Richtlijn'goederuimtelijkeordening' - Gemeente Sint-Martens-Latem
Richtlijn'goederuimtelijkeordening' - Gemeente Sint-Martens-Latem
Richtlijn'goederuimtelijkeordening' - Gemeente Sint-Martens-Latem
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Richtlijn ‘goede ruimtelijke ordening’<br />
Goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 31 mei 2010<br />
1. Algemeen<br />
Deze richtlijn bevat beoordelingsgronden zoals omgeschreven in artikel 4.3.1 §2, 1° van de codex ruimtelijke<br />
ordening (zie bijlage 2). Door middel van de richtlijn worden, afhankelijk van de ligging, begrippen als<br />
inpasbaarheid, bouwdichtheid, schaal, mobiliteitsimpact enz. gekwalificeerd en gekwantificeerd om tot een<br />
eenduidige beoordeling van vergunningsaanvragen te komen. Op die manier wil de gemeente, in afwachting van<br />
andere planningsinitiatieven, haar authenticiteit behouden en de ad hoc benadering van individuele vergunningen<br />
vermijden. Elke vergunningsaanvraag gelegen binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn zal aan<br />
hiernavolgende criteria van goede ruimtelijke ordening worden getoetst.<br />
2. Definities en toepassingsgebied<br />
2.1. DEFINITIES<br />
Voor de toepassing van deze richtlijn worden de definities van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening<br />
gehanteerd en waar nodig aangevuld.<br />
Onderhoudswerken: werken, andere dan stabiliteitswerken, die het gebruik van een constructie voor de<br />
toekomst ongewijzigd veilig stellen door het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten<br />
materialen of onderdelen.<br />
Stabiliteitswerken: werken die betrekking hebben op de constructieve elementen van een constructie, zoals<br />
a) Het vervangen van dakgebinten of dragende balken van het dak, met uitzondering van plaatselijke<br />
herstellingen;<br />
b) Het geheel of gedeeltelijk herbouwen of vervangen van buitenmuren of dragende binnenmuren, zelfs<br />
met recuperatie van de bestaande stenen.<br />
Verbouwen: aanpassingswerken doorvoeren binnen het bestaande bouwvolume van een constructie waarvan de<br />
buitenmuren voor ten minste zestig procent behouden worden.<br />
Bouwvolume: het bruto-bouwvolume van een constructie en haar fysisch aansluitende aanhorigheden die in<br />
bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw, zoals een<br />
aangebouwde garage, veranda of berging, gemeten met inbegrip van buitenmuren en dak, en met uitsluiting van<br />
het volume van de gebruikelijke onderkeldering onder het maaiveld.<br />
Herbouwen: een constructie volledig afbreken, of méér dan veertig procent van de buitenmuren van een<br />
constructie afbreken, en binnen het bestaande bouwvolume van de geheel of gedeeltelijk afgebroken constructie<br />
een nieuwe constructie bouwen.<br />
Functie: het feitelijk gebruik van een onroerend goed of een gedeelte ervan.<br />
Als aparte functie wordt beschouwd: wonen, handel, middenstand, horeca, kantoorfunctie en diensten. Het<br />
uitoefenen van een vrij beroep of diensten binnen een ruimte welke netto minder dan 100 m2 beslaat — in<br />
combinatie met één woonfunctie — wordt bij de toepassing van deze richtlijn niet als een aparte functie<br />
beschouwd.<br />
Wooneenheid: lokaal of geheel van aansluitende lokalen, hoofdzakelijk bestemd voor de huisvesting van een<br />
<strong>Sint</strong>-<strong>Martens</strong>-<strong>Latem</strong> Richtlijn goede ruimtelijke ordening 1/11
persoon of een groep van samenlevende personen. Worden niet beschouwd als wooneenheden: eenheden die<br />
deel uitmaken van toeristische accommodaties of van collectieve verblijfsaccommodaties, zoals de tehuizen voor<br />
bejaarden, de verpleeginrichtingen, de kazernes, de internaten, verblijfsaccommodatie voor studenten opgericht<br />
door erkende onderwijsinstelingen, de kloosters, de opvangcentra, de gevangenisen, …<br />
Studio: wooneenheid waarin alle leeffuncties geïntegreerd zijn in één ruimte, behoudens het sanitair voor eigen<br />
gebruik, dat eventueel voorzien is in een aangrenzende aparte ruimte deel uitmakend van die wooneenheid.<br />
Appartement: wooneenheid waarin alle leeffuncties verdeeld zijn over verschillende ruimtes.<br />
Netto oppervlakte: de vloeroppervlakte binnen de begrenzende muren. Gemeenschappelijke delen zoals traphal,<br />
liften e.d. worden niet meegerekend evenals zolders en kelders die niet voor bewoning of werkruimte kunnen<br />
ingericht worden, rekening houdend met de minimum vloeroppervlakte.<br />
Bouwlaag: de ruimte die bestaat tussen een afgewerkte vloer en de afgewerkte vloer van de bovenliggende<br />
verdieping, ongeacht het gebruik dat van die ruimte gemaakt wordt. Enkel een technische verdieping onder een<br />
niet-plat dak en een kelderverdieping, die geheel of deels onder het maaiveld is uitgevoerd, gelden niet als<br />
bouwlaag. De gelijkvloerse verdieping is de 1ste bouwlaag, de 1ste verdieping wordt de 2de bouwlaag genoemd.<br />
De ruimte onder het dak wordt beschouwd als een volwaardige bouwlaag indien de oppervlakte, met een vrije<br />
hoogte van 1,80 m, meer is dan de helft van de vloeroppervlakte van de onderliggende verdieping.<br />
Ondergrondse ruimtes welke publiek toegankelijk zijn worden in aanmerking genomen als volwaardige<br />
bouwlaag. Het afgewerkt plafond van deze ruimtes moet in voorkomend geval 1m boven het aanliggend<br />
maaiveld uitsteken.<br />
Nokhoogte: het hoogste punt van een gebouw (met uitzondering van afzuiginstallaties, antennes, schoorstenen<br />
e.d.<br />
Kroonlijst: de snijlijn van het gevelvlak en van de bovenzijde van het dakvlak.<br />
Kroonlijsthoogte: de afstand, verticaal gemeten tussen het peil van de gelijkvloerse verdieping en de kroonlijst.<br />
Ingeval van een platte dakconstructie is de kroonlijsthoogte gelijk aan de nokhoogte. Ingeval van<br />
dakinsnijdingen en/of dakkapellen geldt de maximum toegelaten kroonlijsthoogte voor dit deel van het dak<br />
waarvan de kroonlijsthoogte meer dan de helft van de totale kroonlijstlengte beslaat.<br />
(zie toelichtend deel)<br />
Gabarit: de schematische weergave van een drie dimensioneel model (doos) waarbinnen een gebouw dient<br />
opgetrokken te worden. De “doos” wordtgekenmerkt door drie kerngetallen:<br />
- de maximaal toegelaten hoogte van het verticaal vlak op de uiterste grens van de bebouwing (=<br />
kroonlijsthoogte);<br />
- de maximale hoogte = (nokhoogte),<br />
- de maximale toegelaten helling om de overgang te maken tussen beide maxima (= dakhelling).<br />
<strong>Sint</strong>-<strong>Martens</strong>-<strong>Latem</strong> Richtlijn goede ruimtelijke ordening 2/11
as rijweg<br />
1,60<br />
45°<br />
maximaal toegestane gabarit<br />
topgevels kunnen opgetrokken worden buiten het toegestane gabarit<br />
5,5<br />
6<br />
5 2<br />
rooilijn<br />
50°<br />
(technische verdieping)<br />
bouwlaag 3 = 2de verdieping 1,80<br />
bouwlaag 2 = 1ste verdieping<br />
bouwlaag 1<br />
vooraanzicht<br />
bouwlaag 3<br />
bouwlaag 2<br />
bouwlaag 1<br />
<strong>Sint</strong>-<strong>Martens</strong>-<strong>Latem</strong> Richtlijn goede ruimtelijke ordening 3/11<br />
15<br />
zijaanzicht<br />
1,80<br />
50°<br />
topgevel
Bouwdiepte: de grootste afstand tussen de horizontale projecties van de voor- en achtergevelvlakken.<br />
Bouwbreedte: de grootste afstand tussen de horizontale projecties van de zijgevelvlakken.<br />
Eengezinswoning: elk gebouw bestaande uit één woonentiteit, waarbij de woonentiteit samenvalt met het<br />
volledige gebouw. Wordt ook beschouwd als een eengezinswoning: een gebouw met woonentiteit met niet<br />
vergunningsplichtige nevenfunctie.<br />
Multifunctioneel pand (MFP): pand ingericht voor meerdere functies waaronder wonen, handel, horeca,<br />
kantoren of diensten welke binnen het toegestane bouwvolume verticaal opgebouwd zijn t.o.v. elkaar.<br />
Bejaardentehuizen, seniorieën, serviceflats, verpleeginrichtingen, kloosters, hotels en internaten vallen niet onder<br />
dit begrip.<br />
2.2. TOEPASSINGSGEBIED<br />
De richtlijn is van toepassing in de woongebieden (artikel 5.1.0 van het K.B van 28.12.1972 betreffende de<br />
inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen) zoals aangeduid op het<br />
gewestplan Gentse en Kanaalzone (K.B. 14 september 1977), uitgezonderd de woongebieden met landelijk<br />
karakter, de woonparken en de woonuitbreidingsgebieden.<br />
De richtlijn heeft betrekking op elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning alsook op vergunningplichtige<br />
handelingen welke een verhoging of wijziging van wooneenheden en/of functie-eenheden meebrengen.<br />
Voor de verdere uitwerking van de richtlijn worden 4 verschillende zones onderscheiden volgens de<br />
huisnummering van heden:<br />
Zone 1 — Historische kern:<br />
Dorp pare kant en Kerkakker volledig.<br />
Zone 2 — Kernzone:<br />
50m-zone vanaf rooilijn voor volgende straten of straatgedeelten: <strong>Latem</strong>straat nrs. 1 tot en met 65 en 2<br />
tot en met 30; Maenhoutstraat nrs. 1 tot en met 13 en 2 tot en met 24; Koperstraat nrs. 1A en 2 tot en<br />
met 6.<br />
Zone 3 — Centrumzone:<br />
50m-zone vanaf rooilijn voor volgende straten straatgedeelten: <strong>Latem</strong>straat 67 tot en met 91;<br />
Maenhoutstraat onpare kant tussen nr. 13 en Dorsweg en pare kant tussen nrs. 24 en 84; Golflaan nr. 1<br />
tot Lage Heirweg en nrs. 2 tot en met 48.<br />
Zone 4 — Restzone van het toepassingsgebied<br />
Binnen alle zones is de inrichting van gebouwen met slechts één functie-eenheid niet zijnde een woonfunctie<br />
slechts toegelaten indien de netto oppervlakte van de functie beperkt blijft tot maximaal 100 m² mits één<br />
bouwlaag en 160 m² bij twee bouwlagen.<br />
Elk bestaand en vergund MFP dat niet beantwoordt aan de bepalingen van deze richtlijn kan enkel verbouwd<br />
worden zonder volume-uitbreiding en zonder toename van het aantal functie en/of aantal wooneenheden.<br />
<strong>Sint</strong>-<strong>Martens</strong>-<strong>Latem</strong> Richtlijn goede ruimtelijke ordening 4/11
<strong>Sint</strong>-<strong>Martens</strong>-<strong>Latem</strong> Richtlijn goede ruimtelijke ordening 5/11
3. Stedenbouwkundige richtlijnen<br />
3.1. WOONGEBOUWEN ALGEMEEN<br />
3.1.1. GABARITEN (zie 2.1 definities)<br />
Het gabarit voor alle deelzones is als volgt samengesteld:<br />
Het volume moet vallen binnen de hellingshoek van 45° vertrekkend vanaf het midden van de aanpalende<br />
openbare weg, op 1,60 m hoogte, rekening houdend met volgende maxima:<br />
- verticaal vlak (hoogte kroonlijst): 6 m; topgevels waarbij de noklijn evenwijdig loopt met de rooilijn<br />
mogen buiten dit gabariet vallen,<br />
- hoogte: max. 11,50 m boven het aspeil van de aanpalende weg voor zover inpasbaar in de omgeving,<br />
- helling tussen beide vorige maxima 50°.<br />
3.1.2. BOUWLAGEN<br />
Een gebouw kan ten hoogste drie bouwlagen tellen. Een eventuele resterende ruimte boven de derde bouwlaag<br />
kan als technische ruimte of berging aangewend worden.<br />
Een derde bouwlaag met plat dak kan enkel, als teruggetrokken volume, onder een hoek van 45° t.o.v. de<br />
effectieve kroonlijst en mits in overeenstemming met de bepalingen van 3.1.1.<br />
De vloerpas van het gebouw mag niet lager liggen dan het niveau van de voorliggende straat of weg, en mag er<br />
maximaal 35 cm boven liggen.<br />
Ondergronds mogen geen wooneenheden worden ingericht, zelfs niet deels.<br />
3.1.3. PLAATSING & BOUWBREEDTE<br />
Ieder gebouw moet aan elke vrijstaande, niet-mandelige zijgevel en achtergevel een respectieve afstand van<br />
minstens 3 m en 10 m respecteren t.o.v. de perceelsgrens met als bijkomende beperking voor een MFP dat de<br />
bouwbreedte maximaal 60% respectievelijk 50% van de perceelsbreedte op de bouwlijn mag bedragen al<br />
naargelang zone 2 of zones 3 en 4 en dat de bouwvrije zijstroken minstens 4 m bedragen.<br />
De afstand t.o.v. de rooilijn volgt in principe de bouwlijn van de aanpalende percelen met een minimum van 5 m<br />
voor vrijstaande of drie-gevelgebouwen en 2 m voor twee-gevelgebouwen na eventuele grondafstand.<br />
Een MFP binnen de zones 2 en 3 kan slechts opgericht worden binnen een zone tot 25 m diep te rekenen vanaf<br />
de rooilijn.<br />
Bij hoekpercelen wordt de hoofdweg (grootste breedte of hoogste categorie) in aanmerking genomen voor de<br />
bepaling van bouwbreedte, bouwdiepte, achtergevel en zijdelingse bouwvrije stroken. De minimale afstand t.o.v.<br />
de rooilijn blijft aan alle zijden welke palen aan openbaar domein van toepassing.<br />
3.1.4. STRAATBEELD<br />
Ontvangst- en zendmasten, parabool- en schotelantennes, en airco’s mogen niet zichtbaar zijn van op de<br />
aanpalende weg of straat.<br />
3.1.5. UITBOUWEN EN CONSTRUCTIEVE ELEMENTEN DIE UITSPRINGEN T.O.V.<br />
HET GEVELVLAK<br />
Dergelijke constructies (balkons, erkers) kunnen gerealiseerd worden zonder rekening te houden met het<br />
opgelegd gabarit en kunnen enkel aangebracht worden aan de straatgevel en achtergevel.<br />
Constructieve elementen mogen maximum 60 cm uitspringen voorbij het corresponderend gevelvlak tot een van<br />
maximum van 50% van de gevelbreedte.<br />
Bij aaneengesloten bebouwing moeten de constructieve elementen die uitspringen t.o.v. de gevelvlakken, 60 cm<br />
van de zijdelingse perceelsgrenzen verwijderd blijven.<br />
3.1.6. TECHNISCHE INSTALLATIES<br />
Het is verboden technische installaties (zoals airco toestellen, koelgroepen, schotelantennes en/of uitlaatkanalen<br />
voor gassen dampen of lucht) te plaatsen op de gevels, aansluitend aan het openbaar domein en op de bijhorende<br />
dakvlakken.<br />
<strong>Sint</strong>-<strong>Martens</strong>-<strong>Latem</strong> Richtlijn goede ruimtelijke ordening 6/11
Een uitzondering wordt gemaakt voor afzuiginstallaties, op voorwaarde dat kan aangetoond worden dat het<br />
technisch onmogelijk is om de afzuiginstallaties ergens anders te plaatsen dan op de gevels, aansluitend aan het<br />
openbaar domein of op de bijhorende dakvlakken.<br />
3.2. MULTIFUNCTIONELE PANDEN<br />
3.2.1. AFBAKENING<br />
Binnen de zone 1 zijn geen multifunctionele panden toegestaan.<br />
Binnen de zones 2, 3 en 4 is het bouwen of inrichten van een MFP mogelijk, voor zover de aanvragen tot<br />
stedenbouwkundige vergunning niet strijdig zijn met de bepalingen van verkavelings- of uitvoeringsplannen en<br />
mits voldaan is aan de specifieke bepalingen per zone. De inrichting van een MFP dient steeds gekoppeld te<br />
blijven aan de voorziening van een vaste woonfunctie.<br />
3.2.2. BOUWDIEPTE<br />
Voor elk vrijstaand gebouw met twee bouwlagen bedraagt de bouwdiepte op het gelijkvloers maximaal 18 m. Op<br />
de verdieping bedraagt de bouwdiepte maximaal 15 m, exclusief terrassen.<br />
Deze terrassen mogen geen rechte inkijk hebben op de zijdelingse perceelsgrenzen.<br />
Dakterrassen moeten volledig binnen het verlengde van de aangrenzende dakvlakken vallen.<br />
3.2.3. LEEFKWALITEIT WOONEENHEDEN<br />
De minimum totale netto vloeroppervlakte van een studio bedraagt 45 m².<br />
De minimum netto oppervlakte per type appartement bedraagt:<br />
- voor 1 slaapkamerappartementen: 70 m²,<br />
- voor 2 slaapkamerappartementen: 85 m²,<br />
- vanaf 3 slaapkamers: + 10 m² per bijkomende slaapkamer.<br />
Minstens 1/4, afgerond tot op de eenheid (x,5 naar lagere eenheid –x,5 naar hogere eenheid), van het aantal<br />
woongelegenheden moet een appartement zijn met slechts 1 slaapkamer of studio.<br />
Elke woonentiteit moet minimaal één vrij uitzicht op de omgeving bieden.<br />
Bij nieuwbouw, al dan niet na slopen, van een gebouw waar meer dan één functie (behalve een complementaire<br />
functie) wordt voorzien, moet elke functie bereikbaar zijn zonder dat een andere functie moet betreden worden.<br />
Bij verbouwingen van het gelijkvloers van een gebouw waarin meer dan één functie aanwezig is of wordt<br />
voorzien, moet elke functie bereikbaar zijn of gemaakt worden zonder dat een andere functie moet betreden<br />
worden. Deze verplichting geldt enkel bij verbouwingen die tot gevolg hebben dat de indeling van het<br />
gelijkvloers kan worden aangepast.<br />
Zie ook het BVR van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening<br />
betreffende toegankelijkheid.<br />
3.2.4. MINIMUM PERCEELSOPPERVLAKTE<br />
Vooraleer een MFP kan toegelaten worden dienen de percelen over een minimale oppervlakte te beschikken<br />
(berekend op 50m-zone vanaf de rooilijn) in overeenstemming met de respectieve zones:<br />
- zone 1: MFP niet toegelaten<br />
- zone 2 : minimum 1000 m²<br />
- zone 3 : minimum 2000 m²<br />
- zone 4 : minimum 3500 m²<br />
<strong>Sint</strong>-<strong>Martens</strong>-<strong>Latem</strong> Richtlijn goede ruimtelijke ordening 7/11
3.2.5. MINIMALE PERCEELSBREEDTE OP DE BOUWLIJN (OPEN BEBOUWING)<br />
- zone 2: 20 m<br />
- zone 3: 40 m<br />
- zone 4: 70 m<br />
3.2.6. DENSITEIT (D)<br />
De densiteit (D) geeft het aantal toegelaten woon- en/of functie-eenheden per hectare (WE, vergelijk met aantal<br />
woningen per hectare) weer berekend op basis van de perceelsoppervlakte gelegen binnen de 50 m-zone vanaf<br />
de rooilijn.<br />
Dit getal wordt bekomen door het aantal inwoners of inwonersequivalent (IE) te delen door de gemiddelde<br />
gezinscoëfficiënt van de gemeente welke momenteel 2,46 bedraagt.<br />
Voor meergezinswoningen en andere bestemmingen wordt IE berekend op grond van een<br />
bezettingsmogelijkheid die overeenkomt met de vloeroppervlakte:<br />
- studio’s tot 60 m²: 1 IE<br />
- appartementen tot 85 m²: 2 IE<br />
- eengezinswoningen en appartementen vanaf 86 m²: gemiddelde gezinscoëfficiënt van de gemeente<br />
(2,46 IE)<br />
- gebouwen met enig ander gebruik: bij kantoorruimten en handelsruimten wordt gerekend 1 IE/25 m²<br />
werk- of verkoopsruimte<br />
De densiteit voor een bepaald perceel wordt berekend volgens onderstaande formule:<br />
D =<br />
10.000 x IE<br />
netto terreinoppervlakte x 2,46<br />
De maximaal toegelaten densiteit per zone bedraagt:<br />
Met voorziening van minimaal opgelegd aantal parkeerplaatsen (voor de bewoners) ondergronds:<br />
- zone 2: D = 30<br />
- zone 3: D = 25<br />
- zone 4: D = 20<br />
Zonder voorziening van minimaal opgelegd aantal parkeerplaatsen (voor de bewoners) ondergronds:<br />
- zone 2: D = 25<br />
- zone 3: D = 20<br />
- zone 4: D = 15<br />
3.2.7. PARKEERRUIMTE<br />
De aanvrager moet in of onder het gebouw, of op het bouwperceel van het MFP of op een rechtstreeks aanpalend<br />
perceel, minimaal de volgende parkeervoorzieningen treffen à rato van 20 m² per parkeerplaats (circulatieruimte<br />
inbegrepen):<br />
- wooneenheden tot 120 m²: 1 plaats,<br />
- wooneenheden > 120 m²: 2 plaatsen,<br />
- bezoekers: 1 plaats per 4 wooneenheden,<br />
- horecafunctie: 6 plaatsen per 100 m² publiek toegankelijke ruimte,<br />
- handelsfunctie, kantoren en diensten: 4 plaatsen per 100 m² publiek toegankelijke ruimte.<br />
De toegangsweg moet een minimale breedte hebben van<br />
- 7 m indien de standplaats een hoek van 90° maakt met de toegangsweg,<br />
- 4 m als de standplaats een hoek van 45° maakt.<br />
De afzink naar ondergrondse parkeerruimtes dient voorzien achter de voorgevellijn en op minstens 3 m t.o.v. de<br />
laterale perceelsgrens.<br />
<strong>Sint</strong>-<strong>Martens</strong>-<strong>Latem</strong> Richtlijn goede ruimtelijke ordening 8/11
De parkeerplaatsen in open lucht moeten waterdoorlatend uitgevoerd worden of minstens voorzieningen of<br />
oplossingen bevatten voor een vertraagde afvoer van hemelwater naar het openbaar domein of voor een<br />
buffering van dit hemelwater.<br />
Indien handel- en /of horecafuncties voorzien zijn in het gebouw moeten de parkeerplaatsen aan de straatkant<br />
openbaar zijn.<br />
Naargelang de voorradige ruimte, moet het voorzien van parkeerruimte aan de straatkant gebeuren in een groene<br />
omkadering.<br />
Vanaf 5 wooneenheden dient de vereiste parkeerruimte ten behoeve van de bewoners ondergronds te worden<br />
voorzien. De parkeerplaatsen voor bezoekers mogen bovengronds ingericht worden.<br />
Van zodra een parkeerruimte op privaat domein wordt aangelegd met 7 of meer parkeerplaatsen, moet minstens<br />
1/7 van de plaatsen worden ingericht ten behoeve van andersvaliden met minimumafmetingen van 3,5 m breed<br />
en 5 m lang.<br />
Autoliften zijn verboden.<br />
3.2.8. OMGEVINGSAANLEG<br />
Bij elke aanvraag zal een duurzaam en bindend groenplan toegevoegd worden voor de niet bebouwde<br />
oppervlakte van het perceel.<br />
3.2.9. AFWIJKINGEN<br />
Afwijkingen van de bepalingen van deze richtlijn worden slechts in overweging genomen indien de aanvrager in<br />
de toelichtende nota bij zijn aanvraag de architecturale of praktische redenen verduidelijkt en motiveert om<br />
dergelijke afwijking te verkrijgen. De vergunningverlenende overheid motiveert steeds waarom de afwijking<br />
geen probleem oplevert in het licht van de goede ruimtelijke ordening.<br />
<strong>Sint</strong>-<strong>Martens</strong>-<strong>Latem</strong> Richtlijn goede ruimtelijke ordening 9/11
BIJLAGE 1: samenvattende tabel MFP-en<br />
Densiteit (won/ha)<br />
zone 2 zone 3 zone 4<br />
woning/MFP 25 20 15<br />
MFP + parking ondergronds 30 25 20<br />
Minimale perceelsbreedte 20 m 40 m 70 m<br />
Minimale perceelsoppervlakte 1000 m² 2000 m² 3500 m²<br />
Maximale kroonlijsthoogte<br />
Maximale nokhoogte<br />
Maximale bouwdiepte<br />
Maximale bouwbreedte<br />
Plaatsing t.o.v. rooilijn<br />
gelijkvloers OB<br />
verdieping OB<br />
open- en halfopen bebouwing<br />
gesloten bebouwing<br />
Plaatsing t.o.v. zijdelingse<br />
perceelsgrenzen<br />
Indeling MFP<br />
open bebouwing<br />
halfopen bebouwing<br />
studio of 1-slaapkamer appart.<br />
woonfunctie<br />
60% perceelsbreedte op de<br />
bouwlijn<br />
6 m, < 45° vanaf midden aanpalende weg<br />
11,5 m, < 45° vanaf midden aanpalende weg op 1,60 m hoogte<br />
50% perceelsbreedte op de bouwlijn<br />
0/3 m bij ééngezinswoning<br />
minstens 1/4 totaal aantal WE<br />
verplicht voor elk MFP<br />
<strong>Sint</strong>-<strong>Martens</strong>-<strong>Latem</strong> Richtlijn goede ruimtelijke ordening 10/11<br />
18 m<br />
15 m (excl. terrassen)<br />
5 m<br />
2 m<br />
3 m bij ééngezinswoning, 4 m bij MFP
BIJLAGE 2: Vlaamse codex ruimtelijke ordening<br />
HOOFDSTUK III. Beoordelingsgronden<br />
AFDELING 1. Algemene bepalingen<br />
Art. 4.3.1. §1. Een vergunning wordt geweigerd:<br />
1° indien het aangevraagde onverenigbaar is met: b) een goede ruimtelijke ordening;<br />
(…)<br />
§2. De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van<br />
volgende beginselen:<br />
1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van<br />
aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de<br />
mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen,<br />
cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en<br />
veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;<br />
Art. 1.1.4. De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de<br />
ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de<br />
toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van<br />
de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening<br />
gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele,<br />
economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke<br />
kwaliteit.<br />
2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde<br />
rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook beleidsmatig gewenste<br />
ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in 1°, in rekening brengen;<br />
3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk<br />
uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een verkavelingsvergunning waarvan niet op<br />
geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de<br />
aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria<br />
van een goede ruimtelijke ordening weer te geven.<br />
(…)<br />
<strong>Sint</strong>-<strong>Martens</strong>-<strong>Latem</strong> Richtlijn goede ruimtelijke ordening 11/11