26.09.2013 Views

oktober 2011 - Egyptologisch Dispuut Pleyte - Universiteit Leiden

oktober 2011 - Egyptologisch Dispuut Pleyte - Universiteit Leiden

oktober 2011 - Egyptologisch Dispuut Pleyte - Universiteit Leiden

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Interview René van Walsem<br />

René van Walsem is in 1971 aan de <strong>Universiteit</strong> <strong>Leiden</strong> begonnen aan de studies<br />

Egyptologie en Kunstgeschiedenis en Klassieke Archeologie. In 1975 is hij samen<br />

met Maarten Raven afgereisd naar Egypte om daar informatie „boven het zand te<br />

halen‟ over Maya en Merit te Saqqara, waar ze Horemheb vonden. In 1976 heeft hij<br />

zijn doctoraal kunstgeschiedenis gedaan en in 1978 die van Egyptologie. In 1979<br />

kon hij beginnen als doctoraalassistent, waar hij werd geacht zo snel mogelijk een<br />

proefschrift te schrijven en tegelijk college te geven. Dankzij het terugtrekken van<br />

professor Klasens, hoogleraar aan de universiteit en directeur van het Rijksmuseum<br />

van Oudheden (RMO), is hij wetenschappelijk onderzoeker geworden aan de<br />

<strong>Universiteit</strong> <strong>Leiden</strong>. Hij werkt hier inmiddels 32 jaar.<br />

Passie<br />

Het was moeilijk vast te stellen waar die passie voor Egypte nou precies vandaan komt. Als klein ventje van een jaar of vijf was<br />

hij al gefascineerd door plaatjes van het oude Egypte, van bijvoorbeeld zuilen die er heel anders uitzagen dan om hem heen. Dit<br />

bleek later de Karnaktempel te zijn. Ook plaatjes in de kinderbijbel grepen zijn aandacht. ’’Pas vanaf de geschiedenislessen op<br />

de middelbare school, werd ik me bewust van de tijdsdimensie. Daar viel het woord Egypte ook wel eens, en toen ben ik er zo<br />

ingerold. Eerst wilde ik docent geschiedenis en aardrijkskunde worden op de middelbare school, want dat waren mijn twee<br />

lievelingsvakken. Toen ik vijftien was heb ik bij stom toeval het boek van Desroches-Noblecourt kunnen lenen uit de<br />

bibliotheek. Ik kende dit boek uit de folders die rond kerst door de brievenbus geschoven werden. Het boek zag er schitterend<br />

uit, en ik wilde het best hebben maar het kostte toendertijd 32 gulden en dat was onbetaalbaar. Toen ik het zag in de<br />

bibliotheek, was het pakken en wegwezen!’’.<br />

‘’Het graf van<br />

Meryneith en Opgraving<br />

De opgravingen begonnen voor Van Walsem toen hij daar in 1975 als student bij mocht zijn. Hij heeft vijf<br />

Inyoeia in 2001<br />

seizoenen in Saqqara gezeten als student, en heeft later nog in ’86 een half seizoen Maarten Raven<br />

was ook een<br />

vervangen. In 1990 is hij nog met Harco Willems wezen opgraven en toen vanaf 1999 tot en met 2008 was<br />

schitterende hij mede field-director met Maarten Raven voor de puur Nederlandse opgraving. ‘’Ik heb dat zelf van de<br />

ontdekking. Dat grond getild. Toen Willems naar Leuven ging had hij opgravingsgeld verzameld bij de faculteit archeologie.<br />

dat dubbelbeeld Ik kon hier twee dingen mee doen, in de algemene pot laten storten of er zelf wat mee doen. Toen is er<br />

besloten zelf naar Saqqara te gaan in samenwerking met de EES (Egyptian Exploration Society) en het<br />

gewoon onder het<br />

RMO. De EES heeft afgehaakt maar dat was geen reden om niet door te gaan. Maarten en ik hebben dat<br />

zand uit komt en<br />

samen opgestart en het draait nog steeds.’’ De samenwerking tussen museum en de universiteit bevalt goed.<br />

puntgaaf op z’n Opgravingen zijn belangrijk maar volgens een wijze les van zijn oude hoogleraar Janssen niet altijd nodig.<br />

oorspronkelijke ’’Al graven we vijftig jaar in Egypte niks meer op, en werken we alles uit wat er in de archieven ligt te<br />

plek stond was verstoffen, dan kun je nog ‘k-weet-niet-hoeveel Egyptologen aan de slag krijgen.’’<br />

‘’Het was leuk dat we in ’75 meteen die toppers hadden. Horemheb was wereldnieuws, en toen een paar jaar<br />

ongelofelijk.’’<br />

later Maya en Meryt. In 2001 het graf van Meryneith. Dat was allemaal ontzettend leuk. Er zitten natuurlijk<br />

ook een aantal negatieve kanten aan, bijvoorbeeld de hele administratieve rompslomp. Ook zijn de Egyptische autoriteiten niet<br />

altijd even simpel. Dit kost op veel fronten veel energie. Het is te vermoeiend om het ‘er maar even bij te doen’. Je kunt niet<br />

alles tegelijk.’’ Het opgraven is spannend maar onzeker. ’’Je begint ergens te graven, en je moet maar afwachten wat er komt. Je<br />

kunt niet zomaar zeggen dat je iets niet wil, als je het niet leuk vindt is dat pech gehad.’’ Ik vroeg naar één van de leukste<br />

momenten van het opgraven. ‘’Het meest indrukwekkende moment, en dat is nooit te herhalen, was toen ik in ’75 uit de auto<br />

stapte bij Bait Emery en in m’n uppie de woestijn in kon lopen en daar de trappenpiramide aantrof. Daar alleen staan was<br />

ongelofelijk en het herhaalt zich nooit meer. Een ander onherhaalbaar moment was toen we ’s middags na de lunch, toen we al<br />

een paar dagen hadden gegraven waar later Horemheb bleek te liggen, een zuiltop hadden aangetroffen. We zijn toen met een<br />

man of vijf teruggegaan naar de zuil om even een klein beetje zand weg te halen. We wilden even kijken of we konden zien wat<br />

voor zuil het was, je kent het type en denkt te weten wat er ligt. We zaten op onze knietjes daar het zand weg te halen, en daar<br />

stond op het paneel glashelder ‘Horemheb’. Dat was geweldig. Het herhaalde zich toen een paar jaar later met Maya en Meryt.<br />

Dat was fantastisch. Het graf van Meryneith en Inyoeia (tegenwoordig Anoeia) in 2001 was ook een schitterende ontdekking.<br />

Dat dat dubbelbeeld gewoon onder het zand uit komt en puntgaaf op z’n oorspronkelijke plek stond was ongelofelijk.’’<br />

Indiana Jones<br />

‘’De ontdekkingen zijn wel wat Indiana Jones-achtig. Het dubbelbeeld van Meryneith en Inyoeia moest beveiligd worden. Je<br />

kunt het niet het weekend laten staan, want dan is het geheid weg. Ter plekke werd er georganiseerd dat er een kar aankwam<br />

en er werden soldaten geronseld. Met veel pijn en moeite werd het 200 à 300 kilo wegende beeld op de kar getild en is het naar<br />

het kantoor van de oudheidkundige dienst gebracht en op een bureau neergezet. De ramen waren geblindeerd en soldaten<br />

moesten het bewaken, het hele weekend lang. Zaterdags werd het overgebracht naar een magazijn wat daar tegenover lag en<br />

daar is het tijdelijk ondergebracht. Op de achterkant stonden tien kolommen met tekst die ik toen heb geëpigrafeerd. Met de<br />

deuren op slot met een soldaat ervoor heb ik daar twee dagen op een betonnen vloer gezeten, je kon geen kant op. Als je er uit<br />

wilde, moest je aan de deur bonken. Daarna is onder politiebegeleiding het beeld in het museum van Caïro afgeleverd, het<br />

laatste stuk zelfs met sirenes, om aandacht te trekken. Beetje overdreven. Op het moment van ontdekken heb je echt wel een

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!