B R O N C O M M E N T A R E N II De registers van ... - Historici.nl
B R O N C O M M E N T A R E N II De registers van ... - Historici.nl
B R O N C O M M E N T A R E N II De registers van ... - Historici.nl
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Bijlage 1: Wetgeving patentbelasting<br />
2-12-1805:<br />
18-10-1810:<br />
21-10-1811:<br />
23-12-1813:<br />
29- 1-1814:<br />
2-12-1814:<br />
9- 3-1815:<br />
11-11-1815:<br />
11- 2-1816:<br />
28-12-1816<br />
24-12-1817<br />
9- 2-1818<br />
21- 5-1819<br />
1- 7-181!<br />
Ordonnantie, waarbij het recht <strong>van</strong> patent op alle handel, neringen en beroepen<br />
en bedrijven en enige andere objecten <strong>van</strong> weelde of vermaak wordt ingevoerd.<br />
Het 'Regt <strong>van</strong> patent' als onderdeel <strong>van</strong> het recht <strong>van</strong> klein zegel, werd omschreven<br />
als een 'zekere som welke door ieder, die eenigen handel, eenig bedrijf of beroep<br />
of eenige neering wil uitoefenen of zekere voorwerpen <strong>van</strong> weelde of vermaken begeert<br />
te genieten, aan den Lande moet betaald worden'. Het belastingkarakter<strong>van</strong><br />
dit vergunningenstelsel werd beschouwd als een billijke bijdrage in de kosten die<br />
de staat diende te maken om de uitoefening <strong>van</strong> het beroep te beschermen. Tevens<br />
maakte de patentplicht een controle op een behoorlijke beroepsuitoefening mogelijk,<br />
waardoor beunhazerij kon worden bestreden. Bovendien werd een kleine financiële<br />
barrière <strong>van</strong> betekenis geacht voor de tempering <strong>van</strong> de vrije concurrentie.<br />
(B. d. L., 322) Over 1811 geldt nog de Ordonnantie <strong>van</strong> 1805, ondanks de i<strong>nl</strong>ijving<br />
<strong>van</strong> het Koninkrijk bij Frankrijk.<br />
(B. d.L., 397) <strong>De</strong>creet, bepalende dat <strong>van</strong>af 1 januari 1812 het Franse patent voor<br />
Nederland geldt.<br />
Bij decreet <strong>van</strong> 19 oktober 1810 (Code Org., biz. 212) was reeds bepaald dat voor<br />
de departementen, die 24 april 1810 waren ingelijfd per 1 januari 1811 deze maatregel<br />
diende te gelden.<br />
{Stbl. nr. 90) Souverein Besluit, waarbij de Ordonnantie <strong>van</strong> 1805 wordt hersteld.<br />
(Stbl. nr. 21) Besluit betreffende de verwante beroepen. Betreft het probleem <strong>van</strong><br />
de meervoudige aanslag bij uitoefening <strong>van</strong> meerdere beroepen tegelijkertijd.<br />
(Stbl. nr. 110) Wet waarbij het proportioneel recht wordt ver<strong>van</strong>gen door een verdubbeling<br />
<strong>van</strong> het vaste recht.<br />
(Stbl. nr. 22) Wet houdende een nadere regeling <strong>van</strong> de nieuwe heffing.<br />
(Stbl. nr. 52) Van de patentplichtigen wordt een gedwongen lening tot het bedrag<br />
<strong>van</strong> de aanslag geëist. <strong>De</strong> aanslag zelf wordt verhoogd met 15 Syndicaatsopcenten.<br />
(Stbl. nr. 14) Verandering <strong>van</strong> de bepalingen <strong>van</strong> 9 maart 1815, met betrekking tot<br />
tarieven en vrijstellingen.<br />
<strong>De</strong> wet wordt geldig verklaard voor België en Luxemburg. In het Zuiden gaf<br />
de patentwet aa<strong>nl</strong>eiding tot vele klachten. <strong>De</strong> handel zou bevoordeeld, de nijverheid<br />
benadeeld zijn.<br />
(Stbl. nr. 69) Vernieuwing <strong>van</strong> de Ordonnantie voor het jaar 1817.<br />
(Stbl. nr. 35) Vernieuwing <strong>van</strong> de Ordonnantie voor het jaar 1818.<br />
(Stbl. nr. 7) Bestendiging <strong>van</strong> de opcenten genoemd in het besluit <strong>van</strong> 11 november<br />
1815.<br />
(Stbl. nr. 34) Ordonnantie op het recht <strong>van</strong> patent.<br />
Bij ministeriële resolutie <strong>van</strong> 22 juli 1819 worden verdere aanwijzingen omtrent<br />
de uitvoering <strong>van</strong> de wet gegeven.<br />
(Stbl. nr. 36) Besluit nopens de uitvoering <strong>van</strong> de wet <strong>van</strong> 21 mei 1819.<br />
<strong>De</strong> wet <strong>van</strong> 1819 heeft tot 1893 gefunctioneerd als basis voor de patentbelasting.<br />
Ieder die een beroep of bedrijf uitoefent, dient voorzien te zijn <strong>van</strong> een patent (art.<br />
1). Vrijgesteld zijn (art. 3):<br />
- geestelijke personen, kosters en andere kerkbedienden<br />
- ambtenaren<br />
- advocaten<br />
- niet vrij werkende medici<br />
- deurwaarders<br />
- personeel <strong>van</strong> openbare weldadigheidsgestichten<br />
- paarden- en postmeesters<br />
- beleenbanken<br />
- beeldende kunstenaars, voorzover geen betaalde lessen gevende<br />
- landbouwers<br />
- varenden<br />
- mij neigenaars<br />
- i<strong>nl</strong>anders die eigen produkten verkramen<br />
- geringe, alleenwerkende ambachtslieden<br />
- wevers met niet meer dan twee getouwen<br />
- gezellen, knechts en werklieden<br />
31