26.09.2013 Views

Oude gebouwen nieuwe functies - Evert Verhagen

Oude gebouwen nieuwe functies - Evert Verhagen

Oude gebouwen nieuwe functies - Evert Verhagen

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

‘De hype rond de<br />

creatieve stad is<br />

voorbij, hoog tijd<br />

voor volwaardige<br />

strategieën.’<br />

Inhoud<br />

26 Voorwoord<br />

30 Inleiding<br />

Nieuwe kansen, <strong>nieuwe</strong> aanpak<br />

46 Hoofdstuk 1<br />

Genetische modificatie van<br />

de stad: DNA & identiteit<br />

64 Milaan: Porta Nuova<br />

66 Hoofdstuk 2<br />

Synergie tussen artistiek<br />

en commercieel<br />

78 Berlijn: Prenzlauer Berg<br />

82 Hoofdstuk 3<br />

Cultureel-economische strategieën<br />

in de stedelijke vernieuwing<br />

100 Manchester: Northern Quarter<br />

102 Hoofdstuk 4<br />

Waardeontwikkeling en creatieve<br />

economie<br />

126 Birmingham: Custard Factory<br />

130 Hoofdstuk 5<br />

Nieuwe verbindingen maken<br />

het creatief DNA: proces<br />

en coalitievorming<br />

144 Helsinki: Arabianranta<br />

146 Hoofdstuk 6<br />

Creatieve economie en<br />

architectuur<br />

158 Lille: European Capital of Culture<br />

2004<br />

164 Coolhaveneiland Rotterdam<br />

176 Hazemeyer Hengelo<br />

190 Oliemolenkwartier Amersfoort<br />

204 NDSM-Werf Oost Amsterdam-Noord<br />

216 Creatoop-strategie Arnhem<br />

232 Olympisch Gebied Amsterdam<br />

246 Communicatiestad Leiden<br />

258 Van onderhandelen naar<br />

samen werking.<br />

Het verhaal van de CoP<br />

Creatieve Economie<br />

272 <strong>Evert</strong> <strong>Verhagen</strong><br />

leiderschap in plaats<br />

van regelgeving<br />

Interview door Jeroen Saris<br />

278 Bronnen<br />

279 Auteurs


Voorwoord<br />

door onwetendheid het kunnen ervaren van het bijzondere licht onmogelijk is geworden<br />

en het daardoor gewoon een mooie plek wordt als alle andere. Of dat deze gebiedskennis<br />

wordt gebruikt bij de herinrichting van het terrein. En dat NDSM opnieuw bijzonder<br />

wordt, zoals het altijd bijzonder is geweest.<br />

Dat is lastig in de werkelijkheid van generieke concepten en beleidsnota’s, als je niet gewend<br />

bent wat preciezer van binnen naar buiten te kijken.<br />

De CoP creatieve economie gaat over precies kijken en onderzoeken. Wat maakt dat een<br />

plek zich ontwikkelt tot een creatieve be-doel-ing? Iedere context is weer anders door<br />

de geschiedenis, de omgeving en de spelers.<br />

Zijn er wetmatigheden in creatieve ontwikkeling? Welke thema’s komen telkens op de<br />

agenda terug ongeacht de specifieke context? Wat moet je doen en bovenal laten? Gras<br />

gaat niet harder groeien als je eraan trekt, maar een beetje mest wil vaak helpen.<br />

Dit boek is de afsluiting van bijna drie jaar gebiedsontwikkeling, specifiek op zeven plekken<br />

voor creatieve economie in Nederland. Praktijkontwikkeling met mensen afkomstig uit<br />

de omgeving van die plekken: wethouders, ambtenaren, projectontwikkelaars, <strong>nieuwe</strong><br />

en oude bewoners, kunstenaars, ondernemers. Met experts van buiten, onderzoekers en<br />

wetenschappers. The whole system in one room.<br />

De CoP als een rondreizend circus: van Hengelo, naar Rotterdam, naar Amersfoort,<br />

Amsterdam, Leiden en naar Arnhem. Om intrigerende vraagstukken voor die ene plek<br />

bij de kop te pakken, elkaar te helpen door scherp door te vragen en eigen ervaringen<br />

in te brengen.<br />

Resultaatgericht op twee niveaus: het doorontwikkelen van de creatieve ontwikkeling<br />

op de tijdige standplaats van het circus en het vergroten van het vakmanschap en de kennis<br />

van de circusartiesten.<br />

26 Welke kunsten we geleerd hebben en hoe we de creatieve ontwikkeling verder hebben<br />

geholpen, kunt u lezen in dit boek.<br />

27<br />

Het is 13 september<br />

2007, een zonnige<br />

nazomerdag. Met de<br />

pont over het IJ varen<br />

is als het aankomen<br />

in een nieuw land<br />

dat nog ontdekt mag<br />

worden.<br />

In de expertmeeting van de Community of Practice (CoP) Creatieve Economie staat<br />

vanmiddag de toekomst van de NDSM-werf centraal. Tijdens een discussie met gebruikers<br />

van het terrein zijn zorgen uitgesproken over de toenemende interesse van commerciële<br />

partijen voor dit gebied. Om een beeld te vormen over wat passend is, is het belangrijk<br />

om samen met anderen een toekomstvisie te vormen over de werf en de ruimte aan te<br />

geven waarbinnen activiteiten en ontwikkelingen denkbaar en wenselijk zijn. Ook een<br />

gesprek over waarden en waardering.<br />

Aan tafels hebben zich onder meer kunstenaars geschaard, ambtenaren van het stadsdeel<br />

en de centrale stad, een wethouder, de programmeur van Over ’t IJ, een onderzoeker van<br />

creatieve economie, een MTV’er, medewerkers van de Huurdersvereniging NDSM-terrein,<br />

projectontwikkelaars, collega-CoP’ers uit Amersfoort, Leiden, Hengelo, Arnhem. Het<br />

zijn allen kennisdragers met gevarieerde kennis over het gebied, en andere gebieden waar<br />

creatieve economie moet floreren, over het hoofdstedelijk beleid, over het opzetten van<br />

commerciële activiteiten, over het binden van bewoners aan een gebied, over kunst<br />

maken aan het IJ.<br />

Het wordt stil als zij het woord neemt. Een bewoonster met liefde voor de plek. Dat voel<br />

je als ze beschrijft wat de NDSM-werf zo bijzonder maakt. Het licht! Dat vindt je nergens<br />

anders meer aan het IJ dan hier. Op alle andere plekken is het bijzondere licht gewoon<br />

geworden. Dat bijzondere licht was ons niet zo opgevallen, maar wij waren ook maar<br />

passanten voor een middag, bivakkerend in een industrieel complex met een rijk verleden.<br />

Je kunt je gemakkelijk voorstellen dat in de toekomst wordt gesloopt en gebouwd, dat<br />

Ab van Luin<br />

Habiforum


1<br />

28 29


Inleiding<br />

Jeroen Saris, de Stad bv<br />

Nieuwe kansen,<br />

<strong>nieuwe</strong> aanpak<br />

Aanleiding<br />

De hype rond de creatieve stad is voorbij. Rond de eeuwwisseling voorspelde Sir Peter<br />

Hall (1998) dat in de 21e eeuw stedelijke bloei het resultaat zou zijn van een combinatie<br />

van cultuur, technologie en grootstedelijk organisatievermogen. Charles Landry en Franco<br />

Bianchini volgden hem op de voet met de term creatieve stad, waarna Richard Florida in<br />

The Rise of the Creative Class (2002) de <strong>nieuwe</strong> economische kansen voor steden benadrukte.<br />

De creativiteitsthese vloog de wereld rond en landde in 2002 in Nederland op de conferentie<br />

van de Deltametropool over cultuur (Hemel, 2002). Eindhoven was met de oprichting van<br />

de stichting ALICE en met de conferentie over ‘Creatief DNA’ de eerste stad die creativiteit<br />

omarmde als bron van innovatie. Daarna ging het snel in heel Nederland. Bij de opening<br />

van het Cultuurpark Westergasfabriek in Amsterdam in 2003, waar zowel Florida als Landry<br />

optrad, kwamen de voornaamste ingrediënten van de ‘creativity and the city’ op het juiste<br />

moment en op de juiste plaats bij elkaar: het industrieel erfgoed van de Westergasfabriek,<br />

de herontwikkeling en de culturele invulling, de creativiteit als bron van economische groei<br />

en voorspoed, de stad als plek waar dit <strong>nieuwe</strong> avontuur zich zou gaan voltrekken. Toen ook<br />

het Kabinet in de nota ‘Ons cultureel kapitaal’, mede op basis van onderzoek door TNO,<br />

RPB, de Atlas van Nederlandse gemeenten, ABF Research en ETIN, tot de conclusie kwam<br />

dat creatieve bedrijvigheid een substantiële bijdrage levert aan de groei van de stedelijke<br />

economie, was de hype een feit.<br />

Elke stad in Nederland, groot of klein, ging op zoek naar de creatieve kansen voor de<br />

stedelijke economie en het belang van cultuur om de aantrekkingskracht van de stad op<br />

de creatieve klasse te vergroten. Wat is de belofte van de creatieve economie voor de steden?<br />

– <strong>nieuwe</strong> ideeën voor verouderde <strong>gebouwen</strong> en wijken in het postindustriële tijdperk;<br />

– terugkeer van symbolische productie in de binnenstad;<br />

– een beter ontmoetingsklimaat;<br />

– versterkte aantrekkingskracht van steden en regio’s op talent;<br />

– meer kansen voor opwaardering en herontwikkeling van binnenstedelijke wijken;<br />

– kansen voor verbreding van de stedelijke economie.<br />

Op vele plaatsen zijn coalities gevormd van gemeenten, eigenaren van oude industriële<br />

panden, gebiedsontwikkelaars en de creatieve sector. Zij zien kansen in de toegevoegde<br />

waarde van de creatieve klasse, creatieve industrie en creatieve economie. <strong>Oude</strong> industriële<br />

<strong>gebouwen</strong> zouden op deze manier behouden en hergebruikt kunnen worden. De toegevoegde<br />

waarde van de creatieve economie manifesteert zich in waardestijging van buurten<br />

of wijken en in het financierbaar maken van de herontwikkeling van locaties. De kansen<br />

die de creatieve economie biedt, liggen niet alleen in het behoud van industrieel erfgoed<br />

maar op een breed terrein, zelfs op gebied van sociaal welzijn. De <strong>nieuwe</strong> ideeën voor<br />

deze oude <strong>gebouwen</strong> die zijn aangedragen door de creatieve sector hebben gemeenten,<br />

woningcorporaties, financiers en projectontwikkelaars op hun beurt weer op <strong>nieuwe</strong><br />

ideeën gebracht.<br />

De tijd was rijp om de hype om te zetten in volwaardige strategieën van herontwikkeling<br />

om de groei van de creatieve economie te bevorderen. Een coalitie van gemeenten, gebiedsontwikkelaars<br />

en financiers uit het hele land richtte in samenwerking met Habiforum een<br />

leeromgeving in om de strategieën beter te onderbouwen en te beproeven. In zeven projecten,<br />

de Proeftuinen Creatieve Economie, leerden zij niet alleen van elkaar, maar leerden zij ook<br />

hoe de herontwikkeling van en voor de creatieve economie gedaan kan worden.<br />

Het resultaat is vastgelegd in het voorliggende Nieuwe ideeën voor oude <strong>gebouwen</strong>. Het is<br />

een praktijkboek dat inzicht geeft in de wijze waarop met creatieve economie kan worden<br />

omgegaan, in welke milieus creativiteit bloeit, hoe groei versneld kan worden, hoe waardeontwikkeling<br />

bevorderd kan worden en hoe creatieve economie kan bijdragen aan herontwikkeling<br />

van <strong>gebouwen</strong> en wijken. Om de belofte van de creatieve economie te<br />

verzilveren, is behoefte aan effectieve strategieën die op de praktijk zijn gebaseerd en niet<br />

op wensdenken of copy-paste. In deze strategieën wordt de verbinding gelegd tussen de eigen<br />

31


aard van de creatieve economie, kansrijke milieus, stedelijke identiteit en coalitievorming.<br />

Uit deze verbinding komen strategieën voort die werkelijk hout snijden.<br />

Verder in deze inleiding gaan we voorbij de hype en laten we zien wat de duurzaamheid<br />

van de belofte van de creatieve economie is, zowel voor steden als voor de economie.<br />

We sluiten af met een leeswijzer voor de rest van het boek.<br />

en toepassing wordt creativiteit een kernvaardigheid waarover alle deelnemers dienen te<br />

beschikken. De stad is de geschikte omgeving om deze uitwisseling en overvloeiing van<br />

kennis en techniek te laten plaatsvinden. Hoe rijker, gevarieerder de omgeving, hoe groter<br />

de kans op kruisbestuiving en experiment.<br />

Creativiteit en de stad<br />

Creativiteit en economie<br />

De derde reden waarom de steden duurzaam onder invloed zullen staan van de creatieve golf<br />

Overal in de ontwikkelde landen van Europa, Amerika en elders in de wereld nemen steden hun<br />

heeft te maken met de economische ontwikkeling. De markteconomie beschikt over een<br />

toevlucht tot culturele strategieën voor de revitalisering van het stedelijk leven in de postindustriële<br />

sterke revolutionerende kracht die in staat is het sociale leven en de vorm van steden telkens<br />

samenleving. In dit boek staan enkele voorbeelden, zoals Birmingham en Manchester, waar<br />

weer ingrijpend te veranderen. Zal de creatieve economie als <strong>nieuwe</strong> loot aan de stam van<br />

oude wijken zijn getransformeerd tot woon-, werk- en uitgaansmilieus voor de creatieve klasse.<br />

het kapitalisme opnieuw zorgen voor grote veranderingen in het sociale en stedelijk leven?<br />

Of Helsinki, waar Arabianranta, een heel <strong>nieuwe</strong> wijk voor kennis, cultuur en technologie,<br />

Richard Florida denkt van wel, en met hem vele anderen. Na de postindustriële samenleving<br />

is ontstaan. Lille heeft de aanwijzing tot Culturele Hoofdstad aangegrepen voor een regionale<br />

en de diensteneconomie is de creatieve economie de volgende stap van de (westerse) samen-<br />

culturele revival. In Berlijn maken de culturele ondernemers in wijken als Prenzlauer Berg,<br />

leving op de piramide van Maslow: de productie van betekenis vercommercialiseerd en wordt<br />

Friedrichshain en Kreuzberg gebruik van de leegstand en van de lage kosten. Ze bouwen een<br />

creatieve markt op waar menige stad zijn vingers bij zal aflikken. Amsterdam en Londen roepen<br />

toegankelijker. We gaan op deze economische duurzaamheid uitvoeriger in.<br />

zichzelf uit tot creatieve hoofdstad van Europa. Is dit nog wel een hype?<br />

Industriële markteconomie<br />

De markteconomie heeft periodiek voor economische omwentelingen gezorgd, <strong>nieuwe</strong><br />

Er zijn minstens drie goede reden om aan te nemen dat creativiteit voor langere tijd betekenis<br />

technologieën in zich opgenomen en culturele veranderingen teweeggebracht. Deze<br />

zal hebben voor steden. De eerste is dat steden van oudsher de cultuurproducenten zijn.<br />

omwen telingen hebben het sociale leven, de cultuur en de steden diepgaand beïnvloed.<br />

Kerk, kunst, ambacht en wetenschap vormden eeuwenlang het hart van de stad, tot de<br />

Bloei en verval van steden hangen ervan af. Andersom hebben <strong>nieuwe</strong> technologieën,<br />

binnensteden veranderden in koopcentra. Voor cultuurproductie zijn ontmoeting, uitwis-<br />

culturele veranderingen en wetenschappelijke ontwikkelingen de voorwaarden geschapen<br />

seling en nabijheid op een klein oppervlak eeuwenlang belangrijke voorwaarden geweest.<br />

om de grenzen van de economie te verleggen. ‘All that is solid melts into air’, zei Marx<br />

Is dat nog steeds zo in het internettijdperk, met permanente wereldwijde synchrone<br />

(1848) al. Het handelskapitalisme bracht koopmanssteden voort als Venetië, Londen en<br />

32 communicatie? Internet is inderdaad een grote accelerator van de uitwisseling. Traditionele<br />

Amsterdam. Steden die het handelsverkeer op <strong>nieuwe</strong> leest hebben geschoeid, zowel in<br />

33<br />

culturen waren sterk plaats- en tijdgebonden. Plaats en tijd worden in dit tijdperk van elkaar<br />

financiële techniek als in de organisatie op wereldschaal van de handel. De stedenbouw,<br />

losgemaakt en op een <strong>nieuwe</strong> wijze verbonden (Giddens, 1991; Castells, 1996). Mondiale<br />

de grachten en kanalen, paleizen en pakhuizen getuigen daarvan, maar ook de burgerlijke<br />

uitwisseling van beelden en informatie leidt tot relativering van traditionele verbanden<br />

cultuur en de politiek.<br />

en de lokale culturen. Voor velen is het doorsnijden van traditionele banden verwarrend,<br />

De industriële productie doorbrak de traditionele stedelijke structuur door middel van<br />

voor anderen is het identiek aan vrijheid. Voor beide neemt de behoefte aan zingeving<br />

grootschalige productie in fabrieken. Kenmerken van de moderne stad zoals de scheiding<br />

en betekenis sterk toe, ook al kiest de een voor Al Jazeera en de ander voor YouTube.<br />

van wonen en werken komen voort uit <strong>nieuwe</strong> technologieën, die onder meer de metro,<br />

Voor de productie van content, betekenis, zijn lokale contexten en lokale netwerken niet<br />

trein en auto mogelijk maakten. Daarnaast zorgden gas, licht en waterleiding, industriële<br />

minder belangrijk geworden (Landry & Bianchini, 1995). Nieuwe culturele uitingen<br />

bouw en moderne architectuur voor de noodzakelijke organisatorische en technische<br />

en vormen vinden hun inspiratie in deze contexten en mengen zich snel met andere<br />

voorwaarden voor stedelijke groei, waardoor industriële steden konden uitgroeien tot<br />

als er voldoende diversiteit aanwezig is. Culturele diversiteit is daarmee een belangrijke<br />

19e- eeuwse metropolen. De massamens maakt zijn historisch debuut (ook op het witte<br />

voorwaarde geworden om het tempo van de culturele verandering te kunnen bijhouden.<br />

doek in Metropolis en Modern Times). De migratiegolven naar de steden waar het werk is,<br />

Verwacht mag worden dat creatieve en culturele productie zich steeds meer in steden zal<br />

worden opgevangen in tamelijk eenvormige arbeiderswijken. Tot in de eerste helft van<br />

concentreren waar in elk opzicht (geloof, kunst, wetenschap, economie, muziek en straat-<br />

de 21e eeuw speelt de industriële productie nog weinig in op de individuele behoefte. Vaak<br />

cultuur) diversiteit aanwezig is.<br />

wordt in dit verband Henry Ford aangehaald: ‘We hebben T-Fords in alle kleuren als ze maar<br />

De tweede reden dat de creatieve economie duurzaam kan zijn: sinds Leonardo da Vinci,<br />

zwart zijn.’ Het cultuurdebat over de massamens en de onderwerping van de menselijke<br />

de laatste universele mens, is een toenemende scheiding ontstaan tussen disciplines in kunst,<br />

behoefte aan de wetten van de markt, vond daar zijn oorsprong en gaat nog onverminderd<br />

wetenschap en techniek. In de architectuur en in industrieel design is de verbinding tussen<br />

techniek en ontwerp nooit geheel verbroken, hoewel ook daar de vorm steeds vaker werd<br />

door (Klein, 2000; Barber, 2007).<br />

gezien als afgeleide van de functionaliteit. In de wetenschap, technologie en de kunst komt<br />

De postindustriële economie<br />

in de laatste decennia steeds meer het accent te liggen op de integratieve benaderingen.<br />

Het postindustriële tijdperk is moeilijker te typeren. Er worden telkens andere termen<br />

Holisme ontwikkelt zich als tegenhanger van steeds verdere specialisatie. Technieken en<br />

gebruikt zoals diensteneconomie, kenniseconomie en nu de creatieve klasse. De diensten-<br />

vormentalen worden van de ene discipline overgenomen door de andere. Een voorbeeld<br />

economie heeft steden verrijkt met kantoorlocaties, hoogbouw en <strong>nieuwe</strong> skylines. De<br />

is een tentoonstelling in Parijs waar architectuurontwerpen worden getoond die motieven<br />

<strong>functies</strong>cheiding tussen wonen en werken heeft zich doorgezet in kantoorparken, terwijl<br />

en technieken uit de mode verwerken in de ‘huid’ van het gebouw. Ook het gebruik van<br />

het werk in de industrie steeds meer uit het stadsbeeld is verdrongen. In de ene stad werden<br />

ICT leidt tot steeds meer overvloeiende technieken in verschillende domeinen, van analyses<br />

het centrum opgeslokt door cityvorming, op andere plaatsen verhuisden de kantoren naar<br />

van mensenstromen tot gestroomlijnde ontwerpen van stations of andere publieke ruimten<br />

de goed bereikbare locaties langs uitvalswegen rond de steden. Verrommeling is de populaire<br />

(Arnhem). In het leggen van de verbinding en integratie van ontwerp, kennis, technologie<br />

uitdrukking voor de snelwegdiensteneconomie. De spreidingstendensen uit het industriële


34<br />

tijdperk herhaalden zich in versterkte mate voor het locatiebeleid in de diensteneconomie.<br />

Het begrip kenniseconomie (Drucker, 1993) gaat verder en veronderstelt dat de productie<br />

en toepassing van kennis in toenemende mate bepalend zullen zijn voor de toegevoegde<br />

waarde in het economisch verkeer. Kennisinstellingen, laboratoria en een goed opgeleide<br />

beroepsbevolking zijn van beslissende betekenis voor de welvaart op nationale en regionale<br />

schaal. De kenniseconomie zou zich, zo werd gedacht op het hoogtepunt van de ICT-<br />

revolutie, onttrekken aan de wetten van groei en recessie die het kapitalisme al eeuwen<br />

kenmerken. De internetcommunicatie zou bedrijven footloose maken, de steden leegzuigen<br />

en ‘urban sprawl’ bevorderen. Naast de ‘space of places’ zou een ‘space of flows’ de ruimtelijke<br />

ontwikkeling van de wereld beheersen, met enkele ‘global cities’ op de belangrijkste knooppunten<br />

van informatie en geld (Castells, 1996). Aanhangers van de clustertheorie menen<br />

dat de regionale en stedelijke economie sterker staat naarmate meer sprake is van clustervorming<br />

van producenten, toeleveranciers en kennisinstellingen rond bepaalde productieketens<br />

(Porter, 1998; Scott, 2000). Clusters zorgen voor relatieve vermindering van de<br />

transactiekosten en comparatieve voordelen. Maar gaan de clustervoordelen ook op voor<br />

de informatiemaatschappij?<br />

De postindustriële samenleving (Bell, 1973) heeft behoefte aan snelle informatiestromen<br />

doordat in veel grotere mate wordt tegemoetgekomen aan de verscheidenheid van behoeften<br />

bij consumenten. Informatietechnologie maakt het mogelijk de vraag snel te volgen<br />

en de wensen om te zetten in aangepaste producten of <strong>nieuwe</strong> marketingstrategieën. Het<br />

volgen van de consument en het ontwikkelen van strategieën om consumenten aan merken<br />

te binden, wordt steeds belangrijker.<br />

De creatieve dienstverlening die zich hiermee bezighoudt (marketing, reclame, design en<br />

ICT), beschouwt de stad als haar biotoop om <strong>nieuwe</strong> trends op te vangen, onderling informatie<br />

uit te wisselen en elkaar te ontmoeten. ICT is essentieel omdat communicatie de kern van<br />

het werk is. In hun ontwikkeling stuwen <strong>nieuwe</strong> communicatietechnologieën en creatieve<br />

dienstverlening elkaar op in een wederkerig proces. Steden met een grote commu nicatie-<br />

en marketingsector als Amsterdam en Londen hebben hiervan flink geprofiteerd.<br />

De wereldwijde communicatie heeft ook deconcentratie-effecten. De snelle informatiestromen<br />

hebben er ook voor gezorgd dat de verwerking overal ter wereld kan plaatsvinden<br />

en de productie van veraf kan worden aangestuurd. Lagelonenlanden met een goed opgeleide<br />

bevolking kunnen van deze opkomende markt profiteren als goedkope producenten.<br />

Aanvankelijk werd dat nog niet zo als een probleem gezien, iedereen zou profiteren van<br />

de ‘emerging markets’. Tot de bubble barste en het internetoptimisme vervloog. Niet lang<br />

daarna kwam Richard Florida met het goede nieuws: creativiteit zou de beslissende productiefactor<br />

worden. In de globaliserende economie met snelle informatiestromen zouden de<br />

meest getalenteerde mensen juist daarheen trekken waar de stedelijke en maatschappelijke<br />

omstandigheden het aantrekkelijkst zijn. Steden die over de drie T’s (‘talent, technology,<br />

tolerance’) beschikken zouden zegevieren in de strijd om de creatieve klasse en andere<br />

zullen wegkwijnen. Hier ontmoet de kwaliteit van de ‘steden’ de uitdagingen die de<br />

‘creatieve economie’ stelt: wat heeft Boston wel en Pittsburgh niet?<br />

Creatieve economie en de stad<br />

Florida geeft in zijn beide boeken antwoord op de vraag waarom de ene stad, of zelfs het<br />

ene land, aantrekkelijker is voor de creatieve klasse dan de andere: het ‘people climate’ is<br />

beslissend. Boston is een stad waar talent zich thuisvoelt, met beroemde kennisinstellingen,<br />

een aantrekkelijk cultuuraanbod en een tolerante sfeer. Pittsburgh is de neergang van de<br />

industriële bedrijvigheid nooit te boven gekomen, omdat creatief talent zich daar niet thuisvoelt.<br />

De universiteit is goed, de technologie is aanwezig, maar aan tolerantie en talent<br />

ontbreekt het. Hiermee wordt ook de economische clustertheorie op z’n kop gezet. Niet<br />

de kwaliteit van het regionale cluster van bedrijvigheid trekt <strong>nieuwe</strong> bedrijven aan, maar<br />

het cluster aan talent is de belangrijkste drijfveer voor vestiging van bedrijven (Florida, 2005).<br />

Een aantal Nederlandse steden heeft de les van Florida vereenvoudigd tot de conclusie dat<br />

het erom zou gaan de magneetwerking op talent te versterken. Om de aantrekkingskracht<br />

op creatief talent te vergroten, hebben ze hun toevlucht te genomen tot citymarketing<br />

met een zwaar accent op het promoten van de stad als een creatieve en culturele hotspot.<br />

Maar werkt deze magneetstrategie wel? Als elke stad zich wil ontwikkelen tot een talentenmagneet,<br />

wat is dan een onderscheidend profiel? De magneetstrategie is behoorlijk risicovol<br />

en hoe meer steden deze volgen, hoe kleiner de kans op succes. Allereerst staat het niet vast<br />

dat bedrijven de creativiteitsdragers zullen volgen. Op de tweede plaats is onduidelijk welke<br />

bedrijven welke talenten volgen. Zijn dat reclamebureaus, modehuizen, mediaproducenten,<br />

technologieproducenten of wat nog meer? De derde vraag is waarheen deze bedrijven<br />

zullen gaan. Wat is hun vestigingsvoorkeur? Zijn dat de cultuurmetropolen (zoals Londen<br />

verwacht), de financiële metropolen (in dit geval toevallig ook Londen) of de technopolen,<br />

zoals Eindhoven of Grenoble? Het staat vast dat er grote verschillen zijn tussen de mogelijkheden<br />

van megapolen, kleine wereldsteden en steden op de nationale schaal.<br />

De ‘Proeftuinen Creatieve Economie’ hebben niet gekozen voor deze marketingaanpak<br />

waarin de megatrends rechtstreeks worden doorvertaald naar een lokale verleidingsstrategie<br />

voor talent. Op stedelijk niveau kan deze strategie succesvol zijn, maar ze kan ook leiden tot<br />

onnodige concurrentie tussen steden of tussen locaties binnen steden, in stedelijke netwerken,<br />

of regio’s. Om tot synergie en versterkende strategieën te kunnen komen, is in de Proeftuinen<br />

Creatieve Economie de vraag gesteld:<br />

‘Welke kansen biedt de creatieve economie<br />

en hoe sluiten deze aan bij de specifieke<br />

mogelijkheden van het gebouw, de wijk,<br />

het gebied, de stad of de regio en hoe kunnen<br />

deze twee gematcht worden?’<br />

Nu we de hype voorbij zijn, wordt het tijd een verfijnde methodiek te ontwikkelen waarmee<br />

gemeenten, projectontwikkelaars, gebiedsontwikkelaars, financiers en natuurlijk<br />

de creatieven zelf uit de voeten kunnen om de kwaliteit van oude industriële locaties<br />

te behouden en de weg naar de creatieve economie uit te stippelen. Om te beginnen gaan<br />

we nog wat dieper in op de vraagkant, de wijze waarop creativiteit zich verhoudt tot de<br />

economie. Vervolgens zullen we de gevolgen daarvan voor de gewenste creatieve milieus<br />

in kaart brengen.<br />

Figuur 1 verbeeldt de verschillende facetten waarin de creatieve economie zich manifesteert.<br />

De eerste kring duidt op de functie van creativiteit als inspiratiebron voor ideeënvorming op<br />

allerlei terreinen, zoals kunst, techniek en wetenschap. Creativiteit hoeft geen economische<br />

functie te hebben. Nieuwsgierigheid naar een andere benadering, of de wens een grens te<br />

verleggen, is een waarde op zichzelf. We kennen deze waarde uit de cultuurproductie pur<br />

sang, maar ook uit de wetenschap of techniek.<br />

Een creatieve stad met veel cultuur, talent en interessante mensen is een bron van inspiratie<br />

voor de inwoners, bezoekers en creatieve ondernemers. Cultuuriconen met een tot de<br />

verbeelding sprekende architectuur kunnen belangrijk bijdragen aan de beeldvorming over<br />

de stad als geheel. De creatieve stad waarover Landry spreekt, is wel inspirerend, maar hoeft<br />

niet per se een stad met een bloeiende creatieve economie te zijn.<br />

35


36<br />

Figuur 1 van inspiratie naar transactie (de Stad bv)<br />

Inspiratie<br />

Figuur 2 typen creatieve milieus (de Stad bv)<br />

Creatieve werkplaats<br />

– open en divers<br />

– multifunctioneel<br />

– complementair<br />

– interactie met buiten<br />

– connectivity<br />

Broedplaatsen<br />

– interne interactie<br />

– goedkoop en ruim<br />

– verscheidenheid<br />

– startersmilieu<br />

– trail and error<br />

Transactie<br />

Introvert Extravert<br />

Interactie<br />

Transactiemilieu<br />

– stedelijk<br />

– interdiscipinair<br />

– open en tolerant<br />

– multifunctioneel<br />

– uitwisseling<br />

– venture capital<br />

Experiment Markt<br />

Creatieve productie<br />

– eenzijdig<br />

– kennisproductie<br />

– toeleveren<br />

– bedrijvenpark<br />

– effciency<br />

De tweede kring betreft de interactie rond de creatieve productie die vorm krijgt in tentoonstellingen,<br />

openingen en evenementen, maar ook in formele en informele ontmoetingen.<br />

Nieuwe ideeën, zeker in de culturele sfeer, hebben publiek nodig om te worden uitgeprobeerd.<br />

In de bètasfeer (technologische innovatie) vindt de test van een nieuw idee meestal niet<br />

plaats door publiek optreden, maar in de toepassing. Pas daarna komen de tentoonstellingen<br />

en expo’s.<br />

Interactie heeft wel een relatie met economie, zij het indirect. Vaak wordt de economische<br />

waarde van het cultuuraanbod, naast de directe omzet in de cultuursector, uitgedrukt in de<br />

indirecte bestedingen, toerisme, hotels, horeca en de betekenis voor het vestigingsklimaat<br />

van bedrijven. Florida voegt daar de informele ontmoeting, de levensstijl en de tolerantie<br />

aan toe. De stedelijke ontmoetingscultuur is een belangrijke magneet voor de talentstrategie.<br />

Een stad die talent wil trekken en een creatieve reputatie wil opbouwen, kan dat doen met<br />

cultuur<strong>gebouwen</strong> en herhaalbare evenementen. Ook hier kunnen iconen belangrijk zijn<br />

voor het versterken van de aantrekkingskracht. Voorbeelden zijn het Guggenheim in Bilbao,<br />

of dichter bij huis: het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam.<br />

In de derde kring wordt creativiteit verbonden met economische waardeketens door<br />

middel van transacties. De creatieve productie, ook wel symbolische productie genoemd<br />

(Bourdieu, 1971), kan betrekking hebben op boodschappen (content) van allerlei aard, op<br />

cultuur, beleving, of vormgeving van producten die daardoor een betekenis of een verhaal<br />

meekrijgen, en op de dragers van de boodschappen, technologie, media, software of websiteontwerp.<br />

De symbolische productie is in toenemende mate van belang in een economie<br />

waar aan de eerste levensbehoeften van mensen ruimschoots kan worden voldaan (piramide<br />

van Maslow). Om <strong>nieuwe</strong> producten te ontwikkelen, doelgroepen te bereiken en te binden,<br />

<strong>nieuwe</strong> markten op te bouwen, om <strong>nieuwe</strong> levensstijlen te ‘ontwerpen’, om in hoog tempo<br />

te voldoen aan de behoefte aan maatwerk is een creatieve sector nodig die sterk op de markt<br />

gericht is.<br />

De drie kringen overlappen elkaar en staan in een permanente uitwisseling tot elkaar. Zo<br />

kan een inspirerende vondst in de vormgeving direct zijn weg vinden naar de productie<br />

of eerst via de interactie weer verder worden gebracht. Het ver<strong>nieuwe</strong>nde van de creatieve<br />

economie is dat deze uitwisseling niet aan het toeval wordt overgelaten, maar bewust in een<br />

vroeg stadium wordt opgezocht, zodat de cross-overs versneld worden en daarmee een<br />

marktvoordeel kan worden behaald.<br />

Voor stedelijke strategieën is het nodig een vertaling te maken van vraagkant, creatieve<br />

transactie en interactie naar de aanbodkant, de stedelijke omgeving en de <strong>gebouwen</strong>.<br />

Creatieve milieus<br />

Florida (2002) sprak over een ‘creatieve klasse’, Hall (1998), Landry & Bianchini (1995)<br />

zijn geïnteresseerd in de ‘creatieve stad’, Rutten (2005) en Kloosterman (2004) in ‘cultural<br />

industries’ en met name (geografische) clustervorming. In Nieuwe ideeën voor oude <strong>gebouwen</strong><br />

verbinden we de economische kansen van de creatieve economie aan de herontwikkeling<br />

van oude industriële locaties of wijken. Om niet in termen van klasse of steden te hoeven<br />

praten, introduceren we het begrip van ‘creatieve milieus’. In deze milieus zijn kwaliteiten<br />

van de omgeving (gebouw, wijk, gebied, stad) verbonden aan twee kwaliteiten waarmee<br />

creativiteit aan de economie verbonden is: interactie en transactie. (Figuur 2)<br />

De vier milieus komen tot stand langs twee assen. De eerste as betreft de mate van transactiegerichtheid<br />

die loopt van experimenteel naar marktgericht. De tweede as betreft de interactie<br />

en loopt van introvert naar extravert.<br />

Deze milieutypen maken het mogelijk om te onderzoeken welke creatieve milieus aanwezig<br />

zijn op allerlei geografische en bestuurlijke niveaus (hoewel kleiner dan buurtniveau<br />

moeilijk is en ook de niet-geregistreerde kleine zelfstandigen onzichtbaar blijven). Door<br />

de ontwikkeling van de creatieve milieus per geografische eenheid (buurt, wijk, stad, regio)<br />

37


in historisch perspectief te plaatsen en hun ontwikkeling te laten zien, wordt inzichtelijk<br />

waar de kansen liggen voor deze specifieke locatie, wijk, gemeente, et cetera.<br />

Door ABF Research zijn de creatieve milieus op verschillende schaalniveaus in de proeftuinen,<br />

en in opdracht van de ministeries van Economische Zaken en VROM ook op<br />

niveau van de Randstad en Nederland, in kaart gebracht. De kaarten van verschillende<br />

regio’s laten opvallende verschillen zien (kaarten ABF Research, p. 43). Zo zijn de broedplaatsen<br />

en creatieve werkplaatsen sterker geconcentreerd in de regio Amsterdam–Utrecht<br />

en de productieplaatsen in de Zuidvleugel van de Randstad en het zuiden en oosten van het<br />

land. De productieplaatsen zijn veelal gespreid langs de randen van de stad en de snelwegen.<br />

De broedplaatsen en creatieve werkplaatsen bevinden zich bij voorkeur in de vooroorlogse<br />

stad rond het centrum of op voormalige industrieterreinen. De dynamiek van de creatieve<br />

bedrijvigheid zorgt ervoor dat de binnensteden hun functie in de symbolische productie<br />

herwinnen en een gevarieerde binnenstedelijke omgeving ontstaat, waar de monofunctionaliteit<br />

van de scheiding tussen het winkelhart en de woonwijk wordt opgeheven. Creatieve<br />

bedrijvigheid heeft, misschien juist door het symbolische karakter van de productie, meer<br />

behoefte aan karakteristieke omgevingen. <strong>Oude</strong> <strong>gebouwen</strong>, voormalige fabrieken waar de<br />

schaal en de robuustheid herinneren aan het harde bestaan, leveren een context die door<br />

creatieve ondernemers zeer op prijs wordt gesteld. De dynamiek van creatieve bedrijvigheid<br />

is een bron van <strong>nieuwe</strong> kansen voor binnenstedelijke herontwikkeling. Leo Versteijlen<br />

werkt deze kansen uit in hoofdstuk 3, ‘Cultureel economische strategieën in de stedelijke<br />

vernieuwing’.<br />

gemeente moet bewaken ter wille van het publieke belang. Op de NDSM-werf Oost<br />

botsten de wensen van de kunstenaars in het kunstenaarsdorp met de veiligheidsregels van<br />

de overheid en met de behoeften van grotere gebruikers als MTV. Op het Coolhaveneiland<br />

bleef ondanks de vorming van een publiek-private stuurgroep van corporaties, Ontwikkelingsbedrijf<br />

Rotterdam (OBR) en deelgemeente Delfshaven toch nog lang aarzeling bestaan<br />

over de risico’s die partijen willen nemen en de onderlinge afstemming van de publieke<br />

en private acties.<br />

Anders gezegd: de ontwikkelaars streven vanwege onzekerheden in de creatieve markt naar<br />

maximalisering van hun vrijheid om de markt te verkennen middels publieksevenementen<br />

en tijdelijke gebruikers; overheden trachten het publieke belang vast te leggen door grenzen<br />

te trekken en gebruikers hebben zowel behoefte aan experimenteerruimte als aan zekerheid<br />

op de lange termijn. Het moge duidelijk zijn dat deze wensen niet goed combineerbaar zijn.<br />

In de meeste gevallen kunnen de verschillen worden overbrugd door de gedeelde waarden<br />

op te zoeken van de toekomstige identiteit van de locatie. Op de gewenste identiteit kunnen<br />

vervolgens een handelingsperspectief en taakverdeling voor de verschillende partijen worden<br />

gebaseerd. De opbouw van een werkzame coalitie vereist een goed doordacht en methodisch<br />

opgezet proces. Op basis van de proeftuinen is de ‘Venetiaanse brug’ ontstaan als model voor<br />

het proces waarin tijdens de zoektocht naar de kansen en mogelijkheden een coalitie wordt<br />

opgebouwd die in staat is de belangentegenstellingen te ‘overbruggen’ en een handelingsperspectief<br />

te ontwerpen (figuur 3). In hoofdstuk 5 gaat Jeroen Saris hier dieper op in op<br />

basis van een procesontwerp van Renée Hogendoorn.<br />

Door metingen in meerdere jaren (1996, 2000, 2004 en 2006) met elkaar te vergelijken zijn<br />

Bij projectontwikkeling voor een bekende verhuurmarkt wordt zo snel mogelijk gewerkt<br />

kansenkaart opgesteld (p. 44). De kansenkaart geeft op postcodeniveau inzicht in potentiële<br />

aan het verminderen van de vrijheidsgraden middels het opstellen van een visie/concept om<br />

38 veranderingen: mogelijkheden voor <strong>nieuwe</strong> creatieve milieus of opschaling van bestaande,<br />

vervolgens af te dalen via het programma en de middelen naar de uitvoering. Bij de creatieve 39<br />

mogelijke verdwijning van bestaande creatieve milieus en verkleuring ervan. Inzicht in<br />

markt bestaat vaak geen bekende gebruiker. In dat geval zal eerst de ruimte voor ‘het mogelijke’<br />

de ontwikkelingen die al gaande zijn in ‘hun’ creatieve economie wakkert ook de wens aan<br />

vergroot moeten worden. In het model wordt de toename van de vrijheidsgraden verbeeld<br />

bij steden en projectontwikkelaars om deze ontwikkelingen te faciliteren. De herontwikke-<br />

door de oplopende lijn van de divergentie. Het toevoegen van <strong>nieuwe</strong> mogelijkheden en<br />

ling van oude industriële locaties, maar ook strategieën voor wijken en steden, springen in<br />

vrijheidsgraden vindt plaats door een systematisch onderzoek van de condities, de herwaar-<br />

op de kansen die de creatieve economie biedt. Daarbij moeten de oude manieren van herdering<br />

van de locatie en het (laten) formuleren van perspectieven door verschillende partijen.<br />

ontwikkeling en strategievorming worden verlaten. In de Proeftuinen Creatieve Economie<br />

Tijdens dit proces kan worden begonnen met het inzetten van tijdelijk gebruikers en evene-<br />

begon een zoektocht naar <strong>nieuwe</strong> manieren van samenwerken en strategievorming.<br />

menten om beter zicht te krijgen op doelgroepen en gebruikers die bij de ontwikkeling<br />

Een van de economische wetten, groei is schaalvergroting, gaat daarbij niet zonder meer<br />

(en de coalitievorming) kunnen worden betrokken. De publieke en private samenwerkings-<br />

op. De (kleine) ondernemers in de creatieve markt hechten vaak meer waarde aan interessant<br />

partners worden tijdens het onderzoek middels een interactief proces in de opgaande lijn<br />

werk dan aan de opbrengst en omzet. Voor de huisvesting van de creatieve sector vloeien<br />

meegenomen naar het opbouwen van een coalitie. De verschillende fases van het proces<br />

hieruit specifieke vraagstukken voort met gevolgen voor de betrokken gebiedsontwikkelaars,<br />

worden telkens afgesloten met een cyclische evaluatie en selectie van de resultaten. De resul-<br />

financiers en gemeenten. Zo bleek in Arnhem (ETIN, 2006) een duidelijke mismatch tussen<br />

taten gaan mee naar de volgende ronde en worden daarin opnieuw beproefd en zonodig aan-<br />

de huisvestingsvraag en het aanbod.<br />

gevuld. Het divergentieproces wordt afgesloten met een reeks gemeenschappelijke waarden<br />

Voor gemeenten en projectontwikkelaars ligt hier een kans om waarde te ontwikkelen, zowel<br />

die de partijen delen bij het ontwerp van de toekomstige identiteit van de plek, wijk of stad.<br />

in culturele als in financieel-economische zin, van oude industriële locaties en van voormalige<br />

In de convergentiefase staan het programma en ontwerp centraal. Door steeds preciezer te<br />

arbeiderswijken. Deze <strong>gebouwen</strong> en wijken blijken aantrekkelijk voor een specifieke groep<br />

worden in de markt en de verhouding tussen kosten en opbrengsten wordt toegewerkt naar<br />

ondernemers die tijdelijk gebruik en de slechte staat van onderhoud juist omarmen. Deze<br />

de uitvoering. In dit model wordt niet uitgegaan van een grand design/masterplan. Onder-<br />

vernieuwingen in herontwikkeling, ook hier blijkt de creatieve economie creatief, stellen<br />

zoek en ontwikkeling gaan hand in hand. De aanvankelijke investeringen zijn beperkt tot<br />

<strong>nieuwe</strong> eisen aan samenwerking tussen eigenaren en gebruikers van de ruimten.<br />

het mogelijk maken van tijdelijk gebruik, zodat zo snel mogelijk kan worden begonnen met<br />

het genereren van inkomsten. De risico’s kunnen op deze wijze worden beperkt en de grote<br />

Venetiaanse brug<br />

investeringen kunnen worden gedaan als de gebruikers bekend zijn.<br />

De proeftuinen hebben stuk voor stuk geworsteld met de vraag hoe de samenwerking tussen<br />

In hoofdstuk 4 werkt Gerben van Straaten de relatie tussen het proces, de Venetiaanse brug<br />

de partijen, ontwikkelaar, gemeente en creatieve ondernemers gestalte zou kunnen krijgen.<br />

In de verschillende casus wordt beschreven hoe deze vraag zich telkens in een andere vorm<br />

en de waardevorming verder uit in de vorm van verschillende modellen voor waardevorming.<br />

weer opnieuw voordeed. De gemeente Hengelo en de ontwikkelaars van De Creatieve<br />

Volwaardige en effectieve strategieën<br />

Fabriek hebben twee jaar nodig gehad om een goede balans te vinden tussen de vrijheid<br />

Het is een wereldwijd verschijnsel dat leegstaande industriële <strong>gebouwen</strong> tijdelijk in gebruik<br />

die de ontwikkeling van de creatieve bedrijvigheid nodig heeft en de grenzen die de<br />

worden genomen door kunstenaars, soms als krakers, als antikraak of gewoon als huurders.


40<br />

Figuur 3 de Venetiaanse Brug (de Stad bv)<br />

vrijheden<br />

condities<br />

interactie, stakeholders, coalitie samenwerking<br />

herwaardering<br />

perspectieven<br />

visie<br />

middelen<br />

realisatie<br />

tijd<br />

Dat is niet nieuw. Soms komen daar interessante culturele activiteiten uit voort, maar vaak<br />

ook niet. De tijdelijke activiteiten kunnen bijdragen tot de waardevorming van een gebouw,<br />

maar lang niet altijd. Het is niet zo eenvoudig dat elke oude fabriek in een handomdraai kan<br />

worden omgetoverd tot een centrum van creativiteit. Het is ook niet zo dat elke opwaardering<br />

van broedplaats naar creatieve marktplaats leidt tot gentrification en verdringing van<br />

de ‘oorspronkelijke’ en experimentele creatieve kunstenaars. De buitenlandse voorbeelden<br />

(Prenzlauer Berg in Berlijn, Custard Factory in Birmingham) en de Nederlandse proeftuinen<br />

laten zien dat een commerciële ontwikkeling van de creatieve economie niet diametraal<br />

tegenover de vernieuwing staat.<br />

Er is een groot gebrek aan strategie, vooral bij de overheden, maar ook bij ontwikkelaars.<br />

De waan van de dag heerst, waardoor de creatieve economie een vaag en amateuristisch/<br />

gesubsidieerd imago houdt, met een elitair tintje. Luke Bruins (MediaWharf), Rob Vooren<br />

(Stadsdeel Amsterdam-Noord) en Roel de Jong (Kinetisch Noord), alledrie betrokken bij<br />

de NDSM-werf, geven in hoofdstuk 2 aan hoe de synergie tussen commerciële en artistieke<br />

ontwikkelingen kan worden bevorderd.<br />

Vaak steken de lokale overheden een hoop geld in de herontwikkeling van industrieel erfgoed<br />

zonder precies te weten waar behoefte aan is. Er wordt gedacht: als we van deze fabriek<br />

een cultuurgebouw maken waarin kunstinstellingen kunnen worden gevestigd, dan komt<br />

het publiek vanzelf en wordt het imago van de stad opgepoetst. Of in zulke gevallen de<br />

baten opwegen tegen de kosten is zeer de vraag, immers de overheid betaalt twee keer:<br />

de eerste keer voor de herontwikkeling van het gebouw en vervolgens voor de huur van<br />

de gesubsidieerde culturele instelling.<br />

Het kan ook zijn dat een culturele broedplaats wordt gecreëerd. Vaak op hoop van zegen.<br />

Maar is er overal wel behoefte aan een broedplaats? Is een broedplaats voor kunstenaars wel<br />

belangrijker voor de stad dan een verzamelgebouw voor creatieve ondernemers, of een<br />

marktplaats waar creatieve ondernemers hun product kunnen verkopen?<br />

De proeftuinen hebben ons geleerd dat de herontwikkeling van <strong>gebouwen</strong> en wijken met<br />

veel meer strategisch inzicht en succes ter hand genomen kan worden. De lessen van proeftuinen<br />

kunnen kort en bondig worden samengevat.<br />

1. Een eerste vereiste is een proces dat ruimte creëert om <strong>nieuwe</strong> mogelijkheden te ontdekken,<br />

zowel voor en door de creatieve ondernemers als voor de <strong>gebouwen</strong> en wijken. Het onderzoeksproces<br />

wordt door partijen gezamenlijk ondernomen, zodat de uitkomsten ook draagvlak<br />

hebben bij de samenwerkende partijen. De <strong>nieuwe</strong> identiteit van het gebied komt voort<br />

uit de combinatie van de kenmerken van de locatie, de creatieve clusters en wat het genetisch<br />

materiaal van de stad genoemd kan worden. In hoofdstuk 1, ‘Genetische modificatie van<br />

de stad: DNA & identiteit’, gaat Jean Baptiste Benraad (Stadswonen) op dit onderwerp in.<br />

2. Creatieve herontwikkeling heeft vaak te maken met zowel de transactie-as als met de<br />

interactie-as. Soms bevinden zich op de transactie-as commerciële partijen die sterk marktgericht<br />

zijn, terwijl aan de andere kant experimentele kunstenaars bezig zijn interactie te<br />

organiseren. Deze combinatie van partijen kan synergetisch zijn, maar ook conflictueus.<br />

In hoofdstuk 2 worden de mogelijkheden van een synergetische benadering verkend door<br />

Luke Bruins (Red Concepts), Rob Vooren (Stadsdeel Amsterdam-Noord) en Roel de Jong<br />

(Kinetisch Noord).<br />

3. Creatieve bedrijvigheid kan, als eenmaal wordt begrepen hoe het werkt, ook worden<br />

ingezet als herontwikkelingsstrategie. Leo Versteijlen, directeur bij Kristal, werkt deze strategie<br />

uit in hoofdstuk 3. Het bevorderen van creatief ondernemerschap kan <strong>nieuwe</strong> kansen<br />

opleve ren waar ook de huidige bewoners van kunnen profiteren. Op grond van de ervaringen<br />

in Rotterdam en Arnhem is de verwachting gerechtvaardigd dat de creatieve economie een<br />

bijdrage kan leveren aan de wijkverbetering door versterking van het cultureel kapitaal.<br />

4. Gerben van Straaten (Walas The Maverick) stelt dat er veel meer mogelijkheden zijn dan<br />

gedacht om de herontwikkeling te laten plaatsvinden op marktconforme wijze tegen lagere<br />

publieke kosten. In hoofdstuk 4 presenteert hij een model van waardevorming dat nauw<br />

41


aansluit bij het proces. Daardoor ontstaat een lager risicoprofiel en een grotere kans op<br />

waardevorming. De samenwerkende partijen moeten wel bereid zijn elkaars risico af te dekken<br />

en ruimte te geven aan de ontwikkeling van <strong>nieuwe</strong> economie.<br />

5. Alles overkoepelend is het proces. Renée Hoogendoorn (directeur Gebiedsontwikkeling<br />

AM) toont een procesaanpak voor het bij elkaar brengen van software en hardware. Voor het<br />

succesvol realiseren van de strategie is een ondernemende coalitie nodig van drie partijen: markt,<br />

gebruikers en overheden, die goed geïnformeerd over elkaars wensen en verwachtingen een<br />

perspectief formuleren en uitvoeren.<br />

6. In verschillende hoofdstukken wordt ingegaan op de wederkerige relatie tussen creatieve<br />

economie en de gebouwde omgeving, de stad en het gebouw. In dit hoofdstuk wordt<br />

expliciet ingegaan op de architectonische opgave. Heeft de creatieve economie specifieke<br />

<strong>gebouwen</strong> en vestigingscondities nodig? Vier aspecten van deze relatie worden onder de<br />

loep genomen: de reputatie van een plek, het belang van een integraal concept, tijdelijke<br />

architectuur en permanente onafheid.<br />

In het tweede deel van dit boek worden de proeftuinen zelf beschreven. De auteurs zijn<br />

leden van het kernteam die bij deze projecten in een leidinggevende rol betrokken zijn<br />

geweest. Per proeftuin worden de locatie, de ontwikkelingsvraag en belangrijkste ‘lessen’<br />

geformuleerd. Daarnaast worden facts & figures gepresenteerd over de sterkte van de creatieve<br />

economie en van de creatieve milieus en een kansenkaart.<br />

Het boek wordt afgesloten met een tweetal beschouwingen. Een evaluatie van de ‘Community<br />

of Practice’ van de hand van Marc Coenders (Leerarchitectuur) en Tamara Metze (de Stad<br />

Creatieve milieus in de Randstad<br />

bv) onder de titel ‘Van onderhandelen naar samenwerken’. Het laatste woord is aan <strong>Evert</strong><br />

<strong>Verhagen</strong> vanuit zijn expertise opgedaan in de herontwikkeling van de Westergasfabriek<br />

in 2007<br />

42 en als extern adviseur betrokken bij de Proeftuinen Creatieve Economie. Hij blikt terug<br />

op de oogst van de proeftuinen en vooruit naar de toekomst, waarin creativiteit steeds<br />

belangrijker zal worden voor iedereen die iets wil produceren, zeker nu de stedelijke<br />

herontwikkeling hoog op de agenda staat.<br />

Habiforum, de Stad bv en ABF Research hebben het initiatief genomen tot de Proeftuinen<br />

Creatieve Economie om op een proefondervindelijke wijze tot onderbouwde strategieën<br />

voor de creatieve economie te komen. Daarvoor heeft de Stad bv een reeks initiatiefnemers<br />

voor projecten, projectontwikkelaars en gemeenten bijeengebracht in een leeromgeving,<br />

een Community of Practice. De proeftuinen hebben door onderlinge advisering, expertmeetings,<br />

onderzoek en ontwikkeling <strong>nieuwe</strong> praktijken voor stedelijke herontwikkeling<br />

43<br />

en creatieve economie ontwikkeld. Het resultaat daarvan wordt in dit boek weergegeven<br />

in het model dat de Venetiaanse brug is genoemd.<br />

De proeftuinen zijn gevoed door onderzoek naar de stedelijke condities voor creatieve<br />

economie en door evaluatieonderzoek naar soortgelijke ontwikkelingen in binnenen<br />

buitenland.<br />

Creatieve milieus in 1996 Creatieve milieus in 2004<br />

*<br />

Broedplaats<br />

Creatieve werkplaats<br />

Transactiemilieu<br />

Productiemilieu<br />

Proefuin


44<br />

Kansenkaart creatieve milieus<br />

in de Randstad<br />

Kans op nieuw creatief milieu<br />

Kans op opschaling<br />

Kans op terugschaling<br />

Kans op verdwijning<br />

Creatieve milieus in 2004<br />

* Proefuin<br />

Groei kern creatieve industrie<br />

1996–2007 en omvang van de<br />

creatieve werkgelegenheid in 2007<br />

Groei kern creatieve industrie 1996-2007<br />

10,3 - 60,2<br />

60,3 - 100,3<br />

10,4 - 173,8<br />

Omvang werkgelegenheid creatieve industrie<br />

Kern creatieve industrie<br />

Overige creatieve industrie<br />

45


Hoofdstuk 1<br />

Jean Baptiste Benraad, Stadswonen<br />

Simon van Dommelen, de Stad bv<br />

Genetische<br />

modificatie van<br />

de stad: DNA<br />

& identiteit<br />

‘Creatief in Rotterdam’, kopt de Volkskrant in oktober van 2007. Aanleiding vormden de<br />

bouwwerkzaamheden rond The Creative Factory, een ‘broedplaats voor jonge ondernemers’<br />

in een reusachtige oude graansilo in Rotterdam-Zuid, waar eerder Now & Wow al was<br />

gestart met de programmering van bijzondere clubavonden. De gemeente investeert 5,5<br />

miljoen euro in het gebouw om dit geschikt te maken voor creatieve ondernemers. Daarnaast<br />

wordt 50% van de huurkosten van de ondernemers vergoed door de stad, omdat The Creative<br />

Factory gevestigd is in Charlois en deze wijk tot de ‘kansenzones’ wordt gerekend. Er is<br />

al voor de opening een wachtlijst voor kantoorruimte in het pand. Tot nu toe hebben 45<br />

starters en 6 gevestigde ondernemers een contract getekend voor een ruimte met een huurprijs<br />

tussen de 135 en 164 euro per maand. Na eerdere investeringen in de Witte de Withstraat,<br />

de Van Nellefabriek en de Schiecentrale voegt Rotterdam zich daarmee definitief in de rij<br />

steden met de ambitie om creatieve stad te zijn. De vraag is wat de ankerpunten zijn waarop<br />

de stad haar beleid baseert. Voor The Creative Factory worden er twee genoemd. In de eerste<br />

plaats het gebouw zelf, dat als industrieel monument op zichzelf al een grote aantrekkingskracht<br />

uitoefent op creatieven. En daarnaast de kansen die de gemeente toedicht aan creatieven<br />

om als ‘pioniers’ een gentrification-proces op gang te brengen in achterstandsgebieden.<br />

In het streven om hoger opgeleiden aan de stad te binden bieden creatieven een interessant<br />

perspectief, zij prefereren een stedelijke levensstijl boven een gezinswoning met tuin in<br />

Spijkenisse. En ook betaalbaarheid speelt een rol, zoals John Wanders betoogt in de Volkskrant:<br />

‘Dikke kans dat deze vaak avontuurlijk ingestelde types juist de sociaal zwakkere wijken van<br />

Rotterdam verkiezen als ideale, want goedkope, woonplek’ (Wanders, 2007).<br />

Los van het feit of deze wijken aantrekkelijk worden bevonden door creatieve ondernemers,<br />

zeker als daar subsidie tegenover staat, is het nog maar de vraag of de creatieve economie ook<br />

daadwerkelijk een voedingsbodem heeft in Rotterdam-Zuid. Wat goed is voor Rotterdam,<br />

werkt dat ook voor de sector zelf? Wat is het perspectief van de creatieve starters in De Graansilo,<br />

kunnen ze hier een succesvolle beroepspraktijk opbouwen? Waar liggen eigenlijk de<br />

beste kansen in Rotterdam en wat zijn de randvoorwaarden voor blijvende verankering?<br />

En wellicht nog relevanter, welke strategie moet worden toegepast om kansen te benutten<br />

en uit te groeien tot een succesvolle creatieve stad die haar bewoners stimuleert, maar ook<br />

<strong>nieuwe</strong> deelnemers van buiten trekt?<br />

In dit artikel worden hiervoor twee belangrijke stappen genoemd. De eerste is prioritering,<br />

het maken van de juiste keuzes. Wat wordt er ontwikkeld? Belangrijk is dat gekozen wordt<br />

voor branches die aansluiten bij het profiel en dus de kansen van de stad, waar de stad zich<br />

mee onderscheidt van andere steden en aldus concurrentievoordeel is te behalen. Daarnaast<br />

gaat prioriteren ook over de plek waar de ontwikkeling moet plaatsvinden. Welke grond<br />

biedt de beste voedingsbodem voor het juiste type creatieve economie, en hoe laat je de<br />

ontwikkeling aansluiten bij de situatie ter plekke?<br />

De tweede stap is het gunnen van een ontwikkeling. Dat gaat over de acceptatie van alle<br />

partijen dat een initiatief op een specifieke plek de beste voedingsbodem heeft en niet elders<br />

moet worden gekopieerd. Het sluit aan bij de initiatieven die organisch tot stand komen.<br />

Prioriteren en gunnen hangen sterk samen met de identiteit van de stad en van de wijk.<br />

Zoals in de inleiding al beschreven, vereist projectontwikkeling binnen de creatieve economie<br />

inzicht in het DNA van stad en de plek waar het moet neerslaan. Er moeten aanknopingspunten<br />

zijn waarop doorgebouwd kan worden. Niet door te vergroten en herhalen van wat<br />

er al zit, maar door iets toe te voegen wat de identiteit versterkt en verrijkt en uiteindelijk<br />

een verandering in de genen tot stand brengt. Er zal in dit hoofdstuk aan de hand van het<br />

procesverloop in Arnhem eerst worden stilgestaan bij de wijze waarop de identiteit kan<br />

worden achterhaald en uitgangspunt moet zijn voor planontwikkeling. Vervolgens wordt<br />

de Rotterdamse beleidspraktijk onder de loep genomen en het proces van keuzes en prioritering<br />

geanalyseerd.<br />

Drie thema’s spelen daarin een rol. Ten eerste de zoektocht naar kansrijke clusters, economische<br />

sectoren die passen bij het profiel van de stad. Vervolgens gaan we in op de voedingsbodem<br />

47


voor de creatieve economie: op welke plekken in een stad gedijt de sector het best. En ten<br />

slotte wordt ingegaan op de zichtbaarheid van de sector. Op welke wijze vormt de creatieve<br />

economie een pull factor voor bedrijven en consumenten van buiten? De Rotterdamse casus<br />

toont het belang van de profilering en zichtbaarheid van de sector.<br />

De prioriteiten die leiden tot een beleidsvisie zullen moeten landen in een beleidsaanpak<br />

die uitgaat van een aantal keuzes. Daarmee wordt voorkomen dat de creatieve economie<br />

vlees noch vis is, doordat partijen in de stad elkaar beconcurreren. Dit vergt een sterke stadsbrede<br />

coalitie van marktpartijen en publieke partners die gezamenlijk beleidsdoelen opstellen<br />

en bereid zijn om elkaar een succesvolle ontwikkeling te gunnen, als dat bijdraagt tot de<br />

versterking van de creatieve economie in de hele stad. De volgende paragraaf gaat hierop<br />

in en trekt lessen uit concrete casus in het verleden.<br />

Dit gunnen van een ontwikkeling aan een bepaalde plek raakt aan een belangrijk dilemma<br />

binnen de Rotterdamse creatieve sector. Nieuwe initiatieven in de creatieve sector duikelen<br />

over elkaar heen, nog voordat de vorige plek is uitgegroeid tot een volwaardig creatief milieu.<br />

De ondernemerszin is groot in Rotterdam, het is een stad van pioniers, maar het ongeduld<br />

van creatieven én beleidsmakers belet de stad om volwassen te worden.<br />

constateren ze dat Arnhem zich wel kan profileren als experimenteer- en productieplek<br />

voor de branche. De modeacademie brengt veel jong talent voort dat graag in de luwte<br />

aan een collectie bouwt. Succesvolle ontwerpers in Arnhem behouden vaak hun productiefaciliteiten<br />

in de stad, nadat ze zelf naar Amsterdam zijn verhuist. Ook de belangrijkste issues<br />

zijn vaak kenmerkend voor het profiel van de stad. Voor Arnhem waren dit onder meer de<br />

gebrekkige huisvesting voor afgestudeerde creatieven en met name doorstarters, de onzichtbaarheid<br />

van de sector, en het ontbreken van een platform waarin creatieven kunnen kennismaken<br />

met een potentiële afzetmarkt. Dat laatste werd toegeschreven aan het gebrek aan<br />

ontmoetingsplekken. Sommige thema’s vergen aanvullend onderzoek, zoals de meer specifieke<br />

huisvestingswensen van de creatieve ondernemer, die voor Arnhem in kaart zijn gebracht<br />

door onderzoeksbureau ETIN (2006). Wat hier blijkt is het voordeel van de ‘second cities’:<br />

steden die niet steeds de schijnwerper op zich gericht voelen. Er is daardoor vrije ruimte<br />

om de experimenteren, te oefenen en te starten voor de volgende generatie. Een voordeel<br />

wat in Rotterdam, als het niet om de haven gaat, ook een grote rol speelt.<br />

Zoeken naar identiteit, het onderscheidend vermogen<br />

Stap twee<br />

Deze gaat over de vorming van coalities rond deze thema’s. Door creatieven in contact te<br />

brengen met elkaar en met potentiële partners zoals ontwikkelaars, corporaties en de gemeente<br />

Om richting te kunnen geven aan de ontwikkeling van een creatieve economie dient te<br />

worden partijen bewust van de mogelijkheden die ze hebben om zelf iets te doen aan de<br />

worden aangesloten bij het DNA van een stad, bestaande economische, sociale en fysieke<br />

situatie die zij als problematisch ervaren of om al succesvolle activiteiten voort te zetten. Door-<br />

kenmerken die de drager kunnen zijn van <strong>nieuwe</strong> ontwikkelingen. Verpauperde buurten<br />

dat creatieven zelf initiatiefnemer zijn of betrokken worden bij de projecten, worden de<br />

zijn op die manier omgeturnd in dynamische en hippe wijken. Denk aan het Northern<br />

wensen van de sector direct vertaald in de planvorming. Projecten als de Mode Biënnale, het<br />

Quarter in Manchester (zie internationale casus), of dichter bij huis, De Pijp in Amsterdam.<br />

In Rotterdam heeft een wijkontwikkelingsmaatschappij (WOM) in de Witte de Withstraat<br />

Ontwerp Platform Arnhem en Modewijk Klarendal ontlenen daaraan hun bestaansrecht.<br />

48 een proces van gentrification aangewakkerd door in de bestaande structuur <strong>nieuwe</strong> creatieve<br />

Stap drie<br />

49<br />

activiteiten toe te voegen, zoals hippe horeca, galeries en winkels. De straat vormt een ver-<br />

De derde stap gaat over de zoektocht naar de plekken met de meest gunstige omstandiglengde<br />

van zowel de binnenstad als het Museumpark, waarbij detailhandel en de museale<br />

heden om specifieke onderdelen uit de sector te huisvesten. Deze huisvestingsbehoeften<br />

functie natuurlijk in elkaar overlopen en extra waarde toevoegen aan het gebied.<br />

lopen binnen de sector sterk uiteen. Het model van de creatieve milieus (p. 00) brengt een<br />

Het uitgangspunt moet zijn wat er (potentieel) in een gebied zit, en wat daaraan kenmerkend<br />

differentiatie aan in de behoeften van creatieven voor een specifiek milieu. Het model heeft<br />

is. Om het creatief DNA van een stad te kunnen blootleggen en het juiste deel van de creatieve<br />

twee assen, de ‘interactie-as’ en ‘transactie-as’, die tezamen vier creatieve milieus vormen:<br />

activiteiten op de juiste plek te laten landen, kan een voorbeeld worden genomen aan de<br />

broedplaats, creatieve werkplaats, transactiemilieu en het creatief productiemilieu.<br />

creatoop-strategie in de gemeente Arnhem. Hoewel deels gebaseerd op toevalligheden en<br />

De geschiktheid van een specifieke omgeving voor creatieve activiteiten hangt samen met<br />

ongeplande acties en met veel vertraging, heeft deze aanpak geleid tot een stadsbrede coalitie<br />

een aantal factoren, zoals de ligging ten opzichte van de binnenstad, de stedenbouwkundige<br />

van gemeentelijke diensten, ontwikkelaars, woningcorporaties en creatieven die met de<br />

structuur, de beschikbaarheid van ruimte, bestaande <strong>functies</strong> en de creatieve activiteiten die<br />

neuzen in dezelfde richting een gezamenlijk doel nastreven: het vergroten van de dynamiek<br />

er reeds zijn gevestigd, al dan niet autonoom gegroeid. Daarnaast is de aanwezigheid van<br />

van Arnhem door middel van het versterken van het creatief potentieel. Hoewel dit doel<br />

onderwijsinstellingen, aansluitend op dit deel van de creatieve economie, vaak een belang-<br />

nog niet is bereikt, zijn er succesvolle ontwikkelingen te benoemen die de stad op de kaart<br />

rijke trekker, met name voor de instroom van creatieven van buiten de stad. Verder in dit<br />

hebben gezet: creatieve locaties als Het Hoofdkwartier, Modewijk Klarendal en de eind<br />

hoofdstuk (p. 00) en in hoofdstuk 3 wordt dieper op deze voorwaarden ingegaan. Arnhem<br />

2007 geopende conceptwinkel Coming Soon van kunstacademie ArtEZ. Maar ook activi-<br />

kent een vrij logische indeling van een binnenstad met een winkelhart dat uitlopers heeft<br />

teiten die de zichtbaarheid van de creatieve sector in Arnhem hebben vergroot, zoals de<br />

in een stegenstelsel met relatief lage prijzen waar creatieven hun etalage- en ontmoetings-<br />

succesvolle Mode Biënnale en tentoonstellingen onder de noemer Made in Arnhem.<br />

functie hebben (transactiemilieu). Daaromheen bevindt zich een ring van wijken die elk<br />

Nieuwe activiteiten volgen elkaar in hoog tempo op.<br />

hun eigen karakter hebben: het Stationskwartier (creatieve werkplaats) met instituten<br />

In de strategie zijn een aantal stappen te onderscheiden die essentieel zijn geweest voor<br />

als ArtEZ, het Museum voor Moderne Kunst en Het Hoofdkwartier; het Burgemeesters-<br />

het succes van Arnhem.<br />

kwartier (productiemilieu), waar de creatieve zakelijke dienstverlening zich autonoom heeft<br />

gevestigd in representatieve maar relatief dure herenhuizen; het Spijkerkwartier (creatieve<br />

Stap een<br />

werkplaats) als verlengde van de binnenstad met een fijnmazige structuur, waar creatieven<br />

Om er achter te komen wat kenmerkend is voor de creatieve sector in de betreffende stad<br />

zowel werken als ontmoeten. Iets verder ligt Klarendal (broedplaats) met een achterstands-<br />

en wat er speelt bij de ondernemers zullen creatieven zelf ondervraagd moeten worden<br />

problematiek die juist voor startende creatieven interessante perspectieven biedt om betaal-<br />

in hun eigen biotoop. Bijvoorbeeld over hun motieven om in de stad gevestigd te zijn en<br />

bare huisvesting te vinden. Langs de Rijn bevindt zich het Centrum-Oost (productiemilieu).<br />

de problemen waar ze als ondernemers tegen aanlopen. Zij tonen de eigenheid van de stad<br />

Dit is deels een oud industrieterrein met industriële monumenten die de nodige vierkante<br />

en laten zien wat wel en niet werkt. In Arnhem is men zich bijvoorbeeld sterk bewust van<br />

meters bieden aan creatieve activiteiten die wat meer ruimte-intensief zijn. Ten slotte moet<br />

de ondergeschikte positie van de mode-industrie ten opzichte van Amsterdam. Tegelijk<br />

het echte topklimaat op creatief en cultureel gebied landen in het grootschalige Rijnboog-


project (transactiemilieu), dat over een paar jaar een nieuw stuk binnenstad toevoegt aan de<br />

bestaande stad.<br />

Men stelt wel eens de vraag of Arnhem de massa heeft om zo veel beschikbare ruimte te<br />

vullen. De binnenstad en omliggende wijken vormen echter een compact geheel, de onderlinge<br />

afstanden zijn gering. Bovendien is de vraag naar ruimte onverminderd groot. Wellicht<br />

dat de stad met de op één na grootste kunstenaarskolonie van Nederland (na Amsterdam)<br />

(Marlet & Van Woerkens, 2005) eindelijk in staat is om het creatief talent langer aan zich te<br />

binden. De aanwezigheid van de Academie voor beeldende kunst en vormgeving Arnhem<br />

(ArtEZ) is hierbij van veel belang. Hier kan van geleerd worden dat steden zich veel beter de<br />

bijeffecten van hun onderwijsinstellingen dienen te realiseren. Een bijbehorende broedplaats<br />

als opvolger van de speelplaats van lagere scholen schept kansen. We zien dat ook terug op<br />

het Coolhaveneiland in Rotterdam. Het is in dit kader jammer dat de onderwijsinstellingen<br />

nog autonoom te werk gaan. Het succes van de interactie is nu bijna altijd afhankelijk van<br />

het handelen van de studenten en afgestudeerden. Hier valt meer resultaat te behalen.<br />

Kennis- en creatieve economie liggen direct in elkaars verlengde, voorzover de creatieve<br />

economie vaak al niet besloten is in de kenniseconomie.<br />

(RRKC) en Stadshavens is de afgelopen jaren gewerkt aan een visie op de creatieve economie<br />

en een uitvoeringsprogramma. Daarin zijn drie belangrijke doelstellingen geformu leerd: (1)<br />

een toename van het aantal arbeidsplaatsen in de sector van 10.000 tot 12.000 banen, (2)<br />

het op gang brengen van kruisbestuivingen, en (3) het vergroten van de zichtbaarheid van<br />

de sector. Wat vertrouwen geeft voor de toekomst is dat Rotterdam in deze economische<br />

visie de creatieve stad onderdeel maakt van de kennisstad onder de ambitie ‘Samen leren’.<br />

Deze integrale benadering van de creatieve economie in Rotterdam is een trendbreuk met<br />

de sectorale aanpak die aan dit beleid voorafging. Na het succes van de Witte de Withstraat<br />

hadden vanuit centrale aansturing met name de audiovisuele sector en architectuur de volle<br />

aandacht. We zullen hier dieper ingaan op het beleid rond de AV-sector.<br />

Stap vier<br />

AV-cluster<br />

Hoewel destijds nog een marginale sector qua werkgelegenheid, zagen beleidsmakers al<br />

in 1997 veel potentie om in Rotterdam te bouwen aan een krachtig AV-cluster. Het succesvolle<br />

International Film Festival Rotterdam is een van de aanjagers. Door grote televisieen<br />

filmproducties naar de stad te halen en de vestigingscondities voor ondernemingen te<br />

verbeteren, hoopte Rotterdam een belangrijke speler te worden op het gebied van audiovisuele<br />

media. Hoewel bijna alle producties nog altijd in de Noordvleugel worden gedraaid,<br />

De vierde en laatste stap gaat over het commitment van partijen dat nodig is om de ontwik-<br />

is het Rotterdam redelijk gelukt om de AV-sector lokaal in de kijker te zetten.<br />

kelingen te laten slagen. Dit is extra belangrijk omdat de creatieve economie een grillig<br />

Het veronderstelde succes is vaak onderbouwd met het onderzoek van TNO naar de<br />

karakter heeft en bijna per definitie een onbekende uitkomst heeft (zie hoofdstuk 3, 5).<br />

creatieve industrie in Rotterdam (2004). Volgens TNO is de media- en entertainmentsector,<br />

Dat vergt veel flexibiliteit van de betrokken partijen. Voor Arnhem was het cruciaal dat de<br />

waar de AV-sector deel van uitmaakt, tussen 1996 en 2003 met 13,3% gegroeid, terwijl die<br />

wethouders hun zegen gaven aan de ontwikkelingen. Daarmee hadden zowel ontwikkelaars<br />

in Amsterdam juist stagneert (1,1%). Deze onderbouwing is echter flinterdun. In de eerste<br />

als de eigen gemeentelijke organisatie voldoende ruggensteun om met projecten aan de slag<br />

plaats is de media- en entertainmentsector in absolute zin gering met een aandeel van 3400<br />

50 te gaan. Veel projecten in Nederland verzanden in goede bedoelingen door een gebrek aan<br />

banen in Rotterdam (in 2003). In Amsterdam is de sector ruim drie keer zo groot, en met 51<br />

bestuurlijke moed.<br />

Hilversum meegerekend ongeveer zes keer groter. Beide steden vormen in Noordvleugel-<br />

De aanpak in Arnhem toont aan dat duurzame coalities met zowel creatieven als met uitverband<br />

één cluster (Van der Groep, 2004). Een grote relatieve groei in Rotterdam pakt<br />

voerende partijen (ontwikkelaars, corporaties, gemeente) essentieel zijn voor het verwezen-<br />

in absolute zin kleiner uit en moet dus in een ander perspectief worden geplaatst. Daarnaast<br />

lijken van de ambitie om de creatieve economie een impuls te geven. Coalitiepartners zullen<br />

wordt de media- en entertainmentindustrie in Rotterdam voor een groot deel wordt<br />

een visie pas ondersteunen op het moment dat de juiste prioriteiten worden gesteld en<br />

gedomineerd door uitgeverijen (69%) en ook de groei met 400 arbeidsplaatsen komt voor<br />

de ontwikkelingen logisch worden ingepast in de bestaande economische en ruimtelijke<br />

het overgrote deel voor rekening van de uitgeverijbranche (Manshanden et al., 2005).<br />

structuur van de stad. Kennis van het DNA is een vereiste, er moeten ankerpunten zijn<br />

Slechts 25% van de banen is AV-gerelateerde werkgelegenheid (radio en televisie, film-<br />

waarop voortgebouwd kan worden. Partijen zullen in dat geval sneller bereid zijn om elkaar<br />

productie, fotografie, vertoning van films).<br />

een ontwikkeling te gunnen, omdat ze zich beter bewust zijn van de potenties van derge-<br />

Niettemin heeft de stad al acht jaar een onuitputtelijke ambitie om een krachtig AV-cluster<br />

lijke investeringen, ook voor de eigen projecten. Het gaat om de juiste keuzes op de juiste<br />

op de kaart te zetten. Met gunstige vestigingsvoorwaarden probeert men bedrijven naar de<br />

plekken. Creatieve economie is niet maakbaar, maar er kan wel op worden ingespeeld.<br />

stad te halen. Deze volhardendheid is niet zonder effect, veel pioniers op het gebied van AV<br />

hebben de weg naar Rotterdam gevonden, of zijn met hun bedrijf gestart in de Maasstad.<br />

Kansrijke clusters en Rotterdamse genen<br />

Van deze bedrijfjes zijn er echter ook alweer een aantal verdwenen. De huidige plantjes<br />

Rotterdam heeft de afgelopen tien jaar diverse sectoren aangewezen als economische kansen-<br />

groeien maar langzaam en zaaien zich niet uit. Volgens Jacques van Heijningen, directeur<br />

clusters. Aanvankelijk waren dat er nog zeven, waarvan de AV-sector en vrijetijdseconomie<br />

van het Rotterdams Fonds voor de Film en audiovisuele media (RFF), is het een vaststaand<br />

de meeste raakvlakken vertoonden met de ‘huidige’ creatieve industrie. In 2005 heeft<br />

gegeven dat er van de tien <strong>nieuwe</strong> bedrijven in de creatieve sector altijd zeven tot acht<br />

de publiek-private Economic Development Board Rotterdam (EDBR) samen met het<br />

zullen mislukken (Willigenburg, 2007). Hij pleit dan ook voor een lange adem. Het zou<br />

Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) de ‘Economische Visie Rotterdam 2020’ opgesteld,<br />

de stad helpen als ze de zo gewenste grote trekker naar de stad weten te halen, die er nog<br />

die vervolgens is vertaald in het ‘Uitvoeringsprogramma Economie Rotterdam 2006–2009’.<br />

moet komen nadat MTV Networks koos voor Amsterdam.<br />

De creatieve sector, die in 2003 met een omzet van 400 miljoen euro slechts 2,2% bijdraagt<br />

Voorlopig wordt er nog volop geïnvesteerd in het AV-cluster. Deze investeringen concen-<br />

aan de Rotterdamse economie en 3,3% van de werkgelegenheid, heeft een prominente<br />

treren zich met name op de Lloydpier met de Schiecentrale en het 25kV-gebouw. Door zich<br />

positie verworven in het economisch beleid. Uit het onderzoek van TNO naar de creatieve<br />

te focussen op één gebied en daar ook opleidingen, luxe appartementen en voorzieningen<br />

industrie in Rotterdam (Manshanden et al., 2005) bleek namelijk ook dat de werkgelegenheid<br />

te situeren, hoopt men een cluster van AV-bedrijvigheid te realiseren. De forse verliezen<br />

in de creatieve industrie veel harder groeit dan in de overige sectoren in Rotterdam. De stad<br />

die het OBR leed op de Schiecentrale in de afgelopen jaren tonen aan dat het nog niet de<br />

wil haar beleid daarop afstemmen. Onder aanvoering van het OBR en met partijen als de<br />

AV-toplocatie is geworden die men voor ogen had. Veel bedrijven kunnen zich alleen een<br />

EDBR, de diensten Stedenbouw en Volkshuisvesting (dS+V), Kunst en Cultuur (dKC),<br />

werkruimte veroorloven als ze worden gesubsidieerd op de huur. Dat blijkt bijvoorbeeld<br />

Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS), de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur<br />

uit een berichtje waarin tv-producent Men At Work overwoog om het tv-programma


52 53<br />

‘Creatieven laten zich al snel<br />

verleiden om zich te vestigen<br />

in een oude loods in het<br />

haven gebied als daar een flinke<br />

subsidie tegenover staat.’<br />

Voorlopig afgesloten publieke<br />

ruimte achter het woonwerkgebouw<br />

Puntegale. In de toekomst een<br />

openbaar plein.


Raymann is laat te verhuizen naar Hilversum vanwege de ophanden zijnde huurverhoging<br />

Rotterdamse genen<br />

door Van der Linde Partyservice, die de exploitatie voor de studio in de Schiecentrale heeft<br />

Het DNA van Rotterdam ligt deels besloten in de succes van de stad (de herkenbaarheid),<br />

overgenomen van het OBR. Alleen door bemiddeling van de burgemeester en een huur-<br />

de ontwikkeling in het verleden en de cultuur, de attitude die daaruit voortkomt en de<br />

verlaging is de verhuizing voorkomen (Van der Velden, 2007). De onderhandelingen met<br />

ontwikkelingen in het heden. De resultaten hiervan zijn:<br />

Men At Work zeggen ook iets over de motieven van de gemeente. Het is er Rotterdam veel<br />

– een enorme internationale bekendheid als basis dankzij de wereldhaven Rotterdam;<br />

aan gelegen om producties aan de stad te binden, ook al moet daar de hele infrastructuur<br />

– dankzij diezelfde haven een positieve attitude van de stad en haar inwoners tegenover<br />

van Hilversum wekelijks voor worden verhuisd. Er wordt nauwelijks geredeneerd vanuit<br />

alles wat van ‘elders komt’; in dit kader past een verwijzing naar de voorwaarden van<br />

de inhoudelijke verankering die programma’s als Raymann is laat hebben met de stad. De<br />

de creatieve economie volgens Florida;<br />

inhoud van het programma, de presentator ervan en het publiek zijn door en door Rotter-<br />

– door de aanwezigheid van 170 nationaliteiten en een grote jonge bevolking een stevige<br />

dams. Dat zijn de incentives waarmee je een producent aan je stad bindt.<br />

basis voor alles wat met de ‘urban culture’ te maken heeft alsmede het tonen, door-<br />

Hieruit blijkt het belang om gebruik te maken van de genen van de stad; de grootschalige<br />

ontwikkelen en verkopen van de verworvenheden van andere culturen (zoals het<br />

traditionele producties voor de nationale omroepen horen bij de genen van het (autochtone)<br />

Zomercarnaval), maar ook de vernieuwing van de vermaaksindustrie voor de <strong>nieuwe</strong><br />

Gooi en Amsterdam; daar ligt het netwerk, ontmoeten producenten elkaar en ontstaan<br />

(van oorsprong allochtone) inwoners;<br />

<strong>nieuwe</strong> initiatieven. Een wekelijkse verplaatsing naar Rotterdam doet daar niets aan af.<br />

– grote variëteit aan muziek en dans vanwege het bijeenkomen van zo veel culturen, die<br />

Programma’s als Raymann is laat zitten in de genen van het multiculturele Rotterdam. Daar-<br />

een basis vormt voor culturele integratie;<br />

naast zijn <strong>nieuwe</strong> vormen van AV – flexibel, snel, en voor een select publiek – financieel<br />

– mediaproducties aansluitend bij de aanwezigheid van de vele culturen; kleinschalig en<br />

haalbaar door (live-)uitzending via internet en mobile telefoon.<br />

via de <strong>nieuwe</strong> media;<br />

– vernieuwing en ondersteuning in handel, transport en logistiek, alsmede in de petro-<br />

Verschuiving naar kennis en <strong>nieuwe</strong> media<br />

chemische sector;<br />

Om toch maximaal rendement te halen uit de investeringen in het AV-cluster is het<br />

– een grote vraag uit het bedrijfsleven naar ontwerp- en ideeënontwikkeling, van huisstijl<br />

ver standig om politiek uithoudingsvermogen te tonen, ook al heeft men zich neergelegd<br />

tot pr-campagne;<br />

bij de dominante positie van Amsterdam/Hilversum. Het OBR heeft in 2005 de genen van<br />

– architectuur en stedenbouw, mede ook vanuit de eigen wederopbouwervaringen;<br />

de stad erkend door de aandacht te verschuiven van film en tv naar <strong>nieuwe</strong> media, een sector<br />

– economie en bedrijfswetenschappen, vanuit de langjarige onderscheidende bekendheid<br />

waar aanzienlijk meer ankerpunten voor zijn te vinden in de stad. Nieuwe communicatie-<br />

van het betreffende onderwijs;<br />

54 technieken passen beter bij de pionierscultuur van Rotterdam, waar kunstenaars en creatieven<br />

al volop experimenteren met alternatieve media, al dan niet in experimenteerclubs als<br />

– aanpak en oplossing van de problemen die de stad zelf kent door haar specifieke situatie. 55<br />

Locus 010, V2 _, Digital Playground en WORM. Inmiddels is ook de (beleidsmatig gewenste)<br />

Vruchtbare grond<br />

koppe ling met de kenniseconomie aangebracht door te bevorderen dat enkele interessante<br />

Meer nog dan de sector speelt de locatie een rol bij de ontwikkeling van een creatieve stad.<br />

mediaopleidingen zich vestigen op het naastgelegen Coolhaveneiland, dat de westelijke<br />

Hoe kenmerkt zich de voedingsbodem waarop creatieven hun bestaansrecht bouwen?<br />

uitloper is van de KennisAs door het centrum van de stad. Dergelijke onderwijsinstellingen<br />

In de inleiding (p. 43) werd al vermeld dat de verscheidenheid van creatieve milieus in de<br />

trekken pioniers die niet ingeweven zijn in vaste patronen en die een vliegwieleffect kunnen<br />

Noordvleugel groot is, waar in de Zuidvleugel vooral de productiemilieus voor de creatieve<br />

veroorzaken door <strong>nieuwe</strong> markten aan te boren binnen de creatieve sector, zoals De Digitale<br />

economie domineren. De overige creatieve activiteiten, buiten de kern van de creatieve<br />

Stad en XS4ALL dat deden in Amsterdam in de jaren negentig. Doordat zich vanwege<br />

industrie, zoals creatieve productie, distributie, organisatie en toepassingen, domineren<br />

de concentratie op die KennisAs daar inmiddels ook het World Music and Dance Centre<br />

in Rotterdam en omgeving. Vermoedelijk is de creatieve sector in de Noordvleugel meer<br />

(WMDC) heeft gevestigd, verbreden de basis en verankering zich. Ontdekken en combineren<br />

van muziekvormen over de hele wereld sluit aan bij de ver<strong>nieuwe</strong>nde genen van multi-<br />

zelfstandig en stuwend en in de Zuidvleugel volgend (ABF Research, 2007a).<br />

cultureel Rotterdam, waar door de aanwezigheid van 170 nationaliteiten geen enkele bezoeker<br />

Een andere mogelijke verklaring voor het ontbreken van transactiemilieus is de lage dicht-<br />

meer vreemd is. Dit vereist wel dat er plekken en media zijn waar deze diversiteit en interheid<br />

van creatieve bedrijven. In Rotterdam valt op dat creatieve ondernemingen verspreid<br />

nationaal denken (wat door de wereldhaven al tot de genen behoorde) zichtbaar zijn. De<br />

zijn over de stad, in de binnenstad, <strong>Oude</strong> Noorden, delen van Rotterdam-Zuid, Coolhaven-<br />

jaarlijkse optocht van het Zomercarnaval is hiervan een icoon met landelijke bekendheid.<br />

eiland/Lloydkwartier en in oude loodsen in de haven. De absolute omvang per gebied is<br />

relatief klein, evenals het aandeel in de totale werkgelegenheid. Het aanbod van kantoor-,<br />

Het acht jaar geleden ingezette beleid van de gemeente om de AV-sector een impuls te<br />

atelier- en overige werkruimten is redelijk groot en divers en de prijzen zijn relatief laag,<br />

geven is gebaseerd op de verkeerde motieven, namelijk de ondervertegenwoordiging van<br />

niet in de laatste plaats dankzij allerlei stimuleringsregelingen van de gemeente. Dat laatste<br />

de sector. Men zag dat AV een groeisector was en wilde hiervan een graantje meepikken.<br />

beïnvloedt de keuze van bedrijven om zich ergens te vestigen. Zolang het beleid niet is<br />

Een natuurlijke verankering met Rotterdam ontbreekt vrijwel volledig, waardoor de sector<br />

gericht op concentratie van creatieve werkgelegenheid leidt dit tot verdere verdunning van<br />

voortdurend met publieke middelen zal moeten worden gevoed om overeind te blijven.<br />

de sector. Een creatieve onderneming heeft niet per definitie belang bij de aanwezigheid<br />

Bovendien moest de hele infrastructuur van de grond af worden opgebouwd. Daar heeft<br />

van andere creatieve ondernemers in de directe omgeving, zoals vaak wordt gesuggereerd.<br />

men van geleerd en door een accentverschuiving aan te brengen naar <strong>nieuwe</strong> media en<br />

Clustering komt alleen natuurlijk tot stand op de plekken waar de vestigingscondities voor<br />

muziek kan een <strong>nieuwe</strong> groeimarkt worden aangeboord die aansluit bij het profiel van<br />

een bepaald type ondernemers en studenten gunstig zijn (zie casus Arnhems, p. 216) of door<br />

de stad. Dat lijkt te lukken, en het is daarom belangrijk dat projecten zoals de Schiecentrale<br />

persoonlijke motieven (zie Prenzlauer Berg, p. 78).<br />

en het Rotterdams Fonds voor de Film worden gecontinueerd, want ondanks de aanloop-<br />

Vestigingsmotieven zijn vaak heel traditioneel, waar het gaat om de betaalbaarheid, beschikproblemen<br />

lijkt het mediacluster in Rotterdam een succes te worden.<br />

bare ruimte en de uitstraling van het pand zelf. Creatieven laten zich al snel verleiden om


56 57<br />

Expositie ‘Brand New Bags’ tijdens<br />

de Modebiënnale 2007 in Arnhem<br />

De Meelfabriek in Leiden, waar een deel<br />

van het concept Huis van de<br />

Communicatie zal worden gehuisvest.


zich te vestigen in een oude loods in het havengebied, als daar flinke subsidie tegenover staat.<br />

Venster zich laten verleiden om zich te vestigen in gebouw Las Palmas op de Kop van Zuid,<br />

Dit roept echter de vraag op of deze bedrijven op die plek ook de beste voedingsbodem<br />

met een aanzienlijke financiële bijdrage van de gemeente. De directeur van Cinerama, een<br />

hebben. De grond kan aantrekkelijk zijn voor creatieve bedrijven, maar is die ook vruchtbaar?<br />

ander filmhuis in het centrum, waarvan het huurcontract binnenkort wordt beëindigd, ziet<br />

geen reden om te verhuizen naar de andere kant van de Maas. Volgens hem is er geen markt<br />

Niet elke grond verdraagt dezelfde plant<br />

voor een arthouse-publiek in Zuid. Veelbetekenend is een uitspraak van dichter Manuel<br />

Het verhaal in Arnhem laat zien dat creatieve ontwikkelingen met name kansrijk zijn als<br />

Kneepkens uit hetzelfde artikel: ‘Die zuidelijke oever wil maar niet tot bloei komen en dus<br />

deze aansluiten bij activiteiten die daar autonoom zijn gegroeid op basis van de bestaande<br />

past de gemeente nu allerlei kunstgrepen toe. In een poging dat gebied alsnog tot leven te<br />

structuur, zoals de mix van <strong>functies</strong> in het Spijkerkwartier, de ver<strong>nieuwe</strong>nde winkel- en<br />

wekken.’ De term ‘kunstgrepen’ geeft de essentie weer van de kritiek op de plannen van het<br />

horecaconcepten in het stegenstelsel en de aanzuigende en stimulerende werking van de<br />

stadsbestuur om een gentrification-proces op gang te brengen in Zuid. Er is geen natuur-<br />

onderwijsinstellingen.<br />

lijke verankering met de omgeving. De hoge investeringen en subsidies zijn daarvoor een<br />

Naast de algemene vestigingsmotieven van creatieven speelt ook het type bedrijvigheid een<br />

belangrijke indicator. En waar de geldstroom stopt, verdwijnt ook de levensvatbaarheid<br />

rol. Zoals uit de gegeven definities blijkt, is de bandbreedte van wat we als creatief aanduiden<br />

van een project. Het faillissement van restaurant ’t Gemaal als onderdeel van het niet levens-<br />

erg groot, met als gevolg ook zeer verschillende wensen en succesfactoren. Niet elke plant<br />

vatbaar gebleken initiatief ‘Eetplein Afrikaanderplein’ is zo’n voorbeeld. Moeten we niet<br />

verdraagt dezelfde grond en dus zal er gedifferentieerd moeten worden. De leegstand van<br />

de conclusie trekken dat een McDonald’s voorlopig beter past dan een sterrenrestaurant?<br />

winkels in de Arnhemse wijk Klarendal biedt creatieven betaalbare mogelijkheden om een<br />

Interessant is dat een tijdelijke dependance van tentoonstellingsruimte TENT in Rotterdamwerkplaats<br />

te combineren met een etalagefunctie. Hier zitten pioniers, startende onder-<br />

Zuid wél perspectief heeft en een aantrekkelijke impuls kan zijn voor zowel de omgeving<br />

nemers die nog volop aan het experimenteren zijn, maar die wel hun eerste collecties willen<br />

als de Rotterdamse kunstwereld. Het verschil zit hem in de inhoud. In TENT.ZUID wordt<br />

presenteren aan een niche-publiek. Dat zijn geen passanten, maar doelbewuste consumenten.<br />

de programmering aangepast aan de omgeving. De kunstwerken gaan over de stedelijke<br />

Datzelfde geldt voor de bijzondere winkeltjes en restaurants die de laatste jaren zijn ontstaan<br />

transformatie en komen tot stand in interactie met de buurt. Het instituut ziet zichzelf als<br />

in Oud-Charlois in Rotterdam-Zuid. Het zijn de grensgebieden waar nog een publieke<br />

de cultuurverkenner van Rotterdam-Zuid, ze zoeken aansluiting bij de specificiteit van de<br />

functie mogelijk is, maar voor beide voorbeelden geldt dat dit al niet meer zonder subsidies<br />

omgeving. In dat perspectief maakt ook de exploitant van De Graansilo de juiste keuze door<br />

mogelijk is. Trek je in Rotterdam verder het havengebied in, dan kom je uit bij de <strong>nieuwe</strong><br />

voorrang te verlenen aan (allochtone) ondernemers uit de buurt. Daarmee verbindt de<br />

creatieve hotspot van de stad, de Heijplaat met het voormalige RDM-hoofdkantoor als<br />

eyecatcher, dat tegenwoordig plaats biedt aan creatieve ondernemers. Men droomt al van een<br />

Graansilo zich aan de wijk.<br />

58 theater, een visrestaurant en een terras (Duursma, 2006). De term hotspot impliceert een<br />

Coolhaveneiland<br />

59<br />

magnetische werking, maar of daar werkelijk sprake van kan zijn, is de vraag. De fietsreis<br />

Nog vóór de eerder vermelde ontwikkelingen op de Lloydpier is er vanaf 1990 een gentri-<br />

neemt minimaal drie kwartier in beslag en de omgeving met haar zware industrie en vrachtfication-proces<br />

op gang gebracht op het aangrenzende Coolhaveneiland door de transformatie<br />

wagens is bepaald niet uitnodigend. Alleen experimentele en/of productiegerichte activiteiten<br />

van grote pakhuizen en de <strong>gebouwen</strong> van het Gemeentelijk Energiebedrijf en de Belasting-<br />

in de creatieve economie zullen daar een bestaansrecht op kunnen bouwen, als pioniers.<br />

dienst naar huisvesting voor studenten en young urban professionals. Inmiddels wonen en<br />

De Heijplaat is vruchtbare grond voor dat deel van de creatieve economie dat zich kan<br />

werken hier meer dan 1500 jonge mensen met gemiddeld een hoog opleidingsniveau. Zij<br />

vinden in de typisch Rotterdamse genen voor dit gebied: ruig, ongestructureerd en perifeer.<br />

maakten van dit armoedig stukje Delfshaven als het ware een deel van het binnenstedelijke<br />

De geruchten dat de Academie van Bouwkunst haar vestiging naar het RDM-terrein<br />

milieu van Rotterdam. Dit proces vertrok zich, zonder sturing van bovenaf, met succes<br />

verplaatst, wekken veel verbazing.<br />

ondanks het vertrek van het Conservatorium uit het pand aan de Pieter de Hoochweg, waar<br />

de bakermat ligt van de Erasmus Universiteit. Het gebouw kreeg met de huisvesting van het<br />

Kunstgrepen in Rotterdam-Zuid<br />

Jeugdtheater en de Theaterhavo/vwo een <strong>nieuwe</strong> bestemming, passend bij de ontwikkeling<br />

Rotterdam-Zuid staat volop in de schijnwerpers sinds de implementatie van het Pact<br />

op Zuid. Al eerder is de Kop van Zuid in ontwikkeling gebracht, met een beoogd grootste-<br />

van de wijk (zie casusbeschrijving, p. 82).<br />

delijk klimaat. Nu ontstaan ook steeds meer initiatieven op het gebied van de creatieve<br />

De transformatie van de karakteristieke grote complexen was de eerste bijdrage van<br />

economie in de zuidelijke krachtwijken Feijenoord, IJsselmonde en met name Charlois.<br />

woning corporatie Stadswonen, de huisvester van studenten en young urban professionals<br />

De ontwikkelingen in De Graansilo zijn het meest aansprekend, zoals in de inleiding<br />

in Rotterdam. Het gaat om de verlenging van de KennisAs vanaf het Erasmus MC-terrein<br />

al aangestipt. De waarde van dergelijke investeringen staat echter voortdurend ter discussie<br />

in westelijke richting met een gebied grenzend aan het binnenstedelijke milieu. Gezien<br />

in krantenberichten en reacties van experts. We geven enkele voorbeelden. Om te beginnen<br />

deze ligging was het een logische uitbreiding van het door deze klantengroep zo gewenste<br />

De Graansilo zelf. Hoewel er wordt gesuggereerd dat het nu al een succes is, vanwege de<br />

binnenstedelijke milieu.<br />

wachtlijst voor bedrijfsruimte, zijn er nauwelijks bedrijven gevestigd die ouder zijn dan drie<br />

Rotterdam is de derde onderwijsstad van Nederland met 60.000 studenten wo en hbo.<br />

jaar. Op zichzelf zegt dat nog niets, maar feit is dat de huidige ondernemers flink worden<br />

In deze topdrie is Rotterdam uniek als het gaat om de locatie van zowel de onderwijs-<br />

gesubsidieerd op de huur. En dat roept de vraag op of ze wel voldoende omzet genereren<br />

instellingen als de studentenhuisvesting, die allemaal boven de oost-westmetro rond een as<br />

om te kunnen concurreren met soortgelijke bedrijven die wel een marktconforme huur<br />

dwars door de binnenstad liggen. Om de unieke situatie als voordeel benoembaar te maken,<br />

opbrengen op centraler gelegen locaties. Anders gezegd, is De Graansilo de juiste plek voor<br />

heeft Stadswonen ervoor gekozen deze campus in de stad aan te duiden als de KennisAs<br />

succesvol ondernemerschap; sluit het wel aan bij zijn omgeving waaruit voeding en voor-<br />

(zie afbeelding p. 61).<br />

zieningen moeten voortkomen?<br />

Op deze KennisAs zijn vijf ‘magneten’ benoemd die afhankelijk van hun (toenemende)<br />

Iets soortgelijks geldt voor de culturele instellingen. In NRC Handelsblad (Meerberg, 2008)<br />

sterkte voor een steeds groter gebied een aantrekkende werking hebben. Iedere magneet<br />

wordt gewag gemaakt van leegloop van de binnenstad naar Zuid, zo heeft filmhuis Lantaren/<br />

heeft een andere functie. De focus aan de oostzijde is meer gericht op economische,


edrijfskundige en juridische studies en hun (verblijfs)voorzieningen. Na het overgangsgebied<br />

Westblaak, waar de grootste vermenging plaatsvindt met de andere economieën van<br />

de stad, richten de westelijke magneten zich op medisch (EMC), architectonisch en creatief<br />

(Coolhaveneiland).<br />

KennisAs ®<br />

Stadswonen verwacht een optimale voedingsbodem te genereren in de magneet Coolhaveneiland<br />

door zich te richten op de creatieve sector, met daarin een zwaartepunt op<br />

muziek, dans en (de koppeling aan) communicatie, digitale media en multi mediadesign.<br />

Door samen met collega-corporatie Woonbron huisvesting voor wonen en werken te<br />

bieden, bij voorrang aan de (short-stay-)studenten en starters ontstaat dit gunstige klimaat.<br />

Coolhaven Hoboken Westblaak Oostplein Eur-Woudenstein<br />

Dit wordt nog versterkt door in bestaande <strong>gebouwen</strong>, zoals de oude monumentale<br />

Machinistenschool en nieuwbouw (de <strong>nieuwe</strong> Machinist), en in delen van de buitenruimte<br />

voorzieningen aan te bieden voor werken, opleiding en ontmoeten. Beide corporaties<br />

zullen daarvoor naast de al lopende plannen locaties verwerven en investeren.<br />

Het Coolhaveneiland heeft fysiek ook een groot voordeel voor de ontwikkeling van de<br />

creatieve economie. Het is een semi-eiland met mooie hoogteverschillen en restanten<br />

van haven<strong>functies</strong> met monumentale <strong>gebouwen</strong>. Het is een oude wijk gelegen naast de<br />

historische Delftshaven. Het heeft alles mee om zich als een gemeenschap te ontwikkelen.<br />

Dit is dan ook merkbaar, want terwijl het stedenbouwkundig project vertraging oploopt,<br />

ontstaan er autonoom allerlei initiatieven in de wijk. Er wonen steeds meer jongeren en<br />

er vestigen zich ondernemers en kunstenaars. Het Coolhaveneiland kent daarbij bijzonder<br />

veel dynamiek. Veel <strong>nieuwe</strong> bedrijven starten, bestaande bedrijven vestigen zich er. Een<br />

groot deel van de creatieve werkgelegenheid bevindt zich in de wat kleinere bedrijven<br />

tot twintig werknemers, waaronder veel ontwerpers. Als er ergens in Rotterdam DNA<br />

aanwezig is, dan is het wel op het Coolhaveneiland. Er lijkt zich nu spontaan creatieve<br />

Werken<br />

Wonen<br />

Zorgen<br />

Leren<br />

Logeren<br />

Zorgen<br />

Leren<br />

Logeren<br />

Ontspannen<br />

Ontmoeten<br />

Wonen<br />

Leren<br />

Experimenteren<br />

Wonen<br />

60 bedrijvigheid te ontwikkelen, waardoor het Coolhaveneiland kan uitgroeien tot een multiculturele<br />

wijk met een spontaan gentrification-proces. Rotterdam is daarmee weer een<br />

nieuw en spannend creatief en cultureel milieu rijker.<br />

Het is een soort ‘veenbrand’, voor buitenstaanders niet direct zichtbaar maar wel voelbaar.<br />

De actieven in dit proces vragen dan ook om een te grote sturing van buitenaf, met name<br />

van ambtelijke zijde, achterwege te laten. Dit zou het beste bewijs kunnen zijn dat de<br />

juiste combinatie van genen en voedingsbodem hier gevonden is.<br />

Het Coolhaveneiland is een gebied met kansen. Een bedreiging kan het gebrek aan huisvestigingsmogelijkheden<br />

voor bedrijven zijn; zeker omdat de gemeente met haar blik<br />

gericht is op Zuid en minder naar de plekken waar het gebeurt. Ook aan de zichtbaarheid<br />

van de creatieve activiteiten binnen <strong>gebouwen</strong> en de verblijfswaarde op straat, nog aan te<br />

leggen pleinen en wandelroutes, zal nog hard gewerkt moeten worden. De grond op het<br />

Coolhaveneiland is vruchtbaar, en met kleine inspanningen kan het Coolhaveneiland cool<br />

worden. Een extra muziekcafé of restaurant, op korte termijn, kan een reden zijn om op<br />

het Coolhaveneiland te blijven wonen en werken of zich er te vestigen. Sloop niet te veel,<br />

creatieven willen vooral zelf ontdekken. Garandeer originaliteit en leg de voorwaarden niet<br />

vast: liever chaos binnen kaders dan orde (zie ook hoofdstuk 3). Dan zal de ‘veenbrand’ nog<br />

lang voortduren.<br />

61<br />

Zichtbaarheid<br />

Daar waar de ontwikkelingen zouden moeten aansluiten bij de identiteit van een gebied<br />

speelt zichtbaarheid een essentiële rol. Identiteit gaat voor een groot deel over de uitstraling<br />

van een gebied.<br />

Publieke ruimte<br />

De inrichting van de publieke ruimte in Rotterdam heeft lange tijd geen prioriteit gehad.<br />

De kritiek spitst zich toe op de anonimiteit en ontoegankelijkheid die het uitstraalt. De<br />

publieke ruimte bepaalt in belangrijke mate de ‘sense of place’ van een gebied. Een stad


die na de oorlog het centrum opnieuw moest opbouwen, een stad van werkers, realiseert<br />

zich momenteel heel goed dat hier verbetering in moet komen. In publieke debatten tussen<br />

degenen die zich dit gebrek aantrekken en internationale deskundigen op het gebied van<br />

publieke ruimte als Jan Gehl en Rob Adams, met voorbeelden als Melbourne, wordt door<br />

de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting (dS+V) een basis bepaald voor verbetering, te<br />

beginnen in de binnenstad. In hoog tempo verschijnt hiervoor beleid tot aanpak: ‘Stadsvisie<br />

Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030’, ‘Buitenruimtenota Binnenstad’,<br />

‘Rotterdamse aanpak kwaliteit buitenruimte’ en het ‘Binnenstadsplan’. De inzet van dit beleid<br />

wordt door de deelnemers van het convenant rond het Coolhaveneiland overgenomen.<br />

onderwereld (huurders, beheerders) zorgt voor de essentie van het gebied, de bovenwereld<br />

(publiek, gebruikers) voor de existentie. Een plek heeft geen betekenis als niemand daarvan<br />

kennis kan nemen. Succesvolle plekken hebben een relatie met de omgeving die te ‘voelen’<br />

is. De stad wordt pas aantrekkelijk en de creatieve economie pas succesvol als de toegankelijkheid<br />

en zichtbaarheid van het creatief potentieel worden vergroot. Dan wordt ook de in<br />

de ‘Economische Visie Rotterdam 2020’ beoogde attractieve stad werkelijkheid. Het woord<br />

marketing is niet vies, het is inherent aan de creatieve economie. Het is de pokon die de<br />

juiste plant (DNA) op de juiste grond (omgeving/locatie) kan laten groeien.<br />

Marketing als pokon voor de creatieve economie<br />

Gunnen<br />

Een belangrijke voorwaarde voor het succes van de creatieve economie in een stad is een<br />

Zichtbaarheid uit zich niet alleen in de publieke ruimte, maar ook in de beeldvorming<br />

gedeeld belang voor het geheel. De kans dat de individuele belangen van ontwikkelende<br />

naar buiten, de wijze waarop bedrijven en de stad zichzelf in de markt zetten. Terwijl veel<br />

partijen, de gemeente en de creatieve ondernemer synchroon lopen is klein. Er rest dus niets<br />

gemeenten geen kans onbenut laten om zichzelf op de borst te kloppen, houdt Rotterdam<br />

anders dan dat partijen elkaar ondersteunen in hun initiatieven, voor zover deze op de juiste<br />

vast aan zijn ‘niet lullen maar poetsen’-mentaliteit. Het niet-koketteren met de successen van<br />

de stad is onderdeel van de Rotterdamse identiteit en zorgt voor een paradoxale verhouding<br />

gronden worden genomen.<br />

met het beleid op het gebied van de creatieve economie. Veel Rotterdamse creatieven<br />

De topdownaanpak van de Schiecentrale heeft veel weerstand opgeroepen bij creatieve<br />

herkennen zich namelijk sterk in deze karaktereigenschap en voelen zich prettig bij het<br />

ondernemers. Dat gaat soms zo ver dat creatieven bewust op zoek gaan naar locaties die niet<br />

bestaan in de marges van de creatieve economie. Sterker nog, het afzetten tegen de gangbare<br />

worden ondersteund of gecontroleerd door de gemeente. De Creative Cube in het oude<br />

modus vormt hun bestaansrecht. Was Rotterdam niet de stad van het experiment, van<br />

postkantoor vlak bij het Centraal Station is zo’n voorbeeld. Een van de initiatiefnemers zegt<br />

pioniers? Tegelijk beperkt deze extravertheid de ondernemers in hun groeikansen, omdat<br />

over de lokroep naar Lloydkwartier of het RDM-terrein: ‘Dat leek ons niks, de gemeente zet<br />

ze onzichtbaar zijn voor een breder publiek. Dat maakt het creatief milieu eenzijdig introvert<br />

daar bedrijven bij elkaar die allemaal op elkaar lijken. Maar wij vinden juist dat de bedrijven<br />

(zie p. 37). Een belangrijk beleidsdoel van de gemeente is niet voor niets het zichtbaar<br />

die samen in zo’n pand zitten elkaar moeten aanvullen, met kennis en diensten. (…) Boven-<br />

maken van de sector, om de stad aantrekkelijker te maken voor zowel de creatieve ondernemer<br />

dien willen we in het centrum werken. Da’s inspirerend. Hier komt ook onze doelgroep.<br />

62 als zijn publiek. De campagne ‘Creativity starts here’ toont een filmpje waarin bekende<br />

Deze omgeving helpt om goede werknemers binnen te halen. Zij werken gewoon liever in 63<br />

creatieven, zoals ontwerper Richard Hutten en kunstenaar Joep van Lieshout, hun stad<br />

de stad’ (Clevers, 2006). De Creative Cube is volledig eigenstandig verbouwd en ingericht.<br />

een gezicht geven. Stickers met de campagnetitel moeten de bedrijven letterlijk zichtbaar<br />

Creatieve ondernemers hebben een uitgesproken mening over hun ideale werkomgeving.<br />

maken voor passanten.<br />

Dat zijn geen vaststaande concepten (zie ook hoofdstuk 3). Het OBR zal in zijn uitvoerings-<br />

Creatieve ondernemers zullen zich meer moeten openstellen voor invloeden van buitenaf.<br />

programma voor de creatieve economie het vertrouwen moeten terugwinnen van de sector<br />

Niet alleen om hun markt te vergroten, maar ook voor onverwachte ontmoetingen, het<br />

om het beleid te laten slagen. Dat vergt een flexibele houding.<br />

aan gaan van <strong>nieuwe</strong> samenwerkingsverbanden en het opdoen van inspiratie. De meeste<br />

De op het Coolhaveneiland ontstane ‘veenbrand’ is een goed voorbeeld dat het bij de juiste<br />

vernieuwing ontstaat door interactie met partijen buiten je eigen netwerk. Dat netwerk<br />

inzet wel ‘van binnenuit’ kan ontstaan en aanzwellen. Dat wil niet zeggen dat overheid en<br />

is klein in Rotterdam, iedereen kent elkaar, en dus zullen de vleugels verder moeten worden<br />

(vastgoed)organisaties langs de kant moeten gaan zitten; ze zullen randvoorwaarden, <strong>gebouwen</strong><br />

uitgespreid. Helaas wegen andere belangen vaak zwaarder. De Van Nelle Ontwerpfabriek<br />

en veranderingen in de buitenruimte moeten creëren. Van veel belang hierbij is dat men zich<br />

bijvoorbeeld is een groot deel van haar dynamiek verloren, doordat het gebouw letterlijk<br />

realiseert dat succes voor een aanpak niet universeel toepasbaar is. De creatieve economie<br />

is afgesloten van de buitenwereld. Geïnteresseerden voor de architectuur van het gebouw<br />

kent veel verschillende sectoren die voor succes hun specifieke locatie en omstandigheden<br />

of de activiteiten die er plaatsvinden, kunnen de slagbomen alleen passeren op afspraak.<br />

nodig hebben (de combinatie van het juiste DNA en voedingsbodem). Dit vraagt overheden<br />

Buiten de bedrijven om is van spontane dynamiek geen sprake meer.<br />

voor het stellen van prioriteiten en het daarna gunnen aan het juiste gebied om dit te<br />

Als men niet oplet dreigt hetzelfde te gebeuren met het World Music and Dance Centre<br />

realiseren. Dan moet je elders niet met hetzelfde aan de slag, want daarmee ontstaat een<br />

(WMDC) op het Coolhaveneiland. Dit instituut is daar sinds 2007 gevestigd, maar daar merk<br />

confettistad met kleinschalige, gelijksoortige initiatieven verspreid over de stad. Die plekken<br />

je een jaar later weinig van als je door de straat loopt, ondanks het ruime aanbod van concerten.<br />

zijn weinig kansrijk om uit te groeien tot een volwaardig creatief milieu.<br />

Een horecagelegenheid zou de eerste stap kunnen zijn om de drempel te verlagen. Dit initiatief<br />

Corporaties kunnen voor het stimuleren van ontwikkelingen ‘van binnenuit’ vaak meer<br />

wordt elders in de wijk opgepikt, alwaar in 2008 in de Machinistenschool een muziekcafé<br />

betekenen dan ze zich nu realiseren. Het vraagt een omwenteling vanuit de situatie van<br />

wordt gerealiseerd. Sowieso is in Rotterdam een gebrek aan podia en platforms om creatieve<br />

waaruit ze altijd hebben geopereerd. Het eerlijk verdelen van de schaarse woonruimte legt<br />

producties te tonen aan een groter publiek, zoals de RRKC in 2007 al concludeerde in haar<br />

de prioriteit bij het systeem, terwijl het bevorderen van de economie in een wijk moet<br />

sectoranalyse: ‘In Rotterdam is voldoende aanbod van av-content maar er zijn onvoldoende<br />

etalages om producties onder de aandacht te brengen. Meer aandacht is nodig voor de relatie<br />

tussen producent en afnemer’ (Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur, 2007).<br />

Feit is dat veel plekken enkel worden bezocht door de creatieve kern, de producenten<br />

zelf, terwijl een veel grotere groep niet zelf creatief is, maar er wel graag bij wil horen, als<br />

consument. Zij voelen zich aangetrokken tot de sector en de activiteiten en producten<br />

die daaruit voortkomen. Het is het verschil tussen de ‘onderwereld’ en ‘bovenwereld’. De<br />

uitgaan van het ruimte geven aan die gemeenschap.


Porta Nuova<br />

Milaan<br />

Auteurs<br />

64<br />

Milaan is de stad van design, waar de Salone del Mobile wordt gehouden en<br />

waar toonaangevende architecten en designers in het wild over straat lopen.<br />

Des te opvallender is het dat de lokale overheid daarvan alleen de meest<br />

commerciële top bij de stadsontwikkeling heeft betrokken en het ‘autonome’<br />

creatieve potentieel van de stad lange tijd over het hoofd heeft gezien in.<br />

Actieve publieke steun aan culturele clusters komt mondjesmaat op gang.<br />

Daar komt nog bij dat de lokale overheid een topdownbenadering hanteert,<br />

waarbij weinig aandacht wordt besteed aan de coördinatie tussen de verschillende<br />

departementen. Dit heeft ertoe geleid dat tot vijf jaar geleden geen<br />

directe verwijzing bestond naar de ontwikkeling van culturele activiteiten<br />

in de ontwikkelingsprojecten van het stadsbestuur. De aantrekkingskracht<br />

en cultuur van de stad zijn voornamelijk geworteld in de commerciële sector,<br />

de beurzen, modeshows en de magneetwerking die van Milaan zelf uitgaat.<br />

De houding van de regionale overheid begint te veranderen: ze is actief<br />

betrokken in de promotie van cultuur en houdt de vinger aan de pols van<br />

het culturele aanbod en de consumptie van cultuur. Nieuw voor het stadsbestuur<br />

is dat het onderkennen van de verschillende lokale identiteiten<br />

in de stad als leidraad kan worden gebruikt bij herontwikkelingsprojecten.<br />

Het grootschalige project Porta Nuova illustreert deze problematiek.<br />

Porta Nuova is de naam van een herontwikkelingsproject<br />

onder leiding van vastgoedontwikkelaar<br />

Hines Italia voor drie aan elkaar grenzende wijken<br />

in het noorden van Milaan: Garibaldi-Repubblica<br />

(24 ha), Isola Lunetta (3,1 ha) en Varesine (8,5 ha).<br />

Tot de plannen van Porta Nuova behoren groen voorzieningen,<br />

woningen en commerciële en culturele<br />

activiteiten. Deze verschillende <strong>functies</strong> zullen met<br />

elkaar worden verbonden door middel van voetgangers<br />

paden. Bovendien voorzien de plannen in<br />

de aanleg van een <strong>nieuwe</strong> metrolijn die samen met<br />

spoor- en tramlijnen een dicht infrastructureel netwerk<br />

moet gaan vormen dat optimaal wordt benut.<br />

De benadering van de culturele ontwikkeling van<br />

het gebied, wordt uit de plannen niet duidelijk.<br />

Garibaldi-Repubblica, Varesine en Isola Lunetta zijn<br />

opvallend verschillend van karakter. De eerste twee<br />

gebieden worden gezien als symbolen van stedelijk<br />

verval en vormen samen een van de oudste lege<br />

ruimten in de stad. Isola Lunetta contrasteert hiermee.<br />

De wijk dankt zijn naam aan de geïsoleerde<br />

positie: het gebied wordt gescheiden van het stadcentrum<br />

door een treinspoor en door de lege stedelijke<br />

ruimten van<br />

Garibaldi-Repubblica en Varesine. Door deze geïsoleerde<br />

ligging heeft de wijk gedeeltelijk zijn oude<br />

identiteit kunnen behouden. De wijk heeft een<br />

bijzondere interne, fysieke en relationele structuur<br />

met een eigen karakter en atmosfeer. In de wijk met<br />

kleine, smalle straatjes zijn naast de traditionele<br />

huizen en winkeltjes ook ambachts- en restauratieruimten,<br />

creatieve werkplaatsen, tentoonstellingsruimten,<br />

verenigingen, cultuurcentra, <strong>nieuwe</strong> kunstgalerieën<br />

en het Verdi-theater te vinden. Isola<br />

is een zeer vitale, multifunctionele wijk, waar het<br />

traditionele gecombineerd wordt met innovatief<br />

ruimtegebruik.<br />

In 2000 is door bewoners van de wijk Isola de<br />

vereniging Cantieri Isola opgericht om te antwoorden<br />

op de publicatie van het project Città della Moda,<br />

dat in 1999 door de gemeente in samenwerking<br />

met private ontwikkelaar Hines Italia werd gelanceerd.<br />

De oorspronkelijke bedoeling was dat Isola<br />

modeateliers en het modemuseum Modam zou huisvesten<br />

en een <strong>nieuwe</strong> pool zou worden voor design<br />

en andere aan mode gerelateerde activiteiten. Van<br />

begin af aan was echter een groot aantal van de<br />

belanghebbenden in de modesector het oneens<br />

over de noodzaak van een dergelijk project. Daarnaast<br />

prefereerden veel belanghebbenden andere<br />

plekken in de stad met een ‘sense of place’, een<br />

eigen identiteit, waar sociale netwerken al ontwikkeld<br />

zijn. Het project is dan ook nooit van de grond<br />

gekomen. Cantieri Isola heeft hierbij een belangrijke<br />

rol gespeeld. De vereniging bestaat uit een gekleurd<br />

palet van bewoners (als architecten en kunstenaars)<br />

en sinds de oprichting probeert ze de buurt te promo<br />

ten door de verschillende talenten van het gebied<br />

te tonen, problemen onder ogen te zien en te anticiperen<br />

op toekomstige veranderingen. De vereniging<br />

is dan ook stevig geworteld in het lokale territorium<br />

en de sociale netwerken van de wijk. Ze heeft tot<br />

doel de politieke en stedelijke besluitvormingsprocessen,<br />

die in hun ogen een negatieve impact<br />

hebben op de lokale bevolking, te veranderen.<br />

Mede dankzij de strijd en tegenstand van bewoners<br />

tegen het project Porta Nuova zijn <strong>nieuwe</strong> doelstellingen<br />

geformuleerd met betrekking tot de groene<br />

gebieden, congestie, het behoud van de traditionele<br />

lokale architectuur en de promotie van de lokaal<br />

gebonden culturele activiteiten. Niettemin is er nog<br />

steeds weinig aandacht voor de behoeften van<br />

de bewoners van het gebied. Het ontbreekt aan<br />

commu nicatie tussen de verschillende actoren.<br />

Het risico blijft dat de specifieke identiteit van<br />

de wijk Isola en haar publieke ruimten teniet wordt<br />

gedaan. Isola is vooral spontaan en zelfgestuurd<br />

ontwikkeld; de wijk bestaat in Milaan zonder enige<br />

interventie of beleid van de lokale overheid. Porta<br />

Nuova weerspiegelt een model van stedelijke<br />

ontwikkeling, waarin architecten en planners zich<br />

tot doel hebben gesteld om te realiseren wat zij<br />

hebben gepland in alle <strong>nieuwe</strong> stedelijke gebieden,<br />

name lijk: een efficiënt transportsysteem, een dicht<br />

netwerk van diensten en faciliteiten, alles op loopafstand<br />

en niet te vergeten een hoge kwaliteit van<br />

leven. Hierbij is grotendeels voorbijgegaan aan de<br />

specifieke lokale identiteit van Isola Lunetta.<br />

De ervaring van Isola Lunetta is niet uniek voor<br />

Milaan. Maar al te vaak worden bestaande waarden<br />

bij stedelijke vernieuwing beschouwd als lastig en<br />

tegengesteld aan de modernisering. Waar dadendrang<br />

en maakbaarheidsgeloof overheersen, wordt<br />

de aanwezige voedingsbodem voor vernieuwing<br />

gemakkelijk over het hoofd gezien. Rotterdam is<br />

een voorbeeld van de topdownbenadering: eerst<br />

wordt de Schiecentrale bestempeld tot centrum<br />

van de AV-sector; een jaar later moet iedereen<br />

weer naar Zuid. Zo wordt Rotterdam geen filmstad,<br />

maar ook geen creatieve stad. Door aan te sluiten<br />

bij de feite lijke ontwikkeling van de KennisAs en<br />

de combinatie te maken met de autonome groei<br />

van de creatieve sector en cultuur die in Delfshaven<br />

al aanwezig is, kan een versnelling in de groei van<br />

de creatieve economie mogelijk worden gemaakt.<br />

Gebaseerd op:<br />

R.C. Kloosterman e.a. (2007), Proeftuinen.<br />

Cultuur als hefboom voor de lokale economie.<br />

De cases Helsinki, Manchester, Lille, Milaan<br />

en Birmingham.<br />

65


Hoofdstuk 2<br />

Luke Bruins, Red Concepts<br />

Roel de Jong, Stichting Kinetisch Noord<br />

Rob Vooren, Projectbureau Noordwaarts<br />

Tamara Metze, de Stad bv<br />

Synergie tussen<br />

artistiek en<br />

commercieel<br />

Veel oude industriële locaties zijn in de jaren negentig van de vorige eeuw ontdekt door<br />

krakers, autonome kunstenaars, kleine zelfstandig ondernemers uit de creatieve economie<br />

en organisatoren van (vaak illegale) feesten. De locaties leenden zich voor activiteiten<br />

die niet meteen veel geld opleverden en vaak te luidruchtig, te groot of te alternatief waren<br />

voor het ‘normale’ uitgaansleven, de kunstwereld of de architectuur. De creatieven brachten<br />

<strong>nieuwe</strong> ideeën naar oude <strong>gebouwen</strong> en terreinen en bliezen die nieuw leven in.<br />

In de loop der jaren professionaliseerden de kunstenaars en andere (illegale) gebruikers zich.<br />

Een aantal kunstenaars, theatermakers, en skaters en voormalige krakers van de Zuidelijke<br />

IJ-oevers richtte eind jaren negentig de Stichting Kinetisch Noord op en schreven een voorstel<br />

voor cultureel hergebruik van de voormalige NDSM-werf Oost na een oproep van het<br />

Stadsdeel Amsterdam-Noord. Kinetische Noord kreeg gemeentelijke subsidie om een plan<br />

uit te werken voor uiteenlopend gebruik van de werf, zoals atelierruimte, een skatebaan<br />

en een theaterwerkplaats.<br />

De locatie oefende een grote aantrekkingskracht uit op anderen. Er vestigde zich horeca<br />

en minder marginale bedrijvigheid en kunstuitingen. Anno 2008 hebben onder andere<br />

MTV Networks, IdtV en de restaurants Noorderlicht en IJ-kantine alsmede tal van andere<br />

kleine bedrijven zich op of rond de NDSM-werf Oost gevestigd en zijn alle vormen van<br />

creatieve milieus aanwezig: van de introverte en experimentele broedplaats tot het extraverte<br />

en commerciële transactiemilieu (zie Inleding of p. 205).<br />

De culturele activiteiten en de onafheid en het industriële karakter van de oude <strong>gebouwen</strong><br />

en wijken zijn vooral in trek bij de ‘creatieve klasse’ (Florida , 2002), die zich met productie<br />

van cultuur, betekenis en vermaak bezighoudt. De ruigheid en rauwheid van het gebied<br />

samen met de diversiteit en flexibiliteit van activiteiten worden door alle soorten gebruikers<br />

in meer of mindere mate geroemd. Of ze nu commercieel en op massacultuur georiënteerd<br />

zijn of artistiek autonoom kunstenaar: ze vestigen zich graag op deze locaties.<br />

In dit hoofdstuk laten we aan de hand van voorbeelden uit de proeftuinen zien hoe de<br />

synergie tussen de verschillende creatieve milieus ontstaat of gestimuleerd wordt. Meestal<br />

gaat dit met vallen en opstaan. Uiteraard vinden de ‘artistieken’ en ‘commerciëlen’ elkaar niet<br />

altijd. De extreme groepen op deze dimensie wantrouwen elkaar. Maar er is een grote groep<br />

creatieven die graag samenwerkt, en die introverte artistieke activiteiten met commerciële<br />

activiteiten afwisselt. Deze synergie biedt een kans voor waardestijging van <strong>gebouwen</strong>, buitenruimten<br />

en omgeving, zowel in financiële, architectonische als in culturele zin. De uitwisseling<br />

tussen het introverte experimentele milieu (de ‘artistieken’) en het extraverte transactiemilieu<br />

(de ‘commerciëlen’) kan in herontwikkeling van oude <strong>gebouwen</strong>, terreinen en wijken<br />

juist worden ingezet voor waardestijging. Net als de architectonische uitdaging om een<br />

goede mix tussen het ruige, rauwe industriële en het comfortabele moderne te krijgen<br />

(zie figuur 2, p.36), kunnen projectontwikkelaars, gemeenten en woningcorporaties de<br />

synergie tussen de commerciële en niet-commerciële creatieven in veel gevallen stimuleren.<br />

Creativiteit in verschillende gedaantes<br />

Al langer is de spanning tussen commerciële massacultuur en elitaire autonome cultuur een<br />

gespreksonderwerp in de wereld der creatieven. In de negentiende eeuw kwam de massaproductie<br />

van kunst op gang en daarmee ook de discussie over de artistieke waarde van deze<br />

lopendebandkunst. Veel kunstenaars wilden hun vakmanschap en idealisme beschermen<br />

tegen vercommercialisering. Nog steeds is deze strijd gaande, maar steeds vaker zijn kunst,<br />

commercie en massaproductie verstrengeld geraakt. De popart uit de jaren vijftig nam zelfs<br />

de consumptiemaatschappij en massaproductie tot onderwerp. Alledaagse voorwerpen<br />

werden tot kunst verheven. De popart had ook een verandering van de kunstbeleving tot<br />

gevolg: kunst verplaatste zich naar de straat en kunstenaars haalden hun inspiratie daar vandaan.<br />

Sinds de vorige eeuw is kunst niet alleen toegankelijk voor de massa, maar inspireert de<br />

massa ook de kunst. René Boomkens, de eerste hoogleraar popmuziek aan een Nederlandse<br />

67


68 69<br />

Start van een vruchtbare samenwerking<br />

tussen kunstenaars, creatieve ondernemers,<br />

ontwikkelaars en de gemeente<br />

in Amersfoort.<br />

‘Synergie tussen artistiek en<br />

commercieel, tussen grote en kleine<br />

bedrijven, tussen denken en doen,<br />

kan bereikt worden door de dialoog<br />

over de betekenis en de waarde van<br />

de ruimte op gang te houden.’<br />

Pakhuis de Zwijger (boven), platform voor<br />

creatie en innovatie, één van de weinige<br />

voormalige havenloodsen die aan de<br />

sloophamer is ontkomen bij de grootschalige<br />

stadsvernieuwing op de zuidelijke<br />

IJoevers van Amsterdam (onder).


universiteit, beschreef in Kritische massa dat de elitaire kunst en de commerciële massacultuur<br />

aan en mensen vertrekken. Hierdoor verandert de samenstelling en de samenwerking.<br />

elkaar naderen: kunst met de kleine k en met de grote K zijn niet meer zo eenduidig van<br />

De ideale mix tussen deze variaties van creatieve bedrijvigheid blijft een zoektocht waarbij<br />

elkaar te onderscheiden, ondanks verwoede pogingen van de elite om dit onderscheid te<br />

de verschillende perspectieven en belangen van projectontwikkelaars, gemeenten, woning-<br />

blijven maken (Boomkens, 1994).<br />

Ook in de werkwijze van kunstenaars en creatieven is het onderscheid aan het vervagen.<br />

corporaties en creatieven op gespannen voet kunnen staan of juist tot synergie leiden.<br />

Kunstopleidingen besteden meer aandacht aan bedrijfsvoering, opdrachtverwerving en<br />

Zout in de pap<br />

trachten kunstenaars op te leiden die zich ook financieel kunnen bedruipen. In het bedrijfs-<br />

Zoals elders in dit boek al betoogd, is typerend voor herontwikkeling van en voor de creatieve<br />

leven bestond al lang belangstelling voor kunst en kunstenaars, bijvoorbeeld door middel<br />

economie dat gemeenten, project- en gebiedsontwikkelaars en woningcorporaties tijdelijk<br />

van aankopen van werken van jong talent. Vanaf ongeveer de jaren zestig van de vorige eeuw<br />

gebruik van de oude <strong>gebouwen</strong> en plekken toestaan om te verkennen op welke wijze de<br />

zijn er steeds meer bedrijven die ‘cultuur’ en ‘creativiteit’ als product verkopen. Webdesign,<br />

creatieve economie permanent gevestigd kan worden. Om de oude <strong>gebouwen</strong> en locaties<br />

productdesign, architectuur, muziekindustrie, televisieproducties; het zijn allemaal voorbeelden<br />

te kunnen behouden voor de creatieve economie, moeten naast de kleine zelfstandige<br />

van creativiteit met marktwaarde. Bovendien genereert ‘creativiteit’ toegevoegde waarde<br />

creatieven, <strong>nieuwe</strong> draagkrachtige en stabiele huurders worden aangetrokken.<br />

bij alledaagse producten. Symbolische betekenis en identiteit zijn onderdeel geworden van<br />

Private maar ook publieke eigenaren zien financieel-economische mogelijkheden om door<br />

kleding, schoenen en computers. Het massaproduct is customized. Richard Florida (2002)<br />

tijdelijk gebruik de pioniers niet alleen tijdens herontwikkeling voor enige inkomsten<br />

gaf het voorbeeld van de bril die vroeger met de hand gemaakt werd en toch goedkoper was<br />

te laten zorgen, maar ook om met behulp van tijdelijk gebruik de waarde te laten stijgen<br />

dan het hedendaagse massaproduct. Naast de bril wordt met het design en het merk, kortom,<br />

(zie hoofdstuk 4). Tegelijkertijd hebben veel stadsbesturen het doel om een economische impuls<br />

de symbolische betekenis verkocht. Tot slot vindt alle product- en bedrijfsontwikkeling plaats<br />

aan hun stad te geven, het vestigingsklimaat voor bedrijven te verbeteren, gentrification<br />

in een creatief proces en is creativiteit meer dan ooit een productiefactor geworden (zie<br />

te stimuleren en bijvoorbeeld de huizenprijzen van aanpalende wijken te laten stijgen,<br />

Inleiding).<br />

en om de openbare ruimte te verbeteren (zie hoofdstuk 3).<br />

De herontwikkelins projecten voor de creatieve economie laten zien dat de twee werelden<br />

Bij het legaliseren of professionaliseren van het tijdelijk gebruik kiezen eigenaren voor<br />

van commerciële en niet-commerciële kunst overlappen: de autonoom kunstenaars zijn niet<br />

(gedeeltelijk of tijdelijk) behoud van de oude <strong>gebouwen</strong> en wijken. In plaats van radicale<br />

vies van ondernemerschap van succes bij een groot publiek, en de commerciële industrie is<br />

afbraak en nieuwbouw is het voor alle partijen interessant geworden om de <strong>gebouwen</strong><br />

niet per definitie een gemaksproduct of eenheidsworst. Zij zijn allen ‘creaciëlen’. Bovendien<br />

te behouden. Op dat moment veranderen de verhoudingen tussen de gebruikers en de<br />

blijkt dat in de vier milieus uit de inleiding verschillende soorten creatieven werken die<br />

publieke en private eigenaren: zij erkennen elkaar iets te bieden te hebben. Alle groepen<br />

70 soms extravert en marktgericht zijn, maar ook introvert en experimenteel kunnen zijn. Zo<br />

hebben elkaar nodig om een bepaalde kwaliteit te behouden. Tegelijkertijd ontstaat ook een 71<br />

is MTV Networks te plaatsen in het transactiemilieu dat extravert en op de markt gericht<br />

onderhandelingssituatie. De pioniers van het eerste uur willen graag verworven vrijheden<br />

is, maar als we kijken wie er werken, dan zijn dat niet alleen de extraverte accountmanagers<br />

en kwaliteiten behouden en meeprofiteren van de waardestijging die hun ‘missiewerk’ met<br />

voor de commercials, maar ook de introverte ontwerpers voor bumpertjes en animaties.<br />

zich meebrengt. De publieke en private ontwikkelaars willen verandering stimuleren die<br />

Onder de kunstenaars uit het kunstenaarsdorp in een van de grote hallen op de scheepswerf<br />

<strong>nieuwe</strong> huurders en gebruikers uitnodigt. De waardestijging, zowel in kwaliteit van de ruimte<br />

bevinden zich vele toegepaste kunstenaars die kleinschalig, maar wel commercieel en extravert<br />

als financieel-economisch, en de toegenomen populariteit moeten niet langer alleen een<br />

werken. Ook het onderzoek naar de creatieven in Prenzlauer Berg (zie internationale casus<br />

elite ten goede komen.<br />

Prenzlauer Berg, p. 00) laat zien dat zodra we inzoomen op de creatieve milieus, de typering<br />

Naast allerlei praktische, juridische, beleidsmatige en financiële zaken die een rol spelen<br />

niet houdbaar is op het niveau van de onderneming of de kunstenaar. De typering in creatieve<br />

bij het besluit om <strong>gebouwen</strong> en hun functie te handhaven, is dit tevens het moment in<br />

milieus is vooral bruikbaar om historische verschuivingen te duiden die op het niveau van<br />

de herontwikkeling dat de discussie over de ‘juiste’ mix aan creatieve bedrijvigheid relevant<br />

een locatie, wijk of zelfs stad plaatsvinden, maar zodra we samenwerking tussen organisaties<br />

wordt. Jean Baptiste Benraad (Stadswonen) formuleerde deze vraag als: ‘Hoeveel zout is<br />

of kunstenaars beschouwen zijn de milieus niet langer houdbaar.<br />

nodig om de pap eetbaar te houden?’ Met andere woorden: hoeveel creativiteit is er nodig,<br />

De praktijkvoorbeelden uit de proeftuinen tonen eveneens dat de creatieven verschillende<br />

om massacultuur dragelijk te maken en deze locaties zich te laten onderscheiden van een<br />

gedaanten aannemen. In Amersfoort zitten ondernemende autonome kunstenaars uit de<br />

‘gewone’ bedrijfslocatie? In een zoektocht naar het antwoord op deze vraag worden de<br />

beeldende sector. Arnhem zet de vanzelfsprekende mix tussen massacultuur en kunst van<br />

grenzen aan wat de ‘creatieve economie’ is opgezocht: past het hoofdkantoor van de HEMA<br />

de mode-industrie in als city marketing. Hengelo huisvest ‘welzijnskunst’ in de vorm van<br />

op de NDSM-werf of een grote studio van Endemol tv-producties? En hoeveel autonome<br />

een gehandicaptentheater in de oude hallen van de Hazemeyerfabriek. In Leiden is de<br />

kunstenaars en kleine creatieve ondernemers heb je eigenlijk nodig om het unieke karakter<br />

communicatiesector aan zet. Rotterdam herbergt veel kleine ondernemers in de audiovisuele<br />

kunst. Amsterdam wil in het Olympisch Gebied klein- en grootschalige creativiteit<br />

en de creatieve kwaliteit van de locatie te behouden?<br />

en sport mixen, en op de NDSM-werf Oost vindt een heel scala aan creatieve uitingen<br />

Zoektocht naar grenzen aan creatieve economie<br />

plaats dat zowel introvert als extravert is. Op al deze plekken worden in meer of mindere<br />

Een eenduidig antwoord op de vraag wat de grenzen aan de creatieve economie zijn, en<br />

mate commerciële (massa)productie en niet-commerciële creativiteit gecombineerd. Die<br />

wat maakt dat een locatie zich onderscheidt van een gewone bedrijfslocatie, is niet te geven.<br />

combinaties zitten soms binnen een persoon, soms binnen een organisatie, of soms door<br />

In iedere proeftuin was dit een zoektocht. Per locatie of gebied verschilt de mix en zijn<br />

een mix aan verschillende typen bedrijven.<br />

er verschillende creatieven betrokken. Die mix is afhankelijk van de perspectieven van de<br />

De praktijkvoorbeelden laten zien dat al deze creatieven, of zij nu commercieel, niet-<br />

betrokken partijen en de betekenis die zij toekennen aan de locaties en de creatieve econo-<br />

commercieel of een mengelmoes zijn, een liefde delen voor oude <strong>gebouwen</strong> en wijken<br />

mie. Sommige ontwikkelaars zullen de pioniers lastig vinden, en anderen willen juist graag<br />

als plek om te werken en elkaar te ontmoeten. De herontwikkeling van de oude <strong>gebouwen</strong><br />

samenwerken. Evenzo ontvangen sommige pioniers verandering met open armen en willen<br />

en locaties vindt plaats terwijl de creatieven er gevestigd zijn. Nieuwe bedrijven sluiten zich<br />

anderen hun verworven gebied beschermen. Ook gemeenten hebben verschillende wensen


72 73<br />

Interieur van MTV Networks Benelux in<br />

de verbouwde timmerwerkplaats op de<br />

NDSM-werf, ontwerp van QuA Associates<br />

en Max van Aerschot Architecten.


en stimuleren soms de herontwikkeling of houden die tegen omdat andere plaatsen al tot<br />

waarbij, zeker in de fase van tijdelijk gebruik, tijd genomen kan worden om te komen tot<br />

broedplaats, horeca of cultureel centrum bestemd waren. Zelfs als alle partijen het wenselijk<br />

een goede mix, de juiste hoeveelheid zout in de pap. Maar ook als er een stabiele coalitie<br />

vinden dat er specifiek voor de creatieve economie wordt herontwikkeld, lopen de perspec-<br />

en zelfs als er een relatief stabiele huurdersgroep ontstaat, zoeken interne en externe partijen<br />

tieven en de betekenis die betrokkenen aan de locaties toekennen uiteen.<br />

de grenzen op van wat inderdaad nog een locatie voor de creatieve economie is, van wat<br />

Uit de proeftuinen blijkt bijvoorbeeld dat op het NDSM-terrein een verschuiving plaats-<br />

de kwaliteit van dit soort herontwikkeling is, en van de mogelijkheden tot waardestijging,<br />

vond van een relatief experimenteel en introvert milieu naar een meer extraverte creatieve<br />

zowel cultureel als financieel.<br />

werkplaats. Sommige pioniers van het eerste uur waren allang vertrokken omdat zij al in een<br />

Deze dynamiek en het proces van herdefiniëren van wat die creatieve economie is, wat de<br />

vroeg stadium vonden dat er te professioneel gewerkt werd. Andere pioniers zijn gebleven<br />

locatie is, en wie daarbij passen en wie niet, is maar tot op zekere hoogte te stimuleren en<br />

en zijn mee geprofessionaliseerd. Een prachtig voorbeeld van een goede synergie is het<br />

te sturen. De ervaringen uit de proeftuinen laten zien dat er wel verschillende manieren zijn<br />

ontwerp van het Karrenspoor, dat door een architectenbureau is ontwikkeld en door<br />

waarop gemeenten, project- en gebiedsontwikkelaars en creatieven zoeken naar de meest<br />

commerciële bedrijven wordt benut. Ook het Robodock Festival, dat op wereldschaal<br />

productieve dynamiek tussen groot en klein, commercieel en niet-commercieel, massa-<br />

een alternatieve manifestatie is die techniek, wetenschap en theater combineert, trekt veel<br />

bezoekers en is een groot succes. Een groot deel van de synergie op de NDSM-werf is als<br />

productie en artistieke creativiteit, die leiden tot synergie.<br />

vanzelf ontstaan, zonder inmenging van gemeente of projectontwikkelaars. Toch hebben<br />

Stimuleren van synergie<br />

enkele strategieën ook aan de synergie bijgedragen.<br />

In de andere hoofdstukken wordt een aantal manieren genoemd die de grenzen aan de<br />

Het concept ‘mediawharf’ en de ‘Mix-to-the-max’-strategie van Kinetisch Noord, gemeente<br />

herontwikkeling voor de creatieve economie min of meer bepalen: onderzoek naar het<br />

en ontwikkelaar zijn succesvol in het creëren van de synergie, maar soms botsen de belangen<br />

DNA laat zien wat een kansrijke creatieve sector kan zijn, ‘tijdelijk gebruik’ is een strategie<br />

tussen de kleine zelfstandigen en de grotere bedrijven. MTV Networks en IdtV zijn op<br />

om te achterhalen waar de kansen liggen, en ook in de samenstelling van de coalitie<br />

wereld schaal zeer ‘publiek’, in de zin dat ze deelnemen aan de samenleving. Tegelijkertijd<br />

die her ontwikkeling trekt, wordt mede bepaald wat wel en niet kan op de locatie. Voor<br />

klagen enkele kunste naars uit de broedplaats dat MTV niet toegankelijk is: het gebouw is<br />

de ontwikke ling van het Coolhaveneiland te Rotterdam zette een coalitie van gemeente<br />

niet zomaar binnen te lopen en de kantine is niet door andere huurders op de NDSM-werf<br />

en ontwikkelaars in eerste instantie in op de audiovisuele sector, maar het DNA bleek in de<br />

te gebruiken. Het kunstenaarsdorp is op zijn buurt niet makkelijk te vinden en relatief<br />

richting van muziek en film te wijzen. Een panstrategie waarbij juist het tijdelijk gebruik<br />

afgesloten. Uit dagingen van buitenaf zorgen ook voor veranderingen in de ‘mix’ en het<br />

door kunstenaars en theatermakers de weg wijst naar een kansrijke identiteit is een ander<br />

testen van de grenzen aan de creatieve economie. Een enkele keer wijst de centrale stad<br />

voorbeeld, zoals dat in Hengelo is toegepast om te kunnen vaststellen hoeveel creativiteit<br />

74 ondernemers de weg naar de NDSM-werf Oost van wie het de vraag is of zij er goed passen.<br />

nodig is om succesvol te zijn. Deze panstrategie, die wat geduld vereist, maakt duidelijk<br />

75<br />

Financiële uitdagingen bij alle partijen kunnen er voor zorgen dat de herontwikkeling<br />

welke kant de ‘vissen’ op zwemmen en wat dus commercieel succesvol is. Deze strategie<br />

wordt versneld of vertraagd. Sommige kunstenaars uit de broedplaats in een van de grote<br />

bestaat bij de gratie van pioniers, de ‘visjes’ die buiten de hoofdstroom vallen.<br />

hallen ontpoppen zich bijvoorbeeld als ondernemer en willen niet alleen de eigen werkplek<br />

Een manier om synergie tussen huurders en gebruikers te faciliteren, is het gebruik van<br />

financieren, maar ook het casco opkopen om hun autonomie te waarborgen én om rende-<br />

een verbindend ‘concept’ (zie ook: Laclau, 1996; Star & Griesemer, 1989; Metze, 2007). Soms<br />

ment uit het pand te halen.<br />

wordt dit concept aangedragen door een gebiedsontwikkelaar, in andere gevallen door de<br />

Een ander voorbeeld uit de proeftuinen laat zien dat kunstenaars zich soms hard maken om<br />

creatieve sector. Het verbindende element kan ook worden geconstrueerd in een interactief<br />

op het terrein te mogen blijven. Op het Rohm & Haas-terrein in Amersfoort liep het tijde-<br />

proces waaraan eigenaren, ontwikkelaars, gemeenten, huurders en zelfs toekomstige huurders<br />

lijke antikraakhuurcontract van twee beeldend kunstenaars af. Via de gang naar de gemeente-<br />

en gebruikers deelnemen. In Leiden werkt het idee van het ‘Huis van de Communicatie’<br />

raad zijn de beeldend kunstenaars weer in het vizier van de eigenaren en ontwikkelaars<br />

synthetiserend en geeft richting aan de herontwikkeling van De Meelfabriek. De NDSM-<br />

terechtgekomen, en hebben zij voorlopig de garantie dat zij kunnen blijven. De locatie<br />

werf Oost heeft het concept ‘mediawharf’, en Arnhem is de modestad met Klarendal als<br />

wordt nu met hen ontwikkeld tot een ‘great place to meet’.<br />

mode wijk. De concepten geven richting en leiden tot ideeën voor het soort creatieve sector<br />

Ook in Hengelo zochten en zoeken gemeente en projectontwikkelaar naar een goede mix<br />

dat aangetrokken en gestimuleerd kan worden en maakt duidelijk welke sectoren daarbuiten<br />

aan bedrijvigheid voor een creatieve locatie. In eerste instantie vreesde de gemeente dat de<br />

vallen. Maar wat de ideale mix in grootte van gevestigde creatieve bedrijven is, en de mix<br />

‘grote formules’, zoals HEMA, Blokker en C&A, zich zouden aandienen en dat de project-<br />

tussen commerciële en niet-commerciële activiteiten, kan met het DNA, de identiteit en<br />

ontwikkelaars dan geen ‘nee’ zouden kunnen zeggen. Maar de projectontwikkelaar en<br />

de flexibele concepten niet worden vastgelegd. Het blijft een zoekproces.<br />

financier pleitten voor een ‘isotopen–invulling’ van het terrein. Zij wilden meerdere <strong>functies</strong><br />

Een van de conclusies uit de proeftuinen was dat de concepten of strategieën, zoals hier boven<br />

maar wel in samenhang, waarbij zij ruimte geven aan kleine zelfstandigen. Ook de horeca-<br />

beschreven, niet door een partij opgesteld en topdown geïmplementeerd moeten worden.<br />

vereniging stond niet onverdeeld positief tegenover de ontwikkeling van een <strong>nieuwe</strong> locatie,<br />

In eerste instantie kan een partij wel de voorzet doen, maar de betekenis van het concept,<br />

omdat dit voor concurrentie zou kunnen zorgen. De partijen raakten overtuigd dat een<br />

het beeld moet gedeeld worden. Het moet flexibel genoeg zijn om <strong>nieuwe</strong> betekenissen<br />

gezamenlijke zoektocht naar synergie tussen commercieel en niet-commercieel, grote en<br />

en belangen te kunnen absorberen en stabiel genoeg om richting te geven. Bovendien moet<br />

kleine bedrijven, horeca en andere <strong>functies</strong> afgestemd op andere locaties en met de mogelijk-<br />

het gesprek over de waarde en de richting van de ontwikkeling gaande gehouden worden.<br />

heid een <strong>nieuwe</strong> markt aan te boren, niet alleen kansen bood voor het Hazemeyerterrein<br />

De coalitie van eigenaren en ontwikkelaars kan stabiliseren, maar is nooit volledig uitgekris-<br />

maar voor allen.<br />

talliseerd. Bovendien dienen <strong>nieuwe</strong> huurders en gebruikers zich aan en mensen vertrekken<br />

Kortom, in de proeftuinen worden de grenzen aan creatieve herontwikkeling en de daarbij<br />

ook weer. De nieuwkomers interpreteren het ‘concept’ en de <strong>gebouwen</strong> en hun omgeving<br />

behorende mix aan kleine zelfstandigen, grote ondernemingen, introverte en extraverte<br />

op hun eigen wijze. De locatie is kinetisch en nodigt uit tot beweging. Locaties voor de<br />

activiteiten en soorten creatieve productie opgezocht. Tegelijkertijd wordt daarmee in een<br />

creatieve economie zijn plaatsen van wisselende bezetting en verrassende ontmoetingen.<br />

continue zoektocht de synergie zo veel mogelijk gestimuleerd. Dit is een continu proces,<br />

Kortom, synergie tussen commercieel en niet-commercieel, tussen grote en kleine bedrijven,


tussen denken en doen, kan bereikt worden door de dialoog over de betekenis en de waarde<br />

buitenruimte, tot afspraken met gemeente over het ophalen van vuilnis.<br />

van de ruimte op gang te houden. Dat kan onder andere door met toekomstbeelden, wens-<br />

Duidelijkheid en zekerheden voor de huidige gebruikers kunnen door eigenaren, ontwikkebeelden,<br />

bedreigende beelden, maar ook uitdagende en mogelijke beelden te werken,<br />

laar en gemeenten gegeven worden door hen te betrekken bij het formuleren en interpreteren<br />

of door op gezette tijden vast te stellen wat de gedeelde waarden, de kernwaarden, van het<br />

van het verbindende concept, bij het experimenteren met de mix, en bij het opstellen van<br />

gebied zijn (zie casusbeschrijving van Amersfoort; NDSM-werf; Leiden). Het vaststellen<br />

een beheersplan. Hun vertrouwen in de veranderingen kan ook gewaarborgd worden door<br />

van een identiteit, profiel en karakter is onontbeerlijk voor het faciliteren van synergie,<br />

praktische ‘continuïteitsgaranties’ te bieden in bijvoorbeeld het huurcontract met daarin de<br />

maar is en blijft een beweeglijk proces (zie ook hoofdstuk 5).<br />

normale afspraken met toevoegingen die betrekking hebben op wat wordt veranderd en wat<br />

Naast dit gesprek over de kwaliteit en waarde van de locatie, past de strategie van het ‘laten<br />

vaststaat tijdens de herontwikkeling: de garantie op hoogte en tijd van de huur, of bijvoorbeeld<br />

bloeien van duizend bloemen’. Zoals we zagen spreken gemeente en ontwikkelaar op het<br />

NDSM-terrein van ‘mix to the max’. Ook Amersfoort stimuleert de diversiteit en ontwikkelt<br />

het handhaven van een bepaald percentage broedplaatsfunctie.<br />

verder met aanwezigheid van architecten, een adviesbureau en de beeldend kunstenaars.<br />

De Venetiaanse brug<br />

Hengelo nodigt actief verschillende soorten creatieven en activiteiten uit voor deze locatie<br />

Uit de proeftuinen bleek dat alle partijen de synergie tussen commercieel en niet-commercieel<br />

en neemt de tijd om het beeld te laten ontstaan. In Rotterdam ging men voortvarend van<br />

stimuleren. Zij willen alle een dynamische mix aan creatieve bedrijvigheid. De publieke en<br />

start met branding, maar spreekt de directeur van Stadswonen inmiddels over een ‘veenbrand’<br />

private eigenaren, de huurders en gebruikers van de locaties zijn het met elkaar eens dat die<br />

die zich onttrekt aan het oog van bestuurders en ontwikkelaars, maar die wel degelijk voor<br />

mix van klein en groot, commerciële en niet-commerciële creatieven, denken en doen, zich<br />

vuurwerk in de Rotterdamse creatieve economie kan zorgen.<br />

onderscheidt van gewone vestigingslocaties. De creatieven, of zij nu voor een groot bedrijf<br />

Het gedeelde beeld biedt enig houvast voor het bepalen van de grenzen aan de creatieve<br />

werken of als kleine zelfstandigen, zijn een permanente bron van vernieuwing. Het blijft<br />

economie en voor het minimaal noodzakelijke voor het behoud van kwaliteit en kern-<br />

echter een continu zoekproces om synergie tussen al deze verschillende soorten creatieven<br />

waarden van het gebied. Verder moeten bestuurders, ambtenaren, eigenaars en ontwikkelaars<br />

te stimuleren en om een creatieve locatie te blijven.<br />

vooral ook durven loslaten. De duizend bloemen, met maximale variatie, dagen het syntheti-<br />

Tijdens de herontwikkeling tasten alle partijen gezamenlijk de grenzen van deze creatieve<br />

serende concept steeds uit en zoeken de grenzen ervan op. De variatie in sectoren, in grootte<br />

herontwikkeling af. Daarbij overschrijden ze die soms aan de commerciële kant, maar ook<br />

van bedrijf, in aanwezig zijn van ‘bedenken’ en ‘maken’, en zelfs variatie in de snelheid waar-<br />

aan de ‘niet-commerciële’ kant. Dit experimenteren gaat soms met conflicten gepaard, maar<br />

mee creatieve producten worden afgeleverd, maken de locatie dynamisch. Die dynamiek<br />

die zijn nodig om tot een betekenisvolle synergie te komen. Bemiddeling door onafhankelijke<br />

is aantrekkelijk voor de creatieve klasse. Daarom streeft de coalitie van gemeente en ontwik-<br />

derden kan helpen om potentiële conflicten om te zetten in vruchtbare samenwerking. Het<br />

76 kelaars ernaar om creatieven de mogelijkheid te bieden om als het ware hun hele carrière<br />

vaststellen van een synthetiserend concept, van een beheersplan, en het ontwikkelen van een 77<br />

op het terrein te doorlopen. Dat is op zowel het Hazemeyerterrein in Hengelo het geval,<br />

cultureel programma kan gezamenlijk worden gedaan. Daarnaast zijn garanties voor huidige<br />

als op de NDSM-werf en andere locaties. Van kleine huisvesting met lage huren, kleine huis-<br />

huurders en gebruikers nodig, zodat zij niet voortijdig de plek verlaten.<br />

vesting met korte contracten en iets hogere huren, of grote behuizing met hoge huren, of<br />

Het proces van stimuleren van synergie tussen commercieel en niet-commercieel tijdens<br />

met stabiele huurcontracten: al deze soorten werkruimten moeten uiteindelijk aanwezig zijn.<br />

de herontwikkeling kan losjes op de Venetiaanse brug uit de inleiding worden geplaatst.<br />

Andere middelen die in de verschillende proeftuinen worden ingezet om het ‘creatieve’<br />

Ook hier geldt weer dat dit geen ijzeren wetten zijn, maar dat de brug handvatten geeft<br />

karakter van een locatie te bewaken en tot synergie tussen alle variaties in creatieve bedrijvig-<br />

om in het proces van herontwikkeling te bepalen wat goede momenten zijn. In feite wordt<br />

heid te komen zijn: een gezamenlijke culturele programmering en, indien nodig of wenselijk,<br />

de brug steeds opnieuw op- en afgelopen en is er sprake van een continue gezamenlijke<br />

een gezamenlijk beheersplan voor de publieke ruimten.<br />

zoektocht naar gedeelde kwaliteit en betekenis.<br />

De gezamenlijke culturele programmering bouwt meestal voort op de evenementen die<br />

In het proces van herontwikkeling zoals verbeeld in de Venetiaanse brug is er in de eerste<br />

al georganiseerd worden op de locatie. Tijdelijke exposities, theaterfestivals, muziekfestivals,<br />

‘fase’ sprake van coalitievorming van publieke en private eigenaren en huidige huurders<br />

openluchtmarkten, skate-demonstraties, modeshows – soms is het pure noodzaak om al de<br />

en gebruikers. In deze fase stellen zij samen de waarde en betekenis van de oude <strong>gebouwen</strong><br />

activiteiten af te stemmen. De afstemming biedt ook een kans om de kleur van het gebied,<br />

en de omgeving vast. Zij zoeken naar gedeelde kwaliteit die kan worden gevat in een concept<br />

het DNA, te versterken en de synergie in de samenwerking te stimuleren. Op de NDSM-<br />

of strategie voor de herontwikkeling. Dat is niet een kwestie van rond de tafel gaan zitten.<br />

werf Oost wordt de Stichting NDSM opgericht, die de programmering (en het fysiek beheer,<br />

De ontluikende coalitie gaat meteen aan de slag. Zij zorgen voor gezamenlijke program-<br />

zie hierna) gaat verzorgen. Ook op het Coolhaveneiland en in Hengelo vindt gezamenlijke<br />

mering van activiteiten. Van het begin van de herontwikkeling wordt geëxperimenteerd<br />

programmering plaats. De programmeur zorgt voor afstemming tussen langlopende festivals<br />

met de mix van commercieel en niet-commercieel. Zodra de contouren van de kernwaarden<br />

in de buitenruimte en experimenteert met het programmeren van <strong>nieuwe</strong> activiteiten. Ook<br />

en de waarde van de locatie zichtbaar zijn en er sprake is van een redelijk stabiele coalitie,<br />

hier worden soms grenzen overschreden – zo vielen de motorcrossdemonstraties op het<br />

kunnen ook de randvoorwaarden worden geformuleerd waaronder <strong>nieuwe</strong> gebruikers mogen<br />

NDSM-terrein niet bij iedereen in de smaak. Ook hier is experimenteren de sleutel tot<br />

toetreden. Het stimuleren van dynamiek en diversiteit zonder de waarde van het terrein<br />

het behoud van de dynamiek op de locatie.<br />

te verminderen, is daarbij uitgangspunt. Die voorwaarden kunnen heel praktische zaken<br />

Naast deze flexibiliteit en dynamiek staan praktische afspraken die zekerheden bieden aan<br />

betreffen, zoals het beheer van de openbare ruimte of een herinvestering van hogere huur-<br />

huidige huurders. Afspraken over beheer zijn daarbij nodig. Zoals Roland Kluskens van<br />

opbrengsten. Ook de toegankelijkheid van de <strong>gebouwen</strong> en het deelnemen aan discussies over<br />

de gemeente Arnhem al zei: ‘Het is soms zo plat als de vraag wie de kliko buiten zet’. Dit<br />

de betekenis van het concept of de strategie kunnen er onderdeel van uitmaken. Synergie<br />

beheerplan, dat wederom in samenspraak met de gebruikers moet worden opgesteld, legt<br />

tussen commercieel en niet-commercieel is niet af te dwingen, maar wel steeds opnieuw<br />

vast wie welke taken wat betreft onderhoud of verbetering van de buitenruimte op zich<br />

neemt. In het beheerplan zijn vele varianten van beheer mogelijk: van eigen creatief beheer,<br />

zoals het onderhouden van stroken groen en het plaatsen van eigen kunstwerken in de<br />

op te zoeken.


Prenzlauer Berg<br />

Berlijn<br />

Karin Blokzijl, de Stad bv<br />

De diversiteit aan ondernemers in Prenzlauer Berg<br />

is met name te verklaren door de grillige wijze<br />

waar op het gentrification-proces zich heeft voltrokken<br />

in de wijk. Door huurregulatie, publieke<br />

renovatie en onduidelijkheden omtrent de teruggave<br />

van voor malig Joods bezit heeft gentrification<br />

in Prenzlauer Berg slechts gefragmenteerd plaatsgevonden.<br />

Daar bij is de druk op de lokale kantorenmarkt<br />

beperkt, omdat Berlijn vanwege zijn<br />

ongun stige economisch klimaat met een miljoenenoverschot<br />

aan vierkante meters kantoor ruimte<br />

kampt. Als gevolg hiervan kunnen onaffe nichegebieden<br />

naast chique gerenoveerde bouwblokken<br />

bestaan en is het fysieke fundament voor de<br />

ideale mix gelegd.<br />

Als gezegd is een scherpe scheiding tussen experimentele<br />

en commerciële ondernemers in Prenz lauer<br />

Berg afwezig. De geïdentificeerde experi mentele<br />

ondernemers zijn niet wars van commercie: ze<br />

geven er zelfs de voorkeur aan om naast hun autonome<br />

werk ook ‘business’ te bedrijven. Andersom<br />

draagt een opvallend aan tal commerciële creatieven<br />

experimentele kenmerken in zich: ze wensen de<br />

bedrijfsomvang beperkt te houden om zich volledig<br />

op de ontwerp activiteit te kunnen richten. Net als<br />

experimentele ondernemers trachten ze concessies<br />

aan hun eigen stijl te beperken: ‘We willen niet de<br />

grote markt op met ons product, het is te bijzonder.’<br />

Dankzij de grote geografische reikwijdte van hun<br />

afzetmarkt, kunnen ze het zich ook daadwerkelijk<br />

veroorloven om geen mainstreamproduct te leveren. tele als commerciële ondernemers kunnen gedijen.<br />

78 De ideale mix van experiment en commercie bestaat niet. Welke mix als<br />

79<br />

ideaal geldt, is afhankelijk van de specifieke omstandigheden en de achterliggende<br />

doelstelling. Een vorm van ‘ideale mix’ werd gevonden in de Oost-<br />

Berlijnse wijk Prenzlauer Berg, in de volksmond Prenzlberg. Onderzoek door<br />

middel van een dertigtal interviews met zowel experimentele als commerciële<br />

creatieve ondernemers in deze wijk laat zien dat ondernemers van beide typen<br />

samen een dynamisch creatief milieu vormen. De verklaring: experimentelen<br />

en commerciëlen blijken niet zo gek veel van elkaar te verschillen. De experimentele<br />

noch de commerciële ondernemer beantwoordt aan het stereotiepe<br />

beeld dat van hem bestaat. Daarbij is de financiële druk in Prenzlauer Berg<br />

dermate laag dat van economische verdringing van het experimentele type<br />

evenmin sprake is.<br />

Al voor de val van de Muur ontstond in Prenzlauer Berg, waar de originele<br />

blokbebouwing zowel de geallieerde bombardementen als de communis tische<br />

sloophamer overleefde, een milieu van dissidenten, activisten, intellectuelen<br />

en kunstenaars. Nu, twintig jaar later, kent de wijk een bij zondere mix van<br />

experimentele en commer ciële creatieve ondernemers. Tot de groep ‘experimentele<br />

creatieven’ behoren autonome kunstenaars, ondernemers die<br />

zoekende zijn en ondernemers die een beperkte commer ciële groeiambitie<br />

laten zien. Voor al deze experimentele creatieven geldt dat zij in commerciële<br />

zin (nog) weinig succes kennen. ‘Commerciële creatieven’ kunnen contras -<br />

terend worden getypeerd als toegepaste, gevestigde en commercieel succesvolle<br />

onder nemers. Voordat wordt ingegaan op het nuanceren van deze ogenschijnlijke<br />

dichotomie, wordt hieronder allereerst een aantal contextuele<br />

bijzonderheden van Berlijn aangestipt die ten grond slag liggen aan de huidige<br />

mix van experiment en commercie.<br />

Via goede zichtbaarheid op internet kunnen tal<br />

van nichemarkten worden bereikt. De betreffende<br />

commerciële ondernemers wekken de indruk over<br />

een dubbele identiteit te beschikken: op lokaal<br />

niveau manifesteren ze zich als experimentele<br />

partij, op (inter)nationaal niveau opereren zij als<br />

professionele ‘handelaar’.<br />

Als gevolg van hun gelijkende karakteristieken<br />

laten experimentele en commerciële ondernemers<br />

een sterke overlap zien in hun ruimtelijke wensen,<br />

gedrag en waardering. Voor ondernemers van beide<br />

typen krijgt het milieu zijn betekenis als ontmoetingsplaats<br />

en als bron van inspiratie. Experimentele<br />

en commer ciële creatieven laten zich inspireren<br />

door dezelfde onafheid, authen ticiteit, diversiteit,<br />

tolerantie en dynamiek. In combinatie met de lage<br />

financiële druk en een experimentele sfeer waarin<br />

‘alles kan en alles mag’ vormen deze karakteristieken<br />

een voedingsbodem voor alle mogelijke<br />

ontwikkelingsrichtingen. De ‘permanent experimentelen’<br />

vinden in Prenzlauer Berg de benodigde<br />

financiële en sociale ruimte voor hun voortdurende<br />

experiment. Ondernemers die wel wensen door<br />

te groeien tot commercieel bedrijf profiteren van<br />

dezelfde kwaliteiten in de aanloop naar hun commerciële<br />

succes. Ook de commercieel al succesvolle<br />

ondernemers profi teren van deze lokale<br />

‘maakcultuur’. Conform bovengenoemde dubbele<br />

identiteit weten deze ondernemers hun lokale<br />

experimentele activiteiten op een hoger schaalniveau<br />

met professiona liteit te verbinden. Een<br />

voorbeeld: enkele ondernemers vormen op lokaal<br />

schaalniveau een flexibele keten of netwerk van<br />

complementaire bedrijfjes, waardoor zij klein kunnen<br />

blijven, hun identiteit en flexibiliteit kunnen<br />

behouden, maar toch als grote speler kunnen<br />

optreden en zodoende omzetgroei kunnen realiseren.<br />

Daarbij profiteren deze onder nemers van het<br />

ons-kent-ons-klimaat waarin lokale ‘zaken vrienden’<br />

als schakel naar (inter)nationale opdracht gevers<br />

fungeren. Prenzlauer Berg biedt, conclu derend,<br />

de mogelijkheid tot het verbinden van experi ment<br />

en commercie, maar staat ook toe dat beide naast<br />

elkaar bestaan.<br />

Teruggrijpend op bovengenoemde factoren waardoor<br />

ondernemers van beide typen zich laten<br />

inspireren, kan worden gesteld dat ‘dynamiek’ een<br />

breed te interpreteren kwaliteit is. Anders dan het<br />

stereo tiepe beeld over de voorkeur van met name<br />

experimentelen doet vermoeden, beperkt inspirerende<br />

dynamiek zich niet tot illegale feesten op<br />

spannende locaties. Wanneer werd gevraagd naar<br />

de specifieke invulling van ‘inspirerende dynamiek’<br />

werd de ontwikkeling van het creatieve milieu an<br />

sich door vele respondenten genoemd. De precieze<br />

invulling van dynamiek blijkt inhoudelijk niet te<br />

hoeven aansluiten bij de persoonlijke voorkeuren<br />

van de ondernemers: iets wat in beweging is<br />

en zich vernieuwt, is per definitie interessant,<br />

zo stellen ondernemers van beide typen.<br />

Het creatieve milieu van Prenzlauer Berg laat zien<br />

dat de combinatie van onafheid, diversiteit, authenticiteit,<br />

tolerantie, dynamiek en een lage financiële<br />

druk een klimaat creëert waarin zowel experimen-<br />

De wijk biedt een voedingsbodem voor alle mogelijke<br />

ontwikkelingsrichtingen. De bewering dat in<br />

‘speeltuin Berlijn’ geen geld verdiend zou kunnen<br />

worden, kan op basis van dit onderzoek worden<br />

weerlegd. Voor commerciële creatieven fungeert<br />

het lokale milieu als werkplaats, waar de wereld<br />

hun marktplaats vormt. Het bijzondere van Prenzlauer<br />

Berg is dat experimentele creatieven die<br />

slechts willen maken zonder (op grote schaal) te<br />

handelen, niet uit de wijk worden ‘gedrukt’. De<br />

vraag is of deze lage financiële druk en ‘onafheid’<br />

in Nederlandse casussen nagestreefd zou moeten<br />

worden. Wel kan iets worden geleerd van de<br />

behoefte van creatieven aan ‘permanente onafheid’.<br />

De vraag hoe een aantrekkelijk en vruchtbaar milieu<br />

met een ideale mix te creëren is, is wellicht de<br />

verkeerde vraag om te stellen, want: creatieven<br />

máken vaak de plek. In dit licht zou de vraag<br />

moeten zijn: is er nog ruimte om de plek te maken?<br />

Deze benadering vraagt om een <strong>nieuwe</strong> rolverdeling<br />

in ruimtelijke-ontwikkelingsprocessen, waarbij ontwikkelaars<br />

zich terughoudender opstellen en letterlijk<br />

dan wel figuurlijk ‘ruimte geven’ aan het scheppende<br />

vermogen van de creatieve ondernemer.<br />

Gebaseerd op het afstudeeronderzoek:<br />

K. Blokzijl, 2008. Experiment en commercie in<br />

creatief Prenzlberg: een kwalitatief onderzoek naar<br />

de invloed van milieufactoren op de ontwikkeling<br />

van de creatieve ondernemer in Prenzlauer Berg,<br />

Berlijn. Masterscriptie Universiteit Utrecht.


80 81<br />

linkerpagina boven Bar Kohlen Quelle<br />

in de Kopen hagenerstraße, Berlijn<br />

linkerpagina onder Filmopnames in<br />

Prenzlauer Berg, Berlijn<br />

boven Filmopnames in het Mauerpark,<br />

Berlijn<br />

onder Uitgaan in de Kastanienallee,<br />

Berlijn


Hoofdstuk 3<br />

Leo Versteijlen, Kristal<br />

Simon van Dommelen, de Stad bv<br />

Jeroen Saris, de Stad bv<br />

Cultureel-<br />

economische<br />

strategieën<br />

in de stedelijke<br />

vernieuwing<br />

Nieuwe kansen voor binnensteden dankzij creatieve economie<br />

Economie terug in het hart van de stad<br />

De creatieve sector heeft de economie teruggebracht in binnensteden. Nog maar kort geleden<br />

vreesden gemeentebesturen en bewoners dat hun binnenstad zou ontaarden in een koopgoot<br />

voor consumentisme en vertier. De traditionele economie verdwijnt inderdaad vaak uit het<br />

stadshart, maar waar de creatieve economie sterk groeit, blijft de gevreesde monocultuur uit.<br />

Creatieve ondernemers zoeken de dynamiek van de binnenstad op als voeding voor zichzelf<br />

en hun medewerkers. En als de binnenstad ‘op’ is breiden ze hem uit.<br />

Neem nou Amsterdam. De panden die zijn vrijgekomen omdat de traditionele kern van de<br />

binnenstadseconomie, de financiële dienstverlening, en masse zijn domicilie heeft gekozen<br />

op de Zuidas, worden in een razend tempo omgeturnd tot creatieve broedplaatsen of gehuurd<br />

door creatieve bedrijven. Internationale marketingsbureaus en succesvolle ontwerpers nestelen<br />

zich op de mooiste plekken in de grachtengordel en het Museumkwartier en drukken startende<br />

creatieven naar de randen van de binnenstad en daaroverheen.<br />

Het gevolg is dat de binnenstad ‘overkookt’ en zich uitbreidt naar Westerpark (Cultuurpark),<br />

naar Oud-West (terrein voormalig Wilhelmina Gasthuis), naar Oosterpark (Burgerweeshuis)<br />

en naar Noord, waar recht tegenover de binnenstad concentraties van bedrijvigheid ontstaan.<br />

In Oud-West bijvoorbeeld is de laatste jaren een heuse creatieve kolonie ontstaan (Van der<br />

Groep & Röling 2005). In 2004 was in de Overtoom/Helmersbuurt al sprake van een creatieve<br />

werkgelegenheid van bijna 1700 banen (ABF Research, 2007a). Niet alleen de creatieve<br />

bedrijvigheid gaat naar de voormalige bedrijfsterreinen en volkswijken. Overal waar zij gaan,<br />

nemen de creatieve ondernemers het gewenste ontmoetingsklimaat met zich mee. Er ontstaan<br />

hippe restaurants, zoals Hotel De Goudfazant in een fabriekshal onder de rook van Ketjen<br />

en Draka, en informele tentoonstellingsruimten of trendy winkels op plaatsen waar vroeger<br />

weinig te beleven was.<br />

De trek naar de binnenstad en de uitbreiding daarvan naar de omliggende wijken is niet<br />

typisch Amsterdams. In andere steden in binnen- en buitenland is het niet anders. De<br />

buitenlandse voorbeelden laten soortgelijke processen zien in Birmingham, Manchester,<br />

Berlijn en Helsinki.<br />

Neem Arnhem, daar is een soortgelijk proces aan de gang. In een onderzoek van ruimtelijkeconomisch<br />

adviesbureau ETIN naar de vestigingswensen van creatieve ondernemers<br />

(ETIN 2006) komt een grote behoefte aan het licht naar een centrumstedelijk woon-<br />

en werkmilieu. Wens en werkelijkheid lopen nogal eens uiteen. De beschikbare financiële<br />

ruimte van creatieve ondernemers, uitgezonderd de commercieel ingestelde bureaus, is vaak<br />

onvoldoende voor de marktprijzen die worden gevraagd. Creatieven hikken aan tegen de<br />

hoge huur- en koopprijzen binnen de singels. Bovendien zijn veel ruimten te klein voor<br />

de activiteiten van de ondernemers. Daarmee komt de ring om de binnenstad in beeld<br />

als vestigingsmilieu. Unieke winkelformules, galeries en restaurants voortkomend uit de<br />

creatieve sector zijn meer afhankelijk van een bezoekersstroom en vinden in Arnhem een<br />

betaalbare plek in het stegenstelsel aan de rand van het kernwinkelgebied. Dat is in andere<br />

steden niet anders.<br />

In veel grote steden verkeert het gentrification-proces in de ring om de binnenstad in een<br />

vergevorderd stadium sinds jonge hoogopgeleiden de stad hebben herontdekt als aantrekkelijk<br />

vestigingsklimaat. Denk aan De Pijp in Amsterdam, de Vogelenbuurt in Utrecht en het<br />

Spijker kwartier in Arnhem. Het broedplaatsmilieu heeft zich geleidelijk getransformeerd<br />

tot een transactiemilieu (zie Inleiding voor toelichting op de milieus). Mensen wonen,<br />

werken, ontmoeten, recreëren en consumeren binnen loopafstand. Door stijgende huur prijzen<br />

en onzekerheden over de bedrijfsmatige toekomst combineren veel startende creatieve<br />

ondernemers en kunstenaars wonen en werken aan huis of zoeken een uitweg in goedkope<br />

ruimte elders. Soms is dat een bewuste keuze. Kunstenaars en starters zien zichzelf graag als<br />

pioniers van de buurt en smalen over de ‘yuppenwijken’ met hun achterhaalde dynamiek.<br />

Ze zoeken naar bijzondere plekken waar ze zelf de rol van katalysator kunnen vervullen.<br />

83


Daar ontstaan <strong>nieuwe</strong> scharnierpunten in de stad, de nog-net-niet-ontdekte plekken.<br />

Kritische succesfactoren<br />

Het interessante is dat creatieve ondernemers daarmee steeds vaker het domein betreden<br />

Nu wijken als Klarendal, Spijkerkwartier, Coolhaven en de NDSM-werf zijn herontdekt<br />

van de krachtwijken en, bewust of onbewust, een rol vervullen in de revitaliseringslag<br />

door creatieven en de opwaardering in gang is gezet, is de vraag of er ergens een kritische<br />

van deze wijken. Drie van de zeven proeftuinen bevinden zich binnen een van de veertig<br />

grens ligt. Zal de olievlek zich oneindig uitbreiden of komt er een moment waarop de<br />

Vogelaarwijken: Klarendal in Arnhem, Coolhaveneiland in Rotterdam en de NDSM-<br />

grenzen van een creatief vestigingsklimaat zijn bereikt? Met andere woorden, kunnen<br />

werf in Amsterdam-Noord.<br />

wijken als Presikhaaf, Malburgen of Nieuw West ook profiteren van de herwaardering<br />

door creatieven? We lopen de voorwaarden langs.<br />

Krachtwijken herstellen sneller met cultuur<br />

Ten eerste de beschikbare ruimte. Is er überhaupt vraag naar betaalbare ruimte of kan daar<br />

ABF Research (2007b) heeft in opdracht van OCW onderzoek gedaan naar de positie en<br />

elders, op aantrekkelijkere locaties in de stad aan worden voldaan? De voorkeur van de<br />

mogelijkheden van kunst en cultuur in achterstandswijken. Een van de belangrijkste conclusies:<br />

creatieve sector gaat duidelijk uit naar karakteristieke omgevingen. Liever in Zaanstad<br />

‘Kunst en cultuur zijn trekkers voor de stedelijke vernieuwing. Wijken met veel kunst en<br />

in een oude loods langs de Zaan dan in Amsterdam in een kantorenpark. Pakhuizen, oude<br />

cultuur herstellen zich sneller dan vergelijkbare andere wijken.’ ABF Research verstaat onder<br />

fabrieks<strong>gebouwen</strong> en havenloodsen zijn zeer in trek bij creatieve ondernemers. Maar biedt<br />

kunst en cultuur onder meer de aanwezigheid van culturele voorzieningen en monumenten.<br />

de pioniersgeest van creatieve ondernemers ook perspectief in andere in onbruik geraakte<br />

In hetzelfde rapport is ook de rol van creatieve industrie in de wijk onderzocht, met een nog<br />

locaties zoals kantoren?<br />

explicietere uitkomst: ‘De creatieve industrie is een waardemaker in dubbel opzicht. Net als<br />

Kantoorparken kunnen we voorlopig wel afschrijven. Voor individuele kantoorpanden hangt<br />

bij kunst en cultuur kennen wijken met een omvangrijke creatieve industrie extra vastgoed-<br />

het af van de huurprijzen, de inrichting, maar vaak ook van de ligging. Het Hoofdkwartier<br />

waarde. De creatieve industrie zorgt echter ook voor werkgelegenheid die past bij een stede-<br />

in Arnhem, Post CS, in Amsterdam en het Volkskrantgebouw in Amsterdam zijn daarvan het<br />

lijke omgeving en via die weg voor toegevoegde waarde.’<br />

voorbeeld. Er is behoeft aan een bepaalde kritische massa van creatieven om de juiste sfeer<br />

In het stedelijke-vernieuwingsbeleid van de voorafgaande jaren is veel aandacht voor het<br />

te creëren. Waar deze kritische massa nog ontbreekt, zoals in Zaanstad of in Hengelo, kunnen<br />

mengen van bevolkingsgroepen in de wijk door te differentiëren in het woningaanbod. Succes-<br />

andere kenmerken doorslaggevend zijn, zoals de emotionele of historische waarde van<br />

volle bewoners fungeren als rolmodel voor andere bevolkingsgroepen en kunnen ook het imago<br />

<strong>gebouwen</strong> zelf en/of van de omgeving. Zelfs al liggen die plekken in de periferie van de stad.<br />

van de wijk een impuls geven. Algemeen wordt aangenomen dat deze menging leidt tot<br />

De aanwezigheid van monumenten en vooroorlogse woningtypen bevordert de aantrekke-<br />

‘verdunning’ van de problemen en sociale stijging in de wijk (Wittebrood & Van Dijk, 2007).<br />

lijkheid van de omgeving voor creatieve bedrijven. Naoorlogse wijken hebben weinig van<br />

Maar er blijven nogal wat kwesties liggen die niet direct worden opgelost door menging.<br />

deze ‘spannende’ plekken. Toch kunnen ook hier inspirerende locaties ontstaan, zoals het oude<br />

84 De wijkeconomie en de werkgelegenheid profiteren niet vanzelf van de <strong>nieuwe</strong> bewoners<br />

Huygenscollege in Slotervaart (Vliegbasis de Huygens), dat door Kristal is herontwikkeld 85<br />

en van interactie tussen hogere inkomensgroepen en andere in de wijk is nauwelijks sprake.<br />

voor creatieve bedrijven en starters. In de naoorlogse wijken bevindt zich nog steeds veel<br />

Kunst en cultuur zijn, naast onderwijs en sport, belangrijk om de brug te slaan tussen de<br />

aantrekkelijk vastgoed zoals kerken en scholen, maar ook sommige woon<strong>gebouwen</strong> lenen<br />

verschillende doelgroepen.<br />

zich mogelijk voor een herontwikkeling voor de creatieve sector. In de stedelijke vernieuwing<br />

Kunstenaars en creatieve ondernemers oefenen aantrekkingskracht uit op mensen van<br />

zouden deze mogelijkheden veel vaker benut kunnen worden.<br />

buiten de wijk en kunnen daarmee een vliegwieleffect op gang brengen. Neem de voor-<br />

Een creatief gebouw is iets anders dan een creatief milieu. Een creatief milieu heeft meer<br />

malige scheeps werf NDSM in Amsterdam-Noord. Tien jaar geleden nog het domein van<br />

nodig dan ruimte voor creatief ondernemerschap. De vibe is wel een van de belangrijkste<br />

zwervers en gelukszoekers, nu zijn er de Kunstad en MediaWharf in opbouw. Tussen de werf<br />

eigenschappen van een creatief milieu. Het Coolhaveneiland in Delfshaven heeft een vibe,<br />

en het Centraal Station varen dagelijks elk uur rechtstreeks meerdere ponten en daar staan<br />

Rotterdam-Zuid nog niet. Deze achterstandswijken liggen op gelijke afstand van de binnen-<br />

op gezette tijden meer binnenstadsbewoners op dan noorderlingen. Zij komen af op een<br />

stad, wat is het verschil? Het zijn de kleine initiatieven die iets losmaken bij de bewoners,<br />

van de vele activiteiten in het gebied, werken bij A-Film of Gsus industries of ze zijn klant<br />

maar ook bij mensen van buiten de wijk. Het HipHopHuis en WORM op het Coolhaven-<br />

bij MTV of IdtV, die zich in het kielzog van de kunstenaars op het terrein vestigden. Ook<br />

eiland oefenen beide een aantrekkingskracht uit op een creatieve nichemarkt tot ver buiten<br />

andere delen in Noord profiteren van de toegenomen aandacht. De vraag naar kleine<br />

de stad. Ook het World Music and Dance Centre, evenals de theaterschool dragen daaraan<br />

kantoor- en werkruimte is onuitputtelijk en de bedrijfsverzamel<strong>gebouwen</strong> zijn niet aan<br />

bij. Een vibe zou geen vibe zijn als we het ontstaan precies zouden kunnen verklaren.<br />

te slepen (Todorovic, 2008). En Noord komt ook steeds meer in trek als woongebied. De<br />

Wat een vibe veroorzaakt verschilt sterk per plek. Het moet bijvoorbeeld aansluiten bij<br />

woningen op Overhoeks, het voormalige Shellterrein, waren verkocht voor de eerste paal<br />

de gebouwde omgeving, of bij de bevolking. De ‘urban culture’ die in Delfshaven bloeit,<br />

was geslagen.<br />

veroorzaakt daar wel een vibe, maar niet in een witte wijk als Kralingen.<br />

De opkomst van een creatief milieu leidt tot sociale stijging en waardestijging en dat lijkt<br />

Een onmisbare succesfactor is de mentaliteit van de wijkbewoners en gebruikers in een<br />

ook mogelijk in wijken die aanvankelijk als achterstandswijk te boek stonden. Hoewel een<br />

gebied. Op veel plekken staan mensen (nog) niet open voor diversiteit en een onders-<br />

groot deel van de veertig achterstandswijken op dit moment niet als creatief milieu is aan<br />

cheidende levens stijl. Onveiligheidsgevoelens (gesloten gordijnen, veel blauw op straat)<br />

te merken, blijken veel van deze wijken wel over de juiste condities te beschikken om uit<br />

en nimby-gedrag zijn bevorderlijk voor dynamiek en diversiteit. Studenten en jonge starters<br />

te groeien tot een van de vier creatieve milieus; ze zijn dus kansrijk voor de creatieve sector.<br />

op de woningmarkt vormen op het Coolhaveneiland een voedingsbodem voor een dyna-<br />

Creatieve economie is, naast de Turkse groenteboer/slager, een van de weinige economische<br />

misch woon-werkmilieu. De Bijlmermeer lijkt meer succes te hebben op creatief gebied<br />

sectoren met overlevingskans in achterstandsgebieden. De voornaamste condities hiervoor<br />

dan Nieuw West, terwijl beide wijken min of meer dezelfde problematiek hebben. De Zuidzijn<br />

daar namelijk potentieel aanwezig: bruikbaar en betaalbaar vastgoed; de aanwezigheid<br />

Amerikaanse levensstijl van Kaapverdianen, Surinamers en Antillianen wijkt in uitbundigheid<br />

van culturele voorzieningen; diversiteit en vooral de aanwezigheid van jongeren met een<br />

nogal af van de bevolking in veel naoorlogse wijken. Dat zorgt voor dynamiek. Delfshaven<br />

goede opleiding; het aanbod van ontmoetingsruimte en de nabijheid van opdrachtgevers<br />

en de Bijlmer hebben een eigen identiteit ontwikkeld, waardoor mensen trots kunnen zijn<br />

(gemeente en woningcorporaties) (ABF Research, 2007a).<br />

op hun wijk. Het Kwakoe Festival in het Bijlmerpark is een jaarlijkse bevestiging daarvan.


De creatieve economie en de zoektocht van migranten naar hun identiteit kunnen een<br />

hadden gevestigd. Zij dienden een tegenvoorstel in en wisten de politiek te overtuigen<br />

wederkerig versterkende relatie aangaan, zoals nu in Brixton lijkt te gebeuren.<br />

om ook hun een plek te geven in de herontwikkeling. Het resultaat is dat beide partijen nu<br />

Dat wil niet zeggen dat het altijd koek en ei hoeft te zijn. De creatieve sector mag best<br />

gezamenlijk een nieuw plan ontwikkelen. De coalitie wordt zodoende complexer. De drie<br />

confronteren. De jeugd in West bijvoorbeeld onttrekt zich juist aan de gangbare mores met<br />

betrokken partijen zetten een extra stap op de Venetiaanse brug om nog meer divergentie-<br />

initiatieven als theater- en dansgroep ISH en het Pal West Modeatelier. Zoiets als graffiti<br />

belangen te intregeren in het ontwikkelingsproces en zodoende het momentum van de<br />

is vaak een doorn in het oog van het gros van de bevolking, maar er zijn wel professionele<br />

gemeenschappelijke visie en identiteit te bereiken (zie hoofdstuk 1). Het voordeel is dat<br />

ontwerpers en illustratoren uit voortgekomen. Creatieve economie is geen democratie, het<br />

de oplossingen ‘rijker’ worden en het draagvlak toeneemt.<br />

gaat erom dat de straatkunstenaars en creatieve initiatieven wortelen en uitgroeien tot het<br />

Bij binnenstedelijke gebiedsontwikkeling treden ook omgevingseffecten op. De waarde-<br />

cultureel kapitaal van de wijk. Op het Coolhaveneiland en in Nieuw-West wordt al volop<br />

ontwikkeling die ontstaat uit creatieve bedrijvigheid beperkt zich niet tot het gebouw<br />

gepionierd. Of deze creatieve ondernemers als magneet mogen functioneren hangt af van<br />

of gebied dat in ontwikkeling wordt gebracht. Het is aantoonbaar dat de realisatie van het<br />

keuzes die gemaakt worden in de marketing en beeldvorming van die wijken door overheid,<br />

Cultuurpark Westergasfabriek heeft geleid tot een stijging van de woningprijs in de nabije<br />

corporaties en projectontwikkelaars. Hoe gaan zij om met de conceptuele creatieve economie?<br />

omgeving. Om meer te kunnen profiteren van de waardestijging kan een ontwikkelaar zijn<br />

Worden de graffiti-artiesten beboet of krijgen ze hun eigen freezones waar ze hun creativiteit<br />

grondposities in het gebied uitbreiden. Daarmee nemen de risico’s evenredig toe. De waar-<br />

de vrije loop kunnen laten?<br />

destijging ligt niet bij voorbaat vast en het is evenmin duidelijk op welk schaalniveau deze<br />

Er is zeker een verband tussen creatieve economie, sociale stijging en waardestijging in<br />

zich gaat manifesteren. Een andere oplossing is de risico’s te delen met andere eigenaren<br />

binnenstedelijke gebieden, maar het is geen automatisme. Waardestijging ontstaat pas als er<br />

door deze in de herontwikkeling te betrekken. Daarmee kan free-rider-gedrag worden tegen-<br />

ook in de ogen van de bewoners van dat gebied sprake is van een toegevoegde waarde, die<br />

gegaan maar niet uitgesloten. Dat hoeft geen probleem te zijn, tenzij het gaat om een<br />

meetbaar zou moeten zijn in een stijging van de verkoopwaarde van het vastgoed. Waarde-<br />

strategische positie die de gebiedsexploitatie raakt.<br />

stijging is dus onherroepelijk gekoppeld aan de perceptie van bewoners c.q. de vastgoed-<br />

Een eigenaar streeft immers naar maximale opbrengst en heeft er geen belang bij om<br />

eigenaren. Een ateliergebouw voor kunstenaars hoeft niet noodzakelijkerwijs door de<br />

het object vooraan in de ontwikkeling te verkopen als het hoogtepunt van de waarde-<br />

omliggende buurt als positief te worden beoordeeld, zeker niet als dat leidt tot dichtgeplakte<br />

ontwik keling nog moet worden bereikt. Er zijn ook eigenaars die gewoon een andere<br />

atelierramen en rommel op straat. De belangrijkste succesfactor voor investeren in creatieve<br />

ontwikkeling voor ogen hebben. De dreiging van free-riders en eigenaren die op een<br />

economie in het kader van binnenstedelijke gebiedsontwikkeling is de uitstraling naar zijn<br />

andere markt opereren, kan leiden tot stagnatie in de ontwikkeling doordat vastgoed-<br />

omgeving en de aansluiting hiervan op de aanwezige of te creëren woon-werkcultuur.<br />

eigenaren een afwachtende positie innemen. Wie investeert wil immers ook maximaal<br />

86 profiteren. Dat is ook een van de drijvende krachten achter de recente fusiegolf van woning- 87<br />

Dilemma’s<br />

corporaties. Gebiedsmacht is een essentiële voorwaarde om onrendabele investeringen in<br />

Bij het inzetten van creatieve economie in binnenstedelijke gebiedsontwikkeling komen we<br />

maatschappelijk vastgoed en woningen rendabel te maken.<br />

vier dilemma’s tegen die afwijken van wat we gewoon zijn. De dilemma’s hebben gemeen dat<br />

Dit strategische spel is aan de orde op het Coolhaveneiland. Een te voortvarend insteken<br />

ze zich slecht laten verenigen met gangbare ordeningsprincipes in de ruimtelijke ontwikkeling:<br />

op gentrification middels de herontwikkeling van <strong>gebouwen</strong> en een activiteitenprogramma<br />

– onroerend eigendom vs. creatief ondernemerschap;<br />

zou kunnen leiden tot een scherpe waardestijging van het nog te verwerven onroerend goed.<br />

– uiteenlopende belangen vs. convergerende perspectieven;<br />

Verwervingsstrategie en ontwikkelingsstrategie moeten zorgvuldig met elkaar in balans zijn.<br />

– onvoorspelbaarheid vs. zekerheid;<br />

Vandaar dat corporaties en gemeente vooralsnog terughoudend zijn in de uitvoering van<br />

– ordening vs. flexibiliteit.<br />

plannen.<br />

In een aantal proeftuinen wordt druk voorgesorteerd op de waardeontwikkeling in het gebied.<br />

Eigendom en creatief ondernemerschap?<br />

De Key bijvoorbeeld heeft plannen om de loods met Kunstad op de NDSM-werf te kopen<br />

Wie betaalt bepaalt. Dit adagium geldt voor bijna elke gebiedsontwikkeling, maar zet tevens<br />

van de gemeente, om zo een positie te verwerven in het gebied. De corporatie heeft immers<br />

de verhouding met de creatieve sector op scherp. Een creatief ondernemer is door de bank<br />

nog geen ontwikkelingsrecht op het terrein. De herontwikkeling van de NDSM-werf is<br />

genomen niet geneigd zijn handtekening te zetten onder een huurcontract voor onbepaalde<br />

eenvoudiger te sturen dan gebiedsontwikkeling in bestaand stedelijk gebied met complexere<br />

tijd op een toplocatie tegen een marktconform huurtarief. Hij of zij ziet zichzelf eerder als<br />

eigendomsverhoudingen. De risico’s op de werf zijn overzichtelijk geworden nu de startfase<br />

een belangrijke speler in de gebiedsontwikkeling, met een duidelijk beeld hoe zo’n plek eruit<br />

voorbij is. De huurders van de casco-ateliers in de Kunstad hebben dat goed begrepen. Om<br />

moet zien. Deze actieve houding, evenals de pluriformiteit in vestigingsvoorkeuren van de<br />

geen speelbal te worden van het strategospel en om hun autonomie veilig te stellen, hebben<br />

creatieve bedrijven, noopt een ontwikkelingsconsortium om de creatieve ondernemer actief te<br />

ze het plan opgevat zelf collectief eigenaar te worden van de werf. Een kosten-batenanalyse<br />

betrekken bij gebiedsontwikkelingen voor de creatieve economie. Er zijn immers geen blauwdrukken<br />

voor (her)ontwikkeling ten behoeve van de creatieve economie. Het is echter on-<br />

voor een bestaande wijk als het Coolhaveneiland lijkt veel ingewikkelder.<br />

duidelijk hoe de invloed van creatieve ondernemers in de ontwikkeling gestalte moet krijgen.<br />

Discrepantie in belangen<br />

De complexe verhoudingen worden mooi geïllustreerd in de proeftuin Amersfoort. De<br />

De toenemende complexiteit in de verhoudingen bij binnenstedelijk gebiedsontwikkelingen<br />

gemeente had in 2006 nog een duidelijke visie over de wijze waarop het gebouw Rohm<br />

die nog eens versterkt wordt door een mondige creatieve klasse toont de noodzaak aan<br />

& Haas in het Oliemolenkwartier zou moeten worden herontwikkeld. Het gebied, dat naast<br />

van brede coalities. Friso de Zeeuw, directeur bij Bouwfonds en praktijkhoogleraar gebieds-<br />

het <strong>nieuwe</strong> Eemcentrum is gelegen, moest een interactieve plek worden voor creatieve onderontwikkeling<br />

aan de TU Delft, zegt het al in het boekje De engel uit het marmer: ‘Communicatie<br />

nemers uit de ICT-, bouw- en advieswereld. Twee creatieve bedrijven, Poolen Architekten<br />

met belanghebbenden is uitgegroeid tot één van de belangrijkste succes/faalfactoren bij<br />

en adviesbureau Pentascope, ontwikkelden een plan dat goed aansloot bij deze visie. De<br />

binnenstedelijke gebiedsontwikkeling’ (De Zeeuw, 2007).<br />

gemeente ging daarmee echter voorbij aan drie kunstenaars die hier hun tijdelijke atelier<br />

Er zijn enkele factoren die de verhouding tussen partijen hebben geproblematiseerd. In de


88 89<br />

boven Het WYT-gebouw in de stedelijke<br />

vernieuwingswijk Coolhaveneiland.<br />

Meerdere creatieve bedrijven hebben zich<br />

hier gevestigd, waaronder architectenbureau<br />

MVRDV.<br />

onder Verloedering en dynamiek gaan<br />

hand in hand op het Coolhaveneiland.<br />

‘Het gaat erom dat<br />

de straat kunstenaars<br />

en creatieve initiatieven<br />

wortelen en uitgroeien<br />

tot het cultureel<br />

kapitaal van de wijk.’<br />

Het monumentale VOC-gebouw aan<br />

de Achterhaven, tijdelijk in gebruik door<br />

creatief collectief WORM.


vorige paragraaf werd duidelijk dat creatieven meer invloed opeisen op de herontwikkeling.<br />

en gemeenten worden daar weer onrustig van. Hoe kunnen ze anticiperen op de wensen<br />

Maar daarin zal niet alleen met de eigenaars, maar ook met de gemeente (soms in de rol<br />

van de creatieve ondernemers als deze het zelf niet weten? De ene keer kiest men voor<br />

van eigenaar) moeten worden onderhandeld. De weerstand tegen instituties, met name de<br />

het tijdelijk gebruik van maximaal vijf jaar van een gebouw dat zal worden herontwikkeld<br />

overheid, is bij creatieven relatief groot, zoals in de Rotterdamse casus al aan de orde kwam<br />

(Post CS, Volkskrantgebouw, etc.) en worden langlopende contracten niet aantrekkelijk<br />

(hoofdstuk 1). Aan de roep om vrijheid en flexibiliteit kan de gemeente simpelweg niet (altijd)<br />

gevonden. In het andere geval (NDSM kunstad) eisen de creatieven juist langlopende<br />

voldoen. Ze vertegenwoordigt immers ook andere groepen in de samenleving. Niettemin<br />

contracten (twintig jaar of langer) om investeringen te kunnen terugverdienen.<br />

nam de realiteitszin ook bij creatieve ondernemers sterk toe in de afgelopen jaren. Zij reali-<br />

Overheden en corporaties koesteren regelmatig overdreven verwachtingen ten aanzien van<br />

seren zich dat ze zich moeten professionaliseren als ze willen profiteren van de belangstelling<br />

de maatschappelijke betrokkenheid van de creatieve ondernemers. Ze worden gezien als de<br />

bij de overheid en marktpartijen. Dit kan leiden tot vruchtbare samenwerking, zoals bleek<br />

reddingsboei voor de lokale economie en tegelijk als culturele ver<strong>nieuwe</strong>rs en maatschap-<br />

bij de proeftuin Leiden. Jeroen Maters, directeur van een communicatiebureau, liep al een<br />

pelijke ondernemers die geacht worden culturele achterstanden in de wijken uit te bannen.<br />

tijdje rond met het idee voor een Huis van de Communicatie. Nadat hij een coalitie had<br />

Creatieven laten zich niet vastpinnen op deze verwachtingen. Hoe meer de creatieve economie<br />

gevormd met andere communicatiebedrijven en de cijfers aantoonden dat de sector er in<br />

wordt geïnstrumentaliseerd tot incubator in de wijk, hoe benauwender deze opgelegde taak<br />

Leiden goed voorstond, raakte ook de gemeente overtuigd, evenals de eigenaren van twee<br />

werkt voor de ontwikkeling van het ondernemerschap. De onderschikking aan maatschap-<br />

markante <strong>gebouwen</strong>, De Meelfabriek (Van der Wiel Bouw, SLS Wonen) en een voormalig<br />

pelijk wenselijke doelen beperkt de vrijheid om ver<strong>nieuwe</strong>nde activiteiten te ontplooien en<br />

Nuongebouw (Portaal). De creatieve ondernemers zijn tot aan de dag van vandaag intensief<br />

te experimenteren. Het zijn tenslotte ondernemers, die als ze zich ergens vestigen dat doen<br />

betrokken bij de herontwikkeling van deze <strong>gebouwen</strong> tot ‘communicatiehuizen’ en werken<br />

omdat ze daar hun werk goed kunnen doen. Anderzijds is de uitstraling op de omgeving een<br />

samen met de gemeente aan een programma van ‘Leiden Communicatiestad’.<br />

belangrijk neveneffect, waar soms best op voorgesorteerd mag worden, zeker als daar een<br />

Een politiek probleem in gebiedsontwikkeling is het gebrek aan lef. Analisten noemen<br />

lage huur tegenover staat. In dat geval is er voor creatieven, mits goed gecommuniceerd, vanaf<br />

verschillende oorzaken voor de politieke angsthazerij, maar populisme, dualisme en media-<br />

het begin duidelijkheid over hun positie en rol. In sommige <strong>gebouwen</strong>, bijvoorbeeld het<br />

tisering horen bij de topdrie. Wethouders nemen steeds minder risico bij gebiedsontwikke-<br />

Volkskrantgebouw, wordt als toelatingseis gesteld dat de gebruikers zich groeperen rond voorlingen,<br />

bang om afgerekend te worden in de media, of anders wel omdat de gemeenteraad<br />

stellen die in het belang zijn van de buurt. Daarmee worden twee vliegen in één klap geslagen:<br />

zich vaker laat leiden door sentimenten in de samenleving. De twijfel bij de overheid slaat<br />

de creatieven worden gewezen op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en tot samen-<br />

regelmatig over naar marktpartijen. Zij kunnen pas vertrouwen in het resultaat van hun<br />

investeringen als de overheid meewerkt en niet aarzelt. Op een expertmeeting van de proefwerking<br />

aangezet en de sympathie van de buurt voor de creatieve invasie wordt bevorderd.<br />

90 tuin Arnhem liet de gemeente een filmpje zien waarin de plannen voor een investerings-<br />

Ordening versus flexibiliteit<br />

91<br />

impuls van de creatieve sector in Arnhem op overtuigende wijze werden gepresenteerd. Voor<br />

Overheden tonen sinds de brand in Volendam en de explosie van de vuurwerkfabriek in<br />

Chris Jagtman, directeur bij AM, was dat signaal nodig om te kunnen vertrouwen in de<br />

Enschede steeds minder ambitie om risicovolle projecten ter hand te nemen. De rampen<br />

koers van de gemeente: ‘Door dit <strong>nieuwe</strong> elan wordt het voor marktpartijen aantrekkelijker<br />

hebben ertoe geleid dat de overheid de teugels weer strakker aantrekt. Daarnaast is de politiek<br />

om te investeren. Het moeras is verdwenen.’ De bestuurlijke inzet van beide aanwezige<br />

meer dan ooit bevreesd dat te grote ambities in de media zullen worden neergesabeld. Het<br />

wethouders versterkte dit gevoel bij de aanwezige marktpartijen.<br />

gevolg is risicomijdend gedrag, dat vaak leidt tot eindeloze procedures en onderzoek naar de<br />

De rol van de burger in een gebied is nog niet aan de orde geweest. Zij zullen deel moeten<br />

gewenste effecten van projecten. Het gevolg is veel onnodige vertraging in de planvorming.<br />

uitmaken van de coalitie als hun belangen in het geding zijn in de gebiedsontwikkeling.<br />

De creatieve economie verdraagt dat niet. Snel reageren en benutten van het momentum<br />

Dit is onder meer aan de orde in de achterstandswijken, waar de creatieve economie haar<br />

zijn de basisregels voor succes. Een goed idee is binnen de kortste keren achterhaald, maar<br />

bestaansrecht deels ontleent aan de impuls die het geeft aan de buurt. Kunstenaars en creatieve<br />

dan is het vaak al te laat om in te grijpen. Het gevolg is dat partijen gemakkelijk langdurig<br />

ondernemers zijn beter in staat om burgers te inspireren dan projectontwikkelaars en<br />

langs elkaar heen praten. Voor de overheid is zekerheid een voorwaarde voor geloofwaardig-<br />

woningbouwcorporaties.<br />

heid, voor de creatieve ondernemer is snelheid en improvisatievermogen van de overheid<br />

het bewijs van goede trouw en medewerking.<br />

De onvermijdelijke onvoorspelbaarheid en de zucht naar zekerheid<br />

In Hengelo werd twee jaar gewerkt aan de Nota van Uitgangspunten voor het Hazemeyer-<br />

Veel onrust bij autoriteiten en ontwikkelaars komt voort uit onbekendheid met het fenomeen<br />

terrein. De opdracht van het bestuur om een nota te maken waarin de vrijheid van de<br />

van de creatieve economie en de al dan niet vermeende onvoorspelbaarheid van de sector.<br />

ontwikkelaars in balans zou worden gebracht met de risico’s voor de binnenstad, de horeca,<br />

De ontwikkelingscyclus van creatieve bedrijven zorgt ervoor dat ook aan de creatieve milieus<br />

de middenstand en het project Hart van Zuid had aanvankelijk het effect dat alle afdelingen<br />

steeds hogere eisen worden gesteld. De broedplaats voor beginnende ondernemers of kunste-<br />

zo nauwkeurig mogelijk hun beperkingen op schrift zetten. Een lijvige nota met 80 pagina’s<br />

naars is maar een van de denkbare milieus. Veel creatieve ondernemers zijn dat stadium allang<br />

voorschriften was het gevolg. Het college zelf moest ingrijpen om het evenwicht te herstellen.<br />

gepasseerd en zoeken naar interactie met soortgenoten om snel op <strong>nieuwe</strong> ontwik kelingen<br />

Uiteindelijk werd een oplossing gevonden waar alle partijen zich in konden vinden, en is<br />

in de markt te kunnen reageren. Anderen hebben behoefte aan marktplaatsen om de creatieve<br />

het document teruggebracht tot 25 pagina’s.<br />

producten onder de aandacht van de afnemers te brengen. Het netwerk van creatieve onder-<br />

De oorzaak ligt niet in de eerste plaats bij de gemeente, maar bij de regelgeving die uitnodigt<br />

nemers is permanent aan verandering onderhevig, omdat de markt waarop zij zich bewegen<br />

en soms zelfs dwingt tot bemoeizucht. De regels die zijn opgesteld om de uitwassen van het<br />

ook voortdurend in beweging is. Het kleinschalige karakter stelt de bedrijven en netwerken<br />

industriële kapitalisme in toom te houden op het gebied van de ruimtelijke ordening en<br />

in staat om zich snel aan te passen aan veranderingen in de markt en innovaties te bevorderen.<br />

milieu leiden op dit moment een zelfstandig leven zonder dat de raison d’être nog actueel<br />

De wensen ten aanzien van huisvesting veranderen mee met de veranderende netwerken<br />

is. Milieucontouren ten aanzien van geluid of andere overlast worden automatisch ingezet,<br />

en <strong>nieuwe</strong> perspectieven. De permanente behoefte aan verandering maakt creatieve onder-<br />

met als gevolg dat functiemenging en intensief ruimtegebruik op locaties vlak naast binnennemers<br />

onvoorspelbaar in hun wensen ten aanzien van hun omgeving. Projectontwikkelaars<br />

steden onnodig wordt bemoeilijkt. Ook de zorg om het cultureel erfgoed leidt met verwijzing


92<br />

naar de Nota Belvedere nogal eens tot onhanteerbare regelzucht. Tot in detail wordt voorgeschreven<br />

welke kozijnen en materialen vereist zijn bij de herontwikkeling van het industrieel<br />

erfgoed, ook als dat hergebruik van het gebouw voor <strong>nieuwe</strong> <strong>functies</strong> onmogelijk maakt.<br />

Naleving van de regels en risicobeheersing wegen zwaarder dan de benutting van kansen<br />

om binnensteden en verlaten industriële gebieden tot leven te brengen. Toch is zicht op<br />

het eind resultaat onmisbaar om investeerders en overheid te verleiden tot het investeren<br />

in creatieve economie. Traditionele stedenbouwkundige plannen stellen maar al te vaak een<br />

te knellend kader. Het is de uitdaging om <strong>nieuwe</strong> proces- en planvormen te ontwikkelen<br />

waarin maximale dynamiek behouden blijft binnen een toetsbaar perspectief.<br />

De corporatie heeft een cruciale maatschappelijke taak in de herstructurering van de wijken.<br />

De creatieve economie kan een interessant instrument worden om de leefbaarheid te vergroten.<br />

Maar de creatieve economie is een markt waarin de corporaties niet zo thuis zijn,<br />

omdat hun organisaties zijn ingesteld op de ontwikkeling van vastgoed, beheer en onderhoud.<br />

Het ondernemerschap dat nodig is voor het realiseren van een succesvol creatief gebouw valt<br />

vaak tussen wal en schip van goedbedoelde initiatieven en de beheerbureaucratie van een<br />

corporatie. Corporaties die in culturele <strong>gebouwen</strong> hebben geïnvesteerd, zoals Het Oosten<br />

in Oibibio, werden daarvoor kortgeleden nog zwaar afgestraft. Intussen is het gedrag van<br />

de toezichthouder versoepeld, maar de onduidelijkheid is niet helemaal weggenomen. De<br />

rijksoverheid dreigt de verantwoordelijkheid voor culturele investeringen in wijken weg<br />

te willen nemen bij de corporaties. Voor een effectieve wijkaanpak is juist het omgekeerde<br />

wenselijk. Woningcorporaties kunnen een effectieve partner zijn voor de versterking van<br />

het culturele kapitaal in de aandachtswijken.<br />

Onlangs heeft het Rijk zelf zijn ontwikkelende rol herontdekt. Veel eigendom van het Rijk<br />

is uitermate geschikt voor herontwikkeling ten behoeve van de creatieve economie. Het spel<br />

tussen gemeenten, Rijk (Domeinen) en de markt wordt regelmatig gehinderd door wantrouwen<br />

en verkeerde percepties van elkaars belangen. Aankoop van rijkseigendom voor<br />

de creatieve economie wordt niet vanzelfsprekend als een publiek doel opgevat. Creatieve<br />

bedrijvigheid is immers een marktgerichte bedrijfstak, waarom zou dan geen marktconforme<br />

prijs mogen worden gevraagd? Het zou een oplossing kunnen zijn als ook op de binnenstedelijke<br />

gebiedsontwikkeling de methodiek van de maatschappelijke kosten-batenanalyse<br />

(MKBA) van toepassing zou worden verklaard. Het gaat bij creatieve economie immers om<br />

ontmoeting, culturele ontplooiing, onderwijs en de ontwikkeling van <strong>nieuwe</strong> bedrijvigheid.<br />

93<br />

Conclusies<br />

De vier beschreven dilemma’s zijn typerend voor wat in de bestuurskunde wordt aangeduid<br />

als complexe vraagstukken in een multi-actor-omgeving. De invloed van de creatieve<br />

econo mie op de stedelijke omgeving is een uitermate complex vraagstuk in meerdere<br />

opzichten: het is economisch, cultureel, planologisch, stedenbouwkundig en sociologisch<br />

van aard. Er is een veelvoud aan stakeholders met verschillende rollen, perspectieven en<br />

belangen waartussen <strong>nieuwe</strong> verbindingen nodig zijn om tot effectieve strategieën te komen.<br />

De strategieën die nodig zijn om de creatieve economie een bijdrage te laten leveren aan<br />

de herontwikkeling van wijken, worden gekenmerkt door eenzelfde complexiteit als de<br />

omgeving waarin deze een effect moeten sorteren. De strategieën kunnen evenmin worden<br />

opgezet vanuit het perspectief van één actor, of een boven de partijen staand publiek belang.<br />

De strategie is wezenlijk multi-actor en multiperspective van karakter. Vereenvoudiging tot een<br />

ontwikkelaarsperspectief op de gebouwde omgeving heeft weinig zin, omdat het bij de aandachts<br />

wijken gaat om cultureel kapitaal in een bepaalde omgeving, en bij creatieve economie<br />

om cultuur met een economische waarde die onder bepaalde omstandigheden effect kan<br />

hebben op de waarde van de gebouwde omgeving en sociale stijging van de bevolking.<br />

In het dilemma van orde en chaos, of complexiteit, regeert de onzekerheid. Onzekerheid<br />

maakt mensen angstig. We kennen de verschijnselen: wethouders die bang zijn, of moedig<br />

en dan tot aftreden worden gedwongen; corporaties die graag iets willen bijdragen aan de<br />

Leegstand in de Arnhemse achterstandswijk<br />

Klarendal wordt bedwongen door<br />

ruimte beschikbaar te stellen aan<br />

startende modevormgevers, in dit geval<br />

Marck&Mo, producent van exclusieve<br />

couturetassen.


aandachtswijken maar geen centrale sturing verdragen; bewoners die de omgeving snel zien<br />

Ontwikkelen zonder eindbeeld, een gedeeld perspectief<br />

veranderen en geen middelen zien om in te grijpen; creatieve ondernemers die veel kansen<br />

Scharnierpunten in de stad, op de randen van het binnenstedelijk gebied, bieden de meeste<br />

zien, maar niet van plan zijn zich te gedragen volgens de gangbare economische wetten;<br />

ruimte voor de ‘<strong>nieuwe</strong> maakbaarheid’ in de creatieve economie. Dat kunnen voormalige<br />

ambtenaren die niet weten waarop zij straks worden afgerekend.<br />

haven- of fabrieksterreinen zijn, of oude wijken die toe zijn aan herstructurering. De maak-<br />

Bestuurders hebben de neiging om de kant van de orde te kiezen in de steeds complexer<br />

baarheid daarvan is beperkt, de gebieden worden immers van binnenuit ontwikkeld. De<br />

wordende werkelijkheid van samengestelde systemen (Teisman, 2005). Met beroep op het<br />

creatieve economie vraagt niet om blauwdrukplanning die de eindsituatie vastpint, maar<br />

primaat van de politiek, leiderschap en strikte handhaving van regels wordt getracht een<br />

om een flexibele strategie die inspeelt op markt. De markt kan de eindgebruiker zijn, de<br />

politiek rationele weg te wijzen voor het beteugelen van de ‘chaos’. De behoefte aan orde<br />

publieks stroom die op gang wordt gebracht door een aantrekkelijk cultureel klimaat of een<br />

en de drang tot vereenvoudiging vergroten de chaos. De verkokering gaat door en het leven<br />

verzame ling interessante producenten die gezamenlijk een creatief klimaat scheppen.<br />

onttrekt zich aan de bestuurlijke orde en aan het oog van bestuurders. En wat is de strategie<br />

Het opbouwen van een strategie vereist dat ontwikkelende partijen bereid zijn een langetermijnverbintenis<br />

aan te gaan, waarbij de eerste tijd geen rendement verwacht mag worden.<br />

Een ontwikkelingsstrategie voor creatieve wijken (de <strong>nieuwe</strong> maakbaarheid)<br />

De basis voor de ontwikkeling wordt gelegd in de zoektocht naar de eerste gebruikers.<br />

Onzekerheid vergt vertrouwen<br />

Wie zijn dat? Hoe passen ze in de identiteit van de omgeving en welk publiek zijn zij<br />

De creatieve economie is een complex terrein dat niet valt in te delen naar de gemeentelijke<br />

in staat aan te trekken? De coalitie wordt tijdens deze zoektocht gevormd en stelt zijn toeorganisatie.<br />

Iedereen heeft ermee te maken: culturele zaken, economische zaken, ruimtelijke<br />

en uittreedregels vast.<br />

ordening, grondzaken, milieu en maatschappelijke ontwikkeling. En aandachtswijken al<br />

Om succesvol te zijn zal ook gerekend moeten worden: wanneer wordt de eerste waarde-<br />

helemaal: minstens vier ministeries hebben aandacht voor deze wijken en dan nog de talloze<br />

sprong verwacht en hoe rekenen we die terug naar nu en welke investeringen kunnen dan<br />

maatschappelijke organisaties. Het is niet anders: zo is een multi-actor-omgeving.<br />

wel en niet gedaan worden. De strategie is niet gebaseerd op de individuele vis maar op<br />

De adviezen van bestuurskundigen lopen uiteen, maar één advies hebben ze gemeen: het<br />

de school: de panstrategie. Zoals in de inleiding is gesteld, de creatieve economie bestaat<br />

draait om vertrouwen. Niet om blind vertrouwen, het gaat om het vertrouwen dat de spelers<br />

voor het grootste deel uit zwermen kleine zelfstandigen met geen of weinig personeel. Het<br />

van het spel in de herontwikkeling van wijken in elkaar hebben. Op basis van vertrouwen<br />

is vaak nodig een hele zwerm te vangen om voldoende massa te maken. De creatieve onder-<br />

zullen de spelers meer risico’s durven te nemen en worden de verbindingen tussen verschilnemers<br />

trekken het publiek aan, de eindgebruikers. Het uiteindelijke doel is een stroom van<br />

lende systemen gelegd. Hoe meer verbindingen (interconnectiviteit), hoe ontvankelijker<br />

consumenten op gang te brengen en voldoende omzet te maken om de investeringen te<br />

men is voor invloeden van buitenaf. In de economie leidt dat tot innovatie, bij stedelijke<br />

kunnen terugverdienen. In die zin is het succes van de creatieve ondernemer ook het succes<br />

94 ontwikkeling tot ruimte voor experiment en dynamiek. Precies de eigenschappen waar<br />

van de onroerendgoedontwikkelaar: hoe meer de creatieve ondernemer omzet en hoe meer 95<br />

creatieve ondernemers naar op zoek zijn.<br />

publiek deze trekt, hoe groter de waarde van het onroerend goed. De investeerder profiteert<br />

Een belangrijke voorwaarde is dat alle relevante spelers, ontwikkelaars, overheden, creatieve<br />

daarvan in de vorm van relatief sneller stijgende huren.<br />

ondernemers en wijkbewoners kunnen deelnemen aan het spel. Om nimby-gedrag te<br />

De basis van deze strategie ligt in de afstemming van acties/handelingen van de verschillende<br />

vermijden, maar ook om de interconnectiviteit te vergroten en daarmee de ontwikkeling<br />

actoren: de overheid wat betreft de regels, maar ook de openbare ruimte, de kwaliteit van<br />

te versterken. Dat vereist stevige (robuuste, heet dat in jargon) coalities van ontwikkelende<br />

creatieve ondernemers en de service van de ontwikkelaars. Dat noemen we ook wel inter-<br />

partijen, overheden en creatieve ondernemers en in veel gevallen ook burgers. Juist in<br />

connectiviteit. Het inzicht in het belang van interconnectiviteit heeft zich bij de proeftuinen<br />

bestaande stedelijke gebieden zijn de verhoudingen vaak traditioneel gegroeid en wordt<br />

door ervaring en reflectie ontwikkeld. Een interessant voorbeeld is Amersfoort, waar in het<br />

alles wat daartegen ingaat gewantrouwd.<br />

Oliemolenkwartier is gekozen voor maximale vrijheid met slechts één beperking, de tijds-<br />

En dan hebben we het nog niet gehad over de samenwerking met creatieve ondernemers.<br />

horizon. Over vijftien jaar moet van de wethouder de bulldozer eroverheen kunnen om<br />

De complexiteit wordt vergroot door de weerstand van creatieven tegen ordening. Zij zoeken<br />

plaats te maken voor een definitieve invulling. Daarmee werd de projectmanager voor een<br />

naar maximale vrijheid en gedijen beter dan overheden in een onzekere omgeving met een<br />

lastig dilemma geplaatst: welke <strong>functies</strong> zouden binnen vijftien jaar de investeringen kunnen<br />

ongekende toekomst. De weerstand werd zichtbaar op een bijeenkomst van creatieve onder-<br />

terugverdienen? Het advies van de expertmeeting was tweeledig. Dat kan alleen met hernemers<br />

op het Coolhaveneiland, waar werd opgeroepen om de ontwikkeling buiten de<br />

gebruik van <strong>gebouwen</strong> óf nu door verplaatsing, óf straks door herplaatsing op een andere<br />

ambtenaren om ter hand te nemen. Volgens hen slaat de creativiteit dood bij de gemeente.<br />

plek. Het zou ook kunnen met een grote publieksstroom die bijvoorbeeld door de horeca<br />

Een stoer radicalisme dat uiteindelijk contraproductief uitpakt. De gemeente zal hoe dan<br />

op gang wordt gebracht. Uiteindelijk is gekozen voor een tijdelijke grondexploitatie op<br />

ook deel uitmaken van het spel en wel op meerdere niveaus.<br />

De drang maar meestal ook bittere noodzaak om ontwikkelingen onder controle te<br />

basis van beperkte investeringslasten.<br />

houden, geldt ook voor projectontwikkelaars en woningcorporaties. Voorkomen moet<br />

Ondernemende coalities, naar een vruchtbare rolverdeling<br />

worden dat risicomijdend gedrag het uitgangspunt gaat vormen. Goede vormen van risico-<br />

Corporaties vervullen een <strong>nieuwe</strong> rol tussen marktpartijen en overheid. De maatschappelijke<br />

management waarin rekening wordt gehouden met kansen en bedreigingen en gewerkt<br />

opdracht van de corporatie staat nog steeds bovenaan, maar de vorm waarin deze gerealiseerd<br />

wordt met toekomst scenario’s in plaats van een lineaire ontwikkelingsgang, zijn een<br />

moet worden is privaat. Vroeger kon de corporatie volstaan met het bouwen en beheren van<br />

onmisbaar gereedschap.<br />

woningen, maar in deze tijd staat de corporatie tevens voor de ontwikkeling van de wijk als<br />

Vertrouwen is in deze tijd niet meer gebaseerd op een eindbeeld en evenmin op de arbeids-<br />

onderdeel van de stad. Een corporatie kan zich vanuit maatschappelijk maar ook uit financieel<br />

deling. Een gemeenschappelijk toekomstbeeld is moeilijk meer voorstelbaar in deze tijd,<br />

oogpunt geen achterstandswijken veroorloven. Corporaties realiseren zich meer en meer<br />

maar een visie waarin de perspectieven van meerdere partijen vervlochten zijn wel. Voor<br />

dat ze beleggingsinstellingen zijn met een grote portfolio in kwetsbare omgevingen. Het<br />

vertrouwen is meer nodig: een handelingsperspectief waarin partijen weten wat ze van<br />

ontwikkelen van cultureel-economische strategieën voor aandachtswijken ligt wel op de<br />

elkaar kunnen en mogen verwachten.<br />

weg van de corporatie, maar het staat nog in de kinderschoenen. Tot op heden beperkt het


96 97<br />

Industrieel erfgoed op het Hembrugterrein<br />

in Zaandam wacht op renovatie<br />

en een <strong>nieuwe</strong> bestemming.<br />

‘Het ontwikkelen van<br />

cultureel-economische<br />

strategieën voor<br />

aandachts wijken ligt<br />

op de weg van de<br />

corporatie, maar het<br />

staat nog in de kinderschoenen.’


zich voornamelijk tot initiatieven op gebouwniveau. Of de corporaties deze rol aankunnen<br />

profiteren van het indirecte rendement mede-investeerder worden in dit soort van tijdelijke<br />

staat nog te bezien. Het voordeel is dat corporaties veel kennis van de wijk hebben en<br />

exploitaties. Omdat het gaat over zeer lange termijnen zullen vooral grotere vastgoed-<br />

opereren tussen de markt en overheid. Vaak hebben ze veel vertrouwen bij de creatieve<br />

partijen (corporaties, beleggers) geïnteresseerd zijn in dit soort constructies. Op het KNSM-<br />

sector, meer dan de overheid en de markt.<br />

eiland in Amsterdam is door de corporaties geïnvesteerd in ateliers en huisvesting van<br />

Corporaties kunnen ook de link leggen tussen de puur fysieke aanpak in de wijk en de<br />

kunstenaars. Zonder dat men zich daar toen van bewust was, is dit een zeer goede investering<br />

culturele of creatieve strategie. Binnen het corporatiebezit kan de waardeontwikkeling van<br />

geweest. De kunstenaars op het KNSM-eiland bleken belangrijke sfeerbepalers die het<br />

de omgeving vertaald worden in stijgende bedrijfswaarden. Meerdere corporaties kunnen<br />

gebied mede gemaakt hebben tot wat het nu is. Vanzelfsprekend is in veel situaties de over-<br />

ook een gezamenlijke strategie voor een wijk ontwikkelen, zoals op het Coolhaveneiland.<br />

heid een van de partijen die profiteren van waardeontwikkeling. Haar aandeel in het in-<br />

Dat vraagt wel goede uitvoeringscoördinatie. In hun private rol zijn corporaties immers<br />

directe rendement zal zich vertalen in stijgende grondprijzen. Middels PPS-constructies of<br />

ook elkaars concurrenten.<br />

bijdragen uit de grondexploitatie kan ook de overheid bijdragen in onrendabele exploitaties.<br />

Coolhaven laat ook zien dat ondernemende coalities niet vanzelf tot stand komen. Het bij<br />

Het ontbreekt momenteel in de vastgoedpraktijk aan een instrumentarium om indirect<br />

elkaar brengen van initiatieven van onderop en grote instellingen als corporaties en over-<br />

rendement toe te rekenen aan de exploitatie van dit soort <strong>gebouwen</strong> of initiatieven (hetzelfde<br />

heid is een moeizaam proces. Hier ligt een belangrijke taak voor procesmanagers om tussen<br />

speelt bij de invloed van voorzieningen op de waardeontwikkeling). Dat is logisch, omdat<br />

partijen te coördineren en de verwachtingen van partijen te managen. Corporaties hebben<br />

waardeontwikkeling afhankelijk is van een veelheid aan factoren en speculatief is. Uiteinde-<br />

behoefte aan een investeringskader, creatieven aan actie, beide zijn onmisbaar voor succes.<br />

lijk is het een kwestie van ondernemerschap en vertrouwen in de ontwikkeling. Toch kan<br />

Op het Coolhaveneiland wordt gewerkt met een projectenplan om de belangen te verenigen.<br />

met een aantal eenvoudige rekensommen van een boventrendmatige waardeontwikkeling<br />

Daarnaast is er behoefte aan een vereniging met andere eigenaren en met de gemeente. Een<br />

van het te ontwikkelen en omliggend vastgoed, inzicht verkregen worden in de effecten.<br />

brede coalitie vereist onderhoud en een uitvoeringsgerichte cultuur. Het duurt vaak lang<br />

Dan blijkt natuurlijk dat de tijd en schaal van de ontwikkeling doorslaggevende factoren<br />

voor de beheersmatige cultuur heeft plaatsgemaakt voor een meer ondernemende.<br />

zijn. Zo blijkt het voor een consortium waarin Kristal participeert in Laakhaven (Den Haag)<br />

Gebiedsmacht is essentieel voor een effectieve investeringsstrategie. Een ondernemende<br />

aantrekkelijk om te investeren in een cultuurgebouw, omdat een boventrendmatige stijging<br />

coalitie zal daarom altijd moeten bestaan uit de belangrijkste vastgoedpartijen gekoppeld<br />

van de verkoopprijzen wordt verwacht in de jaren na oplevering ervan. Het betreft hier<br />

aan de belangrijkste ondernemende partijen. In sommige gevallen zou overwogen kunnen<br />

ruim duizend woningen in een tijdspanne van ongeveer acht jaar.<br />

worden een wijkontwikkelingsmaatschappij (WOM) of andere PPS-constructie op te<br />

Moeilijker wordt het wanneer er geen sprake is van een dominante vastgoedpartij en het<br />

richten, op deze wijze kan de overheid meeprofiteren van haar investeringen en ontstaat<br />

eigendom verdeeld is, hetgeen vaak het geval is in bestaand stedelijk gebied. Investeringen<br />

98 een gelijkgericht publiek en privaat belang.<br />

dreigen dan vooral ten goede te komen aan free-riders. Dan wordt het een uitgebalanceerde<br />

strategie van beperkt investeren en verwerven, totdat de vastgoedpositie afdoende is. Free-<br />

99<br />

Investeren en verevenen<br />

riders zijn echter nooit uit te sluiten. De <strong>nieuwe</strong> grondexploitatiewet biedt weliswaar een<br />

Investeren in creatieve economie hoeft beslist niet onrendabel te zijn, zoals het succes van<br />

MediaWharf in Amsterdam leert. In veel binnenstedelijke ontwikkelingen is echter sprake<br />

instrumentarium om kosten te verhalen, maar niet om baten af te romen.<br />

van een relatief slecht renderende investering, die alleen afgewogen kan worden in relatie<br />

Conclusies<br />

tot de gebiedsontwikkeling als geheel. De creatieve economie floreert het best in gemengde<br />

Investeren in creatieve economie kan een belangrijke bijdrage leveren aan het succes van<br />

woon-werkgebieden of aan de rand daarvan. Andersom zijn gebieden met een ‘urban<br />

binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen. Dat is geen vanzelfsprekendheid. Creatieve bedrijvig-<br />

vibe’ van creatieve economie aantrekkelijk voor bepaalde groepen bewoners. De creatieve<br />

heid is op zoek naar aantrekkelijk vastgoed nabij de rafelranden van stedelijke ontwikkelingen.<br />

economie maakt veelal onbekende plekken in de stad zichtbaar en functioneert in die zin<br />

Als strategie voor binnenstedelijke ontwikkeling is het slechts interessant als er ook een<br />

als een kataly sator voor de erop volgende gebiedsontwikkeling. De vastgoedstrategieën ten<br />

creatief milieu ontstaat van interactie tussen creatieven en bewoners. Dat vergt een integrale<br />

aanzien van wonen en creatieve economie gaan hand in hand. Er is sprake van een maximale<br />

benadering van wonen en (culturele) bedrijvigheid waarbij beide doelgroepen elkaars meer-<br />

synergie wanneer creatieven en bewoners een plek herkennen als een creatief milieu,<br />

waarde herkennen; een sociaal-cultureel en economisch perspectief dat zich vertaalt in<br />

‘a place to be’. Succesvolle investeringsstrategieën zullen altijd uitgaan van deze integrale<br />

waardeontwikkeling.<br />

benadering, dat noemen we gebiedsontwikkeling. Als de investeerder ziet dat zijn woningen<br />

Investeren in creatieve economie is een kwestie van korte en lange termijn; veelal tijdelijke<br />

meer waard worden door de aanwezigheid van een aantrekkelijk creatief milieu (waarin<br />

exploitaties die pas renderen indien ze in het perspectief worden geplaatst van de langetermijn-<br />

horeca vaak een doorslaggevende rol speelt), zal hij bereid zijn te investeren in creatieve<br />

gebiedsontwikkeling. Deze twee tijdshorizonten moeten aan elkaar worden verbonden.<br />

economie. De creatieven op hun beurt willen zich liever niet vestigen in een saaie of mono-<br />

Dat vergt rekenmodellen maar vooral ook coalities van langetermijninvesteerders, overheid<br />

functionele omgeving.<br />

en creatieven. In deze coalities zit vaak een spanningsveld tussen bureaucratie en onder-<br />

Investeren met het oog op waardeontwikkeling is echter een zaak van lange adem, zeker in<br />

nemer schap. Deze multi-sector-omgeving dient geaccepteerd te worden. Het opbouwen<br />

het geval van de creatieve economie. In de casus van Amersfoort maar ook in andere situaties<br />

van vertrouwen middels intensieve netwerken is een sleutel tot succes.<br />

wordt de creatieve invulling in eerste instantie gebruikt om het gebied op de kaart te zetten.<br />

Corporaties kunnen hierin een bijzondere rol spelen, enerzijds hebben ze vanuit hun vastgoed-<br />

Er is sprake van een tijdelijke exploitatie en de investeringen moeten in een korte periode<br />

posities directe belangen in de ontwikkeling van duurzame milieus voor wonen en werken<br />

worden afgeschreven. Dit legt ofwel een te grote commerciële druk op de tijdelijke exploitatie,<br />

en denken ze vanuit een langetermijnperspectief. Anderzijds vervullen ze een bijzondere<br />

waardoor het doel voorbij wordt geschoten, of de gemeente moet bijspringen met subsidies.<br />

rol tussen het private en het publieke belang. Het ontbreekt de corporaties op dit moment<br />

De tijdelijke exploitatie heeft wel als indirect effect een waardestijging van de grond<br />

gerealiseerd. Dit is ook het geval op de NDSM-werf. Investeren in creatieve economie moet<br />

worden gezien als een langetermijninvesteringsstrategie. Dat kan alleen als de partijen die<br />

nog aan organiserend vermogen. Daar ligt een grote uitdaging.


Manchester<br />

Northern Quarter<br />

Auteurs<br />

Tot in de jaren zeventig werd de hoofdstraat<br />

van het Norther Quarter gezien als Manchesters<br />

populairste commerciële gebied. De jaren tachtig<br />

luidden echter een periode in van algehele neergang<br />

en verval. Dankzij de lage huurkosten, soepelheid<br />

met het afgeven van de planolo gische vergunningen,<br />

de centrale ligging en de beschik baar heid<br />

van de overgebleven leegstaande commerciële<br />

panden en pakhuizen, werd het gebied aantrekkelijk<br />

voor alternatieve, culturele bedrijven, die een<br />

rekolonisatie inzetten.<br />

Tegen het begin van de jaren negentig begonnen<br />

deze lokale ondernemers aandacht te vragen voor<br />

het potentieel dat het creatieve milieu in het<br />

noorden van Manchester bood en werd een lobby<br />

gestart op lokaal niveau. In 1993 leidde dit tot<br />

de oprichting van de Eastside Association (later<br />

de Northern Quarter Association genoemd), waarin<br />

de lokale ondernemers zich verenigden. Het stadsbestuur<br />

kwam in aanraking met deze organisatie<br />

en vanuit de gedeelde belangen werd een gezamenlijke<br />

ontwikkelingsstrategie voor het gebied geformuleerd.<br />

Uit een intensieve inventarisatie van de economische<br />

en culturele capaciteiten binnen het gebied<br />

volgde het concept van een ‘cultureel kwartier’;<br />

het Northern Quarter werd een feit. Het aantrekken<br />

van kleinschalige, creatieve bedrijven, investering<br />

in de publieke ruimte, woningbouw en een levendig<br />

nachtleven waren speerpunten van het herontwik-<br />

kelingsproject. Het Institute for Popular Culture als het CIDS een faciliterende rol.<br />

100 Manchester staat bekend als geboorteplaats van de eerste industriële<br />

101<br />

revo lutie. Al in de late jaren zestig van de vorige eeuw ondervond de stad,<br />

eveneens als eerste, de gevolgen van de deïndustrialisatie. Cultuur werd<br />

al snel aangewend als middel om investeringen, toeristen en bewoners aan<br />

te trekken en <strong>nieuwe</strong> economische impulsen te genereren en vormt een<br />

speerpunt in de regeneratieprocessen die vanaf midden jaren tachtig zijn<br />

geïnitieerd. Het stadsbestuur heeft een breed stadsvernieuwingsprogramma<br />

gelanceerd, met als basis het aantrekken van investeringen en het her<strong>nieuwe</strong>n<br />

van het stedelijk imago. Cultuur vormde hierbij het sleutelwoord.<br />

De culturele strategie van Manchester rust op een tweetal intenties, enerzijds<br />

het verbreden van de doelstellingen en het integreren met andere<br />

velden van stedelijk management en anderzijds het vergroten van de<br />

variëteit aan belanghebbenden die betrokken zijn in het stedelijk beleid.<br />

Het Manchester model van cultuurgedreven herontwikkelingsbeleid wordt<br />

internationaal erkend en tot voorbeeld genomen. Belangrijke succesfactor<br />

is de unieke organisatorische en strategische aanpak van verschillende<br />

projecten in de stad. Het Norther Quarter is hier een goed voorbeeld van.<br />

(Manchester Metropolitan University) is vanaf het<br />

begin nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling<br />

van het Northern Quarter, middels het uitvoeren<br />

van haalbaarheidsstudies en verscheidene publicaties<br />

over het culturele district.<br />

Vandaag de dag wordt het Northern Quarter<br />

gekarak teriseerd door een mix van commerciële<br />

creatieve industrie, ‘semi-commerciële’ bedrijvigheid<br />

alsmede gesubsidieerde creatieve onder nemingen<br />

zoals Band on the Wall, een poppodium met<br />

wereld wijde bekendheid. Een kernkwaliteit van<br />

de creatieve industrie is de aanwezigheid van onafhankelijke<br />

detailhandel. Deze richt zich meer op<br />

nichemarkten en draagt daarmee bij aan het unieke<br />

karakter van het gebied. Kleinschalige culturele<br />

bedrijvigheid, zoals kleding boetieks, muziekzaken<br />

en barretjes overheersen in het gebied. Ook<br />

bevinden zich in Northern Quarter twee belangrijke<br />

instellingen die de creatieve industrie ondersteunen:<br />

de Department Store, die expositie- en werkruimtes<br />

biedt aan kunstenaars en kunstgroepen en het<br />

levendige Manchester Craft and Design Centre.<br />

Deze gemeentelijke instelling is de grootste aanbieder<br />

van studio- en detailhandelruimte en stimuleert<br />

ontwerpers in de noordwestregio. Eveneens<br />

bevindt zich in het gebied een van de eerste<br />

en meest succesvolle organisaties ter promotie<br />

van creatieve industrie, de in 2000 opgerichte<br />

Cultural Industries Development Service (CIDS).<br />

Dit is een vraaggerichte organisatie met taken<br />

als informatie voorziening en doorverwijzing van<br />

creatieve onder nemers, bemiddeling voor studenten<br />

en afgestudeerden, subsidiëring van de oprichting<br />

of uit breiding van bedrijven, sectorale promotie-<br />

subsidies, netwerkontwikkeling en professionele<br />

ontwikkelingsprogramma’s.<br />

Het Northern Quarter is een voorbeeld van een<br />

geregenereerd gebied waarin de publieke interventie<br />

zich beperkte tot het opknappen van <strong>gebouwen</strong><br />

en openbare ruimte en de verbetering van de infrastructuur.<br />

Aan het project kwam nauwelijks enige<br />

vorm van geplande investering te pas en daarmee<br />

is het een toevluchtsoord voor de avant-garde<br />

(handwerk, mode en ontwerp productie) geworden,<br />

gekarakteriseerd door micro bedrijven en organisaties<br />

die voor een groot deel zijn voortgekomen uit<br />

de roemruchte jeugd- en popmuziekcultuur ian de<br />

stad. Het initiatief wordt gedragen door een breed<br />

samenwerkingsverband volgens een governancemodel<br />

van stadsbestuur, lokale bedrijvigheid,<br />

bewoners, kunstinstellingen, culturele producenten<br />

en grondbezitters. Het initia tief lag echter bij de<br />

ondernemers zelf. Zij zorgden voor de herwaardering<br />

van het gebied, waarna in het kielzog allerlei<br />

andere ondernemers en organisaties de weg naar<br />

het Northern Quarter wisten te vinden en een<br />

revitaliseringslag werd ingezet. Zij wisten zich te<br />

verenigen in een krachtige coalitie waarmee voorkomen<br />

is dat grootschalige ‘corporate’ investeerders<br />

het gebied onder handen hebben genomen.<br />

Ook het stadsbestuur stelt zich terughoudend<br />

op en draagt vooral zorg voor de noodzakelijke<br />

ingrepen in de infrastructuur en publieke ruimte.<br />

Daarnaast vervult de overheid middels instituten<br />

De vitaliteit van het gebied is gecreëerd door<br />

degenen die er werken en leven. Op die manier<br />

zijn het onderscheidende karakter en de ‘sense<br />

of place’, behouden gebleven. ‘Grote gebaren’<br />

hadden het gebied beroofd van zijn identiteit. Door<br />

desinteresse van de overheid en projectontwikkelaars<br />

hebben er echter geen grootschalige sloop/<br />

nieuwbouwprocessen plaatsgevonden. In feite<br />

boden de economische neergang en het verval<br />

van het gebied de beste uitgangspositie voor het<br />

ontstaan van een dynamisch creatief milieu.<br />

Daarmee ontstaat een interessant perspectief voor<br />

de aandachtswijken in Nederland. Met behulp van<br />

creatieve ondernemers en door een bottom-upstrategie<br />

kan een <strong>nieuwe</strong> dynamiek ontstaan.<br />

Grote ingrepen zijn niet nodig, wel een krachtige<br />

coalitie van betrokken partijen die bereid zijn om<br />

in gezamenlijkheid en met een ongekende toekomst<br />

de herontwikkeling van een gebied ter hand te<br />

nemen. De krachtige identiteit van een wijk biedt<br />

het vertrouwen en de basis voor een succesvolle<br />

afloop. In wijken uit de proeftuinen als Klarendal<br />

en Coolhaveneiland wordt al volop geëxperimenteerd<br />

met een soortgelijke aanpak.<br />

Gebaseerd op:<br />

R.C. Kloosterman e.a. (2007), Proeftuinen.<br />

Cultuur als hefboom voor de lokale economie.<br />

De cases Helsinki, Manchester, Lille, Milaan<br />

en Birmingham.


Hoofdstuk 4<br />

Gerben van Straaten, Walas The Maverick<br />

Waardeontwikkeling<br />

en creatieve<br />

economie<br />

‘It is so easy to blame the decay of cities<br />

on traffic... or immigrants... or the whimsies<br />

of the middle class. The decay of cities goes<br />

deeper and is more complicated. It goes right<br />

down to what we think we want, and to our<br />

ignorance about how cities work. The forms<br />

in which money is used for city building<br />

– or withheld from use – are powerful<br />

instruments of city decline today. The forms<br />

in which money is used must be converted<br />

to instruments of regeneration – from<br />

instruments buying violent cataclysms<br />

to instruments buying continual, gradual,<br />

complex and gentler change.’<br />

Jane Jacobs, The death and life of great American cities, 1961<br />

Creatieve economie als instrument voor stedelijke vernieuwing.<br />

Creatieve economie is populair. Zo populair dat wie er niet aan meedoet gemakkelijk het<br />

verwijt zal krijgen kansen onbenut te laten. Een stad die zich niet richt op de ontwikkeling<br />

van de creatieve sector loopt het risico niet serieus te worden genomen. ‘En maakt dat wat<br />

uit?’, zou u zeggen. Ja, dat maakt wat uit. Een illusie of niet, het uitstralen van creativiteit,<br />

vernieuwing, innovatie en jeugdigheid is attractief voor <strong>nieuwe</strong> bedrijvigheid en heeft een<br />

positieve invloed op het vestigingsklimaat, het imago en de (re)creatieve positie van een stad.<br />

Zo maar een greep uit de krant. Het Arnhemse Spijkerkwartier is door de gemeente<br />

opgeschoond van prostitutie en aanverwante onwenselijke zaken (Sligter, 2008). Echt<br />

opgeknapt is de voormalige rosse buurt nog niet, maar veel creatievelingen klussen er<br />

inmiddels aan huizen en panden om er de hipste buurt van de regio van te maken. Zij zien<br />

de mogelijkheden om zich er te ontplooien, als kunstenaar of startend creatief ondernemer,<br />

maar ook als <strong>nieuwe</strong> bewoner. Het is nog onduidelijk waar het heen gaat, maar het gevoel<br />

van vernieuwing leeft volop. Ook de gemeente heeft er hoge verwachtingen van, die de<br />

<strong>nieuwe</strong> invulling van het gebied zelfs ontstijgen. Naar men hoopt zal de invulling een impuls<br />

geven aan de creatieve economie van Arnhem als geheel.<br />

Of neem Amsterdam. De stad doet rigoureuze ingrepen en doelgerichte investeringen<br />

om de uitwassen van de rosse economie te vervangen. De creatieve economie wordt hierbij<br />

heel gericht ingezet. Overgenomen panden worden betrokken door kunstenaars en modeontwerpers,<br />

die tegen gunstige voorwaarden de droomkans krijgen om zich te vestigen op<br />

plekken die in het normale economische verkeer onbereikbaar zijn voor startende bedrijven.<br />

Amsterdam gelooft in zichzelf als topstad en als mogelijke wereldleider van creatieve steden,<br />

naast bijvoorbeeld New York, London en Berlijn. De creatieve bedrijvigheid heeft succes<br />

en groeide tot inmiddels 6,8% van de totale werkgelegenheid in de stad, het aantal creatieve<br />

103


104<br />

starters is spectaculair gestegen met 12,2% (ANP, 2008). En het zij gezegd: Amsterdam heeft<br />

– met of zonder profetische visie – al vroeg geïnvesteerd in het succes van Westerpark en de<br />

Noordelijke IJ-oevers.<br />

Ook Rotterdam is in de ban van de creatieve economie (Wanders, 2007). Doel is economische<br />

vernieuwing, verbetering van verpauperde stadsdelen, een meer uitdagend imago<br />

en natuurlijk een sterke concurrentiepositie als vestigingsstad voor <strong>nieuwe</strong> bedrijvigheid.<br />

De Rotterdamse creatieven maken 3,3% uit van de werkenden en ze hopen dat dit in 2010<br />

zal zijn toegenomen tot 4%. Ook hier worden in korte tijd grote financiële impulsen gegeven.<br />

De Volkskrant bevestigt wat Charles Landry al eerder schetste: de creatieve sector werkt<br />

graag in aansprekende, authentieke <strong>gebouwen</strong>. Industrieel erfgoed is bij uitstek geschikt.<br />

Rotterdams Van Nellefabriek is een vermaard voorbeeld, dat verleidt tot navolging. Dus<br />

er wordt geïnvesteerd.<br />

Vele andere steden volgen hetzelfde voorbeeld. Eindhoven kiest richting als designstad,<br />

Arnhem als modestad, Enschede profileert zich met muziek en <strong>nieuwe</strong> media, Leiden met<br />

creatieve communicatie-industrie, Hengelo onder andere met kunst, ontwerp en ambacht.<br />

De activiteiten van creatieven slaan neer in opvallende en robuuste <strong>gebouwen</strong>. Leegstaande<br />

fabrieks<strong>gebouwen</strong> zijn er genoeg en er komen dagelijks <strong>nieuwe</strong> bij.<br />

De <strong>gebouwen</strong> zijn aantrekkelijk voor de creatieve bedrijvigheid. Ze stralen authenticiteit<br />

en eerlijkheid uit, zijn robuust en kunnen tegen een stootje. De vloerindeling en vloerbelastingen<br />

van de panden die eens de industriële machineparken moesten huisvesten, laten<br />

experimenten en producties toe die moderne <strong>gebouwen</strong> nog zelden verdragen. En wat nog<br />

meer speelt: in de eerste fases van revitalisering door creatieve industrie zijn relatief lage tot<br />

zeer lage huisvestingskosten te verwachten. Toch liggen ze vaak midden in een aantrekkelijke<br />

stedelijke omgeving. Die is immers deels ontstaan door de activiteiten die zich in de industriecomplexen<br />

afspeelden.<br />

Creatieve economie en industrieel erfgoed zijn daardoor nauw verbonden. Zo nauw zelfs,<br />

dat in de discussies die er worden gevoerd over de ontwikkeling van creatieve stedelijke<br />

economie het soms onduidelijk is wanneer de argumentatie over creatieve economie<br />

ophoudt en die over industrieel of stedelijk erfgoed begint. Dat deze beide niet over één<br />

kam kunnen worden geschoren, zal nog duidelijk worden.<br />

105<br />

Geleidelijke en explosieve waardecreatie<br />

Meer dan Landry en Florida, de goeroes van de creatieve stad, leert Jane Jacobs ons over<br />

mechanismen die van een stad een levend orgaan maken. Het citaat waarmee dit hoofdstuk<br />

opent, dateert uit de jaren zestig jaren van de vorige eeuw. Hoewel de problemen in de steden<br />

tegenwoordig in andere gedaante en omvang verschijnen dan destijds, blijft de kern van<br />

Jacobs’ betoog overeind. Haar stad is meer een verzameling mensen, dan <strong>gebouwen</strong>, straten,<br />

scholen. Ze zoekt naar de menselijke maat, het overzicht in alle levensfases, de ruimte voor<br />

levensbehoeften en de stedelijke anatomie, waarin het organisme vitaal blijft.<br />

Net als toen staat de toekomst van steden vandaag volop op de agenda. Steden groeien<br />

nog steeds en de ruimtelijke druk neemt toe. Problemen van verkeer en mobiliteit vragen<br />

onverminderde aandacht. Nieuwe bevolkingsgroepen veranderen de stad op sociaal-cultureel<br />

gebied, maar ook op economisch gebied. De vraag dringt zich meteen op hoe deze <strong>nieuwe</strong><br />

invloeden zich mengen met de historie, het erfgoed en het karakter van de stad. Een vitale<br />

stad herkent en erkent haar eigen stedelijk DNA, hoe sterker dit is geprofileerd, des te beter<br />

het zich verbindt en verbetert met het DNA van <strong>nieuwe</strong> bewoners. Jacobs pleit sterk voor<br />

diversiteit en ze streeft naar multifunctionaliteit in elk gedeelte van de stad. De analogie met<br />

de creatieve economie is sterk waar zij beschrijft hoe groot het belang is dat de menselijke<br />

maat en de multifunctionaliteit zich manifesteren in relatief kleine en overzichtelijke<br />

een heden. Elke wijk is op zich een compleet stuk stad, levend en organisch, intelligent<br />

en gezond, geschikt om te groeien en mee te bewegen met de ontwikkeling van de stad<br />

als geheel. Voor de voortdurende succesrijke doorontwikkeling van een stad poneert zij<br />

Kunstenaars Thijs Trompert en Marisja<br />

Smit dragen met hun atelier in de voormalige<br />

fabriek Rohm & Haas bij aan de<br />

waardeontwikkeling in het Oliemolenkwartier<br />

in Amersfoort.


in zeer ferme bewoordingen de noodzaak tot het behoud en het gebruik van oude <strong>gebouwen</strong><br />

op financiële middelen en methodes om creatieve economie te ontwikkelen en hoe het<br />

als compromisloze voorwaarde voor duurzame vitaliteit.<br />

stedelijk en industrieel vastgoed kan worden behouden en opnieuw gebruikt. Daarvoor<br />

Voor Jacobs zijn dit de cruciale factoren die een stad fris, levendig, bewoonbaar en zowel<br />

is inzicht nodig in de toegevoegde waarde van creatieve economie, de waardecreatie van<br />

economisch als sociaal-cultureel levenskrachtig en duurzaam maken. Niet de verkeers-<br />

betrokken vastgoed en het belang van beide voor de vitaliteit van de stad en de economie<br />

problematiek en of de immigratie zet onze stadsontwikkeling onder druk, maar het gebrek<br />

in het algemeen. De condities waaronder financiering mogelijk is, dienen in kaart te worden<br />

aan begrip hoe een stad werkt. De wijze waarop geld en kapitaal beschikbaar komen voor<br />

gebracht om deze meer methodisch en strategisch te kunnen inzetten. Geld heeft zijn<br />

de stedelijke groei hoe de financiering kan worden geïnstrumentaliseerd tot een methode<br />

beperkingen en is op zichzelf ook geen garantie voor succes. Onder ongunstige condities<br />

om de gewenste revitalisering te bereiken, daar gaat het om. Jacobs herkent daarin ‘gradual<br />

kan geld alleen weinig uitrichten.<br />

money’ en ‘cataclysmic money’, letterlijk ‘geleidelijk geld’ en ‘rampengeld’, hier aangeduid<br />

Wat weinigen zich realiseren, is dat bij gunstige condities de kans op succes nog steeds gering<br />

als ‘regelmatig kapitaal’ en ‘lawinekapitaal’.<br />

is. Geld kan voor de stad evenveel schade veroorzaken als nut hebben. Zonder de juiste<br />

In de processen rondom creatieve economie en industrieel erfgoed treden deze onderwerpen<br />

condities volgen geen investeringen op de juiste plek, zonder financiering zullen de gewenste<br />

opnieuw op de voorgrond als inzet voor profilering en tactische stadsontwikkeling. De<br />

ontwikkelingen niet tot stand komen. We dienen mogelijke waardeontwikke lingen te her-<br />

creatieve economie is zo populair dat wie er niet aan meedoet gemakkelijk het verwijt zal<br />

kennen om de gewenste verandering zonder onnodig risico te kunnen nastreven. Dat het<br />

krijgen kansen onbenut te laten. De vraag is of we inmiddels voldoende begrijpen hoe een<br />

begrip waarde door verschillende betrokkenen uiteenlopend wordt begrepen, zal duidelijk<br />

stad werkt, of dat we simpelweg de toolkits van Florida en Landry volgen.<br />

zijn. Dat er in relatie tot dat begrip door verschillende betrokkenen ook uiteen lopende geld-<br />

Gezien persberichten over stormachtige ingrepen in de grote steden, worden daar nu kansen<br />

stromen ontstaan die instrumenteel zijn voor de ontwikkeling van creatieve economie, is<br />

gezien die men eerder heeft laten liggen. Er is een sterk gevoel van urgentie om nu vooral<br />

daarvan een logisch gevolg.<br />

snel en veel te doen om de creatieve economie in de eigen stad op de troon te tillen en de<br />

Van oudsher zijn de pure financiers, de banken, het meest betrokken. Ze verlenen kredieten<br />

concurrentie voor te zijn in de culturele vernieuwing. Een gebrek aan geleidelijkheid en<br />

en leningen aan mensen in de stad, die daarmee hun huizen financieren, hun bedrijven, de<br />

regelmatige financiering van de stedelijke vernieuwing kan leiden tot verpaupering. Dat is<br />

opleiding van hun kinderen. Nieuwe initiatieven, ook in de creatieve economie, zullen hun<br />

te wijten aan gebrek aan inzicht in de noodzakelijk processen, het te laat onderkennen van<br />

bank bij hun initiatief betrekken, met diverse effecten. De bedrijvigheid komt wellicht beter<br />

trends en een verkeerde politieke en strategische prioritering. Een gebrek aan aandacht en<br />

en sneller tot resultaat, het bedrijfje kan een bedrijfspand huren en daarvoor een redelijke<br />

investeringen leidt tot achterstanden, die vaak pas worden opgelost als de negatieve waarde-<br />

prijs betalen, er zullen eventueel extra arbeidsplaatsen ontstaan. Reeds gevestigde bedrijven<br />

ontwikkeling een diepte heeft bereikt waardoor het interessant wordt om tot rigoureuze<br />

hebben ook een lening bij hun lokale bank. Ze kunnen aanhaken op de <strong>nieuwe</strong> ontwikke-<br />

106 ingrepen en investeringen te komen, met hoge financiële waardecreatie en rendementslingen<br />

en een deel van hun kapitaal inzetten op de <strong>nieuwe</strong> ontwikkelingen.<br />

107<br />

verwachtingen. Het proces van verpaupering, lawinekapitaal en explosieve waardecreatie<br />

Overheden en semi-overheden zijn steeds meer als financiële partner betrokken. Het behoort<br />

wordt door Jacobs aangeduid als ‘slummin and unslumming’. Dit mechanisme heeft als<br />

tot de kerntaken van de overheid rechtstreeks in de stad te investeren om publieke/generieke<br />

nadeel dat na de explosieve input er vooral rendement wordt ‘genomen’ door de investeerder<br />

condities te scheppen, bijvoorbeeld logistiek, zoals geschikte ruimten, regelgeving en<br />

en het project opnieuw een route inzet naar verpaupering. Na de explosieve investerings-<br />

bestemmingen. Daarmee worden vele secundaire effecten bewerkstelligd, zoals scholing<br />

injecties blijft de continue financieringsstroom uit waarmee een minder traumatisch<br />

en opleidingen.<br />

veranderings- en aanpassingsproces een kans gegeven zou worden. Grote waardefluctuaties<br />

De overheid kan de markt beïnvloeden door garanties te verlenen aan particulieren en<br />

in het economische proces en het betrokken vastgoed zijn het gevolg. Van oudsher waren<br />

bedrijven en door investeringen in de gewenste sectoren aan te moedigen. De overheid<br />

het vooral ontwikkelaars en investeerders die met hun explosievere aanpak de heftige<br />

verleent subsidies voor startende bedrijven, maar ook aan culturele en creatieve instellingen<br />

schommelingen teweegbrachten en dienden vooral de overheden met meer regelmatige<br />

die zich daarmee bijvoorbeeld kunnen mengen in de clustering van creatieve activiteit, ook<br />

financiering voor de geleidelijkheid en betere beheersbaarheid van de vernieuwings-<br />

als huurder van de te revitaliseren <strong>gebouwen</strong>. Net als bij banken hebben de investeringsprocessen<br />

te zorgen.<br />

beslissingen van de overheden indirecte resultaten.<br />

In de ontwikkeling van creatieve economie en de herontwikkeling van industrieel en stede-<br />

Ten slotte heeft de overheid sociale doelstellingen van publieke aard, zoals stedelijke<br />

lijk vastgoed ervaren we dat ook de overheid meedoet in de explosieve aanpak. Dit zal grote<br />

vernieuwing. Het tegengaan van verpaupering, criminaliteit en andere ongewenste effecten<br />

gevolgen hebben voor de concrete waardeontwikkeling. Steden bemoeien zich nadrukkelijk<br />

die een negatieve invloed hebben op de buurt, verlicht de sociale problemen, maar heeft<br />

met de kansen en veranderingen, ze ontwikkelen tactische inhoud, bemoeien zich met de<br />

ook directe waarde-effecten op de omgeving.<br />

creatieve branchering en trekken niet zelden hun beurs. Amsterdam en Arnhem forceren met<br />

De derde partij, ontwikkelaars en grootschalige investeerders, speelt een steeds belangrijkere rol.<br />

intensief optreden de veranderingen in hun rosse buurten. In hoeverre de <strong>nieuwe</strong> industrie<br />

Zij richten zich meer op projectlocaties en de kansen op waardeontwikkeling en rende-<br />

zich aanpast aan de waarde van de panden, of uiteindelijk de waarde van de investeringen<br />

menten die rechtstreeks uit een project voortvloeien. Waar banken en overheden vooral<br />

wordt genivelleerd tot het niveau van de <strong>nieuwe</strong> gebruikers, valt nog te bezien. In hoeverre<br />

op regelmaat en geleidelijkheid uit zijn, is het laatste type financiering meer gericht op<br />

steden met hun bemoeienis de juiste veranderingsprocessen mogelijk maken, of ze daarmee<br />

de snelle, intensieve investering, vaak op een locatie van beperkte omvang.<br />

de organische veranderingen die door de mensen worden geïnitieerd katalyseren of juist<br />

Uit de aangehaalde krantenberichten blijkt dat de overheid van rol verandert en zich meer en<br />

frustreren, zal evenzeer in de toekomst moeten blijken.<br />

meer opstelt als ‘cataclysmic financer’. Waar deze opstelling niet gepaard gaat aan een vervolgstrategie<br />

van geleidelijke progressieve ontwikkeling, zullen de lawine-ingrepen vaak niet tot<br />

Waarde als meervoudig begrip<br />

een succes voor de stad leiden. Ook de gemeente kan zijn geld maar één keer uitgeven.<br />

Er is tot nog toe vooral geschreven over creatieve economie, de voorwaarden waaronder<br />

De waarde die betrokkenen bij stedelijke vernieuwing vanuit de eigen discipline zien en<br />

deze ontstaat, het hergebruik van industriële complexen en het intrinsieke succes van<br />

de bereidheid om waardevormende ontwikkelingen te financieren, zijn sterk met elkaar<br />

steden, maar nog weinig over de financiering van deze processen. Hierna zullen we ingaan<br />

verbonden. Het een volgt ook niet op het ander, het is een dynamisch proces van wederzijdse


108 109<br />

De buitenruimte van de NDSM-werf<br />

als theaterdecor<br />

‘Lawinekapitaal en explosieve<br />

waarde creatie hebben als nadeel dat<br />

er snel rendement wordt genomen<br />

en het project opnieuw de route inzet<br />

naar verpaupering.’<br />

Kunstenaars en creatieven in de NDSM-<br />

Kunstad bouwen hun eigen werkruimtes<br />

in cascoconstructies van Dynamo<br />

Architecten.


110<br />

Figuur 4 piramide van de economische waardecreatie<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

diensten<br />

goederen leveren<br />

diensten bedenken en leveren<br />

commodities<br />

grond en delfstoffen<br />

ontdekken en ontginnen<br />

oud vasgoed<br />

vasthouden, consolideren,<br />

transformeren<br />

creative economie<br />

bedenken en ver<strong>nieuwe</strong>n<br />

verbinden en veranderen<br />

industrie<br />

grond en delfstoffen bewerken<br />

goederen maken<br />

toegevoegde waarde<br />

toegevoegde waarde<br />

toegevoegde waarde<br />

toegevoegde waarde<br />

toegevoegde waarde<br />

beïnvloeding. De symmetrie van waardecreatie door projecten en van financierbaarheid<br />

van projecten is volledig en over de gehele lengte van de problematiek is de een gespiegeld<br />

aan de ander.<br />

Waarde in economie en waarde in het ruimtelijke complex<br />

Terwijl hiervoor werd gepleit voor het uiteenhouden van condities en potentiële gevolgen<br />

in de creatieve economie enerzijds en die rondom de vastgoedcomplexen anderzijds, werden<br />

de verschillende factoren in de voorafgaande beschrijvingen soms flink door elkaar gehaald,<br />

vooral ook omdat ze in de praktijk zo veel door elkaar lopen. Onterecht. De combinatie van<br />

ver<strong>nieuwe</strong>nde creatieve industrie met beschikbare panden maakt een afzonderlijke beoordeling<br />

van de waardeontwikkeling niet overbodig. De waardeontwikkeling in de creatieve<br />

economie in het algemeen en de waardeontwikkeling in het vastgoed, zijn van een andere<br />

orde en een ander principe.<br />

Het is niet ongewoon dat rondom een creatief project, een gebouw dat een katalysator wil<br />

zijn voor verdere creatieve economische vernieuwing, de betrokkenen, inclusief bewoners<br />

en ondernemers in een wijk, zich in een projectteam verenigen en zich mengen in ogenschijnlijk<br />

dezelfde discussie over de waardeontwikkeling van het project dat men onder<br />

handen heeft.<br />

De overheid heeft een dubbel belang: zowel bij de waarde van kansrijke economische<br />

innova tie en <strong>nieuwe</strong> impulsen, als bij een plan voor het behoud van de authentieke<br />

<strong>gebouwen</strong> waarbij de verpaupering stopt. Gelukkig maar dat lokale kunstenaars en culturele<br />

instellingen zich zo graag vestigen naast <strong>nieuwe</strong> creatieve bedrijvigheid, maar niet altijd<br />

lopen deze belangen parallel.<br />

De ontwikkelaar aan dezelfde tafel onderschrijft die doelstellingen graag, maar vertaalt ze<br />

al snel in mogelijke huurcontracten of operationele activiteiten, waarmee zijn investeringen<br />

in het vastgoed ook wat opbrengsten tegemoet kunnen zien. Deze inkomsten worden pas<br />

echt serieus als ze zijn vastgeklonken in huurcontracten. Contracten die op hun beurt weer<br />

voornamelijk van belang zijn voor de investeerders en beleggers, die een vooruitzicht op<br />

duurzaam rendement nodig hebben om projecten in hun portefeuille te kunnen opnemen.<br />

Sommige van die beleggers hebben een bredere horizon dan je in eerste instantie zou denken,<br />

omdat ze in de omgeving van het project meerdere panden hebben. Een nieuw creatief<br />

project kan een positieve waarde-impuls geven aan hun bestaande portefeuille. Een project<br />

dat verdere verpaupering kan voorkomen, neemt een hele zorg weg bij de belegger.<br />

De creatieve ondernemers die de spil zijn in de <strong>nieuwe</strong> economische sector en tevens de<br />

kern vormen van de functionele ontwikkeling van het vastgoed, kijken vanzelfsprekend<br />

vooral hoe zij hun creativiteit kunnen ontplooien en hoe zij als ondernemer of kunstenaar<br />

een bestaan kunnen opbouwen. Daarbij zullen ze afwegen of de locatie overeenkomt met<br />

‘de fase’ waarin hun bestaan of bedrijf zich bevindt. In de coalities die rondom dergelijke<br />

projecten ontstaan, is het van groot belang inzicht te ontwikkelen in de diverse opvattingen<br />

van het nut van het project, de beoogde waardeontwikkeling en van hetgeen men er uiteindelijk<br />

voor overheeft om het doel te bereiken.<br />

Toegevoegde waarde in de algemene economie<br />

De economie werkt in termen van toegevoegde waarde in elkaar logisch opeenvolgende<br />

sectoren. Die sectoren hebben zich historisch ontwikkeld. Het begint met het vinden<br />

en gebruiken van grondstoffen en basisgoederen en in hogere sectoren zien we vooral<br />

economische innovatie onder invloed van vergaande arbeidsverdeling, specialisatie, kennis<br />

en techniek.<br />

In de piramide van economische waardecreatie (figuur 4) wordt meestal in drie basislagen<br />

onderscheiden. De sectoren die erin worden beschreven, bestaan wel al zolang dat we veilig<br />

kunnen aannemen dat ze de basis vormen voor verdere economische ontwikkeling. De<br />

eerste sector bestaat uit het vergaren en gebruiken van grond- en delfstoffen, agrarische<br />

111


producten en andere uit de natuur gewonnen basisproducten. Het worden wel commodities<br />

genoemd, of goederen. Het betreft gestandaardiseerde producten, die weinig onderscheidend<br />

zijn en nauwelijks waarde kunnen toevoegen.<br />

In de tweede sector, de industrie, worden de producten bewerkt en aangepast, zodat er vele<br />

<strong>nieuwe</strong> producten en goederen ontstaan. Door de bewerking wordt er waarde toegevoegd<br />

aan de grondstoffen. We spreken internationaal van toegevoegde waarde. Overheden zien<br />

het graag, omdat ze over alle toegevoegde waarde graag een directe belasting toegevoegde<br />

waarde heffen.<br />

De derde sector levert goederen en diensten boven op de producten en bedenkt <strong>nieuwe</strong><br />

toepassingen voor bestaande producten. De dienstensector heeft flinke toevoegde waarde.<br />

Daarboven dienen zich <strong>nieuwe</strong> systemen van waardetoevoeging aan, waarvan het nog<br />

onduidelijk is hoe ze zich precies zullen gedragen en wat het bestendig aandeel in de <strong>nieuwe</strong><br />

laag van waardetoevoeging is. Wat betreft de beschrijving van de vierde sector en de vijfde<br />

sector zijn er verschillende kandidaten. Pine en Gilmore (1999) breken een lans voor waardecreatie<br />

door de zogenaamde beleveniseconomie, niet zonder reden. Eenzelfde rol mag de<br />

creatieve economie voor zich opeisen.<br />

In de vierde sector wordt waardetoevoeging op de normale dienstverlening en levering<br />

van producten gerealiseerd door het bedenken van <strong>nieuwe</strong> toepassingen, <strong>nieuwe</strong> gebruiks-<br />

1<br />

mogelijkheden, het zoeken van creatieve verbindingen tussen verschillende producten en<br />

diensten en andere veranderingsprocessen. De waardetoevoeging in de vierde sector is nog<br />

steeds gekoppeld aan het zogenaamde transactiemoment. Hiermee wordt bedoeld dat het<br />

product dat wordt geleverd inclusief alle veranderingen en vernieuwingen tot een <strong>nieuwe</strong>,<br />

verhoogde prijs leidt, die door de consument min of meer simultaan bij aanschaf of tijdens<br />

beleggers en financiers<br />

112 de consumptie wordt afgerekend.<br />

Kenmerkend voor de vijfde economische sector is dat er extra waarde wordt gecreëerd,<br />

113<br />

maar losgekoppeld van de consumptie. De afnemer is bereid meer te besteden voor een<br />

totale ervaring of een integraal concept, maar rekent niet evenredig af voor alle onderdelen<br />

die tot die waardetoevoeging bijdragen.<br />

In het geval van creatieve economie zou het kunnen zijn dat juist het gedeelte van waardecreatie<br />

dat zich consolideert in het integrale complex van het oude vastgoed kenmerkend<br />

is voor de vijfde-sectoreconomie. Dit wordt ook wel transformatie-economie genoemd.<br />

De onderscheidingskracht die de consument ertoe verleid voor het product meer te betalen,<br />

wordt voor dat onderscheidende product afgerekend, maar in zijn periferie. Misschien helpt<br />

Figuur 3 waardecreatie op basis van de consument/gebruiker<br />

een voorbeeld: er wordt vaak gezegd dat cultuur geen geld oplevert en daardoor weinig<br />

toegevoegde waarde heeft. Kunst en cultuur zijn echter belangrijke factoren voor bezoek-<br />

de consument<br />

gebruikers<br />

bereidheid, bestedingsbereidheid en onderscheidend vermogen. De bezoeker besteedt meer<br />

in de omliggende horeca, winkels en andere perifere <strong>functies</strong> dan aan het culturele product,<br />

waarvoor hij in eerste instantie is gekomen. In plaats van een direct gekoppelde transactie<br />

4<br />

(creatieve) ondernemers<br />

vindt er een transformatie van besteding plaats. Deze is heel goed in waarde om te zetten,<br />

3<br />

als die uitvloeiende toegenomen bestedingen (opbrengsten) in de ontvangende bedrijven<br />

ook kunnen worden geconsolideerd, bijvoorbeeld in een huurcomponent of een bijdrage<br />

exploitatie integraal project<br />

aan de cultuur<strong>functies</strong>.<br />

2<br />

Toegevoegde waarde en het gerevitaliseerde vastgoed<br />

Als de creatieve economie <strong>nieuwe</strong> waarde toevoegt, betekent dat nog niet dat deze waarde<br />

zich ook zodanig manifesteert, dat ze ten goede komt aan de projectontwikkeling. Ook al<br />

zoeken de creatieve ondernemers een bestaan in oude industriële complexen, daarmee is<br />

allerminst gegarandeerd dat deze complexen zelf ook een significante waardeontwikkeling<br />

ondergaan.<br />

Het herontwikkelen van industrieel erfgoed gaat zelden langs de weg der geleidelijkheid.<br />

Vaak worden dergelijke complexen door een ontwikkelaar of een ontwikkelende coalitie<br />

Figuur 5 waardecreatie vanuit de grondpositie<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

de consument<br />

gebruikers<br />

(creatieve) ondernemers<br />

exploitatie intergraal project<br />

ontwikkelaar<br />

ontwikkelaar<br />

beleggers en financiers


opgepakt op een moment dat de economische waarde een dieptepunt heeft bereikt. Naast<br />

kapitaal en geleidelijke maar onomkeerbare waardecreatie ontwikkelen. Het is daarom<br />

de absolute waardecreatie die zou kunnen voortvloeien uit de algemene economische<br />

interessant om projecten als het Distillery District in Toronto, Granville Island in Vancouver<br />

vernieuwing voortkomend uit de creatieve economie, valt er in relatief veel waarde aan het<br />

en de Custard Factory in Birmingham en zo veel andere Britse of Noord-Amerikaanse<br />

bestaande vastgoed toe te voegen. Traditioneel kun je die waardekolom eventueel als volgt<br />

voorbeeldprojecten te volgen in hun toekomstige levensfases.<br />

beschrijven. Het project is gebaseerd op een grondpositie, de waarde van de grond en de<br />

De optimale bestedingsmogelijkheden uit de algemene kolom op de meest efficiënte en<br />

opstallen. Door het project te herontwikkelen en van <strong>nieuwe</strong> <strong>functies</strong> en gebruikers te<br />

duurzame wijze consolideren in het project, vraagt een marktgerichte en betrokken aanpak.<br />

voorzien, kan er een opwaardering plaatsvinden. Normaliter wordt die bereikt door onder-<br />

Op basis van in het vastgoed geconsolideerde financiële opwaardering kan de creatieve<br />

delen van de <strong>gebouwen</strong> langjarig te verhuren. De ontwikkelaar die voldoende huurcontracten<br />

economie weer een <strong>nieuwe</strong> impuls krijgen. Software en hardware, <strong>functies</strong> en huisvesting,<br />

kan overleggen aan een belegger, kan de door hem toegevoegde waarde op het project<br />

ideeën en producten zijn zowel voorwaarde als gevolg voor elkaar. Het gevolg is een weder-<br />

consolideren. Belegger en ontwikkelaar zijn het meest gebaat bij sterke exploitaties van de<br />

zijdse stimulans en waardecreatie, terwijl deze zonder wederkerige relatie marginaal zou blijven.<br />

huurders. Hoe hoger de omzet, hoe hoger de bijdrage aan huur en servicekosten kan zijn.<br />

Programmering is de kern van de ontwikkeling: van een uitgebalanceerd en creatief cultu-<br />

Toch bemoeien ontwikkelaar en belegger zich nauwelijks met de reële exploitatiekansen<br />

reel-sociaal-economisch complex, van multifunctionaliteit, van clustering van activiteiten,<br />

van hun huurders. Liever richten zij zich op partijen die zich elders al hebben bewezen en<br />

van samenhang en synergie. Wie optimale waardecreatie wil voor zijn project investeert<br />

zoeken ze hun zekerheden in de organisatie van de huurder en de omvang van diens omzet<br />

vooral in een slagvaardige organisatie die in staat is tot dynamische, effectieve en duurzame<br />

in andere projecten. In deze gevallen wordt er vanuit de grondpositie aan waardecreatie<br />

gewerkt (figuur 5). Voor homogene projecten in woningbouw, detailhandel of kantoren<br />

programmering.<br />

is dat een prima aanpak.<br />

Waardeontwikkeling in de praktijk: creatieve economie, broedplaatsen als impuls<br />

Terug naar de condities voor de effectieve realisatie van creatieve economie. Het beeld dat<br />

Voor multifunctionele projecten en voor innovatieve projecten zoals degene die voort-<br />

Jane Jacobs halverwege de vorige eeuw schetste van de condities voor succesvolle stedelijke<br />

komen uit de creatieve economie is deze aanpak minder geschikt. Duidelijke referenties en<br />

vernieuwing en vitaliteit heeft aan actualiteit gewonnen in deze fase van de economie en<br />

de gebruikelijke kengetallen ontbreken. Het is in dat geval nuttiger om vanuit de potentiële<br />

is met enige aanpassing uitstekend toe te passen op de processen die zich rondom creatieve<br />

waardeontwikkeling in de algemene economie terug te redeneren naar de grondpositie<br />

economie afspelen. Beleidsmakers jagen energiek de beloftes van creatieve economie voor<br />

(figuur 6).<br />

hun stad na, zonder daarbij scherp in het oog te houden wat de stad werkelijk nodig heeft.<br />

‘It goes right down to what we think we want, and to our ignorance about how cities work’<br />

114 De verbondenheid van traditionele ontwikkelaars en beleggers met de prestaties van het<br />

(Jacobs, 1961). Veel van de waarden die deze beleidsmakers in de creatieve innovatie zien, 115<br />

eigen project in de exploitatiefase is dus relatief virtueel. Voor de ondernemers die ruimte<br />

zijn indirect en non-financieel. De verwachte meerwaarden (of de toegevoegde waarden)<br />

huren in een creatief en multifunctioneel complex is het echter wel van belang dat zij optimaal<br />

worden geprojecteerd op de versterking van de stedelijke economie, beloftes voor de toe-<br />

renderen in het project. Dat begint bij een inschatting van hun optimale omzetkansen. Daarkomst,<br />

concurrentiekracht, <strong>nieuwe</strong> kansen, het creëren of het profileren van een <strong>nieuwe</strong><br />

voor is nodig dat we de eindgebruikers van hun producten kennen, hun bestedingsbereidheid<br />

creatieve klasse die veel zal bijdragen aan de levenskracht van de stad. Creatieve economie<br />

taxeren en deze terugrekenen naar de exploitatiekracht van de ondernemer. De toegevoegde<br />

wordt opgevat als motor voor nieuw economisch elan.<br />

waarde van het integrale project is daarmee niet optimaal gewaarborgd. Elke afzonderlijke<br />

De creativiteit, kunst en cultuur gedijen het best in een multifunctionele omgeving met een<br />

ondernemer dient daarvoor een gezonde exploitatie te kunnen voeren, maar binnen een<br />

tamelijk compleet voorzieningenniveau, in een entourage waar ook mensen kunnen worden<br />

sterke eenheid van kwaliteit en dienstverlening. Een slecht presterende onderneming kan<br />

opgeleid, waar gewoond en gewerkt wordt, waar ver<strong>nieuwe</strong>nde horecaconcepten, galeries<br />

bijzonder negatieve effecten hebben op de omzetkansen van zijn naburige ondernemers.<br />

en unieke winkels worden geïntroduceerd. Clustering en profilering van de creatieven<br />

Voor de exploitatie van het integrale project is een sterk totaalconcept nodig op drie niveaus,<br />

vergroot hun collectieve slagkracht. Creatieve clusters fungeren als broedplaats of proeftuin,<br />

waarin eerst naar de opbrengstkansen bij de eindgebruikers wordt gekeken, vervolgens naar<br />

experimentele practica waar proefondervindelijke creativiteit en de markt elkaar testen.<br />

de dienstverlening aan de individuele ondernemers om optimaal te renderen en ten derde<br />

De creatieve clusters dagen uit, prikkelen, vallen op. De deelnemers worden beter gevonden<br />

moet het concept ervoor zorgen dat het geheel meer is dan de som van de samenstellende<br />

en herkend. Economische wederkerigheid tussen creativiteit en waardecreatie wordt in fases<br />

delen. Daarmee creëert de projectexploitatie de optimale huuropbrengst voor de ontwik-<br />

op gang gebracht. Het zijn in samenhang de voorwaarden voor een innovatief klimaat, waar<br />

kelaar en de belegger.<br />

vooral ook het reguliere bedrijfsleven zijn voordeel mee kan halen.<br />

Om een creatieve broedplek in stedelijk erfgoed tot ontwikkeling te brengen, is een<br />

Afstemming van beide systemen: programmeren!<br />

programmering nodig conform de volgende belijning (figuur 7). Een snel resultaat is te<br />

Afstemming van de potentiële waardeontwikkeling die voorvloeit uit de processen van<br />

bereiken door een creatief milieu samen te stellen (zie voor toelichting op creatieve milieus<br />

de creatieve economie en de wijze waarop waarde wordt gecreëerd in het daarvoor zo<br />

Inleiding, p. 36). De deelnemers kunnen tegen lage kosten in zo’n nog wat introverte broed-<br />

geschikte vastgoed, vraagt om gecombineerd inzicht in beide systemen. Wat stroomt<br />

plaats instappen. Tijdelijke exploitatievormen (tentoonstellingen, evenementen, shows,<br />

in de creatieve economie stolt enigszins in het unieke industriële of stedelijke vastgoed,<br />

workshops, kort stondige verhuur, werkprojecten) nemen meteen een aanvang.<br />

broedplaatsen als kleine maalstroompjes houden de zaak in beweging en zorgen voor een<br />

Zodra het creatieve milieu samenhang tussen deelnemers begint te vertonen, wordt gewerkt<br />

verfrissende doorstroming.<br />

aan een interactiemilieu. Het interactiemilieu voegt waarde toe aan de nog summiere producties<br />

In de Angelsaksische praktijk is veel ervaring opgedaan met de programmering. Er zijn veel<br />

uit het experimentele creatieve milieu. De creatieve initiatiefnemers spiegelen hun ideeën<br />

succesvolle projecten ontwikkeld, waarbij zowel regelmatig kapitaal alsook lawinekapitaal<br />

aan de input van collega’s uit andere broedplaatsen, van gekende experts, zij ontmoeten<br />

wordt toegepast. In enkele zeer succesvolle projecten heeft de ontwikkelaar zich vooral als<br />

mensen uit het bedrijfsleven en brengen de vruchten van hun werk naar buiten. Het project<br />

programmeur opgesteld en zien we dat ook de ontwikkelaars methoden van regelmatig<br />

opent zich en wordt meer extravert. Tijdens het interactiemilieu neemt de activiteit toe, de


116<br />

Figuur 7 milieutypering in model gradual finance (de Stad bv)<br />

investeringswaarde<br />

kosten<br />

creatief milieu<br />

evenwicht kosten<br />

-opbrengst<br />

interactiemilieu<br />

autonome<br />

ontwikkelingen<br />

0 10<br />

20 30<br />

Figuur 8 model bij cataclysmic finance (de Stad bv)<br />

investeringswaarde<br />

kosten<br />

autonome<br />

ontwikkelingen<br />

sloop nieuwbouw<br />

transactiemilieu<br />

waarde<br />

ontwikkeling<br />

0 10<br />

20 30<br />

impuls 1<br />

impuls 2<br />

evenwicht kosten<br />

-opbrengst<br />

transformatiemilieu<br />

tijd<br />

waarde<br />

ontwikkeling<br />

tijdelijke exploitatie intensiveert en ideeën worden omgezet in kleine opdrachten en<br />

producties. De waardecreatie door de creatieve ondernemers wordt deels al omgezet<br />

in waardecreatie voor het project. Ondersteunende <strong>functies</strong> als horeca, musea en culturele<br />

instellingen nestelen zich nabij de broedplaatsen.<br />

Nadat het interactiemilieu kennelijk zijn waardecreatie heeft voltooid, zal de programmering<br />

zich richten op het instigeren van een transactiemilieu. De contacten met het reguliere<br />

bedrijfs leven, onderwijs- en kennisinstellingen worden uitgebreid. Een selectie van<br />

creatieve producten ontgroeit de experimentele fase en vindt de weg naar een marktplaats.<br />

De marktplaats trekt zowel consumenten als bedrijven. Niet alleen de producten zijn interessant,<br />

ook de beleving en de recreatieve elementen spreken de consument aan. De programmering<br />

past zich hier op aan. Ook tijdelijke exploitatievormen zoeken meer aanhechting<br />

met het transactiemilieu. Meer bedrijvigheid is in staat om zich tegen marktconforme termen<br />

te vestigen op de locatie. Horeca krijgt meer en meer een autonoom bestaansrecht. Bepaalde<br />

commerciële bedrijvigheid verkeert graag in deze complete creatieve omgeving. Wonen,<br />

werken en verblijven worden belangrijke onderdelen van de programmering. De cyclus van<br />

waardecreatie die is ingezet door de broedplaatsen is voltooid en gereed om zich te herhalen.<br />

Succesvol hergebruik van bestaande complexen is niet eenvoudig (en al helemaal niet snel)<br />

te realiseren. De <strong>gebouwen</strong> worden vaak verlaten na zeer langdurig gebruik en de laatste<br />

jaren daarvan is in het onderhoud al nauwelijks meer geïnvesteerd. Nadat de industriële<br />

gebruiker is vertrokken, staan de <strong>gebouwen</strong> in veel gevallen nog geruime tijd leeg. De<br />

ongebruikte complexen zijn een magneet voor vandalen, onoordeelkundige en destructieve<br />

gebruikers, soms zelfs criminele activiteiten. Het gebied blijft achter met veel problemen.<br />

Vaak is er vervuiling in grond of water die dient te worden gesaneerd. De verpaupering<br />

maakt zich meester van het complex en straalt na verloop van tijd ook af op de omgeving.<br />

Dat is te merken aan een negatieve waardeontwikkeling van het complex, maar mogelijk<br />

ook van woningen en andere panden in de omgeving, of van de bedrijvigheid in de buurt.<br />

Wie aan de herontwikkeling begint, moet achterstanden goedmaken. Er liggen hoge kosten<br />

in het verschiet, niet alleen vanwege de verpaupering maar ook vanwege het onzekere proces<br />

naar hergebruik. De <strong>nieuwe</strong> eigenaar krijgt te maken met hoge instandhoudingskosten en<br />

een onoverzichtelijk en moeilijk stuurbaar proces. Vooraf bestaat geen duidelijkheid over<br />

het tijdsbeslag, de inzet die het vergt, de partijen die zich naast de ambtelijke en politieke<br />

organisatie nog in het proces mengen en evenmin over de uitkomst wat betreft de <strong>nieuwe</strong><br />

bestemmingen. De projecten worden niet zelden beladen met emotionele reacties van<br />

bewoners, binnenstadsorganisaties of van vermeend concurrerende projecten.<br />

En als er dan eindelijk kan worden begonnen met de daadwerkelijke herontwikkeling,<br />

blijkt dat er dure aanpassingen verplicht worden om de <strong>gebouwen</strong> op het niveau van<br />

moderne regelgeving te brengen, een en ander in een bouwproces dat naar verwachting<br />

veel inefficiënter verloopt dan nieuwbouwprocessen.<br />

Waarom wil iemand die zo veel kosten moet maken investeren in zulke revitaliseringsprojecten?<br />

Dat kan alleen maar omdat de relatieve verpaupering een zodanig lage aanvangswaarde<br />

heeft gecreëerd dat van daaruit in relatieve zin een aanvaardbare kans op een aantrekkelijke<br />

waardecreatie kan plaatsvinden.<br />

Specialisten hebben geleerd om te gaan met de ingewikkelde processen die bij hergebruik<br />

van stedelijke erfgoedlocaties horen. Het doel is dan steeds waardetoevoeging door het<br />

ontwikkelen van <strong>nieuwe</strong> <strong>functies</strong>. Bij een duidelijke langjarige strategie die is gebaseerd<br />

op intelligente programmering van <strong>functies</strong> binnen de ruimtelijke mogelijkheden en<br />

geïncorporeerd in de moeilijke fasering die door de bewuste projecten wordt opgedrongen,<br />

zal de waardeontwikkeling optimaal verlopen.<br />

In het verleden is veel gekozen voor een explosieve benadering (zie figuur 8). Er wordt<br />

veel ineens gedaan, veelal als het project ook op een aanzienlijke financiële bijdrage van<br />

de overheid mag rekenen. De (autonome) waardeontwikkeling die in het algemeen door<br />

117


118<br />

Figuur 9 waarde impulsen en investeringen in model gradual finance (de Stad bv)<br />

investeringswaarde<br />

kosten<br />

creatief milieu<br />

evenwicht kosten<br />

-opbrengst<br />

interactiemilieu<br />

transactiemilieu<br />

waarde<br />

ontwikkeling<br />

autonome<br />

ontwikkelingen<br />

0 10<br />

20 30<br />

transformatiemilieu<br />

tijd<br />

de vernieuwingsprocessen van de creatieve economie mogelijk wordt gemaakt en die een<br />

voorwaarde vormt voor succesvolle en duurzame waardecreatie in het vastgoed, is geen onderdeel<br />

van de ontwikkelingstactiek. Er is ineens veel kapitaal voorhanden, waarmee vooral aan<br />

het vastgoed gekoppelde doelen worden gerealiseerd. Het is daarbij een kunst om nog aan<br />

te haken bij de economische ontwikkelingen. Het gerevitaliseerde project is daarna ook<br />

vaak minder geleidelijk en duurzaam te ontwikkelen. Met het beschikbare kapitaal doet<br />

men grote investeringen en de kosten lopen aanzienlijk op, hetgeen de pressie op snellere<br />

en grotere waardeontwikkelingen, dus grotere waardeschommelingen, sterk doet toenemen.<br />

Op langere termijn is er daardoor wellicht een groter risico op het verdwijnen van <strong>nieuwe</strong><br />

investeringen en een grotere kans op hernieuwde verpaupering.<br />

De weg der geleidelijkheid leidt met minder risico tot een gezonde waardeontwikkeling.<br />

De kosten blijven wat meer in de hand en van meet af aan is programmering van <strong>functies</strong><br />

in relatie tot de mogelijkheden die de creatieve economie daarvoor toestaat het doel. Met<br />

een regelmatige en ook geleidelijke serie van impulsen richt het programma zich in eerste<br />

instantie vooral op het spoedig vereffenen van de kosten, daarna op het laten groeien van<br />

de economische activiteit en daarmee de waardecomponent van het vastgoed en dan weer<br />

te investeren voor een volgende fase (figuur 9).<br />

De samenhang tussen waardecreatie door verhoogde economische activiteit en de waardecreatie<br />

voor het vastgoed is een programmatisch instrument voor de projectontwikkeling.<br />

Programmering bevordert de symbiose tussen de beide processen van waardetoevoeging<br />

zoals eerder geschetst. De geleidelijke strategie van waardecreatie is voor het publieke en<br />

algemene belang van de stad in veel gevallen te verkiezen boven de cataclystische aanpak<br />

(figuur 8). Om deze effectief te laten zijn, richt de prestatie van het integrale project zich<br />

noodzakelijkerwijs op de som van de individuele exploitaties. Daarnaast zal er vaak een<br />

partij nodig zijn die bereid is initiatief en risico te nemen in tijdelijke exploitatieactiviteiten.<br />

Het inrichten van een resultaatgerichte overkoepelende exploitatiemaatschappij als programmeur<br />

is hiervoor een effectief middel. Naast een afgewogen strategie voor geconsolideerde<br />

waardecreatie heeft zo’n exploitatiekoepel ook duidelijke voordelen wat betreft organisatiekracht<br />

en financierbaarheid.<br />

Waarde in soorten<br />

Na de uiteenzetting over verschillende betekenissen over het begrip waarde bij de diverse<br />

betrokkenen in een proces van creatieve economie en/of revitalisering van stedelijk erfgoed,<br />

zullen we ingaan op de verschillende rollen en posities die met de waardeontwikkeling<br />

te maken hebben. Naast de aandachtspunten die iets van de inkleuring van waardecreatie<br />

duidelijk maken, zal daarna ook in korte bewoordingen worden ingegaan op de financierbaarheid<br />

van projecten.<br />

Waardeontwikkeling op het project zelf<br />

De toegevoegde waarde die ontstaat door <strong>nieuwe</strong> processen van productinnovatie, vernieuwing<br />

van dienstverlening of het veranderen van de perceptie rondom het aanbod<br />

en het leggen van <strong>nieuwe</strong> verbindingen wordt geleverd door de creatieve economie.<br />

De <strong>nieuwe</strong> laag van toegevoegde waarde kan uitgroeien tot een gekende <strong>nieuwe</strong> economische<br />

sector.<br />

Authentiek vastgoed dat in onbruik is geraakt, is uitermate geschikt om creatieve bedrijven<br />

te huisvesten. Als de bedrijfsprocessen van deze ondernemers zich bestendigen, kan daaruit<br />

een huurwaarde worden gedestilleerd die de waardevorming van het vastgoed positief<br />

beïnvloedt. In verdere fases zal deze waardeontwikkeling aantrekkelijk doorgroeien, omdat<br />

het creatieve milieu uit de vroegste fase culmineert in een interessant creatief transactiemilieu.<br />

Noodzaak is het deze waardecreatie door doelgerichte programmering te stimuleren<br />

119


120 121<br />

Het Hazemeyercomplex in Hengelo met<br />

onder de Reyrolle Hal<br />

Tentoonstelling voor hedendaagse kunst<br />

OkArt (oktober 2007) in het Hazemeyercomplex


en te consolideren voor de vastgoedsituatie. Door die verbeterde vastgoedsituatie worden<br />

is de gedachte. Dat steden als geheel daarin al hun actieve rol vervullen, blijkt wel uit de<br />

de creatieven in staat gesteld om economisch door te groeien. Programmering zorgt voor<br />

actuele situatie van veel projecten. De overheid ziet in toenemende mate de meerwaarde<br />

een zo geleidelijk mogelijke waardeontwikkeling en financiering. Toch zal in veel gevallen<br />

van de creativiteit en de revitalisering en participeert in financiering en programmering.<br />

van revitalisering van industrieel en stedelijk erfgoed nog steeds worden uitgegaan van een<br />

Ze ondersteunt het bereiken van haar eigen publieke doelen ook op andere wijze, bijvoor-<br />

verpauperde situatie met een in relatieve termen lage waarde voor het vastgoed. De verleiding<br />

beeld door rechtstreekse subsidies aan de projectontwikkelaar of de programmerende<br />

– en soms de noodzaak – is groot om in fases met wat meer explosieve investeringen het<br />

exploitatie maatschappij, indirecte subsidies aan bijvoorbeeld de culturele en creatieve<br />

project te financieren. Waar dat niet eenvoudig tot evenredige waardeontwikkeling in<br />

instellingen die zich vestigen in het creatieve complex. Er valt ook te denken dat de over-<br />

het vastgoed leidt, zien we dat overheden zich ook steeds meer met deze heftige kapitaalsheid<br />

indirecte investeringen pleegt om de gewenste doelen te bereiken of te versnellen.<br />

injecties bemoeien.<br />

Het verbeteren van infrastructuur en faciliteiten voor startende creatieve ondernemers<br />

Een overkoepelende exploitatiemaatschappij is bij uitstek geschikt om de waardepotentie<br />

zijn goede voor beelden. De gezamenlijke overheden zouden verder moeten nadenken<br />

die de processen van de creatieve economie biedt te consolideren in het betrokken vastgoed.<br />

hoe zij zouden kunnen bijdragen tot de risicobeperking (garantiefonds) voor de onzekere<br />

Het draagt zorg voor focus, doelgerichtheid en resultaat. Daarnaast implementeert en bewaakt<br />

herontwikkeling van het creatieve complex, of juist het hergebruik van industrieel en stede-<br />

de exploitatiemaatschappij het integraal concept en maakt ze vormen van tijdelijke gebruik<br />

lijk erfgoed kunnen stimuleren (investeringsfonds).<br />

mogelijk. De gebruikers en bezoekers zien de projecten vaak als een geïntegreerde eenheid.<br />

Dat zou ook moeten gelden voor bijvoorbeeld woningcorporaties. In hoeverre het profijt-<br />

Zij bezoeken in hun beleving en waardering de Westergasfabriek, de Lichtfabriek of<br />

beginsel zich laat vertalen naar een bijdrage ten behoeve van de eigen toegevoegde waarde,<br />

Hazemeyer Hengelo. Zelfs de prestaties van individuele <strong>functies</strong> zijn van grote invloed<br />

hetzij als financiering vooraf, hetzij als toezegging vooraf indien de waarde werkelijk is<br />

op de waardering voor het project als geheel. De term waardering is van grote invloed<br />

gerealiseerd, is nog de vraag. Free-riders zijn er vele in deze discussie, bij corporaties, allerlei<br />

op de waardevorming. De exploitatiekoepel kan het belang van de integraliteit bewaken<br />

andere vastgoedeigenaren en bij vele andere instanties. Zij wachten liever af dan te partici-<br />

en doet daarmee ook de beste zaken voor de individuele deelnemers. De exploitatiemaatperen.<br />

Het verdient verdere aandacht om na te gaan hoe juist deze partijen kunnen en<br />

schappij maakt in elk geval transformatieve waardevorming mogelijk. Ze kan bijvoorbeeld<br />

willen gaan bijdragen aan de geleidelijke en daardoor meer consistente ontwikkeling van<br />

gemakkelijker tot verevening van huuropbrengsten tussen culturele, creatieve en commer-<br />

het creatieve complex en daarmee de vitalisering van het stadsgebied als geheel.<br />

ciële partijen komen.<br />

Een vroege bundeling van het bredere belang en de vorming van resultaatgerichte coalities<br />

die ieders wensen en belangen optimaal dienen, maakt de realisatie van de complexen<br />

Perifere waardeontwikkeling<br />

eenvoudiger. Iedere partij hoort in een vroeg stadium duidelijk te maken wat en wanneer<br />

122 De revitalisering van stedelijke en industriële erfgoedlocaties creëert niet alleen <strong>nieuwe</strong><br />

hij denkt bij te dragen aan het project in relatie tot de door hem verwachte uiteindelijke 123<br />

waarde op de locatie zelf, ook in de omgeving van het project zal er waardeontwikkeling<br />

optreden. Vaak heeft die omgeving al te maken gehad met een negatieve waardeontwikke-<br />

waardeontwikkeling.<br />

ling, omdat leegstaande complexen nu eenmaal zelden een positief effect op hun omgeving<br />

Financierbaarheid<br />

hebben. De buurt revitaliseert dus mee. Bedrijfjes voelen zich er prettiger en kunnen<br />

Daarmee is een opening gegeven om vanuit allerlei mogelijke waardevormingen deel<br />

er beter renderen. Door verhoogde economische activiteit zal de gemiddelde bestedings-<br />

te nemen aan de financiering en financierbaarheid van projecten. Het is geen wonder dat<br />

capaciteit toenemen, zodat ook winkels en horeca in het gebied een verbeterde nering<br />

stedelijke overheden zo intensief hebben geïnvesteerd in bepaalde complexen. Traditionele<br />

hebben. Ook het woonklimaat wordt duidelijk positief beïnvloed en vooral ook in dit<br />

financiering bleek vaak erg lastig. Ontwikkelaars zagen vaak wel de potentie van het indus-<br />

segment zal waardecreatie plaatsvinden.<br />

triële erfgoed, maar door de andere processen en partijen die zich rondom deze projecten<br />

Als er zulke toegevoegde waarde in de omgeving ontstaat, is het de vraag of deze niet kan<br />

bewegen, was het niet eenvoudig daar hun reguliere afnemers, de beleggers, voor te interes-<br />

bijdragen aan de geleidelijke financiering van de projecten. Projecten staan namelijk niet<br />

seren. De risico’s lijken groter, de zekerheden geringer. In elk geval vielen de gebruikelijke<br />

op zich. Het creatief complex (creatieve economie plus hergebruikt vastgoed) is veelal een<br />

kengetallen en toetsingscriteria nauwelijks toe te passen op de creatieve industrie en de<br />

katalysator voor gebiedsontwikkeling in het algemeen. Het behoud van de oude <strong>gebouwen</strong><br />

is voor verdere stedelijke ontwikkeling ook een belangrijke voorwaarde. Ook hier is de<br />

hergebruikprojecten.<br />

Westergasfabriek, Nederlands meest geciteerde voorbeeld, een goede graadmeter. Hier valt<br />

Toetsingscriteria beleggers<br />

duidelijk te zien dat de omgeving van het Westerpark zich aan het elastiek van het project<br />

Beleggers nemen het project van een ontwikkelaar graag over als die gebaseerd is op vol-<br />

heeft opgetrokken en dat ook in de directe omgeving aanzienlijke waardestijgingen zijn<br />

doende huurcontracten. Afhankelijk van het soort huurders en het soort project zullen zij<br />

gerealiseerd en geconsolideerd.<br />

deze toetsen aan hun risicoanalyse. Maar in het algemeen kan men stellen dat een belegger<br />

Veel steden erkennen inmiddels ook de katalysewerking van de creatieve complexen. Wie<br />

gebaat is bij langjarige huurcontracten van minimaal vijf, en liefst tien of vijftien jaar, die zijn<br />

nog een groter stadsgebied wil herontwikkelen, zal deze complexen een kans moeten geven<br />

afgenomen door gerenommeerde bedrijven die al geruime tijd winstgevend zijn. Dergelijke<br />

en dus de expertise moeten opbouwen om door de programmering de waardecreatie te<br />

bedrijven hebben vaak kapitaal opgebouwd, dat meetelt in het risicoprofiel. Zij maken vaak<br />

stimuleren en vast te klinken in het project en het gebied. Voor ontwikkelaars is het dus<br />

deel uit van een grotere organisatie, die eventueel garant staat voor de huur. Dergelijke partijen<br />

steeds belangrijker om deze competentie te verwerven, of partners te kiezen die deze klus<br />

hebben per branche hun trackrecords achtergelaten en er zijn vele statistieken verzameld die<br />

kunnen klaren. De ontwikkelaar die dit kan, maakt meer aanspraak op de meer reguliere<br />

kunnen bijdragen aan het formuleren van rationele getallen die investering, risico en waarde-<br />

stadsontwikkelingen in de periferie van het project. Ook dat is een aanzienlijk voordeel.<br />

ontwikkeling vooraf kunnen toetsen.<br />

Om de creatieve complexen liefst geleidelijk te financieren, heeft men zich vaak afgevraagd<br />

In de creatieve complexen wordt zelden aan deze voorwaarden voldaan. Het gaat hier vooral<br />

of de waardecreatie in de periferie niet zou kunnen bijdragen aan de realisatie van de<br />

om veel bedrijven met een kleine omvang, die iets nieuws doen en <strong>nieuwe</strong> samenwerking<br />

complexen. Wie er uiteindelijk profijt van heeft zou er ook aan kunnen meebetalen,<br />

opbouwen. Betrouwbare business engineering ontbreekt. Het verloop is groter en ze zijn


niet geneigd om in te tekenen op langjarige huurcontracten. Zij voelen zich graag onafhankelijk<br />

en autonoom en binden zich tijdens hun creatieve opstart niet lang aan vaste plekken.<br />

Zij zijn het best te binden aan contracten met ingroeihuren. In Angelsaksische projecten<br />

wordt veel gewerkt met huren die een percentage bedragen van de gerealiseerde omzet,<br />

eventueel met een vooraf afgesproken voorschot op basis van omzetprognoses. Dat ligt in<br />

de Nederlandse situatie nog steeds erg moeilijk, alhoewel er nu diverse partijen studeren op<br />

<strong>nieuwe</strong> methodieken voor creatieve complexen. Beleggers, ontwikkelaars en programmeurs<br />

moeten dan vooral ook leren van consumentencijfers en bestedingspotenties. Hoe beter zij<br />

hun huurders kunnen helpen aan een grotere omzet, hoe hoger de absolute huursommen<br />

en de daaraan gekoppelde waarde van het vastgoed.<br />

manifestaties, et cetera. Daarnaast kunnen er broedplaatsen worden ingericht en kunnen<br />

creatieven in de eerste fase hun intrek nemen met gebruikerscontracten.<br />

De overkoepelende exploitatiemaatschappij blijkt een aantrekkelijk vehikel voor de financierbaarheid<br />

van de projecten. De exploitatieorganisatie kan uitgroeien tot een gerenommeerd<br />

bedrijf dat een beter gekwalificeerde partner is voor de beleggers en kredietverstrekkers.<br />

Ze hebben een overkoepelend langjarig huurcontract, waardoor de eindbelegger in eerste<br />

aanleg niet met tientallen kleine huurders te maken krijgt. De exploitatiemaatschappij<br />

verhuurt weer door aan de onderliggende partijen. Waar nodig kunnen deze contracten<br />

als zekerheid worden verpand aan de financier. De centrale exploitatiemaatschappij zal ook<br />

van private investeerders en aandeelhouders gemakkelijker een bijdrage kunnen verwachten<br />

dan de verzameling van bedrijfjes.<br />

Optimaal renderen van creatieve plekken<br />

De modus operandi van de succesvolle Angelsaksische praktijk geeft een menging van aan-<br />

Besluit<br />

dachtspunten, die in de tamelijk vaste structuren van de traditionele aanpak in Nederland<br />

Financiering komt in stappen dichterbij naarmate de kennis van de ontwikkeling van<br />

lastig zijn in te bedden.<br />

creatieve complexen toeneemt. De relatie tussen waardeontwikkeling en financierbaarheid<br />

Creatieve projecten bewijzen zich het best en het snelst door het activeren van zo veel<br />

is in het voorgaande vanuit meerdere invalshoeken beschreven. Geen waardeontwikkeling<br />

mogelijk puur en uniek ondernemerschap. Elke ondernemer in het creatief complex moet<br />

zonder financiering. Geen financiering zonder waardeontwikkeling. Deze schijnbare vicieuze<br />

zich vanuit zijn individuele bedrijfsbelang persoonlijk verbinden aan de doelen en resultaten<br />

cirkel wordt nog al te gemakkelijk met geweld doorbroken door de injectie van het zoge-<br />

van het geheel. Het blijkt dat repeterende formules, franchises en filiaalbedrijven het succes<br />

naamde lawinekapitaal. Inmiddels is er genoeg praktische ervaring en expertise voor derge-<br />

vertragen of verhinderen. Creatieve ondernemers willen zich namelijk onderscheiden<br />

lijke projecten opgebouwd, vooral maar niet uitsluitend in de Angelsaksische wereld, dat<br />

en dat rendeert beter in een onderscheidend project, dat niet wordt gedomineerd door<br />

de mogelijkheden voor geleidelijke investeringen en een duurzaam progressief model van<br />

bedrijven die middle-of- the-road zijn. Voor de creatieve complexen is een dynamische<br />

waardeontwikkeling kan worden gerealiseerd. Daarvan dienen nog zeker veel partijen zich<br />

menging en clustering van kleine en jonge partijen nodig. De consolidatie is net zo gemengd,<br />

te vergewissen. Nieuwe coalities en kansrijke projecten zullen de realisatie van dergelijke<br />

door in opzet, vastheid en contractsduur uiteenlopende huurcontracten en gebruikers-<br />

projecten in de toekomst zeker meer hanteerbaar maken.<br />

124 overeenkomsten.<br />

Er wordt vaak gekozen voor percentagehuren, die periodiek (alleen omhoog) worden<br />

bij gesteld en waarin tussentijdse ontbindingsmogelijkheden zijn opgenomen, als niet aan<br />

de minimale verwachtingen wordt voldaan. Kennis van de macro-economische kengetallen<br />

van eindgebruikers en consumenten, branchegetallen en dergelijke is dan van groot belang.<br />

Programmeurs, vaak georganiseerd in een centrale exploitatiemaatschappij, rekenen met<br />

hun huurders mee om de omzetpotentie te optimaliseren en het proces van waardecreatie<br />

daarop stevig af te stemmen. Zij denken mee in de bedrijfsprocessen van hun huurders<br />

en beïnvloeden het geheel van de bedrijfsprocessen. De kern van de waardecreatie wordt<br />

gevormd door de business engineering van het integrale project met de individuele ondernemers<br />

en tijdelijke exploitatieactiviteiten als bouwstenen. Inmiddels is met deze aanpak<br />

aangetoond dat de geconsolideerde waardecreatie (uiteindelijk) aanzienlijk hoger uitvalt<br />

dan bij een traditionele ontwikkeling van de creatieve complexen. Daarmee is echter<br />

de financierbaarheid nog niet verbeterd, omdat de kennisontwikkeling vooral binnen<br />

de pionierende ontwikkelaars en programmeurs is opgeslagen.<br />

125<br />

Rol overkoepelende exploitatiemaatschappij<br />

De overkoepelende exploitatiemaatschappij richt zich op de exploitatiekracht en de<br />

gradueel groeiende exploitatiefase van een project. Daarmee is ook een belangrijk deel<br />

van de continuïteit gewaarborgd.<br />

Naar analogie van de Angelsaksische voorbeelden vindt ook op het Europese continent<br />

de exploitatiemaatschappij meer en meer navolging. Deze neemt het integrale hoofdhuurcontract<br />

voor het hele complex van de ontwikkelaar en zorgt voor parkmanagement,<br />

commercieel management en marketing. De focus is gefixeerd op de duale waardeontwikkeling<br />

(economische activiteit versus consolidatie voor het vastgoed) en programmering.<br />

Vanuit de programmering worden <strong>nieuwe</strong> creatieve activiteiten geïnitieerd of ondersteund,<br />

worden <strong>nieuwe</strong> ondernemers geworven en tijdelijke exploitatievormen ontwikkeld. Deze<br />

bestaan bijvoorbeeld uit tentoonstellingen, beursactiviteiten, entertainment, culturele


Custard Factory<br />

Birmingham<br />

Auteurs<br />

De Custard Factory is een productiecentrum voor<br />

kunst en media dat gevestigd is in de fabriekspanden<br />

van de voormalige Bird’s Custard Factory,<br />

gelegen in het oosten van Birmingham in het voormalig<br />

industriële Digbethdistrict. Het terrein is ruim<br />

2 hectare groot en bevat een aantal fabriekspanden<br />

van ongeveer een eeuw oud. In de loop van de jaren<br />

tachtig raakten de <strong>gebouwen</strong> in onbruik en in 1990<br />

ging de herontwikkeling van start. Het is daarmee<br />

het eerste project in Birmingham waarbij de creatieve<br />

industrie centraal stond. Er werd begonnen<br />

met negentien studio’s voor kunstenaars. Vanaf<br />

het begin van het project was de populariteit onder<br />

startende ondernemers overweldigend. In vijftien<br />

jaar is de Custard Factory uitgegroeid tot een cluster<br />

van bedrijfs<strong>gebouwen</strong>. Maar liefst 500 professionals<br />

uit de creatieve industrie zijn er werkzaam, 95% van<br />

de ruimte is verhuurd en voor de goedkopere ateliers<br />

bestaat een lange wachttijd. Het culturele cluster<br />

beperkt zich niet tot de bedrijven<strong>gebouwen</strong>; er is<br />

een geheel <strong>nieuwe</strong> omgeving ontstaan met elkaar<br />

versterkende <strong>gebouwen</strong>, <strong>functies</strong> en binnenplaatsen<br />

(Van der Aalst, Hardorff & Horsten, 2007).<br />

De Custard Factory in haar huidige vorm is opgezet<br />

door Bennie Gray en is in beheer van zijn<br />

organi satie SPACE (Society for the Promotion of<br />

Artistic and Creative Enterprise). SPACE is een<br />

zogenaamde not- for-profitorganisatie, die naast<br />

de Custard Factory nog dertien andere projecten<br />

in beheer heeft. Gray kocht de Custard Factory ‘per<br />

ongeluk’ in 1990. Oorspronkelijk had hij zijn oog projectorganisatie van SPACE en de leidende rol van<br />

126 Net als zovele andere industriesteden krijgt ook Birmingham gedurende de<br />

127<br />

jaren zeventig te maken met een teruglopende industriële sector en afnemende<br />

werkgelegenheid. Halverwege de jaren tachtig stelt het stadsbestuur dan ook<br />

een strategie op ter modernisering van de economische structuur, die een<br />

keerpunt teweegbrengt in het verval van de stad. Kern van deze strategie<br />

is het ontwikkelen van de congres- en toeristenindustrie. Sindsdien is het<br />

stedelijk imago sterk verbeterd en is de stad een toeristentrekker geworden,<br />

met maar liefst 23 miljoen bezoekers per jaar. Ook is de economie meer<br />

gediversifieerd geraakt. In 2005 telde Birmingham al 26.000 banen in de<br />

creatieve industrie, oftewel 5,2% van de werkgelegenheid.<br />

laten vallen op een ander gebouw in Birmingham.<br />

Voorwaarde van die verkoop was echter dat Gray<br />

ook het gebied van de voormalige Custard Factory<br />

erbij zou aanschaffen. De verkoper omschreef het<br />

als een ‘pile of rubbish’. Gray zag echter wel de<br />

potentie van het gebied en was, zoals hij zelf stelt,<br />

‘stunned by the sheer beauty of the place’ (www.<br />

spaceorg.co.uk). Ondanks de kwaliteiten van het<br />

gebied had hij geen vooraf vastgesteld plan voor<br />

de invulling ervan. Door toevallige ontmoetingen<br />

ontstond het idee om studio’s voor artiesten te<br />

realiseren. De immense populariteit van deze<br />

studio’s bepaalde de uiteinde lijke richting van<br />

het herontwikkelingsproject.<br />

De veertien projecten uitgevoerd door SPACE, waar<br />

de Custard Factory er één van is, zijn gebaseerd<br />

op het volgende principe: ‘(…) creating coherent<br />

“working communities” – and then helping to release<br />

and nurture the tremendous energy that always<br />

seem to flow from them in order to bring about<br />

urban revitalisation (www.spaceorg.co.uk)’.<br />

Uit dit citaat blijkt dat een project niet eindigt bij<br />

de herontwikkeling van een gebied, maar dat het<br />

management een wezenlijk onderdeel is van het<br />

gehele project. De naadloze overgang van de fase<br />

van ontwikkeling naar de fase van management is<br />

volgens Gray de kern van een geslaagde herontwikkeling.<br />

Bij dit management is flexibiliteit van cruciaal<br />

belang, omdat men te maken heeft met de behoeften<br />

van een groot aantal creatieve en onafhankelijke<br />

mensen die per definitie een starre structuur<br />

en bureaucratie afwijzen. Over het managen van<br />

herontwikkelingsprojecten zegt Gray het volgende:<br />

‘In a very real sense, if you’ve done it in the right<br />

way, you will be midwife to the birth of a lusty working<br />

community. In the early months you will attempt to<br />

nurture and also to guide the anarchic infant. But<br />

as people get to know each other and as they develop<br />

all sorts of fertile relationships, the project<br />

– like any new born creature – will begin to establish<br />

a spirit, an identity and a direction of its own. Meanwhile,<br />

however, you must engender and maintain<br />

discipline and structure of a high degree – but you<br />

must do so without a smidgen of the appearance<br />

of bureaucracy’ (www.spaceorg.co.uk).<br />

In het Custard Factory project wordt het creëren<br />

van zo’n eigen identiteit actief nagestreefd. Het<br />

grootste gebouw in het gebied, The Devonshire<br />

House, wordt ontwikkeld tot een centrum met werkplaatsen,<br />

winkels en galeries. In dit gebouw wordt<br />

met een transparante inrichting en de aanwezigheid<br />

van een binnentuin gestreefd naar meer dynamiek<br />

en interactie tussen organisaties onderling, maar<br />

ook tussen bezoekers. En dat is hard nodig, want<br />

ondanks deze pogingen is de Custard Factory<br />

momen teel vooral een productiegerichte omgeving<br />

en zijn er nauwelijks publieke <strong>functies</strong> aanwezig.<br />

Gevolg hiervan is dat het tijdens werkdagen in<br />

de avond zo verlaten is op straat dat men een<br />

beveiligingsbedrijf heeft moeten inschakelen. Het<br />

genereren van traffic, zowel overdag als ’s avonds,<br />

zal moeten worden nagestreefd om meer dynamiek<br />

in het gebied te creëren.<br />

In de Custard Factory is, mede door de uitzonderlijke<br />

Bennie Gray, een gezonde omgeving gecreëerd voor<br />

startend ondernemerschap en er is ruimte voor<br />

cultureel experiment. De Custard Factory zal echter<br />

moeten doorontwikkelen en vooral moeten werken<br />

aan publieke <strong>functies</strong>, het creëren van een eigen<br />

identiteit en het aantrekken van meer respectabele<br />

en volgroeide organisaties (Van der Aalst, Hardorff<br />

& Horsten, 2007).<br />

Het Hazemeyer complex in Hengelo staat voor een<br />

soortgelijke opgave. De ontwikkeling wordt gestart<br />

zonder eindbeeld op basis van de dynamiek<br />

die wordt losgemaakt door de ontwikkelaar en de<br />

eerste gebruikers. De kunst is meteen bij de eerste<br />

gebruikers de juiste keuzes te maken en een<br />

bezoekersstroom te genereren. Dat kan door de<br />

gebruikers de gelegenheid te geven zichzelf en daarmee<br />

het gebied een identiteit te geven. De genen<br />

van de ontwikkeling zitten niet in de stenen, maar<br />

in het gevoel van de plek en het programma van<br />

de gebruikers. Bennie Grays vergelijking van de<br />

ontwikkelaar met een vroedvrouw gaat een beetje<br />

mank, om nieuw DNA tot ontwikkeling te brengen<br />

zal er toch eerst een bevruchting moeten plaatsvinden.<br />

Bronnen:<br />

P. van der Aalst, A. Hardorff & P. Horsten, 2007.<br />

Custard met een creatief smaakje. Uncover!, 1<br />

(1), p. 7-12.<br />

R.C. Kloosterman e.a. (2007), Proeftuinen. Cultuur<br />

als hefboom voor de lokale economie. De cases<br />

Helsinki, Manchester, Lille, Milaan en Birmingham.<br />

www.spaceorg.co.uk


128 129<br />

The Custard Factory, creatieve hotspot<br />

in Birmingham<br />

Quote


Hoofdstuk 5<br />

Jeroen Saris, de Stad bv<br />

In samenspraak met Renée Hoogendoorn, directeur Gebiedsontwikkeling AM BV.<br />

De gepresenteerde procesopzet is ontwikkeld in haar vorige functie als directeur<br />

Strategische Projecten bij ING Real Estate Development NL<br />

Nieuwe<br />

verbindingen<br />

maken het<br />

creatief DNA:<br />

proces en<br />

coalitie vorming<br />

Als het werken aan de creatieve stad in de afgelopen jaren ons iets geleerd heeft, dan is<br />

het wel dat daarvoor <strong>nieuwe</strong> verbindingen nodig zijn tussen de hardware (stad, gebouw,<br />

ontwikkelaar) en de software (creatieve bedrijvigheid en consumenten). Dat creativiteit en<br />

cultuur bijdragen tot de waardevorming van een gebouw of van een gebied is wel bekend,<br />

maar hoe komen we erachter welke waarde bij welke omgeving past? Welk samenspel tussen<br />

gebruikers, ontwikkelaars en omgeving, de culturele en kennisinstellingen, de gemeente en<br />

financiers, leidt tot succesvolle herontwikkelingsprojecten? De casus in dit boek illustreren<br />

de grote verscheidenheid aan succesvolle projecten. Creatieve economie vraagt om een<br />

andere benadering van de vastgoedontwikkeling, maar ook een andere benadering van de<br />

stad. Het einde van scheiding van <strong>functies</strong> betekent het leggen van <strong>nieuwe</strong> verbindingen.<br />

Andere markt, ander proces?<br />

Bij de herontwikkeling van binnenstedelijke locaties voor creatieve economie zijn de<br />

standaard methodieken voor vastgoedontwikkeling veelal niet van toepassing. De redenen<br />

daarvoor liggen zowel in de aard van de markt als in het afwijkende karakter van de locaties.<br />

De creatieve markt bestaat uit meerdere sectoren waarvan sommige, zoals media en marketing,<br />

een levenscyclus doorlopen conform de economische wetten van omzetgroei, standaardisatie,<br />

kostenbeheersing en efficiency. Voor deze bedrijven is de projectontwikkeling niet wezenlijk<br />

anders dan in de kantorenmarkt, zij het dat deze creatieve bedrijven andere eisen stellen aan<br />

de locatie. Leegstaande kantoren komen niet in aanmerking omdat ze niet aan de locatie-<br />

en imagovereisten van de creatieve sector voldoen. Een mediaproducent als Endemol kan<br />

in Aalsmeer groot worden dankzij de beschikbare ruimte, bereikbaarheid en lage kosten,<br />

maar kiest uiteindelijk toch voor verhuizing naar een plek in de stad die aan dezelfde criteria<br />

voldoet. Voor IdtV of MTV spelen de traditionele factoren een ondergeschikte rol bij de<br />

keuze voor een vestigingsplaats. Directies en de medewerkers van deze bedrijven hebben<br />

een voor keur voor locatie met een veel hogere ‘belevingswaarde’. In de keuze van MTV<br />

voor het NDSM-terrein in Amsterdam-Noord is de stem van het personeel doorslaggevend<br />

geweest. Dat is ook logisch voor een creatief bedrijf: de creativiteit van de medewerkers<br />

is gebaat bij een uitdagende en prikkelende omgeving. Degenen die in deze sector werken,<br />

stellen een creatieve omgeving dermate op prijs dat het mogelijk een reden kan zijn om<br />

al dan niet bij MTV te willen werken.<br />

Voor IdtV heeft het creatieve gebruik van een oud kraanspoor voor de nieuwbouw van<br />

een langgerekt kantoor in het IJ een hoge toegevoegde waarde. Het gedurfde ontwerp<br />

van Trude Hooykaas is een krachtige onderstreping van het imago van IdtV als een zichzelf<br />

telkens ver<strong>nieuwe</strong>nd creatief productiebedrijf.<br />

De projectontwikkeling voor deze markt van ‘gevestigde’ creatieve industrie verschilt van de<br />

gewone kantoor- en verhuurmarkt vooral in het opzicht dat de locatiekeuze en de conceptontwikkeling<br />

aan de specifieke eisen van de creatieve markt moeten voldoen. De wijze waar op<br />

de <strong>gebouwen</strong> worden herontwikkeld en verhuurd, verschilt niet van de reguliere markt.<br />

Voor andere delen van de creatieve economie (design, kunsten, mode) gelden andere regels.<br />

Ze gedragen zich minder volgens de klassieke wetten van de groei. Het overgrote deel van<br />

de creatieve bedrijvigheid in deze sectoren bestaat uit kleine bedrijven met weinig of geen<br />

personeel. Deze ondernemers hechten meer waarde aan het permanent creatief blijven dan<br />

aan de groei van het bedrijf. De omzet wordt vaak gemaakt in samenwerking met andere<br />

zelfstandig ondernemers in elkaar overlappende netwerken. Studies die gedaan zijn naar<br />

de mediasector in Amsterdam en Hilversum laten deze verschillen in ondernemerschap<br />

goed zien (Van der Groep, 2005). Veelal wordt verondersteld dat het zelfstandig creatief ondernemerschap<br />

een fase in de ontwikkeling is. Om deze reden wordt ook gedacht dat een<br />

broedplaats of bedrijfsverzamelgebouw voor creatieve ondernemers een tijdelijke behuizing<br />

is die als springplank dient tot het moment dat de ondernemers succesvol worden. Oedzge<br />

Atzema et al. (2005) heeft in een vergelijking van bedrijfsverzamel<strong>gebouwen</strong> laten zien dat<br />

dat slechts voor een deel van de ondernemers geldt. Voor een andere groep is het bedrijfs-<br />

131


132 Het eerste initiatief kan van verschillende kanten komen. In Birmingham ontdekte Bennie 133<br />

boven Bid- en tankstation ‘God en Gas’<br />

op de NDSM-werf, kunstwerk van Jeroen<br />

Bisscheroux en Michiel Voet.<br />

onder Monumentale kraan op de NDSMwerf.<br />

verzamelgebouw geen springplank; zij komen niet om te springen maar om te zwemmen.<br />

Onderzoek van Kennisland, Creative Clusters (Londen) en van de Stad bv in Berlijn<br />

(Blokzijl, 2008) bevestigt het beeld dat de groei van de creatieve economie het meer van<br />

de zwerm aan bedrijven dan van een groeiende bedrijfsomvang moet hebben. Om deze<br />

markt te bedienen en om binnen deze markt onroerendgoedwaarde te produceren, zijn heel<br />

andere strategieën en processen nodig. Processen waarin andere criteria de kwaliteit en<br />

het succes van de locatie bepalen. Net als bij de vorige groep creatieve ondernemers is het<br />

karakter van de locatie ook voor deze groep belangrijk, maar daarnaast ook andere criteria.<br />

Een gebouw of gebied dient ook geschikt te zijn voor de interactie in netwerken, voor<br />

inspiratie en ontmoeting. De omgeving dient gevarieerd te zijn en verdraagzaam ten aanzien<br />

van de verschillende levensstijlen. De nadelen van de kleinschaligheid van de ondernemingen<br />

kunnen worden opgevangen middels gedeelde voorzieningen, zoals receptie, presentatieruimten,<br />

ondersteuning, representatieve ruimten en ook evenementen en programma’s. In<br />

de proeftuinen creatieve economie is duidelijk geworden dat projectontwikkeling voor deze<br />

markt andere processen vereist waarin <strong>nieuwe</strong> oplossingen worden gecreëerd, zowel voor<br />

de creatieve ondernemers als voor de waarde creatie. Karin Blokzijl bepleit dat ontwikkelaars<br />

bij de ontwikkeling van een plek een mate van onafheid te laten bestaan, waardoor de<br />

gebruikers hun creatieve stempel erop kunnen drukken.<br />

De ervaring die de proeftuinen hebben opgedaan met de wijze waarop deze processen<br />

kunnen worden ingericht, heeft geleid tot de hierna beschreven procesopzet. Deze procesopzet<br />

wordt in dit artikel eerst in onderdelen beschreven en daarna bij elkaar gebracht in<br />

het procesverloop zoals geschetst in de inleiding: de Venetiaanse brug.<br />

Initiatief en urgentie<br />

Gray (SPACE) als eerste de schoonheid van de Custard Factory en vervolgens viel hij voor<br />

het voorstel van een toneelgezelschap om daar te mogen repeteren en optreden. In Amsterdam-<br />

Noord grepen voormalige krakers van de Zuidelijke IJ-oevers hun kans naar aanleiding van<br />

een advertentie waarin gevraagd werd om een ‘cultureel ondernemer’ om op de NDSMwerf<br />

een kunstenstad te bouwen. In Hengelo was de eigenaar van de Hazemeyerfabriek,<br />

Van Hoogevest, zo pienter een ontwikkelaar in de arm te nemen die de commerciële kansen<br />

ervan onmiddellijk ontwaarde. In Ede zag AM de onwaarschijnlijke kansen van het Enkaterrein<br />

als daar een multifunctionele stad gebouwd zou mogen worden.<br />

In Amsterdam heeft het Consortium Zuidas (ABN-AMRO, ING Real Estate, NS, Gemeente<br />

Amsterdam) in 2004 het initiatief genomen voor de oprichting van een Design Museum.<br />

Als tijdelijke smaakmaker is door hetzelfde consortium met steun van de Premsela Stichting<br />

Platform 21 opgezet als een voorlopige voorziening voor internationale ontmoetingen tussen<br />

publiek, bedrijfsleven en bedrijfsleven. Op het Coolhaveneiland trokken de corporaties<br />

Woonbron en Stadswonen de consequenties uit het beleid van Rotterdam om langs de<br />

KennisAs meer hoger opgeleide professionals aan de stad te binden. In Amersfoort hebben<br />

de adviesbureaus de ogen van de gemeente geopend voor de kansen van een creatief centrum<br />

in het gebouw van Rohm & Haas als aanjager van het Oliemolenkwartier.<br />

In elke stad begint het anders. Soms ligt het initiatief bij de eigenaar, soms bij een PPS of<br />

een consortium, maar het kan ook de gebruiker of de gemeente zijn bij wie het gevoel van<br />

urgentie het eerste opkomt. De kunst is dit gevoel te laten delen door anderen en daarmee<br />

het begin van een ondernemende coalitie te laten ontstaan.<br />

De match tussen vraag en aanbod is vaak niet onmiddellijk gemaakt. De oorzaken daarvan<br />

zijn verschillend. De verschillende partijen hebben hun eigen percepties van de mogelijkheden<br />

van een gebouw of omgeving. Soms is de eigenaar meer geïnteresseerd in wonen dan<br />

in creatieve economie, omdat de opbrengst daarvan bekend en risicoloos is, een andere keer<br />

is de gebruiker bang voor commerciële benutting van de als creatief bestempelde ruimte.<br />

De match van vraag en aanbod is bij een relatief <strong>nieuwe</strong> markt als de creatieve economie


geen eenvoudig proces. Er zijn percepties die elkaar wederzijds uitsluiten. Hoe artistieker<br />

de potentiële gebruikers uit de creatieve sector zichzelf opvatten, hoe minder de kans dat zij<br />

de samenwerking met een projectontwikkelaar opzoeken. Het gevoel gebruikt te worden als<br />

verkenner van de waarde van een gebouw en vervolgens weer te mogen ophoepelen, bevordert<br />

de samenwerking niet. Andersom leeft bij de aanbodkant de gedachte dat deze markt bestaat<br />

uit alleraardigste bohemiens die niet in staat zijn een rendabele huur op te brengen. Hoeveel<br />

behoefte is er eigenlijk aan creatieve bedrijvigheid? Is hier wel sprake van een economisch<br />

rendabele sector en wanneer is de grens van de creatieve bedrijvigheid bereikt?<br />

Het opruimen van de wederzijdse beeldvorming is geen spontaan proces. Wel hebben<br />

intussen veel creatieve ondernemers ingezien dat de herontwikkeling van voormalige industriegebieden<br />

niet alleen door henzelf kan worden aangepakt en dat ervaring en kapitaal onmisbaar<br />

zijn. De onroerendgoedpartijen hebben uit ervaring met antikraak geleerd dat tijdelijke<br />

Hardware<br />

gebruikers in staat zijn een reputatie van een plek op te bouwen. Ook overheden hebben<br />

(visible)<br />

een grote rol gespeeld in de ontdekking van de waarde van het industrieel erfgoed voor de<br />

– meeting points<br />

ontwikkeling van de creatieve economie. Met de herontwikkeling van de Van Nellefabriek,<br />

de Westergasfabriek, Strijp S en Caballero zijn iconen zijn neergezet voor een <strong>nieuwe</strong> aanpak.<br />

Toch overheerst bij de overheid nog steeds het aanboddenken: hoe meer ateliers en broed-<br />

– workspace<br />

plaatsen, hoe creatiever de stad. Daarmee wordt de vitale betekenis van samenwerking met<br />

creatieve ondernemers en projectontwikkelaars onderschat. De creatieve sector zelf ontdekt<br />

vaak eerder dan de overheid de waarde van industriële <strong>gebouwen</strong>.<br />

Het begint met een gevoel van urgentie bij een of meer initiatiefnemers om een afgeschreven<br />

Ambition/goal<br />

gebouw niet te slopen maar te behouden voor de toekomst. De ene keer vanwege de cultuurhistorische<br />

waarde, de andere keer omdat het gebouw vraagt om een tot de verbeelding<br />

Figuur 2 environment (© Renée Hoogendoorn)<br />

134 sprekende gebruiker, maar ook omdat voor de gebiedsontwikkeling op grotere schaal een<br />

culturele katalysator nodig wordt geacht. Soms is de gebruiker de first mover, maar het kan<br />

ook de gemeente of het bedrijfsleven zijn. Het belangrijkste is dat het gevoel van urgentie<br />

gedeeld wordt door meerdere partijen. Pas als de verschillende stakeholders bereid zijn over<br />

hun kortetermijnbelang heen te kijken, kan het inzicht groeien dat samenwerking op lange<br />

Software<br />

Hardware<br />

135<br />

termijn meerwaarde oplevert voor alle partijen. Herontwikkeling van binnenstedelijke locaties<br />

begint met herwaardering van de plek, de locatie, de ligging, de kansen of de intrinsieke<br />

waarde. Het moment dat meerdere stakeholders daarvan overtuigd raken, markeert het begin<br />

van een ondernemende coalitie.<br />

Culture/social affair<br />

Policy<br />

Ubran design/planning<br />

De wijze waarop de herwaardering plaatsvindt en hardware en software elkaar vinden,<br />

is niet langer van toevalligheden afhankelijk. Er is intussen nationaal en internationaal al<br />

geruime tijd ervaring opgedaan met de herontwikkeling van de brownfields, van Amsterdam<br />

en Hengelo tot Helsinki, Essen en Toronto.<br />

Economics<br />

De omgeving<br />

Elk project vindt plaats in een andere omgeving. In Amsterdam-Noord, recht tegenover het<br />

centrum van de stad, liggen kansen anders dan in Hengelo. De NDSM werd gekoloniseerd<br />

door kunstenaars die zochten naar tot de verbeelding sprekende en betaalbare werkruimte.<br />

In Hengelo werd de creatieve sector uitgenodigd door Walas, de ontwikkelaar, om het<br />

Hazemeyerterrein te bezichtigen. De verschillen in kansen tussen beide steden komen niet<br />

alleen voort uit de schaal of de locatie, maar uit een veel dieper gewortelde traditie: Amsterdam<br />

is een metropolitane cultuur en handelsstad, Hengelo een stad van technologie en innovatieve<br />

maakindustrie, die eveneens op mondiaal niveau acteert maar binnen een geheel verschillende<br />

context.<br />

De omgeving heeft meerdere dimensies. Naast de lokale omstandigheden en de verbinding<br />

met de lokale cultuur gaat het ook om de netwerken op regionale, nationale en internationale<br />

schaal. Hoe belangrijk de internationale schaal is voor de lokale mogelijkheden<br />

wordt geïllustreerd door Helsinki, maar evengoed door Amsterdam en Hengelo. Amsterdam<br />

Figuur 1 urgency (© Renée Hoogendoorn)<br />

Science<br />

consultants<br />

university<br />

Software<br />

(Creative Industry)<br />

Source/origin: Need<br />

Software<br />

(invisible)<br />

– atmosphere<br />

– networks<br />

Network<br />

organisations<br />

institutions<br />

Science<br />

consultants<br />

university<br />

Hardware<br />

(Real Estate)<br />

Government<br />

Commerce


is een spin in zowel de culturele als de financiële netwerken. Hengelo is een centrum van<br />

Tot het onderzoek van de omgeving behoort ook dat de trends, de economische en sociale<br />

innovatieve technologie en materialen. Beide omgevingen leveren onvergelijkbare kansen<br />

sterkten en zwakten, <strong>nieuwe</strong> lifestyles, jongerencultuur, aantrekkingskracht op talent en<br />

op in de creatieve economie.<br />

professionals worden onderzocht. Het omgevingsonderzoek vindt plaats binnen het verband<br />

Tot de omgeving behoort ook de institutionele omgeving: kennisinstellingen, culturele<br />

van de potentiële samenwerkingspartners, zodat zij zich kunnen positioneren in een bredere<br />

infra structuur, gemeentelijke diensten, marktpartijen en andere potentiële coalitiepartners.<br />

maatschappelijke context. De beoogde coalitiepartners groeien daarin naar elkaar toe, leren<br />

Kennisinstellingen zoals universiteiten en hogescholen blijken een belangrijke partner in<br />

elkaars context en taal kennen en zijn daardoor beter in staat hun perspectieven op elkaar<br />

Rotterdam voor de aansluiting bij de KennisAs, in Leiden, waar de Hogeschool betrokken<br />

af te stemmen.<br />

wordt bij het Huis van Communicatie, en in Arnhem, waar zonder ArtEZ geen modewijk<br />

Onroerendgoedontwikkelaars hebben deze houding niet vanzelfsprekend. In de traditionele<br />

in Klarendal zou kunnen worden gerealiseerd. In Hengelo is HeArtpool, een particuliere<br />

projectontwikkeling zou een marktonderzoek naar potentiële huurders en beleggers vol-<br />

kunstkring van ondernemers, een belangrijke medespeler in De Creatieve Fabriek, zoals<br />

doende zijn om de marktpotenties van een locatie te bepalen. In de creatieve economie als<br />

de Premsela Stichting op de Zuidas. Ten slotte zijn de gemeentelijke diensten een belang-<br />

drager van binnenstedelijke herontwikkeling kan daarmee niet worden volstaan. Creatieve<br />

rijke partij, juist omdat deze vaak niet één partij zijn, maar geïnstitutionaliseerde deel-<br />

economie gaat over het ontwikkelen van <strong>nieuwe</strong> bedrijvigheid en het aantrekken van<br />

belangen een verdelende of een verenigende rol kunnen spelen afhankelijk van de mate<br />

<strong>nieuwe</strong> consumenten. De ontwikkeling daarvan vereist een open proces waarbij het experi-<br />

waarin het gemeentebestuur in staat is sturend op te treden en de eigen rol in de coalitie<br />

ment een noodzakelijk element in de zoektocht is. Het opsporen van <strong>nieuwe</strong> consumenten<br />

te bepalen.<br />

en <strong>nieuwe</strong> markten is niet mogelijk met een vaststaand eindbeeld of blauwdruk van de<br />

Last but not least zijn de marktpartijen belangrijke spelers in de omgeving van een creatief<br />

toekomstige functionele invulling.<br />

initiatief, die verschillende rollen kunnen kiezen: regisserend, faciliterend, bepalend, inter-<br />

Tot de partijen die betrokken dienen te worden bij De Nieuwe Aanpak behoort ook de<br />

actief of in zichzelf gekeerd, afhankelijk van de wijze waarop zij hun belang definiëren.<br />

overheid. Voor de overheid is een open proces niet altijd comfortabel. Zeker waar een regio<br />

Het verbinden van de verschillende perspectieven van deze partijen tot een coalitie is de<br />

te maken heeft met tegenslag is de neiging sterk om een defensieve opstelling te kiezen<br />

tweede stap in het proces.<br />

waarbij bestaande belangen van ondernemers leidend zijn. De ondernemers eisen dat vaak<br />

en welke politicus waagt het om zich de haat van het MKB op de hals te halen. Het vergt<br />

Omgeving is ook belangrijk voor de wijze waarop sociale en culturele trends doorwerken<br />

een hoop stuurmanskunst de achterban mee te nemen in het denken in <strong>nieuwe</strong> markten en<br />

op lokaal niveau. Staat de lokale samenleving open voor <strong>nieuwe</strong> trends in jongerencultuur,<br />

een nieuw groeipotentieel. Ook voor de ambtelijke organisatie is het lastig een kader te stellen<br />

mode of media, of is deze gesloten en traditioneel? Zijn er trendsetters in de regio die<br />

voor <strong>nieuwe</strong> ontwikkelingen zonder duidelijk beeld van het eindresultaat. De bescherming<br />

136 kunnen uitgroeien van lokale baanbrekers tot internationale ‘sterren’.<br />

van bestaande belangen en de uitvoering van het bestaande beleid zijn niet gebaat bij de 137<br />

Elke omgeving biedt andere kansen voor creatieve projecten. De kansen ontstaan door kennis-<br />

vrijheid die nu juist nodig is om de creatieve economie de kans te geven zich te ontplooien.<br />

instellingen, technologische of innovatieve bedrijven, cultuur en creatief ondernemerschap<br />

De vereisten van de creatieve economie staan haaks op het conserverende instrumentarium<br />

met elkaar te verbinden. Vaak speelt de overheid een cruciale rol in het initiëren van <strong>nieuwe</strong><br />

dat gericht is op de bescherming van sectorale belangen zoals DPO, milieuwetgeving,<br />

verbindingen. Niet dat de overheid zelf bepaalt waar de verbindingen toe leiden, daar is ze<br />

bestemmingsplannen en zelfs het op aanbodgerichte cultuurbeleid. Creatieve economie heeft<br />

helemaal niet toe in staat. Het is vaak zo dat de overheid de facilitator is van het zoekproces<br />

behoefte aan ontwikkelings- en productieruimte, meer dan aan bescherming of begrenzing.<br />

waarin adviseurs/consultants of ontwikkelaars worden ingeschakeld om de verbindingen<br />

De overheid heeft in de creatieve coalitie met gebruikers, ontwikkelaars en eigenaren vooral<br />

te leggen. De Stad bv heeft deze rol in meerdere projecten op verschillende wijze vervuld.<br />

een bevrijdende en verbindende rol.<br />

In Rotterdam stelden de corporaties de vraag of creatieve bedrijvigheid de aantrekkelijk-<br />

Het in kaart brengen van de complexe netwerkstructuur rond projecten in de creatieve<br />

heid van het Coolhaveneiland voor hoger opgeleide jongeren en starters zou kunnen bevor-<br />

economie vereist intensieve interactie met de belangrijkste technologische, culturele<br />

deren. In Amersfoort werd de adviessector betrokken bij de creatieve sector en gewezen op<br />

en economische stakeholders om het potentieel van de creatieve economie per locatie<br />

de kansen van bepaalde locaties. In Hengelo heeft de Stad bv geadviseerd op het Hazemeyer-<br />

juist te kunnen inschatten en coalities te formeren rond de meest kansrijke initiatieven.<br />

terrein activiteiten te ondernemen die gericht zijn op een creatief en cultureel geïnteresseerd<br />

De betrokkenheid van de regionale spelers is nodig om een belangenverstrengeling te<br />

publiek in Twente en de wijde omgeving. De aanwezigheid van HeArtpool, een vereniging<br />

creëren die het draagvlak biedt om creatieve initiatieven te laten uitgroeien tot een substan-<br />

van ondernemers die geïnteresseerd zijn in beeldende kunst en jaarlijks een stimuleringsprijs<br />

uitreiken aan baanbrekende jonge kunstenaars, is een niet-geringe stimulans voor de invulling<br />

tieel onderdeel van de regionale economie.<br />

van wat intussen De Creatieve Fabriek is gaan heten.<br />

Ondernemende coalitie<br />

In het geval van het NDSM-terrein heeft Red Concepts met MediaWharf de verbinding<br />

Na het verkennende stadium van de ontwikkeling van een creatief cluster waarin de match<br />

gelegd tussen de beweging van de mediasector richting de ruige plek boven het IJ. In Leiden<br />

tussen hardware en software en de verkenning van de omgeving centraal staan, komt de fase<br />

werd de relatie gelegd tussen de mediaopleidingen, de communicatiesector, de universiteit<br />

van de conceptontwikkeling. De belangrijkste partijen hebben met elkaar de lokale kansen<br />

en de ontwikkelaars van De Meelfabriek met als resultaat het Huis van de Communicatie.<br />

verkend en de netwerken zijn geëxploreerd. Elke partij heeft de gelegenheid gehad zich te<br />

In al deze voorbeelden gaat het niet om de schijnbaar toevallige combinatie van factoren,<br />

beraden op zijn eigen belangen en betrokkenheid. Om de verscheidenheid van particuliere<br />

die niet kopieerbaar is, maar om de methode, De Nieuwe Aanpak (DNA), waarbij het her-<br />

belangen te overstijgen en vertrouwen tussen partijen tot stand te brengen, is de ontwikkeling<br />

waarderen en benutten van de lokale en regionale condities en kansen met de omgeving<br />

van een concept nodig.<br />

een belangrijke stap is in het herdefiniëren van de verouderde binnenstedelijke locaties. De<br />

In Leiden kreeg de ontwikkeling van de Nieuwe Energie pas echt vaart nadat het Huis<br />

Nieuwe Aanpak is geen statische combinatie van traditionele vestigingsvoorwaarden, maar<br />

van de Communicatie als verenigend concept was neergezet. Op de Noordelijke IJ-oevers<br />

een dynamisch proces waarin partijen met elkaar in gesprek gaan om <strong>nieuwe</strong> verbindingen<br />

vonden overheid en private partijen elkaar nadat Red Concepts het concept MediaWharf<br />

en netwerken tot stand te brengen.<br />

had neergezet.


Voor de vorming van een ondernemende coalitie tussen ontwikkelaars, overheid en<br />

in staat zijn experimenten op hun waarde te schatten en zich de bijpassende levenstijl snel<br />

gebruikers is een concept nodig waarin alle partijen zich kunnen herkennen. Concept,<br />

eigen te maken. Zij vertalen de experimenten naar een groter publiek en zetten deze om in<br />

coalitievorming en vertrouwen gaan samen. Pas als partijen het eens zijn over de identiteit,<br />

trends. De trendvolgers zijn essentieel voor het uiteindelijke succes van een creatief milieu,<br />

de doelgroep, de markt en de wijze waarop de rollen verdeeld gaan worden, kan met ver-<br />

omdat voor rendabele exploitatie de traffic en de omzet bepalend zijn. Ten slotte komt het<br />

trouwen aan de uitvoeringsfase worden begonnen. Er is geen ondernemende coalitie denk-<br />

grote publiek dat zich graag voegt bij de trendsetters en trendvolgers. Het resultaat van de<br />

baar zonder vertrouwen, er is geen vertrouwen zonder een bindend concept waarin alle<br />

creatieve herontwikkeling is dat op de locatie een nieuw en groot publiek zich thuis gaat<br />

partijen zich kunnen herkennen.<br />

voelen en door zijn consumptieve uitgaven de investeringen rendabel maakt.<br />

Het concept is een kernachtige aanduiding van gedeelde waarden tussen de ontwikkelende<br />

Het concept en de keuze voor bepaalde groep hebben grote invloed op de waardevorming<br />

partijen. Het concept is een amalgaam van belangen dat in elke stad zijn eigen specifieke<br />

van het gebied. In feite ligt de kern van de creatieve projectontwikkeling in het kunnen<br />

samenstelling kent. In Amersfoort is het concept gekleurd door de combinatie van de advies-<br />

beoordelen van de mogelijke opeenvolging van consumenten/gebruikers. Creatieve<br />

sector en de beeldende kunst: de etalage van advies en cultuur. Op het Coolhaveneiland<br />

herontwikkeling is een risicovol experiment, omdat de primaire keuze voor de groep<br />

wordt de KennisAs verbonden met de jongerencultuur, muziek en media. In het Olympisch<br />

experimen tele gebruikers met vele onzekerheden omgeven is. Juist daarom wordt in dit<br />

Gebied in Amsterdam wordt de verbinding gelegd tussen sport, excellentie en interactie<br />

boek gepleit voor een proces dat voldoende ruimte laat om het terrein van het mogelijke<br />

op lokale en mondiale schaal. In Arnhem zijn mode en design de kernthema’s waarmee de<br />

grondig te onderzoeken. Ontwikkelaars en de gemeente hebben er baat bij alle mogelijk-<br />

creatieve economie in de wijken rond de binnenstad wordt ontwikkeld. Het concept kan,<br />

heden goed te onderzoeken en te testen om er achter te komen welke plaats een project<br />

zoals in Klarendal, een positionerend karakter hebben voor de wijkontwikkeling door<br />

kan innemen in de creatieve economie en niet te snel door te stoten naar doelgroepen-<br />

te investeren in het culturele kapitaal van de wijk. Elke coalitie heeft een specifiek concept<br />

dat past bij de hardware en de software, dat inspeelt op de omgeving en de netwerken en<br />

analyses zonder grond onder de voeten.<br />

vertrouwen schept tussen de partijen als basis. Het concept is niet eenduidig, maar verenigend.<br />

De uitvoering<br />

Het is niet de optelsom van belangen, maar een set waarden die daarboven uitstijgt en<br />

Als de ondernemende coalitie is gevormd en de visie op de toekomst door de stake-<br />

gevat wordt in een gedeelde visie op de toekomst van de stad, de wijk of de locatie.<br />

holders wordt gedeeld, is de uitvoering aan de orde. De regie voor de uitvoering ligt bij<br />

De ondernemende coalitie is niet het product van goede bedoelingen, maar van een<br />

de profes sionele beheerder die namens de eigenaar de regie voert. In veel gevallen zal de<br />

gerichte zoekstrategie. Als een locatie niet vanzelfsprekend in aanmerking komt voor de<br />

professionele ontwikkelaar de regie al in eerder stadium in handen hebben genomen en<br />

verhuurmarkt voor bekende eigenaren ontstaat een zoekproces waarin de creatieve sector<br />

de deelnemende partijen aan de ondernemende coalitie mede selecteren op hun bijdrage<br />

138 een betekenisgevende rol speelt. Het kunstenaarsduo Marisja Smit en Thijs Trompert,<br />

aan het realiseren van het beoogde concept.<br />

139<br />

die hun atelier hebben in Rohm & Haas in Amersfoort, waren niet alleen antikrakers, maar<br />

Zoals hierboven is beschreven, zal de ontwikkelaar vaak in een vroeg stadium tijdelijke<br />

ook ‘Raumpionier’, zoals dat in het Duits heet. Het atelier was meer dan een kunstproductie-<br />

gebruikers inzetten om achter de potenties van de locatie te komen. Om de stap van tijderuimte.<br />

Het was tegelijk een statement voor hergebruik van de voormalige fabrieksruimte<br />

lijke naar definitieve invulling te maken, kunnen allerlei contract- en organisatievormen<br />

als cultuurfabriek. In Hengelo is deze omkering ook letterlijk in de naam van de voormalige<br />

Hazemeyerlocatie tot uitdrukking gebracht: De Creatieve Fabriek. Elders in de wereld<br />

worden gekozen.<br />

gebeurt hetzelfde zoals in Distillery District in Toronto, de Kunstad op de Noordelijke<br />

In het geval dat een industrieel gebouw of een verouderd kantoor in één keer wordt her-<br />

IJ-oevers en de Custard Factory in Birmingham.<br />

ontwikkeld voor de creatieve markt, zal de bouw meestal pas aanvangen als de helft of meer<br />

De ondernemende coalitie vat zichzelf soms ook op als aanjager, katalysator, van <strong>nieuwe</strong><br />

verhuurd is. Bij oplevering wordt dan de rest verhuurd, zodat de ontwikkelaar het geheel bij<br />

stedelijke ontwikkelingen. De symbolische productie heeft als voordeel boven de industrie<br />

een belegger kan onderbrengen. In het geval dat gekozen wordt voor een meer geleidelijke<br />

dat deze niet botst met de andere <strong>functies</strong> van het binnenstedelijke gebied. Integendeel, met<br />

ontwikkeling zullen de contracten een meer flexibel karakter dragen in tijd, omvang of prijs.<br />

de creatieve bedrijvigheid keert een authentieke stedelijke functie terug in het hart van<br />

Dat kan door de vierkantemeterprijs geheel of gedeeltelijk te koppelen aan de omzet, of<br />

de stad. Als de ondernemende coalitie de versterking van de culturele functie van de stad als<br />

door flexibel om te gaan met de omvang van de gehuurde ruimte, variërend van een bureau<br />

doel omarmt, wordt een authentieke functie van het binnenstedelijke gebied op een <strong>nieuwe</strong><br />

of werkplek tot een geheel kantoor, atelier of bedrijfsruimte. De flexibiliteit stelt de creatieve<br />

wijze vormgegeven.<br />

ondernemer die nog zoekende is in staat werkruimte te huren die meebeweegt met de groei<br />

De ondernemende coalitie vereist een conceptueel kader waarmee zowel de ontwikkelaars,<br />

en krimp van de werkzaamheden zonder grote risico’s te lopen. De eigenaar/ontwikkelaar<br />

de overheid als de gebruikers zich duurzaam kunnen identificeren. De gedeelde waarden<br />

heeft ook belang bij flexibiliteit, omdat deze daardoor kan meeprofiteren van de mate waarin<br />

zijn dan ook meer dan een optelsom, maar eerder een <strong>nieuwe</strong> identiteit, die wortelt in de<br />

de huurders succes hebben op de markt.<br />

historie, aansluit bij het heden en de verscheidenheid aan belangen en tegelijk richting geeft<br />

De ontwikkelaar die zich bewust is van het feit dat de waarde van het gebouw afhangt van<br />

aan het handelen in de toekomst.<br />

het succes van de huurders, kan bijdragen aan het slagen van de gehuisveste ondernemers<br />

De aanpak, het concept, vergt een visie op de opeenvolging van gebruikers en consumenten.<br />

door extra bedrijfsondersteunende service en voorzieningen te bieden naast de fysieke ruimte.<br />

De first movers of pioniers zijn beslissend voor de opbouw van een <strong>nieuwe</strong> reputatie van<br />

De service waar creatieve ondernemers de meeste behoefte aan hebben, betreft hulp bij<br />

een brownfield of voormalig industriegebied. Zij bepalen welke doelgroepen worden bereikt<br />

het ontwikkelen van een ondernemingsplan, bemiddeling bij kredietverlening, financiële<br />

door de eerste evenementen en markten. Het is voor de positionering van de herontwikke-<br />

expertise, verbindingen met andere ondernemers en HRM-expertise. Gebruikers en<br />

ling van een gebied dan ook cruciaal wie de first movers zijn en wie zij in hun kielzog zullen<br />

ontwikkelaars kunnen ook ervoor kiezen het accent te leggen op de zelforganisatie van<br />

meenemen.<br />

de gebruikers. Een extreem voorbeeld van zelforganisatie is Kinetisch Noord, waarin de<br />

De eerste groep wordt geselecteerd op zijn vermogen <strong>nieuwe</strong> trendy consumenten aan<br />

kunstenaars georganiseerd als corporatie zelf het gebouw trachten te verwerven om een collec-<br />

te trekken. Immers na de eerste groep experimentelen komen de early adopters, degenen die<br />

tieve autonomie te bewerkstelligen. Maar ook sommige verhuurders kunnen erg ver gaan


140 141<br />

NDSM-loods in Amsterdam<br />

Detail van de Van Nelle Ontwerpfabriek<br />

in Rotterdam


142<br />

Figuur 3 approach (© Renée Hoogendoorn)<br />

Volume<br />

Start<br />

branding<br />

incubator<br />

incubator<br />

incubator<br />

Time<br />

Figuur 4 organisation (© Renée Hoogendoorn)<br />

flexible/fixed<br />

incubator<br />

building identity<br />

Ambition/goal<br />

tenants operator owner fin. opportunities<br />

Volumre 1 /auth.<br />

Sponsor<br />

Subsidy<br />

Philantrophy<br />

Culture fund<br />

Governance<br />

Trad. loan<br />

in het bevorderen van zelforganisatie door extra voorwaarden te stellen aan de gebruikers,<br />

zoals het deelnemen aan gezamenlijke programma’s en evenementen die in de locatie<br />

worden georganiseerd. In het Volkskrant-gebouw zijn de gebruikers per verdieping<br />

bij elkaar gebracht en geselecteerd op synergie en bereidheid aan een gezamenlijke doelstelling<br />

bij te dragen.<br />

Deze verbindingen tussen gebruikers en tussen gebruikers en ontwikkelaars vormen het<br />

DNA van de creatieve ontwikkeling. De aard van de verbindingen bepaalt voor een groot<br />

deel de uitkomst in termen van waardeontwikkeling. De waarde hoeft overigens lang niet<br />

altijd beperkt te worden tot de financiële waarde. Het culturele programma kan in de<br />

aandachtswijk bijvoorbeeld bijdragen aan de lokale samenleving en daarmee belangrijke<br />

maatschappelijke baten of immateriële waarden tot gevolg hebben. Die kunnen tijdens<br />

de realiseringsfase te voorschijn komen uit de wijze waarop tijdens de initiatieffase de verbindingen<br />

tussen partijen zijn gelegd. Een gezamenlijke ondernomen zoektocht aan het<br />

begin van het proces zorgt voor vertrouwen tussen partijen en zorgt ervoor dat partijen het<br />

onderhandelingsmodel (maximalisatie van het individuele voordeel ten koste van de andere<br />

partij) achter zich laten en overgaan tot het zoeken naar optimalisering van het wederkerig<br />

voordeel. Voorbeelden van dergelijke verbindingen worden gegeven in de casusbeschrijvingen<br />

van Hengelo, Amersfoort en NDSM.<br />

De Venetiaanse brug<br />

De hierboven beschreven processtappen komen in grote lijnen overeen met de Venetiaanse<br />

brug die in de inleiding is gepresenteerd. Beide metaforen leggen het accent op de zoektocht<br />

die nodig is aan het begin van het proces om de range aan mogelijkheden te vergroten en<br />

een coalitie van partijen te vormen die bereid is deze <strong>nieuwe</strong> mogelijkheden ook te benutten.<br />

In beide procesbeschrijvingen vormt de herwaardering van de industriële omgeving, de<br />

<strong>nieuwe</strong> trends en leefstijlen en de economische kansen van het binnenstedelijke gebied<br />

de tweede stap in het proces.<br />

Uit deze twee stappen volgen de visie en conceptvorming, niet als een architectonisch of<br />

stedenbouwkundig ontwerp van een gewenste toekomst, maar in de vorm van een visie op<br />

gedeelde waarden en een handelingsperspectief voor de deelnemers aan de ondernemende<br />

coalitie. Het ontwerpstadium komt daarna pas, als er zicht is op de uitvoering. Niet dat<br />

daarvoor geen beelden of ontwerpen mogen worden gebruikt. Integendeel, maar ontwerp<br />

en verbeelding dienen in de eerste drie processtappen het onderzoek naar de verruiming<br />

van de mogelijkheden en het voorstelbaar maken van het onmogelijke. Pas als de zoektocht<br />

achter de rug is, kan het ontwerp de realisatie ondersteunen.<br />

Het hier beschreven proces is niet eenmalig. De cyclische opwerking van de locatie naar een<br />

hoger niveau van waardeontwikkeling vraagt om herhaling van het proces, nadat de vorige<br />

concepten in de loop der tijd sleets zijn geworden. In de creatieve economie mag verwacht<br />

worden dat de concepten elkaar sneller zullen opvolgen en dat wat gisteren nog hip en cool<br />

was, morgen al weer hopeloos ouderwets is. Een goed vormgegeven coalitie van creatieve<br />

ondernemers, eigenaren en ontwikkelaars kan de basis zijn voor een cyclisch creatief proces<br />

waarbij alle partijen een volgend stadium van hun economische levenscyclus bereiken. Daarbij<br />

hoeft de ondernemende coalitie niets van zijn glans en creativiteit te verliezen. Het is een<br />

wijdverbreid misverstand dat het bereiken van een hoger stadium van commercieel succes<br />

noodzakelijk gepaard gaat aan een verlies aan creativiteit. Het misverstand komt voort uit de<br />

wetten van de industriële economie die gebaseerd waren op standaardisatie en kostenreductie.<br />

In de creatieve economie komt de waardestijging voort uit het in stand houden van de illusie<br />

dat een plek, een gebouw of een buurt een unieke bron van belevenis en creativiteit is.<br />

De Venetiaanse brug uit de Inleiding p. 40 verbeeldt de zelfreflectie waarmee de permanente<br />

vernieuwing van deze illusie gestalte krijgt. Aan de andere kant van de brug ligt het<br />

Venetië van de toekomst.<br />

143


Arabianranta<br />

Helsinki<br />

Auteurs<br />

Arabianranta is gelegen in een van de oudste<br />

industriële gebieden van Helsinki en omvat 85<br />

hectare. In 2006 telde Arabianranta 5000 inwoners<br />

en een gelijk aantal werknemers. De voorspelling<br />

is dat rond 2010 het aantal inwoners verdubbeld<br />

zal zijn, het aantal banen gegroeid tot 8000 en het<br />

gebied zo’n 6000 studenten zal tellen. Tweederde<br />

van de bedrijven in Arabianranta zijn vandaag de<br />

dag actief op het terrein van de creatieve industrie<br />

en veel van de kleine bedrijven werken voor grotere<br />

multinationals als Ericson, Nokia en Siemens.<br />

De University of Art and Design Helsinki (UIAH)<br />

heeft een belangrijke rol gespeeld als pionier in<br />

de ontwikkeling van het gebied. Nadat de UIAH<br />

zich in het gebied vestigde, volgden meer instituten<br />

zoals het Helsinki Pop & Jazz Conservatory, de<br />

School of Art and Media Pori en Media Lab. Later<br />

vestigden zich ook steeds meer ICT- en moderne<br />

mediabedrijven in het gebied, allereerst als onderdeel<br />

van de <strong>nieuwe</strong> cursussen en onderzoeksagenda<br />

van de UIAH, later ook in de vorm van<br />

gemeenschappelijke ontwikkelingsprojecten.<br />

De UIAH is betrokken geweest bij het opzetten<br />

en organiseren van verschillende projecten zoals<br />

Lume, het grootste audiovisuele ontwikkelings-<br />

en onderzoekscentrum van Noord-Europa, en de<br />

instelling Huippu Design Management, die Fins<br />

design promoot . De UIAH coördineert ook een<br />

project waarbij kunstenaars uit Arabia worden<br />

gestimuleerd in hun ontwikkeling door kunst te<br />

integreren in het planningsproces. Daarnaast is een aan innovaties en waardeontwikkeling, ondanks<br />

144 Volgens het European Economic Research Consortium (ERECO) was de stad<br />

145<br />

Helsinki in de periode 1995–2000, na Dublin, de Europese metropool met<br />

het hoogste economische groeicijfer. Deze hoge positionering op de Europese<br />

ranglijst is niet alleen te danken aan de economische prestaties van de stad,<br />

maar ook aan de culturele activiteiten die in Helsinki plaatsvinden. Sinds het<br />

midden van de jaren tachtig heeft de stad sterk geïnvesteerd in de culturele<br />

infrastructuur en in het organiseren van evenementen (bijvoorbeeld het<br />

museum van hedendaagse kunst Kiasma en de Museum nacht) en in 2000<br />

was Helsinki Culturele Hoofdstad van Europa.<br />

Diverse sleutelfiguren in de regio van Helsinki, zowel afkomstig uit de overheid<br />

als uit het bedrijfsleven, hebben een integrale visie ontwikkeld over een<br />

regionale strategie. Het ontwikkelen van Helsinki tot een Scandinavische regio<br />

van interactie met een focus op duurzame groei en gebaseerd op kennis<br />

als basiselementen. Aan de hand van deze visie werden vele initiatieven<br />

en plannen ontwikkeld, met een focus op de samenwerking tussen bedrijven<br />

en onderzoeksinstituten in de regio. De kunst- en designstad Arabianranta<br />

is een belangrijk voorbeeld van zo’n samenwerking tussen de publieke en<br />

private sector waarin zowel de design- als de ICT-sector betrokken was.<br />

publiek-privaat consortium actief in Arabianranta<br />

met de ontwikkeling van Helsinki Virtual Village,<br />

een virtuele, experimentele interactieve gemeenschap.<br />

Draadloze ADSL-verbindingen voor alle<br />

huishoudens en bedrijven versterken de onderlinge<br />

contacten tussen bedrijven, de ontwikkeling van<br />

netwerken, de lokale kennis en de betrokkenheid<br />

van de actoren in het gebied.<br />

De basis voor de herontwikkeling van Arabianranta<br />

is weliswaar de vestiging van UIAH geweest, maar<br />

het project is uiteindelijk mogelijk gemaakt door<br />

omvangrijke publiek-private samenwerking. In 1995<br />

namen invloedrijke grond- en bedrijfseigenaren<br />

en belangengroeperingen in Helsinki het besluit<br />

om een gemeenschappelijk publiek-privaat ontwikkelings<br />

bedrijf op te richten, genaamd Art and Design<br />

City Helsinki Ltd. (ADC Ltd.), vanuit het oogpunt dat<br />

de creatieve economie vraagt om <strong>nieuwe</strong> samenwerkingsvormen.<br />

Deelnemers aan dit partnership<br />

waren de UIAH, de stad Helsinki, het ministerie<br />

van Industrie, het Helsinki Pop & Jazz Conservatory,<br />

Hackman BV (eigenaar van het merendeel van<br />

de grond en de designrechten van de voormalige<br />

porseleinfabriek Arabia) en nog een aantal andere<br />

grondbezitters, waaronder bouwbedrijven. Doel van<br />

dit ontwikkelingsbedrijf was het creëren van onderwijs-<br />

en arbeidsfaciliteiten, maar ook de versterking<br />

van het leefklimaat om het gebied een impuls te<br />

geven.<br />

Arabianranta is een multisectoraal ontwikkelingsproject<br />

waarin zowel publieke als private actoren<br />

betrokken zijn. Het is een samenwerking tussen<br />

overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen, zoals<br />

in Nederland bijvoorbeeld succesvol wordt toegepast<br />

in Brainport Eindhoven. Het project kent<br />

intersectorale en wederzijds versterkende effecten,<br />

die over de lokale en nationale grenzen heen gaan.<br />

De verschillende innovatieve processen zijn parallel<br />

aan elkaar gestart en ontworpen om met elkaar<br />

te interacteren. Daarmee is het geheel meer dan<br />

de som der delen en passen <strong>nieuwe</strong> ontwikkelingen<br />

en partijen naadloos in de bestaande structuur.<br />

Arabianranta is een dynamische wijk die zichzelf<br />

voortdurend uitvindt.<br />

Een van de voornaamste succesfactoren is de<br />

brede coalitie die door ADC Ltd. is gevormd. Naast<br />

draagvlak ontstaat daarmee ook een platform voor<br />

kennisuitwisseling, innovatie en het genereren van<br />

sociaal kapitaal in het gebied. Het ontwikkelingsbedrijf<br />

heeft hiervoor zijn eigen interactieve omgeving<br />

geschapen, in zowel fysieke als virtuele vorm. Een<br />

belangrijk signaal is dat werknemers uit het gebied<br />

zich steeds vaker willen vestigen in Arabianranta.<br />

Een levendige gemeenschap is wellicht de belangrijkste<br />

voorwaarde voor een dynamisch en interactief<br />

creatief milieu, iets wat op de High Tech<br />

Campus in Eindhoven na vijven nog moet worden<br />

uitgevonden.<br />

Niettemin is gebiedsontwikkeling ook in Nederland<br />

steeds meer een gedeeld domein van ontwikkelaars,<br />

overheden, kennisinstellingen en (creatieve) ondernemers.<br />

Men realiseert zich dat de verschillende<br />

<strong>functies</strong> en partijen elkaar versterken en bijdragen<br />

de complexiteit in het begin van het proces. De<br />

casus in Helsinki toont aan dat hiervoor een krachtige<br />

coalitie nodig is met een gedeeld belang en<br />

gebaseerd op gemeenschappelijke kernwaarden.<br />

R.C. Kloosterman e.a. (2007), Proeftuinen.<br />

Cultuur als hefboom voor de lokale economie.<br />

De cases Helsinki, Manchester, Lille, Milaan<br />

en Birmingham.


Hoofdstuk 6<br />

Jeroen Saris<br />

Creatieve<br />

economie en<br />

architectuur<br />

In deze tijd houden creatieve mensen, waar ook ter wereld, van oude <strong>gebouwen</strong>. Of zij nu<br />

kunstenaar, ondernemer of beide tegelijk zijn, ze hebben een uitgesproken voorkeur voor<br />

vestiging in oude panden en oudere stadswijken. In naoorlogse wijken of <strong>gebouwen</strong> zijn<br />

opvallend weinig creatieve ondernemers te vinden. Af en toe in een verouderd kantoorpand,<br />

zoals het Hoofdkwartier in Arnhem, of de Vliegbasis in het voormalige Huygenscollege, maar<br />

dat is het dan. Hoe kan dat?<br />

Ooit was ‘modern’ het sleutelwoord voor de culturele avant-garde in de beeldende kunst,<br />

de architectuur, de literatuur en de muziek. Vooral in de Nederlandse architectuur heeft het<br />

modernisme zich langer gehandhaafd dan elders, waar postmodernisme en eclecticisme<br />

eerder de kop opstaken.<br />

Op dit moment zien we dat de <strong>nieuwe</strong> garde van Nederlandse architecten de voorkeur voor<br />

oude <strong>gebouwen</strong> deelt met de creatieve bedrijvigheid, zeker waar het om de eigen bedrijfsvestiging<br />

gaat. MVRDV heeft zich gevestigd in het prachtige pand van de voormalige<br />

drukkerij Wyt op Coolhaveneiland. Jan Poolen, architect in Amersfoort, heeft een ontwerp<br />

gemaakt voor de voormalige fabriek van Rohm & Haas in Amersfoort om zich daar zelf te<br />

vestigen. De voorliefde van creatieve bedrijven voor oude <strong>gebouwen</strong> heeft iets paradoxaals.<br />

In dit hoofdstuk we zullen de redenen voor deze voorkeur proberen te achterhalen en de<br />

architectonische waarden die een rol spelen bij herontwikkeling. De volgende vragen komen<br />

hierbij aan orde.<br />

Wanneer is een gebouw in staat betekenis te geven aan een plek, en kan deze betekenis<br />

een belangrijke vestigingsfactor zijn voor creatieve bedrijven? Heeft de creatieve economie<br />

specifieke <strong>gebouwen</strong> nodig om te voldoen aan de behoeften van creatieve ondernemers<br />

en kunstenaars? Hoe komt de reputatie van een plek, the sense of place, tot stand? Welke rol<br />

spelen iconen in het vertellen van het <strong>nieuwe</strong> verhaal van de plek en de <strong>nieuwe</strong> gebruikers.<br />

Hoe drukken hun levenstijlen, woon- en werkwensen zich uit in het programma van eisen<br />

voor de gebouwde omgeving? Een belangrijk aspect is tijdelijk gebruik en daarmee samenhangend<br />

de permanente onafheid. Ten slotte zullen we enkele consequenties hieruit trekken<br />

voor het Belvederebeleid en de rol van architectuur.<br />

Waarde voor de creatieve bedrijvigheid en de betekenis van het gebouw<br />

Is het voldoende dat een gebouw economisch waardeloos is, en dus goedkoop, om de lust<br />

van de creatieve ondernemer op te wekken, of heeft de liefde een diepere dimensie? Soms<br />

is een gebouw té verleidelijk. In het geval de Van Nellefabriek nodigt de modernistische<br />

architectuur vanzelfsprekend uit om de lijn door te trekken naar een radicale moderne<br />

herinterpretatie en herpositionering van het gebouw in de postindustriële economie.<br />

Functie volgt vorm, zou je met enige ironie kunnen zeggen.<br />

Bij Kraanspoor is de verbeelding aan de macht. Architect Trude Hooykaas zag in de<br />

stoerheid waarmee een voormalige kraanspoor het IJ instak al het gebouw voordat<br />

er sprake was van enige ontwikkeling, laat staan van een ontwikkelaar. Het ontwerp dat<br />

zij ervoor maakte, een liggende toren, moest vanwege de eisen die het toekomstig gebruik<br />

stelt aan de organisatie van een dergelijk gebouw als één geheel tot in detail worden<br />

uitgewerkt.<br />

Voor het type herontwikkeling waarbij een heel complex in één keer opnieuw ontwikkeld<br />

wordt, is een totaalaanpak nodig die zowel de restauratie van het monument betreft als<br />

het herontwerp van de binnenkant, de omgeving, de openbare ruimte en de ontsluiting.<br />

Deze aanpak vraagt om forse investeringen ineens. Vaak is het toekomstig gebruik vooraf<br />

bekend, inclusief de gebruiker zelf, zoals IdtV bij Kraanspoor en de ontwerpbranche in<br />

de Van Nellefabriek. Een grootschalige totaal aanpak vereist grote geldstromen in korte<br />

tijd, zogenaamd lawinekapitaal (zie hoofdstuk 4). Een geforceerde ontwikkeling met lawinekapitaal<br />

brengt grote financiële risico’s met zich mee, waardoor alle partijen tot elkaar<br />

veroordeeld zijn. In veel gevallen participeert de overheid in het lawinekapitaal door<br />

de onrendabele kosten weg te nemen en het risico voor de ontwikkelaar te beperken.<br />

147


148 149<br />

boven Cascobouw in de NDSM-loods,<br />

door Dynamo Architecten.<br />

onder Ontwerp van Poolen Architekten<br />

voor Mediafusion op het Oliemolenkwartier<br />

in Amersfoort.<br />

De 9 Straatjes in Amsterdam met zijn<br />

fijnmazige stedenbouwkundige structuur<br />

en multifunctioneel gebruik. De ideale<br />

voedingsbodem voor spontane interactie<br />

en creativiteit.


Concept ontmoet gebouw<br />

en expositieruimte. Harry van ’t Hof: ‘De industriële omgeving biedt ruimte voor deze<br />

Het kan ook anders. De Meelfabriek in Leiden stond op de nominatie te worden afgebroken,<br />

verscheidenheid aan behoeften. Daarom worden in de ene hal van De Creatieve Fabriek<br />

een sta-in-de-weg voor de woningbouw waar Leiden, door ruimtegebrek binnen de<br />

lofts gebouwd en wordt de andere hal zo kaal en helder mogelijk gehouden, zodat deze<br />

gemeentegrenzen, dringend behoefte aan had. Dat dit industriële monument er nog steeds<br />

voor elk gebruik geschikt is.’<br />

staat, is te danken aan het feit dat Van der Wiel Bouw het gekocht heeft, aan volhardende<br />

Het is een andere manier van ontwikkelen, geleidelijker, minder topdown en zonder lawine-<br />

stads bewoners en de monumentenwet. De <strong>nieuwe</strong> eigenaren zagen vooral grote kansen op<br />

kapitaal. Ook de ‘sense of place’ krijgt de tijd zich te ontwikkelen als functie en doel groep nog<br />

de woonmarkt. De woningcorporatie SLS werd partner voor de ontwikkeling van studen-<br />

niet vaststaan. Door een evenwichtige verhouding in de tijd tussen uitgaven en inkomsten<br />

tenhuisvesting, onder meer in de silo’s. De befaamde Zwitserse architect Peter Zumthor is<br />

worden de risico’s beperkt en ontstaat in een vroeger stadium een rendement op de inves te-<br />

uitgenodigd het ontwerp te maken voor een programma van wonen, lofts, studenten, starters<br />

en voorzieningen. Het resultaat is fascinerend, maar de studentenwoningen zijn in de nieuwringen.bouw<br />

ondergebracht omdat de silo’s daarvoor niet geschikt bleken te zijn. Van creatieve<br />

Variëteit en ensemble: het agglomeratievoordeel<br />

economie was indertijd nog geen sprake. In ‘Communicatiestad Leiden’ (zie casus Leiden<br />

Industriële complexen en oude wijken hebben het voordeel van de schaal en de verscheiden-<br />

p. 246) wordt beschreven hoe de ontmoeting met het concept heeft plaatsgevonden. Het<br />

heid aan <strong>gebouwen</strong>, waardoor het ensemble net als een stad een variëteit aan sferen en <strong>functies</strong><br />

Huis van de Communicatie is een visie op de <strong>nieuwe</strong> fase in de economische ontwikkeling<br />

kan herbergen. Variëteit is nu net wat de creatieve economie nodig heeft. Consumenten en<br />

van de Leidse binnenstad. De Meelfabriek heeft de poorten geopend voor de terugkeer<br />

bezoekers komen niet alleen voor de ene creatieve producent, maar ook voor de belevenis<br />

van de symbolische productie in het hart van de stad. Het uitzicht vanuit de horeca op het<br />

van het geheel. Een integraal concept en een collectieve programmering zijn essentieel voor<br />

dak van het gebouw geeft een beeld van de markt die de communicatiesector vanuit Leiden<br />

de waardevorming in de creatieve economie (zie hoofdstuk 4). Voor de architect ligt de opgave<br />

kan bestrijken: van de Zuidas in Amsterdam tot de ministeries in Den Haag en de Kop van<br />

in het vormgeven van het totaalconcept met routing voor het publiek, en ruimte te laten<br />

Zuid in Rotterdam.<br />

voor de creatieve ondernemer om zijn eigen stempel te zetten.<br />

Eén probleempje is nog niet opgelost: het hergebruik van de silo’s. Door de constructie<br />

Harry van ’t Hof: ‘Het is onze taak een geheel te maken van het terrein, een stedenbouw-<br />

en de maat zijn deze niet gemakkelijk in te vullen met <strong>functies</strong> in de creatieve economie.<br />

kundige eenheid erin te brengen. Daarom hebben we twee straten in oost-westelijke richting<br />

Afbreken gaat ook niet, want de silo’s zijn beschermd door de monumentenstatus.<br />

ontworpen, met twee pleinen: één zakelijk en een ander op het zuiden als ontmoetingsplaats<br />

De match tussen creatieve gebruikers en het gebouw komt zelden voort uit de functionaliteit<br />

met horeca. Ruimtes met deze hoogte en afmetingen zou je niet bedacht hebben, maar nu<br />

van het gebouw. Het is vooral het verhaal en de ligging, de ‘sense of place’. Het verhaal van<br />

ze er zijn kan je de hoogte uitbuiten en door iets spectaculairs erbovenop te plaatsen de weg<br />

150 de veranderde economische functie, de respectvolle wijze waarop Zumthor in zijn ontwerp<br />

van het station naar De Creatieve Fabriek wijzen. Ruimtelijk-economisch moet het ook als 151<br />

omgaat met de monumentale waarde van de architectuur en ligging in de stad komen uitermate<br />

een geheel gaan werken, waarbinnen de industriële sfeer en de creativiteit de aantrekkelijk-<br />

goed overeen met de vestigingseisen van de creatieve sector. De symbolische productie bouwt<br />

heid bepalen, die in andere <strong>functies</strong> (wonen, horeca en belevenis) in waarde wordt omgezet.’<br />

zelf iets op wat we ‘de <strong>nieuwe</strong> reputatie van de plek’ (Luc Vrolijks) zouden willen noemen.<br />

Het concept van het geheel is van groot belang voor de exploitatie. De huren van de experimentele<br />

ondernemers kunnen alleen laag worden gehouden als elders in het gebouw geld<br />

Leven en werken in het creatieve tijdperk<br />

kan worden verdiend.<br />

Wie de Hazemeyerhal in Hengelo binnenloopt, bijvoorbeeld om een kunsttentoonstelling<br />

Jan Poolen (Poolen Architekten) spreekt in dezelfde termen over Rohm & Haas in Amersfoort.<br />

ter gelegenheid van de de Wolvecampprijs te zien, wordt getroffen door de schoonheid van<br />

‘De plek is interessant omdat we daar evenementen kunnen organiseren voor de stad en van-<br />

de ruimte. De hoogte, de lichtinval, de robuuste kolommen, de hoge ramen en de rondgang<br />

wege de dynamiek van samenwerking met andere creatieve ondernemers en kunstenaars.<br />

op de eerste verdieping doen denken aan een mediterrane overdekte markt. Eens stond dit<br />

Het is een prachtig gebouw, met een vijf meter hoge hal, een glazen dak, spanten en details<br />

gebouw vol stampende en stinkende machines die sissende en snerpende geluiden maakten.<br />

die blijk geven van een ambachtelijk vakmanschap. Wij willen dat combineren met nieuw-<br />

Nu is het een oase van rust, waar de tentoongestelde schilderijen door de lichtinval prachtig<br />

uitkomen. De ruimte is groot, maar tegelijk intiem. De hal nodigt uit tot publieksevenementen,<br />

bouw en krijgen die vormen en maten als een cadeautje mee.’<br />

zoals tentoonstellingen, markten, ontmoetingen en conferenties. Dat is precies wat de creatieve<br />

De stad in de stad<br />

bedrijvigheid nodig heeft: ruimte voor belevenis en publiek. De architect van De Creatieve<br />

Wonen, werken, vrije tijd en cultuur lopen in het creatieve milieu in elkaar over. De creatieve<br />

Fabriek Harry van ’t Hof ziet het als zijn taak de architectuur van Hazemeyer weer in oude<br />

klasse is geen ‘leisure class’. Integendeel, de creatieve werkers kunnen vaak niet ophouden<br />

luister te herstellen. ‘Het gaat erom het gevoel voor het industriële weer te kunnen beleven,<br />

met werken. Zij combineren een calvinistische arbeidsmoraal met een hedonistische levens-<br />

een soort industriële nostalgie.’<br />

instelling, zegt Florida. De levensstijl wordt aangepast aan het creatieve proces. Als deadlines<br />

Hazemeyer is een voorbeeld van een andere, meer geleidelijke aanpak. De ontwikkelaar<br />

moeten gehaald, wordt er doorgewerkt in de avond en het weekend. Als er even geen inspiratie<br />

zoekt samen met de eerste gebruikers naar een definitieve bestemming. De herontwikkeling<br />

is, wordt het tijd om bij te tanken. Daarvoor is nodig dat de verschillende <strong>functies</strong> in de nabij-<br />

wordt gefaseerd en afgestemd op de wijze waarop behoeften van de gebruikers zich ontwikheid<br />

zijn. In het informele ontmoetingsklimaat van de horeca, op binnenpleinen, terrassen<br />

kelen. Veel creatieve ondernemers willen wonen en werken combineren in een pand of<br />

en exposities wordt even vanzelfsprekend professionele kennis uitgewisseld als nieuwtjes<br />

in een complex. De individuele creatieve ondernemer zoekt voor de eigen productiewerk-<br />

over trends, modes en events die je niet mag missen.<br />

zaamheden relatief goedkope bedrijfsruimte, liefst casco, zodat hij eigen programma kan<br />

Wijken uit negentiende en begin twintigste eeuw lenen zich daar het meest voor door de<br />

ontwikkelen en zijn eigen stempel erop kan drukken. Sommige creatieve bedrijven, bijvoor-<br />

aanwezigheid van etalages, de maatvoering en de plafondhoogte. De ruimtelijke variëteit is<br />

beeld meubelmakers of beeldende kunstenaars, hebben hoge ruimtes nodig. Anderen willen<br />

de reden dat de creatieve milieus, met uitzondering van de productiemilieus (ABF Research<br />

met hun atelier een statement afgeven. Als totale groep gebruikers van een locatie hebben<br />

2008) zich voornamelijk in deze delen van de stad bevinden.<br />

de creatieve ondernemers behoefte aan gezamenlijke voorzieningen: een balie, horeca<br />

Arnhem baseert een stedelijke herontwikkelingsstrategie op dit fenomeen. Voor de omgeving


152 153<br />

Animatie van het ontwerp door MVRDV<br />

voor het woongebouw de ‘Nieuwe<br />

Machinist’ op het Coolhaveneiland<br />

in Rotterdam. Op de achtergrond<br />

de oude Machinistenschool.<br />

‘Een icoon doet er alleen<br />

toe in relatie tot de stad, het<br />

gebouw en het verhaal.’<br />

De voormalige Machinistenschool op<br />

het Coolhaveneiland wordt door Kristal<br />

in samenwerking met de corporaties<br />

Woonbron en Stadswonen herontwikkeld<br />

tot ‘kennis- en cultuurfabriek’ met een<br />

podium, ateliers, werkruimtes en horeca.


ond Station Velperpoort, op de grens van Klarendal en Spijkerkwartier, waar zich kortgeleden<br />

Caroline Bijvoet (Bijvoet architectuur&stadsontwerp) verwacht dat ‘Rotterdam grote kans<br />

geen ondernemer wilde vestigen, worden plannen gemaakt om <strong>nieuwe</strong> creatieve <strong>functies</strong><br />

heeft erin te slagen op Coolhaveneiland creatieve starters, architecten en jonge mensen<br />

te vestigen in oude bedrijfspanden en winkels. Vijftig jaar geleden bruiste dit gebied nog van<br />

een creatief milieu te bieden en deze groepen in de toekomst aan de stad te binden.’ Het<br />

stedelijke dynamiek. De structuur, winkels, plafondhoogte en gevelmaat zijn nog aanwezig.<br />

Rotterdamgevoel krijgt een actuele betekenis door de Nieuwe Machinist als herkennings-<br />

De creatieve economie zorgt voor een snelle comeback van de functiemenging in de<br />

punt toe te voegen. Het ontwerp van dit gebouw versterkt ‘de reputatie van de plek’ als<br />

binnensteden en wekt een <strong>nieuwe</strong> ambachtelijke en ondernemende dynamiek tot leven.<br />

hotspot voor creatieve bedrijven en past uitstekend bij de architectuurstad en bij Coolhaven-<br />

Er is weinig reden om te veronderstellen dat de creatieve economie zich ook in toekomst<br />

eiland, waar het architectuurcluster de snelste groeier is. ‘Het ensemble van de Machinisten-<br />

zal beperken tot oude <strong>gebouwen</strong>. Het wordt de opgave voor Rijnboog, de toekomstige<br />

school, Nieuwe Machinist en de openbare ruimte verbindt verschillende ruimtelijke en<br />

creatieve marktplaats van Arnhem, om <strong>nieuwe</strong> architectuur te ontwerpen die deze multi-<br />

verhaallijnen in de stad. De Nieuwe Machinist past in die omgeving en wordt in baksteen<br />

functionaliteit vorm geeft. De kunst zal zijn om de creatieve stad ook in de nieuwbouw<br />

uitgevoerd. Het gebouw zal van veraf zichtbaar zijn als een markante toevoeging aan het<br />

architectonisch vorm te geven.<br />

geheel. Van de vierde tot de zestiende verdieping is er uitzicht op de iconen van de stad en<br />

de Maas. Je weet waar je bent’, zegt architect Jacob van Rijs, medeoprichter van MVRDV.<br />

De icoon en het verhaal<br />

De openbare ruimte wordt ontworpen door wUrck. ‘Het plein heeft geen toeters en bellen<br />

Hergebruik van bestaande <strong>gebouwen</strong> is een breuk met en tegelijk een voortzetting van<br />

nodig, het wordt een podium voor de buurt en activiteitenplek voor de stad. Er komt geen<br />

het verleden. Het collectieve geheugen van een stad, de architectonische waarde en gebruiks-<br />

zware constructie voor de techniek boven het plein te hangen zoals in Almere. Voor een<br />

waarde van een monument staan nog al eens op gespannen voet met elkaar.<br />

enkele grote opera kan je dat gebruiken, maar hoe sta je daaronder met je trekzak’, aldus<br />

De Lichttoren in Eindhoven heeft als een icoon een meervoudige betekenis. Aan de ene<br />

Paul Kersten, landschapsarchitect bij wUrck. ‘Er komen hoogteverschillen, een podium en<br />

kant zet deze de geschiedenis van de lichtstad voort in <strong>nieuwe</strong> mondiale verhoudingen.<br />

een verdiept gedeelte. De entrees en de routing zijn cruciaal. Het uitzicht over het water met<br />

Aan de andere kant markeert De Lichttoren een breuk met het verleden waarin Philips alles<br />

de voorbijvarende boten en de sluizen kan een echte Rotterdamse sfeer scheppen, waar de<br />

voor zich zelf hield en het terrein midden in de stad afgesloten hield voor publiek. Voor de<br />

stad nu te weinig van heeft. Met daarnaast een lichtplan is het spectaculair genoeg. Het plein<br />

stad Eindhoven en de bewoners markeert de <strong>nieuwe</strong> Lichttoren niet alleen het moment<br />

heeft geen icoon maar programmering nodig om te slagen.’<br />

waarop de afgesloten delen aan de stad worden teruggeven als openbare ruimte, maar ook<br />

De vergelijking met Almere is opmerkelijk. Stedelijkheid wordt niet gemaakt door imposante<br />

de <strong>nieuwe</strong> fase van creatieve economie waarin Philips en het gehele cluster van hightech-<br />

aankleding van de openbare ruimte, maar door interactie tussen gebruikers en bewoners<br />

bedrijven zich openstellen voor creatieve interactie tussen technologie en ontwerp.<br />

van het eiland en door de creativiteit van de gebruikers: musici, dansers, mediabedrijven<br />

154 Het Olympisch Stadion in Amsterdam wordt als icoon recycled. Een fysieke ingreep wordt<br />

niet nodig geacht. Het van de ondergang geredde en herontwikkelde stadion van architect<br />

Jan Wils wordt alsnog ingebed in een coalitie van sportorganisaties, beleggers, ontwikkelaars,<br />

bedrijven, de Rietveld Academie en buurtgroepen. Samen geven zij de olympische gedachte<br />

een eigentijdse invulling en zetten deze in voor de marketing van het gebied. De kern<br />

van de brand is creativiteit, sport en spel. Daarop is een businessplan gebaseerd met een brede<br />

scope, van het plein tot en met de 25 steden in de wereld met een Olympisch Stadion. De<br />

olympische gedachte wordt vertaald naar verhuur van het stadion, naar programmering van<br />

evenementen, naar wijkverbetering, vestigingsvoorwaarden voor creatieve ondernemers<br />

en naar het toekomstig gebruik van de monumentale Citroëngarage.<br />

Een icoon als een eenmalige piek werkt niet. Een icoon doet er alleen toe in relatie tot de<br />

stad, het gebouw en het verhaal. Een gebouw werkt pas als symbool als het de verbinding<br />

legt tussen de uiteenlopende verhalen van verleden en de toekomst van de stad, tussen de<br />

verwachtingen van de bewoners en de ambities van creatieve ondernemers, en als er een<br />

ontwikkeling op gang wordt gebracht die zichzelf versterkt.<br />

en hiphoppers.<br />

155<br />

De reputatie van de plek en de verbinding<br />

Op het Coolhaveneiland leeft de havengeschiedenis van Rotterdam voort in de namen<br />

van de <strong>gebouwen</strong>, waarvan enkele opvallen door hun architectuur: de Machinistenschool,<br />

het Loodswezen, Zeevaartschool, het Douanegebouw, Wyt (architect W. Kromhout) en<br />

Puntegale (architect H. Hoekstra) het voormalige belastingkantoor. ‘De robuuste <strong>gebouwen</strong><br />

sluiten aan bij een Rotterdamgevoel. De <strong>nieuwe</strong> gebruikers van deze <strong>gebouwen</strong>, Media aan<br />

de Maas, het World Music and Dance Centre, Codarts en SKVR waaronder ook MVRDV<br />

architecten, schrijven <strong>nieuwe</strong> geschiedenis’, zegt Rob Bekenkamp procesmanager van<br />

Coolhaveneiland.<br />

De voormalige Machinistenschool (Woonbron, Kristal) wordt een verzamelplaats van creatieve<br />

bedrijven en horeca. De Nieuwe Machinist (Stadswonen, Kristal) markeert het creatieve<br />

sluitstuk van de KennisAs door Rotterdam en tegelijk een <strong>nieuwe</strong> fase van stedelijkheid.<br />

Tijdelijkheid en permanente onafheid<br />

Wie kent ze niet, de tijdelijke horecagelegenheden in verplaatsbare halfpipes, zoals Zandfoort<br />

aan de Eem, Noorderlicht aan het IJ of restaurants zoals Hotel de Goudfazant in een fabriekshal,<br />

Tottweeduizendzeven in de Opelgarage in Amersfoort (tegenwoordig Sober), Plan-2<br />

in het Klokgebouw in Eindhoven. Veel van deze horeca bevindt zich in de directe nabijheid<br />

van concentraties van creatieve bedrijvigheid, waarvoor zij de informele ontmoetingsplaats<br />

zijn. Wat hebben creatieve ondernemers met tijdelijkheid?<br />

De ‘experimentele’ levensstijl en de groeistuipen van de creatieve ondernemers uiten<br />

zich in de vorm van tijdelijkheid. De creatieve bedrijvigheid is nog volop in beweging.<br />

Sommige sectoren zijn uitgegroeid tot volwassen bedrijfstakken, zoals de mediasector<br />

met AV-bedrijven, tv-producenten, muziekzenders en ook de creatieve dienstverlening<br />

met architectenbureaus, designers en marketingbedrijven. Daaromheen hangt een zwerm<br />

van creatieve eenlingen, ZZP’ers, freelancers, kleine maatschappen en ondernemers met<br />

een paar medewerkers. De creatieve ondernemer straalt graag dynamiek uit en houdt<br />

van een vlottende omgeving, van mogelijkheden om flexibel te reageren en <strong>nieuwe</strong> samenwerkingsverbanden<br />

aan te gaan. Zeker de groep zelfstandige creatieve ondernemers is<br />

gebaat bij een zekere onafheid in de omgeving om zich te onderscheiden van de anonimiteit.<br />

De cultuur en de aard van het werk brengen een behoefte aan tijdelijke ruimte met<br />

zich mee. Ook aan de andere kant, bij de aanbieders van onroerend goed, bestaat behoefte<br />

aan tijdelijke gebruikers. Tijdelijk gebruik is een geschikte methode voor ontwikkelaars en<br />

exploitanten om de kansen van locaties, <strong>gebouwen</strong> en van creatieve groeisectoren te onderzoeken<br />

(zie hoofdstuk 4 en 5).<br />

Creatief zelfbeheer<br />

Tijdelijkheid speelt ook een rol in de architectuur. Een spectaculair voorbeeld van tijdelijke<br />

architectuur is NDSM-Kunstad, gebouwd in opdracht van de Stichting Kinetisch Noord


en ontworpen door Dynamo Architecten. De kunstenaars hebben meegedacht over de basis<br />

Ontwerp met een open einde<br />

van het ontwerp. Kunstad wordt casco opgeleverd. In het ontwerp is ervoor gezorgd dat alle<br />

‘Ontwikkel om te behouden’ is een goed uitgangspunt voor creatief gebruik van oude<br />

ateliers op drie bouwlagen daglichtinval hebben. De stad wordt doorsneden door een lange<br />

<strong>gebouwen</strong>. Het doel van herontwikkeling is niet uitsluitend om rijksmonumenten of<br />

gang, een kruisroute en een diagonaal. Binnen deze structuur zijn pleinen en stegen uitgespaard<br />

industriële monumenten in oude luister te herstellen, maar om <strong>gebouwen</strong> en wijken waarin<br />

om ontmoetingen, evenementen, oefeningen en exposities mogelijk te maken. Door deze<br />

zij staan in de volgende fase van hun bestaan te brengen. De <strong>nieuwe</strong> <strong>functies</strong> vereisen dat de<br />

opzet dringt het daglicht door tot de vloer van het gebouw. ‘De diagonale straat maakt het<br />

<strong>gebouwen</strong> zich aanpassen aan de <strong>nieuwe</strong> vereisten. Met een beetje inventiviteit kunnen veel<br />

mogelijk nog steeds, in een oogopslag te overzien hoe de NDSM-Kunstad zich verhoudt<br />

meer <strong>gebouwen</strong> dan alleen monumenten behouden blijven en kunnen veel monumenten<br />

tot de oude scheepsbouwloods’, zegt architect Peter de Bruin. Je kunt zeggen dat we een<br />

<strong>nieuwe</strong> <strong>functies</strong> krijgen. Soms is het mogelijk met veel lawinekapitaal en een goed ontwerp<br />

overdekte stad hebben gemaakt, als een schip in een fles. We hebben procesontwerp, vloeren<br />

in één keer door te stoten naar de gewenste kwaliteit. Vaak is dat niet het geval en verdient<br />

en een plug-instad geleverd.’<br />

een geleidelijke herontwikkeling de voorkeur. Deze aanpak stelt andere eisen aan de architect<br />

Het liefst hadden de kunstenaars ook het casco zelf gebouwd, maar dat was onmogelijk<br />

en het ontwerp:<br />

vanwege de regelgeving. ‘Tijdens het ontwerp moesten de regels worden uitgevonden, het<br />

– Koester de permanente onafheid, waardoor de <strong>nieuwe</strong> gebruikers de ruimte krijgen om<br />

was vooral procesarchitectuur, een diapositief van het ontwerp.’ De kunstenaars maken van<br />

zich te ontplooien en hun stempel op de locatie te drukken.<br />

de afbouw gebruik om hun eigen stempel te drukken op de vormgeving van hun atelier.<br />

– Faciliteer de flexibiliteit in het gebruik door meerdere sferen en ensembles van <strong>functies</strong><br />

Het resultaat is dat alles voortdurend in beweging blijft. ‘Elke week als ik er kom, is er weer<br />

mogelijk te maken.<br />

iets veranderd’, zegt De Bruin.<br />

– Bevorder de verzameling van kleine en grote creatieve ondernemers door agglomeratie-<br />

Na deze fase nemen de huurders het heft weer in eigen handen. Tenminste als het aan<br />

voordelen te bewerkstelligen zoals synergie in de voorzieningen, het vormgeven van<br />

Eva de Klerk ligt, zal de zelforganisatie van de huurders erop gericht zijn het eigendom<br />

totaalconcept en de daarbij behorende publieksgroepen.<br />

en het beheer te verwerven.<br />

– Realiseer je dat voor de creatieve ondernemer ‘value for money’ een belangrijke over-<br />

Het zelfbeheer strekt zich tot nu toe nog niet uit tot de werf als geheel. Op een steenworp<br />

weging is: de investeringen dienen te passen bij het stadium van ontwikkeling van<br />

afstand ligt een andere box-in-de-box, nu niet tijdelijk: het MTV-gebouw. De oude<br />

de gebruikers. De contracten veranderen mee met de levensfase en de draagkracht van<br />

Timmer werkplaats, een rijksmonument, werd door Max van Aerschot omgetoverd tot<br />

de ondernemers.<br />

studio, kantoor en restaurant. Door goed gebruik te maken van de open en de gesloten<br />

– Bouw de reputatie van de plek op uit de ingrediënten die aanwezig zijn, de <strong>gebouwen</strong>,<br />

zijde van het gebouw en het restaurant in de studio te hangen, is een ruimte ontstaan waarin<br />

de ligging, de stad en de software die zich ontwikkelt, de eerste gebruikers, de publieks-<br />

156 de industriële architec tuur volledig zichtbaar blijft en tegelijk alles licht en zwevend<br />

trekkers en het totaalconcept.<br />

157<br />

is. ‘We hebben geen probleem gehad met de monumentenstatus, ondanks het ontbreken<br />

Het ontwerp van de architect beperkt zich tot het scheppen van de voorwaarden zonder het<br />

van een plan zijn we in twee jaar van niks naar een gebouw gegaan.’ Waar Van Aerschot zich<br />

ontwerp door te voeren tot in al zijn consequenties zoals materiaalgebruik en detaillering.<br />

wel zorgen over maakt, is de openbare ruimte op een hoger schaalniveau. Er is nog geen<br />

Er is veel ruimte nodig voor de gebruikers om hun eigen stempel op het ontwerp van de<br />

gemeenschappelijk beeld voor de openbare ruimte van de NDSM, waar zowel de Kunstad<br />

omgeving te drukken, zodat elke unit en de publieke ruimte een veranderlijke sfeer krijgt.<br />

als MTV zich in kan vinden. Het ontbreekt, zegt Van Aerschot, aan een beeld van de wijze<br />

Een zekere losheid in het ontwerp is gewenst. Voor <strong>nieuwe</strong> oplossingen in oude <strong>gebouwen</strong><br />

waarop de verkleuring van het gebied kan stollen in materiaalgebruik, rails en industriële<br />

zijn inventieve architecten nodig.<br />

restanten, en evenmin is duidelijk hoe de ontsluiting, de programmering en de verlichting<br />

Herontwikkeling van oude <strong>gebouwen</strong> middels creatieve economie vereist ruimte in denken,<br />

zouden kunnen bijdragen tot het realiseren van synergie tussen de partijen.<br />

beleid en regelgeving om innovatieve oplossingen ook mogelijk te maken. In het Belvederebeleid,<br />

in de vergunningen, in de RO, in de ARBO en in de milieusfeer is nog een hoop werk<br />

Een gevoelige huid<br />

aan de winkel. Vaak gaat het er niet eens om de regels te veranderen, maar vooral om deze met<br />

Voor het Oliemolenkwartier heeft de gemeente Amersfoort bepaald dat er de komende<br />

enige verbeelding toe te passen. De stad, de identiteit en de creatieve bedrijvigheid worden<br />

vijftien jaar geen definitieve bebouwing wordt toegestaan. Jan Poolen heeft in opdracht<br />

van MediaFusion (ROC en gemeente) een tijdelijk gebouw ontworpen, dat bestaat uit<br />

geassembleerde industriële onderdelen. ‘Het is 90% industrieel en 10% emotie. De huid<br />

bestaat uit een projectiedoek waarop van binnenuit telkens andere actuele beelden geprojecteerd<br />

kunnen worden al naar gelang de activiteiten en de stemming binnen. De binnenstructuur<br />

is gebaseerd op aanpasbare kolommen, waardoor het gebouw zich aan het gebruik<br />

kan aanpassen. De buitenkant maakt de verandering in de tijd zichtbaar.’ Zelfs in deze uiterst<br />

vluchtige vorm blijkt de verhouding tussen vast en vloeibaar de kern te zijn van de opgave.<br />

De term ‘permanente onafheid’ (Karin Blokzijl, 2008) duidt daarop. De beweeglijke creatieve<br />

economie zoekt het decor van de robuuste en karakteristieke vormen van de industriële<br />

<strong>gebouwen</strong>. Dit contrast tussen stoere industriële (of <strong>nieuwe</strong>) architectuur en de vloeiende<br />

stroom van betekenissen, beelden en vormen, verrijkt de ervaring van de bezoeker of de<br />

gebruiker die voor één activiteit is gekomen met de belevenis van het creatieve ensemble<br />

als geheel. Binnen het concept van een wijk of fabrieksterrein is de verhouding tussen vast<br />

en vloeiend, af en onaf, oud en nieuw, een cruciale vraag voor het ontwerp in de creatieve<br />

economie.<br />

daar beter van.


European Capital<br />

of Culture 2004<br />

Lille<br />

Auteurs<br />

Het European Capital of Culture (ECC), voorheen<br />

European City of Culture genaamd, is in 1985<br />

gelanceerd door de Europese Raad van Ministers.<br />

Waar eind jaren tachtig vooral gevestigde kunstcentra<br />

zoals Athene (1985), Amsterdam (1987) en<br />

Parijs (1989) de titel droegen, is vanaf 1990 met<br />

de benoeming van Glasgow de focus verschoven.<br />

Deze industriestad genoot geen internationale<br />

erkenning in de kunstwereld en stond eerder bekend<br />

om zijn diepgewortelde sociale problematiek. Glasgow<br />

wilde echter zijn titel van Culturele Hoofdstad<br />

inzetten als middel tot economische regeneratie en<br />

imagoverbetering, en combineerde hierbij publieke<br />

met private financiering. Al snel volgden andere<br />

voormalige industriële centra zoals Antwerpen<br />

(1993), Rotterdam (2001) en recentelijk dus Lille.<br />

Het zwaartepunt van het ECC-programma is hiermee<br />

verschoven van een veredeld zomerfestival<br />

naar een integraal programma waarbij zowel artistieke,<br />

sociale als economische ontwikkeling wordt<br />

nagestreefd. Bovendien beslaat de planhorizon<br />

in de meeste gevallen niet langer enkel het jaar<br />

van de benoeming zelf, maar betreft een meerjarig<br />

programma dat langetermijneffecten beoogt.<br />

De nadruk in het ECC-programma ligt dus in toenemende<br />

mate op het inzetten van cultuur als<br />

instrument tot stedelijke regeneratie. In het project<br />

Lille 2004 is, in tegenstelling tot eerdere European<br />

Cultural Capitals, hiervoor een complex en gedifferentieerd<br />

beleidsmodel op een hoog ruimtelijk<br />

schaalniveau geïmplementeerd. Het project blijft voor bezoekers, het stimuleren van betrokkenheid,<br />

158 Net als veel andere West-Europese steden geraakte ook Lille in de jaren<br />

159<br />

zeventig in een sociaal-economische crisis. De industriële werkgelegenheid<br />

daalde dramatisch. De neergang zette zich voort op het sociale en stedelijke<br />

vlak. Hoge werkloosheidcijfers gingen gepaard met een groeiende discrepantie<br />

tussen bloeiende wijken enerzijds en omvangrijke, sociaal homogene banlieues<br />

anderzijds. Een grondige herontwikkeling werd dan ook in gang gezet, gericht<br />

op zowel stadsvernieuwing als het ruimte bieden aan private investeringen.<br />

Cultuur en creativiteit vormen kernfactoren in het streven om in Lille een<br />

<strong>nieuwe</strong>, economische basis te creëren en worden ook ingezet om andere,<br />

sociaal-maatschappelijke doelen zoals sociale cohesie te bereiken. Deze<br />

herontwikkeling beperkt zich niet alleen tot de stad Lille met zijn 200.000<br />

inwoners; ook de Lille Métropole Communauté urbaine, kortweg Lille Métropole,<br />

wordt een ‘grand project’. Lille Métropole telt ongeveer 1,1 miljoen<br />

nwoners en is verdeeld over 87 gemeenten. De bestuurlijke organisatie waar<br />

Lille onderdeel van uitmaakt is tamelijk complex, waarbij regionale structuren<br />

op verschillende schaalniveaus van invloed zijn op de besluitvorming. In 2000<br />

is door Lille Métropole een expliciet cultureel beleid op metropolitaan niveau<br />

geformuleerd, na een intensief overlegproces waarbij een groot aantal publieke<br />

en private actoren betrokken is geweest. In lijn met het gelanceerde beleid<br />

heeft men besloten mee te dingen in de strijd naar de titel ‘European Capital<br />

of Culture’, die men in het jaar 2004 heeft weten te behalen. De invloed die<br />

dit heeft gehad op het revitalisatie- en cultuurbeleid van Lille is groot.<br />

niet beperkt tot slechts de (binnen)stad; de gehele<br />

regio Nord-Pas du Calais is in het programma<br />

opgenomen, evenals delen van de naburige<br />

Belgische regio, hetgeen neerkomt op in totaal<br />

193 dorpen en steden. Aldus was Lille 2004 de<br />

eerste grensoverschrijdende en daarmee ‘meest<br />

Europese’ case binnen de ECC-geschiedenis, in<br />

termen van projectmatige networking.<br />

Er lagen verschillende redenen ten grondslag aan<br />

de keuze om ruimtelijk gezien voor zo’n brede focus<br />

te kiezen. Aan de ene kant diende het programma<br />

een stimulans voor de hele metropool te zijn.<br />

Zodoende is creatieve participatie aangewend<br />

om de sociale cohesie binnen de regio te verhogen<br />

en de trots van de bewoners te vergroten door<br />

deelname aan de vele straatfestivals, bijeenkomsten<br />

en workshops. Aan de andere kant speelden er<br />

ook wel degelijk economische motieven mee in<br />

de keuze om de gehele metropool onderdeel van<br />

het programma te maken. Zo zou op deze wijze<br />

bijgedragen worden aan een gunstig klimaat voor<br />

het aantrekken van hoofdkantoren van nationale<br />

en internationale bedrijven, evenals private investeringen.<br />

Voor het beheren van een dergelijk integraal en<br />

strategisch programma was het noodzakelijk om<br />

actoren uit verschillende sectoren (publiek, privaat<br />

en civil society) en schaalniveaus (lokaal, regionaal,<br />

landelijk en Europees) te verenigen. Dit is gedaan<br />

middels de vorming van een associatie, Lille Horizon<br />

2004, waarvan de burgemeester van Lille voorzitter<br />

was en waaraan 42 instellingen deelnamen, die<br />

gecategoriseerd werden in drie groepen: institutioneel,<br />

cultureel en economisch (inclusief leiders uit<br />

het bedrijfsleven). Ondanks de vertegenwoordiging<br />

van deze drie groepen en de pogingen die zijn<br />

gedaan om partnership te creëren, kan gesteld<br />

worden dat het programma van Lille 2004 vooral in<br />

overheidshanden lag, qua initiatief, qua organisatie<br />

en grotendeels qua financiën. Vrijwel alle verschillende<br />

overheidsniveaus waren vertegenwoordigd,<br />

waarbij zelfs op transnationaal niveau samenwerking<br />

is gerealiseerd door de gehele Euroregio. Er<br />

is zodoende een gelaagde publieke samenwerking<br />

gerealiseerd, waarbij het initiatief bij de lagere<br />

(regionale en lokale) overheid lag. Dit is vrij uitzonderlijk,<br />

gezien de Franse publieke sector bijzonder<br />

hiërarchisch (top-down) georganiseerd is.<br />

Anders dan in de meeste Culturele Hoofdsteden<br />

lag in Lille 2004 de nadruk niet op blockbusters,<br />

maar is gekozen voor verspreide, gedifferentieerde<br />

festiviteiten. Het betrekken van zo veel mogelijk<br />

cultureel producenten stond hierbij voorop.<br />

Gedurende het ECC-jaar zijn er circa 2500 grotere<br />

projecten gerealiseerd, voornamelijk op het terrein<br />

van de uitvoerende kunsten (40%). Het totale<br />

aantal festiviteiten lag echter rond de 17.500, een<br />

breed scala aan evenementen zoals theater, dans,<br />

muziek, literatuur, film en design, in de vorm van<br />

onder meer exposities, festivals en optochten.<br />

Het Lille 2004 ECC-programma heeft aangetoond<br />

dat cultuur (en creatieve industrie) een veelvoud<br />

aan wenselijke doeleinden kan dienen: het vergroten<br />

van de aantrekkelijkheid en het imago van de stad<br />

trots en cohesie onder bewoners en het geven van<br />

een impuls aan het lokale productiemilieu. Het feit<br />

dat Lille al over een gevarieerde en vitale culturele<br />

infrastructuur beschikte, zowel qua faciliteiten als<br />

qua aanwezigheid van een netwerk aan cultureel<br />

ondernemers, is essentieel geweest voor het succes<br />

van het ECC-programma.<br />

Leerzaam voor de creatieve economie in Nederland<br />

is de wijze waarop gewerkt is aan het vormen van<br />

een culturele identiteit op basis van bestaande<br />

identiteiten en met een fijnmazige en kleinschalige<br />

aanpak. Cultuur werd niet uitgevent met opzienbarende<br />

tentoonstellingen en publiekstrekkers,<br />

maar gebruikt als bindmiddel om sociale problemen<br />

in achterstandswijken te lijf te gaan middels versterking<br />

van het culturele kapitaal. Interessant is<br />

ook de schaal van regionale samenwerking binnen<br />

de metropool. Iets waar de Amsterdamse metropool<br />

nog veel aan kan hebben, maar ook BrabantStad<br />

of Stadsregio Arnhem-Nijmegen bij hun gooi naar<br />

de Culturele Hoofdstad in 2018. Een beetje topdown<br />

is niet zo erg, als er maar een brede coalitie<br />

wordt gevormd.<br />

Gebaseerd op:<br />

R.C. Kloosterman e.a. (2007), Proeftuinen.<br />

Cultuur als hefboom voor de lokale economie.<br />

De cases Helsinki, Manchester, Lille, Milaan<br />

en Birmingham.


2<br />

160 161


Samenstelling werkgelegenheid 2007 in de zes gemeenten en in Nederland.<br />

Amsterdam<br />

Amsterdam Amsterdam<br />

Rotterdam<br />

Amsterdam<br />

162 163<br />

Arnhem<br />

Hengelo Arnhem Arnhem<br />

Nederland<br />

Rotterdam<br />

Amersfoort Rotterdam Rotterdam<br />

Hengelo<br />

Leiden Hengelo Hengelo<br />

Amsterdam<br />

Amersfoort<br />

Amersfoort Amersfoort Arnhem<br />

Hengelo<br />

Arnhem<br />

Rotterdam Amersfoort Arnhem<br />

Leiden<br />

Leiden Leiden<br />

Nederland<br />

Hengelo Leiden Nederland<br />

Kunst<br />

Media<br />

Ontwerp<br />

Onderzoek<br />

ICT<br />

Organisatie CI<br />

Vervaardiging cr producten<br />

Ambachtelijke toepassing cr producten<br />

Technische toepassing cr producten<br />

Amsterdam<br />

Rotterdam<br />

Nederland<br />

Rotterdam<br />

Amersfoo<br />

Henge<br />

Leiden


Coolhaveneiland<br />

Rotterdam<br />

Rob Bekenkamp, procesmanager Coolhaveneiland<br />

‘Waar de huidige bewoners en hoger<br />

opgeleide stedelingen, geslaagde migranten<br />

en creatieve jongeren graag willen verblijven.’<br />

164 Situatie<br />

Coolhaven is een wijk in de deelgemeente Delfshaven (een van de zogenaamde<br />

Vogelaarwijken). Het ligt ten westen van het centrum van Rotterdam,<br />

aan de voet van de Euromast en op loopafstand van de Nieuwe Maas, nabij<br />

het Lloydkwartier, daar waar volop beweging is om een audiovisueel/mediacluster<br />

tot stand te brengen.<br />

Het Erasmus Medisch Centrum ligt op een steenworp afstand, maar is van<br />

Coolhaven gescheiden door een van de belangrijkste Rotterdamse verkeersaders,<br />

het Maastunneltracé.<br />

Coolhaven kent een duidelijke begrenzing. Op de kop treffen we de Parksluizen<br />

165<br />

en het recentelijk door woningcorporatie Stadswonen ontwikkelde Puntegale,<br />

een voormalig belastingkantoor, ‘grande dame’, en boegbeeld op het vlak<br />

van jongerenhuisvesting en (creatieve) bedrijvigheid. Aan de westelijke zijde<br />

ligt de Westzeedijk, de verbindingsroute met in de toekomst te ontwikkelen<br />

havengebieden in de relatieve nabijheid van het centrum. Aan de oostzijde,<br />

de voornaamste verbinding met het centrum, stroomt de rivier de Schie, die<br />

vanouds Delft met Rotterdam en Delfshaven verbindt. Een waterverbinding<br />

die volop ontwikkelingsmogelijkheden biedt. Aan de staart ligt wederom water,<br />

de Achterhaven, de Buizenwaal en de Middenkous, feitelijk de grens met<br />

historisch Delfshaven.<br />

Creatieve milieus in 1996 Creatieve milieus in 2004<br />

Breukvlak in de stad<br />

Vanwege het water, de heldere begrenzing, het relatieve isolement, maar<br />

ook om een einde te maken aan de onbekendheid van de plek en de eigen<br />

identiteit te benadrukken, spreken we inmiddels van het Coolhaveneiland.<br />

Een eiland met geschiedenis, met vele kansen voor de creatieve economie<br />

en voor de jonge Rotterdammers die de stad niet willen verlaten.<br />

We vinden in Delfshaven, ook op het Coolhaveneiland, de reguliere groot-<br />

Creatieve milieus in Rotterdam<br />

in 2007<br />

*<br />

Broedplaats<br />

Creatieve werkplaats<br />

Transactiemilieu<br />

Productiemilieu<br />

Proefuin


166<br />

Kansenkaart creatieve milieus<br />

in Rotterdam<br />

Kans op nieuw creatief milieu<br />

Kans op opschaling<br />

Kans op nieuw creatief milieu<br />

Kans op verdwijning<br />

Creatieve milieus in 2004<br />

* Proefuin<br />

stedelijke problemen die een achterstandswijk kenmerken, hoewel die<br />

hier vroeger met de aanwezigheid van heroïneprostitutie veel erger waren.<br />

Het eiland heeft verborgen charmes en vooral potenties, zoals de ligging<br />

op het einde van de KennisAs, aan de rand van de binnenstad en het water,<br />

waardoor het zich bij uitstek leent tot ontwikkelingsgebied. Met name het<br />

noordoostelijke deel beschikt over een aantal monumentale <strong>gebouwen</strong><br />

met icoonwaarde die ‘smoel’ geven aan het Coolhaveneiland. Monumenten<br />

die juist door hun <strong>nieuwe</strong> <strong>functies</strong> bijdragen tot het gewenste stedelijke,<br />

jonge en creatieve imago van het gebied. Kortom, het Coolhaveneiland<br />

is een stadswijk in verandering, op een breukvlak in de tijd en in het<br />

stedelijk leven.<br />

Behalve Puntegale zijn ook andere <strong>gebouwen</strong> in Coolhaven van functie<br />

veranderd. Terwijl de sfeer van de haven nog voelbaar is, rukken onderwijs en<br />

cultuur steeds verder op. Het gebouw van de voormalige loodswezenopleiding<br />

in gebruik genomen door Codarts (conservatorium), het World Music & Dance<br />

Centre (WMDC) en de muziekafdelingen van de Stichting Kunstzinnige<br />

Vorming Rotterdam (SKVR). In maart 2008 is de voormalige Zeevaartschool<br />

officieel in gebruik genomen als het Nieuwe Media Instituut van de Hogeschool<br />

Rotterdam.<br />

De Jeugdtheaterschool Hofplein heeft zich gevestigd in een karakteristiek<br />

pand aan de Pieter de Hoochweg. Langzamerhand en vanbuiten niet erg<br />

zichtbaar hebben steeds meer creatieve bedrijven, waaronder architectenbureau<br />

MVRDV, <strong>gebouwen</strong> op het eiland betrokken. De werkgelegenheid<br />

in de creatieve sector is de laatste paar jaar snel gegroeid en bedraagt<br />

nu al zo’n 800 personen. De voormalige Machinistenschool aan de Willem<br />

Buytewech straat zal medio 2009 onderkomen bieden aan nog een stuk of<br />

twintig ( startende) creatieve ondernemingen alsmede een grand café annex<br />

podium, restaurant en sociëteit.<br />

Kenmerken<br />

Coolhaveneiland is goed bereikbaar, betaalbaar en ligt gunstig ten opzichte<br />

van het centrum en interessante ontwikkelingslocaties: Lloydkwartier,<br />

Vierhavensstrip, Vierhavens- en Merwehavengebied en, zij het gescheiden<br />

door een drukke weg, het Erasmus Medisch Centrum. Het eiland is al een<br />

transformatiegebied, in tegenstelling tot het Lloydkwartier zonder grote ingrepen<br />

van buitenaf, waar de ‘oude economie’ plaatsmaakt voor een ontwikkeling<br />

gericht op de (creatieve) kenniseconomie.<br />

De woningtypologie van de buurt kent weinig diversiteit. Coolhaveneiland wordt<br />

gedomineerd door sociale huisvesting en er is nauwelijks eigen woningbezit.<br />

Met uitzondering van het onderwijs is het voorzieningenniveau beperkt, met<br />

name waar het gaat om de dagelijkse benodigdheden, winkels en aansprekende<br />

horeca. Dat is een zwakte. De openbare ruimte is niet erg uitnodigend,<br />

verouderd en op meerdere plekken aan slijtage onderhevig.<br />

Op het Coolhaveneiland wonen ruim 6000 mensen, waarvan 36% van autochtone<br />

afkomst. Er is geen sprake van een dominante etnische groep, wat de<br />

diversiteit van de buurt ten goede komt. Hoewel opvallend is dat in Delfshaven<br />

de grootste concentratie Kaapverdianen van Nederland woont. De bevolking<br />

is relatief jong, omdat er een fors aantal studentenwoningen is. Stedelijk<br />

gezien wonen er relatief weinig ouderen. Dit kan worden verklaard door de<br />

specifieke woningvoorraad: drie- tot vierkamerwoningen zonder lift.<br />

Tot slot, Coolhaveneiland kent een bijzondere ‘tweedeling’. Met name het<br />

noordoostelijke deel, de kop van het eiland, daar waar de monumenten en<br />

167


kennisinstellingen zich bevinden, onderscheidt zich ten opzichte van de rest<br />

van het gebied. De samenstelling van de bevolking is minder divers en onder<br />

meer het opleidings- en inkomstenniveau ligt aanzienlijk hoger dan in andere<br />

delen van het gebied. In het noordoostelijke deel is het ruimtegebruik multifunctioneler<br />

en zijn ook meer vestigingsmogelijkheden voor bedrijven, terwijl<br />

in het westelijke gedeelte de woningbouw domineert.<br />

Actoren<br />

Er zijn vier hoofdrolspelers in de herontwikkeling van het Coolhaveneiland,<br />

te weten: de woningbouwcorporaties Stadswonen en Woonbron, de gemeente<br />

Rotterdam, vertegenwoordigd door het OBR (Ontwikkelings Bedrijf Rotterdam),<br />

en de deelgemeente Delfshaven. Deze partijen vormen de stuurgroep Coolhaveneiland<br />

en hebben gezamenlijk in 2006 het convenant Coolhaveneiland<br />

opgesteld waarin de bovengenoemde missie staat omschreven. De stuurgroep<br />

is de opdrachtgever van de procesmanager.<br />

Naast deze stuurgroepleden zijn dS+V (dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting)<br />

en Kristal (projectontwikkelaar voor woningcorporaties) actief bij<br />

het proces betrokken. Maar ook de markt, de (potentiële) ondernemer<br />

en/of (toekomstige) bewoner spelen een vitale rol in de coalitie. Ze zijn een<br />

belangrijke actor in het ontwikkelingsproces.<br />

De missie<br />

Om het Coolhaveneiland een impuls te geven, hebben corporaties en overheid<br />

in 2006 een convenant opgesteld waarin een ambitieuze missie voor het<br />

gebied is vastgelegd: ‘Coolhaveneiland omvormen tot een aantrekkelijke<br />

en creatieve stadswijk waar creatieve bedrijvigheid en onderwijs zorgen voor<br />

een klimaat waarin de huidige bewoners en hoger opgeleide stedelingen,<br />

geslaagde migranten en creatieve jongeren graag willen verblijven.’ De te<br />

ontwikkelen strategie is gericht op het tot stand brengen van een stedelijk<br />

Projectorganisatie<br />

milieu dat hoger opgeleiden, met name ook starters op de woningmarkt, kan<br />

De directies van de betrokken convenantspartijen (dan wel door hen<br />

binden aan de wijk. Daarnaast worden de creatieve klasse en de creatieve<br />

gemandateerde vertegenwoordigers) vormen een stuurgroep die eenmaal<br />

economie gezien als dragers van een aantrekkelijke stedelijke diversiteit<br />

per kwartaal bijeenkomt.<br />

met een groot absorptievermogen.<br />

Deze stuurgroep is het orgaan dat op voorstel van de (externe) procesmanager<br />

Uit de formele omschrijving valt af te leiden dat er wordt gestreefd naar<br />

besluiten neemt over alle belangrijke ontwikkelingen die zich gedurende het<br />

een integrale aanpak, waarbinnen niet alleen de fysieke (her)ontwikkeling<br />

proces voordoen. Deze procesmanager is per september 2006 door de stuur-<br />

van het gebied centraal staat, maar ook sociaal-maatschappelijke, ruimtelijk-<br />

groep aangesteld, als reactie op het advies uit de eerste expertmeeting van<br />

functionele, (financieel-)economische en demografische aspecten aan de<br />

de proeftuin (november 2005).<br />

orde dienen te komen. Deze opdracht is vertaald in de organisatie, de aanpak<br />

Voor de uitvoering is een projectgroep ingesteld. Deze komt maandelijks<br />

168 en het gewenste streefbeeld van de wijk. Niet op detailniveau, maar wel wat<br />

bijeen en bestaat eveneens uit vertegenwoordigers van de convenantpartijen, 169<br />

betreft het gewenste karakter (stadswijk), de beoogde uitstraling (aantrek-<br />

die naast beleidsmatig op uitvoerend operationeel niveau bij de gebiedskelijk<br />

en creatief), het type activiteit (creatieve bedrijvigheid en onderwijs)<br />

ontwikkeling betrokken zijn. De leden van deze groep zijn binnen hun eigen<br />

en de bevolkingssamenstelling (hoger opgeleide stedelingen, geslaagde<br />

organisatie belast met de voorbereiding van de besluitvorming in de stuur-<br />

migranten en creatieve jongeren naast de huidige bewoners).<br />

groep, met de interne afstemming van werkprocessen en voorzien de proces-<br />

Het streefbeeld is van begin af aan bepalend en richtinggevend voor de vormmanager<br />

van alle noodzakelijke informatie. De procesmanager is naast zijn<br />

geving van het communicatieproces, de doelgroepen en de wijze waarop deze<br />

werkzaamheden als uitvoerder van het plan van aanpak en van de besluiten<br />

worden benaderd.<br />

van de stuurgroep belast met het secretariaat van de stuurgroep en fungeert<br />

als voorzitter van de projectgroep.<br />

Eerdere sessies rondom identiteit en branding hebben de nodige aanknopings-<br />

In mei 2007 is maandelijks een ‘vraag-en-aanbodoverleg’ gestart.<br />

punten opgeleverd, zoals jongeren-, muziek- en straatcultuur, creatieve onder-<br />

Daarin participeren vertegenwoordigers van Stadswonen, Woonbron en het<br />

nemers en starters. In samenhang met de hiervoor weergegeven centrale<br />

ABCD-project (bewonersproject op initiatief van Woonbron) onder voorzitter-<br />

opdracht uit het convenant wordt een communicatiestrategie uitgezet.<br />

schap van de procesmanager. Dit overleg heeft vooral tot doel vragen uit de<br />

De communicatie zal deels gericht moeten zijn op de huidige bewoners<br />

markt naar woonruimte, woon-werkeenheden en bedrijfsruimte af te stemmen<br />

(en bedrijven en instellingen), deels op nieuwkomers. Waar mogelijk zal<br />

op het aanbod van met name de diverse corporaties en op de wat langere<br />

gebruikgemaakt worden van bestaande organisatievormen en platforms<br />

termijn om te komen tot een meer programmatische aanpak van dit<br />

(onder andere het ABCD-project, bewonersorganisatie), soms met kleine aanpassingen.<br />

Bijvoorbeeld het platform creatieve ondernemers Coolhaveneiland<br />

vraagstuk.<br />

binnen de bestaande creatieve netwerkorganisatie De Spaanse Vloot en<br />

Procesverloop<br />

andere stedelijke netwerken zoals het medianetwerk. De coalitie en activi-<br />

De bouwstenen en ingrediënten voor het ontstaan van een creatief milieu<br />

teiten zijn daarmee goed verankerd in de bestaande structuur van de wijk.<br />

op het Coolhaveneiland zijn aanwezig. De wijze waarop het proces tot stand<br />

Met betrekking tot de nieuw aan te trekken bewoners en bedrijven hanteert<br />

komt, maakt wel duidelijk dat de transformatie van het gebied in deze richting<br />

de coalitie het uitgangspunt dat in beginsel niet elders in de stad wordt<br />

geen vanzelfsprekendheid is. De volgende paragrafen gaan in op het proces-<br />

verteld over de ontwikkelingen op het Coolhaveneiland, maar dat potentiële<br />

verloop en tonen een aantal intrigerende vraagstukken die spelen bij de<br />

belangstellenden zo veel mogelijk naar het gebied worden gehaald en waar<br />

transformatie van het Coolhaveneiland. Zoals elke gebiedsontwikkeling komt<br />

mogelijk van begin af aan worden betrokken bij concrete projecten en pro-<br />

ook het proces rond het Coolhaveneiland niet zonder tegenslagen tot stand.<br />

gramma’s. Wat is overtuigender dan met eigen ogen zien en zelf ervaren wat<br />

Enkele dilemma’s zijn echter op innovatieve wijze verholpen en er worden<br />

de sfeer en de kansen van Coolhaveneiland zijn?<br />

ook successen geboekt.


170 171<br />

Zicht op Coolhaveneiland vanaf metrostation<br />

Coolhaven, met op de voorgrond<br />

de voormalige Machinistenschool en<br />

daarachter woonwerkgebouw Puntegale.<br />

Op de achtergrond de Euromast.<br />

De voormalige Machinistenschool


Plan- en visievorming<br />

Veranderende rollen<br />

In 2004 hebben de stuurgroeppartijen een start gemaakt met het opstellen<br />

Het bedrijfsplan van Kristal benoemt de kritische succesfactoren voor het<br />

van de ‘Ontwikkelingsvisie Coolhaveneiland’ (dS+V, 2004). Vervolgens<br />

slagen van de gebiedsontwikkeling. Heikel punt daarin is de samenwerking<br />

hebben zij een extern bureau in de arm genomen om de ontwikkelingsvisie<br />

tussen de stakeholders, die niet altijd goed blijkt te verlopen. Kristal trekt in<br />

om te zetten in een opdracht voor het ‘Ondernemingsplan Coolhaveneiland’.<br />

het rapport de conclusie dat met name de voorbereidingsgroep, die de verbin-<br />

Dit rapport is er in die vorm echter nooit gekomen. Wel is het ‘Convenant<br />

dende schakel is tussen de vier partijen en de procesmanager, niet optimaal<br />

Coolhaveneiland’ opgesteld door het OBR, de deelgemeente Delfshaven,<br />

functioneerde, al dan niet door een verkeerd mandaat. De procesmanager<br />

Woonbron en Stadswonen (2006). Daarin is het gezamenlijke belang van<br />

kwam daardoor geïsoleerd te staan, waardoor sommige projecten niet op<br />

de betrokken partijen onder woorden gebracht en de doelstelling en uit-<br />

gang zijn gekomen of hun eigen gang gingen. Feitelijk is daardoor tot dusverre<br />

voeringsrichting van de gebiedsontwikkeling zijn vastgelegd, met name ten<br />

onvoldoende sprake van een gemeenschappelijke gebiedsontwikkeling.<br />

aanzien van het procesmanagement. Er staan ook afspraken in over de<br />

In de voorbereidingsgroep zaten vooral raadgevers in plaats van uitvoerders.<br />

verschillende verantwoordelijkheden en taken. Naast de stuurgroep is een<br />

Het leek een soort echogezelschap dat de plannen van de procesmanager<br />

voorbereidingsgroep in het leven geroepen en een procesmanager<br />

rapporteerde aan hun bestuurders, maar niet zelf daarmee aan de slag ging.<br />

aangesteld.<br />

De voorbereidingsgroep zal dus meer het karakter van een uitvoeringsorgani-<br />

De procesmanager treedt op als ondernemer in de ontwikkeling en uitvoering<br />

satie moeten krijgen. Deze concretisering is ook vertaald in het bedrijfsplan,<br />

van het proces waarin het Coolhaveneiland zich moet ontwikkelen tot een<br />

waar duidelijke afspraken in zijn opgenomen over soort project, verantwoorde-<br />

gemengde stadswijk met de kenmerken: jong, stedelijk en een creatief<br />

lijkheden, uitvoering, financiering en planning. De voorbereidingsgroep wordt<br />

verblijfsklimaat. De eerste verantwoordelijkheid van de procesmanager was<br />

voortaan projectgroep genoemd en er zullen per deelproject projectverant-<br />

het opstellen van een plan van aanpak. Hierin is een heldere inventarisatie<br />

woordelijken worden benoemd uit de verschillende organisaties. Hiermee<br />

van het gebied opgenomen en een visie voor de toekomst. Vervolgens is de<br />

ontstaat naast het bestuurlijk commitment ook directe verantwoordelijkheid<br />

procesmanager voortvarend aan de slag gegaan met een aantal acties om<br />

bij de partijen voor onderdelen uit de gebiedsontwikkeling. Dit adoptieprincipe<br />

deze doelstelling te verwezenlijken, zoals:<br />

zorgt ervoor dat de gebiedsontwikkeling tot in het hart van alle organisaties<br />

– het op de kaart zetten van het gebied, middels activiteiten, evenementen<br />

wordt gedragen.<br />

en publicaties;<br />

Interessant aan dit proces is dat corporaties en overheden in gebiedsontwik-<br />

172 – verwerving van subsidie;<br />

kelingen als deze, met een sterke non-fysieke component, <strong>nieuwe</strong> posities 173<br />

– een concept-verhuurplan en de (tijdelijke) programmering voor de<br />

innemen en andere rollen moeten vervullen dan ze gewend zijn. Het komt<br />

Machinistenschool. Er zijn dertig creatieve ondernemingen geworven als<br />

niet vaak voor dat woningcorporaties de aanjager zijn van een meervoudige<br />

kandidaat-huurder, evenals een kandidaat horeca-exploitant;<br />

gebiedsontwikkeling. Kristal vervult weliswaar de rol van ontwikkelaar voor<br />

– opzet en concretisering van een Leerwerkbedrijf Coolhaveneiland in nauwe<br />

Woonbron en Stadswonen, maar voelt zich vooral verantwoordelijk voor de<br />

samenwerking met de Hogeschool Rotterdam;<br />

projectontwikkeling van individuele <strong>gebouwen</strong>, zoals de Machinistenschool.<br />

– aanpak voor een communicatieplan.<br />

De procesmanager is aangesteld om het proces rond de softwareontwikkeling<br />

in het gebied te leiden, maar kan dit niet zonder uitvoeringsorganisatie en<br />

In een intensieve stuurgroepvergadering in juli 2007 is besloten tot het<br />

krachtig mandaat van de probleemeigenaren. Dit mandaat is door de stuur-<br />

opstellen van een bedrijfsplan door Kristal om tot een meer projectmatige<br />

groep meerdere malen bekrachtigd, maar in eerste instantie onvoldoende<br />

uitwerking van het Plan van Aanpak te komen. Ook is de visie/doelstelling<br />

verder aangescherpt, nadat daar nog veel onduidelijkheid over bleek te<br />

doorgesijpeld in de eigen organisaties. Daar is nu verbetering in gekomen.<br />

bestaan. De visie uit 2004 was niet meer voldoende actueel. De uitvoering<br />

Strategie<br />

stagneerde omdat partijen van elkaar niet zeker waren of ieder zijn verant-<br />

In de eerste fase van het proces bestond veel onduidelijkheid over de taken<br />

woordelijkheid zou nemen en wie in het proces het voortouw had.<br />

die de partijen zichzelf toedichten. Zo waren er geen duidelijke afspraken<br />

Op de stuurgroepvergadering is een kaart gemaakt van het gezamenlijke<br />

tussen de corporaties en de gemeente over wie welk gebouw verwerft, waar-<br />

wensbeeld voor Coolhaveneiland, in lijn met de voorstellen uit het Plan<br />

door dit proces niet van de grond kwam en kansen voorbij dreigden te gaan.<br />

van Aanpak. Daarop zijn de belangrijke routes aangegeven (verbindingsas<br />

De urgentie ontbrak. In de projectmatige uitwerking van het plan van aanpak<br />

metro–Lloydkwartier, flaneerroute langs het water, entree vanuit het oosten)<br />

zijn deze verantwoordelijkheden daarom duidelijk benoemd, alsmede de<br />

alsmede de verschillende projecten, van de Machinistenschool tot de<br />

termijn waarop de acties gerealiseerd dienen te zijn.<br />

culturele functie in het VOC-gebouw en de publieke ruimte achter Puntegale<br />

Een aantal sleutelprojecten heeft prioriteit gekregen om de gebieds ontwikkeling<br />

en het Douanegebouw, het Kees van Dongenhof. Daarmee werd een belang-<br />

vaart en smoel te geven:<br />

rijk obstakel voor de voortgang uit de weg geruimd. De overeenstemming<br />

– Machinistenschool<br />

legde een basis voor vertrouwen.<br />

Er ligt een ambitieus verhuurplan voor creatieve ondernemers en een horeca-<br />

De overeenstemming in de stuurgroep verschaft de procesmanager<br />

gelegenheid. De besluitvorming hierover zal op korte termijn plaatsvinden en<br />

voldoende armslag om projecten te initiëren en te regisseren en de voort-<br />

verwacht wordt dat het gebouw voorjaar 2009 volop in gebruik zal zijn. Ondergang<br />

te bewaken.<br />

tussen wordt met tijdelijke activiteiten ruchtbaarheid gegeven aan het project.<br />

Daardoor staat het al op de mental map van creatieve ondernemers.


– Verwerving Douanegebouw<br />

Dit is een essentieel gebouw in de gebiedsontwikkeling. Het verschaft<br />

toegang tot het gesloten Kees van Dongenhof, waardoor een aantrekkelijke<br />

publieke ruimte ontstaat en ook Puntegale beter wordt geïntegreerd in het<br />

gebied. Het gebouw zelf kan tijdelijke en permanente ruimte bieden aan<br />

de creatieve sector.<br />

– Creëren van expressieve plinten<br />

De levendigheid, uitwisseling en sfeer in de straat kunnen aanmerkelijk worden<br />

vergroot en zichtbaar worden gemaakt door creatief gebruik van plinten in de<br />

buurt. Creatieve voorzieningen hebben daarbij prioriteit. Daarvoor zal aanbod<br />

moeten worden gecreëerd, wat een nauwe afstemming tussen de partijen vergt.<br />

Het eerdergenoemde vraag-en-aanbodoverleg draagt daar aan bij.<br />

– Evenementen op het Machinistenplein<br />

Dit <strong>nieuwe</strong> plein zal pas in 2011 worden opgeleverd, maar de identiteit en<br />

kwaliteit van de plek worden nu al bepaald. Het is een belangrijke schakel<br />

in de routing en tussen de oude en <strong>nieuwe</strong> Machinist.<br />

174<br />

Veenbrand<br />

De gebiedsontwikkeling heeft met haar aanpak onbewust een dynamiek<br />

teweeggebracht die sommigen niet voor mogelijk hebben gehouden. Hoewel<br />

er wellicht nog onvoldoende vooruitgang is geboekt in de gebiedsontwikkeling<br />

zelf, hebben de ingezette initiatieven en het enthousiasme van de corporaties<br />

en deelgemeente ertoe geleid dat de potenties van de creatieve economie<br />

zijn opgepikt door de markt zelf. Het begrip Coolhaveneiland is vooral bij<br />

creatieve ondernemers in brede kring bekend geraakt en dat uit zich in<br />

‘We vertellen niet elders in<br />

175<br />

diverse activiteiten en initiatieven. Een werkconferentie, in het najaar van<br />

2007 georganiseerd door het Centrum Ondernemen in Delfshaven (COiD) in<br />

de Machinistenschool, was een ongekend succes door de grote toeloop van<br />

creatieven van binnen en buiten Coolhaveneiland. Hieruit blijkt dat onder de<br />

grond een veenbrand woedt, die steeds vaker doordringt tot de oppervlakte<br />

(zie hoofdstuk 1, p. 63). De potenties van de creatieve economie op het<br />

Coolhaveneiland blijken geen loze gedachten te zijn.<br />

de stad over Coolhaveneiland,<br />

maar laten het met eigen ogen<br />

zien en beleven.’<br />

Een Rotterdamse aanpak<br />

Niet alle inhoudelijke en organisatorische problemen zijn op dit moment<br />

opgelost. Dat zou wellicht wenselijk zijn, maar bovenal zou een dergelijke<br />

verwachting getuigen van weinig realisme. Tenslotte gaat het om complexe<br />

processen die vragen om specifieke kennis en ervaring en een zekere vorm<br />

van lef, ondernemerschap en een optimistische en ontwikkelingsgerichte<br />

mentaliteit. Daarnaast is het beschikken over een individuele agenda niet<br />

onoverkomelijk indien er voldoende gemeenschappelijke doelen zijn. Alle<br />

partijen lijken daarmee te onderkennen dat er gaandeweg de rit ongetwijfeld<br />

nog problemen zullen opdoemen. Echter, er zijn enthousiaste mensen en<br />

middelen vrijgemaakt om de transformatie van het Coolhaveneiland tot een<br />

succesvol einde te brengen.<br />

Luchtfoto van het monumentale voormalige<br />

belastingkantoor Puntegale, door<br />

woonstichting Stadswonen herontwikkeld<br />

tot woonwerkgebouw voor jongeren en<br />

creatieve ondernemers.


Hazemeyer<br />

Hengelo<br />

Gerben van Straaten, Walas The Maverick<br />

Harrie Vranken, Gemeente Hengelo<br />

‘Van industriële naar een creatieve fabriek.’<br />

176 Situatie<br />

In Hengelo ligt, als driehoek ingeklemd tussen twee spoorwegen, het<br />

voormalig industrieterrein van Hazemeyer, meer recent bekend als Holec.<br />

De activiteiten van deze fabrieken in elektrometaal zijn in de jaren negentig<br />

afgebouwd en verhuisd naar een <strong>nieuwe</strong> locatie in Hengelo. Rond de eeuwwisseling<br />

kwam het oorspronkelijke complex leeg te staan.<br />

Het projectgebied heeft een omvang van ca. 3,5 hectare. Hazemeyer Hengelo<br />

is aantrekkelijk gelegen nabij de wijk Tuindorp, op zeer korte afstand van het<br />

centraal station van Hengelo en op steenworp afstand van de binnenstad<br />

met het kernwinkelgebied en typisch binnenstedelijke <strong>functies</strong>. De locatie<br />

177<br />

maakt onderdeel uit van een veel groter vooroorlogs industrieel complex,<br />

waarin met name de grote metaalfabrieken van Stork de overhand hebben.<br />

Ook dit gebied, onderdeel van het enorme project Hart van Zuid, zal de<br />

komende jaren worden gerevitaliseerd.<br />

In de oorspronkelijke situatie was het Hazemeyerterrein grotendeels volgebouwd.<br />

Nadat de fabrieksactiviteiten waren beëindigd, zijn de <strong>gebouwen</strong><br />

een voor een verlaten. Snel na het vrijkomen van de bebouwing is een deel<br />

van de niet-waardevolle bedrijfsbebouwing gesloopt. De historische en<br />

karakteristie ke <strong>gebouwen</strong> zijn grotendeels behouden gebleven. Meer recente<br />

toevoegingen zijn verdwenen. Slechts een enkel karaktervol gebouw kon door<br />

de ernstige aantasting destijds niet meer worden gespaard. Met deze voorbereidende<br />

werkzaamheden is het gebied geschikt gemaakt voor een <strong>nieuwe</strong><br />

dynamische en creatieve invulling.<br />

Creatieve milieus in 1996 Creatieve milieus in 2004<br />

Historisch perspectief<br />

Floris Hazemeyer beijverde zich, net als Philips en Stork, voor een veilige<br />

elektrische energievoorziening. Op 12 juli 1907 richtte hij in Hengelo zijn eigen<br />

bedrijf in schakelkasten op onder de naam F. Hazemeyer & Co. In 1915<br />

Creatieve milieus in Hengelo/Enschde<br />

in 2007<br />

*<br />

Broedplaats<br />

Creatieve werkplaats<br />

Transactiemilieu<br />

Productiemilieu<br />

Proefuin


178<br />

Kansenkaart creatieve milieus<br />

in Hengelo/Enschde<br />

Kans op nieuw creatief milieu<br />

Kans op opschaling<br />

Kans op terugschaling<br />

Kans op verdwijning<br />

Creatieve milieus in 2004<br />

* Proefuin<br />

verhuisde het bedrijfje naar de Tuindorpstraat 61 in Hengelo. Innovatie en<br />

creativiteit stonden naast techniek en gedrevenheid hoog in het vaandel bij<br />

Hazemeyer. In de Tweede Wereldoorlog werd Hazemeyer zwaar getroffen door<br />

een bombardement. De verwoesting was zo groot, dat de productie tot het<br />

einde van de oorlog bijna nihil was.<br />

Na de bevrijding werd direct gestart met de wederopbouw van Hazemeyer.<br />

Al snel floreerde de elektrotechniek wederom in Hengelo. Vanwege het verbod<br />

voor Duitse bedrijven om industriële producten met een militaire context te<br />

ontwikkelen, ging Hazemeyer met Duitse partners een samenwerking aan om<br />

radio- en radarsystemen te ontwikkelen. Hazemeyer Signaal Apparaten werd<br />

zo de voorloper van Hollandse Signaal Apparaten, nog steeds in Hengelo<br />

gevestigd en daar een belangrijke werkgever. De daaropvolgende jaren waren<br />

zeker enerverend te noemen. De naam Hazemeyer werd vervangen door<br />

andere, waarin de HH van toepassing bleef: Hemaf en Holec. Uiteindelijk<br />

volgden er vele fusies en is het uiteindelijke Eaton-Holec verhuisd naar een<br />

<strong>nieuwe</strong> locatie in Hengelo.<br />

De Hengelose metaalindustrie had te midden van omliggende textielsteden<br />

als Enschede en Almelo een bijzondere positie met een wat hoger welstandsniveau<br />

en een beter imago en zelfbeeld. In het natuurlijk verloop van de<br />

industriële economie vanaf de industriële revolutie tot de sanering ten gunste<br />

van lagelonenlanden is het de textielindustrie die de ontwikkelingen van de<br />

metaalindustrie logischerwijs steeds vooraf is gegaan. Zo is de revitalisering<br />

van Hengelo achteropgeraakt bij die van bijvoorbeeld Enschede. Dat wordt in<br />

de Hengelo doorgaans gevoeld als een achterstand. Er liggen echter aanzienlijke<br />

kansen om het instrument van de voorsprong gevende achterstand te<br />

bespelen. De ontwikkelingen van Hart van Zuid en Hazemeyer zullen hieraan<br />

ongetwijfeld een belangrijke bijdrage leveren.<br />

Identiteit<br />

Hazemeyer Hengelo ontleent zijn identiteit onmiskenbaar aan het industriële<br />

verleden en het industriële erfgoed. Hengelo heeft een belangrijk deel van zijn<br />

groei te danken aan Hazemeyer-Holec, vele generaties Hengeloërs hebben er<br />

emplooi hebben gevonden. Voor velen is de aanduiding voor bedrijf en locatie<br />

nog steeds synoniem en inwisselbaar: de namen Hazemeyer en Holec hebben<br />

een duidelijke connotatie als gebiedsaanduiding. Waar vroeger de naamsaanduiding<br />

van de bedrijvigheid Hazemeyer vastgroeide aan de locatie, streeft<br />

De Creatieve Fabriek vanaf nu naar een omgekeerde beweging. Hazemeyer<br />

is in 2008 duidelijk de naam voor deze locatie, die in de toekomst vooral zal<br />

worden gekend door de <strong>nieuwe</strong> veelzijdige en creatieve bedrijvigheid die er<br />

zal plaatsvinden. Het eindbeeld is allerminst vastomlijnd, maar de richting<br />

manifest: een boeiende mix van wonen, werken en ontmoeten, een plek waar<br />

altijd iets nieuws te beleven is voor bewoners, bedrijven en bezoekers, die<br />

zich door een sterk gevarieerde programmering voortdurend aangetrokken<br />

voelen tot de locatie.<br />

Hazemeyer Hengelo zal uiteindelijk in nauwe samenhang met Hart van Zuid<br />

en een vitale binnenstad zorgen voor nieuw elan en een hernieuwde aantrekkingskracht<br />

op de Twentse en Duitse bezoeker.<br />

Betrokken actoren<br />

In 2000 verwerft de Van Hoogevest Groep uit Amersfoort het terrein van<br />

Hazemeyer. De aanvankelijke intentie voor een meer reguliere invulling met<br />

bijvoorbeeld woningbouw, kantoren en detailhandel blijkt moeilijk haalbaar,<br />

179


omdat dergelijke <strong>functies</strong> bij de herontwikkeling van de <strong>nieuwe</strong> stadsonderde-<br />

van de herontwikkeling op zich, heeft het gewenste marktgerichte maar<br />

len van Hengelo niet voor de Hazemeyerlocatie zijn voorzien. Bij de gemeente<br />

creatieve totaalconcept dus extraverte, namelijk toeristische en recreatieve<br />

Hengelo is de herontwikkeling van Hazemeyer op dat moment nauwelijks in<br />

doelstellingen.<br />

beeld en zoals dat zo vaak gaat bij dergelijke complexen, de dan vigerende<br />

De gehandhaafde waardevolle <strong>gebouwen</strong> staan, in afwachting van verdere<br />

bestemmingen zijn ongeschikt. Uiteindelijk besluit de eigenaar in 2005 om<br />

restauratie, nog deels leeg. Een aantal van deze <strong>gebouwen</strong> heeft een<br />

het gebied te revitaliseren met een integraal concept, waarin diverse elkaar<br />

tijde lijke invulling, aanvankelijk sporadisch (2006), later regelmatig (2007)<br />

versterkende functionaliteiten worden verweven. Men wordt tot deze keuze<br />

en inmiddels intensief. De interim-activiteiten hebben bijgedragen aan publi-<br />

verleid, enerzijds omdat er meer draagvlak voor lijkt te bestaan en er zodoende<br />

citeit en enthousiaste reacties van inwoners en ondernemers. Zo langzamer-<br />

met meer snelheid en doelgerichtheid kan worden ontwikkeld, anderzijds<br />

hand staan de programmering en de mogelijkheden van Hazemeyer goed<br />

omdat de ervaringen met revitalisering van industrieel erfgoed in toenemende<br />

op het netvlies van de Hengeloër. Er is met enige regelmaat ‘leven in de<br />

mate aantonen dat een multifunctionele aanpak, waarin creatieve impulsen<br />

brouwerij’ en de eerste pioniers trekken <strong>nieuwe</strong> initiatieven en bezoekers<br />

worden gecombineerd met meer commerciële gebruikers en reguliere stads-<br />

aan. Gaandeweg ontstaan meer vaste inkomsten en daarmee groeit een<br />

<strong>functies</strong>, succesrijk kan zijn.<br />

basis voor een gezonde langjarige exploitatie van de gehele locatie. Zo hebben<br />

De Van Hoogevest Groep besluit tot een samenwerking met Walas<br />

zich zo’n twintig kleinere creatieve bedrijven gevestigd in de <strong>gebouwen</strong> C01<br />

The Maverick om de conceptuele en economische ontwikkeling van het voor-<br />

en B04 (zie afb.), vinden er diverse tentoonstellingen en activiteiten plaats<br />

malig Holec-Hazemeyerterrein, voortaan Hazemeyer Hengelo genoemd, daad-<br />

in gebouw B06 en wordt gebouw C03 momenteel gebruikt als tijdelijke<br />

krachtig en praktijkgericht te kunnen aanpakken. Om het multifunctionele<br />

theaterruimte. In de eindsituatie is deze functie gepland in het naastgelegen<br />

project integraal en effectief te kunnen realiseren en exploiteren, is een<br />

gebouw C04. In december 2007 hebben er al zo’n veertig mensen een<br />

speciaal op Hazemeyer Hengelo afgestemde onderneming opgericht met<br />

werkplek gevonden.<br />

de naam De Creatieve Fabriek BV.<br />

Op hoger schaalniveau heeft Hazemeyer inmiddels zonder meer een bij-<br />

De Creatieve Fabriek investeert in het bouwen van coalities. In brede zin<br />

zondere attentiewaarde. Provincie, regio en gemeente zijn zich er terdege<br />

wordt gewerkt aan de interactie met de provinciale overheid, culturele en<br />

van bewust dat de Hazemeyerlocatie door haar maat en schaal, het indus-<br />

sociale instellingen, kunstenaars, onderwijsinstellingen, lokale ondernemers<br />

triële erfgoed en de unieke inkadering tussen sporen een zeer bijzondere<br />

en naburige projecten. De kennismaking met ondernemers uit de binnenstad<br />

positie inneemt in het stimuleren en verankeren van creatieve bedrijvigheid<br />

180 en de actoren van de naburige Twentse projecten leiden tot relevante uitwisseling<br />

van informatie en een langzaam maar gestaag toenemend onderling<br />

vertrouwen. Vooral de aanvankelijk stroef verlopende relatie met de gemeente<br />

Hengelo groeit tot een samenwerking waarin resultaten worden geboekt.<br />

In een aantal stappen ontstaat een nauwe samenwerking, waarin op verschillende<br />

niveaus intensief wordt overlegd en gewerkt aan de toekomst van<br />

Hazemeyer. De inspanningen van beide op het creatieve vlak vallen op bij de<br />

provincie Overijssel, die besluit met een subsidie aan de gemeente de broedplaats<strong>functies</strong><br />

van Hazemeyer te ondersteunen.<br />

Naast de onderbouwing en uitwerking van de noodzakelijke gegevens komt<br />

na verloop van tijd een vruchtbare uitwisseling van randvoorwaarden, ideeën,<br />

ambities en kansen tot stand. Uit al deze resultaten heeft de gemeente<br />

Hengelo rond de jaarwisseling 2007–2008 een Nota van Uitgangspunten<br />

opgesteld, die voortaan leidraad zal zijn bij de herontwikkeling van Hazemeyer<br />

Hengelo.<br />

in stad en regio.<br />

181<br />

Het project<br />

Hengelo kent een omvangrijk en indrukwekkend arsenaal aan industrieel<br />

erfgoed. Het behouden en het tot uitgangspunt nemen bij de verdere herstructurering<br />

en ontwikkeling van de stad, biedt mogelijkheden om de historie<br />

van de stad sterker te doen leven in de toekomst. Het industrieel erfgoed op<br />

het terrein van Hazemeyer Hengelo biedt bijzondere kansen om deze ambitie<br />

waar te maken. Door realisatie van een stuk creatieve stad wordt dynamiek<br />

en diversiteit toegevoegd aan de redelijk eenzijdige economische structuur<br />

van Hengelo. Het integrale concept is multifunctioneel en moet een complete<br />

en bruisende aanvulling op de binnenstad en de belendende revitaliseringprojecten<br />

rondom de voormalige Storkcomplexen opleveren. Het totaalconcept<br />

dient zich (boven)regionaal te profileren. Behalve de introverte doelstellingen<br />

Creatieve economie als ontwikkelingsinstrument<br />

Creatieve economie kan van grote waarde zijn bij de revitalisering van regio’s<br />

waar de traditionele industrie is verdwenen. In onbruik geraakte industriële<br />

<strong>gebouwen</strong> blijken bij uitstek geschikt. De geschiktheid voor uiteenlopende<br />

gebruikers, de meervoudig geschikte stramienmaten en de uitnodigende<br />

authenticiteit hebben grote aantrekkingskracht op vindingrijke en initiatiefrijke<br />

ondernemers. In economische revitaliseringprocessen is het belangrijk dat<br />

creatieve en ondernemende geesten, jongafgestudeerden en startende ondernemers<br />

broedplekken vinden in die omgeving. Creatieve economie ontstaat<br />

door een symbiose van creatieve broedplaatsen en het reguliere bedrijfsleven.<br />

Hazemeyer wil in elk geval één van dergelijke broedplaatsen langdurig mogelijk<br />

maken. Sinds september 2007 is een broedplaats ingericht die wordt<br />

gebruikt door zo’n dertig creatieve ondernemers, die samen <strong>nieuwe</strong> productideeën<br />

ontwikkelen, daarin gesteund door de Provincie Overijssel.<br />

Hazemeyer Hengelo heeft De Creatieve Fabriek een aantal doelstellingen<br />

meegegeven:<br />

– het gebied op een niet-traditionele wijze tot ontwikkeling brengen;<br />

– vooral aandacht geven aan de ontwikkeling en consolidatie van een<br />

creatieve economie binnen een duurzame economische entourage;<br />

– het bereiken van een onderscheidende integrale formule die duurzaam<br />

geëxploiteerd moet kunnen worden.<br />

Creatieve bedrijvigheid<br />

Met De Creatieve Fabriek wordt gerefereerd aan begrippen als de ‘creatieve<br />

klasse’ en de ‘creatieve stad’. De creatieve economie wordt beschouwd als<br />

stuwende factor in een zich ver<strong>nieuwe</strong>nde regionale economie. Voortdurende


182<br />

Het plangebied van de herontwikkeling<br />

van het oude Hazemeyercomplex tot<br />

De Creatieve Fabriek<br />

C01<br />

C03<br />

B04<br />

C04<br />

A04<br />

C05<br />

B05<br />

B06<br />

innovatie en dynamiek zijn het gevolg van de creatieve processen. Een significante<br />

economische spin-off nestelt zich veelal in het reguliere regionale<br />

bedrijfsleven.<br />

Creatieve klasse<br />

Creatieve mensen zijn belangrijk voor een stad of regio en zijn een belangrijke<br />

aanjager van de stedelijke economie. Deze creatieve klasse gedijt in een<br />

open en tolerant klimaat en maakt gebruik van de stedelijke voorzieningen<br />

(onder andere cultuur en horeca). Uit de Atlas voor Gemeenten (Marlet &<br />

Van Woerden, 2004) blijkt dat een stad aantrekkelijk moet zijn voor creatieve<br />

professionals. Belangrijkste voorwaarde daarvoor is dat er voldoende werkplekken<br />

(ateliers, bedrijfsverzamel<strong>gebouwen</strong>, oefenruimten, broedplaatsen)<br />

in de stad worden gecreëerd.<br />

Broedplaatsen<br />

Een speerpunt bij het aantrekken van de creatieve bedrijvigheid is het realiseren<br />

van broedplaatsen. Plekken met minder of geen regels, waar creatieve<br />

bedrijven zich vestigen en kunnen floreren en daardoor in belangrijke mate<br />

kunnen bijdragen aan de herontwikkeling van stedelijke gebieden.<br />

Locatievoorkeuren<br />

Creatieve bedrijvigheid heeft een voorkeur voor verouderde industriegebieden,<br />

fabrieks<strong>gebouwen</strong> of kantoren dicht bij de binnenstad.<br />

Voorsorteren van keuzes<br />

Voor de ontwikkeling van creatieve economie zijn nodig: een katalysator<br />

in de vorm van kunst, cultuur, creatieve productie en bedrijvigheid versus<br />

een economisch kiembed voor duurzaamheid en haalbaarheid.<br />

Het concept van Hazemeyer Hengelo rust op drie pijlers:<br />

– Kunst, cultuur en multimedia<br />

Kunst-, cultuur- en multimedia<strong>functies</strong> vervullen een duidelijk publiektrekkende<br />

rol. Het is een opgave om voortdurend een levendig beeld te<br />

behouden. Een bijdrage hieraan wordt gegeven door de combinatie met<br />

andere (culturele en ambachtelijke) activiteiten, zoals repetitieruimten,<br />

culturele opleidingen, (amateur)ver enigingen, theater- en podiumkunsten,<br />

repetitieruimten en onderwijs. Waar mogelijk zal gebruik worden gemaakt<br />

van glasvezel en breedband.<br />

– Opleiden, starten & ontwikkelen<br />

Hazemeyer richt zich naast cultuur en economie vooral ook op sociale economie,<br />

wijkeconomie en startersbeleid. In dit kader is niet alleen werken<br />

en creëren van belang, maar ook opleiden, werkervaringsplaatsen, startersprogramma’s<br />

en reïntegratie.<br />

– Ambachtelijke productie & ontwerp<br />

Design en de ambachtelijke sector passen bij uitstek bij Hengelo als voormalige<br />

innovatieve industriestad. Ambachtelijk ontwerp en productie kunnen<br />

zich manifesteren als creatieve en stimulerende elementen in de lokale economie.<br />

Voor een groot aantal (startende) bedrijven is een laagdrempelige<br />

broedplaatsachtige omgeving een belangrijk vereiste voor een succesvolle<br />

start als volwaardig ondernemer. Ook regionale opleidingen kunnen deelnemen<br />

aan de realisatie van creatieve producerende bedrijvigheid en ambachtelijke<br />

innovatie, (vak)opleidingen, tentoonstellingen en vermarkting van de ambachtelijke<br />

producten.<br />

183


184 185<br />

boven Tijdelijke kunsttentoonstelling<br />

‘OkArt’ trekt nieuw publiek naar de<br />

voormalige fabriek.<br />

onder De Reyrolle Hal, die zal worden<br />

gebruikt voor grootschalige publieke<br />

manifestaties.<br />

De markante loopbrug in het Hazemeyercomplex


Proeftuinen Creatieve Economie<br />

De laatste twee jaar hebben de gemeente Hengelo en De Creatieve Fabriek<br />

Deelname aan de Proeftuinen Creatieve Economie was een gezamenlijk initia-<br />

bewust geïnvesteerd in een fundament van vertrouwen, openheid en een<br />

tief van gemeente en ontwikkelaar. Voor de gemeente Hengelo was deelname<br />

resultaatgerichte aanpak. Uitgezonderd enkele begrijpelijke lichte struikelingen<br />

feitelijk een logisch vervolg op het onderzoek door de Stad bv naar creatief<br />

onderweg, is dat proces tot volle bloei gekomen. Inmiddels is een Nota van<br />

ondernemen in de Twentse steden (de Stad bv, 2006a). Uit dit onderzoek<br />

Uitgangspunten voor de locatie gereed en zijn er afspraken gemaakt over de<br />

bleek onder andere dat een specifiek milieu, een plek waar creatieve bedrijvig-<br />

te volgen planologische en vergunningstechnische procedures.<br />

heid zich verzamelt, ontbreekt en dat de Hazemeyerlocatie daartoe kansen<br />

Open informatiestructuren en bekendheid met en publiciteit rondom Hazemeyer<br />

biedt. De gemeente vond het van belang ervaringen uit te wisselen met<br />

hebben het proces gunstig beïnvloed. Niet onbelangrijk is het feit dat provincie<br />

andere proeftuinen en gebruik te maken van elkaars expertise. Bovendien<br />

en gemeente zich beleidsmatig hebben uitgesproken voor versterking van<br />

een prima gelegenheid om frisse, <strong>nieuwe</strong> ideeën op te doen.<br />

de creatieve economie. Behoud van industrieel erfgoed schreeuwt om <strong>nieuwe</strong><br />

Een soortgelijke reden vormde de basis van het besluit van de projectontwik-<br />

<strong>functies</strong>. Daar dringt de tijd en wringt de schoen. Beide knellingen kunnen<br />

kelaar. Echter, het besluit om Hazemeyer op niet-traditionele wijze te ontwikke-<br />

alleen in goed overleg met coalitiepartners worden gelenigd.<br />

len vanuit een integraal multifunctioneel concept en het feit dat Hazemeyer<br />

Vraagstukken die zich de komende jaren zeker zullen aandienen, houden<br />

in die fase als project bij de gemeente een erg lage prioriteit had, deed de<br />

verband met de dynamiek van creatieve economie. Functies en bedrijvigheid<br />

noodzaak voelen om samen met die gemeente externe kennis en praktijk-<br />

zullen zich blijvend ver<strong>nieuwe</strong>n, de tijdelijke exploitatie krijgt snel vaste eleervaringen<br />

binnen te halen, te bespreken en te beoordelen. Tegelijkertijd zou<br />

menten en uiteindelijk zal het integrale Hazemeyerconcept in een permanente<br />

dit traject kunnen worden gekoppeld aan interne kennisontwikkeling en coali-<br />

bestemming moeten worden gegoten. Tot het zover is zullen de zorgvuldig<br />

tievorming met de lokale creatieve gemeenschap.<br />

opgebouwde coalitiestructuren op hun stevigheid worden getest. Onderhoud<br />

De vraag waar het om draait is: hoe zorgen we ervoor dat Hazemeyer uitgroeit<br />

en vernieuwing van die structuren zullen eenzelfde dynamiek vragen als de<br />

tot een bruisend stukje stad, waar creatieve economie, kunst, cultuur en<br />

passende bedrijvigheid naast elkaar een plek vinden in een omgeving die rijk<br />

concretisering van het creatief-economische complex.<br />

is aan (leegstaand) industrieel erfgoed? De vraag betrof vooral het draagvlak<br />

Venetiaanse brug<br />

bij allerlei partijen in het politieke en economische veld, ondernemers van<br />

Hazemeyer bevindt zich ergens net voor of voorbij het hoogste punt van de<br />

de binnenstad, naburige en vermeend concurrerende projecten en algemene<br />

Venetiaanse brug (zie Inleiding, figuur 3, p.40). Er is voorzichtig begonnen<br />

186 ongerustheid over de economische kansen van Hengelo. Technisch geformu-<br />

aan de eerste fase van convergeren. Er wordt voorzichtig verder gesmeed aan 187<br />

leerd: hoe komt een samenwerkingsconstructie tot stand die de ontwikkeling<br />

een trilaterale coalitie tussen binnenstad, Hart van Zuid en De Creatieve<br />

van een creatief Hazemeyer bevordert, waarin synergie tussen partijen<br />

Fabriek. Samenwerking komt in beeld en het ziet ernaar uit dat kansen<br />

ontstaat en waardoor risico’s hanteerbaar worden.<br />

Externe partijen reageerden wisselend: van enthousiast tot terughoudend,<br />

al naar gelang de positie en het specifieke belang. Terughoudende reacties<br />

waren er aanvankelijk van de (binnenstads)ondernemers en van de ontwikkelaars<br />

van Hart van Zuid.<br />

De publieke interesse nam snel toe toen bekend werd dat Hazemeyer huisvesting<br />

bood aan kunstenaars en kleine creatieve bedrijfjes. Aanvankelijk<br />

waren de <strong>gebouwen</strong> om uiteenlopende redenen niet (tijdig) geschikt om aan<br />

de vraag tegemoet te komen. Inmiddels is de tijdelijke exploitatie vol op<br />

stoom en medio 2008 nemen enkele belangrijke vaste gebruikers hun intrek.<br />

verzilverd kunnen worden.<br />

Procesverloop<br />

In de twee jaar sinds de start van de proeftuinen is er veel veranderd.<br />

De ambities en keuzerichtingen zijn meer gelijkgeschakeld en de onderlinge<br />

scepsis maakt gestaag plaats voor ‘samen de schouders eronder’. Deze<br />

positieve ontwikkeling leidt medio 2008 al tot ingebruikstelling van enkele<br />

bepalende <strong>gebouwen</strong>. De processen die de proeftuin op gang heeft gebracht,<br />

hebben duidelijk invloed gehad. Zeker in het tot stand brengen van een<br />

ongedwongen maar stevige coalitie met de gemeenschap van kunst, cultuur<br />

en creatieve bedrijven. Het draagvlak bij de ondernemers in de binnenstad<br />

is gegroeid en ontwikkelt zich verder. Pas zeer recent komt een voorzichtige<br />

samenwerking tot stand met het nabijgelegen project Hart van Zuid. Die relatie<br />

kan nog veel beter. Gemeente en De Creatieve Fabriek delen het besef dat<br />

er voor allen nog grote kansen liggen door het uitbouwen van coalities, niet<br />

in de laatste plaats voor de bewoners van Hengelo.<br />

Reflectie en lessen<br />

De Community of Practice in de casus Hazemeyer leert ons dat investering<br />

in vertrouwen, openheid en samenwerking rendement oplevert. Bekend maakt<br />

bemind. Ga moeilijke gesprekken met niemand uit de weg, verzamel standpunten<br />

en zoek naar gezamenlijke ‘strenghts’ en alternatieven. Dergelijke<br />

resultaten uit het verleden zijn zeker een garantie voor de toekomst.<br />

De inzichten uit andere Communities of Practice versterken deze belangrijke<br />

les. Iedere casus heeft weliswaar zijn ‘eigenaardigheden’, het bouwen van<br />

een doelmatige coalitie in een vroeg stadium, het duidelijk communiceren<br />

van verwachtingen en ambities, en de bereidheid tot het aanvaarden van<br />

consequenties zijn van onschatbare waarde. De verschillende intenties van<br />

de voornaamste spelers, met name gemeente en ontwikkelaar, kunnen beter<br />

maar meteen helder worden gemaakt, zodat het gesprek over de toekomst<br />

en de begrenzingen niet wordt gehinderd door onduidelijkheid over de posities.<br />

Een open gesprek over de kansen en ontwikkelingsmogelijkheden geeft<br />

ruimte om een gezamenlijk handelingsperspectief te ontwikkelen dat deze<br />

belangen overstijgt.<br />

Complementariteit wordt bereikt door de verschillen tussen ontwikkelingen te<br />

benoemen en vervolgens op een hoger strategisch niveau naar oplossingen<br />

te zoeken. Creatieve economie is een markt die niet concurreert met lopende<br />

projecten, maar openingen maakt naar <strong>nieuwe</strong> markten. Het openleggen van<br />

<strong>nieuwe</strong> markten is het voordeel van alle partijen, de binnenstad, Hart van Zuid<br />

en Hazemeyer.


Voor een geleidelijke groei van tijdelijk gebruik naar het definitieve concept<br />

is aansluiting bij de interne dynamiek van de creatieve markt in Twente een<br />

belangrijke voorwaarde gebleken. De combinatie van de vraag uit de sector<br />

van de creatieve bedrijven naar <strong>nieuwe</strong> bedrijfsruimte en de culturele aspiraties<br />

in de samenleving levert een stevig fundament op voor een ontwikkeling<br />

die een bovenregionale markt kan aanspreken.<br />

De Creatieve Fabriek wil het totaalconcept en de implementatie van business<br />

engineering voor creatieve economie en industrieel erfgoed uit de Angelsaksische<br />

praktijk implementeren. Voor de toetsing van die praktijk zijn de<br />

lessen uit de coalitiepraktijk van deze casus en andere concrete projecten<br />

cruciaal.<br />

Hazemeyer Hengelo<br />

188<br />

Vastgoed en ontwikkeling, initiatief<br />

Van Hoogevest Groep, Amersfoort<br />

Conceptuele ontwikkeling<br />

Business proces engineering creative economy<br />

Walas The Maverick BV, Hengelo<br />

Integrale exploitatie<br />

De Creatieve Fabriek BV, Hengelo<br />

Actieprogramma Cultuur en Economie<br />

Provincie Overijssel<br />

Startersarrangementen<br />

ROZ, gemeente Hengelo en De Creatieve Fabriek<br />

189<br />

Creatief Collectief Hazemeyer Hengelo<br />

15 deelnemende bedrijven<br />

Omvang<br />

ca. 4.500 m2 cultuur<br />

ca. 2.500 m2 opleidingen en reïntegratie<br />

ca. 3.500 m2 entertainment, tentoonstellingen en evenementen<br />

ca. 5.000 m2 veelzijdig bedrijvig, ambachten en bedrijven<br />

ca. 2.500 m2 centrum voor ontwerp en ambacht<br />

boven Luchtfoto van het te ontwikkelen<br />

Hazemeyerterrein ingeklemd tussen<br />

twee spoorlijnen aan de rand van<br />

de binnenstad van Hengelo en Hart<br />

van Zuid.<br />

onder Electrometaalfabriek in werking.


Oliemolenkwartier<br />

Amersfoort<br />

Corien Rodenburg, NRG Consult, innovatiemanager Amersfoort Creatieve Stad<br />

‘Een bruisende etalage voor ver<strong>nieuwe</strong>nde,<br />

energieke ondernemers die zelf een impuls<br />

geven aan de creatieve economie.’<br />

Creatieve milieus in Amersfoort<br />

in 2007<br />

190 Situatie<br />

Op het moment van schrijven, januari 2008, is het Oliemolenkwartier een<br />

grotendeels braakliggend terrein. Van het rijke industriële verleden van<br />

Amersfoort is slechts de Prodenttandpastafabriek nog zichtbaar. Zeepfabriek<br />

Rohm & Haas sloot in 2001 haar poorten, een deel van de monumentale<br />

panden is daarbij aan de sloophamer ontkomen. Kunstenaars hebben zich<br />

hier gevestigd en er wordt nagedacht over de ontwikkeling van het pand voor<br />

de huisvesting van creatieve bedrijven. Het Oliemolenkwartier ligt net ten<br />

noorden van de binnenstad van Amersfoort. Een nu nog wat verlaten plek<br />

vlak achter het station, maar in de toekomst een nieuw deel van de binnen-<br />

191<br />

stad en in de tussentijd een ideale plek om te experimenteren.<br />

De gemeente is eigenaar van de grond en wil het Oliemolenkwartier ontwikkelen<br />

tot het hart van de creatieve economie van Amersfoort. Het gebied moet<br />

leven, inspireren en stralen. Het Oliemolenkwartier moet worden tot een plek<br />

waar creatieve bedrijven elkaar ontmoeten, kruisbestuivingen aangaan, <strong>nieuwe</strong><br />

ideeën creëren en deze vooral tonen aan een groot publiek. Deze ‘etalage’<br />

wordt een bruisende plek waar ruimte is voor ver<strong>nieuwe</strong>nde, energieke ondernemers<br />

die samen een impuls geven aan creatieve economie in Amersfoort.<br />

Het Oliemolenkwartier ligt er nu bij als een restgebied met als belangrijkste<br />

publiekstrekker het restaurant Zandfoort a/d Eem. Dit restaurant is opgezet<br />

door de voormalige eigenaar van de Amsterdamse club Panama, die in<br />

Amersfoort woont en een leuke plek in Amersfoort wilde creëren. Naast<br />

Creatieve milieus in 1996 Creatieve milieus in 2004<br />

Zandfoort a/d Eem organiseren kunstenaars in zeepfabriek Rohm & Haas<br />

manifestaties, is popcentrum De Kelder tijdelijk in het kwartier gehuisvest,<br />

wonen studenten in kubussen en organiseert ‘Amersfoort Creatieve Stad’<br />

Broedplaats<br />

Creatieve werkplaats<br />

drukbezochte netwerkbijeenkomsten voor creatieve ondernemers. Nieuwe<br />

Transactiemilieu<br />

planontwikkelaars, veelal Amersfoortse creatieve ondernemers, werken op<br />

spraakmakende wijze aan hun voorstellen, Hogeschool Utrecht bouwt een<br />

*<br />

Productiemilieu<br />

Proefuin


192<br />

Kansenkaart creatieve milieus<br />

in Amersfoort<br />

Kans op nieuw creatief milieu<br />

Kans op opschaling<br />

Kans op terugschaling<br />

Kans op verdwijning<br />

Creatieve milieus in 2004<br />

* Proefuin<br />

nieuw onderkomen en verder is een belangrijk deel van het terrein in gebruik<br />

als parkeerterrein. Volgens de planning worden vanaf 2008 fasegewijs meer<br />

creatieve <strong>functies</strong> en activiteiten zichtbaar.<br />

Industriegebied aan de Eem<br />

Het Oliemolenkwartier maakt deel uit van het Eemkwartier. Aan de vooravond<br />

van Amersfoorts industrialisatie, omstreeks 1850, was dit een idyllisch<br />

gebied met landgoederen, buitenverblijven, stukjes bouwland, schuurtjes en<br />

een enkele stal. Aan de oever van de Eem stonden wat pakhuizen, een paar<br />

molens en wat kleine ambachtelijke ondernemingen zoals een bleekbedrijfje,<br />

een bakker en een enkel café. Oliemolen De Zon, ook wel bekend als<br />

‘de Rijzende Zon aan de kleine Koppel’, stond opvallend aan de linkeroever<br />

van de Eem in het Oliemolenkwartier. In oliemolens werden olierijke zaden<br />

zoals pinda’s, zonnebloemzaad en lijnzaad geplet tussen kantstenen. Het zaad<br />

werd vervolgens verhit in een pan, in zakken gestopt en in een perskamer<br />

tussen molenstenen geperst. Naast olie werd pulp als bijproduct verkregen,<br />

dat werd gebruikt als veevoer. De olie werd voor de huishouding of voor zeepbereiding<br />

gebruikt. In 1863 werd de oliemolen omgebouwd tot een trasmolen.<br />

Tras is gemalen tufsteen, gebruikt als ingrediënt voor cement.<br />

In de periode 1900–1950 nam de industrialisering in Amersfoort een grote<br />

vlucht. In het Oliemolenkwartier vestigden zich verschillende bedrijven, waaronder<br />

de Amersfoortse Betonmaatschappij, Van Nieuwenhuizen graan- en<br />

veevoederhandel, Erdal schoensmeer, de Prodentfabriek, de Nederlandse<br />

Kleurstoffenindustrie en Rohm & Haas. Toenemende concurrentie, schaalvergroting,<br />

opvolgingsproblemen bij familiebedrijven, het invoeren van <strong>nieuwe</strong><br />

technologieën en toenemende productiekosten zorgden vervolgens voor een<br />

lange periode van neergang. In plaats van de eerdere trots ontstond, ingegeven<br />

door de bewustwording over vervuiling en het neerkijken op industriearbeiders,<br />

schaamte over het industriële verleden. Men nam afscheid van<br />

fabrieken en maakte ze maar al te graag met de grond gelijk.<br />

In de laatste decennia is er een lichte kentering in de waardering van de<br />

industrie te herkennen. Het besef groeit dat industrie een cultuuruiting is.<br />

Als de oude, vaak interessante en karakteristieke <strong>gebouwen</strong> een zinvolle<br />

<strong>nieuwe</strong> bestemming krijgen die recht doet aan het bedrijfsmatige verleden,<br />

dragen ze naast hun rollen als monument en informatief gebouw bij aan<br />

de verlevendiging van het stadsbeeld.<br />

Groeistad Amersfoort<br />

Amersfoort is al jaren in ontwikkeling. Nieuwe wijken als Schothorst en Vathorst<br />

worden op aansprekende wijze ontwikkeld en het inwonertal is in vijftig jaar<br />

gestegen tot over de 140.000 (Marlet & Van Woerkens, 2004). De groeiende<br />

stad vraagt om een passend voorzieningenniveau op het gebied van kunst,<br />

cultuur, winkelen en uitgaan. Het Eemkwartier is hiervoor door het gemeentebestuur<br />

aangewezen als uitbreiding van het stadshart. In 2005 verschenen<br />

de eerste grote appartementencomplexen in de Eemhaven. Aan de overzijde<br />

van de Eem, op het Eemplein en direct ten noorden van de spoorlijn, worden<br />

enkele stedelijke voorzieningen gebouwd zoals een bibliotheek, bioscoop, een<br />

kunstenschool, een archief. Ook het popcentrum De Kelder, dat nu nog in het<br />

Oliemolenkwartier gevestigd is, verhuist hiernaartoe. Het Oliemolenkwartier<br />

grenst aan het Eemplein.<br />

De gemeente Amersfoort wil de aanwezigheid van creatieve bedrijvigheid in<br />

het Oliemolenkwartier stimuleren door gedurende vijftien jaar de ontwikkeling<br />

193


van broedplaatsen ruim baan te geven. Alles mag, maar wel onder de voor-<br />

Financieel gezien is het gebied voor de periode van vijftien jaar losgekoppeld<br />

waarde dat alles na die periode verwijderd kan worden. De periodering van<br />

van het mechanisme van de boekwaarde. Deze is teruggebracht tot een<br />

tijdelijkheid hangt samen met de ruimtelijke ontwikkelingsstrategie voor het<br />

niveau waarop herontwikkeling over een periode van vijftien jaar goed moge-<br />

aangrenzende Eemplein en het industriegebied Kop van Isselt, waar het<br />

lijk is. Dit betekent dat de ontwikkeling van creatieve economie niet extra<br />

gehele Eemkwartier onderdeel van uitmaakt. Het gemeentebestuur verwacht<br />

belast wordt door afschrijvingen op de boekwaarde. Het braakliggend terrein<br />

dat over vijftien jaar de <strong>nieuwe</strong> stedelijke <strong>functies</strong> van het Eemplein voldoende<br />

is ‘om niet’ beschikbaar. Alle investeringen in het gebied, het bouwrijp maken,<br />

goed zijn ingebed in het stedelijk weefsel. Vanuit die situatie is er dan vol-<br />

het aanleggen van voorzieningen en de ambtelijke begeleiding moeten worden<br />

doende zicht op een gewenste <strong>nieuwe</strong> invulling van het Oliemolenkwartier.<br />

betaald uit de opbrengsten van het gebied.<br />

Een volgende vraag was of het überhaupt mogelijk is om op basis van de<br />

Werkateliers<br />

uitgangspunten van de gevestigde orde creatieve economie te stimuleren.<br />

Om de plannen voor het tijdelijke creatieve milieu van het Oliemolenkwartier<br />

De tijdelijkheid van de bebouwing betekent dat ontwikkelaars alleen geïnte-<br />

verder uit te werken, zijn in 2006 werkateliers met groepen van creatieven in<br />

resseerd zijn als zij rechten krijgen in de toekomst van het gebied na vijftien<br />

de stad georganiseerd. De werkateliers zijn in eerste instantie geïnspireerd<br />

jaar. Op die manier wordt het indekken van risico’s een voorwaarde is om<br />

door Richard Florida’s boek uit 2002 over het belang van een sterke creatieve<br />

mee te doen, terwijl juist het aangaan van risico’s en het accepteren daarvan<br />

klasse in de stad, maar daarnaast ook door concrete voorbeelden als<br />

onderdeel van de creatieve economie is.<br />

Container City in Londen.<br />

Het blijkt dat Amersfoort verrassend veel in huis heeft waarvan het zelf<br />

Tijdens de werkateliers Oliemolenkwartier is expliciet gekozen de gebruiker<br />

weinig weet heeft. Creatieve bedrijvigheid is in Amersfoort talrijk aanwezig,<br />

als uitgangspunt te nemen. Dit heeft geresulteerd in een programmavoorstel,<br />

maar profileert zich nog onvoldoende om een aanjaagfunctie te hebben.<br />

een functionele sfeerimpressie van gebruikers en een tijdslijn die als uitgangs-<br />

Het Oliemolenkwartier biedt kansen om als etalage te fungeren. Het is een<br />

punt kan dienen voor verdere ontwikkeling van het creatieve gebied.<br />

gebied met veel potentie om de stad op een ander plan te brengen door het<br />

Potentiële gebruikers en ontwikkelaars reageerden enthousiast op het voorne-<br />

stimuleren van creatieve economie. Creatieve economie gaat over <strong>nieuwe</strong><br />

men het Oliemolenkwartier in te richten voor creatieve industrie. Kunstenaars<br />

vormen. Dit besef is doorslaggevend voor het succes. Rohm & Haas is zo’n<br />

zagen mogelijkheden voor atelierruimte, zelfstandig ondernemers waren blij<br />

<strong>nieuwe</strong> vorm. Hier werkt een diverse groep van creatieven op bijzondere wijze<br />

met de ideeën over gezamenlijke huisvesting, en bijvoorbeeld op de prijsvraag<br />

aan spraakmakende initiatieven, zijn samenhang en synergie leidend en wordt<br />

194 voor het ontwerp van een paviljoen voor het huisvesten van ‘Amersfoort 750’<br />

bijgedragen aan het op de kaart zetten van creatief Amersfoort.<br />

195<br />

– Amersfoort viert in 2009 grootscheeps dat het 750 jaar bestaat – kwamen<br />

In het nadenken over de tijdelijke functie van het Oliemolenkwartier, het ont-<br />

zestig inzendingen binnen. In de politiek was er enthousiasme over de ontwikwikkelen<br />

van broedplaatsen en de financiering daarvan, blijkt hoe lastig het is<br />

kelruimte en ambitie op het vlak van creatieve industrie. Alhoewel met name<br />

om dit project een plek te geven. Eigenlijk is het geen project, want de ontwik-<br />

vanuit de VVD vragen werden gesteld over de visie op het te ontwikkelen terrein<br />

keling heeft geen vooropgesteld einddoel. Het is immers niet zeker waar het<br />

na de periode van tijdelijk gebruik en over het hypekarakter van het gebied.<br />

naartoe gaat. Het is een proces met als doel het tijdelijk vullen van het gebied.<br />

Toch zijn de werkateliers afgerond met een slotbijeenkomst die weinig<br />

Vanuit het ‘oude’ ontwikkelidee is er behoefte aan een eindbeeld. Bijvoor-<br />

bevredi gend was voor zowel verantwoordelijke wethouders als verschillende<br />

beeld het wegvegen van alles wat gebouwd wordt na de periode van vijftien<br />

groepen van creatieve ondernemers, kunstenaars en organisatoren in de<br />

jaar. Lastigheid in het denken over het investeren in tijdelijke broedplaatsen<br />

stad. De hierop volgende radiostilte vanuit de gemeente trekt vanaf 2007<br />

blijkt het ‘gevaar van succes’: als het goed gaat en het gebied begint te<br />

langzaam weg doordat de organisatie Amersfoort Creatieve Stad netwerk-<br />

bruisen, gaat dat mogelijk tegen andere plannen in. Andere stemmen in de<br />

bijeenkomsten organiseert. Het doel van deze bijeenkomsten is om een ont-<br />

stad vinden dit open einde juist bijzonder aantrekkelijk en gaan ervan uit dat<br />

moetingsplek te creëren, waar de creatieve klasse van Amersfoort elkaar per-<br />

de creatieve <strong>functies</strong> en activiteiten hoe dan ook de waarde van het gebied<br />

soonlijk leert kennen, onderling relaties smeedt, samen projecten ontwikkelt<br />

vergroten. Wat over vijftien jaar werkt behoud je en de rest pas je aan.<br />

en Amersfoort als creatieve stad op de kaart zet.<br />

De onzekerheid over de consequenties voor de toekomst kunnen een gevaar<br />

vormen voor de ontwikkeling van het Oliemolenkwartier. Door te laten zien<br />

Amersfoort Creatieve Stad<br />

hoe creatieve economie in de praktijk werkt, door te wijzen op de bijdrage<br />

In januari 2008 heeft de gemeenteraad het plan van aanpak omarmd om de<br />

ervan voor het imago en de economische groei van de stad en verder de tijd<br />

creatieve economie, met als speerpunt de sector ontwerp en advies, in tijdelijke<br />

z’n werk te laten doen, kan de onzekerheid worden overwonnen. Dit vraagt<br />

vormen in het Oliemolenkwartier te stimuleren. In eerste instantie was het de<br />

vraag of de gemeente haar grondgebied zelf zou gaan verhuren aan initiatieven<br />

erom heel erg met het ‘hier en nu’ bezig te zijn.<br />

voor het ontwikkelen van broedplaatsen of dit zou uitbesteden aan een ontwik-<br />

Strategie<br />

kelaar. De gemeente heeft uiteindelijk besloten om zelf een leidende rol te<br />

Het Oliemolenkwartier is een breiproject. Het gebied wordt kavel voor kavel<br />

nemen om zo sturend te zijn in de visie, identiteit en programmering van het<br />

ontwikkeld. In dit organische proces is iedere <strong>nieuwe</strong> stap medebepalend<br />

Oliemolenkwartier. Zelf ontwikkelen maakt het mogelijk de beleving in de uitwer-<br />

voor de stap die volgt. Een aantal kavels is nu beschikbaar en zodra de<br />

king van de initiatieven centraal te laten staan en er zo voor te waken dat er<br />

<strong>nieuwe</strong> parkeergarage op het Eemplein gereed is, kan het huidige parkeerter-<br />

daadwerkelijk broedplaatsen ontstaan. Om tijdelijke ontwikkelingen verder mogerein<br />

herontwikkeld worden. Ondertussen dienen zich voor verschillende kavels<br />

lijk te maken, is zo veel mogelijk ruimte gecreëerd in het bestemmingsplan.<br />

<strong>nieuwe</strong> ontwikkelaars aan. In dit proces werken gebruikers, ontwikkelende


oven Voormalige lijmfabriek Rohm<br />

& Haas wordt herontwikkeld tot creatief<br />

bedrijfsverzamelgebouw.<br />

onder Het Oliemolenkwartier in<br />

Amersfoort met links Rohm & Haas<br />

en rechts tijdelijke studentenhuisvesting<br />

in zeecontainers.<br />

partijen en de gemeente samen. Het uitgangspunt van deze kavel-voor-kavelstrategie<br />

is dat de verschillende ‘<strong>nieuwe</strong> projectontwikkelaars’ zo veel<br />

mogelijk zelf het werk doen. Eventueel ondersteund door werkbudget en<br />

de organisatie Amersfoort Creatieve Stad.<br />

Vanuit Amersfoort Creatieve Stad worden gebruikers/plannenmakers gestimuleerd<br />

en gefaciliteerd om op bijzondere wijze met spraakmakende voorstellen<br />

te komen. De soms nog wat zoekende coalities worden ondersteund in het<br />

verder uitwerken van hun plannen en bijvoorbeeld bij het werven van deelnemers<br />

voor hun activiteiten en <strong>nieuwe</strong> gebruikers voor de <strong>gebouwen</strong>.<br />

196<br />

Proeftuinen Creatieve Economie<br />

Hoewel het ontwikkelen van het Oliemolenkwartier met al zijn bijzonderheden<br />

vergelijkbaar blijft met een ‘normaal’ project, verschilt de ontwikkeling van<br />

het gebied met die van andere oude industriële gebieden. Net als bij andere<br />

projecten is er een gebied, een programma van eisen, een bestemmingsplan,<br />

een ontwikkelaar, en zijn er gebruikers, maar toch moet je telkens het wiel<br />

opnieuw uitvinden. Daarbij komt dat de randvoorwaarde om het gebied tijdelijk<br />

in te vullen het verhaal niet alleen programmatisch maar ook financieel<br />

complex maakt. De gemeente is aan iets begonnen waarvan ze niet uit ervaring<br />

weet hoe het werkt. Wat is het krachtenveld in dit ontwikkelingsproces?<br />

Hoe pakt een verhaal anders uit met het label ‘creatieve economie’ erop?<br />

Om op dit soort vragen antwoord te krijgen, heeft Amersfoort zich in 2006<br />

aangesloten bij de Proeftuinen Creatieve Economie. De insteek was te willen<br />

leren van andere projecten, maar ook om Amersfoort te profileren en te<br />

profiteren van belangeloos professioneel advies.<br />

Het dilemma dat in het begin (2006) van de proeftuin van Amersfoort centraal<br />

stond, was dat de creatieve ondernemers in Amersfoort wel actief zijn en<br />

graag willen, maar toch niet met concrete plannen komen. Verbeelding blijkt<br />

de basis te zijn waarop creatieven zich ontwikkelen en een braakliggend<br />

terrein spreekt niet tot de verbeelding. Er moet dus eerst bebouwing komen.<br />

De vraag daarbij was welke ontwikkelingsstrategie er gekozen moest worden.<br />

197<br />

Ontwikkelingsstrategie<br />

Ten tijde van de eerste expertmeeting zit de gemeente met het dilemma dat<br />

ze niet zelf wil gaan ontwikkelen, maar dat ze de grond ook niet uit handen wil<br />

geven. Een samenwerking tussen overheid en ontwikkelaar, waarbij de grond<br />

in erfpacht wordt uitgegeven, lijkt de meest logische oplossing. De gemeente<br />

heeft de intentie om de ontwikkeling te initiëren met een prijsvraag voor een<br />

bedrijfsverzamelgebouw. Tijdens de expertmeeting vraagt de gemeente advies<br />

hoe deze prijsvraag vormgegeven dient te worden.<br />

De reactie van de experts is terughoudend. Zij voorzien problemen met de<br />

mogelijkheid om na vijftien jaar al het tijdelijke gebruik weg te vegen. Op die<br />

manier is de waardestijging relatief en zullen weinig ontwikkelaars willen<br />

investeren. Ze adviseren om tijdelijkheid te zien als transformatiemiddel dat<br />

<strong>nieuwe</strong> mogelijkheden voor ontwikkeling verkent. Een open inschrijving kan,<br />

beter nog dan een prijsvraag, de juiste kandidaten mobiliseren die je in het<br />

gebied wilt hebben. Als je een open inschrijving houdt, dan is de kwaliteit van<br />

de opdracht bepalend voor de kwaliteit van de inzendingen. Denk goed na<br />

over de juiste randvoorwaarden. Die moeten overeenkomen met het karakter<br />

van het gebied: open en toegankelijk; bont en rommelig; tijdelijk; spraakmakend<br />

en dynamisch. Nieuwe horecaconcepten zijn hiervoor erg interessant.<br />

Als je iets bijzonders wilt doen als gemeente, zorg dan ook voor bijzondere en


uime randvoorwaarden die de creativiteit stimuleren. Zoek naar een aanpak<br />

die creativiteit losmaakt: het goede idee. Het enige dat je daarvoor nodig<br />

hebt is een programma, ruimte en geld. Tijdelijkheid biedt veel mogelijkheden<br />

in de omgang met lopende bestemmingsplannen. Een goed voorbeeld uit het<br />

buitenland is Container City in Londen. Daar betaalt de ontwikkelaar geen<br />

huur aan de gemeente, maar stopt 20% van de opbrengst in een fonds voor<br />

de herontwikkeling van het gebied. Het is wel logisch om in een publiek-private<br />

samenwerkingsconstructie de grondexploitatie met één partij voor het hele<br />

gebied te voeren. Dan weet je ook wie de buren zijn.<br />

geheel wordt ingegeven door de deelprocessen. Het uiteindelijke doel om<br />

vanuit samenhang aan het programma bij te dragen ontstaat gaandeweg. De<br />

(potentiële) gebruikers blijken naarmate hun plannen concretere vormen krijgen<br />

en uitwisseling over plek en uitstraling noodzakelijk wordt, last te krijgen van<br />

de fragmentatie. Het besef groeit dat zij gezamenlijk de ontwikkelcoalitie voor<br />

het Oliemolenkwartier vormen en met elkaar moeten onderhandelen. Kleine<br />

coalities achten het zinvol niet alleen de eigen plannen te toetsen aan de<br />

randvoorwaarden van de gemeente, maar voelen ook de urgentie met elkaar in<br />

dialoog te gaan over de samenhang tussen de initiatieven. Hieronder worden<br />

de verschillende ontwikkelingen in het Oliemolenkwartier kort toegelicht.<br />

Soort creatieve economie<br />

Een vraag die hiermee in nauw verband staat, is welke creatieve economie je<br />

Rohm & Haas<br />

hier wilt vestigen. Niet iedere sector is in Amersfoort aanwezig en niet iedere<br />

Rohm & Haas is een van de weinige overgebleven industriële <strong>gebouwen</strong> in het<br />

ondernemer is enthousiast over dit soort gebieden. Bedrijven uit de bouw-,<br />

Oliemolenkwartier. De kunstenaars die in eerste instantie het gebouw tijdelijk<br />

advies- en ontwerpwereld zitten niet te wachten op opblaashallen. Het perso-<br />

bewoonden, mogen zich nu blijvend vestigen in een deel van de bebouwing.<br />

neel vraagt om een fatsoenlijk gebouw. Dit plan werkt dus niet voor deze doel-<br />

Het ontwikkelen van Rohm & Haas is uitgegroeid tot een samenwerking van<br />

groep. Er zijn twee opties. Ten eerste kan je ervoor kiezen om de vrijblijvend-<br />

adviesbureau Pentascope, architectenbureau Poolen en kunstenaars met als<br />

heid van het Oliemolenkwartier op te geven. Investeerders kunnen dan in het<br />

doel zich gezamenlijk in deze panden te huisvesten. Dit vindt plaats onder<br />

gebied zelf of daarbuiten grondposities verwerven. Als tweede optie kun je<br />

coördinatie van Stichting BOEi (Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikke-<br />

zoeken naar <strong>functies</strong> die hier wél willen zitten en een rendabele praktijk kunnen<br />

ling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed). De voor deze partijen haalbare<br />

opbouwen in vijftien jaar. Dan kan gedacht worden aan tijdelijke evenementen,<br />

vormen van samenwerking zijn zichtbaar geworden in een plan waar inmiddels<br />

kunstenaars of horeca. Om het gebied een impuls te geven, kan je de sociale<br />

in principe overeenstemming met de gemeente over is. De drie partijen geven<br />

faculteit van de Hogeschool betrekken en een ICT-cluster ontwikkelen door<br />

op bijzondere wijze invulling aan de ontwikkeling van de creatieve economie in<br />

een satellietlocatie van de Dutch Game Factory uit Utrecht te huisvesten en<br />

het Oliemolenkwartier. Met name in de programmering en de publiciteit zijn er<br />

198 ICT-bedrijven te mobiliseren.<br />

Ontwikkelingen<br />

mogelijkheden om samen te werken en om bij te dragen aan de doelen van<br />

Amersfoort Creatieve Stad.<br />

199<br />

Sinds de proeftuinen in 2005 zijn gestart, is een plan van aanpak ontwikkeld,<br />

De Keukentafel/Discover!<br />

zijn verschillende initiatieven vanuit de markt in gang gezet, blijkt er interesse<br />

Aan de ‘Keukentafel’ dragen creatief ondernemers zelf concrete suggesties<br />

te zijn vanuit niet-reguliere ontwikkelaars, zijn studentenwoningen geplaatst,<br />

aan voor de invulling van de ruimte die nog resteert in het Oliemolenkwartier.<br />

wordt Zandfoort a/d Eem, een van de leukste restaurants van Amersfoort,<br />

In restaurant Zandfoort a/d Eem staat in de maanden januari, februari en<br />

gebruikt als ontmoetingsplek voor creatief ondernemers, krijgt ‘Amersfoort<br />

maart een ‘fysieke’ keukentafel, waar regelmatig ontmoetingen georganiseerd<br />

750’ vorm en zijn de Hogeschool en de Dutch Game Factory aangehaakt.<br />

worden en waar de ontwikkeling van plannen permanent bekeken en becom-<br />

Door veel aandacht te besteden aan de identiteit van, en de gewenste<br />

mentarieerd kan worden.<br />

programmering in het gebied, en door ondersteuning aan te bieden bij het<br />

Rode draad in dit project is het ‘laten zien wat Amersfoort kan hebben aan<br />

ontwikkelen van concepten, hebben zich verschillende potentiële gebruikers<br />

zo veel ondernemende, creatieve inwoners’. Publiciteit en promotie van dit<br />

en coalities van <strong>nieuwe</strong> ontwikkelaars gemeld. Wat ook bijdroeg was het<br />

bijzondere initiatief is belangrijk en vraagt extra inspanning van de commu-<br />

loskoppelen van programmering en publiciteit & realisatie. Daarnaast is een<br />

nicatiemedewerkers. Het eindvoorstel ‘Discover!’ is in maart 2008 gepresen-<br />

stedenbouwkundige visie ontwikkeld waarin de randvoorwaarden zijn vastteerd.<br />

Het concept ervan is gericht op het huisvesten van zo veel mogelijk<br />

gesteld voor wat ruimtelijk wel en niet kan.<br />

verschillende creatieve ondernemers in het hart van de creatieve industrie<br />

De inspanningen van Amersfoort Creatieve Stad om beweging en dynamiek<br />

te faciliteren, bleken al snel te werken. Het verzamelen en op de rit helpen<br />

in Amersfoort.<br />

van ‘<strong>nieuwe</strong> ontwikkelaars’, werkt stimulerend. Zo heeft Amersfoort Creatieve<br />

MediaFusion<br />

Stad begeleid in het maken van concepten/plannen passend binnen de iden-<br />

Het maken van plannen voor MediaFusion is begonnen in 2006. In een van<br />

titeit van het Oliemolenkwartier en het aantrekken van creatief ondernemers.<br />

de werkateliers over het Mediaplaza is uitgebreid gesproken over de mogelijk-<br />

Het zo veel mogelijk communiceren over ontwikkelingen en bijzondere activiheden<br />

van de vestiging van een Mediaplaza in het Oliemolenkwartier en is<br />

teiten zette het vliegwiel verder in werking.<br />

daarvoor een plan ontwikkeld. MediaFusion is een innovatieve werk- en leer-<br />

De gewenste identiteit en programmering van het Oliemolenkwartier, samen<br />

omgeving voor (startende en gevestigde) bedrijven, kenniscentra en studenten<br />

met het idee het terrein per kavel te ontwikkelen, biedt ruimte voor verschil-<br />

in de creatieve industrie (zoals muziek, tv/film, gaming, internet, maar ook<br />

lende coalities binnen het grotere geheel. Er zijn nu verschillende coalities in<br />

de zich snel ontwikkelende media voor mobiele telefonie). Het is de ambitie<br />

projecten aan het werk. Dit zijn Rohm & Haas, Keukentafel/Discover!, Media-<br />

van MediaFusion om grenzen binnen de creatieve industrie te overbruggen.<br />

Fusion, Amersfoort 750 en Zandfoort a/d Eem. De ontwikkelcoalitie voor het<br />

Essentieel hierbij is een krachtige wisselwerking tussen bedrijfsleven en


200 201<br />

Atelier van Thuis Trompert en Marisja<br />

Smit in de oude fabriek Rohm & Haas<br />

Tijdelijke horecagelegenheid Zandfoort<br />

aan de Eem in het Oliemolenkwartier<br />

‘Aan de ‘keukentafel’ dragen<br />

creatieve ondernemers zelf<br />

suggesties aan voor de invulling<br />

van het Oliemolenkwartier’


onderwijs, die continu leidt tot <strong>nieuwe</strong> impulsen en frisse ideeën. Het definitief<br />

ontwerp is voorjaar 2008 gereed. Naar verwachting is MediaFusion in de<br />

zomer van 2009 operationeel.<br />

<strong>nieuwe</strong> ontwikkelaars en het werven van deelnemers heeft de gemeente<br />

een innovatiemanager aangetrokken. De kunst van het sturen in dit proces<br />

is initiatieven te laten ontstaan, plannenmakers te laten opstaan en dit alles<br />

alsof het vanzelf gebeurt.<br />

De rol van de gemeente ligt in het faciliteren in plaats van het sturen.<br />

De verleiding is groot om vanuit de politiek iets van de plannen van ontwikkelaars<br />

te vinden en daar actief op in te spelen. Terwijl het idee van de randvoorwaarden<br />

nu juist was dat er ruimte zou ontstaan voor bijzondere dingen.<br />

Waarbij de kans dus groot is dat voorstellen niet aansluiten bij al dan niet<br />

gewenste beelden van beleidsmakers.<br />

Amersfoort 750<br />

Op 12 juni 1259 gaf bisschop Hendrik van Vianden de stadsrechten aan<br />

Amersfoort. In 2009 is dat precies 750 jaar geleden. Een echt kroonjaar!<br />

De verjaardag van de stad is reden voor een grandioos feest. De voorbereidingen<br />

voor het jubileumjaar zijn in volle gang. De stichting Amersfoort 750<br />

werkt aan een feestelijk programma voor alle inwoners van Amersfoort. Van<br />

zaterdag 21 maart tot en met zaterdag 12 september 2009 staat de hele<br />

stad in het teken van verrassende ontmoetingen.<br />

Een bijzondere paradox in het ontwikkelen van een tijdelijke locatie is dat je<br />

Er is een prijsvraag uitgeschreven voor een paviljoen waarin Amersfoort 750<br />

probeert iets impulsiefs te organiseren. Het starten van creatieve bedrijven in<br />

zich kan huisvesten om de manifestaties te organiseren, dat in maart 2008<br />

een rommelige omgeving is een processen waarvan niet bij voorbaat duidelijk<br />

wordt gerealiseerd in het Oliemolenkwartier. Hierdoor zijn er nog meer moge-<br />

is of en wat het gaat worden. Het moment dat je dit proces gaat aankleden<br />

lijkheden om samen te werken in de programmering en de publiciteit, in het<br />

en onderwerp gaat maken van beleid, dood je de impuls. Dan gaat het tot<br />

bijzonder in relatie tot de totaalprogrammering van het Oliemolenkwartier.<br />

overheidsregulering behoren en daar hoort het helemaal niet thuis. In het<br />

maken van plannen zou de rol van de gemeente en de ontwikkelaars moeten<br />

Reflectie en lessen<br />

zijn om op afstand toe te kijken en het laten gebeuren.<br />

In het denken over de invulling van het Oliemolenkwartier, het uitwerken en<br />

Het bijzondere van de werkwijze in het Oliemolenkwartier is dat heel organisch<br />

het weer uitgummen van plannen, zijn bijzondere lessen geleerd, is leergeld<br />

stappen worden gezet. Afdwingen werkt namelijk averechts. Een voorbeeld.<br />

betaald en wordt gaandeweg nog steeds geleerd. Er zijn drie belangrijke<br />

Het bijeenroepen van (potentiële) gebruikers van het Oliemolenkwartier vanuit<br />

thema’s die sterk bepalend zijn voor het verloop van het traject: visie, leider-<br />

de organisatie Amersfoort Creatieve Stad stuitte op weerstand. Veel partijen<br />

schap en energie/urgentie.<br />

waren nog in een pril stadium van planvorming en onderhandeling met elkaar<br />

202 en met de gemeente en het gezamenlijk plannen uitwisselen zou te vroeg 203<br />

Visie: tijdelijkheid<br />

komen. Vier maanden later kwamen verschillende partijen zelf met de vraag<br />

Al in het prille denken over het Oliemolenkwartier is geopperd het terrein<br />

naar een dergelijke bijeenkomst, omdat het belangrijk zou zijn voor afstem-<br />

tijdelijk te ontwikkelen voor activiteiten in de creatieve economie. Planologen<br />

ming en uitwisseling en het promoten van het gehele gebied. Op dat moment<br />

stonden echter al klaar met een totaalplan om via de gebruikelijke weg van<br />

was duidelijk meer urgentie aanwezig! En daarmee volop inspiratie en energie<br />

start te gaan. Toen het vraagstuk over de financiering van de plannen en de<br />

strategie voor de boekwaarde naar voren kwam, bleek dat het totaal niet interessant<br />

is voor een ontwikkelaar om het Oliemolenkwartier voor een tijdelijke<br />

periode te ontwikkelen, tenzij er risicoafspraken tegenover staan.<br />

Dat leidde tot de vraag of deze aanpak, werken met een ontwikkelaar voor<br />

het hele gebied, nu echt was wat de gemeente wilde. Moest niet meer ruimte<br />

worden gegeven aan een grotere groep creatieven in de stad om vervolgens<br />

te ontdekken wat mogelijk was en ook meteen deze groep meer zichtbaar<br />

te maken? Het is duidelijk dat de gemeente een visie nodig had. Niet alleen<br />

over de richting en de ambitie, maar ook over de weg hier naartoe.<br />

Na het eerste zwevende ideaalbeeld van de creatieve economie staat de<br />

gemeente na twee jaar weer met de benen op de grond. De identiteit en<br />

de programmering zijn helder beschreven. De randvoorwaarden zijn duidelijk:<br />

er zijn afspraken over rolverdeling, financiering, fasering, het landschap<br />

en de programmering.<br />

om een volgende stap nader tot elkaar te zetten.<br />

Visie: een bijzonder project niet in de mal van een regulier project passen<br />

Een van de randvoorwaarden in het Oliemolenkwartier is dat er in fasen ontwikkeld<br />

wordt. Een ontwikkelaar komt met een plan voor een kavel en vanuit<br />

de gezamenlijkheid wordt gekeken hoe dit plan past binnen de gehele visie.<br />

Het ‘knippen’ zorgt ervoor dat er niet te veel te snel gaat. De gemeentelijke<br />

projectgroep Oliemolenkwartier is verantwoordelijk voor het realiseren van<br />

de plannen. Voor het ontwikkelen van het programma, het aantrekken van<br />

Urgentie leidt tot een volgende effectieve stap<br />

Daarmee is het ontwikkelen van het Oliemolenkwartier meer een kwestie van<br />

geduld en rust dan van klassiek projectmanagement. Het groeiende bewustzijn<br />

over de aard van het project Oliemolenkwartier, de werkelijke betekenis<br />

van faciliterend leiderschap en de rust en het geduld die nodig zijn om in het<br />

proces op verschillende cruciale momenten een gevoel van urgentie te laten<br />

ontstaan, maken dat in de huidige ontwikkelingsfase van visievorming naar<br />

programmering het Oliemolenkwartier in een prettige stroomversnelling<br />

is gekomen.<br />

De ontwikkeling van het Oliemolenkwartier tot het hart van de creatieve<br />

economie in Amersfoort bevindt zich nu in de overgang van visievorming naar<br />

de realisatie van het programma. Was eerst de vraag vooral hoe een plan te<br />

genereren en de tijdelijkheid te financieren, nu is het de vraag hoe de voorgestelde<br />

bebouwing en concepten van de verschillende ontwikkelende coalities<br />

daadwerkelijk zijn te verwezenlijken. En hoe de vonk van de creatieve economie<br />

toch niet verderop in het proces opgeslokt wordt door ontwikkelaars die het<br />

succes omarmen om er iets banaals van te maken.


NDSM-Werf Oost<br />

Amsterdam-Noord<br />

Luke Bruins, Red Concepts<br />

Roel de Jong, Stichting Kinetisch Noord<br />

Rob Vooren, Projectbureau Noordwaarts<br />

Jelle Adamse, de Stad bv<br />

‘Laveren tussen werf en wharf’<br />

Creatieve milieus in Amsterdam<br />

in 2007<br />

204 Situatie<br />

Op de noordelijke oever van het IJ ontwikkelt zich op de oude haventerreinen<br />

en in de industriële <strong>gebouwen</strong> van de Nederlandsche Dok- en Scheepvaart<br />

Maatschappij (NDSM) een plek voor kunst, cultuur en creatieve economie.<br />

De huidige NDSM-werf is als evenementen- en festivalterrein ook bekend door<br />

de broedplaats die hier sinds de jaren negentig is uitgegroeid tot een unieke<br />

kunstenaarskolonie met een kunstenaarsdorp in het casco van de NDSMloods.<br />

Van recenter datum is de vraag vanuit de commerciële creatieve<br />

economie naar ruimte op de NDSM-werf. Partijen als MTV, IdtV en Discovery<br />

Channel hebben er hun hoofdkantoor al gevestigd en in de nabije toekomst<br />

205<br />

komt het hoofdkantoor van de HEMA hier bij. De NDSM-werf spreekt ondernemers,<br />

bezoekers, kunstenaars en planners aan. De reden hiervan is nauw<br />

verbonden met het huidige imago van de NDSM-werf Oost als een culturele<br />

vrijplaats, een plek waar dingen kunnen die elders niet kunnen. Naast kunstenaars<br />

worden ‘gewone burgers’, commerciële investeerders en de overheid<br />

aangetrokken door het gebied.<br />

In het verleden was dat wel anders. Na de ineenstorting van de scheepsbouwsector<br />

in 1984 werd de NDSM-werf een desolaat terrein met vervuilde<br />

grond en bouwvallige fabriekshallen. Noch de overheid noch de markt wist<br />

wat met het gebied aan te vangen. Ontwikkelen was veel te kostbaar en de<br />

vraag was op welke markt Amsterdam-Noord zich zou kunnen profileren.<br />

Zowel fysiek als mentaal lag het terrein ver uit het vizier van de markt. Terwijl<br />

Creatieve milieus in 1996 Creatieve milieus in 2004<br />

vijf overheidslagen (Rijk, provincie, regio [destijds ROA], gemeente en stadsdeel)<br />

gezamenlijk naar een visie voor de Noordelijke IJ-oevers zochten, gingen<br />

vele jaren voorbij. Uiteindelijk zou pas in 2003 een gemeentelijke visie op<br />

Broedplaats<br />

Creatieve werkplaats<br />

het gebied worden aangenomen. De NDSM-werf moet zich daarin ontwikkelen<br />

Transactiemilieu<br />

tot een centrumgebied op de Noordelijke IJ-oevers en een mix van wonen,<br />

werken, recreëren en entertainen moeten bieden.<br />

*<br />

Productiemilieu<br />

Proefuin


206<br />

Kansenkaart creatieve milieus<br />

in Amsterdam<br />

Kans op nieuw creatief milieu<br />

Kans op opschaling<br />

Kans op terugschaling<br />

Kans op verdwijning<br />

Creatieve milieus in 2004<br />

* Proefuin<br />

Vóór 2003 gebeurde er echter al van alles op de werf, activiteiten die de<br />

ontwikkeling van de NDSM-werf diep hebben beïnvloed. Vanaf begin jaren<br />

negentig begonnen kunstenaars zich, aangetrokken door de uitstraling en<br />

de fysieke omstandigheden, op de werf te vestigen. Onder de Hellingbanen<br />

– waarvanaf de schepen vroeger het water ingleden – ontstonden ateliers<br />

en op het buitenterrein werden feesten en evenementen georganiseerd.<br />

Het Over het IJ Festival beleefde in 1992 zijn debuut en werd in 2007 alweer<br />

voor de vijftiende keer gehouden. De grote ontwikkelingen op de NDSM-werf<br />

startten echter pas rond de millenniumwisseling. In 1999 plaatst het Stadsdeel<br />

Amsterdam-Noord een advertentie in de krant met daarin een oproep<br />

voor creatieve ondernemers zich te melden om de NDSM-werf voor een tijdelijke<br />

periode van vijf jaar in gebruik te krijgen voor de ontwikkeling van een<br />

veel zijdige culturele verzamelplaats.<br />

Enkele jaren eerder was de gemeente Amsterdam begonnen met de grootschalige<br />

herstructurering van de zuidelijke oever van het IJ, die de sloop of<br />

herontwikkeling van oude loodsen en pak- en vrieshuizen omvatte. Krakers,<br />

kunstenaars en theatergezelschappen uit onder andere Vrieshuis Amerika en<br />

de Graansilo werden gedwongen een <strong>nieuwe</strong> plek te zoeken. Een aantal mensen<br />

uit het Gilde van Werk<strong>gebouwen</strong> – waarin krakers en kunstenaars van de<br />

Zuidelijke IJ-oever zijn verenigd – dienden naar aanleiding van de advertentie<br />

een voorstel in onder de naam Kinetisch Noord. Uit meerdere reacties koos<br />

het stadsdeel voor dit voorstel, omdat het bol stond van ambities.<br />

Kinetisch Noord had het plan ontwikkeld om in de enorme NDSM-loods<br />

(20.000 m 2 ) een complete stad te bouwen, inclusief een skatepark en een<br />

grote hoeveelheid aan festivals en activiteiten. In samenwerking met het<br />

Stadsdeel Amsterdam-Noord werkt Kinetisch Noord het voorstel uit, wat ruim<br />

een jaar in beslag nam. Ondertussen kreeg Kinetisch Noord de NDSM-loods<br />

tot hun beschikking en werden tal van activiteiten ondernomen waardoor<br />

kunstenaars en andere creatieve geesten zich aangetrokken voelden tot het<br />

gebied en zich er vestigden. Kinetisch Noord kreeg zodoende een driedelige<br />

rol. Ten eerste als verhuurder van atelierruimten voor kunstenaars en creatieve<br />

ondernemers die zich in de NDSM-loods vestigden. Daarnaast als ontwikkelaar<br />

van het kunstenaarsdorp, de stad in de loods. En ten derde als ‘programmeur’<br />

van het activiteiten- en evenementenprogramma op het buitenterrein.<br />

Al was deze rol in de praktijk meer faciliterend dan programmerend. Om deze<br />

rollen te kunnen vervullen, moest Kinetisch Noord zich officieel verenigen in<br />

een stichting Kinetisch Noord.<br />

Tijdens de uitwerking van het voorstel van Kinetisch Noord werd al snel<br />

duidelijk dat het plan veel te ambitieus was voor een periode van vijf jaar.<br />

Het stadsdeel stemde daarom in met een verlenging tot tien jaar, ook omdat<br />

er nog steeds geen politieke duidelijkheid was op de toekomstige ontwikkeling<br />

van de NDSM-werf. Dit zou er pas in 2003 komen.<br />

De sloop die op de Zuidelijke IJ-oever had plaatsgevonden, had de politiek<br />

aan het denken gezet. Vanuit verschillende hoeken werd gewaarschuwd<br />

dat Amsterdam zonder zijn alternatieve krakers- en kunstenaarsscene tot<br />

een lome monumentenstad zou verworden. De reactie van de politiek kwam<br />

in de vorm van het broedplaatsenbeleid, waarvoor 60 miljoen gulden werd<br />

gereser veerd. Het voorstel van de stichting Kinetisch Noord kwam op het<br />

juiste moment. Zij wilden juist een grote broedplaats op het NDSM-terrein<br />

ontwikkelen. Het lukte Kinetisch Noord en het Stadsdeel Amsterdam-Noord<br />

om een kwart van het broedplaatsenbudget (15 miljoen euro) te werven<br />

voor de ontwikkeling van de NDSM. Daarnaast was Kinetisch Noord zelf<br />

207


208 209<br />

boven Noorderlicht, een duurzaam en<br />

tijdelijk café-restaurant op de NDSM-werf<br />

onder De IJkantine, voormalige kantine<br />

van de havenarbeiders, nu een café-<br />

restaurant naast de aanlegsteiger van<br />

het pontje over ’t IJ op de NDSM-werf.<br />

Op de eerste en tweede verdieping zijn<br />

creatieve ondernemers gehuisvest.<br />

Monumentale kraan naast de oude<br />

scheepshelling die nu dient als buitenruimte<br />

voor festivals en als atelierruimte


succesvol in het binnenhalen van nog eens 1,3 miljoen van de gemeente<br />

Proeftuinen Creatieve Economie<br />

voor het skatepark en 1,4 miljoen van het ministerie van VROM. Onderdeel<br />

Ondanks de goede wil van Red Concepts om het creatieve en ruige karakter<br />

van het broedplaatsenbeleid was echter wel dat de broedplaatsen voor<br />

van de werf te behouden, stonden niet alle ‘bewoners’ van de broedplaats<br />

langere tijd zouden blijven bestaan. Daarop werd de broedplaats van<br />

NDSM te juichen bij de komst van MediaWharf. Toen MTV zijn hoofdkantoor<br />

Kinetisch Noord uiteindelijk verlengd tot 2027.<br />

op de werf vestigde, vreesden enkele kunstenaars dat dit wel eens het einde<br />

zou kunnen betekenen van de NDSM-werf als vrijzinnige creatieve hotspot.<br />

Nieuwe partijen<br />

Verandering is inderdaad onvermijdelijk en het zal niet mogelijk zijn om het<br />

Stichting Kinetisch Noord professionaliseerde de artistieke scene. Niet alle<br />

huidige imago voor 100% te behouden. De komst van <strong>nieuwe</strong> actoren brengt<br />

creatievelingen konden dit appreciëren en een aantal van hen, degenen die<br />

met zich mee dat <strong>nieuwe</strong> belangen, interesses en activiteiten naar de werf<br />

elke mate van structuur en regelgeving als belemmering zagen, vertrok. In<br />

komen. Niet alleen kunstenaars en creaciëlen, de kleine commerciële creatie-<br />

hun plaats kwamen steeds meer autonome, startende ondernemers uit de<br />

ven, worden aangetrokken tot de werf, maar ook commerciële partijen tonen<br />

creatieve economie. Zo veranderde het type cultureel ondernemer op de werf.<br />

interesse. In hoofdstuk 2 wordt duidelijk gemaakt dat de scheiding tussen<br />

Met hun aanwezigheid en activiteiten veranderde het fysiek van de NDSM-werf<br />

commercieel en niet-commercieel en tussen creatief en niet-creatief een<br />

en daarmee het imago ervan. Van een vervuild en verlaten terrein, ver weg<br />

geforceerde is: een menging hiervan komt zowel bij de kleine als bij de<br />

van de centrale stad, werd het een ‘eiland’ in de stad. Een eiland waar het<br />

grotere bedrijven voor. Kinetisch Noord behartigt dan wel de belangen van<br />

bruist van energie en creativiteit en met een unieke ‘ruige’ uitstraling. Dit<br />

een creatieve broedplaats, maar moet ook inkomsten genereren om zichzelf<br />

werd natuurlijk ook mogelijk gemaakt doordat Amsterdam steeds verder<br />

te bedruipen. Daarvoor zijn soms meer commerciële keuzes nodig die wel<br />

uitdijde en het NDSM-terrein een interessante investeringslocatie werd.<br />

te herkennen zijn in de culturele programmering.<br />

De NDSM-werf zelf verandert, maar dat doen de externe condities waaronder<br />

Stichting Kinetisch Noord, MediaWharf en het stadsdeel hanteren de ‘mix<br />

de NDSM-werf fungeert ook. Creatieve economie is belangrijker voor steden<br />

to the max’-strategie, die diversiteit in activiteiten en in soorten bedrijvigheid<br />

om te blijven concurreren in de wereldwijde zoektocht naar kapitaal. Unieke<br />

stimuleert. Die maximale (in de zin van optimale) mix daagt de betrokken<br />

formules en identiteiten worden belangrijker vanwege de globalising en<br />

partijen uit goed samen te werken om de vruchten van de kruisbestuiving<br />

vanwege de manier waarop kapitaal aan een gebied gebonden kan blijven.<br />

te kunnen plukken.<br />

Glocalisering (Swyngedouw, 1997) wordt dat genoemd, het toenemende<br />

Tot nauwere samenwerking komen was het doel van de deelname van de<br />

210 belang van lokale factoren in een globaliserende wereld. De NDSM-werf past<br />

partijen in de Proeftuinen Creatieve Economie. De centrale vraag was hoe 211<br />

perfect in deze ontwikkelingen. Een uniek gebied, waar creativiteit tot volle<br />

synergie tussen de verschillende partijen op de werf gestimuleerd kon worden.<br />

wasdom komt en dat een kans vormt om de positie van Amsterdam in de<br />

Het stadsdeel, Kinetisch Noord en MediaWharf wilden meedoen in deze leer-<br />

internationale stedenstrijd te verbeteren.<br />

omgeving als dit een casusoverschrijdend thema zou zijn dat ook op andere<br />

De verlenging van de broedplaatsfunctie van vijf tot tien jaar en uiteindelijk<br />

creatieve locaties bekeken zou worden. Het Stadsdeel Amsterdam-Noord<br />

tot 2027 waarborgt voor langere tijd de identiteit van de NDSM-werf.<br />

wilde dat het opdrachtgeverschap gedeeld zou worden met Red Concepts en<br />

Dit, in combinatie met de spectaculaire ligging tegenover het stadscentrum,<br />

Kinetisch Noord, als respectievelijk vertegenwoordigers van MediaWharf en<br />

met uitzicht op de skyline van Amsterdam en de nieuwgebouwde Silodam,<br />

de broedplaats. Dit vooral omdat bij de broedplaats toch een vrees bestond<br />

alsook de schijnbaar oneindige ruimte, het industriële karakter en de culturele<br />

over de <strong>nieuwe</strong> commerciële ondernemers op de werf. Voor het stadsdeel<br />

biotoop, maken het tot een locatie die tot de verbeelding spreekt.<br />

waren de proeftuinen vooral een vehikel om de partijen met elkaar in contact<br />

Hier speelde een groep investeerders onder de naam MediaWharf, onder<br />

te brengen. Samen de bijeenkomsten organiseren, faciliteren en andere<br />

leiding van concept- en gebiedsontwikkelaar Red Concepts, op in. In 2003<br />

proef tuinen bezoeken betekent samenwerken. En door samen activiteiten<br />

meldde MediaWharf zich bij het stadsdeel om het oostelijk deel van de<br />

te ondernemen, groeit het vertrouwen en de stabiliteit van de coalitie.<br />

NDSM-werf tot MediaWharf te ontwikkelen. MediaWharf gaat uit van een<br />

Het bevorderen van participatie tussen de verschillende gebruikers van de<br />

cluster van media, TV, audio en filmbedrijven. Hoewel MediaWharf als<br />

werf en het bevorderen van synergie tussen hen is het centrale vraagstuk<br />

gebiedsontwikkelaar meer commerciële activiteiten naar de NDSM-werf wil<br />

in de proeftuin NDSM-werf Oost. De rest van dit onderdeel zal ingaan op de<br />

halen, betekent dit niet dat het niet-commerciële activiteiten wil verdrijven.<br />

specifieke problemen in de ontwikkeling van de NDSM-werf en de manieren<br />

Integendeel, voor MediaWharf zijn het kunstenaarsdorp en de evenementen<br />

waarop de partijen hiermee omgaan.<br />

en festivals een belangrijk onderdeel van de uiteindelijke NDSM-werf, maar<br />

De plek waar de partijen het meest met elkaar te maken hebben, is in de<br />

wel gecombineerd met middelgrote en grotere, meer commerciële bedrijven.<br />

publieke ruimte. Deze ruimte is een belangrijk onderdeel van de culturele<br />

De gemeente en MediaWharf vonden elkaar in de uiteindelijke functie die<br />

identiteit van de NDSM-werf, aangezien hier veel evenementen plaatsvinden.<br />

ze voor de NDSM-werf in gedachte hebben: het zal een centrumgebied met<br />

Het is de evenementen- en expositieruimte, het is tegelijkertijd een werkplaats<br />

woon- en werk<strong>functies</strong> voor de Noordelijke IJ-oevers worden. Red Concepts,<br />

waar gelast en gezaagd kan worden, maar het biedt ook ruimte voor tv-opna-<br />

trekker van MediaWharf, heeft als eerste de commerciële kansen van het<br />

men, het parkeren van auto’s, et cetera. Al deze verschillende activiteiten en<br />

gebied in het concept ‘mediawharf’ weten te vangen. Daarmee begon de<br />

<strong>functies</strong> kunnen overlast veroorzaken. Bovendien moet de publieke ruimte<br />

positie van de NDSM-werf binnen de economische en politieke ontwikkeling<br />

schoongemaakt en beheerd worden, en veilig zijn. De huurders, eigenaren en<br />

van Amsterdam te veranderen. De belangen verschoven langzaam van<br />

gemeente zijn van elkaar afhankelijk om te zorgen dat dit alles goed verloopt.<br />

cultuur naar herontwikkeling.<br />

Hoewel Kinetisch Noord het buitengebied gebruikt voor het organiseren van


212 213<br />

Bijschrift Bijschrift<br />

Medewerkers van MTV Networks in de<br />

hal van hun kantoor op de NDSM-werf


evenementen zijn zij niet verantwoordelijk voor het beheer. Zij huren namelijk<br />

partijen geïntroduceerd en is tot nu toe een succesformule voor de NDSM-<br />

niet het terrein van het stadsdeel, maar ze huren alleen de NDSM-loods.<br />

werf gebleken. Het broedplaatsenbeleid in combinatie met het flexibel in te<br />

Het Stadsdeel Amsterdam-Noord is verantwoordelijk voor veiligheid, maar gaat<br />

vullen concept ‘mediawharf’ en de instrumenten om huidige gebruikers zeker-<br />

niet als enige over de programmering van het gebied. Dit is een scheve situatie<br />

heden te bieden, zijn tot op heden goede manieren om tot synergie tussen<br />

waar iets aan gedaan moet worden. Om tot een goed beheer en een voor<br />

de huurders, eigenaars en <strong>nieuwe</strong> gebruikers te komen. Daarbij zijn interactie<br />

alle partijen aantrekkelijk cultureel programma te komen, is een beheersplan<br />

en samenwerking een voorwaarde. Dit zijn de sleutelbegrippen gebleken in<br />

opgesteld in opdracht van het stadsdeel, MediaWharf en Kinetisch Noord.<br />

de huidige fase van de ontwikkeling van de NDSM. Ze hebben geleid tot een<br />

Hiervoor wordt nu een <strong>nieuwe</strong> stichting opgericht waarin de drie partijen<br />

gezamenlijke visie, een beheersplan en een initiatief om gezamenlijk de<br />

gezamenlijk vertegenwoordigd zijn. Deze stichting zal verantwoordelijk worden<br />

( culturele) programmering van de publieke ruimte ter hand te nemen.<br />

voor het beheer en de programmering van het buitenterrein. Omdat het buiten-<br />

Nog steeds liggen op alle terreinen uitdagingen. De startende creatieve<br />

terrein geen publiek terrein is (anders dan bijvoorbeeld wegen of parken) komt<br />

bedrijven in het kunstenaarsdorp klagen dat ze niet ‘zomaar even bij MTV<br />

de afvalwagen niet op de NDSM-werf. Daarvoor is nu een beheerder nodig.<br />

binnen kunnen lopen’, omdat MTV een eigen gesloten bedrijfskantine heeft.<br />

Doordat alle drie partijen vertegenwoordigd zijn, kan MediaWharf (via Red<br />

Openbare ontmoetingsplekken, in de vorm van horeca of gedeelde kantines,<br />

Concepts) directer invloed uitoefenen op de culturele programmering van<br />

kunnen de synergie tussen de creatieve bevorderen.<br />

het gebied. Dit is iets wat ze al langer willen. Als tegenwicht tegen deze<br />

Niet alleen tussen de partijen, maar ook tussen de vertegenwoordigers en<br />

‘commerciële dreiging’ is ook afgesproken dat de broedplaatsbewoners bij<br />

de achterban van de partijen liggen uitdagingen. Dit komt doordat de drie<br />

elke activiteit actief betrokken moeten zijn. Op deze manier laveren de drie<br />

partijen andere belangen behartigen. MediaWharf wil dat de NDSM-werf zo<br />

partijen tussen de belangen van hun achterban.<br />

snel mogelijk wordt ontwikkeld en krijgt vanuit de achterban de vraag wanneer<br />

Naast het buitenterrein op NDSM-werf Oost biedt ook de ontwikkeling op het<br />

die andere grote mediabedrijven nu eindelijk eens naar de NDSM komen.<br />

westelijke gedeelte van de NDSM-werf uitdagingen. Hier zal in de nabije toe-<br />

Een deel van de bewoners van het kunstenaarsdorp is kritisch tegenover<br />

komst flink gebouwd worden. Meer commerciële partijen zullen zich er vesti-<br />

het bestuur van Kinetisch Noord en vindt dat het moet oppassen dat het niet<br />

gen. Om hier de synergie te waarborgen en zekerheden te bieden aan huidige<br />

te veel opschuift richting het stadsdeel en MediaWharf. Voor het stadsdeel<br />

gebruikers, wordt onder andere met behulp van de proeftuinbijeenkomsten<br />

is het vooral van belang dat de ‘mix to the max’ gehaald wordt. Als dat wat<br />

een breed gedragen, maar flexibele visie op deze ontwikkelingen opgesteld.<br />

langer duurt dan gepland, maakt dat niet zoveel uit. Dat botst soms met<br />

214 In twee expertmeetings op de NDSM-werf is aandacht besteed aan het destil-<br />

MediaWharf. Toch is er de afgelopen jaren onderling een betere vertrouwens- 215<br />

leren van toekomstbeelden van verschillende gebruikers van de werf. Hieruit<br />

basis ontstaan, op basis van discussies, het gezamenlijk creëren van waar-<br />

zijn gezamenlijke kernwaarden geformuleerd. Uit dit proces kwam een belangden,<br />

maar door ook wanneer nodig zekerheid te geven in de onduidelijke<br />

rijke conclusie: commerciële, niet-commerciële en publieke actoren zitten<br />

ontwikkeling van de NDSM-werf.<br />

redelijk op een lijn wat betreft de toekomstige programmering en identiteit<br />

Als we de positie van de NDSM-werf op de Venetiaanse brug (zie Inleiding)<br />

en het karakter van de NDSM-werf.<br />

aan het begin en eind van de proeftuinencyclus vergelijken, dan zien we dat<br />

Intussen is duidelijk geworden dat voor alle partijen het ruige karakter,<br />

de afgelopen twee jaar een stap is gemaakt in het proces van divergentie.<br />

de culturele evenementen en het broedplaatsimago van groot belang zijn.<br />

De volle breedte is opgezocht in de ‘mix to the max’-strategie, maar ook<br />

Op basis daarvan kan de verdere ontwikkeling richting worden gegeven.<br />

in de samenwerking tussen gemeente, gebiedsontwikkelaar, Kinetisch Noord<br />

Door het gezamenlijk managen van de openbare ruimte en door inzicht in<br />

en anderen. In 2005 was er al een coalitie, maar de vraag was toen of het<br />

wensen en voorwaarden voor verdere ontwikkeling worden de verbanden tus-<br />

NDSM-terrein van alle partijen samen wordt of van alle apart. De komst van<br />

sen de ‘niet-commerciële’ bewoners van het kunstenaarsdorp en de ‘commer-<br />

MTV indertijd leidde tot een angst van kolonisering van het gebied en daarciëlen’<br />

als MTV verstevigd. Bovendien bleek dat de synergie in de praktijk ook<br />

door tot versnippering. Door kernwaarden te formuleren en op basis van inter-<br />

ontstaat doordat de ‘commerciëlen’ een opdrachtgever kunnen zijn voor de<br />

actie en samenwerking een visie op te stellen die voortbouwt op het concept<br />

kleine zelfstandige creatieven. Deze kleine zelfstandigen opereren vaak ook<br />

van MediaWharf en op de kwaliteiten van het gebied en zijn gebruikers, is<br />

commercieel en Kinetisch Noord, de huurdersvereniging van de NDSM-loods,<br />

synergie en samenhang gecreëerd. De proeftuinbijeenkomsten vormden een<br />

moet ook financiën binnenkrijgen. Zij realiseren zich dat een alternatief cultureel<br />

programma kan bestaan naast wat meer mainstream cultuur, zoals de<br />

Endemol-musical La Guardia, die in de Docklandshal heeft gestaan.<br />

MediaWharf zet in op die mix tussen kleine zelfstandigen en grotere bedrijven.<br />

Het wil stimuleren dat bedrijven hun hele carrière op de NDSM-werf kunnen<br />

doorlopen. Dat betekent in de praktijk dat er zowel werkruimten moeten zijn<br />

voor startende, middelgrote en grote bedrijven en dan met name in de mediasector.<br />

stap hierin.<br />

Venetiaanse brug<br />

‘Mix to the max’, zowel op het gebied van bedrijfsgrootte, op soorten creatieve<br />

bedrijvigheid en in de fysieke inrichting. Dit is als strategie door de drie


Creatoop-strategie<br />

Arnhem<br />

Roland Kluskens, gemeente Arnhem<br />

‘Het doordacht positioneren van cultuur<br />

schept kansen voor het verbeteren van het<br />

woon- en werkklimaat in wijken en de<br />

sociale samenhang.’<br />

Creatieve milieus in 2007<br />

216 Situatie<br />

Cultuur brengt de stad in balans<br />

Arnhem is een stad met twee gezichten. Het ene gezicht wordt bepaald door<br />

een aantal sterke punten van de stad. Arnhem is een stad met een omvangrijke<br />

werkgelegenheids- en winkelfunctie en het heeft een aantal hoogwaardige<br />

toeristische en recreatieve trekkers. De stad heeft markante wijken en<br />

een gevarieerde multiculturele bevolking. Het aanbod aan voorzieningen voor<br />

cultuur, sport en onderwijs is rijk en gevarieerd. De keerzijde van de medaille<br />

is een stad met veel werklozen en inwoners die van een uitkering afhankelijk<br />

zijn. Veel inwoners nemen onvoldoende deel aan de samenleving en er zijn<br />

217<br />

veel maatschappelijke randgroepen. Er zijn (te) veel huurwoningen en er is<br />

sprake van aanzienlijke problemen met de leefbaarheid en veiligheid.<br />

De contrasten in Arnhem zijn zichtbaar en voelbaar. Sterker dan in andere<br />

middelgrote steden is er een onderscheid, een sociale en fysieke tweedeling<br />

tussen (kans)rijk en (kans)arm, tussen gegoede en arme wijken. Om de<br />

sociaal-economische structuur te versterken zet Arnhem, evenals andere grote<br />

steden, onder meer in op het aan de stad binden van sociaal-economische<br />

zelfstandigen en (potentiële) sociaal-economische stijgers. Het imago is hierbij<br />

van doorslaggevend belang. Dit betekent dat er geïnvesteerd moet worden<br />

in een aantrekkelijke en gevarieerde woningvoorraad in combinatie met een<br />

eigentijds en hoogwaardig voorzieningenniveau op het gebied van scholing,<br />

ontplooiing en ontspanning en dat alles in een vitale omgeving, waar het<br />

Creatieve milieus in 1996 Creatieve milieus in 2004<br />

prettig wonen, werken en toeven is.<br />

We doen dit onder meer door het stimuleren van de creatieve stad. Het mes<br />

van de creatieve-stadsgedachte snijdt namelijk aan twee kanten. Ten eerste<br />

Broedplaats<br />

Creatieve werkplaats<br />

zet het investeren in cultuur Arnhem als aantrekkelijke, dynamische centrum-<br />

Transactiemilieu<br />

stad op de kaart. Daarnaast schept het doordacht positioneren van cultuur<br />

op plekken in de stad kansen voor het verbeteren van het woon- en leefklimaat<br />

*<br />

Productiemilieu<br />

Proefuin


218<br />

Kansenkaart creatieve milieus<br />

in Arnhem<br />

Kans op nieuw creatief milieu<br />

Kans op opschaling<br />

Kans op terugschaling<br />

Kans op verdwijning<br />

Creatieve milieus in 2004<br />

* Proefuin<br />

in wijken en stimuleert het de sociale samenhang en maatschappelijke<br />

participatie. Anders gezegd cultuur zorgt voor individuele waardering en ontwikkeling;<br />

emancipeert, integreert en bevordert sociale cohesie; trekt <strong>nieuwe</strong><br />

bedrijven en inwoners aan; en stimuleert het toerisme.<br />

Inzet op creatieve stad Arnhem<br />

Verder investeren in de creatieve stad is voor Arnhem een kansrijke aanpak,<br />

omdat de Arnhemse creatieve biotoop goed ontwikkeld is. Denk aan de<br />

opleidings<strong>functies</strong> van de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, Hogeschool<br />

Arnhem Nijmegen, het ROC Rijn IJssel en de werkplaatsen op het snijvlak<br />

tussen opleiding en professioneel, creatief ondernemerschap (Generale<br />

Oost en Plaatsmaken). Maar ook aan creatieve ondernemers in ateliers en<br />

bedrijfs verzamel<strong>gebouwen</strong> als Het Hoofdkwartier en Het Singelkwartier en<br />

culturele netwerken (Ontwerp Platform Arnhem, Centrum voor (Landschaps)<br />

Architectuur en Stedenbouw Arnhem (CASA), festivals en publieksevenementen<br />

zoals de Arnhem Mode Biënnale, de Sonsbeektentoonstelling, het<br />

Poesjkin Festival, kleinschalige culturele initiatieven, festivals op Stadsblokken<br />

en concerten in stadion Gelredome. Arnhem beschikt ook over verschillende<br />

rijksgesub sidieerde cultuurgezelschappen als Het Gelders Orkest, Introdans<br />

en Toneelgroep Oostpool, en diverse podia als poppodium Luxor, Focus<br />

Filmtheater Arnhem, KAB Posttheater, Kultuurhuis Bosch, Musis Sacrum/<br />

Schouwburg Arnhem en de Gemeentemusea. Het is dan ook niet vreemd dat<br />

verschillende landelijke en provinciale culturele beleidskaders het predikaat<br />

‘krachtcentrale’ (voor de creatieve stad in het algemeen), ‘magneetstad’<br />

(voor beeldende kunst en vormgeving) en ‘brandhaard’ (voor podiumkunst)<br />

op Arnhem plakken.<br />

De doorontwikkeling van Arnhem tot creatieve stad is echter niet vanzelfsprekend.<br />

Onderzoek toont aan dat de groei van de creatieve economie in Arnhem<br />

achterblijft bij de potentiële groei: de lokale creatieve bedrijvigheid heeft een<br />

zwakke binding met het regionale bedrijfsleven; de professionalisering en<br />

opschaling van startende creatieve ondernemers naar zogenaamde doorstarters<br />

verloopt moeizaam; en er is een toenemende mismatch tussen de vraag<br />

naar en het aanbod van permanente ruimten voor creatieve ondernemers.<br />

Hierdoor dreigt de noodzakelijke humuslaag, waarop de Arnhemse creatieve<br />

biotoop zo goed heeft kunnen gedijen, te verarmen. De doorontwikkeling van<br />

creatieve ondernemers en de wisselwerking tussen bedrijfsleven en creatieve<br />

ondernemers lopen vast en zijn daarmee nog meer afhankelijk van toeval.<br />

De creatieve stad dreigt daardoor onzichtbaar te worden.<br />

Proeftuin Creatieve Economie<br />

De noodzaak om dit tij te keren, vormt de directe aanleiding voor de Arnhemse<br />

deelname aan Proeftuinen Creatieve Economie. De centrale vraag voor de<br />

Arnhemse proeftuin is dan ook: is er een strategie te bedenken voor de ontwikkeling<br />

en realisatie van creatieve milieus in Arnhem waarbij gezamenlijke<br />

impulsen van publieke en private partijen op de korte termijn uitmonden in<br />

een organische doorgroei op de langere termijn?<br />

Om deze beleidsvraag te beantwoorden is een aantal stappen doorlopen.<br />

De eerste stap in Arnhem was het uitdragen van het belang van cultuur en<br />

creativiteit door de gemeente. Middels cultuurbeleid en het faciliteren van<br />

creatieve activiteiten in de stad prikkelt de gemeente andere stakeholders.<br />

De tweede en derde stap zijn het creëren en testen van een streefbeeld.<br />

Een van de tests die een streefbeeld moet ondergaan, is te kijken of het<br />

219


draagvlak genereert onder een brede coalitie van partijen. Op basis van een<br />

getest streefbeeld komen kansen maar ook aandachtspunten bovendrijven.<br />

Deze worden door de coalitie aangepakt.<br />

Geen city of art, maar een city of culture. Een stad met een spannend en<br />

dynamisch overgangsgebied tussen beginners en amateurs enerzijds en<br />

gelouterde professionals anderzijds. Een overgangsgebied dat wordt ingevuld<br />

door professionals in opleiding en het label ‘Made in…’.<br />

Dit profiel en de voelbare, positieve dynamiek prikkelt ook overige stedelijke<br />

stakeholders om anders te acteren in hun werkdomein. Corporaties en ontwikkelaars<br />

zien creatieve milieus in toenemende mate als een serieuze katalysator<br />

van stedelijke vernieuwing en leefbare wijken. Ondernemers steunen<br />

creatieve initiatieven om de diversiteit en levendigheid van de binnenstad te<br />

vergroten. Voortgezet onderwijs en middelbare en hogere beroepsopleidingen<br />

stemmen hun creatieve opleidingen meer op elkaar af en op de toekomstige<br />

werkpraktijk van hun studenten.<br />

Stap 1: formuleren streefbeeld<br />

Tegen de achtergrond hiervan, in de slipstream van de planvorming voor<br />

Cultuur in Rijnboog en mede op basis van de door de Stad bv opgestelde<br />

typering van creatieve milieus (zie Inleiding, p. 36), is het streefbeeld<br />

geformu leerd voor de Arnhemse creatoop. De gemeente heeft de ambitie<br />

om de creatieve biotoop te stimuleren door het ontwikkelen van een keten<br />

die begint met tijdelijke en permanente creatieve broedplaats-, werkplaats- en<br />

productiemilieus in de wijken rondom de binnenstad en die in de binnenstad<br />

doorloopt, waar het transactiemilieu al aanwezig is en wordt uitgebouwd. Het<br />

stadsvernieuwingsplan Rijnboog, waarmee Arnhem zich weer naar de rivier<br />

richt, biedt plaats aan hoogwaardige culturele podia en maakt de creatieve<br />

220 keten af. Rondom het centrum ontstaan creatieve werkplaats- en productie- 221<br />

milieus. De volkswijk Klarendal is een van de vier Arnhemse Vogelaarwijken.<br />

Via Stichting Atelier beheer SLAK wonen en werken er veel kunstenaars in de<br />

wijk. Daarnaast is 100% Mode Klarendal een interessant project dat kansen<br />

creëert voor ondernemers in de mode. Binnen het thema mode, creativiteit<br />

en ambacht worden door Volkshuisvesting Arnhem tegen lage huurprijzen<br />

(60 euro per m2 Stap 0: analyseren procesgang creatieve stad Arnhem<br />

Op het moment van het formuleren van bovenstaande vraag zijn er in Arnhem<br />

tegelijkertijd veel ontwikkelingen gaande. In een dergelijke context werkt de<br />

gebruikelijke, rationele analyse van sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen<br />

niet. Veel relevanter is te onderzoeken wat en wie er beweegt en waarom.<br />

De overheid moet de initiatieven die uit deze bewegingen voortkomen zo goed<br />

mogelijk faciliteren. Al in 2001 heeft Arnhem hiervoor lokaal cultuurbeleid<br />

opgemaakt.<br />

Het denken over het lokale cultuurbeleid wordt gevoed door drie dimensies.<br />

Ten eerste bezien wij al sinds het vaststellen van de ‘Cultuurvisie Arnhem<br />

2001–2005–2015’ (gemeente Arnhem, 2001) cultuurbeleid vanuit een breed<br />

perspectief. De notie culturele planologie sterkte ons in de gedachte om kunst<br />

en cultuur niet alleen vanuit hun intrinsieke waarde te benaderen, maar<br />

nadrukkelijk ook vanuit maatschappelijke, economische en stedelijke waarden.<br />

Dit is de eerste dimensie van ons cultuurbeleid. De door de Raad voor<br />

Cultuur gehanteerde functionele benadering van cultuur bracht ons bij de<br />

tweede dimensie: de keten van het creatieve proces. Dit is de doorgaande lijn<br />

van opleiding, via werkplaats, productie en netwerken naar podia. De derde<br />

dimensie is de rol die de overheid speelt bij het stimuleren van interactie,<br />

ontmoetingen of wisselwerking op kruispunten tussen cultuur, maatschappij,<br />

economie en stedelijkheid. In de cultuur is er een wisselwerking bij crossovers<br />

tussen disciplines en tussen high en low culture. De hernieuwde<br />

belangstelling voor cultuureducatie en nieuw cultureel burgerschap, dat een<br />

van de aandachtspunten is van de Vogelaarwijken (zie ook hoofdstuk 3), toont<br />

de interactie tussen cultuur en maatschappij. De relatie tussen cultuur en<br />

economie heeft vorm gekregen in de creatieve economie, die een keten vormt<br />

tussen know-what (idee), know-how (technologie) en know-who (businessbenul,<br />

) woon-werkcombinaties met etalages, ontmoetings- en<br />

financieel vermogen). Als laatste is er ook een relatie tussen cultuur en stede-<br />

presentatieplekken aange boden. Klarendal heeft hiermee het karakter van<br />

lijkheid, te weten de gewenste stedelijke diversiteit en dichtheid, kunst in<br />

een broedplaatsmilieu waar (door)starters in niches van de creatieve economie<br />

de publieke ruimte, oftewel de leesbaarheid van Arnhem als creatieve stad.<br />

een bestaan kunnen opbouwen. In het verlengde hiervan is de kans groot<br />

Deze denkboom en de concrete vertaling daarvan in geactualiseerde culturele<br />

dat het zich opschaalt tot een zogenaamd werkplaatsmilieu.<br />

en economische beleidskaders vormden een uitstekende basis voor het<br />

Het Spijkerkwartier heeft zich sinds de jaren tachtig ontwikkeld tot een vrucht-<br />

effectief faciliteren van een aantal <strong>nieuwe</strong> initiatieven in de stad. Zo realiseerbare<br />

bodem voor kunst en cultuur: er wonen veel kunstenaars, er zijn galeries<br />

den creatieve ondernemers met succes bedrijfsverzamelgebouw Het Hoofd-<br />

en kunstwinkels en er zijn theatervoorzieningen voor het kleine circuit. Winkelkwartier.<br />

Het Hoofdkwartier is een voorziening die de afgelopen jaren de<br />

en horecavoorzieningen zijn ruimschoots aanwezig. De recente definitieve<br />

creatieve-stadsgedachte in de praktijk bracht. Het doet dit door een multi-<br />

ontmanteling van het prostitutiegebied geeft een extra impuls aan deze<br />

functio nele aanpak waarin de functie van werkplaats gecombineerd wordt met<br />

ontwikkeling. Het Spijkerkwartier is een place to be. De wijk voldoet aan alle<br />

een productie-, netwerk- en ontmoetingsfunctie. Het Museum voor Moderne<br />

voorwaarden om uit te groeien van creatieve werkplaats naar transactiemilieu.<br />

Kunst Arnhem legde een basis voor een hernieuwde wisselwerking tussen<br />

Een milieu dat via de Steenstraat en Spijkerstraat logisch verbonden is met<br />

kunstenaars, museum en de stad door de onderzoekstentoonstelling<br />

de binnenstad.<br />

‘Made in Arnhem’. Het Ontwerp Platform Arnhem (OPA) zette de creatieve<br />

De Burgemeesterswijk is van oudsher een welgestelde buurt. De wijk staat<br />

stad Arnhem letterlijk op de kaart met zijn ‘Creatieve Kaart van Arnhem en<br />

hoog in de markt, vooral door de aansprekende, monumentale kantoorvilla’s<br />

Gelderland’. Naast het faciliteren van <strong>nieuwe</strong> initiatieven werd gestart met<br />

die er staan. De kansen liggen hier vooral in het topsegment van de creatieve<br />

het completeren van de Arnhemse creatieve keten. Hierdoor wist de stad zich<br />

en zakelijke dienstverlening. De ontwikkeling voltrekt zicht grotendeels auto-<br />

een scherper cultureel en creatief profiel aan te meten, waarbij Arnhem zich<br />

noom.<br />

vooral met de Mode Biënnale stevig in de kijker speelde. Arnhem ontwikkelt<br />

Met zijn te herbestemmen en te herontwikkelen bedrijventerreinen is Centrumzich<br />

tot een stad met een complete culturele basisinfrastructuur en een<br />

Oost in opkomst als een vestigingsplaats voor de creatieve economie.<br />

complete ketenstructuur (voor alle kunstdisciplines een doorlopende lijn).<br />

De prijzen zijn (nog) laag en er is veel ruimte. Het gebied heeft het in zich om


een creatieve hotspot te worden. Er liggen concrete plannen om op het<br />

ters van creatieve bedrijvigheid tot stand te brengen. De interactie tussen de<br />

complex van de dienst Stadsbeheer ongeveer honderd atelierwoningen te<br />

verschillende economische sectoren is te zwak ontwikkeld. De vraag vindt het<br />

realiseren. Ook de voormalige Cobercofabriek biedt kansen voor presentatie-<br />

aanbod niet snel genoeg en vice versa.<br />

en bedrijfsruimten. In de toekomst liggen er mogelijkheden voor verbindingen<br />

De studies van ETIN en SLAK zoomen in op de aard en de omvang van de mis-<br />

met Rijnboog en het Spijkerkwartier.<br />

match tussen de vraag naar en aanbod van ruimten voor creatieve bedrijven.<br />

De binnenstad van Arnhem is een gemengd gebied met een groot verzorgings-<br />

Uit deze studies blijkt dat in de sector creatieve zakelijke dienstverlening zich<br />

gebied voor de regio wat betreft winkelen, horeca en cultuur. Een mooie mix<br />

de komende vijf jaar een grote vraag van ca. 25.000 m2 kantoorruimte afte-<br />

van druk en luidruchtig, sjiek en duur, goedkoop en kansrijk. Met veel publiek,<br />

kent. In kwantitatieve zin is dit, met name tegen de achtergrond van de huidige<br />

grote omzetten en hoge huurprijzen in de winkelstraten Ketelstraat, Rogge-<br />

kantoormarkt, te matchen. In kwalitatief opzicht is er een mismatch: de aanstraat,<br />

Koningstraat en Jansstraat. Met het <strong>nieuwe</strong> Musiskwartier positioneert<br />

geboden kantooreenheden zijn veelal te groot; het prijsniveau is te hoog; en<br />

het centrum zich weer als vanouds als een van de betere winkelcentra van<br />

het lijkt moeilijk om tegemoet te komen aan de gebruikelijke garantievereisten<br />

Nederland. De meeste winkels zijn onderdeel van grote ketens, met een<br />

van de verhuurders van kantoorruimten. Ook bij de toegepaste kunsten wordt<br />

beperkt aantal merkwinkels in het hogere marktsegment. Hoewel Arnhem<br />

een toenemende vraag gesignaleerd: ca. 20.000 m2 bedrijfs-, werk- en atelier-<br />

bekendstaat als een stad van mode en cultuur is het winkelbestand in de<br />

ruimte. Naar verwachting is deze vraag in kwantitatieve zin lastig te beant-<br />

binnenstad op dit punt nog weinig verrassend. De ambitie is dan ook om het<br />

woorden. Ook hier is een kwalitatieve mismatch. Niet wat betreft geografische<br />

profiel als winkelstad voor mode, vormgeving en lifestyle te versterken: milieus<br />

ligging, diversiteit en typologie, maar nadrukkelijk wel in relatie tot de wens<br />

voor talent, eigenzinnige ontwerpen, pilotstores, flagship- en lifestylewinkels,<br />

naar permanente ruimten en de specifieke combinatie van wonen en werken<br />

presentatieplekken en expliciete verbanden met evenementen als de Mode<br />

(op één plek en toch gescheiden). SLAK stelt in de autonome kunsten een<br />

Biënnale.<br />

fors stijgende vraag naar permanente ateliers en atelierwoningen vast.<br />

Met name het stegencircuit (Kerkstraat, Kortestraat, Weverstraat, Rijnstraat)<br />

Er is momenteel een wachtlijst van 1350 ondernemers voor een atelier<br />

en de stegen direct ten zuiden van de Korenmarkt lenen zich voor een derge-<br />

of atelierwoning. Er is een toenemende vraag naar ruimten voor specifiek<br />

lijke invulling. De bestaande kwaliteitsretail en een aantal <strong>nieuwe</strong> impulsen<br />

gebruik (bijvoorbeeld van musici en beeldhouwers en gezamenlijke ruimten<br />

zoals Humanoid, Trix en Rees en Coming Soon illustreren dit en versterken<br />

voor experiment, presentatie en ontmoeting). Daarbij hebben slechts 98 van<br />

de verkleuring.<br />

de 846 ateliers/atelierwoningen die SLAK momenteel beheert een permanente<br />

222 Rijnboog biedt mogelijkheden om op middellange termijn een nieuw segment<br />

status. Er zijn 748 ateliers op tijdelijke basis (1-5 jaar) beschikbaar. Dit tijde- 223<br />

van de detailhandel aan te boren. Met name de grootschalige geplande nieuwlijke<br />

aanbod kent veel beperkingen. Zo maakt tijdelijkheid gewenste investerinbouw<br />

bij de Mandelabrug biedt aanknopingspunten voor een grote speler in<br />

gen onrendabel. Deze worden dan ook niet gedaan, waardoor de aangeboden<br />

het topsegment van mode, design en lifestyle aangevuld met kleinere speciaal-<br />

ruimten minder aan de vraag voldoen. Tijdelijkheid belemmert bovendien de<br />

zaken. Ook het Havenkwartier, waar het Kunstencluster (een krachtenbundeling<br />

doorstroming. Het beperkt de professionalisering van SLAK. Het tijdelijke aan-<br />

van museum, schouwburg en filmtheater) zal verrijzen, is een uitgelezen kans<br />

bod loopt daarnaast, vanwege de economische druk op herbestemming en<br />

voor ver<strong>nieuwe</strong>nde horeca- en winkelconcepten.<br />

herontwikkeling, de komende jaren substantieel af.<br />

In het Stationsgebied aan de <strong>Oude</strong> Kraan ontstaat, tot slot, een cluster van<br />

De onderzoeken van ETIN en SLAK bevestigen het beeld dat vooral ruimte<br />

creatieve opleidingen. Naast ArtEZ heeft ROC Rijn IJssel zich er inmiddels<br />

voor doorstarters een aandachtspunt is. Het geschetste streefbeeld en de<br />

gevestigd. Het Hoofdkwartier vervult er een belangrijke rol als knooppunt in<br />

uitkomsten van de genoemde studies zijn in een tweetal proeftuinbijeen-<br />

het creatieve netwerk. Coehoorn, een gebied ten noorden daarvan, biedt in<br />

komsten gepresenteerd aan en bediscussieerd met vertegenwoordigers van<br />

afwachting van de tweede fase van Rijnboog kansen voor tijdelijke <strong>functies</strong>.<br />

creatieve ondernemers, beheerders van werkruimten/ateliers (G72 en SLAK),<br />

corporaties (Portaal, Vivare en Volkshuisvesting Arnhem), ontwikkelaars en<br />

Stap 2: toetsen streefbeeld<br />

beleggers (Johan Matser Projectontwikkeling, Giesbers, AM, Kondor Wessels,<br />

De haalbaarheid van dit streefbeeld is getoetst aan de hand van studies<br />

Rabobank). Tijdens deze sessies zijn de kansen, knelpunten en actiepunten<br />

van ABF Research (2006), ETIN Adviseurs (2006) en Stichting Atelierbeheer<br />

SLAK (2007) en discussies tijdens proeftuinbijeenkomsten met stakeholders.<br />

nader verkend. Dit vormde de input voor de volgende stap.<br />

Tijdens deze bijeenkomsten werd vooral de mismatch tussen de vraag- en<br />

Stap 3: expliciteren kansen, aandachtspunten en actiepunten<br />

aanbodkant van ruimten voor creatieve ondernemers besproken.<br />

De partners van bestaande en potentiële coalities steunen het streefbeeld.<br />

Onderzoek van ABF Research onderschrijft het streefbeeld. Arnhem in het<br />

Sterker nog, een aantal partners is al bezig om concrete kansen te verzilveren<br />

algemeen en de genoemde wijken rondom de binnenstad in het bijzonder<br />

Projectontwikkelaar Johan Matser ontwikkelt in het stegenstelsel in de binnen-<br />

beschikken over uitstekende condities voor het ontstaan en verder opschalen<br />

stad een multifunctionele locatie voor wonen, ateliers en kleinschalige detail-<br />

van creatieve milieus. Tenminste in theorie. De bovengenoemde studies brenhandel,<br />

en beheerder en ontwikkelaar van creatieve bedrijfsverzamel<strong>gebouwen</strong><br />

gen immers twee belangrijke belemmeringen aan het licht. Arnhem heeft ten<br />

G72 programmeert het Singelkwartier op de grens van het Spijkerkwartier met<br />

eerste een tekort aan juist die milieus waarin de groei in landelijk perspectief<br />

de binnenstad, de Enk aan de Velperweg en de Federatie in Centrum-Oost.<br />

de afgelopen jaren het meest krachtig is geweest, namelijk de creatieve werk-<br />

Woningcorporaties verbinden zich met de culturele sector in Arnhem voor<br />

plaatsen en transactie/marktmilieus. Daarnaast is op dit moment de lokale<br />

de programmering van het ‘podium’ bij de onderdoorgang van parkeergarage<br />

vraag naar creatieve diensten en producten onvoldoende om duurzame clus-<br />

Langstraat in de binnenstad (Corporatie Portaal in samenwerking met CASA,


224 225<br />

Café Vrijdag, ontmoetingsplek van de<br />

creatieve klasse op de rand van het<br />

Spijkerkwartier in Arnhem.<br />

‘iedere wijk beschikt<br />

over unieke condities<br />

en kansen. Dat vergt<br />

maatwerk en...<br />

duurzame gebiedsgerichte<br />

coalities.’<br />

Coming Soon, dé conceptstore voor<br />

Nederlands ontwerptalent in de binnenstad<br />

van Arnhem. Een initiatief van ArtEZ<br />

Hogeschool voor de Kunsten om de<br />

verbinding te leggen tussen onderwijs<br />

en praktijk.


Ontwerp Platform Arnhem en de kunstenaars van G.A.N.G.). De corporatie<br />

binnen het programmaonderdeel ‘stimuleren creatief ondernemerschap’ zijn:<br />

Volkshuisvesting Arnhem werkt samen met de gemeente aan de herbestem-<br />

GO! (Gelderland Onderneemt), 100% Mode Klarendal en Coming Soon.<br />

ming van de Coehoornkazerne in Klarendal en samen met Stichting Atelier-<br />

2 Om de creatieve economie te laten groeien moet er in een stad een kritibeheer<br />

SLAK aan de invulling van het Stadsbeheercomplex in Centrum-Oost.<br />

sche massa aan potentiële opdrachtgevers zijn. De mate waarin aan deze<br />

De gemeente is bezig met de herbestemming van de Sociale Academie en<br />

voorwaarde wordt voldaan, verschilt naar gelang de focus van het bedrijf.<br />

panden in het voormalige prostitutiegebied in het Spijkerkwartier en de tijde-<br />

De gemeente kan een rol spelen in het ontsluiten van de markt voor creatieve<br />

lijke herbestemming van de school aan de Boulevard Heuvelink op de grens<br />

ondernemers door te verbinden. De gemeente kan verschillende rollen bespe-<br />

van het Spijkerkwartier en Centrum-Oost. Uiteindelijk wil de gemeente deze<br />

len. Ze kan als opdrachtgever functioneren, maar ook als initiator van businessprojecten<br />

in samenwerking met een partner ontwikkelen, maar deze heeft<br />

2-businessactiviteiten en evenementen. Daarnaast kan ze de ontwikkeling<br />

zich nog niet aangediend.<br />

van netwerken ondersteunen. Projecten binnen het programmaonderdeel<br />

Het gezamenlijk verzilveren van deze kansen heeft geleid tot een aantal aan-<br />

‘ verbinden’ zijn: Made in Arnhem, CASA, OPA en OMA. Overigens moet niet uit<br />

dachtspunten. In relatie tot de noodzaak van voldoende kritische massa en<br />

het oog worden verloren dat veel creatieve ondernemers hun markt ver buiten<br />

om concurrentie te voorkomen, is het belangrijk goed na te denken over de<br />

Arnhem hebben, vaak zelfs internationaal, zoals op het gebied van mode.<br />

branchering en thematisering van de verschillende creatieve milieus. Wat laat<br />

3 Om de herkenbaarheid van het lokale cultuur- en evenementenbeleid te<br />

je waar landen? Daarnaast moet goed over de fasering worden nagedacht.<br />

versterken, werken wij momenteel aan het bijstellen en actualiseren van de<br />

Welke initiatief pak je wanneer op?<br />

afzonderlijke culturele beleidskaders en leggen wij meer expliciete relaties<br />

Bij de beantwoording van deze vragen zullen de ontwikkelaars zich moeten<br />

met de verschillende waarden van kunst en cultuur, de ketendynamiek en<br />

laten leiden door de behoeften van met name doorstarters, de gewenste<br />

de kruispunten.<br />

keten van creatieve milieus, de wijkgerichtheid of stedelijkheid daarvan<br />

4 De creatieve keten van vakonderwijs, creatie, productie, distributie en<br />

en de gewenste mix (zie hoofdstuk 2). Dit is een mix van bedrijfjes: starters,<br />

detail handel moet compleet zijn om te spreken van een sterke creatieve<br />

doorstarters en gearriveerden; van sectoren in de creatieve economie; van<br />

sector in de stad of regio. Qua onderwijsaanbod is de uitgangspositie van<br />

commerciële en niet-commerciële ondernemers en van <strong>functies</strong> als werken,<br />

Arnhem zonder meer goed te noemen. De stad beschikt over een aantal<br />

wonen en ontmoeten. Daarbij beschikt iedere wijk over unieke condities en<br />

belangrijke creatieve vakopleidingen op alle niveaus die ondernemers en<br />

kansen. Dat vergt maatwerk en kost veel tijd. Er zal daarom gewerkt worden<br />

personeel voor de creatieve bedrijven voortbrengen. Projecten/initiatieven/<br />

226 aan duurzame gebiedsgerichte coalities. Als laatste aandachtspunt is het<br />

maatregelen binnen het programmaonderdeel ‘kennisinfrastructuur creatieve 227<br />

belangrijk dat de gemeente duidelijkheid verschaft over haar belang en hande-<br />

stad’ zijn: de Arnhemse Methode, Lectoraten innovatie, creatieve economie<br />

lingsmogelijkheden. In Hengelo was dit bijvoorbeeld ook een belangrijk aan-<br />

en mode (HAN, ArtEZ), Cultureel Masterplan Arnhem (CHORA) en Organza<br />

dachtspunt. De gemeente dient een actievere rol te spelen in het faciliteren<br />

(Europees kennisnetwerk en twinning-project).<br />

van creatieve initiatieven en tegelijkertijd voor consistent beleid en uitvoering<br />

5 Een van de eerste vereisten voor een bloeiende creatieve economie is<br />

zorgen.<br />

een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor creatieve ondernemers. Ruimte voor<br />

crea tieve bedrijven is een belangrijke concurrerende vestigingsfactor gewor-<br />

Stap 4: opstellen programma Arnhem Creatieve Economie<br />

den tussen de steden in Nederland die de creatieve economie aan zich willen<br />

Dit is de stap waar de gemeente momenteel middenin zit. Bij de vorige stappen<br />

binden. Binnen de creatoop-strategie worden voor verschillende soorten<br />

heeft de gemeente zich vooral geconcentreerd op de vastgoedkant van het<br />

bedrijven <strong>nieuwe</strong> ruimten ontwikkeld. Daarbij wordt gefocust op de milieus<br />

vraagstuk. Dit is niet verkeerd: nadenken over <strong>gebouwen</strong> en plekken blijkt altijd<br />

die Arnhem nu mist, namelijk de creatieve werkplaats- en transactiemilieus<br />

een goed vehikel om je inhoudelijke lijnen uit te zetten. Nu is het echter zaak<br />

om die lijnen weer met elkaar te verbinden. Inzet op de creatieve economie<br />

(zie Inleiding).<br />

van een stad is namelijk meer dan een bouwopgave. Arnhem is hard aan het<br />

Reflectie en lessen<br />

werk om de doelen, inspanningen en middelen met de verschillende coalities<br />

Over het algemeen zijn de lessen uit de Proeftuinen Creatieve Economie<br />

verder in te vullen. Daarbij zijn de volgende programmalijnen ingezet:<br />

goed vergelijkbaar met die van Arnhems parallelle deelname aan de Kopgroep<br />

1 Om de doelstellingen op het gebied van de creatieve economie te realise-<br />

Maatschappelijk Vastgoed. De Kopgroep is een vergelijkbaar kennisnetwerk<br />

ren, zal de gemeente sterk de nadruk leggen op het stimuleren van onder-<br />

van steden dat zich richt op vragen rondom sociale bouwstenen in wijken en<br />

nemerschap in de creatieve sector. Ondernemerskwaliteiten zijn belangrijk<br />

de rol en functie van maatschappelijke voorzieningen hierin. De Kopgroep heeft,<br />

om een startende onderneming tot een succes te maken en om groei te reali-<br />

ten behoeve van het congres ‘Bouwstenen voor sociaal’ (oktober 2007), een<br />

seren. Primair is dat natuurlijk de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf,<br />

aantal spelregels voor het Nieuwe Programmeren bedacht die sterk correspon-<br />

maar de gemeente en de Kamer van Koophandel hebben in de loop der jaren<br />

deren met de vraagstukken waarmee creatieve milieus worstelen:<br />

een uitgebreid pakket aan ondersteuningsmaatregelen (subsidies, fondsen,<br />

– Sociaal boven fysiek, een praktijk die wonen, werken, maar ook ontmoeting,<br />

coachingstrajecten) voor startende en doorstartende ondernemers ontwikkeld.<br />

ontplooiing en ontspanning strategisch inzet als katalysator van stedelijke<br />

Ook de vakopleidingen timmeren stevig aan de weg om creatief, innovatief en<br />

vernieuwing.<br />

kennisintensief ondernemerschap bij hun studenten en docenten te bevorderen.<br />

– Kansen boven knelpunten. Een werkwijze waarin het bestaande niet een<br />

De inzet is het totale pakket te toetsen aan de behoeften van de creatieve<br />

obstakel maar juist de bron is voor het <strong>nieuwe</strong>. Niet de knelpunten maar de<br />

sector en waar nodig aan te passen. Projecten, initiatieven en maatregelen<br />

kansen van een gebied zijn het mentaal vertrekpunt, een benadering die voort-


228 229<br />

boven Ontmoeting tussen creatieven<br />

in restaurant ‘de Kookplaats’ van het<br />

Hoofdkwartier, verzamelgebouw voor<br />

creatieve ondernemers.<br />

onder Rondleiding voor minister Vogelaar<br />

(tweede links) bij het initiatief ‘100%<br />

Mode in Klarendal’, in het kader van<br />

de prachtwijkenaanpak.<br />

boven Kunstenaarscollectief G.A.N.G.<br />

maakte in opdracht van Essent als nieuw<br />

beeldmerk van Arnhem dit acht meter<br />

hoge hert, dat is geplaatst op het <strong>nieuwe</strong><br />

busstation van Arnhem CS.<br />

onder Het monumentale Postdistibutiecentrum<br />

dat volledig opnieuw wordt<br />

opgetrokken op de Sonsbeeksingel,<br />

nadat het op het Centraal Station moest<br />

wijken. Het gebouw gaat plaats bieden<br />

aan het <strong>nieuwe</strong> modecentrum met<br />

presentatieruimtes, ateliers en horeca.


ouwt op bestaande waarden, beschikbaar talent en al genomen initiatieven.<br />

de maximalisatie van de grond-, huur- en vastgoedopbrengsten enerzijds<br />

– Identiteit boven uniformiteit. Belangrijk is een praktijk die gericht is op het<br />

en de veelal beperkte financiële draagkracht van de creatieve ondernemers<br />

creëren van attractieve verschillen en identiteit; geen planningspraktijk waar<br />

anderzijds.<br />

procedures, reflexen en andere mechanismen juist ieder verschil nivelleren,<br />

Nu blijkt het een hele opgave om dit ambtelijke dilemma politiek bespreek-<br />

vanuit het veronderstelde oogpunt van het algemeen belang.<br />

baar te maken. Het ambtelijke middenkader neigt immers eerder tot het<br />

– Activeren boven beheersen. Gaat over een praktijk die de aanwezige<br />

aanscherpen dan tot het verzachten van het ‘conflict’. Er is geen oog meer<br />

krachten niet wil beheersen door middel van (soms obsessieve) planning<br />

voor het kansrijke, integrale vergezicht. Tenminste, zo lijkt het. Tegelijkertijd<br />

en control, maar juist wil opsporen en activeren.<br />

consta teren wij namelijk dat de diensten, met name in herstructurerings-<br />

– Waardecreatie boven budgetdenken. Wat iets kost lijkt belangrijker te<br />

gebieden, minder vaak op verschillende golflengten opereren. Dit is waarschijn-<br />

worden dan wat iets opbrengt. Er zal een aanpak moeten komen waarbij de<br />

lijk toe te schrijven aan de integrale kwaliteiten van het eindbeeld, het brede<br />

waardecreatie van het gehele gebied centraal staat, een aanpak geïnspireerd<br />

maatschappelijke draagvlak daarvoor, de goed uitgelijnde matrixorganisatie<br />

door een samenhangende en duurzame gebiedexploitatie.<br />

en besluitvormingsprocedures en de stevige prikkel richting betrokkenen<br />

– Arena boven polder. Tegengestelde belangen fungeren niet alleen als uit-<br />

om zich in te leven in elkaars doelen-, inspanningen- en middelennetwerk.<br />

gangspunt maar ook als bron van energie en strijdlust. De arena, mits goed<br />

Je durft vaker op elkaars stoel te zitten.<br />

ingericht, haalt het beste in mensen boven. Net als competitie is samenwer-<br />

Hiermee verschuift het karakter van de interactie: van wantrouwen naar<br />

king een middel om het beste te presteren, geen doel.<br />

vertrouwen; van beleefde façade naar spontane uitwisseling; van (tegen)<br />

– Trots boven tevredenheid. Tevredenheid is steeds vaker de maatstaf, een<br />

afhankelijk naar onderlinge afhankelijkheid; van apathie en competentiestrijd<br />

zesje de maat. Belangrijk is een aanpak die niet tevredenheid, maar trots op<br />

naar creatief werken. Eerst nog langzaam en vaak erg afhankelijk van perso-<br />

de eerste plaats zet. Trots op de buurt, trots op de stad.<br />

nen, maar onder druk van de (groot)stedelijke opgaven en een groeiend besef<br />

– Vertellen boven tellen. Budgetberekeningen en haalbaarheidsonderzoeken<br />

van de <strong>nieuwe</strong> rol en functie van de gemeente hierbinnen, in een hoger tempo<br />

brengen mensen niet in beweging. Het vertellen van beeldende verhalen en<br />

en met meer continuïteit.<br />

inspirerende verhalen is veel belangrijker. Het tellen komt later wel.<br />

Kortom, er zit nadrukkelijk een positieve ontwikkeling in de samenwerking.<br />

– Eigen-wijs boven meezingen. Verscheidenheid ontstaat niet als iedereen<br />

Vooralsnog lijkt het echter eerder een toevalligheid dan een bewuste manage-<br />

elkaar klakkeloos kopieert. Professionals met een zekere eigenheid, met een<br />

mentstrategie. We moeten leren om het toeval vaker een handje te helpen!<br />

230 passie of een droom, moeten niet bang zijn om zelf iets te verzinnen. Deze<br />

professionals zingen niet mee met de massa, maar kiezen hun eigen wijs.<br />

Neem spelregels niet kritiekloos over, maar pas ze aan en regel ze in voor<br />

het spel dat je lokaal wilt spelen.<br />

231<br />

Toepassen van de spelregels heeft uiteraard grote consequenties voor de rol<br />

die een gemeente heeft bij het realiseren van maatschappelijke voorzieningen<br />

in het algemeen en creatieve milieus in het bijzonder. Ook de gevolgen voor<br />

de interne, gemeentelijke organisatie zijn niet te onderschatten. In het kader<br />

van de aanstaande (deels al lopende) implementatie van de strategie met<br />

betrekking tot creatieve milieus bereiden wij momenteel (al doende) een analyse<br />

van deze organisatorische plussen en minnen voor. In het onderstaande<br />

lichten wij een tipje van de sluier op.<br />

Binnen de Arnhemse gemeentelijke context hebben wij met drie min of meer<br />

zelfstandige diensten te maken bij de uitvoering van onze ambities op het<br />

terrein van creatieve milieus: de dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, waar<br />

de sector Cultuur onder valt; de dienst Stadsontwikkeling, die de kaders stelt<br />

voor ruimtelijke ontwikkelingen; en de Facilitaire Dienst, die onder meer verantwoordelijk<br />

is voor het beheer van tijdelijk (lees: strategisch) en permanent<br />

gemeentelijk vastgoed.<br />

In het proces van samenwerken tussen deze diensten komen we telkens drie<br />

dimensies tegen: inhoud (wat, onderwerpen, feiten en meningen); procedure<br />

(hoe, aanpak en besluitvorming); en interactie (proces). Wij constateren dat<br />

de inhoudelijke doelen en belangen van de genoemde diensten tot op een<br />

zeker abstractieniveau goed te schakelen zijn. Bij het uitwerken van de afzonderlijke<br />

verantwoordelijkheden en met name het doorrekenen van de financiële<br />

consequenties loopt het echter spaak. Meest pregnant is de botsing tussen


Olympisch Gebied<br />

Amsterdam<br />

Hans Karssenberg, Stipo<br />

Nelleke Penninx, Stadsdeel Oud-Zuid<br />

‘Het Olympisch gebied staat aan de<br />

vooravond van een verrassende renaissance.’<br />

Creatieve milieus in Amsterdam<br />

in 2007<br />

232 Situatie<br />

Het Olympisch Gebied ligt rondom het Olympisch Stadion, een icoon van de<br />

sport in Nederland. Dit gebied, direct gelegen aan Ring A10, had kortstondig<br />

een centrale positie tijdens de Spelen van 1928, maar bleef een stedelijke<br />

rafelrand. De afgelopen jaren is een begin gemaakt om hier verandering in te<br />

brengen. BPF BouwInvest heeft het Olympisch Stadion gerenoveerd, waarbij<br />

kantoorruimten zijn gecreëerd voor bedrijven, onder meer in de sportsector en<br />

de creatieve industrie. Ook binnen de directe invloedssfeer van het Olympisch<br />

Gebied hebben enkele ontwikkelingen plaatsgevonden. De buitenruimte van<br />

het Olympisch Stadion is in 2007 opnieuw ingericht. Daarnaast is ten noor-<br />

233<br />

den van het stadion een geheel <strong>nieuwe</strong>, hoogwaardige wijk met bijna duizend<br />

woningen ontstaan: het Olympisch Kwartier. Aan de westkant van het stadion<br />

ligt een wat ruig gebied waar de museumtramlijn naar Amstelveen doorheen<br />

rijdt. Het wordt opnieuw ingericht als Park Schinkeleilanden voor sport<br />

en recreatie.<br />

Feitelijk strekt het Olympisch Gebied zich veel verder uit dan deze directe<br />

omgeving van het Stadion. De uitdaging is er om de kwaliteitsslag die in<br />

het Stadion en directe omgeving wordt gemaakt door te trekken naar het<br />

hele Olympisch Gebied, en dan niet slechts in fysiek opzicht. In de nabije<br />

toekomst zal ook het Stadionplein een kwalitatieve verbeterslag maken.<br />

De planvorming daarvoor, naar ontwerp van architectenbureau OMA, wordt<br />

nu uitgewerkt.<br />

Creatieve milieus in 1996 Creatieve milieus in 2004<br />

Het Olympisch Gebied ligt strategisch in de stad. Direct bereikbaar aan de<br />

Ring A10 vormt het de eerste entree tot de bewoonde stad, maar het behoort<br />

evengoed tot het centrumgebied van Amsterdam. De architectonische en<br />

Broedplaats<br />

Creatieve werkplaats<br />

stedenbouwkundige kwaliteit van de wijk is bepaald door het Plan-Zuid van<br />

Transactiemilieu<br />

Berlage. Het Olympisch Gebied ligt centraal in de Sportas Amsterdam, een<br />

zone die loopt van het Vondelpark naar het Amsterdamse Bos, en van het<br />

*<br />

Productiemilieu<br />

Proefuin


234<br />

Kansenkaart creatieve milieus<br />

in Amsterdam<br />

Kans op nieuw creatief milieu<br />

Kans op opschaling<br />

Kans op terugschaling<br />

Kans op verdwijning<br />

Creatieve milieus in 2004<br />

* Proefuin<br />

Olympisch Stadion tot het Wagenerstadion in Amstelveen. Als sportief-<br />

recreatieve en groen-blauwe as kruist de Sportas de Zuidas en vormt zo nabij<br />

Schiphol een belangrijke aanwinst voor het internationale vestigingsklimaat.<br />

Olympische Spelen<br />

De traditie van het olympische vuur is gestart in Amsterdam, organisator van de Olympische<br />

Spelen in 1928. De Marathontoren van het Olympsch Stadion werd speciaal voor het vuur<br />

gebouwd. In meters is de toren precies even hoog als de marathon in kilometers. Niet voor<br />

niets is dit ook vandaag nog het begin en eindpunt van de Amsterdam ING Marathon.<br />

Olympische Coalitie<br />

Het Olympisch Gebied staat aan de vooravond van een verrassende renaissance.<br />

Talloze partijen ontwikkelen autonoom plannen voor dit gebied en<br />

de directe omgeving: Zuidas, VU, Amsterdamse kennisinstellingen, Topsport<br />

Amsterdam, DMO en diverse anderen creëren kansen voor het gebied.<br />

Om de kans op een succesvolle, eenduidige en geïntegreerde ontwikkeling te<br />

vergroten, is het cruciaal om het Olympisch Gebied vanuit een overkoepelende<br />

visie te ontwikkelen. Voor dit uitgangspunt is in 2007 de Olympische Coalitie<br />

opgericht: zeven publieke en private partijen die samen kiezen voor een<br />

programmatische aanpak. De zeven kernpartners zijn het Olympisch Stadion,<br />

de Gerrit Rietveld Academie, NOC*NSF, Projectbureau Zuidas, dRO Amsterdam,<br />

BPF BouwInvest en Stadsdeel Oud-Zuid. Het opdrachtgeverschap is gedeeld<br />

met alle samenwerkende partijen.<br />

De Olympische Coalitie wil van het Olympisch Gebied Amsterdam een sportief<br />

en cultureel centrum van allure maken, met een onderscheidend aanbod aan<br />

activiteiten. Uitgangspunt is de eigen kracht van het gebied en de bestaande<br />

leefomgeving. Dit gebied is onlosmakelijk verbonden met het olympische<br />

verleden en met Plan-Zuid van Berlage. De architect van het stadion, Jan Wils,<br />

was een protégé van Berlage. Met de strakke architectuur van rode baksteen<br />

sluit het goed aan bij de door Berlage ontworpen wijk.<br />

Amsterdam is lid van het gezelschap van 25 olympische wereldsteden. Net<br />

als collega-steden Sydney en Barcelona wil de Olympische Coalitie het gebied<br />

rond het Olympisch Stadion tot een ‘Olympic Parc’ ontwikkelen. Bij het tastbaar<br />

maken van de potentie van dit gebied blijken het olympische motto<br />

(hoger, sneller, sterker) en de olympische gedachte (culturele uitwisseling<br />

en ontmoeting) voor alle betrokkenen bewoners, bedrijven en instellingen<br />

opnieuw een enorme inspiratiebron.<br />

Maar hoe ‘maakbaar’ is een stedelijk gebied? Lukt het om het Olympisch<br />

Gebied te ontwikkelen van rafelrand tot een bruisend stadshart waar talentontwikkeling<br />

en ontmoeting centraal staan? De Olympische Coalitie is overtuigd<br />

van wel. Zoals de Zuidas een internationale toplocatie is voor wonen en<br />

werken, zo moet het Olympisch Gebied synoniem worden voor sport, viering,<br />

creativiteit en innovatie. Ondersteund door concrete <strong>functies</strong>, activiteiten<br />

en evenementen en met een uitstraling die loopt van lokaal (verbroedering,<br />

beweging van omwonenden) tot internationaal. Amsterdam kan zich hiermee<br />

in binnen- en buitenland presenteren.<br />

Sport, wellness en gezondheid vormen de rode draad in de voorziene profilering<br />

en programmering. Andere wereldsteden laten zien dat het sportklimaat,<br />

zowel de mogelijkheid om het zelf te beoefenen als de beleving ervan, een<br />

belangrijk element is van het stedelijk vestigingsklimaat voor internationale<br />

bedrijven. Dit betekent niet dat de Coalitie het gebied tot een olympisch dorp<br />

wil maken. Maar de energie die uitgaat van het olympische motto geeft wel<br />

235


236 237<br />

Suriprofs in het Olympisch Stadion<br />

Het Olympisch Stadion biedt plek aan<br />

grootschalige publieke manifestaties.


ichting en biedt aanknopingspunten voor aanverwante thema’s en ontwikkelingen<br />

die hier logisch bij aansluiten, zoals bewust leven, duurzaamheid,<br />

voeding en (<strong>nieuwe</strong>) media. Daarnaast zijn talloze andere disciplines denkbaar<br />

waarin het olympische motto inspirerend tot uitdrukking komt. Denk bijvoorbeeld<br />

aan kunst en cultuur, met de Rietveld Academie in de directe nabijheid,<br />

maar ook het internationale zakenleven van de Zuidas: iedereen streeft<br />

ernaar het beste uit zichzelf te halen.<br />

De missie van de Coalitie is om het Olympisch Gebied te ontwikkelen tot hét<br />

gebied voor olympische energie, podium van de sport in Nederland en dynamisch<br />

kruispunt waar sport en cultuur elkaar ontmoeten. De Coalitie wil deze<br />

doelstelling in acht jaar realiseren (twee olympische termijnen).<br />

Activiteiten in en om het Olympisch Stadion<br />

Internationale topatleten trainen dagelijks in het Olympisch Stadion. Wereldkampioen<br />

100 meter sprint Tyson Gay is dagelijks op de atletiekbaan in het stadion te bewonderen.<br />

Straks zullen zij te vinden zijn op de <strong>nieuwe</strong> atletiekaccommodatie achter het Stadion, vlak<br />

bij de plek waar in 1928 Johnny Weissmuller zijn twee gouden zwemmedailles won. Maar het<br />

Stadion biedt ook activiteiten voor sporteducatie en ontvangt veel schoolkinderen. Naast de<br />

marathon vinden evenementen plaats zoals de NK Atletiek, Nikepark, en spelen de Suriprofs<br />

(nationale voetbalelftal van Suriname) hier hun wedstrijden .<br />

Gebied zelf. Daar is op dit moment nog geen sprake van. Door introductie<br />

van een citymarketing-aanpak kan het gebied zich als krachtig en één geheel<br />

presenteren, waarmee de beeldvorming positief kan worden beïnvloed.<br />

Daarnaast wordt er gewerkt aan een programmering voor het gebied. Activiteiten<br />

moeten geïnitieerd, gestimuleerd en uiteindelijk georganiseerd worden.<br />

De Coalitie organiseert zelf sportieve en culturele activiteiten en evenementen,<br />

of helpt bij activiteiten van derden. De activiteiten kunnen variëren van<br />

een mobiele ijsbaan of een opera-uitvoering op het Stadionplein tot een<br />

bijdrage aan het bidbook dat leidt tot het binnenhalen van de Olympic Youth<br />

Games naar het Olympisch Gebied.<br />

De derde component in de activiteiten is een politieke, waarbij de Coalitie<br />

optreedt als volwaardig gesprekspartner van politiek en bedrijfsleven. Aandachtpunten<br />

zijn het vergroten van de onderlinge samenwerking, de realisatie<br />

van gewenste voorzieningen in het gebied en het voorkomen van negatieve<br />

ontwikkelingen.<br />

Er is sprake van een unieke vorm van stedelijke ontwikkeling. De Coalitie richt<br />

zich op het profileren en programmeren van het Olympisch Gebied en minder<br />

op de fysieke component (het stedenbouwkundig plan). Toch is het onmogelijk<br />

de inhoudelijke invulling los te koppelen van de plannen voor bebouwing en<br />

inrichting. Duidelijk is dat voor de Coalitie een sport- of een wellnesshotel<br />

beter past dan een businesshotel. Een mediavoorziening en een grand café<br />

in het Citroëngebouw hebben de voorkeur boven een advocatenkantoor.<br />

Het Olympisch Stadion huisvest instellingen als de Johan Cruyff Foundation, de Johan Cruyff<br />

University, de Richard Krajicek Foundation, Topsport Amsterdam en de Olympic Experience.<br />

Deze laatste is door het IOC opgenomen in het internationale netwerk van olympische musea.<br />

Proeftuinen Creatieve Economie<br />

238 Topsporters beschouwen het als een eer om in het Stadion te worden gehuldigd. Ook veel<br />

In 2006 heeft de Coalitie voor het Olympisch Gebied zich aangesloten bij 239<br />

bedrijven weten vanwege die uitstraling het Stadion te vinden.<br />

de landelijke reeks Proeftuinen Creatieve Economie. Aanleiding was te onder-<br />

Het Olympisch Gebied bevat voorzieningen voor topsport en breedtesport. De openbare ruimte<br />

zoeken hoe het gebied kan uitgroeien tot een eigen plek in de Creatieve Stad<br />

is na een recente opknapbeurt van hoge kwaliteit en biedt de mogelijkheid om er kleinschalige<br />

Amsterdam. Dit nadrukkelijk niet door bestaande locaties als de Westergas-<br />

en grootschalige sportgerelateerde, maar ook andere evenementen te organiseren. Het terrein<br />

fabriek of de NDSM-werf te imiteren, maar door vanuit een gebiedseigen<br />

rondom het Stadion biedt allerlei mogelijkheden voor informele sport, die naast de verenigings-<br />

thema samen met instellingen en actoren uit het gebied de ontwikkeling in<br />

sport steeds belangrijker wordt in de stad.<br />

te zetten. Het overkoepelende thema is de olympische gedachte.<br />

Ook cultuur is vertegenwoordigd. Het ‘olympische’ verenigt van oudsher sport en cultuur: de<br />

Hiertoe heeft de Coalitie tal van ideeën voor tijdelijke projecten laten ontwikke-<br />

Spelen werden gezien als meting voor lichaam én geest. Sport heeft een belangrijke culturele<br />

len door Young Designers + Industry (YD+I). YD+I beoogt met de inbreng van<br />

kant, wat goed is te zien bij de huidige Olympische Spelen. De internationaal vermaarde<br />

creativiteit een bijdrage te leveren aan veranderingsprocessen in de maat-<br />

Rietveld Academie ligt om de hoek van het Olympisch Stadion en is een belangrijke samenschappij.<br />

Om dit te bereiken creëert YD+I een context waarin jonge ontwerpers<br />

werkingspartner.<br />

in samenwerking met bedrijven en organisaties werken aan ontwerpprojecten<br />

die zo zijn geformuleerd dat de resultaten verkenningen zijn. Verkenningen van<br />

Sense of Excitement<br />

de uitdagingen en kansen die er voor ontwerpers en bedrijven voortkomen<br />

De Coalitie voor het Olympisch Gebied Amsterdam werkt aan de volgende<br />

uit de ontwikkelingen in de maatschappij. Voorbeelden van tijdelijke projecten<br />

vragen: hoe brengen we het Olympisch Gebied Amsterdam, dat nu langzaam<br />

zijn olympische routes door het gebied, een beeldenpark op de Schinkel-<br />

tot leven komt maar nog niet enerverend, op gang? Hoe doen we dat zodanig<br />

eilanden en blog-hutten op het Stadionplein. De begeleiding van deze ideeën<br />

dat we het unieke van het gebied, het olympische karakter benutten? Hoe<br />

heeft in de beginfase veel commitment bij de coalitiepartners opgeleverd.<br />

kunnen we ervoor zorgen dat vooral ook de openbare ruimte tot leven komt?<br />

In 2008 wordt een uitvoeringsorganisatie opgezet die deze tijdelijke projecten<br />

Dit alles gebeurt niet zozeer omdat er een probleem moet worden bestreden,<br />

zal realiseren.<br />

maar vooral omdat er grote, niet te missen kansen liggen. Dat is tevens<br />

Sport is niet alleen het actieve sporten zelf. Het is ook een bedrijfstak<br />

een van de belangrijkste dilemma’s binnen de coalitie. Want doordat er<br />

(waarin inmiddels 2% van het BNP wordt verdiend) waarvan een deel kan<br />

geen probleem is, ontbreekt ook een ‘sense of urgency’, wat een vertragend<br />

worden geschaard onder de creatieve economie: het ontwikkelen van kennis,<br />

effect kan hebben op de uitvoering. Niettemin is de coalitie erin geslaagd<br />

het delen daarvan in netwerken, om daardoor tot <strong>nieuwe</strong> toepassingen en<br />

om zonder urgentievraag de kansen te laten prevaleren door het creëren<br />

talentontwikkeling komen. In het Olympisch Gebied Amsterdam is dit goed<br />

van een ‘sense of excitement’.<br />

te zien. Instellingen als Topsport Amsterdam, de Cruyff Foundation, Krajicek<br />

De realisatie van de missie vereist dat de Coalitie zich met drie activiteiten<br />

Foundation, Cruyff Academics en het NOC*NSF zoeken de uitstraling van het<br />

manifesteert. Op de eerste plaats is dat de promotie van het Olympisch<br />

Olympisch Stadion op. Dit zijn organisaties die leven van de kennis rondom


240 241<br />

De Citroëngarage, exponent van het<br />

Nieuwe Bouwen en prominent aanwezig<br />

op het plein voor het Olympisch Stadion<br />

‘Een mediavoorziening en een<br />

Grand Café in het Citroëngebouw<br />

hebben de voorkeur boven een<br />

advocatenkantoor.’<br />

Bijschrift


sport, maar zelf ook voortdurend op zoek zijn naar manieren om sport een<br />

Begin 2007 besloot de Coalitie een businessplan te laten opstellen voor hun<br />

andere betekenis en waarde te geven. Ze organiseren evenementen, ontwik-<br />

gemeenschappelijke ambities. Voorafgaand daaraan werden de kernwaarden<br />

kelen programma’s, investeren fysiek in gebieden en verbinden bedrijven aan<br />

van het Olympisch Gebied vastgesteld in een expertmeeting in het kader van<br />

zich. Maar ook een bedrijf als Under Armour, voorloper op het gebied van de<br />

de Proeftuinen Creatieve Economie. Na deze sessie kreeg Van Dooren Advies<br />

ontwikkeling van sportkleding, is hier gevestigd. Daarnaast is het Olympisch<br />

(Amsterdam) opdracht een businessplan uit te werken waarin aanbevelingen<br />

Stadion een gewilde plek voor de media: het stadion werd en wordt veel<br />

worden gedaan voor de toekomstige organisatie en financiering van de<br />

gebruikt als locatie voor (veelal sportgerelateerde) televisieopnames.<br />

Coalitie. Met het verlenen van deze opdracht vond ook de overgang plaats<br />

In het Olympisch Gebied worden sport en cultuur, talentontwikkeling, sport en<br />

van trekkerschap door het Stadsdeel Oud-Zuid naar een gedeeld opdracht-<br />

ondernemen, excelleren en het beste uit jezelf halen met elkaar verbonden.<br />

geverschap.<br />

In 2008 zal de Coalitie ook aansluiting zoeken bij de Vrije Universiteit, waar<br />

Op een aantal momenten werd gekozen voor inzet van externe experts,<br />

veel innovaties op het gebied van sport zijn uitgedacht (zoals de klap-<br />

via de proeftuinen en via het traject van de business case. Deze bijeenkomschaats).sten<br />

werkten als een katalysator voor het proces, doordat de Coalitiepartners<br />

Sport is ook beleving. Het Olympisch Stadion biedt die beleving bij uitstek,<br />

inspiratie ‘van buitenaf’ kregen aangereikt. Enerzijds lieten de externen de<br />

doordat daar belangrijke sportsuccessen worden gevierd. Tijdens de Spelen<br />

kwaliteiten van het eigen gebied nog geprononceerder zien, anderzijds brachten<br />

in Beijing vindt hier een evenement voor de thuisblijvers plaats. In de Olympic<br />

zij <strong>nieuwe</strong> ideeën naar binnen om de gebiedsontwikkeling verder te brengen.<br />

Experience kunnen bezoekers olympische records en de geschiedenis van het<br />

En gaven ze oplossingen voor dilemma’s die in de praktijk ontstaan.<br />

Stadion zelf herbeleven. De Coalitie wil deze uitstraling van beleving naar de<br />

Halverwege 2007 koppelde het stadsdeel de ontwikkeling in de Coalitie voor<br />

omgeving verbreden. Een goed voorbeeld is de audiotour met verhalen over de<br />

het Olympisch Gebied aan de programmering van het Stadionplein. De laatste<br />

bijzondere geschiedenis van het gebied die radiomaker Jorrit Brenninkmeijer,<br />

helft van 2007 hebben de Coalitiepartners met Van Dooren Advies gewerkt<br />

met steun van de Coalitie, heeft samengesteld en die voor bezoekers de<br />

aan een marktverkenning en het businessplan (begin 2008). Als gevolg<br />

omgeving tot leven brengt.<br />

van de ontwikkeling besloot de gemeente Amsterdam het Olympisch Gebied<br />

De combinatie tussen actieve sport, het ontwikkelen en delen van kennis over<br />

op te nemen in het Sportplan Amsterdam en Olympisch Plan Amsterdam<br />

sport en sportbeleving maakt het Olympisch Gebied Amsterdam tot een proef-<br />

(besluitvorming eerste helft 2008).<br />

tuin voor de creatieve economie met een geheel eigen karakter. De Coalitie<br />

In 2008 zal een kwartiermaker worden aangesteld die verantwoordelijk is<br />

242 wil de netwerken die er al zijn versterken en vergroten. Hiervoor wordt<br />

voor (werving van gelden voor) de projecten en en die de organisatie van eve- 243<br />

momenteel een concreet businessplan uitgewerkt.<br />

nementen begeleidt dan wel aanstuurt. Daarnaast zal de programmering van<br />

het Stadionplein verder worden uitgewerkt en wordt ingezet op andere <strong>nieuwe</strong><br />

Procesverloop<br />

kansen in het gebied, zoals een mogelijke herbestemming van de Citroën-<br />

In maart 2006 nam Stadsdeel Oud-Zuid het initiatief voor het Symposium<br />

<strong>gebouwen</strong>. Ook zullen activiteiten worden ontwikkeld in het kader van de<br />

Olympisch Gebied met gebiedspartners. Hier werd voor het eerst het idee<br />

Sportas en het Sportplan en het Olympisch Plan 2028.<br />

gelanceerd om in coalitieverband het Olympisch Gebied te ontwikkelen.<br />

Met gebiedspartners en betrokkenen vanuit de stad zijn we begonnen met<br />

In de periode daarna heeft het stadsdeel verkennende bilaterale gesprekken<br />

een herijking van de positie van het Olympisch Gebied: wat was het, wat is<br />

gevoerd met stads- en gebiedspartijen, om te onderzoeken welke ideeën er<br />

het en wat kan het zijn. Dit leidde tot een gezamenlijk besef dat het verleden<br />

leefden en welke partijen welke rol wilden vervullen in de Coalitie. Er bleken<br />

van het gebied vraagt om een <strong>nieuwe</strong> toekomst. Tijdens dit proces vormde<br />

veel gedeelde belangen te bestaan, die elkaar in de praktijk niet vinden.<br />

zich een coalitie van partijen, die zich elk vanuit hun eigen belang, maar<br />

Er was ‘sense of excitement’ bij de gebiedspartners: door de gesprekken en<br />

nadrukkelijk ook vanuit een gemeenschappelijk belang, committeren aan de<br />

bijeenkomsten werd duidelijk dat alle partijen binnen de kernploeg een geloof<br />

opgave voor het Olympisch Gebied. Met hen hebben we veel tijd geïnvesteerd<br />

in de mogelijkheden van het Olympisch Gebied delen.<br />

in het aanscherpen van wat het Olympisch Gebied is en waar het voor staat.<br />

Alvorens over organisatie te gaan discussiëren (orde brengen) heeft het<br />

De Coalitie heeft opdracht gegeven voor de ontwikkeling van een business-<br />

stadsdeel in het laatste kwartaal van 2006 met subsidie van Habiforum een<br />

plan voor het Olympisch Gebied, waarin aanbevelingen worden gedaan voor<br />

creatief proces (chaos brengen) opgezet. De ontwerpers van YD+I organiseer-<br />

de toekomstige organisatie en financiering van de Coalitie. Dit businessplan<br />

den hiervoor creatieve sessies met gebiedspartners, met als kernvraag welke<br />

wordt begin 2008 opgeleverd.<br />

tijdelijke projecten snel op gang te brengen zijn om de potentie van het Olym-<br />

Daarmee staan we op de top van de Venetiaanse brug (zie Inleiding), en zal<br />

pisch Gebied aan te boren. De inzet van de jonge ontwerpers in de beginfase<br />

de coalitie zich nu na een periode van idee-ontwikkeling meer gaan focussen<br />

bracht creativiteit en enthousiasme in het proces. Men durfde buiten de kaders<br />

op de uitvoering. Tegelijkertijd voldoet de figuur van de brug niet, want juist<br />

te denken en te handelen. De creatieve economie was daarmee een methodiek<br />

deze ontwikkelingen zullen weer <strong>nieuwe</strong> visies oproepen, waardoor steeds weer<br />

om het proces van gebiedsontwikkeling van input te voorzien.<br />

Eind 2006 leidde dit, samen met de bilaterale gesprekken en het sympo-<br />

<strong>nieuwe</strong> Venetiaanse bruggen zullen ontstaan. Het denken houdt hier niet op.<br />

sium, bij de gebiedspartners tot veel enthousiasme en animo om aan de<br />

Reflectie en lessen<br />

slag te gaan. Als gevolg daarvan werd de Coalitie gevormd, het verbond van<br />

Welke conclusies kunnen we nu uit deze casus trekken? Ten eerste is het<br />

(inmiddels) zeven gebiedspartners die zichzelf als de trekker zien voor het<br />

mogelijk gebleken een duurzame gebiedscoalitie te bouwen gericht op inves-<br />

Olympisch Gebied.<br />

teringen in software, in plaats van in de hardware. Daarnaast blijkt dat de


ontwikkeling van de stad niet altijd probleemgestuurd hoeft te zijn (‘sense of<br />

urgency’), maar dat deze ook opgepakt kan worden vanuit de kansen (‘sense<br />

of excitement’). Dit vereist wel een concrete aanpak waarin de kansen ook<br />

daadwerkelijk zichtbaar worden gemaakt. Inspirerende projecten en evenementen<br />

versterken immers de ‘sense of excitement’.<br />

Een andere les is dat waardecreatie meer betekent dan opbrengst in geld:<br />

het gaat ook om opbrengsten op sociaal-maatschappelijk vlak. Waardestijging<br />

hoeft niet alleen ten gunste te komen van de betrokken vastgoedpartijen,<br />

maar ook van ondernemers en overige investeerders.<br />

Het vormgeven van een coalitie bevindt zich op het snijvlak van chaos en<br />

structuur. Het proces is fluïde. Het heeft ruimte nodig om te kunnen groeien,<br />

maar vraagt tegelijkertijd om een politieke en maatschappelijke verankering<br />

en een zekere mate van structuur om de plannen ook echt tot uitvoer te<br />

kunnen brengen. In de Olympische Coalitie is dit opgevangen door in de<br />

beginfase personen aan tafel te hebben die hun motivatie halen uit ‘chaos’;<br />

ten tweede door creatieve sessies te organiseren die alle partners veel inspiratie<br />

en enthousiasme brachten; en ten derde door gaandeweg meer op orde<br />

te gaan sturen en organisatiestructuur te introduceren. Toch zal ook dan door<br />

de dynamiek in het proces ruimte blijven voor chaos.<br />

Het Olympisch Gebied is een gebied vol kansen: dit vraagt wel om keuzes en<br />

een verzilvering van de kansen. Het gemis van een gevoel van urgentie maakt<br />

het soms lastig om ook echt door te pakken. Dit vraagt veel energie en aandacht.<br />

Gedeeld opdrachtgeverschap is een kracht en maakt de coalitie duurzaam, Gebied Amsterdam<br />

244 maar het is voor alle partijen duidelijk ook nog wennen: wie doet nu precies<br />

wat? Er ontstaat roep om trekkers binnen de groep. Die komt er bijvoorbeeld<br />

door gezamenlijk een kwartiermaker aan te stellen. Zonder deze persoon is<br />

het gedeelde opdrachtgeverschap in de fase waarin het accent meer op het<br />

‘doen’ wordt gericht een nadeel, omdat het de slagkracht beperkt. De stap<br />

van ideevorming naar uitvoering is vaak nog te groot.<br />

De casus geeft nog niet op alle vragen een antwoord. Vragen als waar gaan<br />

we concreet middelen werven en welke plaats geven we aan de bewoners bij<br />

de creatieve gebiedsontwikkeling zijn nog niet ingevuld. Voor een duurzame<br />

ontwikkeling is het van groot belang dat dit goed wordt geregeld. Hier moet<br />

de business case een antwoord op geven.<br />

245<br />

Conclusie<br />

Deze proeftuin heeft ons een <strong>nieuwe</strong> benadering van de creatieve economie<br />

gegeven, namelijk vanuit de sport. Sport wordt niet direct gekoppeld aan<br />

creatieve economie en hoewel sport en cultuur bepalende elementen zijn<br />

voor het Olympisch Gebied, wordt de koppeling tussen sport en cultuur niet<br />

vanzelfsprekend gelegd. Toch biedt het Olympisch Gebied vanuit de identiteit<br />

die wordt nagestreefd volop aanknopingspunten om de creatieve economie<br />

te ontwikkelen. Sport heeft bovendien een belangrijke economische waarde,<br />

zoals eerder in deze tekst is geschetst.<br />

Tot slot heeft het traject met de jonge ontwerpers laten zien welke mogelijkheden<br />

het gebied heeft en hoe ruimte geboden kan worden aan creatieve<br />

economie. Creatieve economie is dus ook als methode ingebracht om het<br />

proces vorm te geven.<br />

De Coalitie voor het Olympisch Gebied laat zien dat gebiedsontwikkeling<br />

mogelijk is met een gedeeld opdrachtgeverschap, zonder dat er gebouwd<br />

wordt en zonder dat er sprake is van een direct probleem.<br />

‘De combinatie tussen<br />

actieve sport, het<br />

ontwikkelen en delen<br />

van kennis over sport<br />

en sportbeleving<br />

maakt het Olympisch<br />

tot een proeftuin voor<br />

de creatieve economie<br />

met een geheel eigen<br />

karakter.’


Communicatiestad<br />

Leiden<br />

Roel Bergijk, gemeente Leiden<br />

Jeroen Maters, Maters & Hermsen Journalistiek<br />

‘Een plan wordt pas een strategie, als er<br />

een coalitie gesmeed is voor de realisatie.’<br />

246 Situatie<br />

Concept ontmoet gebouw<br />

Aan de noordrand van het stadscentrum van Leiden liggen twee karaktervolle<br />

monumentale fabriekscomplexen op steenworp afstand van elkaar. Twee complexen<br />

die al enige tijd op een <strong>nieuwe</strong> bestemming wachten. Het zijn de oude<br />

<strong>gebouwen</strong> van meelfabriek De Sleutels aan de Zijlsingel en de voormalige<br />

textielfabriek Clos & Leembruggen aan de Maresingel. De gemeente Leiden,<br />

Kamer van Koophandel, opleidingsinstituten, communicatiebedrijven en de<br />

eigenaren van de panden zagen een ideale kans om op deze locaties de<br />

creatieve industrie van de stad een impuls te geven. En dan met name de kans<br />

247<br />

om de communicatiesector te verstevigen, die in Leiden al ruim vertegenwoordigd<br />

is. Voor beide panden werd daarom het concept van het ‘Huis van<br />

de Communicatie’ ontwikkeld als inspirerende vestigingsplaats voor communicatiebedrijven<br />

en onderwijsinstellingen, en als visitekaartje voor de sector.<br />

Creatieve milieus in 1996 Creatieve milieus in 2004<br />

De Meelfabriek<br />

De Meelfabriek is een industrieel complex van dertien <strong>gebouwen</strong> aan de<br />

Zijlsingel. In de periode direct na de Tweede Wereldoorlog was het een van<br />

de grootste meelfabrieken van Nederland. De Raad van State zette na jaren<br />

van procedures eind 2007 het sein op groen voor de herontwikkeling van het<br />

oude industriële complex. Een haalbaarheidsstudie van concept- en gebiedsontwikkelaar<br />

Red Concepts (ook betrokken bij de NDSM-werf) in de zomer<br />

van 2007 toonde al eerder de kracht van het concept van het Huis van de<br />

Communicatie aan. De Zwitserse architect Peter Zumthor, die het fysieke<br />

masterplan voor De Meelfabriek heeft ontwikkeld, was positief gestemd over<br />

het concept.<br />

Het grootste deel van De Meelfabriek zal bestaan uit wooneenheden, maar<br />

daarnaast komt er zo’n 6.000 m 2 aan inspirerende bedrijfsruimten in alle<br />

Creatieve milieus in Leiden in 2007<br />

*<br />

Broedplaats<br />

Creatieve werkplaats<br />

Transactiemilieu<br />

Productiemilieu<br />

Proefuin


248<br />

Kansenkaart creatieve milieus<br />

in Leiden<br />

Kans op nieuw creatief milieu<br />

Kans op opschaling<br />

Kans op terugschaling<br />

Kans op verdwijning<br />

Creatieve milieus in 2004<br />

* Proefuin<br />

soorten en maten, en nog eens 6.000 m 2 oppervlak aan gezamenlijke voorzieningen<br />

(cafés, restaurants, hotel, sportfaciliteiten, onderwijsruimten,<br />

etc.). Juist de combinatie van al die <strong>functies</strong> maakt het een krachtig geheel.<br />

De eigenaren zijn nu aan zet om te bepalen of derde partijen gebouwdelen<br />

kunnen ontwikkelen op basis van een haalbare exploitatie. Zo ja, dan worden<br />

in de loop van 2008 businessplannen opgesteld. De verwachting is dat de<br />

eerste bedrijven in 2010 of 2011 hun intrek in De Meelfabriek nemen.<br />

Toen de proeftuinen in 2005 begonnen, lag het bij eigenaren en gemeente<br />

voor diverse gebouwdelen nog niet vast binnen welke richting herontwikkeling<br />

van De Meelfabriek zou kunnen plaatsvinden. Het ontdekken van de beste<br />

kansen voor De Meelfabriek vormde de leidraad in deze proeftuin.<br />

Nieuwe Energie<br />

De communicatiesector hoeft echter niet te wachten op De Meelfabriek.<br />

Al vanaf het voorjaar van 2008 kunnen communicatiebedrijven terecht in de<br />

monumentale textielfabriek Clos & Leembruggen aan de Maresingel. Deze<br />

fabriek wordt onder de naam Nieuwe Energie gerenoveerd naar een ontwerp<br />

van Architectenbureau J. van Stigt. Dit bureau is bekend van onder meer<br />

de renovatie van het Olympisch Stadion en het Entrepotdok in Amsterdam.<br />

Naast de realisatie van een centrale opvang voor daklozen, is ca. 3.5000 m 2<br />

gereserveerd voor het Huis van de Communicatie. Door de renovatie krijgt het<br />

gebouw de openheid en de oude structuur van de grote hallen terug. Vanaf<br />

maart 2008 trekken de eerste bedrijven het gebouw in. Intussen is een bureau<br />

voor (interieur)architectuur bezig om er de creatieve, innovatieve omgeving<br />

van te maken die de initiatiefnemers voor ogen hebben. Woningcorporatie<br />

Portaal, eigenaar van Nieuwe Energie, verzocht de gemeente om een deel<br />

van een hoger leegstandspercentage in de eerste twee jaren te financieren.<br />

Daarnaast wil Portaal graag een bijdrage in de investeringen voor extra voorzieningen<br />

en faciliteiten. In de toekomst wordt in Nieuwe Energie ook ruimte<br />

gereserveerd voor onderwijs<strong>functies</strong>, kennisuitwisseling, evenementen en<br />

manifestaties.<br />

De creatieve industrie in Leiden<br />

De verwachting is dat het Huis van de Communicatie in Nieuwe Energie<br />

(1 e fase) en De Meelfabriek (2e fase) als spil zal fungeren in de ontwikkeling<br />

van Leiden als communicatiestad. Daarmee kan er een <strong>nieuwe</strong> krachtige<br />

pijler onder de Leidse stadseconomie worden gevormd, naast de succesvolle<br />

biomedische sector op het Bio Science Park Leiden. Dat levert diversificatie<br />

van en <strong>nieuwe</strong> verbindingen binnen de Leidse economie op, en daarmee een<br />

groei van de werkgelegenheid.<br />

Sinds 2005 zoekt de gemeente Leiden naar mogelijkheden om meer te doen<br />

met het creatief potentieel van de stad. Leiden heeft op het eerste gezicht<br />

een gunstige uitgangspositie. In de stad woont veel creatief talent. Met een<br />

aandeel ‘creatieve klasse’ van 31,8% van de beroepsbevolking is Leiden<br />

de tweede stad van Nederland na Utrecht (Marlet & Van Woerkens, 2004).<br />

Het aantal banen in de Leidse creatieve industrie groeide in de periode<br />

1996–2002 met 17,8%, maar ligt daarmee onder de gemiddelde groei in de<br />

totale werkgelegenheid (22%) en ver onder de groei van het landelijk gemiddelde<br />

dat in dezelfde periode een groei van 35% kende. Ondanks het aanwezige<br />

talent en de omvangrijke creatieve klasse heeft Leiden in die periode,<br />

anders dan de landelijke trend, kansen op het terrein van de creatieve economie<br />

onbenut gelaten.<br />

249


Vanuit dit perspectief zijn gemeente en Kamer van Koophandel in 2005<br />

Huis van de Communicatie<br />

gestart met het project ‘Talent maakt Leiden creatief’, dat onder begeleiding<br />

Het concept van het Huis van de Communicatie omvat wonen, werken, leren<br />

van de Stad bv en bureau Stad en Mens (2006) is uitgevoerd. De gemeente<br />

en recreëren. Het huis moet een plek worden waarin verschillende onderde-<br />

wilde in gesprek komen met de creatieve ondernemers en nagaan of de interlen<br />

van het dagelijks leven geïntegreerd worden en waar men 24 uur per dag<br />

actie tussen de creatieve bedrijven en de andere sectoren uit bedrijfsleven,<br />

terecht kan. Een fysieke plek met onderwijs, diensten en faciliteiten gericht<br />

en cultuur en wetenschap, een bijdrage zou kunnen leveren aan versterking<br />

op de communicatiesector staat hierin centraal. In het Huis van de Communi-<br />

van het innovatief vermogen van Leiden. De eerste fase van het project<br />

catie komen flexibele kantoorunits, (studenten)woningen, horeca, een design-<br />

richtte zich op het zoeken naar <strong>nieuwe</strong> kansen die tot nu toe onontdekt waren<br />

hotel, een expositieruimte, een gezamenlijke fitnessruimte en onderwijsruimten<br />

gebleven. In verschillende themabijeenkomsten en ateliers brachten verschil-<br />

(zoals een communicatielab waar innovatie binnen de communicatiesector<br />

lende groepen betrokkenen kansen in kaart, om vervolgens de beste kansen<br />

centraal staat). Het Huis van de Communicatie vormt daarmee een soort<br />

te selecteren en verder te ontwikkelen. Dit is vergelijkbaar met het doorlopen<br />

van marktplein, waar de communicatiesector elkaar kan ontmoeten en waar<br />

van de herwaarderingsfase van de Venetiaanse brug (zie Inleiding).<br />

tegelijkertijd de buitenwereld kan zien wat er op het gebied van communicatie<br />

Thema’s moesten aan een paar voorwaarden voldoen om als kansrijk te wor-<br />

in Leiden gebeurt. Doordat activiteiten in de communicatiesector geclusterd<br />

den gecategoriseerd. Ze moesten in de eerste plaats passen bij het creatieve<br />

worden, kan het Huis van de Communicatie bijdragen aan de doelstelling om<br />

DNA dat al in de stad aanwezig was. Om achter dat DNA te komen, voerde<br />

Leiden ook bovenregionaal als communicatiestad te presenteren.<br />

De Stad bv gesprekken met creatieve ondernemers om hun specifieke wensen<br />

Het plan voor het Huis van de Communicatie is uitgewerkt door Jeroen Maters,<br />

en toekomstverwachtingen te achterhalen. Ook kwamen cijfers van ABF<br />

directeur bij Maters & Hermsen Journalistiek, in een conceptueel kader met<br />

Research op tafel over de sterkte van de creatieve sector. De thema’s moes-<br />

een bijbehorende programmering. Hij heeft dit concept op eigen initiatief<br />

ten ook voldoende perspectief op groei hebben. Een volgende vraag was of<br />

verder ontwikkeld, verschillende keren gepresenteerd en in de openbaarheid<br />

de locatievoorwaarden in Leiden overeenkwamen met het wensenprofiel van<br />

gebracht. Hij heeft daarbij zijn netwerk gemobiliseerd en om tafel gezeten<br />

de creatieve ondernemers. Tot slot was wellicht de belangrijkste voorwaarde<br />

met enkele marktpartijen die een rol kunnen spelen in het realiseren van het<br />

dat er initiatiefnemers zouden zijn die zouden willen investeren in het reali-<br />

concept. Zijn enthousiasme en inzet hebben ervoor gezorgd dat het initiatief<br />

seren van de plannen.<br />

inmiddels breed gedragen wordt door verschillende partijen, waaronder verte-<br />

Na diverse bijeenkomsten bleven vier thema’s over die aan de criteria voldegenwoordigers<br />

van de Communicatie Kring Rijnland, de Kamer van Koophandel<br />

250 den: ‘Leiden Communicatiestad’, ‘Verbinding kunst, wetenschap en markt’,<br />

Rijnland, Universiteit Leiden (in het bijzonder de faculteiten Letteren en<br />

251<br />

‘Wireless Leiden’ en ‘Huisvesting van creatieve bedrijvigheid’.<br />

Kunsten), de Hogeschool en het ROC van Leiden, woningcorporatie Portaal<br />

Leiden, V.o.f. Meelhattan en SLS Wonen. Deze partijen vormen de voorhoede<br />

Leiden Communicatiestad<br />

van een mogelijke coalitie rond de communicatiesector. Voorwaarde voor daad-<br />

Van de geselecteerde thema’s is ‘Leiden Communicatiestad’ de meest kanswerkelijke<br />

coalitievorming is de realisering van een professionele organisatierijke<br />

om als tweede economische pijler te ontwikkelen. Dit blijkt zowel uit de<br />

structuur en concrete huisvestingsmogelijkheden met samenwerking tussen<br />

statistische analyse als uit de gesprekken en recente initiatieven. De cijfers<br />

van ABF Research leren dat in Leiden 590 bedrijven gevestigd zijn die tot de<br />

communicatiesector kunnen worden gerekend. Dat is 25% van het totaal aan<br />

creatieve kernbedrijven in Leiden. Voor de gehele Leidse regio wordt dit aantal<br />

geschat op 1000 bedrijven. Het betreft hier onder andere communicatiebureaus,<br />

pr-bureaus, reclamebureaus, tekstschrijvers, fotografen, vormgevers,<br />

boekwinkels, onderzoeksbedrijven, uitgeverijen en vertaalbureaus. Leiden is<br />

overigens vooral sterk in kenniscommunicatie, met name hoogwaardige content,<br />

journalistiek en uitgeverijen, met een rijke geschiedenis in het drukkerijwezen<br />

en een sterke relatie met universiteit en musea. Deze laatste twee<br />

vormen een deel van het DNA van de stad.<br />

de vier O’s, te weten overheid, ondernemingen, onderzoek en onderwijs.<br />

Een nadere analyse van de communicatiesector liet zien dat de communicatiebedrijven<br />

versnipperd door heel Leiden zijn gevestigd en weinig onderling<br />

contact te hebben. Dat maakt dat de sector voor de buitenwereld nog geen<br />

krachtig gezicht heeft en dat Leiden als communicatiestad niet bekend is.<br />

In de proeftuingesprekken kwam al snel de behoefte naar voren om één of<br />

twee <strong>gebouwen</strong> te ontwikkelen waarin communicatiebedrijven samen met<br />

onderwijs instellingen een plek én podium kunnen krijgen. Zo’n Huis van de<br />

Communicatie zou bovendien het huidige gebrek aan inspirerende bedrijfsruimten<br />

voor creatieve bedrijven tegengaan. De eerdergenoemde Meelfabriek<br />

en Nieuwe Energie kwamen als opties naar voren.<br />

Proeftuinen Creatieve Economie<br />

Om het Huis van de Communicatie een stap verder te brengen, besloot<br />

de gemeente Leiden aan te sluiten bij de landelijke Proeftuinen Creatieve<br />

Economie, georganiseerd door Habiforum en de Stad bv. Uit het haalbaarheids<br />

onderzoek naar gebouw Nieuwe Energie, dat door Stadia BV in opdracht<br />

van de gemeente, woningcorporatie Portaal en de Kamer van Koophandel is<br />

uitgevoerd, was al gebleken dat er ruimte was voor het Huis van de Communicatie<br />

in beide ontwikkelingen: in Nieuwe Energie evenals in De Meelfabriek.<br />

In november 2006 werd een expertmeeting gehouden waarin de volgende<br />

vragen centraal stonden: welke condities zijn er nodig om het plan voor het<br />

Huis van de Communicatie te realiseren? Zijn deze condities in Leiden te<br />

creëren? Welke doelgroep en welk programma horen daarbij?<br />

Om deze vragen te beantwoorden, werden tijdens deze expertmeeting zogenaamde<br />

crashtests gehouden. Daarin is onderzocht welke risico’s er voor de<br />

ontwikkelaars aan het plan verbonden zijn om zo een beter beeld te krijgen<br />

van de succesfactoren van het plan. Aan het einde van deze innoverende<br />

bijeenkomst was het voor alle aanwezige partijen duidelijk dat de <strong>gebouwen</strong><br />

een plan hadden ontmoet: de ontwikkeling van De Meelfabriek en Nieuwe<br />

Energie waren samengebracht met het concept ‘Huis van de Communicatie’.


252 253<br />

De monumentale Meelfabriek op de<br />

rand van de historische binnenstad<br />

van Leiden.<br />

‘Quote’<br />

boven Fabrieksarbeiders aan het werk<br />

in de Meelfabriek.<br />

onder De glijbaan waar vroeger de meelbalen<br />

over gleden is nog steeds intact<br />

en weerspiegelt de rijke geschiedenis<br />

van het gebouw.


254<br />

Wat ontbrak was een organisatiestructuur die deze twee projecten ook<br />

daadwerkelijk aan het concept kon verbinden.<br />

De vervolgontwikkeling is in twee fasen opgedeeld. In fase één wordt de<br />

herontwikkeling van het gebouw Nieuwe Energie gerealiseerd. Dit gebouw zal<br />

voornamelijk ruimte bieden aan kleine en startende bedrijfjes, naast enkele<br />

gevestigde namen. In de tweede fase wordt De Meelfabriek ontwikkeld tot een<br />

multifunctioneel gebouw gericht op een hoger marktsegment met een multifunctionele<br />

invulling waaronder marktplaats, hotel, onderwijs-, ontmoetings-<br />

en evenementenruimte.<br />

Tijdens de expertmeeting werd duidelijk dat het organiseren van de communicatiesector<br />

in Leiden apart aandacht verdiend. Leiden heeft behoefte aan<br />

een overkoepelende organisatie voor de communicatiesector. De uitgenodigde<br />

externe experts adviseerden een Bureau Communicatiestad Leiden op te richten.<br />

Deze stichting zorgt voor bewaking van het concept tijdens de realisatie,<br />

communicatie, afstemming tussen de verschillende panden en een netwerkprogramma.<br />

De stichting is het platform voor overleg tussen de partijen<br />

die betrokken zijn bij de ontwikkeling van Leiden als Communicatiestad.<br />

De gemeente faciliteert de oprichting van deze stichting, waaraan overigens<br />

de creatieve sector zelf ook deelneemt. Het Instituut voor Maatschappelijke<br />

Innovatie (IMI) is door de gemeente als kwartiermaker ingeschakeld voor de<br />

oprichting van de stichting. Het doel daarvan is het opstellen van een inhoudelijk<br />

programma en de uitvoering ervan middels professionele organisatie.<br />

Het IMI en de gemeente zetten vaart achter de stichting, om bij de ontwikkeling<br />

van Nieuwe Energie geen kansen voor de realisatie van het concept<br />

onbenut te laten.<br />

Voor de integratie van De Meelfabriek in het concept van het Huis van de<br />

Communicatie zijn gemeente en eigenaren van het complex in zee gegaan<br />

met Red Concepts. Deze concept- en gebiedsontwikkelaar heeft intussen een<br />

exploitatiemodel en een programma van eisen opgesteld. Red Concepts zorgt<br />

voor een transparant proces in overleg met gemeente, woningcorporatie en<br />

de communicatiesector. De kunst zal zijn de markt vast te houden tijdens de<br />

realisatie van het project door heldere communicatie, zodat geïnteresseerden<br />

weten waar ze aan toe zijn en hoe de fasering eruitziet, zodat zij op tijd<br />

daarop kunnen inspelen.<br />

Reflectie en lessen<br />

Leiden heeft bij de start van de zoektocht naar de mogelijkheden voor creatieve<br />

economie veel gehad aan wat in de Inleiding de fase van divergentie wordt<br />

genoemd (Venetiaanse brug, zie Inleiding p. 40). De gemeente heeft in deze<br />

fase uitgebreid onderzoek laten doen naar de kansrijke sectoren en locaties.<br />

Cijfers zijn daarbij onmisbaar, maar niet genoeg. Het is nodig diep in het<br />

lokale netwerk van de creatieve economie te duiken. Een ontwikkelingsrichting<br />

heeft alleen kans van slagen als deze voortkomt uit de behoefte van de<br />

sector zelf en aansluit bij de kracht (authenticiteit) van de stad (of locatie).<br />

Een plan wordt pas een strategie als er coalitie is gesmeed die bereid is het<br />

perspectief te realiseren.<br />

De zoektocht in de divergentiefase leidde naar het Huis van de Communicatie,<br />

waarmee de behoefte aan een plek of podium voor de communicatiesector<br />

werd gehonoreerd. Een particulier initiatief dat aanvankelijk alleen bestond<br />

in het hoofd van een lokale ondernemer, Jeroen Maters. De zoektocht zorgde<br />

voor de match van software (concept en mensen) met hardware (Nieuwe<br />

Energie en De Meelfabriek), of, zoals gezegd, ‘concept ontmoet gebouw’.<br />

Eindbeeld positionering Huis van de Communicatie<br />

Werknemers<br />

– regionaal<br />

– landelijk<br />

– internationaal<br />

Klanten<br />

– regionaal<br />

– landelijk<br />

– internationaal<br />

Studenten<br />

– regionaal<br />

– landelijk<br />

– internationaal<br />

Bureau<br />

Communicatiestad Leiden<br />

Communicatiestad<br />

Leiden<br />

Communicatiebedrijven<br />

Leiden<br />

Communicatiebedrijven<br />

regio<br />

Portaal/de Meelfabriek CV<br />

Vastgoedexploitanten<br />

Communicatiebedrijven<br />

Communicatieonderwijs<br />

Huis van de<br />

Communicatie<br />

Horeca<br />

Recreatie<br />

Dienstverlening<br />

Detailhandel<br />

fase 1: Nieuwe Energie (2007)<br />

fase 2: Meelfabriek (2010)<br />

Leiden stad van ontdekkingen<br />

Stichting<br />

Peen & Ui<br />

Quartier Leiden<br />

Kunst & Cultuur<br />

Creatieve<br />

bedrijven<br />

Wonen<br />

– Nieuwe Energie<br />

– Meelfabriek<br />

– Nieuw Leyden<br />

– Havengebied<br />

– Noordoost-rand binnenstad<br />

Burgers<br />

Toeristen<br />

– regionaal<br />

– landelijk<br />

– internationaal<br />

Congresganger<br />

– regionaal<br />

– landelijk<br />

– internationaal<br />

255


256 slechts een deel van het Huis van de Communicatie. Daarnaast moeten er allerlei faciliteiten 257<br />

De Meelfabriek en een maquette van<br />

de Zwitserse architect Peter Zumthor,<br />

die voor de herontwikkeling van de<br />

<strong>gebouwen</strong> heeft getekend.<br />

‘De betovering van de oude fabriek<br />

en de fascinatie van afwezigheid<br />

van design vormt de uitdaging van<br />

dit Castello aan de Singel rond<br />

binnenstad.’ architect Zumthor<br />

Om het concept te laten landen, is het nodig om de samenwerking binnen<br />

de communicatiesector te professionaliseren en een coalitie te laten aangaan<br />

met andere partijen. In de ontwikkeling van de creatieve economie gaat het<br />

niet alleen om de <strong>gebouwen</strong>. Het sluiten van een coalitie in de stad tussen<br />

ondernemers, kennisinstellingen en onroerendgoedontwikkelaars is zeker<br />

zo belangrijk.<br />

De gemeente Leiden heeft het initiatief genomen in de zoektocht naar een<br />

kansrijke creatieve identiteit voor Leiden. Vooraf was er geen beeld van de<br />

gewenste eindsituatie. Het wensbeeld is gegroeid door de juiste personen<br />

(pioniers) aan het woord te laten en bij elkaar te brengen. De vervolgstappen<br />

in het proces hebben ervoor gezorgd dat het plan voor het Huis van de Communicatie<br />

aansluit bij het stedelijk DNA van Leiden en een breed draagvlak<br />

heeft gekregen onder vele verschillende partijen.<br />

Toelichting figuur eindbeeld positionering Huis van de Communicatie<br />

Het Huis van de Communicatie (blauwe cirkel) huisvest diverse soorten communicatiebedrijven<br />

(uitgevers, tekstschrijvers, vormgevers, fotografen, webdesigners, etc.) en onderwijsinstellingen<br />

op dit gebied. Binnen het Huis van de Communicatie worden allerlei activiteiten (symposia,<br />

tentoonstellingen, Communicatiewinkel) georganiseerd waar andere<br />

communicatiebedrijven in de regio aan kunnen deelnemen (oranje cirkel). Dat trekt talentvolle<br />

medewerkers en (communicatie)studenten aan. Leidse bedrijven worden door deze evenementen<br />

en ontmoetingen beter op de kaart gezet bij potentiële klanten. Deze activiteiten worden<br />

georganiseerd door de Stichting Leiden Communicatiestad (in oprichting).<br />

De kantoren voor de communicatiebedrijven en lesruimten voor onderwijsinstellingen bezetten<br />

komen waarvan werknemers, studenten en klanten gebruik kunnen maken. Denk aan hippe<br />

cafés en eetgelegenheden, een designhotel, multimediale tentoonstellingsruimten, mogelijkheden<br />

voor sport en ontspanning en andere creatieve bedrijvigheid (groene cirkel). Deze faciliteiten<br />

kunnen ook door derden worden gebruikt: inwoners van Leiden, toeristen en congresgangers.<br />

Toevalligerwijs liggen de beide locaties van het Huis van de Communicatie, twee<br />

voormalige fabriekscomplexen, op loopafstand van elkaar aan de noordoostrand van Leiden. In<br />

datzelfde gebied wordt ook een woonwijk met ver<strong>nieuwe</strong>nde architectuur gerealiseerd (Nieuw<br />

Leyden); wordt het culturele kwartier rondom de Lakenhal en het Scheltemacomplex uitgebreid;<br />

zijn er plannen voor een <strong>nieuwe</strong> bioscoop en is het gebied rondom de binnenhaven in ontwikkeling<br />

(wonen, horeca, winkels). Door deze gebieden met elkaar te verbinden, ontstaat een<br />

bruisende, creatieve en moderne schil rondom de oude, monumentale binnenstad van Leiden:<br />

het Quartier Leyden. Leiden herontdekt zichzelf.


Marc Coenders, Leerarchitectuur<br />

Tamara Metze, de Stad bv, Universiteit van Tilburg<br />

Van onderhandelen<br />

naar<br />

samenwerking<br />

Het verhaal van<br />

de CoP Creatieve<br />

Economie<br />

In juli 2005 startte de Community of Practice van de Proeftuinen Creatieve Economie<br />

(hierna aangeduid als de CoP Creatieve Economie of kortweg CoP). Deze CoP bestond<br />

uit projectontwikkelaars, gebiedsontwikkelaars, gemeenten, financiers en woningcorporaties<br />

uit heel Nederland. Zij deelden een fascinatie voor een nieuw soort gebiedsontwikkeling:<br />

de herontwikkeling van oude <strong>gebouwen</strong> en wijken voor en door de creatieve economie.<br />

Zoals elders in dit boek al weergegeven, zagen al deze deelnemers kansen voor een nieuw<br />

soort herontwikkeling. Zij wilden niet zonder meer grote kantoren en yuppenappartementen<br />

bouwen op de plek van oude industriële <strong>gebouwen</strong> of in verpauperde wijken, maar zagen<br />

kansen voor creatieve locaties. Ondanks dat deze partijen in die <strong>nieuwe</strong> herontwikkeling<br />

soms tegengestelde belangen hadden, zagen ze de noodzaak tot samenwerken en samen leren.<br />

De CoP Creatieve Economie faciliteerde het proces van samen leren. De CoP was een setting<br />

waarin de partijen even niet aan de onderhandelingstafel zaten, hun belang moesten verdedigen<br />

of op hun hoede moesten zijn. In plaats daarvan bood de CoP ruimte om ervaringen<br />

uit te wisselen en kennis te genereren. In de CoP gingen zij samen op expeditie om<br />

de praktijk van dit soort herontwikkeling te verbeteren. Er was een directe verbinding met<br />

de ‘echte praktijk’ van de herontwikkeling en er stond wel degelijk iets op het spel. De zeven<br />

projecten door heel Nederland die als proeftuinen dienden om de lessen toe te passen, hadden<br />

een onderhandelingstafel waaraan harde afspraken gemaakt moesten worden. De projecten<br />

konden vertraging oplopen, vertrouwen kon geschaad worden, coalities dreigden uit elkaar<br />

te vallen en altijd lonkte de ‘makkelijke’ weg van de gewone projectontwikkeling.<br />

Door deelnemers van de verschillende proeftuinen bij elkaar te brengen, elkaar te laten<br />

adviseren tijdens expertmeetings, en door een kernteam te vormen waarin de lessen uit alle<br />

proeftuinen bij elkaar kwamen, lukte het om een goede afwisseling tussen samenwerking en<br />

onderhandeling te creëren, waar alle projecten profijt van hebben gehad. Het voorliggende<br />

boek presenteert de resultaten en de ‘lessons learned’ voor deze <strong>nieuwe</strong> praktijk van herontwikkeling<br />

voor en door de creatieve economie. Dit hoofdstuk beschrijft hoe het lukte om<br />

van onderhandelen naar samenwerking te gaan en weer terug.<br />

Leren in interactie<br />

Vanaf de lancering van het begrip ‘Community of Practice’ heeft het als een magneet gewerkt.<br />

Het is in de jaren negentig door de kennismanagers van grote multinationals binnengehaald<br />

als de missing link in pogingen de kennishuishouding van ondernemingen te managen.<br />

De waarde van ‘tacit knowledge’ en sociaal kapitaal kwam in het vizier. Wat volgde was de<br />

instrumentalisering van de CoP-benadering. Plotseling kon je uit de mond van een manager<br />

optekenen dat hij een paar Communities of Practices wilde rond interessante thema’s. Ook<br />

professionals zijn enthousiast over deze vorm van collectief leren, omdat ze hun praktijkproblemen<br />

op tafel kunnen leggen en het leerproces kunnen inrichten naar eigen en<br />

wensen en tempo.<br />

Een goede Nederlandse term voor Community of Practice is er nooit gekomen. Wel tal<br />

van verwante aanduidingen zoals: kenniskring, praktijkgemeenschap, kennisgemeenschap,<br />

leernetwerk of professionele leergemeenschap. Het leerproces in een Community of Practice<br />

is anders dan dat in een training of cursus. Hoewel deelnemers als experts optreden, is er<br />

geen sprake van eenzijdige kennisoverdracht, zoals in een cursus vaak het geval is. De vraagstukken<br />

waar Communities of Practice zich over buigen zijn complex. Betrokkenen met<br />

uiteenlopende expertises zijn nodig om inzicht te ontwikkelen en oplossingen te vinden.<br />

De expertrol wordt gedeeld door alle aanwezigen en is niet voorbehouden aan een enkele<br />

trainer of onderzoeker. In een Community of Practice maken deelnemers zich de materie<br />

eigen vanuit de praktijkervaringen, reflecties en de theorie. Waar verschillende expertises<br />

elkaar ontmoeten, ontstaat de kans dat zij elkaars taal, belangen en perspectieven niet meteen<br />

begrijpen. Dat is geen probleem, maar juist een pluspunt: door samen te zoeken naar gedeelde<br />

betekenissen en belangen komt het leren pas echt op gang. Dat kost tijd en moeite, lijkt soms<br />

wat weinig effectief, maar levert uiteindelijk reële winst op, omdat de deelnemers hun eigen<br />

259


interpretatiekader en handelingsrepertoire uitbreiden met die van anderen die dezelfde<br />

fascinaties hebben. Samen onderzoeken, leren en veranderen gaan hand in hand.<br />

In een CoP proberen de deelnemers dus al deze grenzen te overstijgen en met elkaar toegevoegde<br />

waarde te creëren. Dit levert fricties en spanningen op. Door continu probleem en<br />

praktijk centraal te stellen, blijft de urgentie van een oplossing zichtbaar en is de verleiding<br />

van een verbetering en vernieuwing groter dan een belangenstrijd. Deze pragmatische<br />

insteek (Dewey, 1939; Dijstelbloem, 2007) maakt het makkelijker om de grenzen tussen<br />

organisaties, denkkaders, sectoren en soorten kennis te vervagen en te overstijgen. In een<br />

collectief leerproces blijven de verschillen en belangen dus wel bestaan, maar daarachter of<br />

daarboven wordt een gemeenschappelijk terrein blootgelegd waarop mensen elkaar vinden.<br />

Deelnemers aan de CoP Creatieve Economie verlegden grenzen en innoveerden vanuit een<br />

welbegrepen eigen belang en vanuit een welbegrepen gedeeld belang.<br />

Grensverleggende samenwerking<br />

De CoP Creatieve Economie is opgericht omdat er nog nauwelijks ervaring en kennis<br />

was over herontwikkeling waarin gebruik van de ruimten tijdens de verbouwing werd toegestaan.<br />

Ook ver<strong>nieuwe</strong>nd was het toewerken naar een mix van wonen, werken en recreëren<br />

die helemaal gericht was op de ‘creatieve klasse’.<br />

Een belangrijke rol bij de start van een Community of Practice is weggelegd voor de convenor,<br />

de persoon die mensen samenbrengt rond een belangrijk thema of vraagstuk. Daarnaast is<br />

er in een CoP een facilitator: degene die het leerproces mogelijk maakt, het programma voor<br />

de bijeenkomsten opstelt, de werkvormen bedenkt en de processen begeleidt. Deze <strong>nieuwe</strong><br />

Ruimte maken voor leren<br />

rolverdeling kwam aan de orde tijdens een masterclass met Habiforum en de bedenker van<br />

Hoe gaat dat verleggen van grenzen en daarmee de overgang van onderhandelen naar samen-<br />

het CoP-model, de Zwitser Etienne Wenger.<br />

werken in zijn werk? Deze vraag is ook van het samengestelde type. Er is geen succesrecept<br />

Bijna alle CoP’s, of ze nu in het bedrijfsleven of in overheidsland zijn opgericht, hebben<br />

voorhanden. Maar er zijn wel vijf belangrijke procesonderdelen die de overgang naar<br />

zowel een convenor als een facilitator. Soms vallen deze rollen samen in één persoon, in andere<br />

samenwerking kunnen vergemakkelijken:<br />

gevallen zijn er meer personen die zich inzetten voor het gezelschap. In het geval van de<br />

– Community of Practice: zoals we zagen is dit de verzameling van mensen die meedoet aan<br />

Proeftuinen Creatieve Economie is de rol van convenor opgepakt door Jeroen Saris. Hij<br />

de zoektocht. Hun participatie, hoe ook verschillend qua wijze en intensiteit, is de basis<br />

poneerde ‘creatieve economie’ als vraagstuk bij een aantal mensen. Met behulp van deze<br />

voor een leerproces dat is verbonden met de praktijk.<br />

convenor vormde zich een compacte groep mensen (het kernteam) die het vraagstuk<br />

– Proeftuinen: zeven locaties in Nederland waar concreet aan creatieve economie wordt<br />

van herontwikkeling van en voor de creatieve economie herkenden en interessant vonden.<br />

gesleuteld in bestaande projecten.<br />

Het kernteam rondom de creatieve economie wilde ‘leren omgaan met ontwikkeling die<br />

– Kernteam: de ondernemende coalitie die aanjaagt, reflecteert op wat zich in de proeftuinen<br />

niet te sturen is’ en ‘iets toevoegen aan vastgeroeste systemen’ (de Stad bv, 2005). Het kern-<br />

voordoet en verbinding zoekt met de buitenwereld.<br />

team, maar ook partijen in de projecten door heel Nederland, zat met vragen zoals: wat is<br />

– Expertmeetings: bijeenkomsten waarin de proeftuinen hun praktijkprobleem op tafel<br />

260 creatieve economie? Hoe breng je creatieve economie op gang voor behoud van industrieel<br />

leggen en de kernteamleden als ervaringsexpert adviseren over oplossingen.<br />

261<br />

erfgoed? In hoeverre verschilt deze herontwikkeling van gangbare projectontwikkeling?<br />

– Opwerkingsfabriek: is het procesontwerp waarin vastligt op welke momenten de kennis-<br />

Dit zijn allemaal samengestelde vragen, die in tegenstelling tot ingewikkelde vragen niet<br />

uitwisseling en kennisontwikkeling vanuit de praktijk wordt vormgegeven, en hoe en<br />

uit één kernprobleem bestaan, maar waarbij actoren wederzijds afhankelijk zijn voor de<br />

probleem definiëring en de oplossing (Teisman, 2005). In de herontwikkeling voor de creatieve<br />

wanneer kernteam en proeftuinen interacteren (zie figuur 14).<br />

economie zijn diverse actoren in het spel. De verdeling van het grondbezit kan parten spelen.<br />

De CoP bestond uit het kernteam samen met de deelnemers in de proeftuinen. De projecten<br />

Bestemmingsplannen moeten worden gewijzigd. Er is soms een spanning tussen commerciële<br />

die zich meldden als proeftuinen droegen hun urgente praktijkproblemen aan. In een<br />

partijen en kunstenaars. In deze innovatieve vorm van herontwikkeling heeft bovendien<br />

gezamenlijke zoektocht werden de projecten verbeterd in een proces van ‘opwerking’. Dit<br />

niemand nog de wijsheid in pacht: de wetenschappelijke wijsheid is er (nog) niet en de<br />

model van de opwerkingsfabriek (zie figuur 14) streeft naar verbetering van de bestaande<br />

praktijk staat nog in de kinderschoenen.<br />

praktijken door toetsing en aanpassing aan kennis en beleid uit andere proeftuinen enerzijds<br />

De CoP Creatieve Economie had te maken met een samengesteld vraagstuk en probeerde<br />

en aan reflecties en observaties uit het kernteam anderzijds. Concreet betekende dit dat in<br />

daar grip op te krijgen. Dat gebeurde door mensen samen te brengen die met dat vraagstuk<br />

twee expertmeetings per project op gezette tijden de ervaringsuitwisseling tussen de proef-<br />

rond creatieve economie rondliepen en hen uit te dagen niet in een ‘normale’ onderhandetuinen<br />

onderling plaatsvond. Daarnaast kwamen de leden van het kernteam een paar keer per<br />

lingssituatie deel te nemen, maar om een gezamenlijk leerproces in te gaan. Voor een succes-<br />

jaar samen om te reflecteren op de praktijkproblemen uit de proeftuinen (zie tijdlijn p. 270<br />

volle transitie van onderhandelen naar samenwerking moesten deelnemers op de volgende<br />

figuur 16) . De kernteamleden traden dus in de proeftuinen, net als de overige deelnemers,<br />

terreinen grenzen overschrijden:<br />

op als ervaringsexperts. Daarnaast was het kernteam de plek waar meer algemene lessen<br />

– Organisatiegrenzen: iedere organisatie heeft haar eigen logica en belangen die in onder-<br />

getrokken werden (die in deze publicatie in de inleiding en de vijf hoofdstukken zijn terug<br />

handeling uitgespeeld en geoptimaliseerd worden, maar die in samenwerking overschreden<br />

te vinden). In een leer- en kennisagenda traceerde het kernteam wat in de expertmeetings<br />

en overstegen worden.<br />

en in het kernteam werd geleerd. Naast de expertmeetings was er een miniconferentie<br />

– Denkkaders: het gaat hierbij om verschillen in wijzen van aankijken tegen de zaak. Deze<br />

halverwege het proces, ook een setting waarin de geaggregeerde lessen van het kernteam<br />

interpretaties kunnen zeer divers en tegenovergesteld zijn. In samenwerking vindt een<br />

gedachtewisseling over deze denkkaders (frames) plaats die kan leiden tot herinterpretaties<br />

met de proeftuinen werden gedeeld.<br />

(reframing) (Rein & Schon, 1993).<br />

De verschillende proeftuinen leerden van elkaar en van de reflecties in het kernteam doordat<br />

– Sectoren: het gaat hierbij om beleidsmatige inhoudelijke verschillen die de indeling van<br />

zij onderdeel waren van de ‘opwerking’. In deze CoP genereerden alle deelnemers samen<br />

beleidssectoren en daarbij behorende belangen, kennis, organisaties en culturen volgen.<br />

de praktische wijsheid (phronesis) die meteen tijdens de projectontwikkeling van de creatieve<br />

– Soorten kennis: het gaat hierbij om verschillen tussen soorten kennis die uiteenlopende<br />

economie beschikbaar was en die na de afronding van deze projecten beschikbaar blijft.<br />

doelen dienen en die ook op verschillende wijzen zijn geproduceerd, bijvoorbeeld in<br />

Daarbij was op het niveau van de projecten vooral know-what voorhanden, kennis gericht<br />

de praktijk of in theorie; kwantitatief of kwalitatief, et cetera (Cook,1999; Loeber 2004).<br />

op technisch handelen. In het kernteam was veel know-how aanwezig, de meer reflectieve


262<br />

Figuur 14 opwerkingsfabriek (de Stad bv)<br />

Schema 1 drie settings en vier doelen in de proeftuinen Creatieve Economie<br />

Gericht op<br />

Kennis<br />

Opbrengst<br />

Vorm van leren<br />

Ervaringskennis<br />

expermeetings<br />

Proeftuin/expermeeting<br />

– Locatie<br />

– Know what<br />

– Techne<br />

– Ervaring<br />

– Doen, experimenteren<br />

en ervaren<br />

Geleerde lessen<br />

Verbeterde praktijk<br />

kernteam<br />

Praktijk<br />

Kernteambijeenkomst<br />

– Strategie<br />

– Know how<br />

– Episteme<br />

– Visie<br />

– Reflecteren en kennis<br />

uit onderzoek inbregen<br />

Ervaringskennis<br />

reflecties en observaties<br />

kernteam<br />

Community of practice<br />

– Interactie<br />

– Knowing in action<br />

– Phronesis<br />

– Deliberatie<br />

– Doorbreken<br />

en verzoenen<br />

en strategische kennis. Juist door de interactie tussen deze soorten kennis, kon knowing in action,<br />

gerealiseerd worden. De proeftuinen brachten naast hun praktijkvragen ook de ervaringskennis<br />

in. Die gaat vooral over wat te doen in bepaalde situaties en het technische handelen<br />

(techne). Het kernteam handelde en leerde meer op een geaggregeerd en strategisch niveau.<br />

Het ontwikkelde bijvoorbeeld de leer- en kennisagenda om meer algemene lessen uit de<br />

praktijkvragen en ervaringen te kunnen trekken (zie schema 2).<br />

Open kaart spelen: leersettings en leercycli in een CoP<br />

Samenwerken in een praktijkgemeenschap rond de creatieve economie heft de verschillen<br />

in belangen of tempo niet op. Leren in een praktijkgemeenschap kan gevaarlijk zijn, omdat<br />

leren vereist dat de partijen open kaart spelen. Het echte probleem moet op tafel komen om<br />

te kunnen leren, maar er staat ook iets op het spel. In een onderhandelingssituatie is het meestal<br />

verstandig ‘wisselgeld’ achter te houden of andere strategieën toe te passen om elkaar ergens<br />

in het midden te kunnen ontmoeten. Ook in de herontwikkeling voor de creatieve economie<br />

spelen veel verschillende belangen, die op gespannen voet kunnen staan. Zo speelt het toestaan<br />

van tijdelijke <strong>functies</strong> in <strong>gebouwen</strong> een grote rol, alsmede het organiseren van evenementen<br />

in een gebied. Voor gemeenten, die huiveren voor precedentwerking, vraagt dit om<br />

anders opereren. Een ontwikkelaar kan binnen twee weken een provisorisch theater bouwen<br />

in een oude fabriekshal, of zeer snel grotere spelers uit de creatieve economie naar het terrein<br />

halen, maar als de gemeente maandenlang treuzelt over de toestemming dan schiet het niet<br />

op. Zoals een gebiedsontwikkelaar het verwoordde: ‘Ik moet wel met de toekomstige huurders<br />

rond de tafel. Als blijkt dat die gebiedsontwikkeling heel langzaam gaat dan krijg ik ze<br />

hier niet naar toe. Wij werken met andere snelheden dan de overheid.’ De gemeente doet<br />

dan lastig in de ogen van de ontwikkelaar en beoogde gebruikers, maar achter die aarzelende<br />

houding gaat vaak een zorg schuil en een andere belangenafweging.<br />

Wet- en regelgeving opgesteld door de overheid om burgers en bedrijven te beschermen,<br />

kan belemmerend zijn voor de herontwikkeling van oude <strong>gebouwen</strong>. Gebieds- en projectontwikkelaars<br />

kunnen hier last van hebben, maar ook de gemeente die als eigenaar optreedt<br />

kan worden belemmerd. Financiële afspraken tussen eigenaren over de verdeling van de<br />

lasten en opbrengsten en bijvoorbeeld over het benodigde tempo van herontwikkeling,<br />

vereisen goede afstemming die vaak in onderhandeling plaatsvindt. Ook de manier waarop<br />

de eigenaren samenwerken, kan onderwerp van onderhandeling en gesprek zijn: moet er<br />

een convenant worden opgesteld, een contract, of is er een eigenaar die het voor het zeggen<br />

heeft? Ook de kwaliteit van de <strong>gebouwen</strong> en het (buiten)gebied is multi-interpretabel en<br />

dus onderhandelbaar. Wat de gemeente wil behouden of bereiken, hoeft niet te zijn wat de<br />

gebiedsontwikkelaar voor ogen heeft of wat de zittende en toekomstige huurders waarderen.<br />

Spanning in interactie<br />

In de CoP Creatieve Economie maakten de convenor en facilitator gebruik van twee leersettings,<br />

de expertmeetings en de kernteambijeenkomsten, die met elkaar interacteerden<br />

in het opwerkingsproces. Tijdens de kernteambijeenkomsten konden de strategische vragen<br />

uit de proeftuinen risicoloos aan de orde worden gesteld en oplossingen worden bedacht. In<br />

de expertmeetings konden deze oplossingen worden teruggebracht naar de praktijk om daar<br />

toegepast te worden maar ook getoetst. Daarnaast pasten de convenor en de facilitator in de<br />

expertmeetings verschillende gesprekstechnieken toe om de belangenstrijd uit de praktijk<br />

zo productief mogelijk in te zetten in de samenwerking.<br />

Het kernteam was van het begin af aan overtuigd van het belang en de kansen van dit soort<br />

<strong>nieuwe</strong> herontwikkeling. De deelnemers vormden een verandercoalitie en hielden zich<br />

bezig met de ‘domeinvraag’ (in Wengers termen), dat wil zeggen ze probeerden met elkaar<br />

grip te krijgen op de kenmerken en dynamiek van creatieve economie. Zij formuleerden<br />

de gezamenlijke strategische opdracht om herontwikkeling voor de creatieve economie<br />

263


landelijk en lokaal te agenderen en te promoten. Bovendien konden zij de strategische vragen<br />

CoP van informatie over de stand van zaken in de creatieve economie. Onderzoek van ABF<br />

uit de proeftuinen op dit geaggregeerde niveau makkelijker en minder risicovol aan de orde<br />

Research werd gebruikt om inzichtelijk te maken waar welk soort creatieve milieus per<br />

stellen. Omdat niet één project het onderwerp van gesprek was, maar de overeenkomsten<br />

postcodegebied aanwezig was en hoe ze zich hadden ontwikkeld. De convenor was in de<br />

en verschillen en lessen uit verschillende proeftuinen, waren deelnemers bereid open kaart<br />

eerste leercyclus vooral gericht op interacties tussen het kernteam en de proeftuinen. In<br />

te spelen en hun vragen en belangen op de tafel van het kernteam te leggen. Samen formu-<br />

deze ronde werden de strategische vragen ‘opgehaald’ uit de proeftuinen en samengebracht<br />

leerden zij een leer- en kennisagenda, zetten onderzoek uit, en gingen op expeditie.<br />

in het kernteam. Het kernteam herformuleerde die vragen en presenteerde die, voorzien<br />

Vooral in de proeftuinen was deze gezamenlijke zoektocht niet altijd vanzelfsprekend. Ook<br />

van eerste lessen en reflecties, tijdens een miniconferentie waar alle deelnemers uit de proef-<br />

tijdens de expertmeetings was het moeilijk om open kaart te spelen. Tijdens deze bijeentuinprojecten<br />

aanwezig waren. Deze miniconferentie vond dus plaats tussen de eerste en<br />

komsten stond steeds een probleem in een project van herontwikkeling centraal, bijvoorbeeld:<br />

tweede leercyclus. De tussenstand werd gepresenteerd, de lessen tot dan toe, en er werden<br />

hoe om te gaan met belemmerende wet- en regelgeving? Hoe kan de samenwerking tussen<br />

<strong>nieuwe</strong> vragen opgeworpen voor de tweede leerronde.<br />

de eigenaren verder vorm worden gegeven? Wat is de kwaliteit van deze locatie? Welke<br />

In de tweede leercyclus verplaatste de aandacht zich ook op het niveau van de proeftuinen<br />

richting willen we op met de herontwikkeling? Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot<br />

naar de strategische vragen. Daarbij werd de interactie tussen de proeftuinen en de achter-<br />

andere locaties in de stad of regio? De direct belanghebbenden zaten met elkaar rond de<br />

liggende organisaties belangrijker. De coalities waren verstevigd en waren er aan toe om<br />

tafel om deze vragen te beantwoorden. Er kon dus ‘zaken’ gedaan worden. Deze setting was<br />

de strategische discussies van het kernteam ter plekke te onderzoeken. Dat resulteerde in<br />

risicovoller voor de deelnemers dan de kernteambijeenkomsten. In de expertmeetings lagen<br />

vragen zoals: wat zijn goede strategieën voor herontwikkeling op deze plek, wat is de beste<br />

weliswaar praktische vragen op tafel, maar daaraan zaten wel degelijk strategische kanten.<br />

mix tussen de commerciële creatieven en de artistiekelingen, hoe zorgen we dat tijdelijke<br />

In het kernteam waren diezelfde strategische vragen minder direct verbonden aan een<br />

huurders kunnen meegroeien tijdens de herontwikkeling, moeten we al dan niet een wens-<br />

project en dus ook minder aan directe belangen, maar betroffen ze de herontwikkeling<br />

beeld maken, wie organiseert de evenementen? Hierdoor werd ook de timing van de<br />

in het algemeen.<br />

Om de expertbijeenkomsten uit de onderhandelingssfeer te houden, niet te risicovol te<br />

expertmeetings belangrijk, doordat deze rechtstreeks op het praktijkproces reflecteerden.<br />

maken, en tot samenwerking en een gezamenlijke zoektocht te komen, was er meer nodig<br />

Reflectie op ‘van onderhandelen naar samenwerking’<br />

dan een gezamenlijk doel en de wil om samen te werken. Omdat niet op een overkoepelend<br />

Terugkijkend kunnen we stellen dat het procesontwerp, de ‘opwerkingsfabriek’ van de CoP<br />

niveau werd gesproken van het kernteam, maar de directe problemen in het project aan<br />

Creatieve Economie, structuur bood aan de deelnemers om met elkaar op reis te gaan zonder<br />

de orde waren, was het nodig voor de convenor en facilitator om het leren op een andere<br />

al te veel risico’s te lopen. Tevens schiep het ontwerp ruimte om met actuele en urgente<br />

264 manier te faciliteren: door de kernteamleden in de expertmeetings te laten adviseren, en<br />

kwesties aan de slag te gaan. Omdat deelnemers wilden leren in een netwerk waarin hun 265<br />

door specifieke gesprekstechnieken toe te passen.<br />

praktijkproblemen centraal stonden, was het mogelijk om van onderhandelen naar samen-<br />

Per expertmeeting werden kernteamleden uitgenodigd als ervaringsdeskundigen op te treden<br />

werking te gaan. Het is geen sprookje, noch een romantisch gebeuren. Integendeel, het is<br />

in de proeftuin van een ander. Bovendien werden specifieke facilitatietechnieken toegepast,<br />

gewoon hard werken gecombineerd met zelfopgelegde reflectietijd. Van onderhandelen naar<br />

bijvoorbeeld het maken van toekomstscenario’s of een crashtest (zie kader). De expert-<br />

samenwerken is geen eenmalige beweging, eerder een continu streven. Door samenwerken<br />

meetings droegen bij aan het lokale leerproces. Ze fungeerden soms als ‘losmaker’ van<br />

te zien als een leerproces worden posities en opvattingen niet als vaststaand beschouwd,<br />

een vastgelopen proces (zie casusbeschrijvingen Coolhaveneiland Rotterdam, Hazemeyer<br />

maar meegenomen in de ontwikkeling (zie ook Fischer & Ury, 1981; Rein & Schon 1993;<br />

Hengelo), maar ook als manier om de fragiele coalitie handen en voeten te geven (in alle<br />

Van Staveren, 2007). Gebeurt dat écht gezamenlijk, dan ontstaat er een wederkerige leerom-<br />

proeftuinen). Tegelijkertijd leverden de expertmeetings input aan het leerproces van het<br />

geving waarin leren vanzelfsprekender wordt. Er is dan sprake van weten in actie. Professionals<br />

kernteam. De vragen en oplossingen uit de expertmeetings kwamen terug in de kern-<br />

tonen hun kennis in een proces van met elkaar probleemoplossend bezig zijn op een locatie.<br />

teambijeenkomsten. Daar werd gereflecteerd op de lokale situatie en feedback gegeven.<br />

Proeftuinen, kernteam en Community of Practice, het zijn geen organisatieonderdelen,<br />

Ook zorgde de inbreng uit lokale projecten voor een toets aan de praktijk op de gedachte-<br />

maar menselijke activiteiten aangedreven door de passie en betrokkenheid. De Community<br />

ontwikkeling van het kernteam.<br />

of Practice is een constellatie van leerprocessen die zich afspelen op praktisch en strategisch<br />

Zowel in het kernteam als in de expertbijeenkomsten stonden vragen uit de praktijk centraal.<br />

niveau. De proeftuinen en het kernteam representeren die niveaus en de expertmeetings<br />

De ervaringsdeskundigen konden in het kernteam reflecteren op de praktijkkennis uit de<br />

en de kernteambijeenkomsten fungeren daarbij als setting waarin het leren op beide niveaus<br />

proeftuinen en deze reflecties vervolgens terugbrengen in de praktijk van de proeftuinen. In<br />

verbonden en versterkt wordt. Doordat mensen bij elkaar op bezoek gaan, op het geaggre-<br />

de expertmeetings werd de ruimte tot samenwerking en coalitievorming strakker georganiseerd.<br />

geerde niveau van het kernteam een bijdrage leveren, of met een bredere buitenkring communiceren,<br />

ontstaat een sociale structuur waarin ervaringskennis kan stromen.<br />

Verdieping van het leren: twee leercycli<br />

De convenor en facilitator waren gericht op het mogelijk maken en benutten van leren door<br />

Om de praktijklessen en de strategische lessen te kunnen verdiepen en ‘verduurzamen’,<br />

het procesontwerp van de opwerkingsfabriek, waarin de interacties tussen partijen en tussen<br />

werkten de Proeftuinen Creatieve Economie dus niet alleen met twee leersettings en een<br />

de strategische en praktische vragen werden georganiseerd, en door bepaalde werkvormen<br />

georganiseerde uitwisseling daartussen door de kernteamleden. De CoP werkte ook in twee<br />

in de expertmeetings toe te passen. In de CoP is gaandeweg een scherper onderscheid ont-<br />

leerronden. In iedere proeftuin werden twee expertmeetings gehouden. In de eerste reeks<br />

staan tussen de twee rollen. De rol van convenor krijgt vorm vanuit de inhoud. De convenor<br />

expertmeetings was met name het probleem van de coalitievorming aan de orde rond lokale<br />

heeft overzicht van het ‘domein’. Hij heeft inhoudelijke kennis en weet welke vragen er<br />

opgaven die sterk uiteenliepen. In de tweede leercyclus werkten de projecten met een<br />

spelen zonder de pretentie de wijsheid in pacht te hebben. Een convenor beseft dat leren op<br />

stabielere coalitie en kwamen vragen aan de orde over samenwerking in beheer, samen-<br />

gang komt door mensen met soortgelijke vragen bij elkaar te brengen. Afstemming is nodig<br />

werking in programmering en verdere ontwikkeling.<br />

om de leeromgeving vorm te geven, zowel inhoudelijk als procesmatig. Net als in creatieve<br />

Het kernteam speelde vooral in de eerste leercyclus een agenderende rol en voorzag de hele<br />

herontwikkeling zijn hier ook flexibiliteit en dynamiek vereist. De facilitator is meer op het


266<br />

gespreksproces gericht. Hij besteedt aandacht aan de gesprekstechnieken en de interacties<br />

binnen één bijeenkomst. Voor beide rollen telt dat facilitator en convenor inspelen op<br />

opkomende vragen en dat zij ter plekke werkvormen aanpassen om andere opbrengsten<br />

te genereren dan het standaardgesprek.<br />

Het leren in gezelschappen zoals die binnen de CoP Creatieve Economie bij elkaar komen,<br />

kan niet worden gestuurd. Door in het ontwerp met verschillende settings en in twee leercycli<br />

te werken, is het leren niet op z’n beloop gelaten. Integendeel, het is verduurzaamd. Het<br />

kernteam had de ruimte om de strategische vragen uit de proeftuinen bij elkaar te brengen<br />

en onder de loep te nemen. Iets wat de individuele projecten niet hadden kunnen doen,<br />

omdat daar iets op het spel stond. In de expertmeetings droegen ervaringsdeskundigen uit<br />

het kernteam, maar niet van hun eigen project, concrete oplossingen aan waar projecten<br />

meteen profijt van hadden. Op die wijze werden ‘afstand’ tot het probleem en tijd om na te<br />

denken gecreëerd, die in een normale onderhandelingssituatie haast onmogelijk zijn. Door<br />

de praktijk centraal te stellen, waren de adviezen wel urgent en werd voorkomen dat de<br />

leerruimte volkomen los stond van de echte praktijkproblemen.<br />

Tot slot, ook al bestaat er geen eenduidig succesrecept voor Communities of Practice, met<br />

de opwerkingsfabriek en de verschillende werkvormen kon het leren bevorderd worden.<br />

Daarnaast zijn er nog wel een paar zaken nog niet of nauwelijks aan de orde komen, maar<br />

die wel belangrijk zijn: Het tempo hoog houden, samen eten en doorwerken na het eten,<br />

bepaalden mede de sfeer en daarmee de emoties van deelnemers. De kernteambijeenkomsten<br />

en expertmeetings droegen een informeel karakter in die zin dat er veel ruimte was voor<br />

ieders inbreng. Het boorde een informele energie aan bij mensen, waardoor ze een open<br />

gesprek aangingen. Die spontaniteit en kritische houding vormden de ingrediënten voor<br />

een krachtige leeromgeving en zijn een goed alternatief voor de stroperigheid van veel<br />

processen van herontwikkeling waarin het deelnemers niet lukt grensoverschrijdend samen<br />

te werken. Door een proces van samen leren krijgt niet alleen de actuele samenwerking<br />

meer glans, maar wordt tevens een bijdrage geleverd aan een creatieve én duurzame<br />

invulling van veelal oude industriële <strong>gebouwen</strong> en wijken.<br />

267<br />

NDMS-werf Oost: de verbeelding van kernwaarden<br />

Tijdens de tweede expertmeeting van NDSM-werf Oost werden kernwaarden van het gebied vastgesteld.<br />

Deelnemers aan de bijeenkomst, gebiedsontwikkelaar, stadsdeel, stadsdeelwethouder,<br />

kunstenaars, kleine zelfstandigen, discussieerden in drie groepen aan de hand van drie thema’s:<br />

1 De NDSM-werf in 2020<br />

2 De openbare ruimte<br />

3 De ontmoeting<br />

Deze verbeeldingssessies werden door tekenaars van de Beeldleveranciers ter plekke omgezet<br />

in beeldmateriaal. Die beelden werden tentoongesteld en leden uit het kernteam destilleerden<br />

uit die tekeningen de kernwaarden van het gebied. (zie cartoon op p. 271)<br />

Het resultaat van deze bijeenkomst was een aantal gedeelde kernwaarden voor de oude scheepswerf<br />

en bijbehorende <strong>gebouwen</strong> en buitenruimte. (zie schema 2)<br />

Amersfoort: de ‘crashtest’<br />

De workshops werden gehouden met een ‘vizier’ als middel om het gesprek vorm te geven.<br />

Het middelpunt is de huidige situatie en elke ring die daarop volgt, verbeeldt enkele jaren vooruit.<br />

Elke groep nam een kwart van het vizier voor zijn rekening en besprak een thema (zie figuur 15),<br />

waarbij hij dat thema in de toekomst ‘projecteerde’ en bekeek of dit wijzigingen op het thema<br />

zou opleveren of dat het thema de crashtest zou overleven.<br />

Onder het thema ‘stad’ was de vraag: welke voorstellen passen bij de verschillende locaties in de<br />

binnenstad, het NS-terrein en het Oliemolenkwartier? Hoe verhouden deze locaties zich tot elkaar<br />

en tot de voorgenomen plannen voor het Eemkwartier?<br />

Het netwerk van de Proeftuinen Creatieve<br />

Economie aan tafel in het oude fabriekspand<br />

Rohm & Haas tijdens een van de<br />

vele expertmeetings


Schema 2 gedeelde kernwaarden in een expertmeeting op de NDSM-werf<br />

– onverwachte ontmoetingen<br />

– plek van harde werkers<br />

– dynamiek<br />

– rauwheid<br />

– puurheid<br />

– eigen identiteit (eiland in de stad)<br />

– experiment<br />

Opdracht: adviseer Amersfoort over de programmatische spreiding in de stad.<br />

De groep die de ‘gebruiker’ als thema had, stelde de vraag welke <strong>functies</strong> kunnen met elkaar<br />

kunnen worden gecombineerd. Hoe bereik je synergie tussen de gebruikers? Welke ontwikkelingsstrategie<br />

leidt tot synergie?<br />

Opdracht: adviseer de projectleiders over de ontwikkelingsstrategie. Welke coalities optimaliseren<br />

de synergie?<br />

Onder het thema ‘coalitie’ was het uitgangspunt dat Amersfoort behoefte heeft aan een creatief<br />

en interactief milieu. Welk streefniveau is gewenst in het Oliemolenkwartier?<br />

Opdracht: adviseer Amersfoort over het tot stand brengen van de ‘ondernemende coalitie’ die<br />

in staat is het gewenste milieu te realiseren.<br />

De laatste groep besprak het thema ‘realisatie’ waarin de verhouding lange termijn–korte termijn<br />

ter sprake kwam. Wat is een logische fasering van de voorstellen? Welke prioriteiten zou Amersfoort<br />

moeten stellen? Hoe sluiten ze op elkaar aan en in welk perspectief?<br />

Opdracht: adviseer de gemeente over de verhouding tussen tijdelijk gebruik en het opbouwen van<br />

een profiel voor de toekomst.<br />

Als uitkomst van deze vier thema’s die in de toekomst werden geplaatst, kwam een advies aan de<br />

gemeente om de tijdelijke bestemming als een kans en uitdaging te beschouwen en ver<strong>nieuwe</strong>nde<br />

formules te bedenken. De ontwikkeling en de versterking van de gewenste identiteit van Amersfoort<br />

als creatieve stad betekent voor het Oliemolenkwartier dat er weinig definitief bestemd kan worden.<br />

Tijdelijkheid spreekt projectontwikkelaars over het algemeen niet aan, behalve als daar een<br />

andersoortig perspectief tegenover staat.<br />

268<br />

269<br />

Figuur 15 de stad-gebruiker-realisatie-coalitie cirkel als werkmodel in een expertmeeting over het<br />

Oliemolenkwartier<br />

1 Stad<br />

4 Realisatie<br />

– betekenis van Noord<br />

– duidelijke programmering<br />

– licht<br />

– water<br />

– verbindingen<br />

– lokaal en internationaal<br />

heden ±2009 ±2011<br />

2 Gebruiker<br />

3 Coalitie


270<br />

Figuur 16 tijdlijn van de Community of Practice van de Proeftuinen Creatieve Economie<br />

kernteam 12.09.05<br />

tijd<br />

kernteam 14.11.05<br />

Coolhaven 14.11.06<br />

Hegelo 25.02.06<br />

kernteam 07.03.06<br />

Rohm & Haas 26.04.06<br />

kernteam 28.06.06<br />

Microconferentie 14.12.06<br />

kernteam 19.10.06<br />

kernteam 14.02.07<br />

NDSM 06.07.06<br />

Arnhem 07.09.06<br />

Stadionplein 23.11.07<br />

Leiden 30.11.07<br />

kernteam 04.07.07<br />

kernteam 18.01.08<br />

Rohm & Haas 30.06.07<br />

NDSM 13.09.07<br />

Arnhem 08.11.07<br />

Hengelo 25.01.08<br />

Conferentie<br />

Juni 2008<br />

‘Het procesontwerp, de<br />

opwerkingsfabriek, bood<br />

structuur aan de deelnemers<br />

om met elkaar op<br />

reis te gaan zonder al te<br />

veel risico’s te lopen.’<br />

Cartoon van de Beeldleveranciers<br />

gemaakt tijdens de tweede expertmeeting<br />

op de NDSM-werf Oost<br />

271


Jeroen Saris<br />

Interview<br />

<strong>Evert</strong> <strong>Verhagen</strong>:<br />

leiderschap<br />

in plaats van<br />

regelgeving<br />

Jarenlang trok <strong>Evert</strong> <strong>Verhagen</strong> de kar bij<br />

de Westergasbriek. Onlangs heeft hij REUSE<br />

opgericht, een bedrijf waarmee hij adviseert<br />

in herontwikkeling. In de Proeftuinen<br />

Creatieve Economie was hij extern adviseur.<br />

In de ontwikkeling van het Westerpark, die<br />

in 1990 begon, was het nog zoeken. Met<br />

droogvallen en opstaan ontdekte <strong>Evert</strong> waar<br />

het bij herontwikkeling van industrieel<br />

erfgoed en creatieve economie om gaat.<br />

Hij gelooft niet in de ingenieursbenadering,<br />

waarin het gebouw, de milieuvervuiling en<br />

het ontwerp centraal staan, voor hem gaat<br />

het om het programma, om het leven, om<br />

dat wat de mens ermee doet.<br />

De Proeftuinen Creatieve Economie waren een Community of Practice voor professionals die<br />

graag van elkaar wilden leren en een methodiek opstelden. Werkt dat? Wanneer viel het kwartje?<br />

Wanneer had je het idee: nu gebeurt er iets?<br />

Ik vind het organiseren van dergelijke proeftuinen een goede aanpak. Mensen kunnen veel<br />

van elkaar leren. Maar zelf ben ik in de eerste ronde van de expertmeeting niet veel nieuws<br />

tegengekomen. De problemen waren bekend en de oplossingen niet bijzonder. In sommige<br />

steden, zoals Arnhem, waren ze wel verder dan ik had gedacht. Het inzicht dat met creatieve<br />

economie een buurt kan worden ontwikkeld, zoals in Klarendal, dat was nieuw. Het echte<br />

ver<strong>nieuwe</strong>nde kwam pas na de eerste ronde op de miniconferentie. We hebben allemaal de<br />

klok van de creatieve economie horen luiden, een CoP helpt ons om de klepel te vinden.<br />

Wat vond je het grootste probleem in de projecten die je bezocht hebt?<br />

Het schiet vaak niet op, althans aan het begin. Voor mij viel het kwartje niet op de expertmeeting<br />

in november 2005 in Rotterdam. Rotterdam heeft echt genoeg te bieden voor de<br />

creatieve economie. Coolhaveneiland en andere plekken zijn werkelijk fantastisch. Maar het<br />

gaat er allemaal zó langzaam. Het is niet genoeg om tegen elkaar te zeggen dat je wat wilt,<br />

maar je moet het ook kunnen en gaan doen. Zelfs na afsluiting van het convenant en de<br />

aanstelling van een procesmanager kwam er te weinig vaart in. Kijk, om te beginnen heb je<br />

een goed team nodig, maar ook de omgeving moet er op ingesteld zijn en moet meewerken.<br />

De politiek in Rotterdam wil telkens iets anders: nu is het devies ‘allemaal naar Zuid’ en dan<br />

gaan ze weer naar Zuid. Er is veel meer leiderschap nodig en een cultuurverandering in de<br />

corporaties, meer uitvoeringsgerichtheid. Om te slagen is een omgeving nodig waarin men<br />

elkaar vertrouwt en een commitment aangaat en doorzet. Een goed voorbeeld, zeker voor<br />

273


Rotterdam, is Bilbao. Pablo Otaola, de projectleider, heeft samen met de burgemeester<br />

Het gaat nog wel over schaarste, dat nemen we mee uit het verleden. Maar nieuw is de grote<br />

onder heel wat moeilijker omstandigheden dan hier een omgeving gecreëerd van twintig<br />

toegevoegde waarde van creativiteit. Er treedt ook een steeds grotere differentiatie op. Er is<br />

mensen op wie zij konden vertrouwen als het mis dreigde te gaan. Ministers, directeuren,<br />

niet meer één industriële markteconomie met één financieel stelsel. Als het nu economisch<br />

burgemeesters, mensen die er echt toe doen. Als ze wat besloten hadden dan gebeurde het<br />

slecht gaat in de VS, dan kan het op andere plekken nog steeds goed gaan. In de jaren dertig,<br />

ook gewoon, terwijl de bommen als het ware om hen heen ontploften.<br />

na de beurskrach, ging het overal slecht, vandaag de dag is het beeld veel gedifferentieerder.<br />

Er wordt hier in Nederland veel te veel gepraat over te veel regelgeving en de Raad van State,<br />

We zijn de creatieve economie, om het voorlopig maar zo te noemen, aan het ontdekken.<br />

maar daar gaat het echt níet om, het gaat om leiderschap, politiek leiderschap en mensen<br />

Het is niet zo vreemd dat je niet precies weet hoe het allemaal in elkaar zit. Daarvoor heb je<br />

die elkaar vertrouwen, en dan heb ik het niet meer over Rotterdam, maar veel breder over<br />

een Community of Practice nodig. Dat proeftuinen in de vertraging komen is ook logisch.<br />

ambtelijke organisaties. Zeuren over regels verbloemt het eigen falen, maar al te vaak hebben<br />

Ik denk dat je dat economisch kan duiden. Waar de oude economie lang sterk blijft, zoals in<br />

ze gewoon hun werk niet goed gedaan. Het vormgeven aan de samenwerking en de manier<br />

Hengelo of Rotterdam, is de omslag het moeilijkst. Nu het Havenbedrijf van Rotterdam<br />

waarop het proces getrokken wordt, dat is veel belangrijker.<br />

zelf het voortouw neemt in wat je de ‘creatification’ van de economie zou kunnen noemen,<br />

In Hengelo schoot het eerst ook niet op. Veel aarzeling bij de gemeente en angst dat de<br />

gloort er hoop. In Amsterdam is de economie meer gedifferentieerd en past zich veel sneller<br />

markt te dun zou zijn voor verschillende ontwikkelingen tegelijkertijd. De <strong>nieuwe</strong> economie<br />

aan. Voor Eindhoven was de omslag aanvankelijk een drama. Op bestuurlijk niveau blijven<br />

is echt anders, en we kennen de wetten nog niet. We weten dus ook nog niet precies wat wel<br />

vaak te lang de beelden uit het verleden hangen, men kan zich nog geen voorstelling maken<br />

of niet kan. Gelukkig heeft de gemeente ingezien dat er veel meer vrijheid nodig is om iets<br />

van de toekomst. Gelukkig is de High Tech Campus helemaal gemoderniseerd en open-<br />

nieuws te laten groeien en heeft de wethouder zijn nek uitgestoken.<br />

gegooid. Een groot succes. Ook een bedrijf als ASML heeft het goed gedaan. En een bedrijf<br />

In Leiden was de tijdelijke windstilte wel duidelijk procedureel. Het was wachten op een uit-<br />

als Philips, daar mag je echt bewondering voor hebben. Het staat open voor de toekomst en<br />

spraak van de Raad van State. Met Leiden komt het wel goed. Het Huis van de Communicatie<br />

is bereid tot verandering, ze begrijpen dat als ze niet veranderen ze dan over, zeg dertig jaar,<br />

is een goed plan, ze hebben een uitstekende architect met Peter Zumthor. Ik ben net in<br />

gewoon niet meer bestaan. Ze zijn bijvoorbeeld enorm veel waarde gaan hechten aan duur-<br />

Bregenz in Oostenrijk naar een expositie van hem geweest, fantastisch. Er is in Leiden een<br />

zaamheid. Als er een sterkere wethouder zou zijn geweest en veel meer wil tot verandering,<br />

sterke coalitie, dat houden ze wel vol.<br />

dan was het op Strijp S al veel harder gegaan met de creatieve economie.<br />

Bij de ontwikkeling van de Westergasfabriek was het destijds ook een groot voordeel dat het<br />

Er is overal in Nederland een enorme zwerm aan kleinere bedrijven ontstaan en die groeit<br />

politieke klimaat (GroenLinks en PvdA) gedurende zestien jaar stabiel is gebleven en dat er<br />

maar aan. De groei in startende bedrijven is nog nooit zo groot geweest. Er zitten in die<br />

telkens weer bestuurders waren die er voor bleven gáán. In Nederland zie je daar echt een<br />

<strong>nieuwe</strong> economie wel een paar reuzen zoals Endemol of Google, maar veel groei vindt plaats<br />

274 groot probleem. Voor de omslag van industriële naar creatieve economie heb je leiderschap<br />

in het netwerk, niet in de bedrijfsomvang. Of dat blijvend is weten we niet, het zou zo<br />

275<br />

nodig met een goed en helder verhaal. Niet zozeer iemand die heel inhoudelijk is, maar een<br />

kunnen zijn dat er in de toekomst weer meer clustering komt, maar ik hoop van niet.<br />

goede communicator die mensen verbindt en kan meenemen in dat <strong>nieuwe</strong> verhaal. We<br />

De Angelsaksische wetgeving is veel beter ingesteld op het starten van een onderneming.<br />

hebben dat soort generalisten nauwelijks voorhanden. Er wordt vaak veel te snel een architect<br />

In Engeland en in de VS ligt het voordeel van de twijfel bij het bedrijf, bij ons bij de bank.<br />

ingeschakeld, zonder dat men weet wat men wil en met wie.<br />

De Nederlandse overheid zou op zoek moeten gaan naar <strong>nieuwe</strong> vormen waarin je die<br />

Het risico van architecten is: zij bijten zich er onmiddellijk in vast. Als je Pi de Bruijn belt<br />

creatieve economie kunt onderbrengen.<br />

dan moet je eigenlijk al klaar zijn. Dan bedenkt de architect wat er moet gebeuren en gaat<br />

Onderzoek zoals ABF heeft gedaan, naar het effect van de creatieve economie op achter-<br />

gewoon tekenen. Terwijl je eerst eens moet kijken wat je echt wilt. Het is echt zo belangrijk<br />

standswijken, is bijvoorbeeld enorm belangrijk. We weten nu dat creatieve economie het<br />

dat je eerst op ontdekkingreis gaat, dat je op zoek gaat naar je kernwaarden.<br />

regenererend vermogen van wijken vergroot. Hoe het precies werkt weten we niet, maar<br />

wel dát het werkt. Zo moeten we doorgaan: onderzoeken wat de maatschappelijke kosten<br />

Jullie hebben dat destijds gedaan door veel tijdelijke activiteiten te ondernemen. Dat deden jullie<br />

en baten zijn van het herontwikkelen van monumenten, uitzoeken wat het effect van het<br />

omdat het project stil was komen te liggen door de bodemverontreiniging. Een geluk bij een<br />

investeren in cultuur is. Hoe werkt dat in op waardestijging, op de sociale cohesie en wat<br />

ongeluk. Maar wel een echte vondst.<br />

is het culturele kapitaal? Hoe meet je maatschappelijk kapitaal? Verbanden leggen en weer<br />

Een heel belangrijke vondst, die steeds meer toepassing vindt. We praten over stedelijke<br />

wegstrepen, zo is Richard Florida ook aan zijn theorie gekomen. Het mag in het begin best<br />

herontwikkeling op industriële locaties die allemaal hun oorspronkelijke functie verloren<br />

grof zijn, maar je moet je blijven afvragen hoe het werkt: creatieve economie zorgt voor<br />

hebben, omdat die economie hier nauwelijks meer bestaat. Wat is er logischer dan een<br />

opkomende economie de kans te geven deze locaties opnieuw te gebruiken. De bestaande<br />

waardestijging. Punt.<br />

economie heeft zich gesetteld en zoekt niet naar <strong>nieuwe</strong> plekken.<br />

Terug naar het tijdelijk gebruik. Waar komt die voorkeur van de creatieve economie voor oude<br />

Het is wijsheid achteraf. We wisten wel dat wat we deden belangrijk is, maar we wisten nog<br />

<strong>gebouwen</strong> vandaan?<br />

niet waarom. Voordat Richard Florida naar de conferentie ‘Creativity and the City’ kwam in<br />

Dat kan natuurlijk ook toeval zijn. Lees Jensen over de ‘dream economy’. Het verhaal dat<br />

2003 had nog vrijwel niemand het over creatieve economie. Daarna werd het nog een tijdje<br />

bij een product hoort is het belangrijkste geworden. Het verhaal dat bij die oude <strong>gebouwen</strong><br />

als een elitaire hype beschouwd, maar nu echt niet meer.<br />

hoort, legt de verbinding met het verleden. En een omgeving met een verhaal spreekt deze<br />

Het tijdelijke gebruik op de Westergasfabriek heeft ons enorm geholpen om te leren hoe het<br />

bedrijven beter aan. Vandaar de voorkeur van die economie voor kerken, kazernes en indus-<br />

werkt. Er moesten <strong>nieuwe</strong> contracten worden gemaakt, <strong>nieuwe</strong> financieringsmodellen onttriële<br />

kathedralen. Maar het hoeft niet natuurlijk: in de Rembrandttoren hier aan de Amstel<br />

dekt worden, we waren op zoek naar <strong>nieuwe</strong> toekomstbeelden. We zitten met een sneltrein-<br />

kan straks ook best creatieve economie gevestigd worden, maar dan is een toegankelijke<br />

vaart in de ontwikkeling van een <strong>nieuwe</strong> economie, daarin gelden <strong>nieuwe</strong> wetten die we nog<br />

en informele openbare ruimte wel doorslaggevend. Dat is daar bij de Omval natuurlijk ver<br />

moeten ontdekken. Het is nog veel te vroeg om al het oude overboord te gooien, maar er<br />

te zoeken. Een creatief WTC kan natuurlijk best, ook als de architect snapt wat creatieve<br />

gebeurt van alles om ons heen waar we, economisch gezien, nog niet echt raad mee weten.<br />

economie is. Gehry heeft een prachtig museum gemaakt in Bilbao. Iemand als Ben van


Berkel weet heel goed hoe het moet. Ga eens kijken naar het Mercedes Museum in Stuttgart –<br />

fantastisch. Ook de Zuidas met zo’n gebouw van Vignoly en een goed ingerichte openbare<br />

ruimte heeft van dergelijke plekken.<br />

Het voordeel dat een oude fabriek heeft, is het voordeel van het verhaal, zo’n plek vraagt<br />

erom gebruikt te worden. De permanente onafheid waar Karin Blokzijl het over heeft,<br />

spreekt enorm aan. Ik ga zelf met buitenlandse gasten na een bezoek aan de Westergasfabriek<br />

graag naar de NDSM om te laten zien dat we ook iets zijn kwijt geraakt: de oorspronkelijke<br />

ruwheid van de Westergasfabriek is weg.<br />

Elke economie heeft een markt nodig. De marktplaats van de creatieve economie vind je<br />

in de openbare ruimte: in het museum, op het terras of op straat. Dat zijn de plekken waar<br />

je verwacht dat je de mensen tegenkomt die je nodig hebt. Daarom zijn de fabriekshallen,<br />

kantines en de openbare ruimte daaromheen met cafés en restaurants zo populair. In het<br />

inrichten van de openbare ruimte zijn we niet echt goed in Nederland. Het inrichten gaat<br />

soms nog wel, maar het onderhoud is diep treurig. De openbare ruimte zal de komende<br />

jaren veel meer aandacht krijgen.<br />

Hoe is het idee ontstaan om in de Westergasbriek voor 40 procent evenementen te doen?<br />

Het levert geld op en trekt een divers publiek aan. Als we vinden dat de Westergasfabriek<br />

voor iedereen is, dan moet je doelbewust daarop programmeren. Veel meer mensen leren de<br />

plek kennen door het organiseren van evenementen. En wat ook heel belangrijk is: dit soort<br />

ruimten is uitstekend geschikt voor evenementen. We hebben door het tijdelijk gebruik<br />

ook kunnen leren hoe het werkt. Waar de ingangen moeten zijn, wat wel werkt en wat niet.<br />

276<br />

Is het op een gegeven moment niet op?<br />

Het idee dat dit alleen in Amsterdam kan is niet juist. Niet alles kan overal, maar iedereen,<br />

bedrijven en bezoekers, is op zoek naar identiteit en naar een leuke omgeving. Arnhem<br />

hoeft helemaal niet te concurreren met Amsterdam. Als Arnhem het goed doet met de mode,<br />

dan doet Amsterdam het ook goed. En als Rotterdam het goed doet, wordt Amsterdam daar<br />

echt niet slechter van. Natuurlijk moet je niet allemaal hetzelfde gaan doen. Wat Jean Baptiste<br />

Benraad zegt over de ‘second cities’ zoals Rotterdam en Arnhem is dat er in deze steden veel<br />

jongeren zijn en dat ze daarvan een veel groter deel kunnen vasthouden door hun een start<br />

te gunnen op de woningmarkt en door veel meer werk te maken van de jongerencultuur.<br />

Dat is de toekomst. Of wat iemand als Anne Hemker doet met het benadrukken van het<br />

stedelijk leven in de nacht.<br />

Groningen heeft het in dat opzicht ook goed gedaan, natuurlijk moet je aangesloten zijn<br />

en besta je alleen als je er kunt komen. Maar die magneetspoorlijn is helemaal niet nodig:<br />

je hebt veel meer aan een spraakmakend museum. Ik zie eerder het tegengestelde gebeuren.<br />

Als er op het net aangelegde spoor eindelijk een snelle trein gaat rijden tussen Rotterdam<br />

en Amsterdam is het risico groot dat de huizenprijzen in Amsterdam nog sneller gaan stijgen.<br />

Het blijkt dat veel mensen in Rotterdam willen werken, maar er nog niet willen wonen.<br />

Daar zal echt heel snel aan gewerkt moeten gaan worden.<br />

Ik ben erg enthousiast over de veranderingen die we in onze tijd meemaken. Als het zo<br />

doorgaat, gaan we pijlsnel op weg naar de ‘dream economy’. Als straks alles door computers<br />

wordt gedaan, kunnen we terugkeren naar de staat van de aborigines om de songlines te<br />

volgen naar het terras om elkaars verhalen aan te horen. Een goed verhaal, daar heeft toch<br />

iedereen behoefte aan?<br />

277<br />

1 In een masterclass met Etienne Wenger georganiseerd door Habiforum.<br />

‘Het voordeel dat een<br />

oude fabriek heeft,<br />

is het voordeel van<br />

het verhaal. Zo'n plek<br />

vraagt erom gebruikt<br />

te worden.’


278<br />

Bronnen<br />

Aalst, P. van der, A. Hardorff & P. Horsten,<br />

2007. Custard met een creatief smaakje.<br />

Uncover! 1 (1), p. 7-12.<br />

ABF Research, 2007a. Kansen voor<br />

creatieve milieus in de Randstad. Delft:<br />

ABF Research. In opdracht van de ministeries<br />

van VROM en EZ.<br />

ABF Research, 2007b. Cultuurimpuls<br />

stedelijke vernieuwing. Delft: ABF<br />

Research. In opdracht van het minis terie<br />

van OCW.<br />

ABF Research (in productie). Creatieve<br />

milieus in Nederland: proeftuinen creatieve<br />

economie. Delft: ABF Research.<br />

In opdracht van Habiforum.<br />

ANP, 2008. Meer banen in creatieve<br />

sector in Amsterdam. AD 15 februari.<br />

Atzema, O.A.L.C., V.A.J.M. Schutjens<br />

& P. Korteweg, 2006. Springplank of<br />

zwem bad? Het effect van bedrijvencentra<br />

op huurders. Utrecht: BC Hooghiemstra/<br />

Vondelparc.<br />

Barber, B.R., 2007. De infantiele con sument:<br />

hoe de markt kinderen bederft,<br />

volwassenen klein houdt en burgers<br />

vertrapt. Amsterdam: Ambo Anthos.<br />

Bell, D., 1973. The coming of post­<br />

industrial society: a venture in social<br />

forecasting. New York: Basic Books.<br />

Blokzijl, K., 2008. Experiment en<br />

commercie in creatief Prenzlberg: een<br />

kwalita tief onderzoek naar de invloed van<br />

milieu factoren op de ontwikkeling van<br />

de crea tieve ondernemer in Prenzlauer<br />

Berg, Berlijn. Masterscriptie Universiteit<br />

Utrecht.<br />

Boomkens, R., 1994. Kritische massa:<br />

over massa, moderne ervaring en popcultuur.<br />

Amsterdam: Van Gennep.<br />

Bourdieu, P., 1971. Le marché des<br />

biens symboliques. L’Annee Sociolo gique,<br />

22, p. 49-126.<br />

Cook, S.D.N.B., 1999. Bridging episte mo -<br />

logies: the generative dance between<br />

organizational knowledge and organizational<br />

knowing. Organizational Science<br />

10 (4), p. 381-400.<br />

Castells, M., 1996. The rise of the network<br />

society: the information age: economy,<br />

society and culture. Cambridge:<br />

Blackwell Publishers.<br />

Clevers, R., 2006. Creatief Walhalla in<br />

centrum Rotterdam. AD 28 september.<br />

De Stad bv, 2005. Noties Kernteam<br />

12 09 2005. Amsterdam: de Stad bv.<br />

De Stad bv, 2006a. Creatief ondernemen<br />

in Twente. Amsterdam: de Stad bv.<br />

De Stad bv, 2006b. De Arnhemse<br />

Crea toop. Amsterdam: de Stad bv.<br />

De Stad bv & Stad en Mens, 2006.<br />

Talent maakt Leiden creatief. Amsterdam:<br />

de Stad bv.<br />

Dewey, J., 1939. Logic: the theory<br />

of inquiry. New York: Henry Holt and<br />

Company.<br />

Dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting,<br />

2004. Ontwikkelingsvisie Coolhaveneiland.<br />

Rotterdam: dS+V.<br />

Dijstelbloem, H., 2007. Democratie<br />

anders: Politieke vernieuwing volgens<br />

Dewey en Latour. Amsterdam: Universiteit<br />

van Amsterdam.<br />

Drucker, P., 1993. Post­capitalist<br />

society. New York: Harperbusiness.<br />

Duursma, M., 2006. Geen duikboten<br />

meer, maar waterstofkarretjes. NRC<br />

Handelsblad 21 september, p. 15-16.<br />

ETIN Adviseurs, 2006. Huisvesting<br />

creatieve bedrijven: wat, waar en hoe?<br />

’s-Hertogenbosch: ETIN Adviseurs.<br />

Fischer, R. & W. Ury, 1981. Getting to yes.<br />

Cambridge: Houghton Mifflin Company.<br />

Florida, R., 2002. The rise of the<br />

creative class; and how it’s transforming<br />

work, leisure, community and everyday<br />

life. New York: Basic Books.<br />

Florida, R., 2005. Cities and the<br />

creative class. New York: Routledge.<br />

Gemeente Arnhem, 2002. Cultuurvisie<br />

Arnhem 2001–2005–2015. Arnhem:<br />

gemeente Arnhem.<br />

Giddens, A., 1991. Modernity and<br />

self­identity: self and society in the late<br />

modern age. Cambridge: Polity Press.<br />

Groep, R. van der., 2005. De geo-<br />

gra fische inbedding van beeld en geluid.<br />

Netwerken van creativiteit en reproductie<br />

in de audiovisuele industrie van Amsterdam<br />

en Hilversum. In: H. Ernste &<br />

F. Boekema, De cultuur van de lokale<br />

economie, de economie van de lokale<br />

cultuur. Assen: Koninklijke van Gorcum,<br />

p. 109-128.<br />

Groep, R. van der & R. Röling, 2005.<br />

Audiovisuele sector maakt reclame voor<br />

de buurt. Rooilijn 38 (7), p. 322-327.<br />

Hall, P.G., 1998. Cities in civilization.<br />

New York: Pantheon Books.<br />

Hemel, Z., 2002. Creatieve steden!<br />

Den Haag/Delft: Ministerie van VROM<br />

& Vereniging Deltametropool.<br />

Jacobs, J., 1961. The death and live of<br />

great American cities. New York: Random<br />

House.<br />

Klein, N., 2000. No logo: taking aim at<br />

the brand bullies. London: Flamingo.<br />

Kloosterman, R.C. & E. Stegmeijer,<br />

2004. Delirious Rotterdam: architectuur<br />

in Rotterdam als economisch cluster.<br />

Agora 20 (1).<br />

Kloosterman, R.C., M. Lavanga, E.<br />

Stegmeijer & J. Haijen, 2007. Proeftuinen<br />

– Cultuur als hefboom voor de lokale<br />

economie. De cases Helsinki, Manchester,<br />

Lille, Milaan en Birmingham. Onderzoek<br />

in opdracht van de Proeftuinen<br />

Creatieve Economie. Amsterdam: s.n.<br />

Laclau, E., 1996. Emancipation(s).<br />

New York: Verso.<br />

Landry, C. & F. Bianchini, 1995.<br />

The creative city. London: Demos.<br />

Loeber, A., 2004. Phronesis in the<br />

risk society. These Universiteit van<br />

Amsterdam.<br />

Manshanden, W.,P. Rutten, P., W. J.<br />

Muskens & O. Koops, 2004. De creatieve<br />

industrie in Amsterdam en de regio.<br />

Delft: TNO.<br />

Manshanden, W., P. Rutten, P. de Bruin<br />

& O. Koops, 2005. Creatieve industrie<br />

in Rotterdam. Delft: TNO.<br />

Marlet, G. A. & C. M.C.M. van Woerkens,<br />

2004. Atlas voor gemeenten 2004.<br />

Utrecht: Stichting Atlas voor Gemeenten.<br />

Marlet, G.A. & M.C.M. van Woerkens,<br />

2005. Atlas voor gemeenten 2005.<br />

Utrecht: Stichting Atlas voor Gemeenten.<br />

Marx, K. & F. Engels, 1848. The<br />

communist Manifesto. In: K. Marx &<br />

F. Engels, 1969. Selected works: volume<br />

I. Moskou: Progress Publishers.<br />

Meerberg, K., 2008. Ben ik verplicht<br />

om in Rotterdam te blijven? NRC Handelsblad<br />

12 januari, p. 7.<br />

Metze, T.A.P., 2007. The power of<br />

discu rsive boundaries in deliberative<br />

practices. In conference on interpretative<br />

policy analysis. Amsterdam, May-June<br />

2007.<br />

Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam, Deelgemeente<br />

Delfshaven, Woonbron &<br />

Stads wonen, 2006. Convenant Coolhaveneiland.<br />

Rotterdam: s.n.<br />

Pine, B.J. & J.H. Gilmore, 1999. The<br />

experience economy. Boston: Harvard<br />

Business School Press.<br />

Porter, M.E., 1998. Clusters and the<br />

new economics of competition. Harvard<br />

Business Review 76 (6), p. 77-90.<br />

Rein, M. & D. Schon, 1993. Reframing<br />

policy discourse. In: F. Fischer &<br />

J. Forester. The argumentative turn in<br />

policy analysis and planning. Durham:<br />

Duke University Press, p. 145-166.<br />

Rotterdamse Raad voor Kunst en<br />

Cultuur, 2007. Culturele Staalkaart<br />

Rotterdam. Rotterdam: s.n.<br />

Saris, J. & J. Brouwer, 2005. Stedelijke<br />

regio’s concurreren met creativiteit.<br />

In: E. <strong>Verhagen</strong> (red.), Creativiteit en<br />

de stad. Rotterdam: NAi Uitgevers,<br />

p. 108-145.<br />

Scott, A.J., 2000. The cultural economy<br />

of cities. London: Sage Publications<br />

Ltd.<br />

Sligter, A., 2008. Spijkerkwartier houdt<br />

vol, met of zonder hoeren. de Volkskrant<br />

12 februari.<br />

Star, S.L. & J.R. Griesemer, 1989.<br />

Institutional ecology, ‘translations’<br />

and boundary objects: amateurs and<br />

professio nals in Berkeley’s Museum of<br />

Vertebrate Zoology, 1907–39. Social<br />

Studies of Science 19 (3), p. 387-420.<br />

Staveren, A. van, 2007. Zonder wrijving<br />

geen glans: leren samenwerken bij<br />

veran dering en innoveren. Amsterdam:<br />

van Gorcum.<br />

Stichting Atelierbeheer SLAK, 2007.<br />

Swyngedouw, E., 1997. Neither global<br />

nor local: ‘glocalization’ and the politics<br />

of scale. In: Cox, K.R., Spaces of globalization.<br />

Reasserting the power of the<br />

local. New York: The Guilford Press. Ch. 6.<br />

Teisman, G., 2005. Publiek management<br />

op de grens van chaos en orde: over<br />

leidinggeven en organiseren van complexiteit.<br />

Den Haag: Sdu Uitgevers.<br />

Todorovic, G., 2008. Meer kansen<br />

voor starters. De Echo 16 januari.<br />

Velden, C. van der, 2007. Raymann<br />

gered voor Rotterdam. AD 12 maart.<br />

Wanders, J., 2007. Creatief in Rotter dam.<br />

de Volkskrant 22 oktober, p. 11.<br />

Willigenburg, H. van, 2007. Rotterdam<br />

heeft het (niet?). De Pers 28 oktober.<br />

Wittebrood, K. & T. van Dijk, 2007.<br />

Aandacht voor de wijk. Den Haag: SCP.<br />

Zeeuw, F. de, 2007. De engel uit het<br />

marmer: reflecties op gebieds ­ontwik keling.<br />

Delft: TU Delft.<br />

Over de auteurs<br />

Rob Bekenkamp is sinds 2005 mededirecteur/eigenaar<br />

van Doorbraak, Bureau<br />

voor Stedelijke Vernieuwing in Rotterdam.<br />

Bekenkamp heeft specifieke ervaring op<br />

het vlak van stedelijke gebiedsontwikkeling<br />

en is geruime tijd werkzaam geweest op<br />

het gebied van kunst en cultuur en betrokken<br />

bij projecten die wij momenteel vatten<br />

onder de noemer creatieve economie.<br />

Daarnaast was hij directeur van een middelgroot<br />

poppodium en hoofd Events &<br />

Marketing voor Europa bij GMI.<br />

Jean Baptiste Benraad is directeur-<br />

bestuurder van Stadswonen, dé studenten-<br />

en jongerenhuisvester van Rotterdam.<br />

Hij heeft in zijn lange ervaring met deze<br />

klantgroepen ervaren dat deze jonge<br />

mensen met een ‘open mind’ (daardoor)<br />

vaak creatief de beste pioniers zijn voor<br />

gentrification in de stedelijke vernieuwing.<br />

Gezien de betekenis van bestaande<br />

(monumentale) kantoor<strong>gebouwen</strong> voor<br />

het historisch besef, heeft Benraad er<br />

een specialisatie van gemaakt om deze<br />

complexen voor dit doel te transfomeren.<br />

Roel Bergijk is teamleider bij de<br />

gemeente Leiden. Zijn werkterrein bevat<br />

o.a. cultuur, onderwijs en economie. Hij<br />

heeft ruime ervaring op het gebied van<br />

ruimtelijk- economische projecten. Vanaf<br />

2005 is hij op lokaal niveau actief met<br />

de creatieve economie. Hij is van huis<br />

uit jurist en in Leiden afgestudeerd in het<br />

Nederlands recht.<br />

Luke Bruins is directeur van Red<br />

Concepts, dé gebiedsontwikkelaar van<br />

creatieve stadszones. Red Concepts is<br />

een jong, gedreven en landelijk opererend<br />

bedrijf dat actief is op het gebied van<br />

(historische) herontwikkelingsopgaven<br />

waar bij synergie ontstaat die economische,<br />

maatschappelijke en promotionele meerwaarde<br />

voor een stad genereert. Voorbeelden<br />

van zones die worden ontwikkeld<br />

door Red Concepts zijn het Veemarktkwartier<br />

in Tilburg, MediaWharf in Amster -<br />

dam en de Triple O Campus in Breda.<br />

Marc Coenders is zelfstandig leerarchitect<br />

en adviseert organisaties over<br />

het versterken van hun lerend en innovatief<br />

vermogen. Zijn passie ligt bij het<br />

faciliteren van leernetwerken en Communities<br />

of Practice. Coenders studeerde<br />

onderwijskunde en management van<br />

leren en ontwikkeling. Hij bereidt een<br />

proefschrift voor over de relatie tussen<br />

ruimte en leren.<br />

Simon van Dommelen is cultuurwetenschapper<br />

en sinds 2003 werkzaam bij de<br />

Stad bv als projectadviseur. Hij heeft zich<br />

hier gespecialiseerd in projecten die gaan<br />

over creatieve economie en stedelijke<br />

herontwikkeling. Naast zijn werk volgt Van<br />

Dommelen de master in Strategic Urban<br />

Studies van het NICIS Institute in samenwerking<br />

met de Nederlandse School voor<br />

Openbaar Bestuur.<br />

Renée Hoogendoorn is directeur<br />

Gebieds ontwikkeling AM en plaatsvervangend<br />

directeur AM Grondbedrijf. AM is een<br />

van de grootste vastgoedontwikkelaars<br />

van Nederland. AM ontwikkelt op basis<br />

van zijn motto ‘inspiring space’ en met<br />

een gebiedsgerichte aanpak (veelal vanuit<br />

grondposities) gemengde woon-werkgebieden.<br />

Roel de Jong is sinds 2007 directeur<br />

a.i. van de Stichting Kinetisch Noord op<br />

de NDSM-werf. Daarnaast is hij project-<br />

leider voor het Ontwikkelingsbedrijf<br />

Gemeente Amsterdam, specifiek in het<br />

centrumgebied Amsterdam-Zuidoost. Hij<br />

heeft onder meer de projectleiding van het<br />

GETZ-project met als onderdeel onder<br />

andere een cultuurgebouw met Stichting ZO!<br />

Hans Karssenberg is met Nelleke Penninx<br />

initiatiefnemer van de Coalitie voor<br />

het Olympisch Gebied. Hij is directeur van<br />

Stipo, kennisteam voor stedelijke ontwikkeling.<br />

Als senior projectleider en trainingsleider<br />

werkt hij aan gebiedsontwikkeling,<br />

strategie, visie en concept ontwikkeling.<br />

Hij is medeoprichter van het internationale<br />

netwerk voor stad en cultuur ErasmusPC.<br />

Roland Kluskens is sinds 1998 in<br />

diverse <strong>functies</strong> werkzaam bij de gemeente<br />

Arnhem. Hij was onder meer projectleider<br />

integraal jeugdbeleid en programmamanager<br />

maatschappelijk vastgoed.<br />

Momen teel levert hij als senior beleidsmedewerker<br />

Cultuur een bijdrage<br />

aan het Arnhemse cultuurbeleid in het algemeen<br />

en de ontwikkeling en uitvoering<br />

van beleid op het vlak van creatieve economie,<br />

beeldende kunst en vorm geving,<br />

kunst in de openbare ruimte, en ‘Cultuur<br />

in Rijnboog’ in het bijzonder.<br />

Ab van Luin is sinds maart 2000<br />

adjunct-directeur van Habiforum en verantwoordelijk<br />

voor het praktijk programma.<br />

Binnen de Habiforum- programma’s ‘Meervoudig<br />

Ruimtegebruik’ en ‘Ver<strong>nieuwe</strong>nd<br />

Ruimtegebruik’ heeft hij het concept van<br />

Communities of Practice in de praktijk<br />

van de ruimtelijke ordening tot ontwikkeling<br />

gebracht. Daarvoor was hij werkzaam<br />

bij de Directie Kennis van het hoofdkantoor<br />

van Rijkswaterstaat als hoofd van de<br />

afdeling Innovatie-impuls en Kennismanagement.<br />

Jeroen Maters is sinds 1993 directeur<br />

van Maters & Hermsen Journalistiek in<br />

Leiden, een bureau gespecialiseerd in bedrijfsjournalistiek<br />

met ruim vijftig journalisten<br />

en vormgevers. Hij is tevens<br />

initiatiefnemer en conceptontwikkelaar<br />

van het Huis van de Communicatie<br />

en maakt deel uit van de kerngroep die<br />

Leiden als communicatiestad ontwikkelt.<br />

Tamara Metze studeerde cum laude af<br />

in de politicologie en in de wetenschapsdynamica<br />

aan de Universiteit van Amsterdam.<br />

Sinds 1998 werkt zij als adviseur<br />

voor de Stad bv. Tevens is zij als universitair<br />

docent bestuurskunde verbonden aan<br />

de Universiteit van Tilburg. Metze bestudeert<br />

en doceert de (on)mogelijkheid van<br />

innovatie in samenwerking in de ruimtelijke<br />

ordening.<br />

Nelleke Penninx werkt bij de gemeente<br />

Amsterdam, tot voor kort als projectleider<br />

bij stadsdeel Oud-Zuid, en thans bij het<br />

Metro-team van de Dienst Ruimtelijke Ordening.<br />

Daar werkt ze aan de metropolitane<br />

ambities van Amsterdam, in het bijzonder<br />

aan de olympische ambities van de<br />

stad. Zij won als roeister een<br />

zilveren medaille tijdens de Olympische<br />

Spelen van Sydney.<br />

Corien Rodenburg werkt als innovatiemanager<br />

‘Amersfoort Creatieve Stad’ aan<br />

de ontwikkeling, programmering en publiciteit<br />

van broedplaats Het Oliemolenkwartier.<br />

Ze is eigenaar van NRG Consult en<br />

werkt als procesmanager en coach in de<br />

creatieve sector. Ze begeleidt ondernemers,<br />

kennisinstellingen en steden op<br />

het vlak van positioneren, veranderen en<br />

leiderschap ontwikkelen en geeft lezingen<br />

over Creatieve Economie en Co-Creation.<br />

Jeroen Saris is socioloog, directeur<br />

en oprichter van de Stad bv. Hij is expert<br />

op het gebied van creatieve economie,<br />

gebiedsontwikkeling en strategievorming.<br />

Zijn motto: een stad functioneert pas als<br />

creativiteit, kennis, technologie en organisatie<br />

een verbond aangaan. Deze inspiratie<br />

ligt ten grondslag aan de Proef tuinen<br />

Creatieve Economie. Het vermogen tot<br />

coalitievorming is de sleutel voor herontwikkeling.<br />

Begin jaren negentig was Jeroen<br />

Saris wethouder Ruimtelijke Oordening<br />

in Amsterdam.<br />

Gerben van Straaten is directeur van<br />

de WTM Holding Groep in Nederland en<br />

Canada. Hij studeerde Nederlands, economisch<br />

recht en filosofie aan de Universiteit<br />

van Groningen en vervolgde zijn studie<br />

in Canada, om zich te bekwamen in<br />

de economische en ontwerptechnische<br />

aspecten van conceptueel stedelijk ontwerp<br />

en consumententechnieken. In de<br />

werkpraktijk ligt inmiddels vijftien jaar ervaring<br />

met conceptuele ontwikkeling van<br />

publieksgenererende objecten, revitalisering<br />

en ontwikkeling.<br />

<strong>Evert</strong> <strong>Verhagen</strong> is oprichter en eigenaar<br />

van REUSE BV. REUSE verzorgt onder<br />

andere een opleiding voor de Rijks<strong>gebouwen</strong>dienst<br />

en is trekker van de<br />

herontwikkeling van een voormalig abattoir<br />

in Casablanca, Marokko. Voorheen<br />

was hij projectmanager voor de herinrichting<br />

van de Westergasfabriek. In 2003 introduceerde<br />

hij Richard Florida voor het<br />

eerst bij het Nederlandse publiek op de<br />

door hem georganiseerde conferentie<br />

‘Creativiteit en de Stad’. Samen met Simon<br />

Franke verzorgde hij Creativiteit en<br />

de stad, een bundel essays naar aanleiding<br />

van deze conferentie.<br />

Leo Versteijlen werkt sinds 2000 bij<br />

Het Oosten als directeur Projectontwikkeling.<br />

Met de overgang naar Kristal werd<br />

zijn functie Regiodirecteur en momenteel<br />

maakt hij deel uit van de directie met als<br />

taakveld conceptontwikkeling en het aansturen<br />

van de operatie. Voorheen werkte<br />

hij onder meer in de Rotterdamse stadsvernieuwing<br />

en beproefde hij het architectenvak<br />

bij Mart van Schijndel. Nadien was<br />

hij zelfstandig adviseur voor onder andere<br />

Het Oosten, Bouwfonds Eindhoven en<br />

Bouwfonds Utrecht met de conceptuele<br />

fase van het project als belangrijkste aandachtspunt.<br />

Rob Vooren is werkzaam bij de gemeente<br />

Amsterdam. Aanvankelijk als stedenbouwkundige<br />

en thans als procesmanager<br />

is hij betrokken bij de<br />

herontwikkeling van de Noordelijke IJ-oever,<br />

waarvan de NDSM-werf een deelgebied<br />

is. Hij is mede-initiator van het traject<br />

dat de NDSM-werf tot de grootste<br />

creatieve broedplaats van Amsterdam<br />

heeft geleid en heeft met dit project deelgenomen<br />

aan het Europees onderzoekproject<br />

Urban Catalysts.<br />

Harrie Vranken studeerde sociale geografie/planologie<br />

aan de universiteit van<br />

Nijmegen. Sinds 1993 is hij werkzaam bij<br />

Economische Zaken van de gemeente<br />

Hengelo. Als senior beleidsmedewerker is<br />

hij vooral betrokken bij de ontwikkeling en<br />

herontwikkeling van bedrijventerreinen en<br />

binnenstedelijke locaties. De verbinding<br />

tussen (creatieve) economie en hergebruik<br />

van industrieel erfgoed heeft zijn<br />

speciale interesse.<br />

279


280<br />

Colofon<br />

Samenstelling en redactie<br />

Jeroen Saris, Simon van Dommelen,<br />

Tamara Metze (de Stad bv)<br />

Auteurs<br />

Rob Bekenkamp, Jean Baptiste Benraad,<br />

Roel Bergijk, Karin Blokzijl, Luke Bruins,<br />

Marc Coenders, Simon van Dommelen,<br />

Renée Hoogendoorn, Roel de Jong, Hans<br />

Karssenberg, Roland Kluskens, Ab van<br />

Luin, Tamara Metze, Corien Rodenburg,<br />

Gerben van Straaten, Jeroen Maters,<br />

Nelleke Penninx, Jeroen Saris, Leo<br />

Versteijlen, Rob Vooren, Harrie Vranken<br />

Tekstredactie<br />

Els Brinkman<br />

Ontwerp<br />

Beukers Scholma, Haarlem<br />

Fotografie beeldessay<br />

Otto Snoek<br />

Statistische gegevens<br />

ABF Research, Delft<br />

Druk en Lithografie<br />

Die Keure, Brugge, Belgie<br />

Papier<br />

Artic Volume 115 grams (High white,<br />

Ivory)<br />

Productie<br />

Linda Schaefer, NAi Uitgevers,<br />

Rotterdam<br />

Uitgever<br />

Eelco van Welie, NAi Uitgevers,<br />

Rotterdam<br />

Beeldverantwoording<br />

100% Mode Klarendal p. 56, 93, 228,<br />

229<br />

ABF Research p. 43-45, 162, 163, 165,<br />

166, 191,192, 217, 218, 233, 234,<br />

247, 248<br />

Beeldleveranciers/de Stad bv p. 271<br />

Karin Blokzijl p. 80 (boven), 81 (onder)<br />

De Creatieve Fabriek p. 121, 182, 184<br />

(boven), 189<br />

Hans Fonk/QuA Associates p. 72, 73,<br />

212 (onder)<br />

Simon van Dommelen p. 52, 53, 57, 68,<br />

69, 80 (onder), 81 (boven), 88, 96, 105,<br />

120, 128, 129, 132, 140, 141, 148<br />

(boven), 149, 153, 184 (onder), 185,<br />

200, 201, 208, 209, 212 (boven), 224,<br />

225, 237 (onder), 252, 253 (onder), 267<br />

MVRDV p. 152<br />

Sander Nieuwenhuys p. 237 (boven)<br />

Poolen Architekten p. 148 (onder)<br />

Corien Rodenburg p. 196<br />

SLS Wonen p. 253 (boven), 256<br />

Otto Snoek p. 2-23, 89, 108, 109<br />

Stadsdeel Oud-Zuid p. 236<br />

Stadswonen p. 61, 175<br />

Venhoeven CS p. 240, 241<br />

Met dank aan<br />

Universiteit van Amsterdam (Robert<br />

Kloosterman, Mariangela Lavanga,<br />

Eva Stegmeijer en Joni Haijen); ABF<br />

Research (Jan Brouwer en Rik Lukey);<br />

Jelle Adamse; Annemiek van Bemmel<br />

© 2008 NAi Uitgevers, Rotterdam<br />

Behoudens de in of krachtens de<br />

Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen<br />

mag niets uit deze uitgave worden<br />

verveelvoudigd, opgeslagen in een<br />

geautomatiseerd gegevens bestand,<br />

of openbaar gemaakt, in enige vorm<br />

of op enige wijze, hetzij elektronisch,<br />

mechanisch, door foto kopieën, opnamen<br />

of enige andere manier, zonder voorafgaande<br />

schrifte lijke toestemming van de<br />

uitgever. Voor zover het maken van reprografische<br />

verveelvoudigingen uit deze uitgave<br />

is toegestaan op grond van artikel<br />

16 h Auteurswet 1912 dient men de<br />

daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen<br />

te voldoen aan de Stichting Reprorecht<br />

(Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp,<br />

www.reprorecht.nl). Voor het overnemen<br />

van gedeelte(n) uit deze uitgave<br />

in bloemlezingen, readers en andere<br />

compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet<br />

1912) kan men zich wenden tot de<br />

Stichting PRO (Stichting Publicatie-<br />

en Reproductierechten Organisatie),<br />

Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp,<br />

www.cedar.nl/pro.<br />

Van werken van beeldende kunstenaars<br />

aangesloten bij een CISAC-organisatie<br />

is het auteursrecht geregeld met<br />

Pictoright te Amsterdam<br />

© c/o Pictoright Amsterdam 2008<br />

Niet alle rechthebbenden van de gebruikte<br />

illustraties konden worden achterhaald.<br />

Belanghebbenden wordt verzocht<br />

contact op te nemen met NAi Uitgevers,<br />

Mauritsweg 23, 3012 JR Rotterdam<br />

www.naipublishers.nl<br />

NAi Uitgevers is een internationaal<br />

georiënteerde uitgever, gespecialiseerd<br />

in het ontwikkelen, produceren en distribueren<br />

van boeken over architectuur,<br />

beeldende kunst en verwante disciplines.<br />

www.naipublishers.nl<br />

info@naipublishers.nl<br />

Available in North, South and Central<br />

America through D.A.P./Distributed Art<br />

Publishers Inc, 155 Sixth Avenue 2nd<br />

Floor, New York, NY 10013-1507, tel +1<br />

212 627 1999, fax +1 212 627 9484,<br />

dap@dapinc.com<br />

Available in the United Kingdom<br />

and Ireland through Art Data, 12 Bell<br />

Industrial Estate, 50 Cunnington Street,<br />

London W4 5HB, tel +44 208 747 1061,<br />

fax +44 208 742 2319,<br />

orders@ artdata.co.uk<br />

Printed and bound in Belgium<br />

ISBN 978-90-5662-449-1<br />

Deze publicatie is mede mogelijk<br />

gemaakt dankzij bijdragen van het<br />

Stimuleringsfonds voor Architectuur,<br />

Habiforum (www.habiforum.nl),<br />

en betrokken gemeenten, projectontwik<br />

kelaars, woningcorporaties.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!