25.09.2013 Views

RECENSIES - Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis

RECENSIES - Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis

RECENSIES - Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>RECENSIES</strong><br />

Leo Lucass<strong>en</strong> (ed.), Amsterdammer word<strong>en</strong>. Migrant<strong>en</strong>, hun organisaties <strong>en</strong> inburgering,<br />

1600-2000 (Amsterdam: Vossiuspers UvA, 2004) 228 p. isbn 9056292854<br />

Met het boek Amsterdammer word<strong>en</strong> br<strong>en</strong>gt Leo Lucass<strong>en</strong> – die eerder al zijn spor<strong>en</strong><br />

heeft verdi<strong>en</strong>d met belangrijk onderzoek naar migratie – e<strong>en</strong> zeer actueel thema aan<br />

de orde. Het boek handelt over migrant<strong>en</strong>organisaties <strong>en</strong> de vraag op welke manier ze<br />

al dan niet ‘inburgering’ bevorderd hebb<strong>en</strong>. Lucass<strong>en</strong> <strong>en</strong> de auteurs in de bundel knop<strong>en</strong><br />

daarmee expliciet aan bij de manier waarop Rinus P<strong>en</strong>ninx <strong>en</strong> Marlou Schrover<br />

<strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> geled<strong>en</strong> het probleem steld<strong>en</strong>. In het boek Bastion of bindmiddel? onderzocht<strong>en</strong><br />

zij de relatie tuss<strong>en</strong> het opricht<strong>en</strong> van eig<strong>en</strong> organisaties <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> het<br />

reeds aanwezige maatschappelijke weefsel anderzijds. E<strong>en</strong> belangrijke conclusie was<br />

dat eig<strong>en</strong> organisaties immigrant<strong>en</strong> er doorgaans niet van weerhield<strong>en</strong> in te burger<strong>en</strong>,<br />

eerder integ<strong>en</strong>deel. Binn<strong>en</strong> die organisaties word<strong>en</strong> de bestaande democratische spelregels<br />

in zekere zin juist ‘geoef<strong>en</strong>d’, zoals Robert Putnam dat in zijn klassiekers Making<br />

democracy work <strong>en</strong> Bowling alone heeft beschrev<strong>en</strong>. Ook de meeste auteurs in de<br />

<strong>voor</strong>ligg<strong>en</strong>de bundel zi<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> organisaties niet als e<strong>en</strong> probleem maar eerder als tek<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> goed werk<strong>en</strong>de ‘civil society’. Het gaat dan om bij<strong>voor</strong>beeld e<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuwse<br />

lutherse kerk (Erika Kuijpers), Zuid-Nederlandse rederijkerskamers<br />

(Johan Kopp<strong>en</strong>ol), Surinamers in evangelische broedergeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (Annemarie Cottaar),<br />

of Duitse katholieke organisaties (Jan Bank, Marlou Schrover).<br />

Globaal g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> biedt dit boek e<strong>en</strong> mooie staalkaart van de zeer diverse waaier<br />

aan manier<strong>en</strong> waarop immigrant<strong>en</strong> zich ter plaatse organiseerd<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>als van de manier<br />

waarop ze de band<strong>en</strong> met het land van herkomst onderhield<strong>en</strong> <strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> cultuur,<br />

religie <strong>en</strong> taal cultiveerd<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> belangrijke conclusie is dat het onderscheid tuss<strong>en</strong><br />

autochtone <strong>en</strong> allochtone organisaties in de regel vervaagde bij de tweede <strong>en</strong> derde<br />

g<strong>en</strong>eratie. E<strong>en</strong> uitzondering vormt de hed<strong>en</strong>daagse Ghanese geme<strong>en</strong>schap, die de lokale<br />

<strong>en</strong> nationale geme<strong>en</strong>schap overstijgt in e<strong>en</strong> transnationaal netwerk, gebaseerd op<br />

e<strong>en</strong> post-nationale ‘ideologie’, het zog<strong>en</strong>aamde ‘p<strong>en</strong>tecostalisme’ (vergelijkbaar met<br />

wat in het Nederlands Pinksterbeweging heet). Rijk van Dijk gebruikt deze vaststelling<br />

<strong>voor</strong> e<strong>en</strong> interessante kritiek op de insteek van het boek zelf: ‘Vanuit e<strong>en</strong> perspectief<br />

van transnationale ontwikkeling<strong>en</strong> verschijnt de vraag naar de mate van integratie in<br />

e<strong>en</strong> land als Nederland als e<strong>en</strong> bijzonder provincialistische probleemstelling, die mogelijkerwijs<br />

tekort doet of <strong>voor</strong>bij gaat aan de zak<strong>en</strong> die migrant<strong>en</strong> zelf belangrijk acht<strong>en</strong><br />

in hun lidmaatschap van religieuze organisaties’ (p. 78). Dit laatste kan uiteraard<br />

klopp<strong>en</strong>, maar de vraag naar de integratie of inburgering van perman<strong>en</strong>te inwijkeling<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> lokale geme<strong>en</strong>schap op e<strong>en</strong> concreet ‘territorium’ daarmee als achterhaald<br />

van de hand do<strong>en</strong>, lijkt mij e<strong>en</strong> brug te ver. Zo maak je immers e<strong>en</strong> abstractie van<br />

zeer belangrijke compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van het sociale weefsel, net die compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die het<br />

tijdschrift <strong>voor</strong> sociale <strong>en</strong> economische geschied<strong>en</strong>is 3 [2006] nr. 2, pp. 130-149


meest tastbaar zijn: de concrete leef- of woongeme<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> de daarbij hor<strong>en</strong>de<br />

face-to-face-relaties in e<strong>en</strong> publieke ruimte.<br />

Naast de aard <strong>en</strong> ontwikkeling van de organisaties leert het boek ook iets over de<br />

omstandighed<strong>en</strong> waarin ze werd<strong>en</strong> opgericht <strong>en</strong> hun precieze functies. Verschill<strong>en</strong>de<br />

auteurs wijz<strong>en</strong> er bij<strong>voor</strong>beeld op dat op<strong>en</strong>heid van bestaande organisaties e<strong>en</strong> belangrijke<br />

rol speelde, dat veel organisaties religieus van aard war<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat ook de taal e<strong>en</strong><br />

bijdrage leverde. Dat wil echter niet zegg<strong>en</strong> dat ze ge<strong>en</strong> andere functies hadd<strong>en</strong>, integ<strong>en</strong>deel.<br />

<strong>Sociale</strong> nod<strong>en</strong> <strong>en</strong> k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de immigrant<strong>en</strong>groep<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> minst<strong>en</strong>s<br />

ev<strong>en</strong> belangrijk geweest te zijn. Het is daarom des te merkwaardiger dat organisaties<br />

die de belang<strong>en</strong> van inwijkeling<strong>en</strong> in de sociaal-economische sfeer behartig<strong>en</strong> niet of<br />

nauwelijks van de grond kwam<strong>en</strong>. Uit de bijdrag<strong>en</strong> rond het Amsterdamse kleermakersgilde<br />

<strong>voor</strong> 1800 (Bibi Panhuys<strong>en</strong>) <strong>en</strong> de beroepsgebond<strong>en</strong> belang<strong>en</strong>behartiging<br />

van immigrant<strong>en</strong> in de twintigste eeuw (Jan Rath <strong>en</strong> Judith Roosblad) komt bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

de paradox naar vor<strong>en</strong> dat de integratie van immigrant<strong>en</strong> in de bestaande organisaties<br />

schijnbaar moeizamer verliep in de twintigste eeuw dan in de achtti<strong>en</strong>de. Jammer g<strong>en</strong>oeg<br />

is het moeilijk uit deze zeer uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de bijdrag<strong>en</strong> antwoord<strong>en</strong> te distiller<strong>en</strong> op<br />

de vraag naar determiner<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> die in het inleid<strong>en</strong>de stuk van Leo Lucass<strong>en</strong> terecht<br />

wordt gesteld.<br />

Oscar Gelderblom reikt <strong>en</strong>kele institutioneel-economische factor<strong>en</strong> aan als antwoord<br />

op de vraag waarom met name <strong>voor</strong> kooplied<strong>en</strong> de noodzaak om zich in corporaties<br />

te ver<strong>en</strong>ig<strong>en</strong> in de Nieuwe Tijd afnam. Marlou Schrover biedt in haar grondige<br />

bijdrage rond Duitse immigrant<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beter zicht op de invloed van politieke <strong>en</strong> ideologische<br />

transformaties, <strong>en</strong> reikt ook <strong>en</strong>kele interessante theoretische perspectiev<strong>en</strong><br />

aan. Meestal ontbreekt echter het lange termijnperspectief, wat uiteraard te mak<strong>en</strong><br />

heeft met de keuze <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> brede waaier aan case studies. Naast deze diversiteit zit de<br />

meerwaarde van het boek eerder in de keuze om historici met andere sociale wet<strong>en</strong>schappers<br />

te confronter<strong>en</strong>. Migratie <strong>en</strong> integratie zijn bij uitstek immers terrein<strong>en</strong><br />

waarop de kruisbestuiving tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de disciplines vrucht<strong>en</strong> kan afwerp<strong>en</strong>,<br />

zoals onder meer de bijdrag<strong>en</strong> van de antropolog<strong>en</strong> Nancy Foner <strong>en</strong> Richard Staring<br />

aanton<strong>en</strong>. Foner wijst er in e<strong>en</strong> bijdrage over New York op dat de geschied<strong>en</strong>is van de<br />

migratie (<strong>en</strong> de bijbehor<strong>en</strong>de mythevorming) in het ontvang<strong>en</strong>de land e<strong>en</strong> belangrijke<br />

factor is in de perceptie van nieuwe inwijkeling<strong>en</strong>. En Staring maakt in e<strong>en</strong> beknopte<br />

maar rake vergelijking tuss<strong>en</strong> Turk<strong>en</strong> <strong>en</strong> Somaliërs duidelijk dat de werking van netwerk<strong>en</strong><br />

afhangt van de sociaal-culturele, economische <strong>en</strong> politieke context van het ontvang<strong>en</strong>de<br />

land én van het sociaal kapitaal van de migrant<strong>en</strong> in kwestie.<br />

Bert De Munck<br />

C<strong>en</strong>trum <strong>voor</strong> Stadsgeschied<strong>en</strong>is, Universiteit Antwerp<strong>en</strong><br />

Ernst Homburg, Groei<strong>en</strong> door kunstmest. DSM Agro, 1929-2004 (Hilversum: Verlor<strong>en</strong>,<br />

2004) 383 p. isbn 9065508198<br />

Het huidige chemieconcern dsm heeft zijn wortels in de winning van ste<strong>en</strong>kol<strong>en</strong> in de<br />

Limburgse heuvels. De productie van kunstmest was de eerste chemische activiteit<br />

van dit uit Staatsmijn<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgekom<strong>en</strong> bedrijf. Om tot e<strong>en</strong> meer r<strong>en</strong>dabele verwerking<br />

van de kol<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> verwerkte Staatsmijn<strong>en</strong> deze vanaf 1918 tot cokes. Het bij de<br />

cokesproductie vrijkom<strong>en</strong>de ammoniak <strong>en</strong> cokesov<strong>en</strong>gas werd omgezet in zwavelzure<br />

Rec<strong>en</strong>sies » 131


132 » tseg — 3 [2006] 2<br />

ammoniak <strong>en</strong> stikstof. Deze vormd<strong>en</strong> de basis <strong>voor</strong> de fabricage van stikstofkunstmest<br />

door het in 1927 opgerichte Stikstofbindingsbedrijf. In dezelfde periode ontstond<strong>en</strong><br />

ook de kunstmestproduc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> Albatros <strong>en</strong> het aan de Hoogov<strong>en</strong>s verbond<strong>en</strong> Mekog.<br />

Aangezi<strong>en</strong> deze na e<strong>en</strong> fusie tot Unie van Kunstmestfabriek<strong>en</strong> in 1971 uiteindelijk geheel<br />

in hand<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> van dsm Agro, beschrijft dit boek feitelijk de geschied<strong>en</strong>is van<br />

de gehele Nederlandse kunstmestindustrie.<br />

De studie van Homburg vormt e<strong>en</strong> spin off van het onderzoeksproject Techniek in<br />

Nederland in de Twintigste eeuw. Daarnaast leunt het <strong>voor</strong> wat betreft de k<strong>en</strong>nis over<br />

techniek <strong>en</strong> research sterk op het in dissertatievorm versch<strong>en</strong><strong>en</strong> onderzoek van Arj<strong>en</strong><br />

van Rooij (Building plants. Markets for technology and internal capabilities in DSM’s fertiliser<br />

business, 1925-1970 (Amsterdam: Aksant, 2004) <strong>en</strong> gerec<strong>en</strong>seerd in TSEG 2.4 (2005)<br />

160-162). Dat biedt het <strong>voor</strong>deel dat de achtergrondk<strong>en</strong>nis over technologische ontwikkeling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> innovaties bij de auteur ruimschoots <strong>voor</strong>hand<strong>en</strong> is. In deze studie,<br />

die is opgebouwd uit e<strong>en</strong> aantal chronologische hoofdstukk<strong>en</strong>, wordt dan ook relatief<br />

veel aandacht besteed aan de ontwikkeling <strong>en</strong> toepassing van nieuwe techniek<strong>en</strong> in de<br />

kunstmestproductie. Nederland speelde hier bepaald ge<strong>en</strong> <strong>voor</strong>trekkersrol, maar trad<br />

in het voetspoor van de grote Duitse chemieconcerns. Door toepassing van in het <strong>en</strong>e<br />

bedrijfsonderdeel of productieproces verworv<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ervaring in andere process<strong>en</strong><br />

of onderdel<strong>en</strong> van de productie, kon de Nederlandse kunstmestindustrie zich niettemin<br />

technologisch lange tijd handhav<strong>en</strong>. Deze zog<strong>en</strong>aamde cumulatieve k<strong>en</strong>nisopbouw<br />

resulteerde echter ook in e<strong>en</strong> zekere padafhankelijkheid, e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tgaan op<br />

e<strong>en</strong>maal ingeslag<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>.<br />

Desondanks wist de Nederlandse kunstmestsector e<strong>en</strong> sterke concurr<strong>en</strong>tiepositie<br />

te ontwikkel<strong>en</strong>. Hoewel met name Duitse <strong>en</strong> Belgische bedrijv<strong>en</strong> hun overtollige productie<br />

op de op<strong>en</strong> Nederlandse markt dumpt<strong>en</strong>, wist<strong>en</strong> de Nederlandse bedrijv<strong>en</strong><br />

toch e<strong>en</strong> groot aandeel op de thuismarkt te verover<strong>en</strong>. Dat lukte door e<strong>en</strong> scherpe<br />

prijsstelling <strong>en</strong> e<strong>en</strong> uitgeki<strong>en</strong>de marketingstrategie, maar <strong>voor</strong>al door e<strong>en</strong> nauwe sam<strong>en</strong>werking<br />

in de verkoop. Door de oprichting in 1935 van het C<strong>en</strong>traal Stikstof Verkoopkantoor,<br />

waarin alle stikstofproduc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> onder leiding van het Handelsbureau<br />

van Staatsmijn<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkt<strong>en</strong>, wist<strong>en</strong> de Nederlandse stikstoffabriek<strong>en</strong> de prijz<strong>en</strong><br />

te handhav<strong>en</strong> <strong>en</strong> de markt op e<strong>en</strong> effectieve manier te verdel<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte steeg door<br />

int<strong>en</strong>sieve <strong>voor</strong>lichtingscampagnes waarin de verschill<strong>en</strong>de kunstmestbedrijv<strong>en</strong> onder<br />

regie van Staatsmijn<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkt<strong>en</strong> met overheidsinstelling<strong>en</strong> als het Ministerie<br />

van Landbouw <strong>en</strong> de Wag<strong>en</strong>ingse Landbouwhogeschool, het gebruik van kunstmest<br />

per hectare in de Nederlandse landbouw tot het hoogste ter wereld. Na de oorlog<br />

luwde de felle concurr<strong>en</strong>tiestrijd <strong>en</strong> respecteerd<strong>en</strong> de fabrikant<strong>en</strong> elkaars thuismarkt<strong>en</strong>.<br />

Dat was mede mogelijk doordat de sterk stijg<strong>en</strong>de vraag tot begin jar<strong>en</strong> zestig de<br />

productie overtrof. In deze gunstige marktconstellatie wist Nederland zich op de golv<strong>en</strong><br />

van de succesvolle binn<strong>en</strong>landse landbouw zelfs te ontwikkel<strong>en</strong> tot de grootste<br />

produc<strong>en</strong>t van stikstofkunstmest in Europa.<br />

De jar<strong>en</strong> zestig markeerd<strong>en</strong> in de kunstmestsector, ev<strong>en</strong>als in veel andere basisindustrieën,<br />

e<strong>en</strong> keerpunt. De vorming van de eeg legde de Europese markt<strong>en</strong> op<strong>en</strong><br />

met als gevolg e<strong>en</strong> verhevigde concurr<strong>en</strong>tie. Veel bedreig<strong>en</strong>der was de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

concurr<strong>en</strong>tie van Amerikaanse <strong>en</strong> Japanse kunstmestproduc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die resulteerde in<br />

e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>tdur<strong>en</strong>de daling van de prijs, waardoor de marges steeds verder onder druk<br />

kwam<strong>en</strong> te staan. Tegelijkertijd voltrokk<strong>en</strong> zich ingrijp<strong>en</strong>de technologische verandering<strong>en</strong><br />

waardoor de productie van kunstmest op basis van olie <strong>en</strong> aardgas mogelijk<br />

werd <strong>en</strong> e<strong>en</strong> proces van ongek<strong>en</strong>de schaalvergroting plaatsvond. Voor het Stikstofbin-


dingsbedrijf werd<strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong> hiervan versterkt door de sluiting van de Limburgse<br />

kol<strong>en</strong>mijn<strong>en</strong> <strong>en</strong> het daarmee wegvall<strong>en</strong> van de eig<strong>en</strong> grondstoff<strong>en</strong>basis. Door capaciteitsvergroting,<br />

kost<strong>en</strong>verlaging <strong>en</strong> fusie wist<strong>en</strong> de Nederlandse kunstmestproduc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

zich <strong>voor</strong>alsnog staande te houd<strong>en</strong>. Ze bouwd<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme installaties in Gele<strong>en</strong>,<br />

IJmuid<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij Pernis waardoor de arbeidsproductiviteit tuss<strong>en</strong> 1960 <strong>en</strong> 1980 verdrievoudigde.<br />

De export werd verlegd van verre markt<strong>en</strong> naar Europa, waar de concurr<strong>en</strong>tie<br />

minder heftig was. Het onheil was echter niet te ker<strong>en</strong>. Vanaf 1980 moest dsm<br />

Agro steeds dieper snijd<strong>en</strong> in de productiecapaciteit door het sluit<strong>en</strong> of afstot<strong>en</strong> van<br />

fabriek<strong>en</strong>. Van de bijna zev<strong>en</strong>duiz<strong>en</strong>d werknemers die dsm Agro <strong>en</strong> zijn <strong>voor</strong>gangers<br />

in 1960 hadd<strong>en</strong>, war<strong>en</strong> er in 2000 nog slechts 610 over. Opmerkelijk g<strong>en</strong>oeg steeg de<br />

omvang van de productie nog wel <strong>en</strong>igszins. Maar het proces van ‘<strong>voor</strong>tgaande frontversmalling’<br />

leidde ertoe dat <strong>voor</strong> dsm Agro uiteindelijk slechts e<strong>en</strong> bijrol op de Europese<br />

kunstmestmarkt overbleef.<br />

In zijn studie besteedt Homburg ruim aandacht aan de technologische aspect<strong>en</strong><br />

van deze geschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> ook de door de kunstmestsector sterk gestimuleerde ontwikkeling<br />

van het gebruik van kunstmest in de Nederlandse landbouw komt uitgebreid<br />

aan de orde. Het is e<strong>en</strong> gedeg<strong>en</strong> <strong>en</strong> breed opgezette studie van e<strong>en</strong> industriesector die<br />

in het verled<strong>en</strong> e<strong>en</strong> duidelijk groter belang heeft gehad. Helaas ontbrek<strong>en</strong> in deze studie<br />

wel de cijfers die het mogelijk zoud<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> het daadwerkelijke belang van deze<br />

sector te weg<strong>en</strong>. Er zijn ge<strong>en</strong> doorlop<strong>en</strong>de reeks<strong>en</strong> van omzet, winst <strong>en</strong> r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van<br />

het Limburgse bedrijf of de sector als geheel in het boek opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Ook heeft de auteur<br />

weinig aandacht <strong>voor</strong> de positie van het kunstmestbedrijf binn<strong>en</strong> Staatsmijn<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de invloed die dit had op de relatie met de overheid <strong>en</strong> de verhouding tot andere Nederlandse<br />

bedrijv<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>min wordt duidelijk wat het relatieve belang van de kunstmest<br />

was <strong>voor</strong> Staatsmijn<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoe de gezagsverhouding<strong>en</strong> lag<strong>en</strong>. Het is evid<strong>en</strong>t dat de feitelijke<br />

beslissing<strong>en</strong> elders werd<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> juist in e<strong>en</strong> periode dat de kunstmestsector<br />

onder druk kwam te staan werd dit het bedrijf fataal. Het is dan ook veelzegg<strong>en</strong>d<br />

dat dsm zich als chemisch concern in e<strong>en</strong> geheel andere richting ontwikkelde <strong>en</strong> de<br />

kunstmest die aan de wieg stond van de Limburgse chemie, tot e<strong>en</strong> bijrol werd gereduceerd.<br />

Jammer g<strong>en</strong>oeg blijv<strong>en</strong> de verwikkeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> strategische overweging<strong>en</strong> die<br />

hieraan t<strong>en</strong> grondslag lag<strong>en</strong> onderbelicht, ook omdat de periode vanaf 1990 in het<br />

boek nauwelijks aan bod komt.<br />

Joost Dankers<br />

Universiteit Utrecht<br />

Stefan Gropp, De stedelijke muntslag te Dev<strong>en</strong>ter <strong>en</strong> Nijmeg<strong>en</strong> 1528/43-1591. Stedelijk<br />

particularisme teg<strong>en</strong> Habsburgs c<strong>en</strong>tralisme in de Oostelijke Nederland<strong>en</strong> (Hilversum:<br />

Verlor<strong>en</strong>, 2004) 318 p. isbn 9065508082<br />

Stefan Gropp promoveerde in 2001 op de stedelijke muntslag van Dev<strong>en</strong>ter <strong>en</strong> Nijmeg<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> oorspronkelijk in het Duits versch<strong>en</strong><strong>en</strong> proefschrift aan de Radboud Universiteit<br />

van Nijmeg<strong>en</strong>. De belangstelling <strong>voor</strong> het boek bleek zo groot, dat beslot<strong>en</strong><br />

werd om e<strong>en</strong> Nederlandstalige uitgave te publicer<strong>en</strong>. De auteur heeft grondig bronn<strong>en</strong>onderzoek<br />

gedaan in zowel stedelijke als andere overheidsarchiev<strong>en</strong> (Arnhem,<br />

Zwolle, Brussel <strong>en</strong> Düsseldorf) <strong>en</strong> heeft daarmee waardevol pionierswerk verricht.<br />

Rec<strong>en</strong>sies » 133


134 » tseg — 3 [2006] 2<br />

Het boek valt uite<strong>en</strong> in drie del<strong>en</strong>. Het eerste deel handelt over de muntslag te<br />

Dev<strong>en</strong>ter, het tweede over die van Nijmeg<strong>en</strong> <strong>en</strong> in het derde deel word<strong>en</strong> de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de twee muntplaats<strong>en</strong> bekek<strong>en</strong>. In zijn inleiding betoogt<br />

de auteur dat in de Nederlandse muntgeschied<strong>en</strong>is van de vijfti<strong>en</strong>de <strong>en</strong> zesti<strong>en</strong>de<br />

eeuw nauwelijks onderzoek is verricht naar de stedelijke muntslag. Dat is juist, zeker<br />

wat bronn<strong>en</strong>onderzoek betreft <strong>en</strong> de kritische neerslag daarvan. Aanvankelijk had<br />

Gropp het plan opgevat om twee aangr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>de Duitse sted<strong>en</strong> in het onderzoek te betrekk<strong>en</strong>.<br />

De nauwe handelsbetrekking<strong>en</strong> van de twee Oost-Nederlandse sted<strong>en</strong> met<br />

het Heilige Roomse Rijk noodd<strong>en</strong> daartoe. Na onderzoek bleek het archiefmateriaal van<br />

de sted<strong>en</strong> Neuss <strong>en</strong> Dortmund ontoereik<strong>en</strong>d <strong>en</strong> heeft hij daarvan afgezi<strong>en</strong>. Dat is spijtig,<br />

want zijn betoog steunt onder andere op de zogehet<strong>en</strong> Reichsmünzordnung<strong>en</strong> (1551<br />

<strong>en</strong> 1559) waaraan de twee Nederlandse sted<strong>en</strong> zich hield<strong>en</strong> sinds zij zich bij de Nederrijns-Westfaalse<br />

Kreits hadd<strong>en</strong> aangeslot<strong>en</strong>. Het zou e<strong>en</strong> goede zaak zijn om de uitwerking<br />

van deze <strong>en</strong> latere muntverord<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, de muntcirculatie <strong>en</strong> de weerslag<br />

daarvan op de stedelijke economie in vergelijkbare grote sted<strong>en</strong> in Duitsland te onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Gedur<strong>en</strong>de de gehele periode onder studie war<strong>en</strong> Dev<strong>en</strong>ter <strong>en</strong> Nijmeg<strong>en</strong> bezig om<br />

hun recht van muntslag veilig te stell<strong>en</strong>. Ge<strong>en</strong> van beide sted<strong>en</strong> kon met e<strong>en</strong> auth<strong>en</strong>tiek<br />

stuk aanton<strong>en</strong> van oudsher het recht van muntslag te hebb<strong>en</strong> bezet<strong>en</strong>. Dev<strong>en</strong>ter<br />

sloeg bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> munt mede nam<strong>en</strong>s Kamp<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zwolle. In 1534 steld<strong>en</strong> deze sted<strong>en</strong><br />

daartoe één muntmeester aan. In datzelfde jaar schreef de landvoogdes aan Dev<strong>en</strong>ter<br />

dat zij niet begreep waar zij het muntrecht vandaan haald<strong>en</strong> <strong>en</strong> w<strong>en</strong>ste onmiddellijke<br />

stopzetting. Constant verweerd<strong>en</strong> de sted<strong>en</strong> zich teg<strong>en</strong> aantijging<strong>en</strong> door de Bourgondisch-Habsburgse<br />

vorst<strong>en</strong> dan wel de Duitse keizers. Zij getroostt<strong>en</strong> zich veel moeite<br />

om het recht te behoud<strong>en</strong>.<br />

Vormde de opbr<strong>en</strong>gst van de muntslag <strong>voor</strong> de sted<strong>en</strong>, de zogehet<strong>en</strong> sleischat dan<br />

e<strong>en</strong> structurele aanvulling op hun inkomst<strong>en</strong>? Ge<strong>en</strong>szins. Het belangrijkste argum<strong>en</strong>t<br />

was, dat muntslag e<strong>en</strong> toestroom van kooplied<strong>en</strong> opleverde. Kooplied<strong>en</strong> war<strong>en</strong> verplicht<br />

om de munt<strong>en</strong> van de stad te gebruik<strong>en</strong> bij hun handelstransacties. In de praktijk<br />

kwam dat neer op geld wissel<strong>en</strong> bij de stadswisselaar of geld lat<strong>en</strong> smelt<strong>en</strong> bij de<br />

lokale muntmeester in aldaar gangbare munt. Zo kwam e<strong>en</strong> muntmeester onder<br />

andere aan zijn grondstoff<strong>en</strong>.<br />

We word<strong>en</strong> door Gropp uitvoerig geïnformeerd over het functioner<strong>en</strong> van de twee<br />

munthuiz<strong>en</strong>, hun muntmeesters, de sam<strong>en</strong>werking <strong>en</strong> de conflict<strong>en</strong> met de stadsbestur<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> welke typ<strong>en</strong> munt<strong>en</strong> zij mocht<strong>en</strong> slaan. In de periode die Gropp onderzocht,<br />

probeerd<strong>en</strong> de c<strong>en</strong>traliser<strong>en</strong>de overhed<strong>en</strong> onder Karel v <strong>en</strong> Filips ii steeds meer greep<br />

op de muntslag te krijg<strong>en</strong> door nadrukkelijk vast te legg<strong>en</strong> welke munt<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

vastgestelde koers in hun land<strong>en</strong> mocht<strong>en</strong> circuler<strong>en</strong>. In 1548 ondernam Karel v, to<strong>en</strong><br />

alle Bourgondisch-Habsburgse land<strong>en</strong> nog onder zijn bewind viel<strong>en</strong>, poging<strong>en</strong> om<br />

e<strong>en</strong> muntunie tot stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> die onder de zogehet<strong>en</strong> Bourgondische Kreits viel.<br />

Die muntunie hield het slechts <strong>en</strong>kele maand<strong>en</strong> uit. Het lukte Karel v niet om tijd<strong>en</strong>s<br />

zijn regeringsperiode de c<strong>en</strong>trale bestuursorgan<strong>en</strong> in Brussel <strong>en</strong> W<strong>en</strong><strong>en</strong> dezelfde<br />

koers te lat<strong>en</strong> var<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de muntslag. Daar hebb<strong>en</strong> muntsted<strong>en</strong> als Dev<strong>en</strong>ter<br />

<strong>en</strong> Nijmeg<strong>en</strong> de nodige nadel<strong>en</strong> van ondervond<strong>en</strong>. Dev<strong>en</strong>ter <strong>en</strong> Nijmeg<strong>en</strong> onttrokk<strong>en</strong><br />

zich aan de greep van de overhed<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> interpretatie aan de muntverord<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

te gev<strong>en</strong> of ze niet te lat<strong>en</strong> circuler<strong>en</strong> (het stedelijk particularisme). De auteur<br />

citeert nauwgezet de bronn<strong>en</strong> om de botsing<strong>en</strong> te illustrer<strong>en</strong> met de landvoogdes<br />

Maria van Hongarije <strong>en</strong> met de Duitse keizer Ferdinand.


Wat ik in het boek miste, was het optred<strong>en</strong> van de landsheerlijke muntmeesters.<br />

War<strong>en</strong> dat concurr<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>voor</strong> hun stedelijke vakg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>? In het boek word<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

tweetal families g<strong>en</strong>oemd: de Wyntg<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de Vlemincks, die het muntmeestersberoep<br />

dec<strong>en</strong>nia in Dev<strong>en</strong>ter <strong>en</strong> Nijmeg<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> uitgeoef<strong>en</strong>d, maar soms ook als<br />

landsheerlijke muntmeesters optrad<strong>en</strong>. Leverde dit teg<strong>en</strong>strijdige belang<strong>en</strong> op? In<br />

1555 werd Balthasar Wyntg<strong>en</strong>s, door de drie Overijsselse sted<strong>en</strong> tot hun nieuwe muntmeester<br />

b<strong>en</strong>oemd. Zijn aanstellingsbrief bevat echter e<strong>en</strong> ‘ongebruikelijke compon<strong>en</strong>t’<br />

zoals Gropp het noemt. De muntmeester moest namelijk zwer<strong>en</strong>, dat hij noch<br />

zijn echtg<strong>en</strong>ote contact<strong>en</strong> met Jasper Vleminck, de muntmeester van Nijmeg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong>s familieled<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> onderhoud<strong>en</strong>. Balthasar Wyntg<strong>en</strong>s was echter getrouwd<br />

met de dochter van Jasper Vleminck.<br />

Achterin het boek is e<strong>en</strong> reeks tabell<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. In de eerste tabel e<strong>en</strong> opsomming<br />

van het muntpersoneel van beide munthuiz<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 1499-1576. Dan volg<strong>en</strong><br />

tabell<strong>en</strong> met koerswaard<strong>en</strong> van de geslag<strong>en</strong> munt<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 1538-1583. Vervolg<strong>en</strong>s zijn<br />

er de omvang van de in trooise mark uitgedrukte muntproductie, de oplagecijfers van<br />

de diverse munt<strong>en</strong> per jaar <strong>en</strong> de sleischat <strong>voor</strong> Dev<strong>en</strong>ter tuss<strong>en</strong> 1538-1583. Voor Nijmeg<strong>en</strong><br />

heeft Gropp alle<strong>en</strong> de sleischat. Deze gegev<strong>en</strong>s kom<strong>en</strong> uit de stadsr<strong>en</strong>tmeestersrek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />

Graag had ik de sleischat van de beide sted<strong>en</strong> afgezet gezi<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de totale<br />

stedelijke inkomst<strong>en</strong>. Dat zou in e<strong>en</strong> vervolgstudie moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />

ev<strong>en</strong>als e<strong>en</strong> vergelijking met de muntslag van twee Duitse sted<strong>en</strong>.<br />

Aafje H. Groustra-Werdekker<br />

Nijmeg<strong>en</strong><br />

Willemijn Ruberg, Conv<strong>en</strong>tionele correspond<strong>en</strong>tie. Briefcultuur van de Nederlandse<br />

elite 1770-1850 (Nijmeg<strong>en</strong>: Vantilt, 2005) 297 p. isbn 9077503420. Tev<strong>en</strong>s versch<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

als proefschrift aan de Universiteit Leid<strong>en</strong> 2005.<br />

Willemijn Ruberg heeft met Conv<strong>en</strong>tionele correspond<strong>en</strong>tie e<strong>en</strong> dissertatie geschrev<strong>en</strong><br />

die naadloos aansluit bij de nieuwe richting die het egodocum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>onderzoek mom<strong>en</strong>teel<br />

inslaat. In haar boek over de correspond<strong>en</strong>tiepraktijk van e<strong>en</strong> vijftal gegoede<br />

(burgerlijke) families uit de late achtti<strong>en</strong>de <strong>en</strong> vroege neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw, conc<strong>en</strong>treert<br />

zij zich op één type egodocum<strong>en</strong>t: de brief. Haar doel is om dit type egodocum<strong>en</strong>t te<br />

historiser<strong>en</strong> <strong>en</strong> te contextualiser<strong>en</strong>. Het egodocum<strong>en</strong>t als object staat c<strong>en</strong>traal, ‘het<br />

schrijfproces waardoor deze tekst<strong>en</strong> ontstaan <strong>en</strong> de functie van het schrijv<strong>en</strong>’ (p. 7).<br />

Taal, me<strong>en</strong>t zij met cultuurhistoricus Peter Burke, is niet vanzelfsprek<strong>en</strong>d. Taalgebruik<br />

is niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> weergave van de maatschappij of cultuur waarin zij totstandkomt,<br />

maar geeft deze cultuur mede vorm (p. 8).<br />

Aan de hand van deze eerste premisse zoekt Ruberg in haar inleiding naar instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

waarmee zij de correspond<strong>en</strong>tiepraktijk kan duid<strong>en</strong>. Zij komt uit op drie begripp<strong>en</strong>:<br />

socialisatie, performativiteit <strong>en</strong> de toe-eig<strong>en</strong>ing van handel<strong>en</strong>de person<strong>en</strong>.<br />

Haar belangrijkste vondst is de functie van het briefschrijv<strong>en</strong> bij de socialisatie van<br />

zowel kinder<strong>en</strong> als volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>. Vooral de familie bleek e<strong>en</strong> belangrijke socialisatieinstantie<br />

(p. 9). Het begrip performativiteit staat in directe sam<strong>en</strong>hang met de socialiser<strong>en</strong>de<br />

functie van het briefschrijv<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> performatieve uiting is e<strong>en</strong> vorm van taalgebruik<br />

die tegelijkertijd e<strong>en</strong> handeling vormt. In briev<strong>en</strong> komt dit naar vor<strong>en</strong> doordat<br />

‘sociale relaties, zoals tuss<strong>en</strong> verloofd<strong>en</strong>, die buit<strong>en</strong> de correspond<strong>en</strong>tie nog niet, of<br />

Rec<strong>en</strong>sies » 135


136 » tseg — 3 [2006] 2<br />

nog niet volledig tot stand zijn gekom<strong>en</strong>, in briev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevormd, herk<strong>en</strong>d of<br />

bevestigd’ (p. 9). Het handelingsvermog<strong>en</strong> van het individu plaatst Ruberg dan in het<br />

begrip toe-eig<strong>en</strong>ing, waarmee ze bedoelt dat de briefschrijvers de opgelegde waard<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> norm<strong>en</strong> in de correspond<strong>en</strong>tiepraktijk zelf met e<strong>en</strong> persoonlijke betek<strong>en</strong>is invull<strong>en</strong>.<br />

Bov<strong>en</strong>al bleek dat de briefstijl veranderde van e<strong>en</strong> meer gekunstelde, stijve vorm<br />

naar e<strong>en</strong> vorm die de natuurlijkheid <strong>en</strong> ongedwong<strong>en</strong>heid van de persoon weergaf. De<br />

opkomst van het individu blijft in de briefpraktijk op gespann<strong>en</strong> voet staan met (semi)publieke<br />

ideal<strong>en</strong> van fatso<strong>en</strong> <strong>en</strong> etiquette (p. 238-9).<br />

De dissertatie is in vijf hoofdstukk<strong>en</strong> verdeeld. In het eerste bespreekt Ruberg (verandering<strong>en</strong><br />

in) het ideaal van e<strong>en</strong> brief. De volg<strong>en</strong>de hoofdstukk<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong> allereerst<br />

de dagelijkse correspond<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> besprek<strong>en</strong> dan <strong>en</strong>kele specifieke leeftijdscategorieën;<br />

kinderbriev<strong>en</strong>, briev<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> verloofd<strong>en</strong>. Het laatste<br />

hoofdstuk wijdt ze aan de formele geleg<strong>en</strong>heidsbriev<strong>en</strong>.<br />

Rubergs dissertatie is het resultaat van zeer grondig onderzoek naar de correspond<strong>en</strong>tiepraktijk<br />

in e<strong>en</strong> historische periode waarin veel verandert. Ze heeft bij elkaar<br />

maar liefst 2.300 briev<strong>en</strong> bestudeerd, waarvan e<strong>en</strong> groot gedeelte in het Frans <strong>en</strong> zelfs<br />

e<strong>en</strong> klein gedeelte in het Latijn. Interessant is ook hoe zij niet alle<strong>en</strong> de intellectuele geschied<strong>en</strong>is<br />

van de brief onder hand<strong>en</strong> heeft g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, maar ook de materiële. Verandering<strong>en</strong><br />

in beschikbare schrijfmaterial<strong>en</strong>, het postwez<strong>en</strong>, et cetera hadd<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />

invloed op de correspond<strong>en</strong>tiepraktijk. M<strong>en</strong> d<strong>en</strong>ke aan de overgang op de kroontjesp<strong>en</strong>,<br />

die veel gebruiksvri<strong>en</strong>delijker was dan haar <strong>voor</strong>loper, de ganz<strong>en</strong>veer (p. 55).<br />

Toch laat zij hier <strong>en</strong> daar steekjes vall<strong>en</strong>. Zo schrijft zij zelf in haar conclusie dat<br />

‘egodocum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bestudeerd teg<strong>en</strong> de achtergrond van de specifieke<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de periode waarin ze werd<strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong>’ (p. 242). Mijns inzi<strong>en</strong>s schiet<br />

haar dissertatie in dit opzicht te kort. Het eerste hoofdstuk over de brieftheorie is uitgebreid<br />

<strong>en</strong> haar analyse van de term ‘natuurlijkheid’ is grondig, echter de grotere context<br />

is maar weinig zichtbaar. Wat betek<strong>en</strong>de de Verlichting of de Romantiek <strong>voor</strong> de brieftheorie?<br />

Wat <strong>voor</strong> plaats nam bij<strong>voor</strong>beeld de schrijver Gellert (advocaat van de natuurlijke<br />

stijl) in de sociaal-culturele elite in? Nu blijft Rubergs analyse van de term ‘natuurlijkheid’<br />

puur literair-historisch. Ook viel het mij op dat Ruberg haar periodisering niet<br />

erg nauw neemt wat betreft de overige primaire bronn<strong>en</strong> die zij gebruikt. E<strong>en</strong> aantal<br />

briev<strong>en</strong>boek<strong>en</strong> bij<strong>voor</strong>beeld die zij aanhaalt stamm<strong>en</strong> van na 1850 (p. 282-284). Het is<br />

goed om niet rigoureus e<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>s aan te legg<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> aantal van haar conclusies<br />

gaan niet meer over de periode waarin de onderzochte correspond<strong>en</strong>tie plaatsvindt.<br />

Ruberg schrijft terecht dat ‘we vrijwel nooit kunn<strong>en</strong> nagaan of e<strong>en</strong> bepaalde in e<strong>en</strong><br />

brief geuite emotie “echt” is of niet’ (p. 94). Het verbaast mij dat er in haar analyse van<br />

kinderbriev<strong>en</strong> <strong>en</strong> adolesc<strong>en</strong>tiebriev<strong>en</strong> haast nooit wordt getwijfeld aan de bedoeling<br />

van de auteur. Zo interpreteert Ruberg e<strong>en</strong> brief van e<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> aan zijn ouders vanaf<br />

e<strong>en</strong> kostschool als oprecht berouwvol (p. 140). De brief kan echter ook gebruikt word<strong>en</strong><br />

om e<strong>en</strong> sociaal gew<strong>en</strong>st beeld van zichzelf te creër<strong>en</strong> (zie over dit probleem: Baggerman<br />

<strong>en</strong> Dekker, Kind van de toekomst. De wondere wereld van Otto van Eck (1780-<br />

1798), Wereldbibliotheek, 2004, 120-137).<br />

Rubergs conclusie over het dubbele pedagogische ideaal dat volg<strong>en</strong>s haar bij de<br />

kinderbriev<strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong> komt, is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s aanvechtbaar. Zij signaleert terecht dat<br />

nieuwe pedagogische <strong>en</strong> kindvri<strong>en</strong>delijke ideal<strong>en</strong> ontstaan <strong>en</strong> dat die doordring<strong>en</strong> in<br />

de correspond<strong>en</strong>tiepraktijk. Ook kinder<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> aan de eis van natuurlijkheid voldo<strong>en</strong>.<br />

De nieuwe pedagogische inzicht<strong>en</strong> stond<strong>en</strong> echter niet teg<strong>en</strong>over het ideaal van<br />

de standsbewuste <strong>en</strong> welopgevoede burgers die de kinder<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (p. 238).


Het war<strong>en</strong> juist die nieuwe pedagogische ideeën alsmede de eis van natuurlijkheid, die<br />

dit moest<strong>en</strong> bewerkstellig<strong>en</strong>.<br />

Hoewel Ruberg helder schrijft <strong>en</strong> haar dissertatie goed heeft ingedeeld, kan de<br />

lezer zich soms stor<strong>en</strong> aan de continue herhaling van <strong>voor</strong>gaande conclusies. De sam<strong>en</strong>vatting<br />

aan het eind van ieder hoofdstuk wordt daarmee vrijwel overbodig. Ondanks<br />

deze kritiekpunt<strong>en</strong> geeft Rubergs Conv<strong>en</strong>tionele correspond<strong>en</strong>tie e<strong>en</strong> interessante<br />

<strong>en</strong> gew<strong>en</strong>ste inleiding in de praktijk van het briefschrijv<strong>en</strong>.<br />

Eva M. Moraal<br />

Universiteit van Amsterdam<br />

Arie Th. van Deurs<strong>en</strong>, E<strong>en</strong> hoekste<strong>en</strong> in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-<br />

2005 (Amsterdam: Bert Bakker, 2005) 502 p. isbn 9035128672<br />

Van Deurs<strong>en</strong>, emeritus hoogleraar Nieuwe Geschied<strong>en</strong>is aan de Vrije Universiteit te<br />

Amsterdam, begint zijn overtuig<strong>en</strong>d relaas over het bijzondere karakter van zijn eig<strong>en</strong><br />

alma mater met de stelling: ‘Universiteit<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> leid<strong>en</strong> stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

op’ (p. 11). De vu vormt ge<strong>en</strong> uitzondering op die regel <strong>en</strong> de c<strong>en</strong>trale vraag van het<br />

boek luidt dan ook waarin ze verschilde t<strong>en</strong> opzichte van de andere universitaire instelling<strong>en</strong>.<br />

Op welke manier trachtt<strong>en</strong> hooglerar<strong>en</strong>, stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> het gereformeerde publiek<br />

haar te vrijwar<strong>en</strong> als bijzondere instelling? Als lezer krijgt m<strong>en</strong> de indruk dat de<br />

universiteit slechts gedeeltelijk in haar opzet is geslaagd. Ze vormde ongetwijfeld ‘e<strong>en</strong><br />

hoekste<strong>en</strong> in het verzuilde bestel’ <strong>en</strong> was als zodanig cruciaal <strong>voor</strong> de opleiding van gereformeerde<br />

lerar<strong>en</strong>, advocat<strong>en</strong> <strong>en</strong> arts<strong>en</strong>, maar langs de andere kant lijkt ze er in ge<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele fase van haar bestaan in geslaagd om de pret<strong>en</strong>tie van de oprichters waar te mak<strong>en</strong>,<br />

namelijk christelijke wet<strong>en</strong>schap op gereformeerde grondslag te bedrijv<strong>en</strong>.<br />

Dit komt het best tot uiting in de bespreking van de toepassing van de gereformeerde<br />

beginsel<strong>en</strong> op de wet<strong>en</strong>schapsbeoef<strong>en</strong>ing. Met uitzondering van de filosofie,<br />

de theologie <strong>en</strong> in heikele kwesties als de evolutieleer of de ouderdom van de aarde,<br />

bleek de neocalvinistische wet<strong>en</strong>schap in de praktijk vaak weinig te verschill<strong>en</strong> van<br />

deze aan de ‘goddeloze’ rijksuniversiteit<strong>en</strong>. Helaas zijn deze paragraf<strong>en</strong> vaak niet veel<br />

meer dan e<strong>en</strong> opsomming van de hooglerar<strong>en</strong> per faculteit, al mak<strong>en</strong> de uitstek<strong>en</strong>de<br />

deelconclusies veel goed. Wanneer vanaf 1945 het aantal hooglerar<strong>en</strong> zodanig to<strong>en</strong>eemt<br />

dat niet meer elke b<strong>en</strong>oeming kan word<strong>en</strong> vermeld, lost dit probleem zich gelukkig<br />

vanzelf op. Weliswaar word<strong>en</strong> de hooglerar<strong>en</strong> die één <strong>voor</strong> één de revue passer<strong>en</strong><br />

diepgaand <strong>en</strong> soms ook gedurfd gekarakteriseerd. Al relatief snel school het bijzondere<br />

karakter van de vu meer in k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> verplichte propedeuse in de<br />

filosofie, het bestaan van e<strong>en</strong> stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>pastoraat of details zoals de beslissing van ing<strong>en</strong>ieur<br />

Doets om de bouw van de schoorste<strong>en</strong> van het <strong>en</strong>ergiec<strong>en</strong>trum op zondag stil<br />

te legg<strong>en</strong>. Dit laatste veroorzaakte e<strong>en</strong> kleurverschil in het beton: de ring<strong>en</strong> van Doets<br />

(p. 232). Regelmatig haalt Van Deurs<strong>en</strong> dergelijke kleurrijke, boei<strong>en</strong>de details aan,<br />

tek<strong>en</strong><strong>en</strong>d <strong>voor</strong> zijn uiterst vlotte schrijfstijl.<br />

Vooral in de discussies naar aanleiding van (nieuwe) b<strong>en</strong>oeming<strong>en</strong> toonde de vu<br />

haar bijzondere karakter. Vanaf de oprichting bestond er on<strong>en</strong>igheid over wat de gereformeerde<br />

grondslag, die trouw<strong>en</strong>s meermaals werd aangepast, precies inhield. Regelmatig<br />

kwam het tot e<strong>en</strong> conflict tuss<strong>en</strong> hooglerar<strong>en</strong> onderling over de interpretatie van<br />

de gereformeerde beginsel<strong>en</strong> door collega’s. Al na het emeritaat van de ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s <strong>voor</strong>-<br />

Rec<strong>en</strong>sies » 137


138 » tseg — 3 [2006] 2<br />

treffelijk geschetste stichter Abraham Kuyper ontstond<strong>en</strong> spanning<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> h<strong>en</strong> die<br />

zich profileerd<strong>en</strong> als behoeders van de traditie <strong>en</strong> h<strong>en</strong> die zich iets meer op<strong>en</strong>steld<strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong> de verander<strong>en</strong>de omstandighed<strong>en</strong>. Het ging om ‘erv<strong>en</strong> of l<strong>en</strong><strong>en</strong>’, aldus de veelzegg<strong>en</strong>de<br />

tuss<strong>en</strong>titel. De zich versoepel<strong>en</strong>de omgang met de eis van het aflegg<strong>en</strong> van<br />

de geloofsbelijd<strong>en</strong>is door nieuwe hooglerar<strong>en</strong> typeerde de algem<strong>en</strong>e evolutie. Disp<strong>en</strong>saties<br />

werd<strong>en</strong> steeds vaker verle<strong>en</strong>d, maar toch duurde het tot in 1992 <strong>voor</strong> er ge<strong>en</strong><br />

aanvraag hier<strong>voor</strong> meer moest word<strong>en</strong> ingedi<strong>en</strong>d <strong>en</strong> hooglerar<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> andere religieuze<br />

gezindheid zonder meer kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangesteld.<br />

Het boek sluit aan bij e<strong>en</strong> reeks andere publicaties ter geleg<strong>en</strong>heid van het 125-jarig<br />

bestaan van de vu, al ontbrek<strong>en</strong> verwijzing<strong>en</strong> daarnaar bijna volledig. Veel spijtiger is<br />

echter het gebrek aan verwijzing<strong>en</strong> naar <strong>en</strong> vergelijking<strong>en</strong> met de ontwikkeling<strong>en</strong> aan<br />

andere ‘vrije‘ universiteit<strong>en</strong> in Nederland of België. De vu, de Katholieke Universiteit<br />

Nijmeg<strong>en</strong>, de Katholieke Universiteit Leuv<strong>en</strong> <strong>en</strong> de Université Libre de Bruxelles werd<strong>en</strong><br />

allemaal geconfronteerd met gelijkaardige problem<strong>en</strong>, zoals de dikwijls langdurige<br />

zoektocht naar geschikte hooglerar<strong>en</strong> (<strong>voor</strong>al in de opstartfase), de strijd <strong>voor</strong> de<br />

maatschappelijke erk<strong>en</strong>ning van de uitgereikte diploma’s <strong>en</strong> de vraag op welke manier<br />

invulling kon word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> religieus ideaal in e<strong>en</strong> tijd van verregaande secularisatie.<br />

De auteur, zelf ge<strong>en</strong> universiteitshistoricus, sluit zich helaas niet aan bij de<br />

heers<strong>en</strong>de tr<strong>en</strong>d om niet meer alle<strong>en</strong> de geschied<strong>en</strong>is van de eig<strong>en</strong> universiteit c<strong>en</strong>traal<br />

te stell<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> ook blijkt uit de relatief beperkte bibliografie.<br />

Pas wanneer de overheid vanaf de jar<strong>en</strong> 1960 het beleid van de universiteit<strong>en</strong><br />

steeds meer naar zich toetrekt <strong>en</strong> c<strong>en</strong>traliseert, doorbreekt ook Van Deurs<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins<br />

het isolem<strong>en</strong>t. Aan alle Nederlandse universiteit<strong>en</strong> ontstond e<strong>en</strong> democratiseringsbeweging,<br />

die de auteur erg negatief beoordeelt, groeide de aandacht <strong>voor</strong> de ontwikkelingsland<strong>en</strong>,<br />

met op de <strong>voor</strong>grond de Indonesische kwestie <strong>en</strong> nam de ‘overheidsbemoeiing’<br />

toe (p. 296). Hoe links de vu in de jar<strong>en</strong> 1970 was in vergelijking met de andere<br />

universiteit<strong>en</strong> blijft echter onduidelijk. Over de sterkere overheidstuss<strong>en</strong>komst<br />

laat Van Deurs<strong>en</strong> zich ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s uiterst pessimistisch uit. Zeker de c<strong>en</strong>tralisatie van<br />

het onderzoek kan op ge<strong>en</strong> g<strong>en</strong>ade rek<strong>en</strong><strong>en</strong>. Hij beschuldigt de regering ervan de universiteit<strong>en</strong><br />

teveel bij de hand te nem<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong>zelfde verwijt zou m<strong>en</strong> ook aan Van Deurs<strong>en</strong> zelf kunn<strong>en</strong> richt<strong>en</strong>, maar dan<br />

t<strong>en</strong> opzichte van de lezer. Tuss<strong>en</strong>zinnetjes als ‘dat is g<strong>en</strong>oeg om ons nu nieuwsgierig<br />

te mak<strong>en</strong> naar de praktijk van de wet<strong>en</strong>schapsbeoef<strong>en</strong>ing’ (p. 342) zijn soms erg stor<strong>en</strong>d.<br />

Hoe dan ook, de dreiging van minder overheidssubsidies bij e<strong>en</strong> vermindering<br />

van de kwaliteit versnelde het afscheid van het ideaal van e<strong>en</strong> christelijke wet<strong>en</strong>schap.<br />

Maar, aldus Van Deurs<strong>en</strong>, hoe moeizaam de omgang met grondslag <strong>en</strong> doelstelling<br />

ook is, toch kan de vu het zich nooit veroorlov<strong>en</strong> die twee prijs te gev<strong>en</strong> (p. 410).<br />

Pieter Dhondt<br />

Universiteit van Helsinki<br />

Jaap Wold<strong>en</strong>dorp, The Polder Model: from disease to miracle? Dutch neo-corporatism<br />

1965-2000. Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam (Alblasserdam, 2005) 399 p.<br />

isbn 9077472053<br />

Hoewel de hoogtijdag<strong>en</strong> van het poldermodel al weer <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> achter ons ligg<strong>en</strong>,<br />

trekk<strong>en</strong> dit model <strong>en</strong> het Nederlandse neo-corporatisme in het algeme<strong>en</strong>, zowel bin-


n<strong>en</strong> als buit<strong>en</strong> Nederland onverminderd veel aandacht. In juni 2005 leverde de<br />

Amsterdamse politicoloog Jaap Wold<strong>en</strong>dorp e<strong>en</strong> nieuwe bijdrage aan de wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

discussie over het onderwerp, met e<strong>en</strong> dissertatie onder titel: The Polder Model:<br />

from disease to miracle? De vraagstelling van deze dissertatie is heel simpel. Wold<strong>en</strong>dorp<br />

wil op de eerste plaats onderzoek<strong>en</strong> of het systeem van neo-corporatieve beleidsvorming<br />

t<strong>en</strong> onz<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> plausibele verklaring kan gev<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de wijze waarop het<br />

loonbeleid in Nederland tuss<strong>en</strong> 1965 <strong>en</strong> 2000 is totstandgekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitgevoerd. Op<br />

de tweede plaats wil hij wet<strong>en</strong> of het Nederlandse loonbeleid – als uitkomst van het<br />

loonoverleg – in de aangegev<strong>en</strong> periode effectief is geweest. Effectief dan in de zin, dat<br />

het beleid optimaal vervulde wat de betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> bij het overleg – de overheid <strong>en</strong> de<br />

organisaties van werkgevers <strong>en</strong> werknemers – beoogd<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong>. De auteur wil<br />

daarnaast echter klaarblijkelijk ook <strong>en</strong>kele knuppels in het wet<strong>en</strong>schappelijke ho<strong>en</strong>derhok<br />

werp<strong>en</strong>. Hij betoogt met name veelvuldig dat het Akkoord van Wass<strong>en</strong>aar, dat<br />

volg<strong>en</strong>s de gangbare opvatting in november 1982 de basis legde <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> redelijk stabiel<br />

systeem van vrije loonvorming, ge<strong>en</strong> ‘waterscheiding’ in de ontwikkeling van de<br />

Nederlandse loonpolitiek was. Ook heeft, volg<strong>en</strong>s Wold<strong>en</strong>dorp, in Nederland nooit zo<br />

iets als het poldermodel bestaan. In deze laatste opvatting staat hij weliswaar niet alle<strong>en</strong>,<br />

maar het omslag van de besprok<strong>en</strong> dissertatie proclameert meermal<strong>en</strong> uitdrukkelijk:<br />

‘There is no Polder Model’. Wij moet<strong>en</strong> dus aannem<strong>en</strong> dat de auteur op dit punt<br />

iets belangwekk<strong>en</strong>ds te meld<strong>en</strong> heeft.<br />

Wold<strong>en</strong>dorp kiest <strong>voor</strong> zijn studie in hoofdzaak niet de vrij algeme<strong>en</strong> gebruikelijke<br />

institutionele b<strong>en</strong>adering, maar e<strong>en</strong> actor-gerichte. Dat wil zegg<strong>en</strong>: hij vat neo-corporatisme<br />

niet op als e<strong>en</strong> systeem van formele <strong>en</strong> informele regels <strong>voor</strong> het loonoverleg<br />

tuss<strong>en</strong> de overheid <strong>en</strong> de sociale partners, maar als e<strong>en</strong> strategie van één van de actor<strong>en</strong><br />

in het loonoverleg, namelijk: van de overheid. Neo-corporatisme is ‘a governm<strong>en</strong>t strategy<br />

for conflict regulation’ (p. 252). Doel van deze overheidsstrategie is om de verschill<strong>en</strong>de<br />

ag<strong>en</strong>da’s waarmee de sociale partners <strong>en</strong> de overheid zelf het loonoverleg aangaan,<br />

zo veel mogelijk met elkaar in overe<strong>en</strong>stemming te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij <strong>voor</strong>keur e<strong>en</strong><br />

C<strong>en</strong>traal Akkoord over de loonontwikkeling te sluit<strong>en</strong> dat de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van alle betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

optimaal vervult. Wold<strong>en</strong>dorp beklemtoont hierbij dat de overheid ge<strong>en</strong> neo-corporatieve<br />

strategie hoeft te volg<strong>en</strong>: zij kan – bij<strong>voor</strong>beeld – ook de loonontwikkeling<br />

e<strong>en</strong>zijdig oplegg<strong>en</strong>, of zich afzijdig houd<strong>en</strong> van de loonvorming. De sociale partners<br />

hebb<strong>en</strong>, van hun kant, in beginsel e<strong>en</strong> vrije keuze om aan e<strong>en</strong> neo-corporatieve strategie<br />

van de overheid mee te werk<strong>en</strong> of niet. Zij kunn<strong>en</strong> in Wold<strong>en</strong>dorps terminologie<br />

confronter<strong>en</strong>d te werk gaan (niet gericht op e<strong>en</strong> wederzijds <strong>voor</strong>delig compromis), onderhandel<strong>en</strong>d<br />

(wel gericht op e<strong>en</strong> compromis, maar alle<strong>en</strong> op eig<strong>en</strong> <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong>), of<br />

probleemoploss<strong>en</strong>d (bereid om te zoek<strong>en</strong> naar alternatiev<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> optimaal geme<strong>en</strong>schappelijk<br />

resultaat bied<strong>en</strong>). Vanuit deze uitgangspunt<strong>en</strong> analyseert de dissertatie<br />

vervolg<strong>en</strong>s met ware monnik<strong>en</strong>arbeid de jaarlijkse overlegrondes in de loonvorming<br />

tuss<strong>en</strong> 1965 <strong>en</strong> 2000. Het antwoord op het eerste deel van de vraagstelling luidt op<br />

grond van deze analyse, dat de Nederlandse regering in vrijwel alle jar<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong> is<br />

geweest bij de op<strong>en</strong>ing <strong>en</strong>/of de afronding van het loonoverleg <strong>en</strong> meestal met e<strong>en</strong><br />

neo-corporatieve strategie. De sociale partners steld<strong>en</strong> zich bij de op<strong>en</strong>ing van het overleg<br />

meestal confronter<strong>en</strong>d of onderhandel<strong>en</strong>d op. Maar het confronter<strong>en</strong>de gedrag<br />

werd met het vorder<strong>en</strong> van het overleg als regel minder. Zowel wat de overheidsstrategie<br />

als wat de medewerking van de sociale partners betreft, lat<strong>en</strong> de jar<strong>en</strong> na 1982<br />

vaker e<strong>en</strong> neo-corporatieve b<strong>en</strong>adering zi<strong>en</strong> dan de jar<strong>en</strong> daarvóór. Het antwoord op<br />

het tweede deel van de vraagstelling luidt in grote lijn<strong>en</strong>, dat e<strong>en</strong> neo-corporatieve over-<br />

Rec<strong>en</strong>sies » 139


140 » tseg — 3 [2006] 2<br />

heidsstrategie vaker effectief is. Ook wat dit betreft stek<strong>en</strong> de jar<strong>en</strong> na 1982, t<strong>en</strong> dele,<br />

gunstig af bij de jar<strong>en</strong> <strong>voor</strong>di<strong>en</strong>.<br />

Wold<strong>en</strong>dorps studie bevat al met al e<strong>en</strong> nauwgezette interpretatie van de ontwikkeling<br />

van het loonbeleid in Nederland tuss<strong>en</strong> 1965 <strong>en</strong> 2000. Deze interpretatie is, <strong>voor</strong><br />

wie niet opziet teg<strong>en</strong> veel theorie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> nogal hermetisch wet<strong>en</strong>schappelijk jargon, op<br />

veel punt<strong>en</strong> verhelder<strong>en</strong>d. Zij stimuleert zeker tot nad<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Of zij volledig overtuigt,<br />

is vers twee. Het staat – om één van de grondslag<strong>en</strong> van deze studie te noem<strong>en</strong> – natuurlijk<br />

iedere onderzoeker vrij, om bij het onderzoek naar neo-corporatieve praktijk<strong>en</strong><br />

nu e<strong>en</strong>s niet de gebaande institutionele pad<strong>en</strong> te bewandel<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> andere,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld actor-gerichte b<strong>en</strong>adering te kiez<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> vraag die echter direct opkomt<br />

is, waarom neo-corporatisme binn<strong>en</strong> deze b<strong>en</strong>adering zo exclusief als e<strong>en</strong> overheidsstrategie<br />

wordt gedefinieerd. Evid<strong>en</strong>t is immers dat er in het loonoverleg ook andere<br />

actor<strong>en</strong> zijn – met name werkgevers <strong>en</strong> werknemers. De overheid <strong>en</strong> de sociale partners<br />

zijn klaarblijkelijk tot elkaar veroordeeld <strong>en</strong> <strong>voor</strong> goed overleg op elkaar aangewez<strong>en</strong>.<br />

Of zoals Wold<strong>en</strong>dorp zelf zegt: ‘Ess<strong>en</strong>tial to my conceptualisation of neo-corporatism<br />

is the relative autonomy and the mutual instrum<strong>en</strong>talisation of the actors involved’<br />

(p. 252, cursivering<strong>en</strong> van rec<strong>en</strong>s<strong>en</strong>t). E<strong>en</strong> definitie van neo-corporatisme waarin de<br />

sociale partners meespel<strong>en</strong> – bij<strong>voor</strong>beeld: ‘a three-party strategy of conflict regulation’<br />

– had dus meer <strong>voor</strong> de hand geleg<strong>en</strong>. In dit verband kan bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgemerkt<br />

dat e<strong>en</strong> conclusie waar Wold<strong>en</strong>dorp k<strong>en</strong>nelijk zeer aan hecht – namelijk dat het<br />

Akkoord van Wass<strong>en</strong>aar ge<strong>en</strong> waterscheiding was – volledig afhankelijk is van de wijze<br />

waarop hij haar definieert. Wold<strong>en</strong>dorp baseert deze conclusie immers op zijn analyse<br />

dat de overheidsstrategie t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de loonvorming tuss<strong>en</strong> 1980 <strong>en</strong> 1986 aldoor<br />

e<strong>en</strong> niet neo-corporatieve strategie van afzijdigheid was. Daarin veranderde ‘Wass<strong>en</strong>aar’<br />

niets. Buit<strong>en</strong> beschouwing blijft dan echter dat het Akkoord e<strong>en</strong> subtiel sam<strong>en</strong>spel<br />

was tuss<strong>en</strong> de overheid – als stilzwijg<strong>en</strong>de partij – <strong>en</strong> de sociale partners. Zo ook<br />

dat de opstelling van de sociale partners in 1982 wel degelijk veranderde. Ook wordt<br />

weggedefinieerd dat de overheid zelf naar aanleiding van het Akkoord bereid was om,<br />

na jar<strong>en</strong>lang verzet, eindelijk e<strong>en</strong> systeem van vrije loonvorming toe te staan – <strong>en</strong> dus<br />

van strategie te veranderd<strong>en</strong>. Wold<strong>en</strong>dorps conclusie over ‘Wass<strong>en</strong>aar’ is, kortom, uitsluit<strong>en</strong>d<br />

juist binn<strong>en</strong> zijn eig<strong>en</strong> begripsmatige refer<strong>en</strong>tiekader. En bij dat refer<strong>en</strong>tiekader<br />

kan e<strong>en</strong> vraagtek<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gezet.<br />

Wat het poldermodel betreft, is eerder door ander<strong>en</strong> al op goede grond<strong>en</strong> betoogd<br />

dat het beleidsvormingsmodel dat zo g<strong>en</strong>oemd wordt, in feite ge<strong>en</strong> nieuw of specifiek<br />

model is, maar <strong>en</strong>kel e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te ontwikkelingsfase van het Nederlandse neo-corporatisme.<br />

Volg<strong>en</strong>s Wold<strong>en</strong>dorp staat in het concept ‘poldermodel’ e<strong>en</strong> goede sam<strong>en</strong>werking<br />

tuss<strong>en</strong> de sociale partners c<strong>en</strong>traal. Dat vereist probleemoploss<strong>en</strong>d gedrag, waarbij<br />

werkgevers <strong>en</strong> werknemers naar e<strong>en</strong> <strong>voor</strong> h<strong>en</strong> beide optimaal geme<strong>en</strong>schappelijk<br />

resultaat strev<strong>en</strong>. Het ‘poldermodel’ definieert de auteur vervolg<strong>en</strong>s als: e<strong>en</strong> combinatie<br />

van neo-corporatieve overheidsstrategie met probleemoploss<strong>en</strong>d gedrag van de sociale<br />

partners. Maar: ‘Dutch neo-corporatism with regard to incomes policy’ was tuss<strong>en</strong><br />

1965 and 2000 vrijwel steeds e<strong>en</strong> combinatie van neo-corporatieve overheidsstrategie<br />

met onderhandel<strong>en</strong>d gedrag van de sociale partners – waarin deze niet naar e<strong>en</strong><br />

optimaal geme<strong>en</strong>schappelijk resultaat streefd<strong>en</strong>, maar alle<strong>en</strong> op eig<strong>en</strong> <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong><br />

tot afsprak<strong>en</strong> bereid war<strong>en</strong> (p. 73, 257-258). Voor wie – opnieuw – met dit begripsmatige<br />

refer<strong>en</strong>tiekader wil meed<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, is dan duidelijk dat er nooit e<strong>en</strong> poldermodel<br />

is geweest. Tegelijkertijd valt op dat Wold<strong>en</strong>dorp de opvatting<strong>en</strong> van eerdere poldermodel-ontk<strong>en</strong>ners<br />

in hoofdzaak deelt (p. 9, 28). Wat de meerwaarde van zijn eig<strong>en</strong><br />

analyse is, wordt nerg<strong>en</strong>s duidelijk.


The Polder Model: from disease to miracle? heeft – om kort te gaan – zeker verdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>.<br />

Het boek lijdt echter onder e<strong>en</strong> zekere overmaat aan polemiek, die bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

niet altijd overtuigt.<br />

Jan Peet<br />

Universiteit Utrecht<br />

Sjaak van der Veld<strong>en</strong>, Werknemers georganiseerd. E<strong>en</strong> geschied<strong>en</strong>is van de vakbeweging<br />

bij het honderdjarig jubileum van de Federatie Nederlandse Vakver<strong>en</strong>iging (FNV) (Amsterdam:<br />

Aksant, 2005) 183 p. isbn 9052601925<br />

Op 1 januari 2006 was het honderd jaar geled<strong>en</strong> dat het Nederlandsch Verbond van<br />

Vakvere<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> (nvv) werd opgericht, zoals bek<strong>en</strong>d de oudste compon<strong>en</strong>t van de<br />

huidige fnv. Voor e<strong>en</strong> dergelijk eerbiedwaardige mijlpaal zou m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> prestigieus ged<strong>en</strong>kboek<br />

hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong>, maar wie het jubileumboek, geschrev<strong>en</strong> door<br />

Sjaak van der Veld<strong>en</strong>, ter hand neemt, zal tot zijn verrassing merk<strong>en</strong> dat het om e<strong>en</strong><br />

nogal bescheid<strong>en</strong> uitgave gaat, zeker als m<strong>en</strong> die van eerdere jubilea k<strong>en</strong>t. Hoe valt dat<br />

te verklar<strong>en</strong> <strong>en</strong> wat zegt dat over dit boek?<br />

In de inleiding voert de auteur ons mee langs deze eerdere ged<strong>en</strong>kboek<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dit<br />

biedt e<strong>en</strong> goed aanknopingspunt om op bov<strong>en</strong>staande vrag<strong>en</strong> in te gaan. Het eerste is<br />

van de <strong>voor</strong>man J. Oudegeest, die in 1926 uitvoerig schrijft over de moeizame wording<br />

van het nvv, de organisatorische <strong>en</strong> ideologische geschilpunt<strong>en</strong> die daaraan t<strong>en</strong><br />

grondslag lag<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>voor</strong>al over de niet aflat<strong>en</strong>de inspanning<strong>en</strong> die werd<strong>en</strong> gevergd van<br />

het nvv <strong>en</strong> zijn kaders <strong>en</strong> het uiteindelijke succes.<br />

Bij het vijftigjarige bestaan in 1956 schreef Frits de Jong e<strong>en</strong> veel afstandelijker studie,<br />

waarin ruimte was <strong>voor</strong> kritiek (de opstelling tijd<strong>en</strong>s de Tweede Wereldoorlog) <strong>en</strong><br />

<strong>voor</strong>al de nadruk werd gelegd op het gevolg van de geslaagde emancipatiestrijd: de verzorgingsstaat<br />

<strong>en</strong> de ingroei van de vakbeweging in de daarmee verbond<strong>en</strong> instituties.<br />

In 1983 versche<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nieuw boek van Frits de Jong , nu sam<strong>en</strong> met Ernst Hueting<br />

<strong>en</strong> Rob Neij, naar aanleiding van het 75-jarig bestaan. In dit boek was er veel meer aandacht<br />

<strong>voor</strong> de oppositionele rol van de vakbeweging. Deze acc<strong>en</strong>tverschuiving vond<br />

haar oorzaak in de radicalisering van de vakbeweging in de jar<strong>en</strong> 1970, die ook al luide<br />

was verkondigd in Voor de bevrijding van de arbeid van Ger Harms<strong>en</strong> <strong>en</strong> Bob Reinalda<br />

(1975): zij b<strong>en</strong>adrukt<strong>en</strong> het belang van andere vakorganisaties naast (<strong>en</strong> soms teg<strong>en</strong>)<br />

het nvv <strong>voor</strong> het emancipatieproces van de arbeid, zoals de ‘oude’ beweging, het nas<br />

<strong>en</strong> de evc <strong>en</strong> soms ook de katholieke bond<strong>en</strong>. Deze k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> vond m<strong>en</strong> in afgezwakte<br />

vorm ook terug bij Frits de Jong c.s.; <strong>voor</strong>al de nadruk op de moeizame emancipatie<br />

<strong>en</strong> radicalisering van de katholieke arbeiders wees <strong>voor</strong>uit naar de uiteindelijke<br />

fusie van beide stroming<strong>en</strong> tot de fnv (niet <strong>voor</strong> niets luidt de titel van het boek van<br />

Hueting, De Jong <strong>en</strong> Neij: Naar groter e<strong>en</strong>heid).<br />

Zo had ieder historisch ged<strong>en</strong>kboek zijn eig<strong>en</strong> rode draad, zijn eig<strong>en</strong> grote verhaal,<br />

waarmee tev<strong>en</strong>s het perspectief van de vakbeweging kon word<strong>en</strong> aangegev<strong>en</strong>. Hoe<br />

moet<strong>en</strong> we in dit licht kijk<strong>en</strong> naar Werknemers georganiseerd? Al in het <strong>voor</strong>woord valt<br />

de def<strong>en</strong>sieve toon op: ‘Gefeliciteerd! Teg<strong>en</strong> de stroom in hebt u e<strong>en</strong> boek ter hand g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

over de geschied<strong>en</strong>is van de Nederlandse vakbeweging’ (p. 7), waarna allerlei<br />

critici de revue passer<strong>en</strong>, die vervolg<strong>en</strong>s de mond werd<strong>en</strong> gesnoerd met de onverwachts<br />

grote opkomst bij de demonstratie teg<strong>en</strong> het beleid van Balk<strong>en</strong><strong>en</strong>de ii in okto-<br />

Rec<strong>en</strong>sies » 141


142 » tseg — 3 [2006] 2<br />

ber 2004. E<strong>en</strong> tweede k<strong>en</strong>merk is dat het geschiedverhaal hier heel sterk geschrev<strong>en</strong> is<br />

vanuit het perspectief van de ‘basis’: c<strong>en</strong>traal staan evocaties van situaties van onrecht<br />

<strong>en</strong> onderdrukking <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s van de gerechtvaardigde strijd daarteg<strong>en</strong>. De vakorganisatie<br />

nvv trad daarbij nu e<strong>en</strong>s remm<strong>en</strong>d dan weer stur<strong>en</strong>d op, maar uiteindelijk hadd<strong>en</strong><br />

basis <strong>en</strong> leiding elkaar altijd nodig <strong>en</strong> vond<strong>en</strong> ze elkaar in de noodzakelijke strijd,<br />

ook al had die leiding daarbij niet zeld<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geheel eig<strong>en</strong> ag<strong>en</strong>da. Overig<strong>en</strong>s gold dat<br />

ook <strong>voor</strong> de katholieke <strong>en</strong> protestantse arbeiders; dit is e<strong>en</strong> verschil met Harms<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Reinalda, die de laatste groep min of meer <strong>voor</strong> de vakbondsstrijd hadd<strong>en</strong> afgeschrev<strong>en</strong><br />

(zie aldaar, p. 199-202; vgl. Van der Veld<strong>en</strong>, p. 99). Van der Veld<strong>en</strong> constateert dat<br />

de wederzijdse verbond<strong>en</strong>heid sinds de neoliberale jar<strong>en</strong> tachtig onder to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

druk is kom<strong>en</strong> te staan, maar legt toch <strong>voor</strong>al de nadruk op de to<strong>en</strong> gevoerde acties.<br />

Van der Veld<strong>en</strong> schrijft zeer leesbaar in e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudige, beeld<strong>en</strong>de taal <strong>en</strong> daarmee<br />

is iedere bladzijde e<strong>en</strong> pleidooi <strong>voor</strong> zijn visie. Toch bekruipt de lezer die op de<br />

hoogte is van de vakbondsgeschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> vakbondsgeschiedschrijving herhaaldelijk<br />

het gevoel dat er wat al te gemakkelijk over de problem<strong>en</strong> he<strong>en</strong> wordt gestapt. Het totale<br />

macro-economische kader waarbinn<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> de c<strong>en</strong>trales, maar ook de individuele<br />

bond<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> operer<strong>en</strong> blijft vrijwel geheel buit<strong>en</strong> schot. Zo wordt niet ingegaan<br />

op de oorzak<strong>en</strong> <strong>en</strong> gevolg<strong>en</strong> van de teloorgang van de traditionele industrieën<br />

waardoor ook de organisatorische basis van de vakbeweging werd aangetast. Hetzelfde<br />

geldt <strong>voor</strong> de dilemma’s van de verzorgingsstaat <strong>en</strong> de politieke afweging<strong>en</strong> die de (bevri<strong>en</strong>de)<br />

politieke partij<strong>en</strong> maakt<strong>en</strong>. Zo bezi<strong>en</strong> moest de meermaals g<strong>en</strong>oemde demonstratie<br />

van 2004 <strong>voor</strong>al bewijz<strong>en</strong> dat de strijdbaarheid onder de arbeiders uiteindelijk<br />

nog altijd gemobiliseerd kon word<strong>en</strong>. Van der Veld<strong>en</strong>s conclusie dat dit bewijst<br />

dat de problem<strong>en</strong> van de vakbeweging de wereld uit zoud<strong>en</strong> zijn als deze zich weer zou<br />

conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> op haar kerntaak van strijdbare belang<strong>en</strong>behartiging <strong>en</strong> wellicht door de<br />

sociale zekerheid weer <strong>voor</strong> de eig<strong>en</strong> led<strong>en</strong> te organiser<strong>en</strong>, lijkt dan ook weinig realistisch.<br />

Zelf d<strong>en</strong>k ik dat het succes van oktober 2004 <strong>voor</strong>al moet word<strong>en</strong> gezocht in e<strong>en</strong><br />

mechanisme dat we in de sociale geschied<strong>en</strong>is veel vaker zi<strong>en</strong>: lat<strong>en</strong>te maar ideologisch<br />

nog niet sterk gefundeerde onvrede kan zich plotseling manifester<strong>en</strong> onder de<br />

vlag van ideologisch uitgesprok<strong>en</strong> organisaties, louter omdat deze in e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> situatie<br />

de beste articulatie van dit protestgevoel bied<strong>en</strong>, maar dit hoeft nog ge<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>de<br />

of principiële keuze <strong>voor</strong> deze organisaties te betek<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Erik Nijhof<br />

Universiteit Utrecht<br />

Paul Brusse <strong>en</strong> Willem van d<strong>en</strong> Broeke, Provincie in de periferie. De economische geschied<strong>en</strong>is<br />

van Zeeland 1800-2000 (Utrecht: Matrijs, 2005) 432 p. isbn 905345277x<br />

Sinds 1988 stimuleert de Stichting Historisch Onderzoek Zeeland het onderzoek naar<br />

de geschied<strong>en</strong>is van deze provincie. Dat resulteerde in 1998 in de monum<strong>en</strong>tale Geschied<strong>en</strong>is<br />

van de Zeeuwse landbouw van Peter Priester <strong>en</strong> onlangs is e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> monum<strong>en</strong>tale<br />

economische geschied<strong>en</strong>is van Zeeland van 1800 tot 2000 versch<strong>en</strong><strong>en</strong> van de<br />

hand van de Utrechtse historici Paul Brusse <strong>en</strong> Willem van d<strong>en</strong> Broeke.<br />

Het boek is opgebouwd uit vier hoofdstukk<strong>en</strong> die ieder e<strong>en</strong> periode van vijftig jaar<br />

beslaan. Elk hoofdstuk heeft dezelfde opzet: eerst komt de economische ontwikkeling<br />

van Nederland <strong>en</strong> België aan de orde, daarna wordt de Zeeuwse ontwikkeling behan-


deld aan de hand van de thema’s demografie <strong>en</strong> economische structuur, infrastructuur,<br />

landbouw <strong>en</strong> visserij, nijverheid <strong>en</strong> t<strong>en</strong> slotte de di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>sector. E<strong>en</strong> probleem<br />

met de opzet is dat ontwikkeling<strong>en</strong> zich niet altijd aan de gekoz<strong>en</strong> chronologie houd<strong>en</strong>.<br />

Zo word<strong>en</strong> de tramlijn<strong>en</strong> <strong>en</strong> op<strong>en</strong>bare nutsbedrijv<strong>en</strong>, die beide opkom<strong>en</strong> vanaf de<br />

tweede helft van de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw, pas in het hoofdstuk over de periode 1900-1950<br />

behandeld.<br />

Voordeel van deze opzet is dat de Zeeuwse ontwikkeling<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> breed kader word<strong>en</strong><br />

geplaatst <strong>en</strong> dat het gemakkelijk is ding<strong>en</strong> op te zoek<strong>en</strong>. Het boek is bij uitstek geschikt<br />

als naslagwerk. Het geeft e<strong>en</strong> haast <strong>en</strong>cyclopedisch overzicht van de ontwikkeling<br />

van de verschill<strong>en</strong>de sector<strong>en</strong> van de Zeeuwse economie, die elk met veel diepgang<br />

<strong>en</strong> oog <strong>voor</strong> detail word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>. Hierdoor kom<strong>en</strong> we veel nieuws te wet<strong>en</strong>,<br />

zoals over de <strong>voor</strong> Zeeland zo belangrijke oester- <strong>en</strong> mosselvisserij, de nutsbedrijv<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het toerisme. E<strong>en</strong> nadeel is wel dat het boek door de grote informatiedichtheid niet<br />

altijd ev<strong>en</strong> vlot leest. De lezer wordt gelukkig geholp<strong>en</strong> door de vele fraaie illustraties<br />

met verhelder<strong>en</strong>de onderschrift<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele keer is echter de synchronisatie tuss<strong>en</strong><br />

betoog <strong>en</strong> onderschrift niet helemaal geslaagd. Zo wordt in de tekst op pagina 311 uitgelegd<br />

dat rond 1970 wel 80 proc<strong>en</strong>t van de Zeeuwse koei<strong>en</strong> machinaal werd gemolk<strong>en</strong>,<br />

terwijl bij de afbeelding op de <strong>voor</strong>gaande bladzijde doodleuk wordt beweerd dat<br />

in dat jaar de meeste beest<strong>en</strong> nog met de hand werd<strong>en</strong> gemolk<strong>en</strong>.<br />

De auteurs hebb<strong>en</strong> meer gewild dan alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beeld te gev<strong>en</strong> van de diverse sector<strong>en</strong>.<br />

Ze will<strong>en</strong> ook verklar<strong>en</strong> waarom de ontwikkeling van de Zeeuwse economie in de<br />

<strong>voor</strong>bije tweehonderd jaar vrijwel altijd achtergeblev<strong>en</strong> is bij die van Nederland als geheel.<br />

Hierbij richt<strong>en</strong> ze hun pijl<strong>en</strong> op het beeld van de Zeeuwse economische geschied<strong>en</strong>is,<br />

dat geschetst is in het proefschrift van M.C. Verburg, de vroegere directeur van<br />

het Economisch-Technologisch Instituut van Zeeland (Zeeland 1940-1990). Volg<strong>en</strong>s<br />

Verburg zou in Zeeland na de bloeiperiode van de Vroegmoderne Tijd e<strong>en</strong> lange periode<br />

van stagnatie zijn ingetred<strong>en</strong>, die pas doorbrok<strong>en</strong> werd door de industrialisatie<br />

vanaf omstreeks 1960. Het feit dat Verburg zelf e<strong>en</strong> van de zogehet<strong>en</strong> ‘deltaboys’ was<br />

– jonge ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> die Zeeland in de jar<strong>en</strong> vijftig <strong>en</strong> zestig van de twintigste eeuw wild<strong>en</strong><br />

opstot<strong>en</strong> in de vaart der volker<strong>en</strong> – zal niet vreemd zijn aan deze visie. Brusse <strong>en</strong><br />

Van d<strong>en</strong> Broeke ton<strong>en</strong> overtuig<strong>en</strong>d aan dat dit beeld onjuist is. Vóór 1960 vond<strong>en</strong> wel<br />

degelijk allerlei nieuwe ontwikkeling<strong>en</strong> plaats. Zo industrialiseerde de Zeeuws-Vlaamse<br />

kanaalzone reeds lang <strong>voor</strong>dat de deltaboys zelfs maar gebor<strong>en</strong> war<strong>en</strong>. Anderzijds blijkt<br />

dat, hoewel zich na 1960 belangrijke industrieën in Zeeland vestigd<strong>en</strong> – Dow Chemical,<br />

Hoechst, Pechiney – Zeeland toch e<strong>en</strong> overweg<strong>en</strong>d ruraal gewest bleef dat ietwat<br />

achter de ontwikkeling<strong>en</strong> in Nederland als geheel aanhobbelde. Overig<strong>en</strong>s bested<strong>en</strong><br />

de auteurs <strong>voor</strong> de periode na 1950 wel veel aandacht aan het beleid van de rijksoverheid,<br />

maar blijft het actieve beleid van de provincie <strong>en</strong> sommige geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> naar mijn<br />

gevoel onderbelicht. Hierdoor wordt niet duidelijk dat het <strong>voor</strong> de jar<strong>en</strong> 1950 zo k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>de<br />

planningsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong> ook in Zeeland ingang had gevond<strong>en</strong>.<br />

Wat ook niet helemaal uit de verf komt, is de rol van Belgische investeerders in de<br />

economische ontwikkeling van <strong>voor</strong>al Zeeuws-Vlaander<strong>en</strong>. Al sinds de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de<br />

eeuw investeerd<strong>en</strong> Belg<strong>en</strong> hier in inpoldering<strong>en</strong>, spoorweg<strong>en</strong>, tramlijn<strong>en</strong> <strong>en</strong> belangrijke<br />

industrieën in de kanaalzone. Zonder Belgisch kapitaal <strong>en</strong> ondernemerschap zou<br />

Zeeuws-Vlaander<strong>en</strong> er nu heel anders uit hebb<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>. De auteurs vermeld<strong>en</strong> waar<br />

nodig netjes dat e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander met Belgisch kapitaal tot stand is gekom<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> totaalbeeld<br />

van de omvang <strong>en</strong> de chronologie van die investering<strong>en</strong> ontbreekt. Dat zal<br />

mede e<strong>en</strong> gevolg zijn van de sectorgewijze indeling van het boek, waardoor sectorover-<br />

Rec<strong>en</strong>sies » 143


144 » tseg — 3 [2006] 2<br />

stijg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> als de Belgische investering<strong>en</strong> ietwat verbrokkeld word<strong>en</strong> gepres<strong>en</strong>teerd.<br />

Ik vind dit <strong>voor</strong>al jammer omdat e<strong>en</strong> nadere analyse van de Belgische investering<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> ander licht op de economische ontwikkeling van Zeeland had kunn<strong>en</strong> werp<strong>en</strong>.<br />

Brusse <strong>en</strong> Van d<strong>en</strong> Broeke verklar<strong>en</strong> die achterblijv<strong>en</strong>de ontwikkeling nu <strong>voor</strong>al uit de<br />

perifere ligging van de provincie. Maar periferie is e<strong>en</strong> relatief begrip; vanuit D<strong>en</strong><br />

Haag of Utrecht gezi<strong>en</strong> mag Zeeland perifeer geleg<strong>en</strong> zijn, vanuit Antwerp<strong>en</strong> of G<strong>en</strong>t<br />

bekek<strong>en</strong> zijn de Westerschelde <strong>en</strong> zijn oevers verre van perifeer. De Belg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in<br />

1918 niet <strong>voor</strong> niets geprobeerd Zeeuws-Vlaander<strong>en</strong> te annexer<strong>en</strong>. De auteurs m<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

– terecht, d<strong>en</strong>k ik – dat vestigingsfactor<strong>en</strong> zoals de geografische ligging <strong>en</strong> verkeersinfrastructuur<br />

de belangrijkste verklaring vorm<strong>en</strong> <strong>voor</strong> het verloop van de economische<br />

ontwikkeling van Zeeland. Vaak war<strong>en</strong> die factor<strong>en</strong> inderdaad in het nadeel van<br />

de provincie, maar in heel wat gevall<strong>en</strong> pakt<strong>en</strong> de ligging aan diep water <strong>en</strong> de gunstige<br />

situering t<strong>en</strong> opzichte van België <strong>en</strong> Frankrijk ook heel <strong>voor</strong>delig uit, zoals ook blijkt<br />

uit verschill<strong>en</strong>de <strong>voor</strong>beeld<strong>en</strong> in het boek (zoals Dow in Terneuz<strong>en</strong> of Neckermann in<br />

Hulst). Het kaartje waarmee elk hoofdstuk op<strong>en</strong>t is dan ook niet alle<strong>en</strong> onjuist omdat<br />

Thol<strong>en</strong> <strong>en</strong> Sint-Philipsland hierop geannexeerd lijk<strong>en</strong> te zijn door Noord-Brabant,<br />

maar ook omdat het ophoudt bij de landsgr<strong>en</strong>s, waardoor Zeeland meer perifeer gaat<br />

lijk<strong>en</strong> dan het is.<br />

Dit neemt niet weg dat Brusse <strong>en</strong> Van d<strong>en</strong> Broeke e<strong>en</strong> boek hebb<strong>en</strong> geschrev<strong>en</strong><br />

waar zij <strong>en</strong> de Zeeuw<strong>en</strong> trots op kunn<strong>en</strong> zijn. De visie die zij neerzett<strong>en</strong> is overtuig<strong>en</strong>d<br />

<strong>en</strong> onderbouwd met uitstek<strong>en</strong>d onderzoek. Dit doorwrochte werk zal nog lang de standaard<br />

blijv<strong>en</strong>.<br />

Piet van Cruyning<strong>en</strong><br />

Wag<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> Universiteit<br />

Wim We<strong>en</strong>ink, Bankier van de wereld. Bouwer van Europa. Johan Willem Bey<strong>en</strong><br />

(1897-1976) (Leid<strong>en</strong>: Uitgeverij Prometheus bv Vassallucci, 2005) 575 p. isbn<br />

9044604767<br />

Bey<strong>en</strong> was e<strong>en</strong> groot man, blijk<strong>en</strong>s de lijvige biografie van Wim We<strong>en</strong>ink; misschi<strong>en</strong><br />

wel te groot <strong>voor</strong> Nederland, dat altijd ‘moeite heeft om zijn grote zon<strong>en</strong> te er<strong>en</strong>’. Vrijwel<br />

direct schot<strong>en</strong> mij bij deze woord<strong>en</strong> Plechanovs beroemde artikel over de rol van<br />

de persoonlijkheid in de geschied<strong>en</strong>is te binn<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s deze Russische marxist is<br />

e<strong>en</strong> groot man groot omdat hij, vrij vertaald, meer dan alle ander<strong>en</strong> in staat is oplossing<strong>en</strong><br />

te vind<strong>en</strong> <strong>voor</strong> de belangrijkste maatschappelijke problem<strong>en</strong> van zijn tijd (Georgi<br />

Plechanov, De rol van de persoonlijkheid in de geschied<strong>en</strong>is, 1898). Voor We<strong>en</strong>ink echter<br />

spel<strong>en</strong> bespiegeling<strong>en</strong> over het verband tuss<strong>en</strong> de maatschappelijke ontwikkeling <strong>en</strong><br />

de invloed van het individu daarop ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele rol. Dat is dan ook gelijk het zwakste<br />

punt van deze dissertatie; ze mist e<strong>en</strong> theoretische onderbouwing. Daar teg<strong>en</strong>over<br />

staat dat het boek zich laat lez<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> roman <strong>en</strong> gebaseerd is op degelijk onderzoek<br />

in ti<strong>en</strong>tall<strong>en</strong> overheids- <strong>en</strong> bedrijfsarchiev<strong>en</strong>. We<strong>en</strong>inks journalistieke achtergrond<br />

(NRC Handelsblad) is duidelijk merkbaar in zijn goed leesbare stijl. En de bijzondere<br />

invloed van Bey<strong>en</strong> op de rec<strong>en</strong>te Nederlandse geschied<strong>en</strong>is, ook al was het vaak achter<br />

de scherm<strong>en</strong>, rechtvaardigt e<strong>en</strong> studie als deze zonder meer.


Het minst interessant vind ik in dit verband zijn relaties met het koninklijk huis, in<br />

het bijzonder met Prins Bernhard <strong>en</strong> of hij al dan niet de zijde koos van Bernhard in de<br />

Greet Hofmans-affaire. Veel belangrijker was, d<strong>en</strong>k ik, Bey<strong>en</strong>s rol tijd<strong>en</strong>s de Tweede<br />

Wereldoorlog in Lond<strong>en</strong>, zijn aandeel in de Confer<strong>en</strong>tie van Bretton Woods (<strong>en</strong> de totstandkoming<br />

van monetaire stabiliteit in de wereld na de oorlog), <strong>en</strong> zijn grote rol bij<br />

het ontstaan van e<strong>en</strong> ver<strong>en</strong>igd Europa in de jar<strong>en</strong> vijftig. Alle<strong>en</strong> al vanwege dat laatste<br />

zou ik <strong>voor</strong>al alle anti-European<strong>en</strong> van harte will<strong>en</strong> aanrad<strong>en</strong> dit boek te lez<strong>en</strong>. Bey<strong>en</strong><br />

wist als ge<strong>en</strong> ander waarom de Europese e<strong>en</strong>wording noodzakelijk was <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> door<br />

oorlog<strong>en</strong> verwoest Europa.<br />

Bey<strong>en</strong>s carrière begon als ambt<strong>en</strong>aar bij het Ministerie van Financiën onder L.J.A.<br />

Trip. Al snel verruilde hij deze positie <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> functie in het bedrijfslev<strong>en</strong> bij Philips<br />

<strong>en</strong> de Rotterdamse Bankver<strong>en</strong>iging. In de jar<strong>en</strong> dertig werd hij presid<strong>en</strong>t van de Bank<br />

for International Settlem<strong>en</strong>ts in Basel, de onderlinge clearingbank van de nationale<br />

bank<strong>en</strong> <strong>en</strong> maakte hij de monetaire chaos <strong>en</strong> de protectionistische politiek van de belangrijkste<br />

handelsnaties van dichtbij mee. Tijd<strong>en</strong>s de Tweede Wereldoorlog verbleef<br />

Bey<strong>en</strong> in Lond<strong>en</strong>, waar hij als financieel directeur was toegetred<strong>en</strong> tot de Raad van<br />

Bestuur van Unilever. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> had de Nederlandse regering in ballingschap hem<br />

ook gevraagd haar financieel adviseur – e<strong>en</strong> functie die hij tot 1956 zou vervull<strong>en</strong> – te<br />

word<strong>en</strong>. Vanaf 1942 nam Bey<strong>en</strong> nam<strong>en</strong>s de Nederlandse regering plaats in e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>bereid<strong>en</strong>d<br />

comité <strong>voor</strong> Bretton Woods onder <strong>voor</strong>zitterschap van John Maynard<br />

Keynes. Niet geheel toevallig schreef Bey<strong>en</strong> begin 1943 e<strong>en</strong> pamflet nam<strong>en</strong>s Unilever,<br />

The Problem of Unemploym<strong>en</strong>t, dat doorspekt was van het Keynesiaanse gedachtegoed.<br />

Overig<strong>en</strong>s had hij zelf ook al in de jar<strong>en</strong> dertig, geheel onafhankelijk van de Britse econoom,<br />

ideeën uitgewerkt die in dezelfde richting ging<strong>en</strong>. In 1944 reisde hij sam<strong>en</strong> met<br />

Keynes naar Bretton Woods in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> om daar sam<strong>en</strong> met andere financiële<br />

experts de belangrijkste institutionele <strong>voor</strong>waard<strong>en</strong> te schepp<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong> ongek<strong>en</strong>d<br />

langdurige economische groei in de tweede helft van de twintigste eeuw.<br />

Na de oorlog zag Bey<strong>en</strong> als ge<strong>en</strong> ander in dat er <strong>voor</strong> het verscheurde Europa maar<br />

één oplossing was om nieuwe welvaart tot stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>: economische e<strong>en</strong>wording.<br />

Als partijloze minister van Buit<strong>en</strong>landse Zak<strong>en</strong>, in combinatie met Luns in het<br />

derde kabinet-Drees, had hij dan ook e<strong>en</strong> groot aandeel in de totstandkoming van het<br />

meest ess<strong>en</strong>tiële onderdeel van het Verdrag van Rome, de oprichting van de Europese<br />

<strong>Economische</strong> Geme<strong>en</strong>schap (eeg). In zijn autobiografie Het spel <strong>en</strong> de knikkers beschouwde<br />

Bey<strong>en</strong> zijn ministerschap dan ook als e<strong>en</strong> van de meest vruchtbare periodes<br />

van zijn lev<strong>en</strong>. Toch is hij in teg<strong>en</strong>stelling tot die andere grote Europeaan Jean Monnet<br />

snel in de vergetelheid geraakt. Wim We<strong>en</strong>inks verklaring hier<strong>voor</strong> is dat Bey<strong>en</strong> niet<br />

tot e<strong>en</strong> politieke partij behoorde, hij in de schaduw terechtkwam van zijn medebewindsman<br />

op Buit<strong>en</strong>landse zak<strong>en</strong> Luns <strong>en</strong> dat zijn politieke ideaal van Europese<br />

e<strong>en</strong>wording al snel werd gerealiseerd. Dat laatste is echter zeer de vraag. Weliswaar<br />

werd er met het Verdrag van Rome met economische e<strong>en</strong>wording begonn<strong>en</strong>, maar we<br />

wet<strong>en</strong> na het refer<strong>en</strong>dum over de Europese grondwet ook welk e<strong>en</strong> geringe rol het<br />

Europese d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, zelfs e<strong>en</strong> halve eeuw later, speelt in het politieke bewustzijn van de<br />

Nederlandse bevolking. Het is dus helemaal niet zo verbazingwekk<strong>en</strong>d dat de grootste<br />

Nederlandse Europeaan zo gemakkelijk werd verget<strong>en</strong>.<br />

B<strong>en</strong> Wubs<br />

Universiteit Utrecht<br />

Rec<strong>en</strong>sies » 145


146 » tseg — 3 [2006] 2<br />

Dick Mantel, De Mijz<strong>en</strong>polder: duiz<strong>en</strong>d jaar ve<strong>en</strong> <strong>en</strong> water (Hilversum: Verlor<strong>en</strong>,<br />

2005) 168 p. isbn 9065508449<br />

De Mijz<strong>en</strong>polder is e<strong>en</strong> circa 600 hectare groot ve<strong>en</strong>weidegebied in Noord-Holland,<br />

dat de smalle, noordelijke uitloper vormt van e<strong>en</strong> strook ‘oud land’ tuss<strong>en</strong> de zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuwse<br />

droogmakerij<strong>en</strong> van de Beemster <strong>en</strong> de Schermer. Het kerngebied van<br />

dit oude, omstreeks de elfde eeuw ontgonn<strong>en</strong> land wordt gevormd door het Schermereiland,<br />

ook bek<strong>en</strong>d onder de naam Eilandspolder. Daarin ligg<strong>en</strong> de dorp<strong>en</strong> Schermerhorn,<br />

Groot-Schermer, Graft <strong>en</strong> De Rijp, maar die zijn alle van jonger datum. Mijz<strong>en</strong><br />

wordt, tezam<strong>en</strong> met de oorspronkelijke nederzetting Schermer, g<strong>en</strong>oemd in elfde- <strong>en</strong><br />

twaalfde-eeuwse lijst<strong>en</strong> van kerk<strong>en</strong> <strong>en</strong> kerkelijke bezitting<strong>en</strong>. Het moet dus e<strong>en</strong> redelijk<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk dorp zijn geweest, waarvan de kerk zelfs <strong>en</strong>ige tijd e<strong>en</strong> bedevaartsplaats<br />

was. Door de vernatting van het milieu <strong>en</strong> de uitbreiding van de mer<strong>en</strong> is Mijz<strong>en</strong> echter<br />

tot e<strong>en</strong> marginale status teruggevall<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>spositie heeft het overig<strong>en</strong>s van<br />

d<strong>en</strong> beginne af aan gehad. De teg<strong>en</strong>woordige Mijz<strong>en</strong>polder bestaat behalve uit e<strong>en</strong><br />

deel van het oude dorp (nu zonder kerk) uit twee andere rechtsgebied<strong>en</strong>, één onder<br />

Ursem <strong>en</strong> één onder Av<strong>en</strong>horn. De spor<strong>en</strong> van die driedeling zijn in het waterstaatkundig<br />

beheer tot de polderfusie van 1973 zichtbaar geblev<strong>en</strong>.<br />

Die duiz<strong>en</strong>djarige traditie heeft de amateur-historicus Dick Mantel geïnspireerd<br />

tot het schrijv<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> zo compleet mogelijke geschied<strong>en</strong>is van het gebied. In de eerste<br />

vier hoofdstukk<strong>en</strong> behandelt hij achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s de ontginningsperiode, de middel<strong>en</strong><br />

van bestaan, het bestuur <strong>en</strong> de kerk die tot kapel verviel <strong>en</strong> t<strong>en</strong> slotte geheel verdwe<strong>en</strong>.<br />

Daarna wordt het lev<strong>en</strong>sverhaal van de Mijz<strong>en</strong> <strong>voor</strong>al waterstaatkundig van<br />

aard, waarbij de strijd teg<strong>en</strong> de omring<strong>en</strong>de ‘grote broers’ welhaast per definitie wordt<br />

afgewisseld door de hardnekkige interne verdeeldheid. Dat levert soms kostelijke verhal<strong>en</strong><br />

op over de ‘hoofdige boer<strong>en</strong>’ waaraan de waterstaatsgeschied<strong>en</strong>is zo rijk is, zoals<br />

Claes Heertje die zich kantte teg<strong>en</strong> de nieuwe uitwatering van de Beemster, waar<strong>voor</strong><br />

zijn huisje zou moet<strong>en</strong> wijk<strong>en</strong>. Hij kreeg in 1616 nog zijn zin ook. De moeizame ‘geme<strong>en</strong>making’<br />

van de Mijz<strong>en</strong>, dat wil zegg<strong>en</strong> het onder één regime br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van de drie<br />

sam<strong>en</strong>stell<strong>en</strong>de del<strong>en</strong>, levert fraaie taferel<strong>en</strong> op van trotse, neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuwse dorpsnotabel<strong>en</strong><br />

die van ge<strong>en</strong> wijk<strong>en</strong> wild<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>. Het laatste hoofdstuk gaat uitgebreid in<br />

op de actuele problematiek van het moderne waterbeheer <strong>en</strong> het behoud van de ve<strong>en</strong>weid<strong>en</strong><br />

als ext<strong>en</strong>sief gebruikt veeteeltgebied. Daarbij slaagt de schrijver, die het verhaal<br />

steeds in e<strong>en</strong> ruime context plaatst, erin om de duizelingwekk<strong>en</strong>de Europese regelgeving<br />

in kort bestek helder uite<strong>en</strong> te zett<strong>en</strong>. Zijn onmisk<strong>en</strong>bare persoonlijke betrokk<strong>en</strong>heid<br />

loopt niet uit de hand. Het boek eindigt met e<strong>en</strong> reeks bijlag<strong>en</strong>, waarin de verschill<strong>en</strong>de<br />

historische gegev<strong>en</strong>s nog e<strong>en</strong>s op e<strong>en</strong> rijtje word<strong>en</strong> gezet – wat met name<br />

<strong>voor</strong> de middeleeuwse bronn<strong>en</strong> erg prettig is.<br />

Het boek is vlot geschrev<strong>en</strong>, al komt het in de eerste hoofdstukk<strong>en</strong> wat moeizaam<br />

op gang. Geologische <strong>en</strong> historisch-geografische gegev<strong>en</strong>s zijn weliswaar consciëntieus<br />

verzameld, maar nu <strong>en</strong> dan is te merk<strong>en</strong> dat de auteur hier in teg<strong>en</strong>stelling tot het<br />

tweede gedeelte niet echt bov<strong>en</strong> de stof staat. Het is bij<strong>voor</strong>beeld weinig zinvol om in<br />

e<strong>en</strong> lokaalhistorische studie, ook al speelt die zich af in het oude graafschap Holland,<br />

uitgebreid in te gaan op de vraag of er tuss<strong>en</strong> graaf Dirk i <strong>en</strong> Dirk ii nog e<strong>en</strong> graaf Dirk<br />

‘i bis’ heeft geregeerd. Die hypothese is onder mediëvist<strong>en</strong> zeer omstred<strong>en</strong>, net als die<br />

over de zog<strong>en</strong>aamde transgressiefas<strong>en</strong> (period<strong>en</strong> van grote stormvloedactiviteit) of de<br />

hoogteligging van het ve<strong>en</strong> vóór het begin van de Grote Ontginning. De historische<br />

lijn is door de sterk thematische aanpak soms wat verbrokkeld; er moet steeds word<strong>en</strong>


<strong>voor</strong>uitgelop<strong>en</strong> of teruggegrep<strong>en</strong>. Sommige gegev<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> niet uitgebuit, zoals het<br />

gebruik van naam ‘Mijzerkoog’ in dezelfde periode (midd<strong>en</strong> veerti<strong>en</strong>de eeuw), waarin<br />

e<strong>en</strong> deel van het Schermereiland wordt herontgonn<strong>en</strong> <strong>en</strong> ook in de Mijz<strong>en</strong> nieuwe<br />

dijkjes word<strong>en</strong> aangelegd. ‘Koog’ is tuss<strong>en</strong> 1200 <strong>en</strong> 1500 e<strong>en</strong> in Noord-Holland gebruikelijke<br />

b<strong>en</strong>aming van kleine polder, <strong>voor</strong>al in de zin van aandijking of herwonn<strong>en</strong><br />

land. De naam komt in die betek<strong>en</strong>is trouw<strong>en</strong>s in het gehele Friese taalgebied <strong>voor</strong>.<br />

Verder is het jammer dat er ge<strong>en</strong> poging wordt gedaan om te verklar<strong>en</strong>, waarom het<br />

drieland<strong>en</strong>punt tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal ontginningsterritoria juist hier heeft geleg<strong>en</strong>. Dit<br />

had <strong>voor</strong> de vroege bewoningsgeschied<strong>en</strong>is van dit deel van Noord-Holland interessante<br />

hypothes<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong>.<br />

In de beschrijving van de jongere periode zou e<strong>en</strong> overzicht van de eig<strong>en</strong>domssituatie<br />

in de Mijz<strong>en</strong>polder goede aanvull<strong>en</strong>de informatie hebb<strong>en</strong> opgeleverd. Ook <strong>en</strong>ig<br />

inzicht in kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong>, bij<strong>voor</strong>beeld door de hoogte van de omslag of het mol<strong>en</strong>geld<br />

te koppel<strong>en</strong> aan de kadastrale waardering, zou zinvol zijn geweest. Enkele statistiekjes<br />

of grafiek<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> in dit overig<strong>en</strong>s zeer functioneel geïllustreerde boek dus<br />

niet hebb<strong>en</strong> misstaan. De verantwoording van de bronn<strong>en</strong> is overig<strong>en</strong>s uitgebreid <strong>en</strong><br />

professioneel <strong>en</strong> hetzelfde geldt <strong>voor</strong> de wijze van uitgave van het boek. M<strong>en</strong> zou meer<br />

verdw<strong>en</strong><strong>en</strong> kerkdorp<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dergelijk studie toew<strong>en</strong>s<strong>en</strong>.<br />

Frits David Zeiler<br />

Ri<strong>en</strong>k Vermij, Kleine Geschied<strong>en</strong>is van de Wet<strong>en</strong>schap (Amsterdam: Nieuwezijds,<br />

2006) 278 p. isbn 9057122243<br />

Er zijn niet zoveel inleiding<strong>en</strong> in de wet<strong>en</strong>schapsgeschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> al helemaal niet die<br />

zowel toegankelijk als historisch adequaat zijn. Ri<strong>en</strong>k Vermij’s Kleine Geschied<strong>en</strong>is van<br />

de Wet<strong>en</strong>schap is er e<strong>en</strong>. Het is niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vlot geschrev<strong>en</strong> schets van zo’n drie mill<strong>en</strong>nia<br />

natuurstudie, maar <strong>voor</strong>al e<strong>en</strong> scherpzinnig portret van het wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

bedrijf <strong>en</strong> zijn wereldbeschouwelijke betek<strong>en</strong>is. Het boek is in de eerste plaats gericht<br />

op e<strong>en</strong> breed publiek <strong>en</strong> in die zin is het helemaal geslaagd. Het is echter ook heel geschikt<br />

<strong>voor</strong> universitair onderwijs. Niet als kerntekst, maar als leidraad waaraan stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

meer toegespitste verhandeling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ophang<strong>en</strong>. Die kunn<strong>en</strong> de diepte<br />

van de historische theorieën <strong>en</strong> experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ingaan – die selectief <strong>en</strong> tamelijk globaal<br />

aan bod kom<strong>en</strong> – of de breedte van sociale <strong>en</strong> culturele process<strong>en</strong> van k<strong>en</strong>nisproductie<br />

– die grot<strong>en</strong>deels op de achtergrond blijv<strong>en</strong>.<br />

Vermij geeft e<strong>en</strong> overzicht van de ontwikkeling van het idee <strong>en</strong> de praktijk van de<br />

wet<strong>en</strong>schap van Oudheid tot nu, waarvan de kracht ligt in de manier waarop het gevoeligheid<br />

schept <strong>voor</strong> de eig<strong>en</strong> aard én de eig<strong>en</strong>aardighed<strong>en</strong> van moderne natuurwet<strong>en</strong>schap.<br />

Slechts ongeveer 250 bladzijd<strong>en</strong> heeft hij nodig om van Pythagoras tot <strong>en</strong>erzijds<br />

peer-review <strong>en</strong> anderzijds creationisme te kom<strong>en</strong>. Die dubbele staart slaat op het<br />

tweeledige karakter dat wet<strong>en</strong>schap teg<strong>en</strong>woordig heeft gekreg<strong>en</strong>. Enerzijds het alledaagse<br />

bedrijf van met<strong>en</strong>, standaardisering, geme<strong>en</strong>schapsvorming zoals dat vanaf de<br />

tweede helft van neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw gestalte kreeg. Wet<strong>en</strong>schap als het verre van heroïsche<br />

beroep van de gegev<strong>en</strong>sverzamelaar. Anderzijds de invloed van de wet<strong>en</strong>schap op<br />

de grote wereldbeschouwelijke vrag<strong>en</strong> over de oorsprong van de wereld <strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s <strong>en</strong><br />

de aard van de werkelijkheid. De wet<strong>en</strong>schapper als hogepriester van de werkelijkheid.<br />

Met deze tweetand toont Vermij fraai het gebrok<strong>en</strong> wereldbeeld van de moderne na-<br />

Rec<strong>en</strong>sies » 147


148 » tseg — 3 [2006] 2<br />

tuurwet<strong>en</strong>schap. Prachtig vond ik de eindconclusie waar hij naar toe werkt. Prachtig<br />

vanwege de manier waarop die het geheel van het boek sam<strong>en</strong> br<strong>en</strong>gt <strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s vanwege<br />

zijn vermog<strong>en</strong> om in kernachtige, mild ironische bewoording<strong>en</strong> de lichtelijk paradoxale<br />

kern van de zaak te vatt<strong>en</strong>: ‘... het wereldbeeld van de moderne tijd [is] wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

op dezelfde manier waarop de Middeleeuw<strong>en</strong> “christelijk” war<strong>en</strong>’.<br />

De tweetand is e<strong>en</strong> <strong>voor</strong>beeld van één van de sterkste punt<strong>en</strong> van dit boek: de magnifieke<br />

compositie. Drie del<strong>en</strong> zett<strong>en</strong> de grote lijn<strong>en</strong> uit. T<strong>en</strong> eerste de wortels van de<br />

moderne natuurwet<strong>en</strong>schap van de natuurfilosofie van de Oudheid tot de Wet<strong>en</strong>schapsrevolutie<br />

van de zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw. Dan de twee lot<strong>en</strong> die vanaf de achtti<strong>en</strong>de<br />

eeuw ontspring<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> verzelfstandigd, professioneel wet<strong>en</strong>schapsbedrijf <strong>en</strong> e<strong>en</strong> verwet<strong>en</strong>schappelijkte<br />

visie op de wereld. De afzonderlijke hoofdstukk<strong>en</strong> verdel<strong>en</strong> de stof<br />

in thematische brokk<strong>en</strong> die telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> haarscherp beeld schets<strong>en</strong> van ‘doel <strong>en</strong> methode’<br />

van natuuronderzoek in e<strong>en</strong> bepaalde periode. De ordelijke sam<strong>en</strong>hang van de<br />

klassieke natuurfilosofie, de opwinding <strong>en</strong> verwarring van de R<strong>en</strong>aissance, de rationalisering<br />

in di<strong>en</strong>st van natievorming tijd<strong>en</strong>s de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw <strong>en</strong> ga zo maar door.<br />

Als ge<strong>en</strong> ander weet Vermij complexe historische inzicht<strong>en</strong> terug te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> tot treff<strong>en</strong>de<br />

karakterisering<strong>en</strong>.<br />

Kleine Geschied<strong>en</strong>is van de Wet<strong>en</strong>schap is in de eerste plaats e<strong>en</strong> ideeëngeschied<strong>en</strong>is,<br />

maar het is ge<strong>en</strong> klassiek verhaal van onstuitbare <strong>voor</strong>uitgang door het heroïsch ontblot<strong>en</strong><br />

van de waarheid. Het is ook ge<strong>en</strong> opsomming van grote d<strong>en</strong>kers, ontdekking<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> theorieën. Verander<strong>en</strong>de wereldbeeld<strong>en</strong> <strong>en</strong> verander<strong>en</strong>de beeld<strong>en</strong> van wet<strong>en</strong>schap<br />

vorm<strong>en</strong> de invalshoek van e<strong>en</strong> doelgericht betoog waarin Vermij inzicht probeert te gev<strong>en</strong><br />

in de kernvraag van de wet<strong>en</strong>schapsgeschied<strong>en</strong>is: hoe wist de moderne natuurwet<strong>en</strong>schap<br />

zoveel gezag te verwerv<strong>en</strong>? Vermij heeft e<strong>en</strong> gezonde dosis scepsis t<strong>en</strong><br />

aanzi<strong>en</strong> van de zeg<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> van de wet<strong>en</strong>schap. In de nieuwe ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> van de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de<br />

eeuw, waar medici op basis van wet<strong>en</strong>schappelijke inzicht<strong>en</strong> wild<strong>en</strong> behandel<strong>en</strong><br />

in plaats van verpleg<strong>en</strong>, ‘had je meer kans e<strong>en</strong> besmetting op te lop<strong>en</strong> dan om<br />

ervan te g<strong>en</strong>ez<strong>en</strong>’.<br />

Vermij geeft rek<strong>en</strong>schap van de rec<strong>en</strong>te historiografie door wet<strong>en</strong>schap te b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong><br />

als e<strong>en</strong> historisch bepaald product van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>hand<strong>en</strong>. Hij doet dat alleszins overtuig<strong>en</strong>der<br />

dan het boek over de ‘wet<strong>en</strong>schapsrevolutie-die-er-niet-was’ van Stev<strong>en</strong><br />

Shapin, e<strong>en</strong> van de <strong>voor</strong>trekkers van de nieuwe b<strong>en</strong>adering van de wet<strong>en</strong>schapsgeschied<strong>en</strong>is.<br />

Kleine Geschied<strong>en</strong>is van de Wet<strong>en</strong>schap is nog het best te vergelijk<strong>en</strong> met de<br />

rec<strong>en</strong>te inleiding in de techniekgeschied<strong>en</strong>is van Tom Misa, Leonardo to the Internet.<br />

Ook die ziet kans door e<strong>en</strong> welgekoz<strong>en</strong>, thematisch bepaalde periodisering e<strong>en</strong> helder<br />

beeld te schets<strong>en</strong> van de historische ontwikkeling van het technische bedrijf. Maar<br />

waar Misa de sociaal-culturele geconstrueerdheid van technologie c<strong>en</strong>traal stelt, thematiseert<br />

Vermij de sociaal-culturele context van het wet<strong>en</strong>schappelijk d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> slechts<br />

mondjesmaat.<br />

Bij Vermij dus ge<strong>en</strong> ‘nuove sci<strong>en</strong>ze’ als hofcultuur of natuurlijke historie als product<br />

van wereldhandel. Problematisch is dat echter nauwelijks, met uitzondering van<br />

de wisselwerking tuss<strong>en</strong> fysica <strong>en</strong> industriële revolutie. Op e<strong>en</strong> merkwaardige manier<br />

is in Vermij’s weergave van de opkomst van de <strong>en</strong>ergiefysica de stoommachine geheel<br />

afwezig. In plaats van e<strong>en</strong> antwoord op de tamelijk prozaïsche vraag hoe het toch mogelijk<br />

is om met warmte beweging te producer<strong>en</strong>, pres<strong>en</strong>teert hij de thermodynamica<br />

als e<strong>en</strong> uitvloeisel van de grote vrag<strong>en</strong> over de aard van warmte <strong>en</strong> kracht. Dit punt is<br />

niet los te zi<strong>en</strong> van de al ev<strong>en</strong> merkwaardige manier waarop Vermij de mathematische<br />

fysica, zoals die in eerste instantie in het neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuwse Cambridge vorm kreeg,


pres<strong>en</strong>teert als het product van e<strong>en</strong> steeds preciezer met<strong>en</strong> <strong>en</strong> de problem<strong>en</strong> om<br />

sam<strong>en</strong>hang in die veelheid aan gegev<strong>en</strong>s te ontdekk<strong>en</strong>. Maxwells veld<strong>en</strong> zijn volg<strong>en</strong>s<br />

Vermij uiteindelijk kaart<strong>en</strong>. Hij ziet daarbij de ‘eig<strong>en</strong>aard’ <strong>en</strong> het historische belang<br />

van het wiskundige modeller<strong>en</strong> volstrekt over het hoofd. Hier gaat Vermij net te kort<br />

door de bocht in zijn poging klare lijn<strong>en</strong> te schets<strong>en</strong>. Het is echter de welbek<strong>en</strong>de uitzondering<br />

die de regel bevestigt.<br />

Fokko Jan Dijksterhuis<br />

Universiteit Tw<strong>en</strong>te<br />

Rec<strong>en</strong>sies » 149

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!