Uitgeverij Verloren - Holland Historisch Tijdschrift

Uitgeverij Verloren - Holland Historisch Tijdschrift Uitgeverij Verloren - Holland Historisch Tijdschrift

tijdschriftholland.nl
from tijdschriftholland.nl More from this publisher
26.09.2013 Views

Boudien de Vries van mannen op. Van 1022 van hen is de huwelijksakte opgespoord. Deze akten geven onder meer de geboorteplaats en -datum van bruid en bruidegom en hun beroep. De sociale status van de bruidegoms werd bepaald op basis van hun beroep, dan wel hun aanslag in de perso­ nele belasting. Het vaststellen van de sociale status van bruiden was lastiger, omdat ze zelden een beroep uitoefenden en niet op de kiezerslijsten voorkomen. Ik heb ze ingedeeld naar de sociale groep van hun echtgenoot, wat niet al te veel vertekening zal hebben opgeleverd, om­ dat de overgrote meerderheid van mannen en vrouwen binnen de eigen groep huwde. 4 In de bijlage geef ik nog enkele details over de bewerking van het materiaal. De huwelijksleeftijd: chronologische ontwikkeling De huwelijken van de kiezers beslaan de periode vanaf de instelling van de burgerlijke stand in 1811 tot vlak vóór het tweede steekproefjaar, 1884. De verleiding is groot om deze huwelij­ ken in te delen naar cohorten en per cohort de huwelijksleeftijd te berekenen. We krijgen dan een mooi golvende beweging: eerst stijgt de huwelijksleeftijd, om in de jaren vijftig weer wat te dalen en daarna, na 1870, de hoogste score te bereiken. Deze golfbeweging wordt ech­ ter niet veroorzaakt door veranderingen in de huwelijksleeftijd, maar door de aard van het bronnenmateriaal. We hebben namelijk de huwelijken opgespoord van degenen die in 1854, respectievelijk 1884 tot het electoraat behoorden. Logischerwijze betekent dit dat de cohor­ ten 1811-1819 en 1820-29 een lage huwelijksleeftijd zullen vertonen. Immers, hoe jonger ie­ mand in de jaren tien en twintig trouwde, des te groter was de kans dat hij nog in leven was in 1854. Daarna bereikt de huwelijksleeftijd realistischer waarden, maar in de cohort 1850-59 en in mindere mate in de cohort 1860-69 speelt eenzelfde dempend effect een rol. Beter is het daarom de huwelijksleeftijd van degenen die tussen 1841 en 1853 huwden, te vergelijken met degenen die in de periode 1871-1883 een huwelijk sloten (tabel 1). Tabel 1. Gemiddelde huwelijksleeftijd electoraat 1854 en 1884 periode mannen vrouwen n 1841-1853 29,1 25,7 156 1871-1883 29,6 25,7 188 Er is in tabel 1 geen opvallende ontwikkeling te constateren: voor mannen stijgt de huwelijks­ leeftijd iets, voor vrouwen blijft zij exact op hetzelfde niveau. Dit wijkt niet al te zeer af van het­ geen Van Poppel heeft vastgesteld voor Den Haag, waar de huwelijksleeftijd van mannen en vrouwen uit de elite en middengroepen iets daalde - minder dan één jaar - in de periode 1870-1882. Alleen voor Haagse beambten en intellectuelen was een 'echte' daling te consta­ teren, maar ook die bedraagt niet meer dan één jaar. 5 Van Poppels cijfers over Delft hebben betrekking op een langere periode, namelijk tot 1911, maar ook hier was de daling van de leeftijd bij het eerste huwelijk bescheiden. Deze relatieve stabiliteit manifesteerde zich niet 4 Ibidem, hoofdstuk 3. Overigens was van te veel bruiden de vader ten tijde van het huwelijk reeds overleden, zodat het niet mogelijk was de sociale status van vrouwen af te leiden uit die van hun vader. 5 Van Poppel, Trouwen in Nederland, 176-182. 2 1

Stabiliteit in een periode van verandering voor lagere sociale groepen. De huwelijksleeftijd van ongeschoolde arbeiders daalde bijvoor­ beeld na 1870 aanzienlijk. Door de periode 1811-1870 met die van 1870-1911 te vergelijken, kon Van Poppel een da­ ling van de huwelijksleeftijd aantonen voor alle sociale groepen en regio's. Hij schreef dit toe aan de stijging van de levensstandaard en de grotere werkgelegenheid ten gevolge van de eco­ nomische groei in het laatste kwart van de 19e en begin van de 20e eeuw. Helaas bestaan er geen Amsterdamse gegevens die betrekking hebben op de gemiddelde huwelijksleeftijd ge­ durende de hele 19e eeuw, laat staan dat we iets zouden weten over de leeftijd waarop er in af­ zonderlijke sociale groepen werd gehuwd. Maar uit de gegevens die we wél hebben, blijkt zon­ neklaar dat er na 1870 vooral een stijging was van het aantal mannen en vrouwen dat vóór het 25e levensjaar in het huwelijk trad. B Aangezien uit tabel 1 valt op te maken dat dit fenomeen zich beslist niet voordeed onder de hogere standen, moet dit wel betekenen dat in Amster­ dam, net als in Den Haag, het vooral de lagere sociale groepen waren die vroeger huwden. Dat er onder de gegoede burgers en hogere middengroepen vóór 1884 nog maar weinig neiging bestond om vroeger te trouwen, is niet zo verrassend. Deze groep had al een hoog in­ komen, en de toename van de algemene welvaart vormde dus nauwelijks een stimulans om eerder te trouwen, omdat deze welvaartsstijging haar toch al comfortabele positie niet meer dan marginaal beïnvloedde. Het kan zelfs zo zijn dat de economische ontwikkeling speciaal voor deze groep de huwelijksleeftijd eerder deed stijgen dan dalen, wegens het steeds grotere belang dat aan professionele training werd gehecht. Aangezien mannen verondersteld wer­ den hun huwelijk uit te stellen tot na de afronding van hun academische opleiding of hun commerciële leertijd, zou dit de lichte stijging van de mannelijke huwelijksleeftijd uit tabel 1 kunnen verklaren. 7 Dit neemt niet weg, dat zich voor de Amsterdamse elite eveneens een da­ ling van de huwelijksleeftijd kan hebben voorgedaan, maar dat deze pas later inzette. Zo daal­ de de huwelijksleeftijd van hoge employés in Arnhem ook pas na 1890. 8 De betrekkelijke stabiliteit wat betreft de gemiddelde huwelijksleeftijd kan ook worden toe­ geschreven aan de bestendigheid in de sociale verhoudingen in de top van maatschappelijke piramide. De economische expansie had de hogere standen omstreeks 1880 nog maar weinig beïnvloed. Er waren in deze kringen weinig nouveaux niches doorgedrongen, die mogelijk een andere opvatting koesterden over de sociaal gezien wenselijke huwelijksleeftijd. De Amster­ damse top bestond voor het overgrote deel nog immer uit groothandelaren, bankiers, effec­ tenmakelaars en renteniers, kortom, de commercieel-fïnanciële elite die al eeuwenlang de toon aangaf. Wanneer we de gemiddelde huwelijksleeftijd op basis van alle huwelijken over de periode 1811-1883 berekenen, blijkt die voor mannen 27,7 te zijn, voor vrouwen 24,8. Zoals te ver­ wachten, zijn deze cijfers lager dan die voor de twee korte perioden die voorafgaan aan de steekproefjaren (zie tabel 1). Het hierboven beschreven dempende effect op de huwelijks­ leeftijd is voor mannen dus anderhalf tot twee jaar en voor vrouwen ongeveer één jaar. Dit is een complicatie bij vergelijking met andere steden, maar als het gaat om het bepalen van ver­ schillen binnen het Amsterdamse electoraat, is deze vertekening niet van essentieel belang. 6 Statistische mededeeling no. 103. De bevolking van Amsterdam deel TV. Statistische studie over huwelijk, echtscheiding, geboorte, vestiging en vertrek (Amsterdam 1936) 19. ' Zie ook Lynch, 'The European marriage pattern', 89. 8 Van Poppel, Trouwen in Nederland, 184. 2.-.

Stabiliteit in een periode van verandering<br />

voor lagere sociale groepen. De huwelijksleeftijd van ongeschoolde arbeiders daalde bijvoor­<br />

beeld na 1870 aanzienlijk.<br />

Door de periode 1811-1870 met die van 1870-1911 te vergelijken, kon Van Poppel een da­<br />

ling van de huwelijksleeftijd aantonen voor alle sociale groepen en regio's. Hij schreef dit toe<br />

aan de stijging van de levensstandaard en de grotere werkgelegenheid ten gevolge van de eco­<br />

nomische groei in het laatste kwart van de 19e en begin van de 20e eeuw. Helaas bestaan er<br />

geen Amsterdamse gegevens die betrekking hebben op de gemiddelde huwelijksleeftijd ge­<br />

durende de hele 19e eeuw, laat staan dat we iets zouden weten over de leeftijd waarop er in af­<br />

zonderlijke sociale groepen werd gehuwd. Maar uit de gegevens die we wél hebben, blijkt zon­<br />

neklaar dat er na 1870 vooral een stijging was van het aantal mannen en vrouwen dat vóór het<br />

25e levensjaar in het huwelijk trad. B<br />

Aangezien uit tabel 1 valt op te maken dat dit fenomeen<br />

zich beslist niet voordeed onder de hogere standen, moet dit wel betekenen dat in Amster­<br />

dam, net als in Den Haag, het vooral de lagere sociale groepen waren die vroeger huwden.<br />

Dat er onder de gegoede burgers en hogere middengroepen vóór 1884 nog maar weinig<br />

neiging bestond om vroeger te trouwen, is niet zo verrassend. Deze groep had al een hoog in­<br />

komen, en de toename van de algemene welvaart vormde dus nauwelijks een stimulans om<br />

eerder te trouwen, omdat deze welvaartsstijging haar toch al comfortabele positie niet meer<br />

dan marginaal beïnvloedde. Het kan zelfs zo zijn dat de economische ontwikkeling speciaal<br />

voor deze groep de huwelijksleeftijd eerder deed stijgen dan dalen, wegens het steeds grotere<br />

belang dat aan professionele training werd gehecht. Aangezien mannen verondersteld wer­<br />

den hun huwelijk uit te stellen tot na de afronding van hun academische opleiding of hun<br />

commerciële leertijd, zou dit de lichte stijging van de mannelijke huwelijksleeftijd uit tabel 1<br />

kunnen verklaren. 7<br />

Dit neemt niet weg, dat zich voor de Amsterdamse elite eveneens een da­<br />

ling van de huwelijksleeftijd kan hebben voorgedaan, maar dat deze pas later inzette. Zo daal­<br />

de de huwelijksleeftijd van hoge employés in Arnhem ook pas na 1890. 8<br />

De betrekkelijke stabiliteit wat betreft de gemiddelde huwelijksleeftijd kan ook worden toe­<br />

geschreven aan de bestendigheid in de sociale verhoudingen in de top van maatschappelijke<br />

piramide. De economische expansie had de hogere standen omstreeks 1880 nog maar weinig<br />

beïnvloed. Er waren in deze kringen weinig nouveaux niches doorgedrongen, die mogelijk een<br />

andere opvatting koesterden over de sociaal gezien wenselijke huwelijksleeftijd. De Amster­<br />

damse top bestond voor het overgrote deel nog immer uit groothandelaren, bankiers, effec­<br />

tenmakelaars en renteniers, kortom, de commercieel-fïnanciële elite die al eeuwenlang de<br />

toon aangaf.<br />

Wanneer we de gemiddelde huwelijksleeftijd op basis van alle huwelijken over de periode<br />

1811-1883 berekenen, blijkt die voor mannen 27,7 te zijn, voor vrouwen 24,8. Zoals te ver­<br />

wachten, zijn deze cijfers lager dan die voor de twee korte perioden die voorafgaan aan de<br />

steekproefjaren (zie tabel 1). Het hierboven beschreven dempende effect op de huwelijks­<br />

leeftijd is voor mannen dus anderhalf tot twee jaar en voor vrouwen ongeveer één jaar. Dit is<br />

een complicatie bij vergelijking met andere steden, maar als het gaat om het bepalen van ver­<br />

schillen binnen het Amsterdamse electoraat, is deze vertekening niet van essentieel belang.<br />

6 Statistische mededeeling no. 103. De bevolking van Amsterdam deel TV. Statistische studie over huwelijk, echtscheiding, geboorte,<br />

vestiging en vertrek (Amsterdam 1936) 19.<br />

' Zie ook Lynch, 'The European marriage pattern', 89.<br />

8 Van Poppel, Trouwen in Nederland, 184.<br />

2.-.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!