editie uit 1892 schrijft Muller: ‘De tafel is afgedrukt met inlassching der twee in G (= Pg, hr) overgeslagen titels van hoofdstukken, en met bijvoeging der door ons aangebrachte nummering.’ (Muller 1892: XXXIX). Hellinga neemt overigens alleen de bovenvermelde hoofdstuktitel inclusief de nummering van deze hoofdstuktitel over. Hij kon weten dat het een toevoeging van Logeman was. In een voetnoot geeft hij aan dat deze hoofdstuktitel niet in Pd voorkomt. Een zeer opmerkelijke kantte- Tiecelijn, 19, 2006

144<br />

bron + jaartal editeur + jaartal aantal afwijkingen in de editie<br />

Van der Meer 1485 Suhl 1783 408<br />

Plantijn 1564 Martin 1876 288<br />

Leeu 1479 Muller & Logeman 1892 66<br />

Plantijn 1566 Sabbe 1924 215<br />

Leeu 1479 Hellinga 1952 331<br />

Segher van Dort 1651 Roossens 1981 55<br />

De criteria die ik hanteerde bij het vaststellen van de afwijkingen zijn in overeenstemming<br />

met de principes van Hellinga voor het strikt diplomatisch uitgeven zoals<br />

hij deze heeft uiteengezet in zijn artikel Principes linguistiques d’édition de textes<br />

(Hellinga 1952-1953). Bouwman vatte de principes van Hellinga voor een diplomatische<br />

transcriptie zeer bondig samen:<br />

een uitgave die de tekst geeft zoals het lezende oog deze na het<br />

gereedkomen van de codex 9 zag, waarbij de translitteratie 10 het<br />

aangetroffen tekensysteem integraal overneemt, inclusief fouten<br />

en inconsequenties. Dat betekent dat abbreviaturen 11 kunnen worden<br />

opgelost, desnoods zonder cursivering, maar dat de spelling<br />

van ‘u’ en ‘v’ niet mag worden aangepast aan het moderne gebruik<br />

omdat deze twee lettervormen (anders dan bijvoorbeeld die van ‘s’,<br />

‘r’ en ‘d’) beide meer dan één klank aanduiden.<br />

(Bouwman 2003: 148).<br />

Echter alle edities, op die van Roossens na, stammen van vòòr 1952. Uit de inleidingen<br />

van de edities, maar ook uit de confrontatie met de bronnen, bleek dat de<br />

editeurs er zeer uiteenlopende opvattingen over diplomatisch editeren op na hielden.<br />

Ook werden emendaties niet altijd verantwoord in de inleidingen. Suhl geeft<br />

een summiere toelichting in zijn verantwoording op de toegepaste aanpassingen.<br />

Ook Martin beperkt zich tot enkele opmerkingen over zijn ingrepen in de tekst.<br />

Muller & Logeman daarentegen zijn zeer uitgebreid in hun verantwoording. Sabbe<br />

schrijft in zijn voorbericht dat hij een goed gelijkend ‘fac-simile-druk’ van Plantijn<br />

1566 wilde uitgeven en gaat zelfs zover dat hij aangetroffen fouten zonder commentaar<br />

overneemt. Roossens ten slotte bracht enkele emendaties aan die hij zorgvuldig<br />

toelicht in de verantwoording bij zijn uitgave.<br />

Om vast te stellen waar een editeur afweek van zijn gebruikte bronnen, om zo een<br />

beeld te geven van de kwaliteit van een editie, bestudeerde ik ook de verantwoording<br />

van de editeur per editie. Als een editeur een bepaalde afwijking ten opzichte<br />

van zijn gebruikte bron verantwoordde, beschouwde ik deze afwijking niet als een<br />

fout. Als hij daarentegen ‘zondigde’ tegen zijn eigen verantwoorde emendaties,<br />

emendaties zonder verantwoording aanbracht of foutieve weergaven ten opzichte<br />

van de bron in de editie aangetroffen werden, bestempelde ik deze afwijkingen ten<br />

opzichte van de bron genadeloos als een afwijking.<br />

Het door Hellinga verwoorde principe over het ‘integraal overnemen van fouten<br />

en inconsequenties’ heeft mij hoofdbrekens gekost. Discutabel is bijvoorbeeld het al<br />

dan niet weergeven van spaties binnen een woord (bijvoorbeeld ‘ghe vinden’ > ‘ghevinden’<br />

in Pg regel 1531 (Hellinga 1952)). Deze spaties, die met name in de incu-<br />

Tiecelijn, 19, 2006

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!