25.09.2013 Views

Inhoud H2O nummer 9, mei 2009 - H2O - Tijdschrift voor ...

Inhoud H2O nummer 9, mei 2009 - H2O - Tijdschrift voor ...

Inhoud H2O nummer 9, mei 2009 - H2O - Tijdschrift voor ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

42ste jaargang / 1 <strong>mei</strong> <strong>2009</strong><br />

nº 9 / <strong>2009</strong><br />

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER<br />

STRUVIET UIT AFVALWATER IS EEN GOEDE MESTSTOF<br />

INTERVIEW MET BERT SATIJN<br />

BRONAANPAK VOOR GENEESMIDDELEN IN (GROND)WATER<br />

HET RISICO OP SLACHTOFFERS BIJ OVERSTROMINGEN


DUURZAAMHEID ECONOMIE GROEN JEUGD BEREIKBAARHEID<br />

Nicole Dierdorp PROGRAMMASECRETARIS PROVINCIE NIEUWE STIJL<br />

’Als programmasecretaris geef ik vorm aan het bestuurlijk reorganisatietraject ‘Provincie Nieuwe Stijl’<br />

en zorg er<strong>voor</strong> dat het provinciebestuur de goede beslissingen neemt met een focus op haar kerntaken,<br />

ruimtelijke omgevingstaken inclusief alle wettelijke taken. Interessant, want ik zit midden in de organisatie<br />

en dicht bij het bestuur. Na alle discussies over nut en noodzaak van het middenbestuur hebben de<br />

gedeputeerde staten van Zuid-Holland een nieuwe koers bepaald en werken we nu toe naar een<br />

krachtige en uitvoeringsgerichte provincie. In 2011 is het programma ’Provincie Nieuwe Stijl’ afgerond.<br />

Dan voeren wij alleen nog taken uit waarbij wij verantwoordelijk zijn <strong>voor</strong> het eindresultaat. ’<br />

Investeer in je eigen omgeving<br />

e provincie Zuid-Holland is Nederland in het klein. Met 3,5<br />

miljoen inwoners zijn we de dichtst bevolkte provincie<br />

van Nederland. 21 procent van het BNP wordt in Zuid-<br />

Holland verdiend, maar de concurrentie neemt toe. We moeten<br />

dus zorgen <strong>voor</strong> een gunstig internationaal vestigingsklimaat,<br />

<strong>voor</strong> ondernemingen én werknemers. Daar kunnen we jouw<br />

hulp goed bij gebruiken. We initiëren nieuwe projecten en zorgen<br />

dat partijen met elkaar in gesprek raken. Veel van de projecten<br />

gaan de draagkracht van een individuele gemeente te boven,<br />

of spelen in meerdere gemeenten of provincies tegelijk. Wij slaan<br />

een brug tussen de verschillende partijen, fungeren als intermediair.<br />

Beleid niet alleen ontwikkelen, maar ook uitvoeren, daar gaat het<br />

om bij de provincie. Bij grootschalige én kleinschalige projecten.<br />

Het mooie is dat je zelf iets terugziet van het resultaat. Ook werken<br />

aan je eigen leefomgeving? Voor meer informatie over deze<br />

vacatures of online solliciteren: www.werkenbij.zuidholland.nl.<br />

SE S NIOR O BEL ELEI E DS DSME MEDEWERK RKER WAT ATER ER<br />

wo w -n - ivea eau u • st stra rate tegi gisc sch h in inzi zich cht t • in inte tegraa aal l de denk nker er • wwat<br />

ater er- - en RRO-<br />

O-ne netw twer erk k • in invl vloe oedr drij ijk k • be b stuurl rlij ijke ke ssen<br />

ensi siti tivi vite teit it • mmin<br />

in. 5 ja jaar ar erv rvar arin ing<br />

ma max. x bru ruto to maa a nd ndsalari ris s € 4.771 71,- • 336<br />

6 uu uur r • va vac. c.nr nr. . DL DLB/ B/09 09.0 .011 11<br />

BE BELE LEID I SM SMEDEWERKE KER R WA WATE T RK RKER ERINGEN<br />

hb hbo/ o/wo wo-n -nivea eau u • to toez ezic icht op p wa waterb r ehee eerd rder ers s • to toet etsi sing ng wwat<br />

ater erke keri ring ngen en ccoö<br />

oörd rdin iner eren en • oond<br />

nder erha hand ndel elen en • GGS<br />

S ad advi vise sere ren n • ev evt. t. ssta<br />

tart rtfu func ncti tie<br />

ma max. bbru<br />

ruto to maand ndsa sala lari ris s € 44.186<br />

86,- , • 36 6 uu uur r • va vac. c.nr nr. DL DLB/ B/09 09.0 .007 07<br />

SENI N OR BELEI EIDS D ADVI V SE SEUR UR WWAT<br />

ATER ER<br />

wo wo-n -niv ivea eau u • advi vise sere ren n ov over er wwat<br />

ater erge gere relate teer erde de bbel<br />

elei eids dson onde derw rwer erpe pen n • aa aans nstu ture ren n va van n be bele leid idsm smed edew ewer erke kers rs • eext<br />

xtern n ne netw twer erk k on ontw twik ikke kele len n<br />

ma max. x. bbru<br />

ruto to mmaa<br />

aand ndsa salaris € 5.1 .181 81,- , • 336<br />

6 uu uur • va vac. c.nr nr. . DL DLB/ B/09 09.0 .016 16


Regie<br />

Staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat gaf onlangs het<br />

startschot <strong>voor</strong> de nieuwe campagne ‘Nederland leeft met water’.<br />

Het nieuwe zit hem erin dat de nadruk nu komt te liggen op het werk in<br />

uitvoering, met name dan de werkzaamheden langs de grote rivieren.<br />

Zo wordt momenteel op allerlei plekken langs de IJssel gewerkt aan<br />

‘Ruimte <strong>voor</strong> de Rivier’. In de omgeving van Zutphen gaat binnenkort<br />

de eerste boer vertrekken, omdat zijn boerderij en bijbehorende<br />

grond plaats moet maken <strong>voor</strong> een nieuwe dijk. Hij heeft iets<br />

verderop een nieuwe boerderij kunnen komen, weliswaar kleiner,<br />

maar met ruimte <strong>voor</strong> uitbreiding.<br />

H 2O tijdschrift <strong>voor</strong> water<strong>voor</strong>ziening en<br />

waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen<br />

Offi cieel orgaan van<br />

Stichting tot uitgave van het tijdschrift<br />

H 2O en haar participanten:<br />

- Koninklijk Nederlands Waternetwerk<br />

- Nederlandse Vereniging <strong>voor</strong> Waterbeheer<br />

- Kiwa Water Holding BV<br />

Uitgever<br />

Rinus Vissers<br />

Redactie<br />

Peter Bielars (hoofdredacteur)<br />

Michiel van Zaane<br />

Jacques Geluk<br />

Redactiesecretariaat<br />

Dora Pompe<br />

Redactieadres en uitgeverij<br />

Postbus 122, 3100 AC Schiedam<br />

telefoon (010) 427 41 65<br />

fax (010) 473 26 40<br />

e-mail h2o@nijgh.nl<br />

Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565<br />

3119 XT Schiedam<br />

Redactiecommissie<br />

Harry Tolkamp (<strong>voor</strong>zitter/Waternetwerk)<br />

André Struker (Waternetwerk)<br />

Frits Vos (Vewin)<br />

Gerda Sulmann (KWR Watercycle research)<br />

Advertentieverkoop<br />

Roelien Voshol (010) 427 41 54<br />

Brigitte Laban (010) 427 41 52<br />

Mediaorder<br />

Carola Sjoukes (010) 427 41 41<br />

Sonja Voois (010) 427 41 40<br />

fax (010) 473 20 00<br />

Abonnementenservice<br />

Pauline Roos (010) 427 41 08<br />

Tini van Schijndel (010) 427 41 08<br />

e-mail abo@nijgh.nl<br />

fax (010) 426 27 95<br />

Abonnementsprijs<br />

€ 103,- per jaar excl. 6% BTW<br />

€ 136,- per jaar <strong>voor</strong> buitenland<br />

€ 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW<br />

Abonnementen gelden <strong>voor</strong> één jaar en worden<br />

– zonder tegenbericht – automatisch verlengd.<br />

Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken<br />

<strong>voor</strong> het afl open van de abonnementsperiode te<br />

geschieden aan bovenstaand postadres.<br />

Druk en lay-out<br />

Den Haag media groep b.v., Rijswijk<br />

Copyright<br />

Nijgh Periodieken B.V., <strong>2009</strong><br />

Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt<br />

uitdrukkelijk <strong>voor</strong>behouden. Overname van artikelen<br />

alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

www.vakbladh2o.nl<br />

inhoud nº 9 / <strong>2009</strong><br />

4 / Struviet uit afvalwater is een goede<br />

meststof<br />

6 / Bert Satijn: “Een goede gebiedschoreografi e<br />

is nodig”<br />

Maarten Gast<br />

8 / ‘Waterharmonica’ in een stroomversnelling:<br />

nieuwe inzichten in het nabehandelen van<br />

gereinigd afvalwater<br />

Ruud Kampf, Theo Claassen, Johan Blom,<br />

Rob van den Boomen en Ton Schomaker<br />

10 / Communaal zuiveren maar industrieel<br />

bouwen<br />

Jack Jonk, Ger Toonen en Hans Wouters<br />

12 / Geesterstroom: naar nieuwe ecologische<br />

doelen?<br />

Gerhard Duursema<br />

16 / Interactieve uitvoering van beekherstel<br />

in Vaassen<br />

Jaap Evers en Zeeger van de Koppel<br />

20 / Verenigingsnieuws<br />

23 / Bronaanpak geneesmiddelen: <strong>voor</strong>komen<br />

beter dan genezen<br />

Harrie Timmer en Jelle Roorda<br />

26 / Het risico op slachtoff ers bij<br />

overstromingen<br />

Bas Jonkman, Ruben Jongejan, Bob Maaskant en<br />

Alex Roos<br />

29 / Bereiken doelsoorten een nieuw<br />

gegraven beek?<br />

Piet Verdonschot en Karin Didderen<br />

32 / Monitoring van microcystine bij<br />

de ricioanalyse van giftige blauwalgen in<br />

zwemwater<br />

Ron van der Oost en Annie Kreike<br />

36 / Agenda<br />

38 / Handel & Industrie<br />

De gemeentebesturen gebruiken intussen de rivierprojecten van<br />

het Rijk <strong>voor</strong> eigen doeleinden. Zo is rond Zutphen momenteel<br />

veel te doen over plannen om rivieruitbreiding te combineren<br />

met grootschalige nieuwbouw. Die laatste plannen zorgen <strong>voor</strong><br />

meer commotie dan de rivierverlegging. Zo heeft ieder zijn eigen<br />

agenda en zijn eigen belangen. Regie is in dit soort plannen altijd<br />

erg belangrijk. Het doel - in dit geval het bewerkstelligen van meer<br />

veiligheid langs de grote rivieren in de komende decennia - moet<br />

<strong>voor</strong>op blijven staan. Alle andere zaken zijn daaraan ondergeschikt.<br />

Peter Bielars<br />

6<br />

16<br />

29<br />

Bij de omslagfoto:<br />

In Noord-Brabant gaan de waterschappen,<br />

gemeenten en de provincie samen de strijd aan<br />

tegen blauwalgen in vijvers en zwemplassen met<br />

een pakket aan maatregelen en proeven<br />

(foto: Grontmij).


Struviet uit afvalwater is<br />

goede meststof<br />

Een goed idee is soms niet genoeg. Een product verkoopt pas als er ook een<br />

markt <strong>voor</strong> is. En <strong>voor</strong>al: als de markt weet dat het product bestaat. Dat laatste<br />

bleek het probleem met struviet. Deze meststof uit afvalwater halen bleek<br />

prima te werken. Maar wie wil het hebben? Ingewikkelde regelgeving en<br />

onbekendheid met de afzetmarkt van het product hebben de vraag vanuit de<br />

markt tegengehouden. Het veevoerbedrijf, de aardappelproducent die het<br />

afvalwater produceert, de technologieleverancier en het waterzuiveringsbedrijf<br />

hebben de hoofden bij elkaar gestoken en zijn samen tot een oplossing<br />

om struviet te maken én er een afzetmarkt <strong>voor</strong> te vinden.<br />

Afvalwater bevat veel fosfaat en<br />

stikstof. In het afvalwater van<br />

aardappelverwerkende bedrijven,<br />

zoals Lamb Weston Meijer, producent<br />

van diepgevroren aardappelproducten,<br />

is het gehalte zelfs vijf keer zo hoog als in<br />

gemiddeld rioolwater. Voorheen werden<br />

fosfaten uit het afvalwater verwijderd door<br />

ze te laten neerslaan met ijzerzouten. De<br />

neerslagproducten werden vervolgens met<br />

het biologische slib van de waterbehandeling<br />

afgevangen en afgevoerd. Voor de fosfaatfractie<br />

bestond geen nuttige toepassing.<br />

Uiteindelijk kwam het fosfaat dus in het<br />

milieu terecht. Door de eisen uit de Kaderrichtlijn<br />

Water wordt verwijdering van<br />

fosfaten uit afvalwater steeds urgenter.<br />

Daarom zijn processen ontwikkeld waarmee<br />

fosfaten met relatief hoge rendementen<br />

en in een nuttige vorm uit het afvalwater<br />

zijn te ‘winnen’. Binnen deze nieuwe<br />

concepten wordt fosfaat, onder toevoeging<br />

van magnesium en in een stikstofrijk<br />

milieu, omgezet in struviet (magnesiumammonium-fosfaat).<br />

Lamb Weston Meijer beschikt bij haar<br />

productiefaciliteit in Kruiningen over een<br />

dergelijk proces. Ook het afvalwater van<br />

een andere aardappelverwerker, Aviko,<br />

wordt door Waterstromen met behulp van<br />

een struvietreactor van de fi rma Paques<br />

behandeld. Dit vindt plaats bij de waterzuivering<br />

te Steenderen. “Met deze technologie<br />

verwijderen we fosfaat uit het afvalwater<br />

en maken er zo struviet van”, aldus Wiebe<br />

Abma, technologiemanager bij Paques.<br />

“Deze kunstmest geeft de werkzame stoff en<br />

langzaam vrij. Een <strong>voor</strong>deel, want hierdoor<br />

krijgen planten gedurende langere tijd<br />

voedingsstoff en toegediend. Het magnesium<br />

biedt een extra toegevoegde waarde in de<br />

kunstmest. Deze levert extra voedingsstoff en<br />

<strong>voor</strong> de plant die normaal gesproken niet in<br />

kunstmest te vinden zijn.”<br />

Gesloten kring<br />

De productie van struviet begint bij degene<br />

die het afvalwater produceert: de aardappelfabrikant.<br />

Bij het telen van aardappelen<br />

wordt fosfaat toegevoegd om deze goed<br />

te laten groeien. De aardappel neemt een<br />

groot deel van dit fosfaat op. Tijdens het<br />

blancheren verdwijnt een belangrijk deel<br />

van dit fosfaat weer met het proceswater.<br />

Zo komt het in het afvalwater terecht. Dat<br />

uit dit afvalwater kunstmest gemaakt kan<br />

4 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

worden, is inmiddels duidelijk. Zo onstaat<br />

een grotendeels gesloten kringloop.<br />

Tijdens het project moest de bruikbaarheid<br />

van struviet worden aangetoond<br />

en de onbekendheid met de afzetmarkt<br />

weggenomen. Daar<strong>voor</strong> onderzochten de<br />

partijen allereerst de ideale samenstelling<br />

en toepassingsvorm. Er werden onder meer<br />

analyses uitgevoerd om meer zicht te krijgen<br />

op de preciese werking van het product. DLV<br />

Plant, een adviesbureau uit Wageningen,<br />

verrichtte onderzoek naar de werkzame<br />

bestanddelen van struviet. Het bureau teelde<br />

op proefvelden aardappelen, wortelen,<br />

spruitkool en lelies en behandelden deze<br />

met verschillende meststoff en. Vervolgens<br />

volgden zij de groei gedurende enkele<br />

maanden. “De uitwerking van struviet op de<br />

gewassen bleek vergelijkbaar met reguliere<br />

bestaande meststoff en. Er zit van alles wat in.<br />

Daarom zijn de toepassingsmogelijkheden<br />

ook breed”, aldus Litjens, manager onderzoek<br />

en ontwikkeling bij Duynie. Dit bedrijf haalt<br />

bijproducten op bij levensmiddelenproducenten.<br />

Deze bijproducten worden veelal<br />

vermarkt als diervoeders. Duynie ontwikkelt<br />

<strong>voor</strong> haar producten echter steeds meer<br />

afzetmogelijkheden buiten de veehouderij.<br />

De ontwikkeling en vermarkting van een<br />

bruikbare meststof uit struviet past hier<br />

volgens Litjens in.<br />

Waterstromen<br />

Het initiatief om de marktmogelijkheden<br />

van struviet gezamenlijk te onderzoeken<br />

kwam van Waterstromen, exploitant van<br />

installaties <strong>voor</strong> de zuivering van afval-,<br />

proces- en industriewater én de verwerking<br />

van slib. Projectleider Richard Haarhuis:<br />

“Wij hadden contact met alle partijen uit de<br />

keten. Iedereen had goede ideeën. De hele<br />

keten is erbij betrokken, van de gebruikers<br />

via de ontwikkelaar van de technologie tot<br />

de leverancier. Daardoor heeft iedereen een<br />

belang in het slagen ervan.”<br />

In 2003 werd een struvietinstallatie in<br />

Kruiningen geplaatst. Gedacht werd dat er<br />

wel een markt <strong>voor</strong> zou zijn. Maar dat bleek<br />

lastig. Er was geen gegarandeerde afzet. ”Wij<br />

willen niet leuren met een product dat <strong>voor</strong><br />

ons alleen maar een kleine bijstroom is. Het<br />

is een nevenactiviteit die niet te veel tijd in<br />

beslag moet nemen”, aldus Cees van Rij van<br />

Lamb Weston Meijer. Ook Waterstromen<br />

zag in struviet geen kernactiviteit. “Wij zijn<br />

Fosfaten zijn essentiële bouwstenen <strong>voor</strong><br />

plant en dier, maar te veel is schadelijk<br />

<strong>voor</strong> het milieu. In de jaren ‘70 ontstond<br />

de situatie waarbij er meer fosfaten in<br />

het milieu terechtkwamen dan nodig.<br />

Fosfaten worden in de landbouw gebruikt<br />

in kunstmest. Ook in wasmiddelen zat<br />

vroeger veel fosfaat. Via het riool kwam<br />

het in het grondwater en in sloten, meren<br />

en zeeën. Fosfaten leiden tot vermesting.<br />

Gevolg is dat planten die in een schrale<br />

(voedselarme) omgeving goed gedijen,<br />

worden verdrongen door planten de zijn<br />

aangepast aan een voedselrijker milieu.<br />

Door de toename van het fosfaatgehalte van<br />

het water treedt overmatige groei van algen<br />

op. Vissen hebben daar last van, omdat het<br />

water troebel wordt en te weinig zuurstof<br />

bevat.<br />

geen kunstmestfabrikant”, vertelt Richard<br />

Haarhuis. “Waterzuivering is onze hoofdtaak.<br />

Maar we vinden het zonde om iets te storten<br />

dat waardevol is, daarom doen we mee aan<br />

dit project. Iemand anders moet zich er<br />

echter hard <strong>voor</strong> maken.”<br />

Bij Waterstromen wordt de ruwe struviet<br />

behandeld om het schoon te maken en<br />

vervolgens gedroogd. Uiteindelijk ontstaat<br />

dan een steekvast product dat moet worden<br />

verwerkt tot bruikbare mest. Dat is waar<br />

Duynie in beeld komt. Vanuit Steenderen<br />

en vanuit LWM in Kruiningen gaat het ruwe<br />

struviet naar het verwerkingsbedrijf. Deze<br />

maakt van de ruwe vorm van het struviet een<br />

bruikbare formulering en vorm, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

een fi jne korrel of poeder. “We zijn nog aan<br />

het bekijken welke consistentie de beste<br />

is” vertelt Mike Litjens van Duynie. “En we<br />

kunnen bij<strong>voor</strong>beeld ook nog mineralen<br />

toevoegen die de plant nodig heeft om zo<br />

tegemoet te komen aan de wensen van de<br />

klant. Omdat er magnesium in de struviet<br />

zit, is het heel geschikt <strong>voor</strong> sportvelden. Die<br />

worden daar extra groen van. Er is een proef<br />

uitgevoerd bij voetbalvereniging Tubantia te<br />

Hengelo”, aldus Litjens. Dat Duynie uiteindelijk<br />

met de meststoff en de markt opgaat,<br />

is volgens alle partijen de meest logische<br />

keuze. Het bedrijf levert al veevoer aan<br />

boeren en komt dus al met de potentiële<br />

markt in aanraking.


Voor de deelnemers aan het project is<br />

het huidige fosfaattekort een belangrijke<br />

motivatie om struviet te promoten. Ook de<br />

stijging van de grondstofprijzen speelt een<br />

belangrijke rol. Fosfaten worden gewonnen<br />

uit fosfaatertsen. Die dreigen echter uitgeput<br />

te raken. Voor de makers van struviet kan dit<br />

een <strong>voor</strong>deel zijn. “De waarde van struviet<br />

wordt mede bepaald door de <strong>voor</strong>raad<br />

fosfaat. De opbrengst is <strong>voor</strong> ons niet het<br />

meest belangrijke. Maar het moet natuurlijk<br />

minimaal kostendekkend zijn”, aldus Cees<br />

van Rij. Momenteel maakt Duynie een<br />

tussenproduct. Dat levert zij aan de kunstmestproducenten.<br />

Die bepalen of er nog<br />

stoff en moeten worden toegevoegd om aan<br />

de eisen van zijn klant te kunnen voldoen. Te<br />

zijner tijd zal Duynie de kunstmest mogelijk<br />

zelf gaan maken. Alhoewel er dus nog<br />

geen defi nitieve werkwijze is bepaald, gaat<br />

Duynie toch aan de slag. Mike Litjens: “We<br />

beginnen gewoon. Er is al veel interesse - uit<br />

de hele wereld - waardoor we hoopvol zijn.<br />

Waarschijnlijk is die gedreven door de hoge<br />

fosfaatprijzen. Sinds kort hebben we een<br />

geschikte locatie <strong>voor</strong> de verwerking. Nu die<br />

er is, kunnen we de struviet gaan produceren<br />

en leveren. Iemand moet de eerste stap<br />

nemen.”<br />

Dit project is uitgevoerd met subsidie van<br />

het programma Milieu & Technologie van<br />

SenterNovem, dat de ontwikkeling en toepassing<br />

stimuleert van innovatieve processen, producten<br />

en diensten met een milieu<strong>voor</strong>deel.<br />

Voor meer informatie:<br />

www.senternovem.nl/milieutechnologie<br />

of (030) 239 35 33.<br />

Interview Piet Jonker<br />

In de afgelopen uitgave van H 2O is nood -<br />

gedwongen de ongecorrigeerde versie van<br />

het interview met Piet Jonker gepubliceerd.<br />

De belangrijkste aanpassingen c.q. aanvullingen<br />

vermelden wij hierbij:<br />

Op de vraag aan Piet Jonker of de<br />

normstelling in de drinkwaterrichtlijn niet<br />

herzien moet worden, moet het antwoord<br />

luidden: “In principe wordt de richtlijn<br />

elke vijf jaar herzien. De huidige Europese<br />

Commissie was van plan om nog deze<br />

zittingsperiode tot een herziening te komen,<br />

maar dat gaat niet lukken. Er zijn geen<br />

grote consequenties <strong>voor</strong> de praktijk van te<br />

verwachten. Het belangrijkste discussiepunt<br />

nu is het veiligheidsplan.”<br />

Op de vraag waar de juridisch-economische<br />

commissie van Eureau (waarvan Jonker<br />

<strong>voor</strong>zitter is) zich mee bezig houdt, luidt zijn<br />

antwoord: “Onze grootste zorg is om niet in<br />

Noord-Brabant in actie<br />

tegen blauwalg<br />

actualiteit<br />

De Noord-Brabantse waterschappen, de Provincie Brabant en enkele Brabantse<br />

gemeenten gaan gezamenlijk de strijd aan tegen blauwalg. In vijvers en<br />

zwemplassen in Prinsenbeek, Dongen, Eindhoven en Heesch wordt een aantal<br />

innovatieve maatregelen uitgevoerd en getest. Deze proeven moeten leiden tot<br />

concrete kennis over de eff ectieve bestrijding van blauwalg.<br />

Een met blauwalg besmette waterpartij (foto: Grontmij).<br />

In Dongen en in Eindhoven worden<br />

bakken geplaatst waarin verschillende<br />

maatregelen worden uitgevoerd. In<br />

Prinsenbeek en in Heesch wordt blauwalg<br />

direct aangepakt met een pakket maatregelen<br />

<strong>voor</strong> de gehele vijver. De drie Brabantse<br />

waterschappen De Dommel, Aa en Maas<br />

en Brabantse Delta onderzoeken per<br />

waterpartij de huidige situatie, de visstand, de<br />

waterbodem en het gebruik. Het onderzoek<br />

duurt twee jaar. Na afl oop wordt gekeken<br />

welke maatregelen het meest eff ectief zijn om<br />

blauwalg te <strong>voor</strong>komen en te bestrijden.<br />

het algemene model van netwerkbedrijven<br />

geperst te worden, dat de EU hanteert. Dat<br />

model gaat uit van een zo groot mogelijke<br />

marktwerking. In het algemeen leg je om<br />

economische redenen slechts één netwerk<br />

aan. Dat levert een natuurlijk monopolie op.<br />

De EU wil zoveel mogelijk de commerciële<br />

delen van nutsbedrijven afsplitsen. Voor<br />

die onderdelen kan de markt dan zijn werk<br />

doen. Voor het monopoliedeel zal regulering<br />

moeten plaatsvinden om de tarieven in de<br />

hand te houden en iedereen gelijke toegang<br />

te geven tot het netwerk. De EU gelooft dat<br />

op die manier betere diensten aan de burger<br />

worden geleverd. Met deze doelstelling is<br />

niets mis. De vraag is echter of de manier<br />

van uitwerken ook daadwerkelijk het beste<br />

oplevert.”<br />

Op de aansluitende vraag wat er op<br />

watergebied gebeurt, vult Jonker aan dat<br />

Voor dit project hebben de samenwerkende<br />

overheden 1,9 miljoen subsidie ontvangen<br />

van het Innovatieprogramma Kaderrichtlijn<br />

Water van het ministerie van Verkeer en<br />

Waterstaat. Deze subsidie is bedoeld <strong>voor</strong> het<br />

stimuleren van innovatieve projecten met<br />

als doel ecologische en chemische waterkwaliteit<br />

te verbeteren. Ook de Provincie<br />

Noord-Brabant draagt met behulp van de<br />

Beleidsregel subsidie water (BSW-subsidie)<br />

215.000 euro bij in de kosten. STOWA en de<br />

universiteit van Wageningen monitoren het<br />

onderzoek nauwkeurig.<br />

het Europese Hof van Justitie steeds meer<br />

olie op het vuur gooit door de Europese<br />

verdragen heel strikt uit te leggen, “zodat<br />

men zich in steeds meer bochten moet<br />

wringen om verstandige uitzonderingen<br />

te maken. Men zou zich beter kunnen<br />

spiegelen aan het private bedrijfsleven. Daar<br />

wordt lang niet altijd openbaar aanbesteed,<br />

maar samengewerkt met <strong>voor</strong>keursleveranciers.”<br />

En als laatste een aanvulling op de paragraaf<br />

over Aqua Publica Europea: “Een opmerkelijk<br />

nieuw gegeven is dat vanaf volgend jaar<br />

Veolia en Suez niet meer actief zullen zijn in<br />

Parijs. Parijs gaat de drinkwater<strong>voor</strong>ziening<br />

weer zelf regelen. Ik ben heel benieuwd<br />

of dit ook gaat betekenen dat de Franse<br />

overheidsbedrijven zich op Europees niveau<br />

gaan presenteren.”<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

5


BERT SATIJN, PROGRAMMADIRECTEUR LEVEN MET WATER:<br />

“Een goede<br />

gebiedschoreografi e<br />

is nodig”<br />

Als één land de naam heeft alles van het leven met water te weten, dan is dat<br />

Nederland wel. Buitenlanders kijken altijd hun ogen uit als je ze, bij een tocht<br />

door ons land, wijst op de zwaarte van de dijken, de ligging van grote delen van<br />

het land beneden de zeespiegel en het getrapte bemalingssysteem om<br />

Nederland droog te houden. Toch zijn ook de waterbeheerders bezig met een<br />

omslag. Vroeger stond het weren van het water <strong>voor</strong>op. Inmiddels is duidelijk<br />

dat we er daarmee, vanwege intensief ruimtegebruik, bodemdaling en klimaatverandering<br />

in de toekomst niet komen. Het water moet zijn ruimte krijgen en<br />

de Nederlanders moeten er opnieuw of anders mee leren leven. Aanleiding <strong>voor</strong><br />

een gesprek met ir. Bert Satijn, directeur van het daartoe ingestelde programma<br />

Leven met Water, in zijn kantoor in Gouda.<br />

Waartoe is dit programma ingesteld?<br />

“’Leven met Water’ is een kennisontwikkelingsprogramma,<br />

met name nodig om<br />

het oppervlaktewater een nieuwe plaats te<br />

geven in de samenleving. Natuurlijk leven<br />

de Nederlanders al 2.000 jaar met water,<br />

maar <strong>voor</strong> dat water was steeds minder<br />

plek in ons land. We trokken de beken en<br />

rivieren recht, stopten het water onder de<br />

grond en zorgden er<strong>voor</strong> dat het zo snel<br />

mogelijk afstroomde, zowel uit de steden<br />

als uit het agrarisch gebied. We maakten<br />

steeds meer verhard oppervlak en gaven<br />

het water steeds minder ruimte. We konden<br />

ons dat permitteren, eerst door de bouw van<br />

de windmolens, later door de komst van de<br />

dieselgemalen en de elektrische gemalen.<br />

Wat we niet in de gaten hadden, was dat we<br />

daarmee de veerkracht van het hele systeem<br />

van bodem en water steeds verder uitholden<br />

en dat dat systeem daarmee wel kwetsbaar<br />

geworden was. En door de klimaatverandering<br />

wordt het nog eens extra kwetsbaar.<br />

Een maatgevende bui is niet meer te<br />

<strong>voor</strong>spellen. De wetmatigheden van het<br />

verleden zijn niet meer die van de toekomst.<br />

Het gedrag van het water verandert, nog<br />

niet eens zozeer hier als wel in de rest van de<br />

wereld. Daar zie je de extremen steeds groter<br />

worden. Maar ook wij weten binnenkort niet<br />

meer op welke grondslagen we de rioolstelsels<br />

moeten berekenen.”<br />

Wat houdt het programma in?<br />

“De kennisparagraaf uit het Nationaal<br />

Bestuursakkoord Water vormt de basis.<br />

WB21 is het programma <strong>voor</strong> de technische<br />

<strong>voor</strong>zieningen en de investeringen, Leven<br />

met Water is het kennisontwikkelingsprogramma.<br />

We hebben een budget van<br />

48 miljoen euro, waarvan 22 miljoen uit de<br />

aardgasbaten en 26 miljoen bijeengebracht<br />

door de marktpartijen in de watersector. We<br />

zijn in 2004 ingesteld <strong>voor</strong> een periode van<br />

zes jaar. We hebben dus acht miljoen per jaar<br />

te besteden en zijn inmiddels het laatste jaar<br />

ingegaan.”<br />

6 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

“Het onderzoeksprogramma beslaat 100<br />

projecten, aangedragen vanuit het veld<br />

op basis van tenders. Altijd projecten met<br />

meerdere kanten, technische, natuurwetenschappelijke,<br />

maar ook aspecten uit<br />

de maatschappijwetenschappen. Hoe we<br />

iets moeten bemalen weten we. Maar hoe<br />

we de mensen erbij moeten betrekken,<br />

veel minder. We zijn gewend om plannen<br />

sectoraal te benaderen. Maar de winst zit<br />

in de combinatie van sectoren. Vraag is dan<br />

hoe je dat organiseert.”<br />

Kunt u <strong>voor</strong>beelden geven?<br />

“Een <strong>voor</strong>beeld is ‘Bouwen met Water’:<br />

een project in de Haarlemmermeer, waar<br />

de grond erg duur is. Hoe doe je dat, wat<br />

<strong>voor</strong> huizen bouw je daar, hoe richt je het<br />

water in, hoe kom je er fi nancieel uit? Een<br />

ander <strong>voor</strong>beeld is de Ecopolder, ook in de<br />

omgeving van Amsterdam, waar diverse<br />

polders met zoute kwel <strong>voor</strong>komen. Dat<br />

zoute water is onderweg, daar doe je niets<br />

aan. Als de zeespiegel rijst, neemt de druk<br />

alleen maar toe. Als droge periodes langer<br />

worden, wordt het eff ect op de vegetatie<br />

groter. Vraag is: kunnen wij zo’n polder<br />

zoet krijgen door het zoute water weg te<br />

pompen <strong>voor</strong>dat het in het oppervlaktewater<br />

terechtkomt? Het zout komt niet<br />

diff uus omhoog, maar altijd via wellen. Daar<br />

kun je het oppakken. Opzet is het zoute<br />

water eerst te gebruiken als koelwater, dan<br />

met restwarmte van de vuilverbranding<br />

het zout eruit halen en tenslotte dat zout<br />

als strooizout <strong>voor</strong> de wegen te gebruiken.<br />

Het lijkt haalbaar. Zo’n opzet <strong>voor</strong>komt dat<br />

je veel zoet water nodig hebt om het zout<br />

weg te spoelen en <strong>voor</strong>komt ook veel extra<br />

verpompen van water.”<br />

Op welke kennis richt uw programma<br />

zich in hoofdzaak?<br />

“We hebben drie kernboodschappen. De<br />

eerste is water een nieuwe plek geven.<br />

Niet alleen in de meters hoogte of in<br />

hoeveelheden kubieke meters per seconde,<br />

maar <strong>voor</strong>al in centimeters tussen de<br />

oren. Daarmee bedoelen we het creëren<br />

van maatschappelijk draagvlak <strong>voor</strong> de<br />

maatregelen die nodig zijn en <strong>voor</strong> de<br />

overstromingsrisico’s die altijd zullen blijven<br />

bestaan.”<br />

“De tweede is het stimuleren van innovatief<br />

waterbeheer door het samenbrengen van<br />

bèta- en gammawetenschappen om de<br />

veerkracht in het systeem terug te brengen.<br />

Daartoe moet weer evenwicht ontstaan<br />

tussen water en ruimte in de ruimtelijke<br />

ordening, zowel <strong>voor</strong> het stedelijk als <strong>voor</strong><br />

het landelijk gebied. Daarbij gaat het ook<br />

over communicatie en participatie, beleving<br />

van en waardering <strong>voor</strong> het water in de<br />

stad, etc. En <strong>voor</strong>al niet te vergeten de<br />

bestuurlijke, organisatorische en juridische<br />

arrangementen.”<br />

“Derde punt is het versterken van de<br />

kennisinfrastructuur door duurzame samenwerking,<br />

nationaal en internationaal, van<br />

wetenschappers en praktijkmensen.”<br />

Wat is nu de grote lijn in de<br />

100 projecten?<br />

“We hanteren een indeling naar vijf gebiedstypen:<br />

stedelijk water (25 procent), laag<br />

Nederland (30 procent), rivierengebied (20<br />

procent), hoog Nederland (15 procent) en<br />

kust en delta (10 procent). De percentages<br />

geven het aandeel in de projecten aan.<br />

‘Stedelijk water’ is het spannendst: bouwen<br />

met water, de Hollandse Waterstad, etc. In<br />

‘Laag Nederland’ speelt onder andere het<br />

leven met zout water. Bij het ‘Rivierengebied’<br />

gaat het om de integrale gebiedsontwikkeling.<br />

De rivierengemeenten stonden<br />

vanouds met de rug naar de rivier toe.<br />

Dat kan niet langer. Naast veilig wonen<br />

gaat het om het leven met de rivier en<br />

natuurontwikkeling. In ‘Hoog Nederland’<br />

zijn de problemen minder acuut, maar wel<br />

interessant. Denk aan wat bij Regge en<br />

Dinkel, Velt en Vecht en De Dommel aan de<br />

orde is: het vasthouden van water bovenstrooms<br />

en het afstemmen met de buren<br />

over de grens. ‘Kust en Delta’ spreekt <strong>voor</strong><br />

zich: de kustversteviging, de slimme dijken,<br />

de zoet- zoutovergangen, etc.”<br />

“Maar wij hanteren ook ander manieren van<br />

indelen: zogeheten kennisthema’s, zoals<br />

communicatie en participatie, waardering en<br />

beleving én bestuurlijke arrangementen. “<br />

“Vraag is bij<strong>voor</strong>beeld hoe we een gebied<br />

minder kwetsbaar kunnen maken <strong>voor</strong><br />

extreme regenval, zoals de afgelopen jaren<br />

in Noord-Holland, Delfl and en Groningen.<br />

Zulke situaties zullen er zeker weer komen.<br />

Maar ook de hitte in de zomer in de stad<br />

is een punt. In de steden met al hun steen<br />

en asfalt loopt de temperatuur geweldig<br />

op, als het nog warmer wordt. Als je water<br />

versproeit, werkt dat meteen verfrissend.<br />

Op zo’n plek is de temperatuur al gauw tien<br />

graden lager. Groen en waterpartijen bieden<br />

verkwikking.”<br />

Wat is jullie eindproduct of wanneer<br />

zijn jullie klaar?<br />

“Alle kennis die verzameld is, moet iedereen<br />

terug kunnen vinden. De rapporten en


presentaties, maar ook de informatie op<br />

programma- of themaniveau. Schriftelijke<br />

kennis is het probleem niet; die is overal<br />

te vinden. Het probleem zit hem in het<br />

eigen maken van kennis. Dat gebeurt door<br />

interactie met anderen, door leergemeenschappen.<br />

Daar<strong>voor</strong> hebben we contacten<br />

met partijen met vaste posities in de markt,<br />

zoals STOWA, Stichting Wateropleidingen<br />

(SWO), universiteiten en hogescholen.<br />

SWO bij<strong>voor</strong>beeld ontwikkelde een leerarrangement:<br />

hoe breng ik kennis over<br />

naar professionals? Met een lijn naar de<br />

hbo-opleidingen en een lijn naar de universiteiten.<br />

We kennen de masterclass, waarbij<br />

een deskundige les geeft aan mensen uit<br />

het vakgebied. We ontwikkelen momenteel<br />

het brugatelier, waarbij we de kennis van<br />

het ene project overbrengen naar een ander.<br />

Kennis die opgedaan is bij de revitalisering<br />

van Tiel-Oost, wordt ingebracht in projecten<br />

in Delft en Dordrecht.”<br />

“Nieuw is de leertafel, een variant op de<br />

leerstoel. Op een leerstoel zit één hoogleraar<br />

die zich doorgaans steeds verder verdiept in<br />

het betreff ende vakgebied. Aan een leertafel<br />

zitten zes deeltijdhoogleraren van verschillende<br />

universiteiten, die allemaal vanuit hun<br />

kennisgebied naar een probleem kijken. De<br />

Wageninger uit de milieukant, de man van<br />

Universiteit Twente als bestuurskundige,<br />

de Rotterdammer vanuit de economie, etc.<br />

Universiteiten zijn nu concurrenten van<br />

elkaar, maar zij zullen gedwongen worden<br />

steeds meer samen te werken. Er komt<br />

Bert Satijn.<br />

ook steeds minder geld beschikbaar <strong>voor</strong><br />

de traditionele onderzoeksbenadering.<br />

De wetenschap, die met maatschappelijk<br />

geld betaald wordt, zal steeds meer de<br />

maatschappij ten dienste moeten staan. Dat<br />

betekent koppeling aan andere do<strong>mei</strong>nen.<br />

Kennisassemblage wordt de grootste<br />

uitdaging, geïsoleerd werken gaat niet meer.”<br />

Hoe ziet uw loopbaan eruit?<br />

“Ik ben in 1949 geboren in Heerlen. Op de<br />

HTS studeerde ik weg- en waterbouw. Die<br />

kennis heb ik in praktijk gebracht. Daarna<br />

heb ik van 1969 tot 1974 in Delft Gezondheidstechniek<br />

gestudeerd: grondwater<br />

en drinkwater. Na mijn afstuderen ben<br />

ik in 1975 <strong>voor</strong> de Stichting Nederlandse<br />

Vrijwilligers in Tanzania gaan werken. Via het<br />

adviesbureau Iwaco kwam ik daarna eerst in<br />

West-Afrika en daarna in vele andere landen<br />

op dat continent en in Indonesië terecht.”<br />

“Dan merk je dat je aan al die lessen van<br />

Huisman weinig hebt, als je niet met duinen<br />

maar met rotsen te maken hebt. Dan moet<br />

je terug naar de fundamenten van het<br />

water- en bodemsysteem. Van Afrika kunnen<br />

we leren wat grote klimaatwisselingen<br />

teweegbrengen. Daar is de veerkracht uit<br />

het systeem verdwenen. Je leert daar ook<br />

dat nieuwe systemen of technieken moeten<br />

aansluiten bij wat de<br />

mensen gewoon zijn te<br />

doen. Anders worden ze<br />

niet gebruikt. Daar zijn<br />

vele <strong>voor</strong>beelden van.”<br />

interview<br />

“In 1981 ben ik teruggekomen en toen heb<br />

ik tot 1998 bij Iwaco gewerkt, eerst in de<br />

drinkwaterbereiding, later in de bodemverontreiniging,<br />

steeds in een combinatie<br />

van management en techniek. Daar heb<br />

ik geleerd hoe belangrijk goede systeemkennis<br />

is. Als je die hebt, kun je risico’s goed<br />

inschatten en onverantwoorde acties - zoals<br />

in de begintijd van de bodemverontreiniging<br />

- <strong>voor</strong>komen. “<br />

“Vanaf 1998 ben ik actief in kennisontwikkeling.<br />

Eerst tot 2004 bij de Stichting<br />

Kennistransfer Bodem als programmacoördinator,<br />

vanaf 2004 bij ‘Leven met Water’ als<br />

programmadirecteur. Dit zal zeker niet mijn<br />

laatste functie zijn, want ik heb een aardige<br />

combinatie van ervaringen in verschillende<br />

do<strong>mei</strong>nen en er is heel veel te doen in deze<br />

wereld, zeker in het buitenland.”<br />

Wat ervaart u als het meest bijzondere<br />

in uw huidige werk?<br />

“Dat is niet zozeer een bepaald project als<br />

wel de ervaring dat Nederland met al zijn<br />

water erachter moet komen dat water een<br />

betere plek verdient. We hadden dat water<br />

goed weggestopt achter de dijken en ons<br />

er vanaf gekeerd. Nu merken we dat de<br />

maakbaarheid van Nederland op zijn eind<br />

loopt, dat we de boel eigenlijk hebben<br />

“Wetmatigheden van het verleden<br />

zijn niet die van de toekomst”<br />

uitgewoond. Dat zie je op vele terreinen.<br />

We moeten dus opnieuw aan de slag. Je ziet<br />

nu al een golf van ontwikkelingen. Kijk naar<br />

de transitie bij de waterschappen en naar<br />

een programma als ‘Ruimte <strong>voor</strong> de Rivier’<br />

van Rijkswaterstaat. Zo’n discussie over het<br />

bestaansrecht van de waterschappen vind<br />

ik een typische Nederlandse non-discussie:<br />

reorganiseren in plaats van het probleem op<br />

te lossen. Waterschappen niet opheff en als<br />

je water belangrijk vindt, maar je afvragen<br />

hoe je die bestuurslaag kunt verbinden met<br />

de andere. Vele landen zijn jaloers op onze<br />

waterschapsstructuur.”<br />

“Als je kijkt naar het IJsselmeergebied, dan<br />

is daar echt sprake van bestuurlijke drukte.<br />

Maar ook die los je niet op door te reorganiseren,<br />

maar door processen te stroomlijnen<br />

en mensen te laten meedenken over<br />

de problemen van de ander. We hebben<br />

behoefte aan een goede gebiedschoreografi<br />

e, waarbij iedereen tot zijn recht komt:<br />

de spelers, de muzikanten, de toneelmeester,<br />

de belichting, het publiek. Dat betekent<br />

samen aan zo’n gebied werken in plaats<br />

van de sectoren alles te laten bepalen of<br />

<strong>voor</strong>al tegen te houden. Samenwerken gaat<br />

niet vanzelf, die moet je structureren en de<br />

samenwerkingsproblemen moet je oplossen.<br />

Centraal staat dan wel het belang van het<br />

gebied als geheel.”<br />

Maarten Gast<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

7


‘Waterharmonica’ in een stroomversnelling:<br />

nieuwe inzichten in het nabehandelen<br />

van gereinigd afvalwater<br />

De laatste decennia zijn diverse biologische methodes ontwikkeld om de<br />

waterkwaliteit van gereinigd afvalwater, <strong>voor</strong>dat het op oppervlaktewater<br />

geloosd wordt, te verbeteren. Eén hiervan is de ‘Waterharmonica’. Theo<br />

Claassen en Ruud Kampf ontwierpen dit biologische zuiveringsconcept om<br />

de in gereinigd afvalwater aanwezige zwevende stof, ziekteverwekkers,<br />

contaminanten en nutriënten te verminderen. Diverse pilotstudies leverden<br />

veelbelovende resultaten op op het gebied van het verbeteren van de<br />

waterkwaliteit. Deze is vergelijkbaar of soms zelfs beter dan die van het<br />

ontvangende oppervlaktewater. STOWA, de Vrije Universiteit van Amsterdam,<br />

Waternet en Witteveen+Bos werken inmiddels samen om meer inzicht te<br />

krijgen in de processen die leiden tot deze eff ectiviteit. De nadruk ligt op<br />

het introduceren van nieuwe technieken. Hiermee kunnen de processen die<br />

eff ect hebben op de concentratie en samenstelling van zwevende stof en het<br />

verwijderen van ziekteverwekkers, worden geïdentifi ceerd en gekwantifi ceerd.<br />

De partijen proberen nu het ‘Waterharmonica’-systeem zo te verbeteren dat<br />

het uit afvalwater gegenereerde water van dusdanige kwaliteit wordt dat het<br />

geschikt is <strong>voor</strong> hergebruik bij bij<strong>voor</strong>beeld de drinkwaterproductie (indirect),<br />

het versterken van natuurwaarden en het beheer van natuurgebieden.<br />

Lange tijd was het zuiveringsmoeras<br />

bij de rwzi Everstekoog<br />

op Texel hét <strong>voor</strong>beeld van de<br />

Waterharmonica in de praktijk. In dat<br />

systeem, een grote <strong>voor</strong> bezinkvijver met<br />

daarachter negen parallelle sloten, wordt al<br />

het effl uent van Everstekoog nagezuiverd<br />

en ecologisch opgewaardeerd, <strong>voor</strong>dat het<br />

in de polder wordt geloosd. Jarenlang vond<br />

een uitgebreide monitoring 3) plaats, waarvan<br />

de resultaten nog steeds medebepalend zijn<br />

<strong>voor</strong> het ontwerp, de werking en effi ciëntie<br />

van dergelijke moerassystemen. In 2003<br />

verscheen het eerste proefschrift 4) , gebaseerd<br />

op dit onderzoek. Intussen was het Handboek<br />

zuiveringsmoerassen 5) verschenen, waarin<br />

de kennis tot dan toe was gebundeld om de<br />

waterbeheerders handvatten te geven <strong>voor</strong><br />

keuze en inzet van zuiveringsmoerassen<br />

<strong>voor</strong> nabehandeling van rwzi-effl uenten en<br />

polishing van neerslag- en inlaatwater. Gericht<br />

op het doel van de nazuivering kan met een<br />

beslisboom de hydraulische belasting en<br />

waterkwaliteit, het type en de dimensionering<br />

van het moeras bepaald worden (zie tabel).<br />

Een kleine tien jaar geleden kwam de eerste<br />

spin-off tot stand met zuiveringsmoerassen<br />

bij diverse rwzi’s: Kaatsheuvel (1997), Land<br />

van Cuijk (1999), Sint Maartensdijk (2000)<br />

en Hapert (2001). Deze Waterharmonicasystemen<br />

verschillen in ontwerp, grootte,<br />

belasting en rendement. Wel is het principe<br />

van Everstekoog leidend geweest. Diverse<br />

nieuwe initiatieven volgden. Het eerder<br />

genoemde Handboek zuiveringsmoerassen<br />

behoefde bijstelling en de tot dan toe<br />

opgedane ervaringen dienden gebundeld<br />

en uitgewerkt te worden om tot betere<br />

ontwerpnormen te komen. Naast nazuivering<br />

werd het vitaliseren en biologisch gezond<br />

maken van het effl uent steeds belangrijker.<br />

Ook het hergebruik dan wel nuttige<br />

aanwending, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> verdrogingsbestrijding<br />

en natuurontwikkeling,<br />

treedt sindsdien meer op de <strong>voor</strong>grond 6) .<br />

Een omvangrijk project leidde in 2005 tot<br />

8 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

twee STOWA-rapporten: één gebaseerd en<br />

gericht op de Nederlandse situatie 7) en één<br />

op ontwikkelingslanden 8) . Alle kennis en<br />

ervaring tot dan toe zijn hierin beschreven.<br />

In deze periode is de Waterharmonica een<br />

haast wereldwijd begrip geworden, niet<br />

in de laatste plaats door diverse lezingen,<br />

publicaties en cursussen en de speciale sessie<br />

over de Waterharmonica tijdens de in 2004<br />

gehouden Internationale wetlandconferentie<br />

in Utrecht 9) . Dit alles heeft ook geleid tot een<br />

intensieve samenwerking met het Consorci<br />

de la Costa Brava (Spanje), toen bleek dat<br />

het wetland van de rwzi Empuriabrava<br />

een parallelle ontwikkeling bleek te zijn. In<br />

deze Waterharmonica wordt het effl uent<br />

op praktijkschaal geschikt gemaakt <strong>voor</strong><br />

gebruik in het nationaal park Aiguamolls de<br />

l’Emporda.<br />

Aqualan, rwzi Grou.<br />

1996-1997<br />

Bij het 25-jarig bestaan van de STOWA in<br />

1996 werd het ingestuurde <strong>voor</strong>stel om van<br />

een tweesporenbeleid naar een driesporenbeleid<br />

te gaan prijzenswaardig bevonden.<br />

Met dat 3D-schakelsysteem 1) werd, aldus<br />

de jury, ‘het grote gat dat tussen emissiespoor<br />

en waterkwaliteitsspoor aanwezig<br />

is, gedicht’. Het 3D-schakelsysteem kreeg<br />

al gauw de naam Waterharmonica. Dit<br />

toen nog theoretische concept kreeg kort<br />

daarna op het NVA-symposium in 1997 een<br />

praktische invulling in de lezing ‘Van effl uent<br />

tot bruikbaar oppervlaktewater’ 2) . Theorie en<br />

praktijk hadden elkaar gevonden.


Het behalen van de doelen van de KRW<br />

noodzaakt de waterbeheerders onder<br />

meer tot optimalisatie van de rwzi’s. Dat<br />

kan via high-techmethoden, zoals zandfi ltratie,<br />

UV-behandeling en membraanfi ltratie.<br />

Beperkingen van deze aanpak zijn<br />

het hoge energieverbruik en het leveren<br />

van vrijwel steriel water. Het verdient<br />

dan ook aanbeveling om, waar dat kan,<br />

low-techmethoden in te zetten. In zuiveringsmoerassen<br />

nabehandeld afvalwater<br />

is biologisch volgroeid en heeft een<br />

bio diversiteit gelijkwaardig aan oppervlaktewater.<br />

Bovendien kan landschappelijke<br />

inpassing aangewend worden <strong>voor</strong> recreatief<br />

medegebruik en natuurontwikkeling 10) (zoals<br />

beekherstel, realiseren van verbindingszones<br />

en paaiplaatsen <strong>voor</strong> vis). Dit laatste bleek<br />

tijdens de visstandopname in Aqualân Grou<br />

in 2008, waarbij 13 vissoorten werden aangetroff<br />

en. Bij Everstekoog kreeg de schakel in<br />

de voedselketen van watervlooien via stekelbaarsjes<br />

naar lepelaars bijzondere aandacht.<br />

Ook op het gebied van onderzoek is het<br />

één en ander gaande. Het onderzoek naar<br />

biologische fi ltratie door watervlooien in<br />

Horstermeer, Grou en Empuriabrava is nu<br />

aangevuld met het STOWA-onderzoek naar<br />

de lotgevallen van zwevende stof en van<br />

desinfectie in zuiveringsmoerassen, inclusief<br />

een onlangs gestart promotie-onderzoek<br />

op de Universiteit van Amsterdam.<br />

Beide onderzoeken worden niet alleen<br />

Dimensionering en desinfectieresultaat van Waterharmonicasystemen.<br />

ondersteund door participerende waterschappen,<br />

maar ook door enkele universiteiten<br />

en onderzoeksinstellingen.<br />

De Waterharmonica zit hiermee in een<br />

stroomversnelling. Dit blijkt ook uit de Waterharmonica-initiatieven<br />

in de nieuwe waterbeheerplannen<br />

van diverse waterbeheerders<br />

(bij<strong>voor</strong>beeld de waterschappen Regge en<br />

Dinkel, Aa en Maas, De Dommel, Rijn en<br />

IJssel en het Hoogheemraadschap Schieland<br />

en Krimpenerwaard). Het accent verschuift<br />

daarbij van ‘zuivering’ naar ‘biologisch<br />

gezond maken’. Ecological engineering is<br />

hierbij het leidend principe. Deze stroomversnelling<br />

komt niet in de laatste plaats<br />

door het KRW-innovatieprogramma. Hiervan<br />

profi teren nu al de Ecozuivering Kristalbad<br />

bij rwzi Enschede (Waterschap Regge en<br />

Dinkel), de ecologisering van voedselarm<br />

rwzi-effl uent op Soerendonk (Waterschap<br />

De Dommel), Wetterlânnen als een gecombineerde<br />

behandeling van rwzi-effl uent<br />

en uitgeslagen polderwater (Wetterskip<br />

Fryslân) en Moeraszuiver-afvalwater, een<br />

project waarbij in enkele bestaande moerassystemen<br />

lotgevallen van microverontreinigingen<br />

en eventuele bioaccumulatie worden<br />

onderzocht. Via Aqua for All vindt kennisoverdracht<br />

naar ontwikkelingslanden plaats.<br />

Het zal geen verwondering opwekken dat<br />

gezien de waargenomen toename van<br />

biodiversiteit de Waterharmonica goed<br />

diepte netto<br />

belasting (gemiddeld) verblijftijd oppervlakte E. coli<br />

(m/dag) (m) (dagen) (m 2 /i.e) (aantal/ml)<br />

vijvers 0.375 1.5 4 0,33 < 10<br />

moerassysteem 0.25 0.5 2 0,5 < 100<br />

0.10 0.5 5 1,25 < 10<br />

0.05 0.5 10 2,5 < 1<br />

achtergrond<br />

past binnen de gestelde doelen van de<br />

Kaderrichtlijn Water. Dit blijkt niet alleen uit<br />

de aangelegde moerassystemen in Grou<br />

en Ootmarsum (gesubsidieerd vanuit het<br />

EU-Interregproject Urban Water Cycle), maar<br />

ook de activiteiten binnen het EU-project<br />

Neptune en de Water Reuse Group van<br />

EUREAU. Gezien deze snelle ontwikkeling<br />

van zowel de aanleg van meer zuiveringsmoerassen<br />

als het lopende onderzoek is de<br />

tijd rijp <strong>voor</strong> een landelijk Waterharmonicaplatform.<br />

Nieuwe initiatieven kunnen leren<br />

van opgedane kennis en ervaring. En de<br />

Waterharmonica kan nog meer als (export)<br />

product op de markt gezet worden, een wens<br />

die past in het werk van het Netherlands<br />

Water Partnership en SenterNovem (de<br />

coördinator van het innovatieprogramma).<br />

Wie sluit zich aan?<br />

De initiatiefgroep van een landelijk<br />

Waterharmonica-platform: Ruud Kampf<br />

(Waternet en Vrije Universiteit Amsterdam),<br />

Theo Claassen (Wetterskip Fryslân),<br />

Johan Blom (Tauw), Rob van den Boomen<br />

(Witteveen+Bos) en Ton Schomaker (Royal<br />

Haskoning).<br />

Aanmelding kan via info@waterharmonica.nl.<br />

NOTEN<br />

1) Claassen T. (1996). Het 3D-schakelsysteem:<br />

van tweesporenbeleid naar driesporenbeleid;<br />

ecotechnologisch van randverschijnsel naar<br />

centrumpositie. In: 25 jaar toegepast onderzoek<br />

waterbeheer. STOWA-rapport 1996-11.<br />

2) Kampf R., M. Schreijer, S. Toet en J. Verhoeven<br />

(1997.) Van effl uent tot bruikbaar oppervlaktewater.<br />

NVA-symposium ‘Biologisch gereinigd effl uent;<br />

grondstof of eindproduct’.<br />

3) Schreijer M., R. Kampf, J. Verhoeven en S. Toet<br />

(2000). Nabehandeling van rwzi-effl uent tot<br />

bruibaar oppervlaktewater in een moerassysteem<br />

1995-1999.<br />

4) Toet S. (2003). A treatment wetland used for<br />

polishing tertiary effl uent form a sewage treatment<br />

plant: performances and processes. Proefschrift<br />

Rijksuniversiteit Utrecht.<br />

5) STOWA (2001). Handboek zuiveringsmoerassen.<br />

Rapport 2001-09.<br />

6) Kampf R., T. Claassen en B. Palsma (2003). De<br />

Waterharmonica; van effl uent tot bruikbaar<br />

oppervlaktewater. H 2O nr. 7, pag. 44-46.<br />

7) STOWA (2005). Waterharmonica; de natuurlijke<br />

schakel tussen waterketen en watersysteem.<br />

Rapport 2005-18.<br />

8) STOWA (2005). Waterharmonica in the developing<br />

World. Rapport 2005-21.<br />

9) Claassen M. en R. Kampf (2004). De toepassing van<br />

de Nederlandse ‘Waterharmonica’. H 2O nr. 18,<br />

pag. 19.<br />

10) Otte A., T. Schomaker, J. Blom en A. De Wilde<br />

(2004). Ecotechnologie als integrale oplossing <strong>voor</strong><br />

waterproblemen. H 2O nr. 1, pag. 34-36.<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

9


Communaal zuiveren maar industrieel bouwen<br />

In de tweede fase van het onderzoek naar de kostenstructuur van het zuiveren<br />

van afvalwater door Waterschap Brabantse Delta en enkele bedrijven hebben<br />

zij inzicht gekregen in de verschillende wijzen van projectuitvoering door<br />

waterschappen en de industrie. De verschillen in aanpak bij de systeemkeuze,<br />

techniek, projectaanpak en fi nanciën verklaren <strong>voor</strong> een groot deel de<br />

verschillen in uitvoering. Desalniettemin leverde het onderzoek enkele<br />

duidelijke strategische aanknopingspunten op, die de waterschappen in staat<br />

stellen kostenbesparingen door te voeren zonder dat de waterschapstaak<br />

veronachtzaamd wordt. Vertaling van de resultaten naar het actuele nieuwbouwproject<br />

slibverwerking Nieuwveer leidt tot de stellingname dat een besparing<br />

van 15 procent van de bouwsom haalbaar wordt geacht door een kritische<br />

beschouwing van het ontwerp én de toepassing van een ‘industriële’ bouwwijze.<br />

Naar aanleiding van het overleg<br />

tussen de Noord-Brabantse Waterschapsbond<br />

en de vertegenwoordiging<br />

van het Noord-Brabantse bedrijfsleven<br />

is in 2007 een quick scan uitgevoerd naar<br />

de kostenstructuur van het zuiveren van<br />

afvalwater. Vorig jaar zijn de resultaten ervan<br />

gepubliceerd in H 2O nr. 3 (“Vergelijking<br />

kosten zuivering communaal en industrieel<br />

afvalwater”).<br />

In de vervolgfase is afgesproken een aantal<br />

thema’s nader uit te werken om te komen tot<br />

<strong>voor</strong>stellen <strong>voor</strong> verbetering van de kosteneffi<br />

ciency van het zuiveren van afvalwater. Dat<br />

onderzoek moest de verschillen kenbaar<br />

maken in bouwwijze en -fi losofi e van<br />

industriële en communale zuiveringstechnische<br />

werken, om de totale kosten van een<br />

communale zuivering eventueel te kunnen<br />

verlagen. De thema’s waaraan aandacht<br />

is besteed, zijn: systeemkeuze, techniek,<br />

project aanpak en fi nanciën.<br />

Voor de evaluatie zijn de volgende zuiveringsinstallaties<br />

gebruikt: rwzi Bath, awzi<br />

Lamb Weston Meijer (Bergen op Zoom),<br />

slibverwerking Sluisjesdijk (Rotterdam), awzi<br />

Peka Kroef (Odiliapeel) en de bedrijfswaterzuivering<br />

van Bavaria (Lieshout).<br />

De resultaten van het onderzoek zijn vertaald<br />

in strategische <strong>voor</strong>stellen in het algemeen<br />

en naar bruikbare ideeën <strong>voor</strong> het project<br />

Slibverwerking Nieuwveer in het bijzonder. In<br />

Nieuwveer wordt gewerkt aan een plan om<br />

de bestaande verouderde Zimpro-installatie<br />

(gebaseerd op het procedé van thermische<br />

slibconditionering) te vervangen door een<br />

nieuwe indikking, slibgisting en slibontwatering.<br />

Resultaten<br />

De drijfveren <strong>voor</strong> het realiseren van<br />

projecten verschillen signifi cant tussen<br />

een waterschap en de industrie (zie tabel).<br />

De horizon bij industriële projecten (drie<br />

tot vijf jaar) is duidelijk korter dan die van<br />

communale projecten (15 tot 20 jaar). Dit<br />

betekent dat industrieën de capaciteit van de<br />

installaties over de levensduur ervan beter<br />

kunnen benutten en sneller kunnen inspelen<br />

op nieuwe marktontwikkelingen. Het<br />

betekent ook dat de industriële bouwwijze<br />

méér wordt gekarakteriseerd door modulaire<br />

bouw (zie foto hierboven).<br />

De wijze waarop waterschappen gewend<br />

zijn onderdelen op zuiveringen uit te voeren,<br />

wordt vanuit een industrieel oogpunt<br />

bestempeld als ‘overbodige’ luxe (zie foto op<br />

10 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

Modulaire betonnen tankbouw.<br />

pagina hiernaast). Een deel van deze luxe<br />

komt <strong>voor</strong>t uit de vergaande standaardisatie,<br />

zoals vastgelegd in het eisenpakket.<br />

Eisenpakketten zijn vervuild met informatie<br />

en gaan veel verder dan de functionele<br />

minimu<strong>mei</strong>sen die gesteld zouden moeten<br />

worden aan procescomponenten. Dit werkt<br />

kostenverhogend en ontmoedigt marktcreativiteit.<br />

Een duidelijk verschil tussen industrie en<br />

communaal is <strong>voor</strong>ts de projectaanpak:<br />

industriële partijen realiseren hun projecten<br />

door gebruik te maken van huisaannemers<br />

en preferred suppliers. Waterschappen<br />

daarentegen zijn gebonden aan internationale<br />

aanbestedingsregelingen met in de<br />

praktijk steeds wisselende opdrachtnemers.<br />

Drijfveren <strong>voor</strong> waterschappen en industrie.<br />

waterschap industrie<br />

Ter verbetering van de vertrouwensrelatie<br />

tussen waterschap en opdrachtnemer<br />

kan - conform het Engelse model<br />

van utilities dat al geruime tijd wordt<br />

toegepast - gekozen worden <strong>voor</strong> projectoverstijgende<br />

langdurige raamcontracten<br />

<strong>voor</strong> componenten, adviesdiensten en/of<br />

projecten. Dit bevordert kennisdeling en<br />

leidt tot kostenreductie. De relatief grote<br />

jaarlijkse investeringsvolumes van waterschappen<br />

maken raamwerkcontracten<br />

aantrekkelijk <strong>voor</strong> opdrachtnemers.<br />

In de huidige projectaanpak van waterschappen<br />

zijn verbeteringen mogelijk door<br />

het zuiver functioneel ‘oplossingsvrij’ specifi<br />

ceren van projectvragen en het minimaliseren<br />

van het eisenprogramma. Beide<br />

punten bevorderen de marktcreativiteit en<br />

Gegarandeerde langdurige inzet rechtvaardigt Bedrijfsdynamiek noopt tot korte economische<br />

hoge economische levensduur. levensduur en mogelijkheid tot sneller<br />

herinvesteren.<br />

Lange levensduur betekent inzet van Snellere herinvestering resulteert in gebruik<br />

‘oude technieken’. nieuwste techniek.<br />

Investering gedreven door maatschappelijke Investering gedreven door winstoogmerk,<br />

taak. rendement op geinvesteerd vermogen.<br />

Beschikbaarheid installaties geleid door Beschikbaarheid installaties bepaald op<br />

maatschappelijke verantwoording. economische gronden.


Het ‘tegeltjes’-imago van een waterschap; overbodige luxe?.<br />

leiden tot economische <strong>voor</strong>delen, maar<br />

vragen tegelijkertijd extra inspanningen<br />

van de opdrachtgever met betrekking<br />

tot de aanbestedingsprocedure en het<br />

management van risico’s.<br />

Slibverwerking Nieuwveer<br />

Om dit project te concretiseren, is <strong>voor</strong><br />

het project nieuwbouw slibverwerking<br />

Nieuwveer vastgesteld welke aanknopingspunten<br />

tot kostenbesparingen kunnen<br />

worden gevonden. Dat heeft het volgende<br />

opgeleverd:<br />

De vraagspecifi catie <strong>voor</strong> de werken is<br />

zoveel mogelijk een zuiver functionele:<br />

De rioolwaterzuiveringsinstallatie Nieuwveer ten noorden van Breda.<br />

eventuele middelspecifi caties (onder andere<br />

bij het beluchtingontwerp) zijn omgezet in<br />

doelspecifi caties. Bestekspercelen worden<br />

waar mogelijk gegund aan inschrijvers op<br />

basis van total costs of ownership bij een<br />

minimaal vastgelegde capaciteit en prestatie.<br />

‘Luxe componenten’ (werkplekken in het<br />

fabrieksgebouw) zijn achterwege gelaten. De<br />

capaciteit is gebaseerd op de huidige vraag,<br />

met een risicogebaseerde redundantie en<br />

ruimte <strong>voor</strong> modulaire bouw. Het standaard<br />

eisenprogramma wordt waar mogelijk<br />

verlaten en teruggebracht tot een document<br />

waarin alleen die eisen worden vastgelegd die<br />

in algemene zin van belang worden geacht.<br />

achtergrond<br />

De maatregelen moeten leiden tot<br />

bevordering van de marktcreativiteit en een<br />

besparing op de projectkosten; maximaal<br />

15 procent van de bouwsom wordt haalbaar<br />

geacht door een kritische beschouwing<br />

van het ontwerp én de toepassing van een<br />

‘industriële’ bouwwijze .<br />

Jack Jonk (Waterschap Brabantse Delta)<br />

Ger Toonen (Bavaria)<br />

Hans Wouters (Brightwork BV)<br />

Primeur Fuzzy Filter<br />

in Brabant<br />

De rioolwaterzuiveringsinstallatie Nieuw<br />

Vossemeer van het Waterschap Brabantse<br />

Delta is als eerste <strong>voor</strong>zien van een Fuzzy<br />

Filter installatie. Door zo’n fi lter op de rwzi te<br />

plaatsen, moet het afvalwater gaan voldoen<br />

aan de viswaternorm. Bovendien wordt<br />

onderzocht wat de mogelijkheden zijn van<br />

vergaande fosfaat- en nitraatverwijdering.<br />

Het Fuzzy Filter is toepasbaar bij nafi ltratie<br />

van effl uentnabehandeling, behandeling<br />

van <strong>voor</strong>bezonken afvalwater, <strong>voor</strong>fi ltratie<br />

<strong>voor</strong> andere systemen en waterhergebruik.<br />

Voordelen zijn onder meer een zeer hoge<br />

fi ltratiesnelheid, een lange levensduur van<br />

het samendrukbare fi ltermedium (dat niet<br />

kan uitspoelen) en upfl ow-confi guratie,<br />

waardoor kortsluitstromen niet mogelijk zijn.<br />

Testinstallaties met een capaciteit van 15 tot<br />

20 kubieke meter per uur zijn beschikbaar.<br />

Voor meer informatie: (0186) 60 60 60.<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

11


Geeserstroom: naar nieuwe<br />

ecologische doelen?<br />

Ongeveer drie jaar geleden verscheen in H 2O (nr. 5 uit 2006) een artikel over<br />

de herinrichting van de Geeserstroom, een laaglandbeek in het zuidoosten<br />

van Drenthe. Deze beek is aangelegd in de winter van 2005/2006. Inmiddels<br />

blijkt dat de ontwikkeling op onderdelen anders verloopt dan de betrokkenen<br />

<strong>voor</strong>af dachten. De gebruikelijke defi nities van landschappelijke en ecologische<br />

kwaliteit sluiten niet vanzelfsprekend op elkaar aan. Beide onderwerpen<br />

vormden echter wél het hoofddoel van het project. Dit vraagt dus om keuzes.<br />

Het beeld dat de betrokken<br />

instanties bij het maken van de<br />

plannen <strong>voor</strong> ogen stond was<br />

het - min of meer gebruikelijke - landschapsbeeld<br />

van een beekdal uit de tweede helft<br />

van de 19e eeuw. In grote lijnen gaat het<br />

dan om een stromende beek met een<br />

kronkelende loop in een kleinschalig<br />

ingericht boerenlandschap. Dit landschap is<br />

relatief open; hoogopgaande vegetatie is in<br />

het dal eigenlijk alleen aanwezig in de vorm<br />

van houtwallen en elzensingels die de beek<br />

met de rand van het beekdal verbinden.<br />

Kortom, de Geeserstroom zou een soort<br />

tweede Drentse Aa moeten worden, een<br />

bekend en alom gewaardeerd beeksysteem<br />

in de provincie Drenthe.<br />

12 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

Ook <strong>voor</strong> wat betreft de te ontwikkelen<br />

(aquatisch-)ecologische kwaliteiten vormde<br />

de Drentse Aa min of meer het <strong>voor</strong>beeld.<br />

De soortensamenstelling in de beek zelf zou<br />

<strong>voor</strong> een belangrijk deel moeten bestaan uit<br />

stromingsminnende organismen, soorten<br />

dus die een hoge score op de maatlatten van<br />

de Europese Kaderrichtlijn Water garanderen.<br />

De terrestrische natuur zou <strong>voor</strong>al moeten<br />

worden gekenmerkt door dotterbloemhooilanden,<br />

met kwelsoorten als dotterbloem,<br />

gevlekte orchis, holpijp en andere soorten<br />

van de blauwgraslanden.<br />

Uitwerking streefbeeld<br />

Zoals destijds in het H 2O-artikel werd<br />

beschreven, is binnen het Geeserstroom-<br />

project uitgebreid nagedacht over met name<br />

het dwarsprofi el van het zomerbed. Dat<br />

heeft er uiteindelijk toe geleid dat een beek<br />

gegraven is met een grote breedte/diepteverhouding,<br />

vergelijkbaar met natuurlijke<br />

beken in het noordoosten van Europa. Deze<br />

keuze is <strong>voor</strong>al gemaakt om te <strong>voor</strong>komen<br />

dat de beek teveel zou gaan draineren en<br />

daarmee de ontwikkeling van de gewenste<br />

blauwgraslanden zou frustreren. Op dit<br />

onderdeel wordt duidelijk afgeweken van<br />

het <strong>voor</strong>beeld van de Drentse Aa en veel<br />

andere min of meer natuurlijke beken in<br />

Nederland.<br />

Verder is afgesproken dat geen onderhoud<br />

aan het zomerbed zou worden uitgevoerd,<br />

enerzijds om het aquatisch ecosysteem zich<br />

Vasthouden van water in beekdal zéér effectief<br />

In 2006 zijn het brongebied en de bovenloop van de Geeserstroom opnieuw<br />

ingericht en weer aangesloten op de middenloop van de beek. Daarvóór<br />

voerde dit gebied rechtstreeks af op het kanalensysteem in zuidoost-Drenthe.<br />

Met de genomen maatregelen is een belangrijk deel van het oorspronkelijke<br />

stroomgebied hersteld. Het doel van deze herinrichting was tweeledig:<br />

ecologisch herstel én het realiseren van ruimte <strong>voor</strong> vasthouden van water<br />

in het beekdal. Hoe goed werkt het vasthouden van water in het dal van de<br />

Geeserstroom?<br />

Door het aankoppelen van de<br />

Geeserstroom op de middenloop<br />

(het Loodiep) wordt deze<br />

laatste belast met de extra afvoer van circa<br />

1.400 hectare stroomgebied. Het totale<br />

stroomgebied van de Geeserstroom heeft<br />

een oppervlakte van zo’n 2.500 hectare.<br />

De afmetingen van het Loodiep en de<br />

aanwezige kunstwerken zijn hier niet op<br />

berekend. Om schade door wateroverlast te<br />

<strong>voor</strong>komen, wordt de maximale afvoer uit de<br />

Geeserstroom begrensd, waarbij het teveel<br />

aan water in het beekdal wordt vastgehouden.<br />

Bij de planvorming is berekend<br />

dat de maatgevende afvoer waarmee het<br />

Loodiep kan worden belast, ongeveer een<br />

kubieke meter per seconde is. Op basis<br />

van de beschikbare informatie is destijds<br />

ingeschat dat de maatgevende afvoer na<br />

aankoppeling ongeveer 1,7 kubieke meter<br />

per seconde zou worden (bij een gelijkblijvende<br />

inrichting van het stroomgebied). Als<br />

de gemiddelde dagafvoer hoger is dan één<br />

kubieke meter per seconde, moet het teveel<br />

Inundatie van het beekdal van de Geeserstroom (<strong>voor</strong>jaar 2008).


Afvoer langs de beek in plaats van dóór de beek (winter <strong>2009</strong>).<br />

zo natuurlijk mogelijk te laten ontwikkelen,<br />

anderzijds omdat de hoogfrequente<br />

inundaties onderhoud sowieso ernstig<br />

zouden bemoeilijken. Tot slot is geprobeerd<br />

zoveel mogelijk recht te doen aan het beeld<br />

van het oorspronkelijke meanderingspatroon<br />

uit de 19e eeuw. Inmiddels blijkt dat<br />

deze combinatie van inrichting en beheer<br />

Waterschap Velt en Vecht <strong>voor</strong> de nodige<br />

dilemma’s plaatst.<br />

aan water dus worden vastgehouden in het<br />

beekdal.<br />

Op het punt waar de Geeserstroom overgaat<br />

in het Loodiep, is daarom een constructie<br />

aangelegd waarmee de afvoer kan worden<br />

begrensd. De afgelopen twee jaar is hier de<br />

afvoer gemeten. Door een defect aan de<br />

meetapparatuur is er nog geen dekkend<br />

beeld van de afvoer door het jaar heen.<br />

Er zijn wel gegevens beschikbaar <strong>voor</strong> de<br />

periode met de meeste afvoer in 2007 (begin<br />

december). In deze periode is lokaal veel<br />

neerslag gevallen met op 7 december een<br />

neerslaghoeveelheid die ongeveer één keer<br />

per twee jaar <strong>voor</strong>komt (41 mm). De hoogste<br />

gemeten gemiddelde dagafvoer was 0,94<br />

kubieke meter per seconde op 10 december<br />

(3,2 mm). Deze waarde wordt <strong>voor</strong> het<br />

gemak even beschouwd als maatgevende<br />

afvoer <strong>voor</strong> 2007 en ligt dus ruim onder de<br />

eerder genoemde waarde van 1,7 kubieke<br />

meter per seconde. Deze waarde geldt <strong>voor</strong><br />

een goed ontwaterd gebied, met goed<br />

onderhouden watergangen die zijn ingericht<br />

op het zo snel mogelijk afvoeren van water.<br />

In de praktijk blijkt het tot nu toe niet nodig<br />

om de afvoer uit het Geeserstroomgebied te<br />

begrenzen en daarmee actief water vast te<br />

houden.<br />

Ter vergelijking is <strong>voor</strong> een ander<br />

deelstroomgebied binnen het waterschap uit<br />

Ontwikkelingen tot nu toe<br />

De waterhuishouding in het gebied is<br />

ingrijpend veranderd. In de zomer van 2007<br />

viel de beek langdurig droog, maar vorig<br />

jaar was het systeem in evenwicht en trad<br />

in het beekdal een sterke vernatting op,<br />

waar bepaalde beekdalvegetaties al snel<br />

van wisten te profi teren. De afgelopen jaren<br />

is het zomerbed in hoog tempo dichtgegroeid.<br />

In eerste instantie ging het <strong>voor</strong>al<br />

metingen de maximale dagafvoer berekend<br />

<strong>voor</strong> dezelfde periode in december 2007. Die<br />

bedroeg 9,5 millimeter per dag. Deze waarde<br />

komt overeen met de maatgevende afvoer<br />

<strong>voor</strong> dit stroomgebied. Deze afvoer ligt een<br />

factor 3 hoger dan de afvoer uit de Geeserstroom.<br />

Afvoercapaciteit van het zomerbed<br />

Het zomerbed is vanuit ecologische<br />

motieven zeer ondiep aangelegd en wordt<br />

vanuit hetzelfde perspectief ook niet<br />

onderhouden. Na twee zomers kon worden<br />

gesproken van een vrijwel volledig dichtgegroeide<br />

zomerbedding.<br />

Dit betekent dat de afvoercapaciteit sterk<br />

is afgenomen. In het veld is dan ook goed<br />

te zien dat de Geeserstroom bij hogere<br />

afvoeren al snel buiten de oevers komt en dat<br />

de aangrenzende laagtes mee gaan stromen.<br />

Omdat de aangrenzende gronden op dit<br />

moment worden begraasd en gemaaid, is<br />

de weerstand hier een stuk geringer dan in<br />

het zomerbed. De afvoer over het maaiveld<br />

lijkt een groter deel te beslaan dan de<br />

afvoer door het zomerbed. De begroeiing<br />

van het zomerbed en de waterverplaatsing<br />

over het maaiveld hebben grote invloed<br />

op de snelheid waarmee een neerslagpiek<br />

tot afvoer komt. Voor de natte periode in<br />

december 2007 zijn kwartierwaarden van<br />

de neerslag vergeleken met gemaalcijfers in<br />

achtergrond<br />

om ondergedoken soorten als waterpest,<br />

stijve waterranonkel en sterrekroos, maar<br />

al snel kwamen daar helofyten bij als grote<br />

lisdodde en grote egelskop. Op dit moment<br />

is het zomerbed al in die mate dichtgegroeid<br />

dat de afvoer van water vrijwel uitsluitend<br />

diff uus in het beekdal lijkt plaats te vinden<br />

en dus nauwelijks meer via de beek. In het<br />

laatste jaar was alleen nog een stroomdraad<br />

zichtbaar tijdens fl inke afvoerpieken.<br />

Het oorspronkelijke idee van een actief<br />

meanderende beek tengevolge van<br />

processen van erosie en sedimentatie<br />

heeft het waterschap inmiddels achter zich<br />

gelaten. De verwachting is dat, wanneer<br />

niet regelmatig onderhoud gepleegd gaat<br />

worden, het indertijd met zorg vormgegeven<br />

zomerbed binnen enkele jaren zelfs<br />

verdwenen zal zijn. Dit betekent dat de<br />

eerder geformuleerde streefbeelden <strong>voor</strong><br />

een deel wellicht niet gehaald zullen worden,<br />

zeker niet binnen de rand<strong>voor</strong>waarde van<br />

‘geen onderhoud’.<br />

Toekomstscenario’s<br />

Verschillende scenario’s zijn denkbaar om<br />

de ontwikkelingen in het beekdal van de<br />

Geeserstroom te sturen. Aan bod komen hier<br />

drie scenario’s die gemeen hebben dat ze<br />

alle drie vanuit een bepaald perspectief de<br />

ecologische kwaliteit ten goede komen; het<br />

en rond het projectgebied. In vergelijkbare<br />

deelstroomgebieden komt de neerslag al<br />

binnen een halve dag tot afvoer, maar aan<br />

het eindpunt van de Geeserstroom komt de<br />

afvoerpiek pas 2,5 dag na de neerslagpiek.<br />

Het gebied voert dus traag af; de gemiddelde<br />

stroomsnelheid bedraagt slechts enkele<br />

centimeters per seconde.<br />

Bergingsruimte<br />

Bij het opstellen van het inrichtingsplan is<br />

berekend dat in het beekdal circa 910.000<br />

kubieke meter water moet kunnen worden<br />

geborgen om alle afvoeren boven de één<br />

kubieke meter per seconde in het gebied<br />

vast te houden. Bij deze hoeveelheid kunnen<br />

ook afvoeren die zich <strong>voor</strong>doen bij situaties<br />

met een herhalingstijd van bij<strong>voor</strong>beeld één<br />

keer per 10 of 25 jaar, worden vastgehouden.<br />

Daarmee wordt het hoofdsysteem van het<br />

waterschap in extreem natte situaties ontlast.<br />

Hierop is ook de hoogte van de kades rond<br />

het bergingsgebied afgestemd.<br />

De volledige bergingscapaciteit is alleen<br />

aanwezig in een leeg grond- en oppervlaktewatersysteem.<br />

Hoge afvoeren komen<br />

juist <strong>voor</strong> als deze systemen al gevuld zijn.<br />

In die situatie is een deel van de bergingsruimte<br />

dus al benut. Om zicht te krijgen op<br />

de werking van het bergingsgebied bij een<br />

gedeeltelijk gevuld grond- en oppervlaktewatersysteem<br />

is dit <strong>voor</strong> een praktijkgeval<br />

uitgewerkt.<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

13


verschil zit hem <strong>voor</strong>al in de defi nitie van dat<br />

begrip.<br />

Actief ingrijpen: het 19e eeuwse landschap<br />

Deze optie betekent dat het zomerbed<br />

met enige regelmaat onderhouden moet<br />

worden, zodat zoveel mogelijk water kan<br />

worden afgevoerd. Daarmee optimaliseert<br />

de stroomsnelheid in de beek en kan de<br />

hoogste score op de KRW-maatlatten bereikt<br />

worden. Een aanvullende maatregel zou<br />

kunnen zijn de beek in beperkte mate te<br />

verdiepen, waardoor de verlanding mogelijk<br />

vertraagt. In dit scenario streeft Waterschap<br />

Velt en Vecht dus naar een vorm van natuur<br />

die alleen bij gratie van menselijk ingrijpen<br />

kan <strong>voor</strong>tbestaan.<br />

De natuur haar gang laten gaan:<br />

broekbosontwikkeling<br />

Waarschijnlijk is het mogelijk om het<br />

onderhoud van het zomerbed overbodig<br />

te maken door bosontwikkeling in het<br />

beekdal toe te staan. De elzen die deel<br />

uitmaken van de houtwalrestanten, blijken<br />

in staat te zijn <strong>voor</strong> zoveel nakomelingen te<br />

zorgen dat het beekdal zich in korte tijd kan<br />

omvormen tot bos. De water- en oevervegetatie<br />

in het zomerbed zal op die manier<br />

binnen de perken blijven. Een met bos<br />

begroeid beekdal sluit echter niet aan bij het<br />

eerder geschetste 19e eeuwse streefbeeld.<br />

Beekdalen in Drenthe worden geacht open<br />

te zijn. Of de motieven daarbij ten principale<br />

van landschappelijke, ecologische of<br />

Waterberging en natuur in het beekdal van de Geeserstroom (<strong>voor</strong>jaar 2008).<br />

14 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

nostalgische aard zijn, zou nader uitgezocht<br />

kunnen worden.<br />

Beperkt ingrijpen: van beekdal naar moerasdal<br />

Het derde scenario bestaat eruit dat het<br />

waterschap toewerkt naar een systeem<br />

waarbij het water diff uus in het dal wordt<br />

afgevoerd en waar hoogstens zo nu en dan<br />

een smalle stroomdraad te onderscheiden<br />

zal zijn. In het beekdal vindt op uitgebreide<br />

schaal moeras- en veenvorming plaats.<br />

Een beheer dat bestaat uit extensieve<br />

begrazing, eventueel in combinatie met<br />

enig laagfrequent handmatig onderhoud,<br />

zal naar verwachting het gewenste (half)<br />

open landschap in stand kunnen houden.<br />

Het toekomstbeeld bestaat dan uit een<br />

moerasachtig mozaieklandschap met vrij<br />

omvangrijke vegetaties bestaande uit riet,<br />

zegges en andere hoge kruiden, afgewisseld<br />

met hier en daar wilgen- en elzenstruweel.<br />

Voor bij<strong>voor</strong>beeld veel vogelsoorten zal<br />

een buitengewoon aantrekkelijk landschap<br />

ontstaan, maar de huidige doelsoorten <strong>voor</strong><br />

de KRW zullen naar verwachting slechts in<br />

beperkte mate worden aangetroff en. Dit<br />

hoeft echter niet direct een probleem te<br />

vormen: de geest van de KRW gaat uiteindelijk<br />

boven de letter.<br />

Keuzes<br />

De beheerders van beek en beekdal<br />

(Staatsbosbeheer en Waterschap Velt en<br />

Vecht) neigen op dit moment naar het derde<br />

scenario. Zij vinden het belangrijk dat de<br />

eerdere afspraak om geen onderhoud aan<br />

het zomerbed te plegen, gehandhaafd blijft.<br />

Ook blijven ze graag bij de keuze <strong>voor</strong> een<br />

zomerbed met een minimaal drainerende<br />

werking. Tegelijkertijd realiseren ze zich dat<br />

een beekdal dat volledig met bos begroeid<br />

raakt in de huidige situatie nog even een<br />

brug te ver is. Deze argumenten leiden<br />

dus als vanzelf tot het derde scenario. Het<br />

gevolg daarvan zal zijn dat het beeld van een<br />

natuurlijk beekdal enige bijstelling behoeft.<br />

Dit moet met de betrokkenen (en zeker ook<br />

met de bewoners van de streek) besproken<br />

worden. De ecologische consequenties van<br />

de gemaakte keuzes zullen te zijner tijd<br />

af te leiden zijn uit de resultaten van het<br />

monitoringsprogramma dat aan dit project<br />

gekoppeld is. Dit programma wordt de<br />

komende jaren gecontinueerd.<br />

Conclusie<br />

Drie jaar na afronding van het herstel van de<br />

Geeserstroom is de conclusie dat het project<br />

Waterschap Velt en Vecht <strong>voor</strong> de nodige<br />

verrassingen plaatst. De gewenste vernatting<br />

van het beekdal verloopt weliswaar buitengewoon<br />

<strong>voor</strong>spoedig, maar de toekomst<br />

van de beek zelf, inclusief fl ora en fauna, is<br />

tamelijk onzeker. Wat wél zeker is, is dat het<br />

project <strong>voor</strong> ecologen en hydrologen buitengewoon<br />

boeiend is.<br />

Gerhard Duursema (Waterschap Velt en<br />

Vecht)


De Geeserstroom is grotendeels dichtgegroeid met lisdodde (nazomer 2008).<br />

Voorbeeld uit de praktijk<br />

Op 7 december 2007 is binnen 24 uur 41<br />

millimeter neerslag gevallen (dit doet zich<br />

gemiddeld éénmaal per twee jaar <strong>voor</strong>). In<br />

het projectgebied was toen al sprake van<br />

hoge grondwaterstanden en inundatie van<br />

de laagste delen van het beekdal. Een dag<br />

later is in het hele beekdal de oppervlaktewaterstand<br />

gemeten. Met deze gegevens is<br />

het aantal geborgen kubieke meter water<br />

in het gebied berekend. Daaruit volgt dus<br />

automatisch de resterende bergingsruimte.<br />

In totaal bleek ongeveer 330.000 kubieke<br />

meter van de beschikbare berging benut<br />

te zijn en was dus nog 910.000 - 330.000<br />

= 580.000 kubieke meter beschikbaar. Stel<br />

dat op dezelfde dag nog eens 25 millimeter<br />

neerslag zou zijn gevallen, dan zou die<br />

bij een constant blijvende gemiddelde<br />

dagafvoer van één kubieke meter per<br />

seconde probleemloos in het bergingsgebied<br />

kunnen worden opgevangen.<br />

Het is overigens maar de vraag of met die<br />

25 millimeter extra neerslag de resterende<br />

bergingsruimte benut zou worden.<br />

Bij veldbezoeken in natte periodes is<br />

waargenomen dat het benedenstroomse<br />

deel van het beekdal niet of nauwelijks onder<br />

water komt te staan, terwijl daar toch het<br />

grootste bergingspotentieel aanwezig is. Veel<br />

water blijft ‘hangen’ op de fl anken van het<br />

beekdal. De van nature aanwezige laagtes,<br />

die in het verleden werden ontwaterd door<br />

sloten en greppels, bergen nu een groot<br />

deel van de neerslag. Dat het gebied goed<br />

water vasthoudt, blijkt ook uit de lage<br />

maximale dagafvoer van 3,2 millimeter die<br />

is gemeten na de neerslag van 7 december.<br />

Uiteindelijk wordt de neerslag natuurlijk wel<br />

via het grondwater naar de laagste delen<br />

van het beekdal afgevoerd. Onze inschatting<br />

is dan ook dat bij een extra neerslaghoeveelheid<br />

van bij<strong>voor</strong>beeld 100 millimeter de<br />

resterende bergingsruimte nog steeds niet<br />

volledig benut zou zijn. Anders geformuleerd<br />

betekent dit dat het Loodiep, ook in<br />

een extreem natte situatie, maximaal wordt<br />

belast met maatgevende afvoer.<br />

Aanvullend onderzoek<br />

Voor het waterschap is de indertijd gekozen<br />

combinatie van vasthouden van water en<br />

beek(dal)herstel nieuw. Op basis van de<br />

tot nu toe verzamelde meetgegevens kan<br />

worden geconcludeerd dat neerslag met<br />

veel vertraging en met een lage intensiteit<br />

tot afvoer komt. Omdat we ervan uitgaan dat<br />

we in de toekomst een wezenlijk deel van de<br />

wateropgave op een vergelijkbare manier<br />

willen realiseren, is dat een goede reden om<br />

de hydrologische ontwikkelingen op de voet<br />

te volgen.<br />

Zo wordt de komende vijf jaar het verloop<br />

van de grond- en oppervlaktewaterstand en<br />

de afvoer naar het Loodiep in de tijd gevolgd.<br />

achtergrond<br />

Hierdoor ontstaat inzicht in het verloop van<br />

de grond- en oppervlaktewaterstand in de<br />

tijd, de snelheid waarmee de oppervlaktewaterstand<br />

stijgt in een gedeeltelijk en volledig<br />

gevuld systeem, de relatie tussen de neerslaghoeveelheid,<br />

de grond- en oppervlaktewaterstand<br />

en de afvoer naar het Loodiep, de<br />

snelheid waarmee afvoergolven zich door het<br />

beekdal verplaatsen door het jaar heen én de<br />

duur van het droogvallen van het brongebied<br />

en de bovenloop van het beeksysteem.<br />

De resultaten van deze onderzoeken geven<br />

inzicht in de relatie tussen inrichting en<br />

beheer van het beeksysteem en de consequenties<br />

die dat heeft <strong>voor</strong> het kwantiteitsbeheer.<br />

Dit inzicht moet eraan bijdragen dat<br />

we binnen het beheergebied van Velt en<br />

Vecht een optimale combinatie bereiken van<br />

ecologie en veiligheid.<br />

Jan Willem van den Barg en Gert Meijering<br />

(Waterschap Velt en Vecht)<br />

Zie ook platform: pagina 29<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

15


Interactieve uitvoering van beekherstel in Vaassen<br />

Wanneer draagvlak bestaat <strong>voor</strong> een plan, geldt dat niet automatisch <strong>voor</strong><br />

de uitvoering ervan. Tijdens de planvorming en uitvoering van het project<br />

Vaassense beken van Waterschap Veluwe is daarom een interactieve uitvoering<br />

toegepast. Dit houdt in dat burgers en andere belanghebbenden in een vroeg<br />

stadium zijn betrokken bij de ontwikkeling van een integraal waterplan.<br />

Bovendien worden projectfasen (planvorming, ontwerp, uitvoering en beheer)<br />

niet na, maar naast elkaar doorlopen. Het concept interactieve uitvoering van<br />

Govert Geldof 1) maakt deel uit van het onderzoeksproject ‘Leven met water’.<br />

Voor het bekensysteem in Vaassen<br />

is een raamplan opgesteld met<br />

hoofdlijnen en kaders. Vervolgens<br />

is het bekensysteem verdeeld in trajecten.<br />

Samen met direct belanghebbenden zijn<br />

de deeltrajecten via uitvoeringscontracten<br />

ontworpen en uitgevoerd. Tijdens de uitvoeringsfase<br />

in het ene traject kon in de andere<br />

trajecten samen met bewoners alvast worden<br />

begonnen met plannen en ontwerpen.<br />

Zo ontstond een parallel proces. De eerste<br />

opgeleverde trajecten leverden vervolgens<br />

inbreng op <strong>voor</strong> de volgende en laten het<br />

mogelijke resultaat van het beekherstel zien:<br />

eerst shovels, zandhopen en omgekapte<br />

bomen en pas daarna nieuwe natuur langs<br />

afgegraven beekoevers. Dankzij de nieuwe<br />

methode kan Waterschap Veluwe sneller dan<br />

ooit van opdrachtverlening tot uitvoering<br />

Afb. 1: Naar interactieve uitvoering 1 ).<br />

Afb. 2: Het plangebied Vaassense beken.<br />

16 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

komen. De eerste resultaten zijn hoopgevend<br />

<strong>voor</strong> het vervolg.<br />

De opkomst bij de laatste waterschapsverkiezingen<br />

toonde aan dat waterschappen niet<br />

echt leven, maar waterprojecten des te meer.<br />

De bevolking wordt steeds mondiger en wil<br />

meer invloed op haar leefomgeving. Samenwerking<br />

met burgers biedt het waterschap<br />

onder meer de mogelijkheid democratische<br />

legitimiteit te krijgen <strong>voor</strong> het uitvoeren<br />

van het beleid. Waterschappen richten zich<br />

mede daarom tijdens de planvorming van<br />

integrale waterprojecten tot bewoners en<br />

andere belanghebbenden. Geregeld blijkt<br />

na goedkeuring van een interactief plan dat<br />

individuele belanghebbenden toch bezwaar<br />

hebben en het proces frustreren tijdens de<br />

uitvoering. Dat komt doordat (achteraf) blijkt<br />

dat niet alle relevante belanghebbenden bij<br />

het planproces betrokken waren. Een graafmachine<br />

in je achtertuin is toch iets anders<br />

dan een plan op papier. Niet alle belanghebbenden<br />

lezen de plannen en hoewel de<br />

meerderheid misschien <strong>voor</strong> een plan is, kan<br />

een individu het plan frustreren. Vervolgens<br />

leiden knelpunten op een enkel onderdeel<br />

van een plan veelal tot vertraging <strong>voor</strong> de<br />

uitvoering van het gehele plan.<br />

Traditionele plannen, interactief opgesteld<br />

of niet, bieden veelal geen ruimte meer<br />

<strong>voor</strong> aanpassing tijdens de uitvoering (of<br />

de <strong>voor</strong>bereiding daarvan), terwijl juist bij<br />

de uitvoering vaak gevoeligheden naar<br />

boven komen. Ook kan blijken dat in de<br />

werkelijkheid het plan niet zoals <strong>voor</strong>gesteld<br />

uitvoerbaar is. Interactieve uitvoering<br />

stelt daarom <strong>voor</strong> de fases planvorming,<br />

ontwerp, uitvoering en beheer niet na, maar<br />

naast elkaar af te werken (zie afbeelding 1).<br />

In dit schema lijkt het concept een grote<br />

abstractie te hebben, want hoe kan dat nu<br />

in de praktijk? Uitvoeren en gelijktijdig een<br />

plan maken is toch niet mogelijk? Dat klopt,<br />

de tijd tikt en daardoor werkt elk proces<br />

volgens een bepaald tijdschema. Maar het<br />

proces is wel degelijk anders in te richten,<br />

waardoor gefaseerd en naast elkaar plannen,<br />

ontwerpen en uivoeren mogelijk wordt.<br />

Perceptie<br />

Ook de perceptie van werken is verschillend.<br />

In het traditionele proces wordt vaak<br />

toegewerkt naar tussenproducten, zoals het<br />

plan, het ontwerp en de oplevering. Zo wordt<br />

het project dus stapsgewijs uitgevoerd.<br />

Dat is in sommige waterschappen duidelijk<br />

terug te zien in de verdeling van afdelingen:<br />

een afdeling planvorming en een afdeling<br />

uitvoering, met bijbehorende projectleiders.<br />

Wij stellen dat je altijd, in welke fase het<br />

proces zich ook bevindt, toewerkt naar het<br />

eindproduct: een nieuwe beheerssituatie. Zo<br />

schuif je de verschillende fasen conceptueel<br />

in elkaar tijdens het proces. Dat betekent in<br />

de praktijk dat je niet alleen bewoners in een<br />

eerder stadium betrekt, maar onder andere<br />

ook projectleiders uitvoering, beheerders en<br />

vergunningverleners. Door uitvoering niet<br />

te laten wachten tot de laatste strekkende<br />

meter van het projectgebied is gepland, is<br />

het mogelijk onderdelen waarover weinig<br />

discussie bestaat eerder uit te voeren.<br />

Intussen geef je tijd aan onderdelen die<br />

meer discussie vragen. Beekherstelprojecten<br />

zijn als de verbouwing van een huis; terwijl<br />

je bezig bent met de bouw van een serre<br />

aan de woonkamer, bedenk je tegelijkertijd<br />

de inrichting van de keuken (apparatuur,<br />

kleur van de tegels, etc.). Daarnaast woon<br />

je ook nog in het huis en moet de boel


Twee beken met een ander type water worden uit elkaar gehouden.<br />

leefbaar blijven. Wij zijn van mening dat<br />

snel uitvoeren van onderdelen niet alleen<br />

slagvaardigheid en daadkracht van het<br />

waterschap toont, maar ook motiveert bij de<br />

<strong>voor</strong>bereiding van andere onderdelen.<br />

Anders dan normaal<br />

Bij het herstel van de Vaassense beken is<br />

de interactieve uitvoering toegepast (zie<br />

plangebied, afbeelding 2). Dat betekent<br />

dat het proces van plan tot beheer anders<br />

dan normaal is ingevuld. Het proces is<br />

als volgt te beschrijven. Na opdrachtverlening<br />

is in (beperkte) samenwerking<br />

met belanghebbenden een globaal plan<br />

opgesteld: Raamplan Vaassense beken.<br />

In tegenstelling tot traditionele plannen<br />

beschrijft het raamplan de huidige én<br />

gewenste situatie van de beeklopen, maar<br />

niet de maatregelen die daartoe leiden. Het<br />

raamplan stelt de rand<strong>voor</strong>waarden vast<br />

waaraan de gewenste situatie minimaal<br />

moet voldoen om te passen binnen het<br />

beleid. Om inzicht te geven in oplossingsrichtingen<br />

<strong>voor</strong> de toekomstige situatie,<br />

is wel een aantal mogelijke maatregelen<br />

beschreven. Het raamplan is ter goedkeuring<br />

<strong>voor</strong>gelegd aan het algemeen bestuur van<br />

het waterschap. De kaders zijn door het<br />

bestuur vastgesteld; de maatregelen worden<br />

op veldniveau gerealiseerd. Het systeem<br />

van enkele beken is <strong>voor</strong> de uitvoering in<br />

verschillende trajecten opgeknipt. Deze<br />

trajecten worden afzonderlijk van elkaar<br />

uitgevoerd. Het waterschap gaat per<br />

traject met de direct betrokkenen aan tafel<br />

zitten om het werk <strong>voor</strong> te bereiden en tot<br />

overeenstemming te komen over de uit te<br />

voeren maatregelen. Samen met de direct<br />

betrokken wordt vervolgens een uitvoeringscontract<br />

getekend dat ter goedkeuring wordt<br />

<strong>voor</strong>gelegd aan het college van dijkgraaf en<br />

heemraden.<br />

De ontwikkeling van het Raamplan<br />

Vaassense beken, dat het algemeen bestuur<br />

in november 2007 vaststelde, nam ongeveer<br />

een half jaar in beslag. Het projectteam<br />

richtte zich vervolgens op een snelle en<br />

volledige uitvoering van het eerste traject.<br />

Dit gebeurde in nauw overleg met de<br />

bewoners en andere belanghebbenden.<br />

Het waterschap heeft hier geen gronden in<br />

bezit en er moest letterlijk in de achtertuinen<br />

achtergrond<br />

van de mensen gewerkt worden. Samen<br />

met de bewoners is een uitvoeringscontract<br />

opgesteld. Vorig jaar oktober ging de<br />

eerste schop de grond in. Het betreft hier<br />

een traject waar twee beken parallel aan<br />

elkaar stromen. De beken zijn in de 17e eeuw<br />

aangelegd om enerzijds de watermolen<br />

van schoon productiewater te <strong>voor</strong>zien<br />

(Nieuwe Beek) en anderzijds het waterrad<br />

aan te draaien (Rode Beek). Tijdens de eerste<br />

bewonersochtend, een wandeling in juni<br />

2007 langs deze twee beken, bleek al dat<br />

zij graag weer het schot terug zouden zien,<br />

dat het ijzerhoudende rode water van de<br />

Rode Beek scheidt van het heldere water<br />

van de Nieuwe Beek. Tijdens het gezamenlijk<br />

uitwerken van de maatregelen bleek dat<br />

de bewoners van de oude molenplaats,<br />

tegenwoordig herkenbaar door een waterval<br />

van ongeveer twee meter, bereid waren<br />

een vispassage aan te leggen rondom hun<br />

woonkavel. Op deze manier kan uit historisch<br />

oogpunt de waterval behouden blijven en<br />

wordt het peilverschil overbrugbaar gemaakt<br />

<strong>voor</strong> migrerende vissen, zoals de zeldzame<br />

beekprik die in het Vaassense systeem te<br />

vinden is.<br />

De eerste fase is afgelopen februari afgerond.<br />

Het is nu nog een kaalslag, maar dit zal<br />

verbeteren. Dat is ook merkbaar bij de<br />

<strong>voor</strong>bereiding van de volgende trajecten. De<br />

bewoners uit Vaassen hebben door het werk<br />

aan het eerste traject nu een duidelijk beeld<br />

en raken enthousiast over hoe het bij hen<br />

kan worden.<br />

Conclusies<br />

Met enige <strong>voor</strong>zichtigheid durven we te<br />

zeggen dat de aanpak succesvol is. Deze<br />

terughoudendheid is gepast, omdat nog vele<br />

trajecten volgen, maar een goed begin is het<br />

halve werk. De eerste resultaten zijn veelbelovend<br />

<strong>voor</strong> het vervolg van de herinrichting<br />

van de Vaassense beken. Eén van de doelen<br />

was om binnen een half jaar het plan <strong>voor</strong> te<br />

bereiden en de uitvoering te laten starten.<br />

Dit doel is gehaald. Door de verschillende<br />

projectfasen naast elkaar te laten verlopen,<br />

was het mogelijk het eerste deeltraject snel<br />

en slagvaardig uit te voeren. Door deze<br />

eigenschappen denken wij dat er draagvlak<br />

<strong>voor</strong> uitvoering gecreëerd is in Vaassen. De<br />

eerste resultaten zijn zichtbaar en daardoor<br />

veel beter te begrijpen dan een abstract plan.<br />

Wij denken dat dit leidt tot meer draagvlak<br />

<strong>voor</strong> de uitvoering van de volgende trajecten<br />

die complexer zijn (meer belangen, meer<br />

bewoners). Nog nooit is het waterschap zo<br />

snel van opdracht tot uitvoering gekomen.<br />

Dat alleen is al een grote winst van deze<br />

aanpak.<br />

Jaap Evers (Centrum <strong>voor</strong> Schone<br />

Technologie en Milieubeleid, Universiteit<br />

Twente)<br />

Zeeger van de Koppel (projectleider<br />

Vaassense Beken, Waterschap Veluwe)<br />

NOTEN<br />

1) Geldof G. (2004). Omgaan met complexiteit bij<br />

integraal waterbeheer: op weg naar interactieve<br />

uitvoering. Tauw.<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

17


Hermeandering Hooge Raam<br />

Waterschap Aa en Maas is bijna klaar met de eerste fase van de hermeandering<br />

van de Hooge Raam.<br />

In de gemeenten Landerd en Mill en<br />

Sint Hubert krijgt de Hooge Raam<br />

zijn kronkelende vorm terug. Door de<br />

rivier opnieuw te laten meanderen, ontstaat<br />

meer ruimte <strong>voor</strong> verschillende planten- en<br />

diersoorten en neemt de natuurwaarde<br />

sterk toe. De graafwerkzaamheden zijn<br />

vrijwel afgerond. Om de amfi bieën niet te<br />

storen, volgen de watertechnische werken<br />

in september. Die maand zal het water naar<br />

verwachting ook door de nieuwe bedding<br />

stromen.<br />

‘Vieze sloot’ verandert in prachtige beek<br />

18 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

De nieuwe kronkelende bedding van de Hooge<br />

Raam - die in een ver verleden is rechtgetrokken<br />

met steile oevers en stuwen - omvat<br />

een afstand van 400 meter. Bij een ander traject<br />

van 600 meter wordt de nieuwe loop recht<br />

aangelegd om te kijken op welke manier en<br />

in hoeveel tijd de rivier ‘op eigen kracht’ gaat<br />

kronkelen. Omdat dit natuurlijke proces veel<br />

relevante informatie kan opleveren, is Aa en<br />

Maas hier een onderzoeksproject gestart. Het<br />

project komt onder andere <strong>voor</strong>t uit het Reconstructieplan<br />

van de Provincie Noord-Brabant.<br />

Op deze locatie is een rechte watergang gegraven om te kijken in welk tijdsbestek de rivier ‘op eigen kracht’<br />

gaat kronkelen.<br />

In Gemert is de herinrichting van de<br />

beek De Rips in volle gang. De beek<br />

moet als een blauw-groen lint door<br />

het landschap gaan stromen.<br />

De Rips is lange tijd niet meer dan<br />

een vieze sloot met veel achterstallig<br />

onderhoud geweest. Bij<br />

de herinrichting staan verbetering van de<br />

waterveiligheid en de belevingswaarde<br />

<strong>voor</strong>op. De beek krijgt fl auwe oevers en een<br />

onderhoudspad en gaat deels weer slingeren<br />

door het landschap. Op de meeste plaatsen<br />

komen wandelpaden langs de beek. Door<br />

de beekbodem uit te baggeren en ingezakte<br />

oevers aan te pakken, krijgen fl ora en fauna<br />

nieuwe ontwikkelingskansen.<br />

Het initiatief tot de herinrichting kwam van<br />

de gemeente Gemert-Bakel. Samen met<br />

Waterschap Aa en Maas zijn de plannen<br />

uitgewerkt. De direct betrokken bewoners<br />

en andere belanghebbenden hebben op een<br />

aantal avonden hun mening kunnen geven<br />

en ideeën kunnen inbrengen.<br />

De Rips krijgt fl auwe oevers.<br />

Marmergrondel<br />

in Voorsterbeek<br />

In de Voorsterbeek zwemt sinds<br />

kort de marmergrondel. Deze<br />

nieuwe vissoort in het werkgebied<br />

van Waterschap Veluwe hoort<br />

oorspronkelijk thuis in de Kaspische<br />

en Zwarte Zee. De marmergrondels<br />

zijn gevangen door de Hengelsportfederatie<br />

Oost-Nederland, die <strong>voor</strong><br />

het waterschap de Voorsterbeek<br />

bemonstert.<br />

Volgend jaar wordt gemaal<br />

Middelbeek vispasseerbaar<br />

gemaakt. Bovendien is het<br />

waterschap in de Voorsterbeek begonnen<br />

met de <strong>voor</strong>bereiding van maatregelen<br />

om te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water.<br />

De marmergrondel en andere vissoorten<br />

maken hiervan dankbaar gebruik om de<br />

Voorsterbeek op te trekken. Het gevlekte visje<br />

(lengte 6 tot 10 cm) is nu alleen gevangen<br />

op de stenige bodem bij de uitstroom van<br />

gemaal Middelbeek. Waarschijnlijk zoekt deze<br />

vis ook zulke plekken op in de Voorsterbeek<br />

(dus bij stuwen en bruggen).<br />

De marmergrondel is één van de vijf nieuwe<br />

vissoorten in Nederland. Zijn komst naar<br />

hier is mogelijk, omdat in 1992 het Main-<br />

Donaukanaal is aangelegd. De IJssel is <strong>voor</strong><br />

het werkgebied van Waterschap Veluwe een<br />

aanvoerroute <strong>voor</strong> inheemse vissoorten en<br />

exoten. Deze situatie stelt Waterschap Veluwe<br />

<strong>voor</strong> de opgave om het opheff en van visbarrières<br />

nauwkeurig te beoordelen. Herstel van<br />

vismigratie zal er toe bijdragen dat sommige<br />

riviervissen (en andere dieren) de beken en<br />

weteringen eerder weten te vinden. Verwacht<br />

wordt dat de marmergrondel concurreert met<br />

andere bodem(vis)soorten.


Werkzaamheden aan IJsseluiterwaarden<br />

bij Olst<br />

Het project IJsseluiterwaarden Olst, waarbij veiligheidsmaatregelen tegen<br />

overstromingen gecombineerd worden met de aanleg van natuur, is de vierde<br />

fase ingegaan. Daarin laat Rijkswaterstaat een deel van een ‘meestromende’<br />

geul in de uiterwaard op de westoever van de IJssel aanleggen. Daarnaast<br />

worden de <strong>voor</strong>malige zandwinput De Hooge Waard en de oevers van de IJssel<br />

natuurlijker gemaakt. Eind 2010 moet dit deelproject klaar zijn.<br />

De belangrijkste onderdelen van<br />

het project zijn de aanleg van<br />

een aantal nevengeulen langs<br />

de IJssel, de ontwikkeling van 360 hectare<br />

nieuwe natuur en het reinigen of verwijderen<br />

van 3,5 hectare zwaar vervuilde grond op het<br />

Olasfaterrein.<br />

In 2002 is begonnen met de planvorming.<br />

Sinds 2005 worden fasegewijs delen van het<br />

project uitgevoerd. In 2015, bij het gereed<br />

komen van het rijksprogramma Ruimte <strong>voor</strong><br />

de Rivier, moet ook het project IJsseluiterwaarden<br />

Olst zijn voltooid.<br />

Schapen op de dijk<br />

Waterschap Aa en Maas heeft weer een schaapskudde ingezet om de dijk langs<br />

het Drongelens Kanaal van Vlijmen tot Waalwijk af te grazen. De 400 schapen<br />

blijven tot en met november.<br />

Met deze gerichte vorm van<br />

begrazing helpt het waterschap<br />

de natuur in het gebied. Doordat<br />

de schapen met name gras eten, krijgen<br />

kruiden en bijzondere plantensoorten<br />

meer kans. De oevers van het Drongelens<br />

Kanaal hebben een belangrijke ecologische<br />

functie en moeten op een natuurvriendelijke<br />

manier worden onderhouden. Zo kan<br />

‘natuurrijk grasland’ ontstaan. Waar vroeger<br />

met machines werd gemaaid, laat Aa en<br />

Maas tegenwoordig de oevers door schapen<br />

begrazen. Bij het ontwikkelen van soortenrijke<br />

graslanden heeft een schaapskudde een<br />

grote meerwaarde. De bodem verschraalt en<br />

door de ‘heerdgang’ van de kudde langs de<br />

terreinen worden zaden verspreid. Hierdoor<br />

neemt de diversiteit aan kruiden en planten<br />

toe, wat weer gunstig is <strong>voor</strong> insecten en<br />

andere dieren.<br />

Complexe HDD-boringen onder de<br />

Merwede<br />

In verband met de huidige hardheid van het water heeft Oasen besloten zacht<br />

water in te kopen bij Evides <strong>voor</strong> de inwoners van Zwijndrecht en het oostelijk<br />

deel van Hendrik-Ido-Ambacht. Om dat mogelijk te maken, is een nieuwe<br />

waterleiding aangelegd onder de Oude Maas/Beneden Merwede.<br />

Evides verzorgde, vanwege zijn<br />

ervaring met grootschalige boorprojecten,<br />

het ontwerp en de aanleg van<br />

de leiding. Met behulp van twee HDD-boringen<br />

(Horizontal Directional Drilling) en een<br />

landstrekking zijn medio april de leidingnetten<br />

van beide waterbedrijven verbonden.<br />

Om de leiding te leggen, waren twee<br />

HDD-boringen noodzakelijk. Eén boring<br />

De totale kosten <strong>voor</strong> IJsseluiterwaarden Olst<br />

bedragen 69 miljoen euro. Daarvan gaat 30<br />

tot 35 miljoen euro op aan de sanering en<br />

herinrichting van het <strong>voor</strong>malige Olasfaterrein.<br />

De herinrichting van de uiterwaarden<br />

kost in totaal 32 miljoen euro, die<br />

wordt gefi nancierd door het Rijk, Provincie<br />

Overijssel, de Europese Commissie, de<br />

gemeente Olst-Wijhe en Staatsbosbeheer.<br />

Tevens wordt geld terugverdiend door de<br />

verkoop van vrijkomend materiaal als puin<br />

en grond.<br />

De schaapskudde helpt Waterschap Aa en Maas.<br />

van 1.450 meter en één van 625 meter. De<br />

langste boring liep van de Watertoren in<br />

Zwijndrecht naar de toekomstige Dordtse<br />

woonwijk Stadswerven. Hierbij werd onder<br />

de Beneden Merwede door geboord. Gezien<br />

de grondgesteldheid en de locatie van in-<br />

en uittredepunten was dat een complexe<br />

boring. De proefboringen zijn met succes<br />

uitgevoerd.<br />

actualiteit<br />

Aa en Maas<br />

bouwt<br />

ondergrondse<br />

vispassage<br />

Waterschap Aa en Maas heeft, samen<br />

met FishFlow Innovations, afgelopen<br />

week een hevelvistrap in de Hertogswetering<br />

bij stuw ‘Oijense Hut’ te<br />

Oijen aangelegd. Dit is de tweede<br />

vispassage in het werkgebied van Aa<br />

en Maas, waarbij vissen als het ware<br />

om de stuw heen geheveld worden.<br />

In 2006 legde Waterschap Aa en Maas<br />

al een hevelvistrap aan in Berghem (zie<br />

foto). Deze functioneert prima, waarop<br />

het waterschap besloot een tweede aan te<br />

leggen. Deze wordt echter ondergronds<br />

aangelegd. Hij komt niet meer dan een halve<br />

meter boven het maaiveld te liggen en past<br />

daardoor beter in het landschap.<br />

De hevelvistrap heeft ten opzichte van<br />

traditionele vistrappen het <strong>voor</strong>deel dat<br />

deze relatief weinig ruimte in beslag neemt.<br />

Daarnaast kan de stroomsnelheid door<br />

een vacuümpomp zo geregeld worden<br />

dat de hindernis <strong>voor</strong> vissen makelijker te<br />

overbruggen is. Het totale systeem heeft<br />

niet veel onderhoud nodig. Door de spoelkleppen<br />

te openen wordt de vistrap vanzelf<br />

schoongespoeld.<br />

De Manshanden hevelvistrap bestaat uit<br />

een vistrap in een gesloten bak, die door<br />

buizen verbonden is met het water aan<br />

weerszijden van de stuw. Met behulp van<br />

een vacuümpomp wordt het water over het<br />

hoogste punt in de hevelvistrap gebracht,<br />

waarna de passage water begint te hevelen.<br />

Het water stroomt vervolgens over een<br />

conventionele vistrap: een reeks compartimenten<br />

die vissen in staat stellen door kleine<br />

stappen een hoogteverschil te overbruggen.<br />

De vacuümpomp zorgt <strong>voor</strong> de aanwezigheid<br />

en instandhouding van een luchtbel. De<br />

grootte van de luchtbel is bepalend <strong>voor</strong><br />

het debiet over de vistrap. Bij een rustige<br />

stroming kunnen zowel grote als kleine vissen<br />

tegen de stroom in de vistrap op zwemmen.<br />

De hevelvistrap bij Berghem was de eerste<br />

in zijn soort. Als de ondergrondse versie ook<br />

bevalt, zal er een hele serie van aangelegd<br />

worden in het beheergebied van Aa en Maas.<br />

De Manshanden hevelvistrap bij Berghem.<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

19


verenigingsnieuws<br />

WATERCOLUMN<br />

Activi-tijd<br />

Volgens een recente enquête overweegt<br />

30 procent van de leden van Waternetwerk<br />

om in de nabije toekomst<br />

actief binnen de vereniging te worden,<br />

omdat netwerken leuk is en omdat het inspirerend<br />

is andere ‘watermensen’ te ontmoeten,<br />

trends te bespreken en kennis te delen<br />

over innovatie, duurzaamheid en andere<br />

water zaken. Er is één ‘maar’ dat roet in het<br />

eten kan gooien en dat is tijd. Geen tijd, om<br />

precies te zijn. Dat is jammer, want het is toch<br />

leuk om je tijd te vullen met inspirerende<br />

activiteiten waar je blij van wordt.<br />

Zo las ik laatst een interessant artikel over<br />

confl icterende tijdsperspectieven in de<br />

wetenschappelijke wereld, geschreven door<br />

de Finnen Ylijoki en Mäntylä. Zij benoemen<br />

verschillende belevingen van tijd die elkaar<br />

beconcurreren, onder andere personal time,<br />

scheduled time en timeless time. Het aardige<br />

van dat artikel is dat je na het lezen ervan<br />

snapt waarom je het zo druk kunt hebben en<br />

maar niet toekomt aan de dingen die je echt<br />

leuk vindt. In het werkzame leven is er altijd<br />

getouwtrek tussen deze drie belevingen<br />

van tijd. Scheduled time gaat op aan het<br />

schrijven van obligate kwartaalverslagen,<br />

<strong>voor</strong>tgangsverslagen en het bijwonen van<br />

afdelingsoverleggen. Tijd die je eigenlijk<br />

wil gebruiken <strong>voor</strong> timeless time, waarin<br />

slimme ideeën kunnen ontstaan, inspiratie<br />

bloeit en en je kunt netwerken met<br />

vakgenoten. Deze tijd staat dus onder druk.<br />

De meeste onderzoekers doen het creatieve<br />

onderzoekswerk volgens de auteurs daarom<br />

in hun personal time - de tijd die privé is, vrije<br />

tijd dus. Zo houden ze geen tijd meer over<br />

<strong>voor</strong> andere leuke dingen.<br />

Ik zou het om willen draaien: ga slim om<br />

met het evenwicht tussen timeless time en<br />

scheduled time. Dan hou je personal time<br />

over én heb je meer tijd <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld<br />

Waternetwerk.<br />

Activi-tijd dus!<br />

Carleen Mesters (Waternetwerk)<br />

20 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

‘Effl uent als bron’<br />

De themagroep Water<strong>voor</strong>ziening verzorgt<br />

op 25 en 26 juni een workshop en excursie<br />

met de titel ‘Effl uent als bron’.<br />

De waterketen is in beweging. Institutioneel,<br />

maar ook technisch. Het afvalwater<br />

wordt steeds verder behandeld alvorens in<br />

de omgeving te worden geloosd. Inzet van<br />

effl uent als bron komt daarmee eerder in<br />

beeld. Anderzijds vormt, zelfs in het relatief<br />

natte Nederland, de beschikbaarheid van<br />

zoet ruwwater steeds vaker een knelpunt,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld door beperking van grondwaterwinning<br />

of mogelijke verbrakking van<br />

oppervlaktewater. Er wordt al lang gesproken<br />

over de inzet van effl uent bij waterbereiding,<br />

maar inmiddels zijn we het spreken <strong>voor</strong>bij<br />

en worden de woorden omgezet in daden,<br />

door NieuWater (WMD en Waterschap Velt<br />

& Vecht), Evides (samen met Waterschap<br />

Zeeuws Vlaanderen) en al vele jaren door de<br />

IWVA in West-Vlaanderen.<br />

Deze ontwikkelingen vormen de aanleiding<br />

om als deskundigen uit de watersector van<br />

gedachten te wisselen over mogelijkheden<br />

en risico’s van de inzet van effl uent als bron.<br />

In de workshop wordt ingegaan op de <strong>voor</strong>-<br />

en nadelen van effl uent als bron, of anders<br />

gezegd wanneer, waarom en waar wel of<br />

niet? Door diverse sprekers wordt stilgestaan<br />

bij de technische repercussies van de<br />

behandeling van effl uent. Wat zijn de operationele<br />

knelpunten, hoe pakken de kosten<br />

in de praktijk uit, hoe worden problemen<br />

omtrent (zoute) reststromen opgepakt?<br />

De workshop wordt ingestoken als een<br />

mini-symposium bij de IWVA te Koksijde,<br />

gecombineerd met een praktijkbezoek aan<br />

de effl uentbehandelingsinstallaties van de<br />

IWVA te Wulpen.<br />

De uitnodiging is inmiddels aan de leden<br />

van Waternetwerk verstuurd. U kunt zich<br />

De excursie naar BioCel tijdens het symposium in februari.<br />

nog aanmelden: www.waternetwerk.nl. Het<br />

maximumaantal deelnemers bedraagt 40.<br />

Richtlijn Overstromingsrisico’s<br />

Op 4 juni houdt Waternetwerk samen met<br />

IMPRO een themadag over de Richtlijn<br />

Overstromingsrisico’s. Op deze dag krijgen<br />

de aanwezigen informatie over de stappen<br />

die tot nu toe zijn gezet. De organisatie wil<br />

met de deelnemers in discussie gaan over<br />

de vraag wat de implementatie van de ROR<br />

betekent <strong>voor</strong> de praktijk (en wat ermee<br />

te winnen is). Het is de bedoeling dat deze<br />

discussie bijdraagt aan implementatie<strong>voor</strong>stellen<br />

die in september aan het Nationaal<br />

Wateroverleg worden <strong>voor</strong>gelegd.<br />

Bestrijdingsmiddelen, issue óf non-issue?<br />

Themagroep Oppervlaktewater houdt op<br />

24 september een middagbijeenkomst<br />

met de titel ‘Bestrijdingsmiddelen, issue óf<br />

non-issue?’ De locatie is nog niet bekend.<br />

TCA<br />

De Technische Commissie Anaerobie houdt<br />

op dezelfde dag een symposium in de<br />

Vakschool in Wageningen. Nadere bijzonderheden<br />

volgen nog.<br />

Gevraagd:<br />

presentaties <strong>voor</strong><br />

symposium<br />

‘De afvalwaterzuivering<br />

als energiefabriek II’<br />

op 18 september<br />

Afgelopen februari vond in het buitengebied<br />

van Lelystad een symposium en excursie<br />

plaats met de titel ‘De afvalwaterzuivering<br />

als energiefabriek; utopie of realiteit’ (zie de<br />

foto’s). Door de grote belangstelling en de<br />

beperkte zaalruimte heeft de themagroep<br />

afvalwaterzuivering besloten om op<br />

vrijdag 18 september nogmaals een dag te<br />

organiseren met hetzelfde thema. Graag


willen we dit op een andere manier doen,<br />

waarbij we gebruik maken van de kennis en<br />

ervaringen van het Waternetwerk. Bij deze<br />

doen we een oproep om u aan te melden<br />

<strong>voor</strong> het geven van een presentatie op 18<br />

september. De themagroep afvalwaterzuivering<br />

zal mede op basis van de aanmeldingen<br />

een programma samenstellen <strong>voor</strong><br />

en door leden van Waternetwerk.<br />

Gevraagd dus presentaties over het thema<br />

‘De afvalwaterzuivering als energiefabriek’.<br />

U kunt ze aanmelden tot 1 juni. Houdt<br />

rekening met de volgende criteria: de<br />

presentaties moeten gaan over afvalwaterzuivering<br />

en energie. Hieronder valt ook de<br />

slib(eind)verwerking. Afvalwaterzuivering<br />

kan natuurlijk ook bedrijfsafvalwaterzuivering<br />

betreff en. Presentaties moeten bij<br />

<strong>voor</strong>keur handelen over concrete resultaten<br />

(lab-, pilot- en/of praktijkschaal). De<br />

onderzoeksresultaten moeten gereed zijn<br />

<strong>voor</strong> publicatie/presentatie (geen geheimhouding).<br />

Maak gebruik van de volgende<br />

energieprestatie-indicatoren (kWh/m 3 *km,<br />

kWh/m 3<br />

afvalwater, kWh/ie 136-verwijderd en/of kWh/<br />

ton droge stof). Zorg <strong>voor</strong> een goede aansluiting<br />

bij de doelgroep van de bijeenkomst<br />

(zuiveringsbeheerders, technologen,<br />

energiecoördinatoren, biogasdeskundigen<br />

en waterbeheerders met belangstelling<br />

<strong>voor</strong> energieverbruik en mogelijkheden<br />

<strong>voor</strong> energieproductie en duurzaamheid op<br />

rwzi’s). Maak er geen bedrijfspresentatie van.<br />

En ten slotte: indieners moeten lid zijn van<br />

Waternetwerk.<br />

Mogelijke onderwerpen vormen de<br />

ervaringen met plaatbeluchting, hoogrendement<br />

gasmotoren, DEMON/Anammox,<br />

warmtepompen, thermofi ele vergisting en<br />

groengas/LBG.<br />

Aanmelden kan door een korte beschrijving<br />

van de presentatie (maximaal één A4-tje) of de<br />

(concept-)inhoud van de presentatie te sturen<br />

naar uijterlinde@stowa.nl onder vermelding van<br />

‘Waternetwerk’.<br />

Voor vragen of nadere toelichting kunt u contact<br />

opnemen met Berend Reitsma: bar@tauw.nl of<br />

06 51 22 60 05 of Cora Uijterlinde:<br />

uijterlinde@stowa.nl of (030) 232 11 99.<br />

Het belang van het<br />

Kiwa-keur<br />

Kiwa verzorgde in februari <strong>voor</strong> de<br />

Nederlandse drinkwaterbedrijven het<br />

symposium ‘Kiwa-keur, de kwaliteitsstart<br />

van assetmanagement’. In zes presentaties<br />

werden onderwerpen en vragen die in een<br />

recente bezoekronde langs de bedrijven<br />

aan de orde waren gekomen, uitgediept<br />

en toegelicht. De rol van certifi catie bij het<br />

borgen van de kwaliteit van assets en het<br />

specifi eke belang van Kiwa-keur daarbij<br />

staan door het symposium weer helder op<br />

het netvlies van de drinkwaterbedrijven.<br />

Om de belangrijkste onderwerpen en vragen<br />

die tijdens de bezoeken aan bod kwamen,<br />

nog eens breed onder de aandacht te<br />

brengen, hield Kiwa Nederland, zoals Kiwa<br />

Certifi catie en Keuringen inmiddels heet, op<br />

5 februari in het Waterhuis in Nieuwegein het<br />

symposium over de Kiwa-keur.<br />

Onder <strong>voor</strong>zitterschap van Richard Meijburg<br />

van Kiwa en in aanwezigheid van vertegenwoordigers<br />

van drinkwaterbedrijven en<br />

de toeleverende industrie passeerden de<br />

volgende presentaties de revue:<br />

• Job Verheijden (Evides/Riwa-Maas)<br />

liet als <strong>voor</strong>zitter van het College van<br />

Deskundigen Waterketen van Kiwa zien<br />

hoe certifi catie werkt, welke rol het college<br />

daarbij speelt en hoe de belangen van de<br />

drinkwaterbedrijven daarin tot hun recht<br />

komen. Hij onderstreepte het belang van<br />

een goede beginkwaliteit van de veelal<br />

ondergrondse assets die zo’n 70 procent<br />

van het bezit van drinkwaterbedrijven<br />

vertegenwoordigen;<br />

• Wilco Spierings van Saint-Gobaint Pipe<br />

Systems, fabrikant van onder meer<br />

nodulair gietijzeren leidingsystemen en<br />

wereldmarktleider op dat gebied, liet in<br />

vogelvlucht zijn bedrijf zien. Als <strong>voor</strong>delen<br />

<strong>voor</strong> zijn bedrijf van het hebben van<br />

Kiwa-keur noemde hij: erkenning door<br />

een internationaal opererend bedrijf met<br />

hoog aanzien, professionele inspecties<br />

en vereenvoudigde toegang tot landen<br />

verenigingsnieuws<br />

die nog geen eigen toelatingssysteem<br />

hebben;<br />

• Leo van Driel (Kiwa) ging in op de<br />

verschillen tussen CE-markering en<br />

Kiwa-keur. Belangrijkste verschil is dat<br />

CE-markering een door de fabrikant zelf<br />

aangebrachte markering is die aangeeft<br />

dat aan relevante Europese richtlijnen<br />

wordt voldaan. Het Kiwa-keur geeft daar<br />

bovenop aan dat aan alle Nederlandse<br />

wettelijke eisen wordt voldaan, dat een<br />

afgesproken prestatieniveau wordt<br />

gehaald en dat dit alles door een onafhankelijke<br />

derde partij (Kiwa) wordt gecontroleerd,<br />

waarbij met name de constante<br />

kwaliteit van de geleverde producten in de<br />

tijd een belangrijk aspect is;<br />

• Rosé Derwort (Kiwa) gaf uitleg over de<br />

verschillen tussen Kiwa-keur en buitenlandse<br />

keurmerken. De kern daarvan is dat<br />

<strong>voor</strong> producten in contact met drinkwater<br />

weliswaar dezelfde Europese richtlijn<br />

geldt, maar dat er <strong>voor</strong> wat betreft de<br />

uitvoeringsaspecten verschillen in interpretatie<br />

én mate van implementatie zijn.<br />

Kiwa hanteert de meest vérgaande variant<br />

volledig;<br />

• Kees Poortema (Kiwa) demonstreerde hoe<br />

Kiwa de vraag van de drinkwaterbedrijven<br />

naar gerichte informatie heeft vertaald<br />

naar een specifi eke internetpagina <strong>voor</strong><br />

drinkwaterbedrijven<br />

(www.kiwa.nl/drinkwaterbedrijven).<br />

Hiermee is snelle toegang tot gegroepeerde<br />

informatie mogelijk en kunnen<br />

nieuwe ontwikkelingen snel gecommuniceerd<br />

worden;<br />

• Wil van Ophem (Kiwa) gaf uitleg over de<br />

PAS55 (Publicly Available Specifi cation nr.<br />

55). Deze is oorspronkelijk opgesteld door<br />

het British Standards Institute ten behoeve<br />

van de nutsbedrijven. De methodiek biedt<br />

een gestandaardiseerde aanpak <strong>voor</strong><br />

optimaal Risk Based Asset Management<br />

van ‘fysieke assets’. De methodiek vindt<br />

inmiddels ingang bij de netbeheerders<br />

van energie en gas die hiermee invulling<br />

geven aan hun wettelijke taak een goed<br />

kwaliteitsbeleid ten aanzien van netbeheer<br />

te voeren.<br />

Kiwa zoekt naar mogelijkheden om aan<br />

deze bijeenkomst periodiek een vervolg te<br />

geven.<br />

Kees Poortema (Kiwa Nederland)<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

21


denken<br />

durven<br />

doen<br />

@<br />

geofox-lexmond<br />

Water is een belangrijk thema bij de inrichting van ons<br />

leefmilieu. In toenemende mate ondersteunen we overheden<br />

en bedrijfsleven bij het benutten van kansen op watergebied.<br />

Dit uit zich in het bedenken van concrete oplossingen <strong>voor</strong><br />

verschillende wateropgaven, waarbij het opstellen van<br />

waterhuishoudingsplannen en de procesbegeleiding centraal<br />

staan.<br />

Binnen ons team in Tilburg is ruimte <strong>voor</strong> een talentvolle<br />

Projectleider<br />

(geo)hydrologie en<br />

waterbeheer v/m<br />

Je bent een enthousiaste en ervaren milieuprofessional met<br />

een relevante HBO- of academische opleiding. Bij <strong>voor</strong>keur<br />

heb je ervaring met modelleren (MODFLOW). Los van<br />

inhoudelijke kennis op watergebied verwachten we dat je<br />

onze opdrachtgevers helpt bij het realiseren van hun plannen.<br />

Je bent zowel een communicator als een mediator als het<br />

gaat om het klantencontact en het complexe spanningsveld<br />

van belangen tussen betrokken partijen. Inzicht in en<br />

belangstelling <strong>voor</strong> aanpalende werkvelden zoals bodem,<br />

archeologie, vergunningverlening en ruimtelijke ordening<br />

zijn daarbij een pre. In deze functie kom je in aanraking<br />

met alle aspecten van projectmatig werk met veel eigen<br />

verantwoordelijkheid. Weet jij je talenten te benutten en<br />

ambieer je om op pro-actieve wijze te groeien in je werk,<br />

dan bieden wij je een gevarieerde baan in een professionele<br />

werkomgeving met volop ontwikkelingsmogelijkheden.<br />

Meer weten?<br />

Bel met Boudewijn ter Haar, vestigingsmanager, of neem<br />

contact op met Nienke Erisman-Riezebos, teammanager,<br />

013-458 21 61.<br />

Je schriftelijke sollicitatie kun je sturen naar:<br />

Geofox-Lexmond bv, Afdeling P&O, Postbus 143, 2410 AC<br />

Bodegraven of mail je reactie naar: hrm@geofox-lexmond.nl<br />

www.werkenbijgeofox-lexmond.nl<br />

GIET UW WERVING VOOR<br />

OPLEIDING & PERSONEEL<br />

IN HET JUISTE VAT<br />

Reserveer ook uw personeelsadvertentie<br />

in H 2O, hét tijdschrift <strong>voor</strong><br />

water<strong>voor</strong>ziening en waterbeheer.<br />

010 - 4274180<br />

DynaSand ®: het enige<br />

echte continu zandfilter<br />

Nordic Water Benelux BV<br />

Van Heuven Goedhartlaan 121<br />

1181 KK Amstelveen<br />

T +31(0)20 5032691<br />

F +31(0)20 6400469<br />

www.nordicwater.nl<br />

info@nordicwater.nl<br />

Wereldwijd zijn er al meer dan 20.000 units geplaatst.<br />

Continu zandfilter <strong>voor</strong><br />

drinkwater<br />

proceswater, koelwater<br />

oppervlaktewater<br />

afvalwater<br />

grondwater<br />

fosfaatverwijdering<br />

Biologisch filter <strong>voor</strong><br />

nitrificatie<br />

denitrificatie


Harrie Timmer, Oasen<br />

Jelle Roorda, Grontmij, thans MWH Global<br />

platform<br />

Bronaanpak geneesmiddelen:<br />

<strong>voor</strong>komen beter dan genezen<br />

Het verwijderen van geneesmiddelen uit het effl uent van ‘hot spots’,<br />

zoals ziekenhuizen, draagt lang niet in alle gevallen bij aan de gewenste<br />

vermindering van geneesmiddelen in het milieu. In sommige grond waterbronnen<br />

van drinkwaterbedrijf Oasen zijn sporen van geneesmiddelen<br />

aangetroff en. Op basis van een meetcampagne bij het ziekenhuis Hofpoort in<br />

Woerden, de rwzi Woerden en het drinkwaterbedrijf, blijkt dat de aangetroff en<br />

geneesmiddelen in het grondwater niet gerelateerd kunnen worden aan<br />

lozingen van het ziekenhuis. Ook de directe bijdrage van het ziekenhuis op<br />

de oppervlaktewaterkwaliteit blijkt beperkt, met uitzondering van enkele<br />

metaalhoudende röntgencontrastmiddelen en een antibioticum. Daarnaast<br />

wordt bevestigd dat rwzi’s een redelijke verwijdering van geneesmiddelen<br />

realiseren. Tenslotte blijkt bodempassage eff ectief als buff er om te <strong>voor</strong>komen<br />

dat geneesmiddelen in het drinkwater komen.<br />

Steeds vaker meten we sporen<br />

van geneesmiddelen in het<br />

oppervlakte water, grondwater en<br />

zelfs (in nog kleinere hoeveelheden) in het<br />

drinkwater. Oorzaak hiervan is ons gebruik<br />

van geneesmiddelen en het feit dat deze<br />

niet allemaal in het lichaam afbreken. De<br />

resten ervan komen deels via het riool en<br />

de rwzi’s in het oppervlaktewater terecht en<br />

kunnen via die route ook in het drinkwater<br />

terechtkomen. Dit is niet wenselijk. Reden<br />

<strong>voor</strong> drinkwatermaatschappij Oasen,<br />

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,<br />

de Provincie Utrecht en de Zuwe zorggroep<br />

(onder andere ziekenhuis Hofpoort te<br />

Woerden) om te zien of hieraan gezamenlijk<br />

wat kan worden gedaan. Dit vanuit de<br />

veronder stelling dat een signifi cant gedeelte<br />

van de geneesmiddelen, en zeker de<br />

röntgencontrastmiddelen, via het ziekenhuis<br />

in het watermilieu terechtkomt.<br />

De emissie van geneesmiddelen vanuit<br />

zorginstellingen staat al langer in de<br />

belangstelling. In een eerste analyse van de<br />

omvang van de problemen in 2004 is reeds<br />

naar voren gekomen dat zorginstellingen en<br />

in het bijzonder ziekenhuizen een mogelijke<br />

hot-spot zijn als het gaat om de emissie van<br />

humaan gebruikte geneesmiddelen. Op basis<br />

van vervolgstudies 1) zijn begin 2007 door de<br />

staatssecretaris van VROM concrete acties<br />

benoemd die er uiteindelijk toe moeten<br />

leiden dat de emissie van geneesmiddelen<br />

naar het watermilieu verlaagd wordt 2) .<br />

Expliciet wordt in de genoemde brief aan de<br />

Tweede Kamer gesproken over een tweetal<br />

joodhoudende röntgencontrastmiddelen<br />

(amidotrizoinezuur en jopamidol), en het<br />

anti-epilepticum carbamazepine.<br />

Voor deze stoff en is vanuit de drinkwatersector<br />

duidelijk gemaakt dat deze in de<br />

grondstof van drinkwater aangetroff en<br />

worden en dat ze onwenselijk zijn en niet<br />

meer in het watermilieu gebracht zouden<br />

mogen worden. Uit een inventarisatie van<br />

het RIVM uit 2007 3) blijkt dat de aanwezigheid<br />

van spoortjes geneesmiddelen in<br />

drinkwater toeneemt. Ook het RIVM beveelt<br />

aan om gericht te werken aan bestrijding bij<br />

de bron, zoals bij zorginstellingen maar ook<br />

bij<strong>voor</strong>beeld door gescheiden inzameling<br />

van urine bij huishoudens.<br />

Om de omvang van het probleem inzichtelijk<br />

te krijgen, zijn in 2007/2008 enkele<br />

STOWA-onderzoeken uitgevoerd naar de<br />

emissies van geneesmiddelen en mogelijk<br />

reducerende maatregelen in ziekenhuizen en<br />

zorginstellingen 4) . De belangrijkste conclusies<br />

waren:<br />

• Het grootste deel van de emissie van<br />

het ziekenhuis wordt bepaald door een<br />

beperkt aantal stoff en (10 tot 20). Andere<br />

stoff en (ongeveer 500) worden in veel<br />

kleinere hoeveelheden <strong>voor</strong>geschreven en<br />

komen daarmee ook in kleinere hoeveelheden<br />

bij de rwzi’s terecht;<br />

• De bijdrage vanuit ziekenhuizen aan<br />

de emissie van geneesmiddelen wordt<br />

veroorzaakt door met name twee<br />

stofgroepen, namelijk antibiotica en<br />

röntgencontrastmiddelen.<br />

Daarnaast blijkt dat de omvang sterk<br />

locatiespecifi ek is. Op basis van metingen<br />

bij een drietal ziekenhuizen blijkt 22 tot 47<br />

procent van de hoeveelheid geneesmiddelen<br />

die in de rwzi worden gemeten, vanuit<br />

het ziekenhuis te komen. Dit zijn met name<br />

röntgencontrastmiddelen en antibiotica.<br />

Het andere deel wordt <strong>voor</strong>namelijk via de<br />

huishoudens in het afvalwater gebracht.<br />

Deze uitkomsten bevestigen dat een<br />

signifi cant deel van de geneesmiddelen van<br />

een beperkt aantal bronnen afkomstig is en<br />

dat een lokale bronaanpak mogelijk eff ectief<br />

is om een emissiereductie te bewerkstelligen.<br />

In de omgeving Woerden was een goede<br />

mogelijkheid <strong>voor</strong> een quickscan / haalbaarheidsonderzoek<br />

naar de eff ectiviteit van<br />

een bronaanpak: een ziekenhuis met een<br />

regionale functie (Hofpoort te Woerden), een<br />

rwzi die het effl uent van dit ziekenhuis op<br />

het oppervlaktewater loost (rwzi Woerden)<br />

en een drinkwaterwinning die dit water na<br />

gemiddeld 25 jaar bodempassage oppompt<br />

(zuiveringsstation de Hooge Boom, ten<br />

noorden van Woerden).<br />

Proefsituatie Woerden<br />

Oasen onttrekt grondwater <strong>voor</strong> de drinkwater<strong>voor</strong>ziening<br />

ten noorden van Woerden.<br />

Dit water is gemiddeld 25 jaar oud. Ongeveer<br />

20 procent hiervan is van oorsprong<br />

geinfi ltreerd water vanuit de Oude Rijn. De<br />

rest is lokaal geinfi ltreerd regenwater. De<br />

kwaliteit van het oppervlaktewater heeft dus<br />

invloed op de kwaliteit van het onttrokken<br />

grondwater.<br />

Uit metingen van het Hoogheemraadschap<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

23


de Stichtse Rijnlanden kan worden afgeleid<br />

dat het water van de Oude Rijn gedurende<br />

enkele perioden in het jaar (in de zomer)<br />

lokaal <strong>voor</strong> meer dan 80 procent uit rwzieffl<br />

uent bestaat. Kortom: De waterkwaliteit<br />

van het effl uent afkomstig van de rwzi<br />

Woerden kan een sterke invloed hebben<br />

op de drinkwaterkwaliteit (zie afbeelding).<br />

Op de rwzi Woerden (85.000 i.e.) wordt het<br />

afvalwater verwerkt van het ziekenhuis Zuwe<br />

Hofpoort in Woerden en van de inwoners van<br />

de gemeente Woerden.<br />

De beinvloeding is niet alleen theoretisch:<br />

bij eerdere metingen op het gezuiverde<br />

drinkwater van Oasen ten noorden van<br />

Woerden zijn sporen van het koortsverlagend<br />

middel Fenazon aangetroff en. Overigens<br />

was dit ruim onder de <strong>voor</strong>zorgsnorm<br />

van 100 ng/l (0,1 microgram). Daarnaast is<br />

vanuit andere waterwinlocaties van Oasen<br />

bekend dat het contrastmiddel Iopamidol<br />

en het anti-epilepticum Carbamazepine in<br />

het opgepompte grondwater kan zitten dat<br />

Oasen gebruikt <strong>voor</strong> de drinkwater<strong>voor</strong>ziening.<br />

Deze stoff en breken blijkbaar niet<br />

af tijdens de jarenlange bodempassage van<br />

het water tussen het moment van infi ltreren<br />

in de bodem en het moment dat het door<br />

een grondwaterput wordt onttrokken aan de<br />

bodem.<br />

Schematische situatie semi-driedimensionaal.<br />

24 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

Om de invloed van het ziekenhuisafvalwater<br />

op de samenstelling van het rwzi-effl uent<br />

(ten aanzien van geneesmiddelen) te<br />

bepalen, begon Oasen in nauwe samenwerking<br />

met het ziekenhuis, Hoogheemraadschap<br />

De Stichtse Rijnlanden en de<br />

Provincie Utrecht een onderzoek. Doel<br />

was inzicht te krijgen in de omvang van de<br />

emissie, de relatie tussen het rwzi-effl uent<br />

en het door Oasen opgepompte grondwater<br />

én de mogelijkheden <strong>voor</strong> maatregelen<br />

om de emissie vanuit het ziekenhuis te<br />

reduceren. Hier<strong>voor</strong> is als eerste stap een<br />

bemonsterings plan opgesteld. Ook is een<br />

inventarisatie gemaakt van mogelijke<br />

vervolgstappen.<br />

Op basis van de resultaten van eerdere<br />

onderzoeken zijn monsters genomen van het<br />

afvalwater van het ziekenhuis en het infl uent<br />

en effl uent van de rwzi Woerden (24-uurs en<br />

debiet-proportioneel). Dit om de samenstelling,<br />

het zuiveringseff ect van de rwzi en<br />

de bijdrage van het ziekenhuis te kunnen<br />

kwantifi ceren.<br />

Om het eff ect te bepalen op de drinkwater<strong>voor</strong>ziening<br />

zijn monsters genomen van het<br />

ruwe grondwater dat als bron dient <strong>voor</strong><br />

de drinkwaterbereiding en het geproduceerde<br />

reine drinkwater. Deze metingen<br />

zijn uitgevoerd in de week van 25 tot 29<br />

augustus 2008. Er is breed geanalyseerd.<br />

Naast pijnstillers, cholesterolverlagers,<br />

hart- en vaatmiddelen, stoff en <strong>voor</strong> chemotherapie<br />

en anti-epileptica is ook gekeken<br />

naar antibiotica.<br />

Resultaten<br />

Analgetica (pijnstillers)<br />

In het ziekenhuisafvalwater bedraagt de<br />

concentratie analgetica tot 2,5 maal de<br />

concentratie in het rwzi-infl uent. Opvallend<br />

is dat Diclofenac nauwelijks wordt verwijderd<br />

in de rwzi. Het koortsverlagende middel<br />

Fenazon blijkt in het effl uent van de rwzi<br />

Woerden drie keer lager aangetroff en dan in<br />

de bronnen <strong>voor</strong> drinkwater op zuiveringsstation<br />

de Hooge Boom. De sporen van<br />

deze stof in de drinkwaterbronnen en het<br />

drinkwater betreff en dan ook waarschijnlijk<br />

een historische vervuiling. De bijdrage vanuit<br />

het ziekenhuis Hofpoort <strong>voor</strong> deze stofgroep<br />

op de totale hoeveelheid gevonden<br />

medicijnen van de rwzi Woerden bedraagt<br />

twee tot drie procent.<br />

Cholesterolverlagers<br />

Alleen de cholesterolverlager Gemfi brozil<br />

is aangetroff en in het afvalwater. Deze stof<br />

wordt <strong>voor</strong> meer dan 90 procent verwijderd<br />

op de rwzi en is niet in de drinkwaterbronnen<br />

aangetroff en. Het aandeel vanuit<br />

het ziekenhuis in het infl uent van de rwzi<br />

bedraagt maximaal één procent.<br />

Anti-epileptica<br />

Van de anti-epileptica ligt de concentratie<br />

Carbamazepine in het afvalwater van het<br />

ziekenhuis ongeveer drie maal zo hoog als de<br />

concentratie in het rwzi-infl uent. De verwijdering<br />

in de rwzi is slecht (negen procent),<br />

maar in de drinkwaterbron wordt deze<br />

stof (nog) niet aangetroff en. Op basis van<br />

metingen op andere locaties wordt verwacht<br />

dat deze stof op den duur waarschijnlijk<br />

wel gevonden zal worden. Carbamazine<br />

breekt niet af tijdens de jarenlange bodempassage<br />

van het water tussen het moment<br />

van infi ltreren in de bodem en het moment<br />

dat het door een grondwaterput wordt<br />

onttrokken aan de bodem. Het aandeel<br />

vanuit het ziekenhuis in het infl uent<br />

bedraagt drie procent.<br />

Hart- en vaatmiddelen<br />

Atenolol, metoprolol en sotalol zijn in<br />

de afvalwaterstromen aangetroff en. De<br />

verwijdering van deze stoff en op de rwzi is<br />

matig (50 procent) tot zelfs negatief (hogere<br />

concentratie in effl uent dan in infl uent, <strong>voor</strong><br />

metoprolol). De bijdrage <strong>voor</strong> deze stoff en<br />

vanuit het ziekenhuis bedraagt één tot twee<br />

procent. Deze stoff en worden niet in de<br />

drinkwaterbronnen aangetroff en.<br />

Röntgencontrastmiddelen<br />

Stoff en die tot de röntgencontrastmiddelen<br />

behoren, worden in relatief hoge<br />

dosering toegediend en daarom ook in<br />

hoge concentraties aangetroff en in het<br />

afvalwater van het ziekenhuis en op de rwzi.<br />

De verwijdering van deze stoff en is <strong>voor</strong><br />

de joodhoudende röntgencontrastmiddelen<br />

uitstekend en <strong>voor</strong> één stof matig<br />

(ioxitalamic acid). Voor de metaalhoudende<br />

middelen met de componenten Barium<br />

en Gadolinium is de verwijdering matig


(Ba 67%) of negatief (Gd -33%, een toename<br />

dus). Voor de joodhoudende middelen<br />

bedraagt het aandeel vanuit het ziekenhuis<br />

in het infl uent van de rwzi 0 tot 7%, <strong>voor</strong> de<br />

metaalhoudende is het aandeel groter: tot<br />

24% (Gd) en 6% (Ba). Barium wordt ook in<br />

de ruwwaterbron en reinwater aangetroff en,<br />

maar de herkomst van dit metaal is daar<br />

niet gekoppeld aan ziekenhuisactiviteiten.<br />

Barium komt ook van nature <strong>voor</strong> in het<br />

grondwater.<br />

Antibiotica<br />

Bij de antibiotica springt een aantal stoff en<br />

er uit, namelijk azithromycin, trimethoprim,<br />

doxycycline, ciprofl oxacin en norfl oxacin.<br />

Deze stoff en worden niet in de drinkwaterbronnen<br />

aangetroff en (behalve azithromycin<br />

in een zeer lage concentratie, 26 ng/l), maar<br />

zijn in sommige gevallen <strong>voor</strong> een belangrijk<br />

deel afkomstig uit het ziekenhuis (ciprofl<br />

oxacin 16%, norfl oxacin 9%, doxycycline<br />

6%). De verwijdering van deze stoff en in de<br />

rwzi is matig (18 tot 89%). Voor geen van<br />

deze stoff en is echter een verband tussen de<br />

lozing van het ziekenhuisafvalwater en de<br />

concentratie in de drinkwaterbronnen aan<br />

te tonen.<br />

Conclusie en aanbeveling<br />

Op basis van de metingen in het afvalwater<br />

van het ziekenhuis Hofpoort, het infl uent en<br />

effl uent van de rwzi Woerden en het ruw- en<br />

reinwater van zuiveringsstation de Hooge<br />

Boom blijkt het volgende:<br />

• Meetbare hoeveelheden geneesmiddelen<br />

komen via de rwzi in het milieu terecht.<br />

Sporen ervan zijn aan te tonen in het<br />

drinkwater;<br />

• De rwzi verwijdert geneesmiddelen slecht<br />

tot redelijk (18 tot 90%);<br />

• De aangetoonde geneesmiddelen in<br />

het infl uent van rwzi Woerden zijn <strong>voor</strong><br />

maximaal enkele procenten afkomstig<br />

van geneesmiddelen, die gebruikt en<br />

uitgescheiden zijn in het Zuwe Hofpoort<br />

ziekenhuis. Uitzonderingen zijn de metaalhoudende<br />

röntgencontrastmiddelen en<br />

enkele antibiotica. De bijdrage bedraagt<br />

<strong>voor</strong> Gadolinium 24% en <strong>voor</strong> Ciprofl<br />

oxacin 16%;<br />

• Daar waar de stoff en uit het effl uent<br />

van de rwzi in het oppervlaktewater<br />

terechtkomen, is een heel gering verband<br />

gevonden tussen de effl uentlozing en<br />

de eventuele aanwezigheid in het door<br />

Oasen opgepompte grondwater (na<br />

oeverfi ltratie). Blijkbaar worden die stoff en<br />

die nog in het effl uent (en daarmee in het<br />

oppervlaktewater) aanwezig zijn, vrijwel<br />

geheel verwijderd in de oeverfi ltratie.<br />

Als nuancering bij de laatste conclusie<br />

moet gemeld worden dat hierbij ook de<br />

tijdsvertraging tussen oppervlaktewater en<br />

grondwater een rol speelt, samen met de<br />

menging met grondwater van een andere<br />

herkomst. Daarnaast volgt uit de metingen<br />

van Fenazon dat waarschijnlijk ook het<br />

gebruik van geneesmiddelen evolueert (de<br />

ene pijnstiller vervangt de andere).<br />

Als we deze resultaten vertalen naar concrete<br />

aanbevelingen, moet worden geconcludeerd<br />

dat <strong>voor</strong> deze situatie in Woerden<br />

een bronaanpak, ingevuld als een alternatieve<br />

bedrijfsvoering of een intensieve<br />

zuiveringsstap op de locatie van het Zuwe<br />

Ziekenhuis, niet leidt tot een substantiële<br />

verlaging van de emissie van geneesmiddelen<br />

naar het door Oasen opgepompte<br />

grondwater.<br />

Voor het oppervlaktewater geldt grofweg<br />

hetzelfde. In de beschreven situatie bedraagt<br />

de geneesmiddelenbijdrage vanuit het<br />

ziekenhuis aan de medicijnresten in het<br />

oppervlaktewater slechts enkele procenten<br />

(met uitzondering van de röntgencontrastmiddelen<br />

en een antibioticum). Zuivering<br />

advertentie<br />

platform<br />

bij het ziekenhuis levert hier theoretisch wel<br />

een bijdrage, maar zal niet leiden tot serieuze<br />

vermindering van de belasting. Belangrijk<br />

extra probleem hierbij is dat <strong>voor</strong> de<br />

verwijdering van röntgencontrast middelen<br />

praktisch nog geen goede technieken<br />

<strong>voor</strong>handen zijn.<br />

Mogelijke emissiereducerende maatregelen<br />

die wel eff ectief kunnen leiden tot een lagere<br />

belasting van het oppervlaktewater met<br />

geneesmiddelen, zijn de vergaande zuivering<br />

van het rwzi-effl uent of bij<strong>voor</strong>beeld een<br />

stringenter beleid rond toelating en gebruik<br />

van medicijnen gericht op het <strong>voor</strong>komen<br />

van resten in het milieu. Ook zouden in<br />

nieuwbouwsituaties (zowel woonwijken als<br />

ziekenhuizen, bejaardencentra) gescheiden<br />

inzameling en behandeling van urine<br />

(waarin 70 procent van alle geneesmiddelen<br />

<strong>voor</strong>komt) op termijn kunnen leiden tot een<br />

verlaging van de belasting van het oppervlaktewater.<br />

LITERATUUR<br />

1) Derksen J. en J. Roorda (2005). Ketenanalyse<br />

humane en veterinaire geneesmiddelen in het<br />

watermilieu. Indicatieve kwantitatieve analyse en<br />

mogelijkheden <strong>voor</strong> reductie van belasting van<br />

het watermilieu. In opdracht van het ministerie van<br />

VROM. Grontmij.<br />

2) Tweede Kamer (2007). Vergaderjaar 2006-2007.<br />

Kamerstuk 28.808, nr. 39.<br />

3) Versteegh J., M. van der Aa en E. Dijkman<br />

(2007). Geneesmiddelen in drinkwater en<br />

drinkwaterbronnen. RIVM.<br />

4) Derksen J., J. Roorda en D. Swart (2007). Verg(h)<br />

ulde pillen: onderzoek naar de emissie van<br />

geneesmiddelen uit ziekenhuizen. STOWA. Rapport<br />

2007-03.<br />

5) Kools S. en J. Roorda (<strong>2009</strong>).<br />

Haalbaarheidsonderzoek bronaanpak<br />

medicijnresten Woerden. Grontmij.<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

25


Bas Jonkman, Royal Haskoning / TU Delft<br />

Ruben Jongejan, TU Delft / Jongejan Risk Management Consulting<br />

Bob Maaskant, TU Delft / HKV lijn in water<br />

Alex Roos, Rijkswaterstaat Waterdienst<br />

Het risico op slachtoffers bij<br />

overstromingen<br />

In de huidige Wet op de Waterkering zijn overschrijdingskansen gedefi nieerd<br />

<strong>voor</strong> de waterstanden die de primaire keringen veilig moeten kunnen keren.<br />

In toenemende mate wordt echter gevraagd om een integraal waterveiligheidsbeleid,<br />

waarin overstromingskansen (anders dan overschrijdingskansen)<br />

en gevolgen in samenhang worden beschouwd. Zo zet de Europese Richtlijn<br />

Overstromingsrisico’s (ROR) in op risicobeheersing en kondigt het Nationaal<br />

Waterplan met de bijbehorende beleidsnota waterveiligheid 1) aan dat op basis<br />

van overstromingsrisico’s nieuwe veiligheidsnormen zullen worden ontwikkeld.<br />

Het <strong>voor</strong>stel is om de normen uit te drukken als maximaal toelaatbare overstromingskansen<br />

per dijkringgebied. Ook de nieuwe Deltacommissie adviseert om<br />

bij de beoordeling van de mate van veiligheid ten aanzien van overstromingen<br />

uit te gaan van de omvang van overstromingsrisico’s.<br />

Bij risico’s in het waterbeheer staan<br />

niet alleen de kans op dijkdoorbraken<br />

en overstromingen<br />

centraal, maar ook de gevolgen daarvan.<br />

Naast materiële en economische schade is<br />

daarbij ook het verlies van mensenlevens<br />

van belang. Hoewel dat op het gebied van<br />

waterveiligheid nauwelijks het geval is,<br />

wordt op andere beleidsterreinen al expliciet<br />

rekening gehouden met de kans op slachtoff<br />

ers. Een overstroming van laaggelegen en<br />

dichtbevolkte gebieden in Nederland kan<br />

tot zeer veel slachtoff ers leiden 2) . Daarom<br />

is in opdracht van Rijkswaterstaat en het<br />

ministerie van Verkeer en Waterstaat een<br />

verkenning uitgevoerd naar de mogelijke<br />

positie van slachtoff errisico’s in het hoogwaterbeschermingsbeleid<br />

3) .<br />

Bepaling slachtoff errisico’s<br />

Om overstromingsrisico’s te kunnen bepalen,<br />

is allereerst inzicht nodig in de kans op een<br />

overstroming met een bepaalde omvang.<br />

Per overstromingsscenario kan vervolgens<br />

de bijbehorende schade worden berekend.<br />

Het aantal slachtoff ers is afhankelijk van de<br />

waterdiepte en stijg- en stroomsnelheid,<br />

het aantal aanwezigen in het overstroomde<br />

gebied en de mogelijkheden <strong>voor</strong> evacuatie<br />

én het aantal slachtoff ers onder de<br />

aanwezige personen. De modellen die bij<br />

deze berekeningen worden gehanteerd,<br />

zijn gekalibreerd op basis van historische<br />

overstromingen 4) . In het project Veiligheid<br />

Nederland in Kaart worden slachtoff errisico’s<br />

verder in beeld gebracht.<br />

26 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

Slachtoff errisico’s kunnen op verschillende<br />

manieren worden weergegeven<br />

en afgewogen. Daarbij kan onderscheid<br />

worden gemaakt tussen een individueel en<br />

een maatschappelijk perspectief 5),6),7) . In het<br />

eerste geval gaat het over de overlijdenskansen<br />

van individuen, in het tweede geval<br />

over de kans op een ramp met veel slachtoff<br />

ers. Twee veelgenoemde risicomaten in<br />

dit verband zijn het plaatsgebonden risico<br />

en het groepsrisico. Deze maten worden ook<br />

in het Nederlandse externe veiligheidsbeleid<br />

gehanteerd. Het externe veiligheidsbeleid is<br />

gericht op het beperken van de risico’s <strong>voor</strong><br />

de omgeving bij de productie, de opslag en<br />

het transport van gevaarlijke stoff en.<br />

Het plaatsgebonden risico drukt de kans<br />

uit dat een persoon komt te overlijden<br />

die constant op een bepaalde plaats<br />

aanwezig is (tot de ramp i.c. overstroming<br />

plaatsvindt). Hiermee is het plaatsgebonden<br />

risico een eigenschap van een locatie en<br />

zodoende bruikbaar <strong>voor</strong> onder meer het<br />

vaststellen van risicozones in het kader van<br />

de ruimtelijke ordening. Bij de defi nitie van<br />

het plaatsgebonden risico wordt het eff ect<br />

van evacuatie op de overlijdenskans buiten<br />

beschouwing gelaten. Er kan echter ook <strong>voor</strong><br />

gekozen worden om het eff ect van evacuatie<br />

mee te nemen in de bepaling van risico’s<br />

vanuit individueel perspectief.<br />

In afbeelding 1 is het plaatsgebonden risico<br />

getoond <strong>voor</strong> dijkring 14: Centraal Holland.<br />

Het risico is berekend op basis van de<br />

beschikbare overstromingsscenario’s uit het<br />

project Veiligheid Nederland in Kaart deel 1,<br />

waar<strong>voor</strong> overstromingskansen en gevolgen<br />

zijn geschat. Afbeelding 1 toont dat een<br />

grote ruimtelijke variatie kan bestaan in het<br />

plaatsgebonden risico in een dijkring. De<br />

waarden <strong>voor</strong> dit risico worden weergegeven<br />

op een logaritmische schaal. Dit betekent<br />

dat het verschil in risiconiveau tussen de in<br />

de fi guur onderscheiden risiconiveaus een<br />

factor 10 bedraagt. Het plaatsgebonden<br />

risico ligt <strong>voor</strong> grote delen van Zuid-Holland<br />

boven de 10 -6 per jaar (oftewel een kans om<br />

gemiddeld eens per miljoen jaar om het<br />

leven te komen door overstroming, zonder<br />

evacuatie). Enkele locaties ten noordoosten<br />

van Rotterdam en ten zuiden van Den Haag<br />

hebben een plaatsgebonden risico dat hoger<br />

is dan 10 -6 per jaar.<br />

Dit betekent dat de kans om te overlijden<br />

ten gevolge van een overstroming klein is in<br />

vergelijking met bij<strong>voor</strong>beeld verkeersongevallen.<br />

De waarde ligt in dezelfde orde van<br />

grootte als het risico <strong>voor</strong> ongevallen rond<br />

chemische installaties.<br />

Het groepsrisico geeft de kans (F) op een<br />

ramp met tenminste een N-aantal slachtoff<br />

ers en wordt vaak weergegeven in een<br />

zogeheten FN-curve. Hierin is de kans op een<br />

ramp met N of meer slachtoff ers uitgezet<br />

op de verticale as en het aantal slachtoff ers<br />

N op de horizontale as. Beide assen worden<br />

over het algemeen op logaritmische schaal<br />

getoond. Een FN-curve is te bepalen <strong>voor</strong><br />

een bepaald gebied, zoals een gemeente,


Afb. 1: Het plaatsgebonden risico in dijkring 14 oftewel centraal Holland 3) .<br />

Afb. 2: Groepsrisico / FN-curve <strong>voor</strong> dijkring 14: Zuid-Holland 3) .<br />

Afb. 3: Groepsrisico en het eff ect van verschillende typen maatregelen.<br />

platform<br />

een dijkring of een land, door informatie over<br />

de kansen en gevolgen van overstromingsscenario’s<br />

te combineren. In afbeelding 2<br />

is de FN-curve opgenomen <strong>voor</strong> dijkring<br />

14: Zuid-Holland. Het eff ect van evacuatie<br />

is meegenomen. De berekeningen zijn<br />

gebaseerd op de tussenresultaten van de<br />

studie Veiligheid Nederland in Kaart uit 2005<br />

en de berekeningen worden nu verbeterd in<br />

deel 2. Een FN-curve geeft inzicht in de kans<br />

op een ramp met een bepaalde omvang in<br />

een bepaald gebied en biedt een basis <strong>voor</strong><br />

de beoordeling van het eff ect van verschillende<br />

maatregelen op de slachtoff errisico’s<br />

(zie hieronder).<br />

Rol slachtoff errisico’s in beleid<br />

Na de watersnoodramp is door de (eerste)<br />

Deltacommissie een risicobenadering in het<br />

waterveiligheidsbeleid geintroduceerd. In de<br />

gehanteerde methode wordt een optimaal<br />

beschermingsniveau gevonden door<br />

rekening te houden met de investeringen<br />

in een veiliger systeem en de reductie van<br />

de kans op economische schade. Op basis<br />

van deze analyses en politieke besluitvorming<br />

zijn in de jaren ‘60 en ‘70 normen<br />

vastgesteld <strong>voor</strong> primaire waterkeringen.<br />

Voor Zuid-Holland geldt bij<strong>voor</strong>beeld als<br />

veiligheidsnorm dat de waterkeringen<br />

een belastingniveau dat gemiddeld eens<br />

per 10.000 jaar <strong>voor</strong>komt, veilig moeten<br />

kunnen keren. De huidige normen zijn<br />

echter <strong>voor</strong>al gebaseerd op de economische<br />

waarde en <strong>voor</strong>uitzichten in de jaren ‘60. In<br />

het kader van de <strong>voor</strong>genomen herziening<br />

van de veiligheidsnormen is vorig jaar een<br />

zogeheten kentallen kosten-batenanalyse<br />

uitgewerkt 8) . Daarbij is rekening gehouden<br />

met de daadwerkelijke toename van de<br />

potentiële schade sinds de jaren ‘60. Naast de<br />

uitkomsten van kosten-batenstudies kunnen<br />

ook overwegingen ten aanzien van de<br />

omvang van slachtoff errisico’s een rol spelen<br />

bij het beoordelen van de veiligheid tegen<br />

overstromingen.<br />

Door middel van het stellen van een eis<br />

aan het plaatsgebonden risico is een ieder<br />

een bepaalde basisveiligheid te geven. In<br />

het externe veiligheidsbeleid wordt een<br />

normwaarde gehanteerd die overeenkomt<br />

met een sterftekans van 10 -6 per jaar. Ook de<br />

nieuwe Deltacommissie noemt eenzelfde<br />

maximale overlijdenskans (echter inclusief<br />

evacuatie). Nader onderzoek zal moeten<br />

uitwijzen of en hoe deze aan de eis te<br />

voldoen is <strong>voor</strong> overstromingen en of dit<br />

haalbaar is gelet op de te nemen preventieve<br />

en/of ruimtelijke maatregelen.<br />

Met behulp van een eis aan het groepsrisico<br />

kan de kans per jaar op een ramp met<br />

een bepaald aantal slachtoff ers worden<br />

beperkt (zie afbeelding 3). Bij het afwegen<br />

van groepsrisico’s kan worden uitgegaan<br />

van norm- of referentielijnen met een<br />

kwadratische steilheid. In dat geval moet<br />

een ongeval met tien maal meer slachtoff ers<br />

een 100 keer kleinere kans van optreden<br />

hebben. Een kwadratische steilheid drukt<br />

een maatschappelijke aversie tegen grote<br />

ongevallen uit en sluit aan bij de gebruikte<br />

risicocriteria in het externe veiligheidsbeleid.<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

27


Het groepsrisico is ook geschikt <strong>voor</strong> het<br />

visualiseren van het eff ect van maatregelen.<br />

Door kansbeperkende maatregelen, zoals<br />

betere waterkeringen, verschuift de lijn naar<br />

beneden: de kans op een bepaald aantal<br />

slachtoff ers wordt kleiner. Risicoreductie<br />

kan ook worden bereikt door het treff en<br />

van gevolgbeperkende maatregelen, zoals<br />

compartimentering van dijkringen of<br />

verbetering van evacuatiemogelijkheden.<br />

Hierdoor vermindert bij dezelfde kans het<br />

aantal slachtoff ers en schuift de lijn naar<br />

links. Ook een combinatie van kans- en<br />

gevolgbeperkende maatregelen is mogelijk.<br />

Slachtoff errisico’s kunnen op verschillende<br />

manieren een plaats krijgen in het waterveiligheidsbeleid.<br />

Onderwerp van beleidskeuze zijn:<br />

• de status van de slachtoff errisico’s<br />

in besluitvorming: gaat het om een<br />

harde norm of meer informerende /<br />

agenderende informatie?<br />

• de strengheid van eventuele eisen aan<br />

slachtoff errisico’s: welk risico vindt men<br />

maatschappelijk acceptabel?<br />

• het type maatregelen waarmee men<br />

risicoreductie wil bewerkstelligen: kansbeperkende,<br />

gevolgbeperkende of een<br />

combinatie van beide?<br />

Op basis van deze elementen kunnen drie<br />

beleidsvarianten worden onderscheiden<br />

waarvan de belangrijkste kenmerken zijn<br />

samengevat in de tabel. Benadrukt wordt<br />

dat in alle drie de gevallen een afweging<br />

plaatsvindt op basis van risico’s, maar dat<br />

in de praktische uitwerking wordt gekozen<br />

<strong>voor</strong> sturing via kans op en/of het gevolg.<br />

De varianten verschillen in beschouwde<br />

maatregelen, betrokken partijen en het<br />

niveau waarop sturing plaatsvindt (centraal,<br />

Overzicht van beleidsvarianten <strong>voor</strong> een risicogebaseerd waterveiligheidsbeleid.<br />

28 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

decentraal of individueel). Het huidige<br />

beleid kenmerkt zich door collectieve<br />

bescherming met waterkeringen en een<br />

afweging op nationaal niveau. Bij toepassing<br />

van gevolgbeperkende maatregelen komt<br />

het zwaartepunt meer te liggen bij lokale<br />

overheden (bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> zonering en<br />

rampenbestrijding) of op individueel niveau<br />

(overstromingsbestendig bouwen).<br />

In de huidige beleidsontwikkeling staat<br />

de eerste variant centraal. In het vorig jaar<br />

verschenen advies van de Deltacommissie is<br />

aangegeven dat de kans op slachtoff ers door<br />

een overstroming substantieel kleiner moet<br />

worden. Mede op basis hiervan heeft de<br />

Deltacommissie aangegeven dat de huidige<br />

veiligheidsniveaus van de dijkringen een<br />

factor 10 omhoog moeten.<br />

In aanvulling op de mogelijkheden om<br />

overstromingskansen te verlagen, wordt<br />

onderzoek verricht naar mogelijkheden om<br />

de kwetsbaarheid van het land <strong>voor</strong> overstromingen<br />

te beperken. Door overstromingsrisico’s<br />

als (mede)sturend element in de<br />

ruimtelijke ordening te betrekken, zou men<br />

geleidelijk de toename van de potentiële<br />

gevolgen kunnen afremmen of mogelijk<br />

zelfs terugdringen. Hierbij kan het bij<strong>voor</strong>beeld<br />

gaan om het sturen van de ruimtelijke<br />

ontwikkeling met behulp van overstromingsrisicozonering<br />

9) of het reduceren van<br />

gevolgen door verbetering van rampenbestrijding<br />

of evacuatie.<br />

Uiteindelijk is het vaststellen van de hoogte<br />

en status van veiligheidsnormen een politiekmaatschappelijke<br />

kwestie. Voor de keuze<br />

<strong>voor</strong> nieuwe sturingsmechanismen en het<br />

vaststellen van eventuele nieuwe veiligheidsnormen<br />

is nader onderzoek naar de<br />

bijbehorende economische en bestuurlijke<br />

consequenties van belang.<br />

LITERATUUR<br />

1) Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2008).<br />

Ontwerp beleidsnota waterveiligheid.<br />

2) Delft Integraal (2006). Verdrinken in de Randstad.<br />

Nummer 4, pag. 26-29.<br />

3) Jonkman B., R. Jongejan, B. Maaskant, M. Kok en J.<br />

Vrijling (2008). Verkenning slachtoff errisico’s in het<br />

hoogwaterbeschermingsbeleid. Royal Haskoning,<br />

HKV Lijn in Water, TU Delft en Jongejan Risk<br />

Management Consulting. Rapport ???????<br />

4) Jonkman B. (2007). Loss of life estimation in<br />

fl ood risk assessment - theory and applications.<br />

Proefschrift TU Delft.<br />

5) Technische adviescommissie <strong>voor</strong> de<br />

waterkeringen (1985). Enkele gedachten<br />

aangaande een aanvaardbaar risiconiveau<br />

in Nederland. Rapport TAW-werkgroep 10<br />

‘Probabilistische methoden’.<br />

6) Vrijling J., W. van Hengel en R. Houben (1998).<br />

Acceptable risk as a basis for design. Reliability<br />

Engineering and System Safety jaargang 59, pag.<br />

141-150.<br />

7) Deltacommissie (2008). Samen werken met water.<br />

8) Rijkswaterstaat (2008). Waterveiligheid 21e eeuw -<br />

kengetallen kosten-batenanalyse.<br />

9) Nijwening S., S. de Vuyst, B. Jonkman, P. Lamberigts<br />

en F. Duenk (2008). Overstromingsrisicozonering<br />

- naar een groter risicobewustzijn in ruimtelijke<br />

afwegingen. Royal Haskoning. Eindrapport 9T2004.<br />

A0.<br />

sturen op: kenmerken en norm / bestuurlijk mogelijke betrokken<br />

implicaties instrument maatregelen partijen<br />

overstromingskans Gevolgen zijn gegeven. Toename gevolgen Overstromingskans dijkversterking, Verkeer en<br />

gecompenseerd door kleinere (bepaald door ‘Ruimte <strong>voor</strong> Waterstaat,<br />

overstromingskans. uitkomsten van KBA de Rivier’ waterschappen<br />

en analyse<br />

slachtoff errisico’s)<br />

gevolgen Overstromingskans ligt vast (vastgesteld Sturing ontwikkeling ruimtelijke ordening VROM, provincies,<br />

op basis kosten-batenanalyse), sturen op gevolgen, bij<strong>voor</strong>beeld en zonering gemeentes, BZK,<br />

gevolgbeperking. Hierdoor mogelijk via zonering, aangepast bouwen, veiligheidsregio’s<br />

beperkingen <strong>voor</strong> groei en ruimtelijke stand-still van risico’s terpen, evacuatie<br />

ordening. en gevolgen<br />

overstromingskans per geval afweging van kans- of gevolg- KBA, dijkversterking / Verkeer en<br />

en gevolgen beperkende maatregelen, mede op basis slachtoferrisico’s ‘Ruimte <strong>voor</strong> Waterstaat,<br />

(-> risico) van eff ectiviteit en maatschappelijke de Rivier’ waterschappen,<br />

consequenties. Kan leiden tot complexe aangepast bouwen VROM, provincies,<br />

besluitvorming, afwegingskader nodig ruimtelijke ordening gemeentes, BZK,<br />

(zonering), terpen, veiligheidsregio’s.<br />

evacuatie


Piet Verdonschot, Alterra<br />

Karin Didderen, Alterra<br />

platform<br />

Bereiken doelsoorten een nieuw<br />

gegraven beek?<br />

Over de eff ecten van grootschalige beekherstelprojecten en de mate waarin<br />

dergelijke projecten bijdragen aan het behalen van natuur- en KRW-doelen is<br />

nog niet veel bekend. Onderzoekers van Alterra volgden de veranderingen in<br />

het ecosysteem van de drie jaar geleden gegraven Geeserstroom in Drenthe.<br />

De resultaten tonen dat de beekfauna na twee jaar gekenmerkt wordt door<br />

kolonisten en dat het aantal echte beeksoorten achterblijft. Dit duidt op dispersieproblemen<br />

of het ontbreken van een geschikt leefmilieu <strong>voor</strong> de verwachte<br />

laaglandbeeksoorten.<br />

Uit onderzoek uit 2006 3) bleek dat<br />

veel beekherstelprojecten niet<br />

leiden tot het gewenste doel. Zo<br />

komt het <strong>voor</strong> dat maatregelen niet zorgen<br />

<strong>voor</strong> het herstel van de juiste abiotische<br />

rand<strong>voor</strong>waarden, waardoor het terugdringen<br />

van hoge nutriëntengehalten een<br />

probleem blijft en de variatie in stroming en<br />

structuren vaak nog ontbreekt. Een factor die<br />

bepalend is <strong>voor</strong> het succes van het herstel<br />

van beekfauna, is de schaal waarop herstel<br />

wordt gepleegd. Daarnaast kunnen barrières<br />

<strong>voor</strong> soorten bij de kolonisatie van nieuw<br />

ingerichte systemen leiden tot tegenvallende<br />

resultaten van herstelmaatregelen.<br />

Over ecologische eff ecten van grootschalige<br />

projecten is nog weinig bekend. Onderzoek<br />

naar eff ecten van grootschalige herstelprojecten<br />

is nodig om maatregelen te kunnen<br />

optimaliseren en omdat onderliggende<br />

processen van invloed kunnen zijn op het<br />

behalen van natuur- en KRW-doelen elders in<br />

Nederland.<br />

Knelpunten <strong>voor</strong> beekfauna bij ecologisch herstel<br />

van beken 1) .<br />

• barrières <strong>voor</strong> soorten bij (her)<br />

kolonisatie<br />

• verplaatsing van habitatgebruik van<br />

beeksoorten<br />

• introductie van soorten (exoten)<br />

• grootschalige of langdurige<br />

processen (bij<strong>voor</strong>beeld extreme<br />

weersomstandigheden/ klimaatverandering)<br />

• ongeschikte schaal waarop herstelmaatregel<br />

plaatsheeft<br />

Voorbeeldproject Geeserstroom<br />

De kern van herstel is het succesvol<br />

terugkeren van de beoogde doelsoorten<br />

(indicatoren <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld natuurwaarden<br />

of de ecologische kwaliteit van de<br />

Kaderrichtlijn Water). Zowel de abiotische<br />

eff ecten van de herstelmaatregelen als de<br />

daadwerkelijke terugkeer van soorten zijn<br />

gevolgd in de Geeserstroom 2) . Dit beekherstelproject<br />

is bijzonder, omdat het de herinrichting<br />

van een geheel bovenloopsysteem<br />

betreft, waarbij een geheel nieuwe beekloop<br />

is gegraven.<br />

Begonnen is met het meten van de<br />

nulsituatie (2004-2005). In de jaren na de<br />

herinrichting (2006-2007) zijn op vaste<br />

punten (a)biotische variabelen gemonitord.<br />

Gegevens na herinrichting zijn vergeleken<br />

met gegevens van de nulsituatie om te<br />

bepalen wat de eff ecten van dit herinrichtingsproject<br />

zijn.<br />

Het onderzoek moet leiden tot inzicht in<br />

de processen en factoren die leiden tot<br />

succesvol beekherstel. Specifi eke onderzoeksvragen<br />

waren hierbij: Zijn de veranderingen<br />

in de abiotiek van invloed op de te<br />

verwachten doelsoorten in de beek? Welke<br />

soorten zijn verdwenen door de herinrichting?<br />

En welke soorten koloniseren de<br />

nieuwe beek en na hoeveel tijd gebeurt dit?<br />

Veranderingen in abiotiek van invloed op te<br />

verwachten doelsoorten?<br />

Voor herinrichting was de beek diep<br />

vergraven, met bijbehorende grote<br />

taludhoogte en waterdiepte. Ook bestond<br />

door de vergraving weinig hoogteverschil<br />

tussen de verschillende beektrajecten<br />

en werd de beek gekenmerkt door een<br />

korte weglengte en een gering verval.<br />

De verwachting is dat typische laaglandbeeksoorten<br />

kunnen profi teren van het<br />

toegenomen verval en veranderde hydromorfologie<br />

na herinrichting met bijbehorende<br />

verondieping en toegenomen<br />

stroomsnelheid op sommige trajecten. Het<br />

proces van herinrichting, het nog niet in<br />

evenwicht zijn van de nieuwe hydrologische<br />

condities en wisselende weersomstandigheden<br />

in 2006 en 2007 hebben geleid<br />

tot sterk wisselende abiotische condities,<br />

waardoor soorten die goed om kunnen gaan<br />

met verstoringen tot nog toe de overhand<br />

hebben in de heringerichte beek.<br />

De referentiewaarden (GET) <strong>voor</strong> het referentietype<br />

R4 van de Kaderrichtlijn Water <strong>voor</strong><br />

de nutriënten totaal stikstof en totaal fosfor<br />

zijn respectievelijk 4 mg N/l en 0,12 mg P/l.<br />

Deze waarden worden in de heringerichte<br />

Geeserstroom vaak overschreden. In natte<br />

periodes komt er veel nutriëntenrijk water<br />

uit het gemaal en is er minder invloed van<br />

kwel; bovendien speelt de nalevering van<br />

nutriënten een rol bij de onveranderde<br />

nutriënten concentraties in de beek. De<br />

diatomeeëngemeenschap, die sterk op<br />

nutriënten reageert, vertoont dan ook geen<br />

duidelijke verbetering na de herinrichting.<br />

De verwachting is dat bij het halen van de<br />

referentiewaarden <strong>voor</strong> totaal stikstof en<br />

totaal fosfor, typische laaglandbeek fl ora en<br />

fauna een kans krijgen zich te ontwikkelen.<br />

Welke soorten verdwenen door<br />

herinrichting?<br />

Na herinrichting verdwijnen 51 soorten<br />

(25%), <strong>voor</strong>namelijk mijten, tweekleppigen,<br />

bloedzuigers, vlokreeften, slijkvliegen,<br />

libellen en wormen. Opvallend hierbij is het<br />

grote aantal soorten dat niet kan vliegen,<br />

zoals slakken, wormen, en bloedzuigers,<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

29


De nieuwe beekloop van de Geeserstroom, kort na aanleg (foto: Martin van den Hoorn).<br />

die de nieuwe loop niet weten te bereiken.<br />

Daarnaast is het leefmilieu van veel soorten,<br />

zoals de kever Anacaena limbata, gekoppeld<br />

aan voedselrijke, vegetatierijke stilstaande of<br />

genormaliseerde wateren, een leefmilieu dat<br />

verdwenen is door de herinrichting.<br />

Welke soorten koloniseren wanneer de<br />

nieuwe beek?<br />

In 2006 is het aantal macrofaunasoorten<br />

en hun abundanties erg laag. Het grootste<br />

deel van de oorspronkelijke macrofauna<br />

(60%) heeft in 2007 de nieuwe loop weten<br />

te koloniseren. De verwachte komst van<br />

typische laaglandbeeksoorten, als ook<br />

doelsoorten, blijft tot dusver achter.<br />

Wel zijn er 36 nieuwe soorten bijgekomen.<br />

Deze verplaatsen zich <strong>voor</strong>al vliegend<br />

(wantsen, dansmuggen en muggen). Voor<br />

een deel zijn dit typische kolonisten, die<br />

bestand zijn tegen verstoringen of zich<br />

handhaven in semi-permanente wateren.<br />

Daarnaast zijn enkele stromingsindicatoren<br />

verschenen, zoals de kriebelmuggen van het<br />

genus Simulium. Dit kan er op duiden dat<br />

de nieuw ingerichte situatie een leefmilieu<br />

biedt aan beekorganismen, dat <strong>voor</strong>heen<br />

niet aanwezig was. Het aantal rheofi ele<br />

soorten nam na de herinrichting niet toe. Wel<br />

is in 2007 een sterke toename in het aantal<br />

indicatoren <strong>voor</strong> droogval te zien. Dit geeft<br />

aan dat droogval een belangrijke rol speelt<br />

en het kolonisatieproces nog in volle gang is.<br />

Stand van zaken<br />

Vanuit de diatomeeën- en macrofaunagemeenschap<br />

zijn er verschillende aanwijzingen<br />

dat het kolonisatieproces van de<br />

30 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

heringerichte Geeserstroom nog in volle<br />

gang is. Door stilstand en droogval op veel<br />

plekken in de beek, wisselende weersomstandigheden<br />

en onveranderde nutriëntenconcentraties<br />

zijn de abiotische rand<strong>voor</strong>waarden<br />

<strong>voor</strong> aquatische organismen nog<br />

niet op orde. Ook zijn dispersieproblemen<br />

van de verwachte laaglandbeeksoorten niet<br />

uitgesloten en zouden barrières <strong>voor</strong> de<br />

soorten nog steeds een grote rol kunnen<br />

spelen bij de kolonisatie van de heringerichte<br />

beek. Deze echte beeksoorten<br />

hebben echter pas een kans om zich te<br />

vestigen als de abiotische condities voldoen<br />

aan de normen van de goede ecologische<br />

toestand.<br />

Dispersie en beekherstel<br />

Tot nu toe blijkt dat <strong>voor</strong>al vliegende<br />

insecten het heringerichte gebied snel<br />

bereiken, terwijl tweekleppigen, mijten<br />

en bloedzuigers dit juist niet doen<br />

(zie afbeelding 1). De vraag is of deze<br />

verandering van soorten samenhangt met<br />

aan- of afwezigheid van geschikte habitat,<br />

of van het vermogen van soorten om zich<br />

te verspreiden. Stilstaande, diepe, vaak<br />

plantenrijke genormaliseerde trajecten<br />

Afb. 1: Verhouding van taxa die nieuw zijn na de herinrichting en die verdwenen zijn door de herinrichting, per<br />

soortgroep. < 1 = een afname in het aantal soorten per soortgroep. > 1 = een toename in het aantal soorten per<br />

soortgroep na herinrichting.


hebben plaatsgemaakt <strong>voor</strong> kale, oppervlakkig<br />

afstromende of tijdelijk droogvallende<br />

trajecten in de beek. Wellicht is de<br />

soortverschuiving gekoppeld aan deze<br />

habitat verschuiving. Anderzijds is het<br />

dispersievermogen, de mogelijkheid om<br />

de nieuw ingerichte habitat te bereiken,<br />

ook een mogelijke verklarende factor van<br />

de soortensamenstelling in het heringerichte<br />

traject. Vliegende soorten kunnen<br />

de nieuw ingerichte beek bereiken vanuit<br />

nabij gelegen waterlichamen of eerder<br />

ingerichte delen van de beek. Daarnaast<br />

verkeren sommige soorten ten tijde van<br />

de herinrichting als adulten in een terrestrisch<br />

stadium, waardoor ze geen directe<br />

negatieve invloed van het herinrichtingsproces<br />

ondervinden en de nieuwe beek<br />

snel kunnen bereiken. Tweekleppigen,<br />

mijten, bloedzuigers, vlokreeften, slakken en<br />

wormen kennen dit vliegende stadium niet<br />

(hoewel soorten die meeliften met andere<br />

insecten of vogels hierop een uitzondering<br />

vormen). Deze groepen kunnen een nieuw<br />

gegraven loop alleen bereiken, als er een<br />

directe waterverbinding is met de nieuwe<br />

locatie. Tijdens graafwerkzaamheden kunnen<br />

deze groepen tevens gemakkelijk verplaatst<br />

of bedolven worden. Als leden van deze<br />

groepen <strong>voor</strong>komen in de oude situatie en<br />

gewenst zijn in de nieuw ingerichte situatie,<br />

is het aan te raden rekening te houden met<br />

bronpopulaties om zo het kolonisatieproces<br />

in de nieuwe beek te versnellen. Dit kan door<br />

het tijdelijke aanbrengen van een waterverbinding<br />

naar de nieuwe beekloop, het<br />

aanleggen van een bypass of evacuatie van<br />

soorten tijdens graafwerkzaamheden. Ook<br />

kan een populatie ‘geënt’ worden door het<br />

inbrengen van kleine hoeveelheden soorten<br />

van locaties waar geen herinrichting heeft<br />

plaatsgevonden (bij<strong>voor</strong>beeld vanuit bovenstrooms).<br />

Dit laatste is nog nooit onderzocht,<br />

waardoor de eff ectiviteit van deze maatregel<br />

niet met behulp van bestaand onderzoek<br />

kan worden onderbouwd. Wel is duidelijk<br />

dat veel soorten een nieuw gegraven beek<br />

niet op eigen kracht, of pas na lange tijd,<br />

bereiken. Dit heeft implicaties wanneer op<br />

korte termijn ecologische doelen moeten<br />

worden gerealiseerd.<br />

De toekomst<br />

Twee jaar na het uitvoeren van het grootschalig<br />

herinrichtingsproject van de<br />

bovenloop blijkt dat het kolonisatieproces<br />

van de nieuw gegraven loop nog in volle<br />

gang is. Uit eerdere evaluaties van monitoringsgegevens<br />

van beekherstelprojecten<br />

blijkt dat verbeteringen in het ecosysteem<br />

vaak pas na langere tijd optreden (vijf tot<br />

tien jaar). Langjarige monitoring van de<br />

herinrichting van de Geeserstroom geeft<br />

waarschijnlijk een ander en ook completer<br />

platform<br />

beeld van de eff ecten van een grootschalig<br />

herinrichtingsproject dan de resultaten na<br />

twee jaar. Bij het uitvoeren van maatregelen<br />

waarbij herstel van doelsoorten wordt<br />

beoogd, moet duidelijk ook rekening<br />

gehouden worden met de termijn die<br />

soorten nodig hebben om een herstelde<br />

habitat te bereiken. Wanneer monitoring<br />

bedoeld is om ook te leren van de eff ecten<br />

van maatregelen en de daarop volgende<br />

ontwikkelingsprocessen, al dan niet om<br />

tussentijds bij te sturen, dan is een frequente<br />

monitoring zinvol. Zo was de beekmoerasontwikkeling<br />

(zie elders in deze uitgave<br />

van H 2O) niet geheel <strong>voor</strong>zien maar kan<br />

aanleiding zijn tot het zinvol bijstellen van de<br />

doelen.<br />

LITERATUUR<br />

1) Bond N. en P. Lake (2003). Local habitat restoration<br />

in streams: constraints on the eff ectiveness<br />

of restoration for stream biota. Ecological<br />

Management and Restoration nr. 4, pag. 193-198.<br />

2) Didderen K., A. Besse-Lototskaya, M. van den<br />

Hoorn, J. Sinkeldam, R. Wiggers en P. Verdonschot<br />

(2008). Herinrichting Geeserstroom; beschrijving<br />

van de monitoringsresultaten. Alterra. Rapport<br />

1790.<br />

3) Nijboer R. en J. Bosman (2006). Een expertsysteem<br />

<strong>voor</strong> de keuze van hydrologische maatregelen;<br />

IV Bepaling van ecologische eff ecten van<br />

herstelmaatregelen. Alterra. Rapport 1366.<br />

Alles wat Fryslân mooi maakt<br />

Wij zijn op zoek naar een<br />

• technisch medewerker rioleringen (m/v)<br />

<strong>voor</strong> 36 uur per week.<br />

advertentie<br />

Een boeiende functie met een verscheidenheid aan taken. Zoals het bijhouden<br />

van beheerssystemen, het jaarlijks maken van uitvoeringsprogramma’s en het<br />

maken van RAW-bestekken. Een functie met eindschaal 9<br />

De volledige functiebeschrijving is te vinden op:<br />

www.werkeninfriesland.nl of www.t-diel.nl of op te vragen bij<br />

de afdeling BMO/p&o, tel. 0511-460551<br />

Uw sollicitatie verwachten wij <strong>voor</strong> 12 <strong>mei</strong> a.s. Reactie te sturen naar de<br />

gemeente Tytsjerksteradiel, afdeling BMO/p&o, Postbus 3, 9250 AA Burgum<br />

of per mail naar wdijkstra@t-diel.nl<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

31


Ron van der Oost, Waternet<br />

Annie Kreike, Waterproef<br />

Monitoring van microcystine<br />

bij de risicoanalyse van giftige<br />

blauwalgen in zwemwater<br />

Omdat veel blauwalgen giftige cyanotoxines, zoals microcystine, kunnen<br />

produceren, kan een verhoogde concentratie in oppervlaktewater problemen<br />

veroorzaken <strong>voor</strong> mens en milieu. In het protocol van de Commissie Integraal<br />

Waterbeheer 1) , dat de meeste Nederlandse waterkwaliteitsbeheerders<br />

hanteren, is een raamwerk beschreven <strong>voor</strong> de monitoring van cyanotoxines.<br />

Het was echter niet duidelijk wat de beste manier is om binnen de grenzen<br />

van dit raamwerk de risico’s <strong>voor</strong> de zwemmers te bepalen. Daarom hebben<br />

Waternet en Waterproef in opdracht van STOWA een onderzoek uitgevoerd<br />

om te komen tot een optimale monitoring van microcystine. Het doel was om<br />

ondubbelzinnige methoden te beschrijven <strong>voor</strong> de monsterneming, extractie<br />

en analyse, waarbij rekening wordt gehouden met zowel de veiligheid van de<br />

zwemmers als de economische belangen. In het nieuwe blauwalgenprotocol<br />

van de werkgroep Cyanobacteriën wordt echter <strong>voor</strong>gesteld om de risico’s van<br />

blauwalgen te bepalen aan de hand van celtellingen. Het is daarom de vraag of<br />

de microcystine-analyse nog wel toekomst heeft.<br />

Cyanobacteriën (ook blauwalgen<br />

genoemd) komen het hele jaar<br />

<strong>voor</strong> in het water, met doorgaans<br />

een piek in de (na)zomer. Een combinatie<br />

van temperatuur, licht en voedingsstoff en<br />

(<strong>voor</strong>al stikstof en fosfaten) kan aanleiding<br />

geven tot een massale groei. In een stabiele<br />

waterkolom kunnen drijfl agen ontstaan van<br />

zeer hoge concentraties cyanobacteriën.<br />

Omdat van veel cyanobacteriën bekend is<br />

dat ze zeer giftige stoff en (cyanotoxines)<br />

kunnen produceren, kan een hoog gehalte<br />

aan cyanobacteriën problemen veroorzaken<br />

<strong>voor</strong> mens en milieu 2) . Er zijn verschillende<br />

soorten cyanotoxines bekend, maar tot<br />

enkele jaren geleden werden in Nederland<br />

<strong>voor</strong>al de zogeheten microcystines<br />

gevonden 3) . Om de mens te beschermen<br />

tegen de gevaren van cyanotoxines, heeft<br />

de VN-wereldgezondheidsorganisatie WHO 4)<br />

richtlijnen gegeven <strong>voor</strong> de maximale<br />

gehalten aan microcystines in drinkwater<br />

(1 μg/l) en zwemwater (20 μg/l). Het werd<br />

echter aan de beleidsmakers, onderzoekers<br />

en laboratoria overgelaten welke procedures<br />

moeten worden gebruikt bij de bemonstering,<br />

de monster<strong>voor</strong>bewerking en de<br />

analyse.<br />

In de literatuur was geen eenduidig<br />

protocol <strong>voor</strong>handen dat voldoet aan de<br />

32 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

volgende <strong>voor</strong>waarden: de gezondheid<br />

van de mens moet worden beschermd<br />

(vals-negatieve resultaten zijn ongewenst)<br />

én het economische belang moet worden<br />

gerespecteerd (vals-positieve resultaten zijn<br />

ongewenst).<br />

Het uiteindelijke doel van dit onderzoek was<br />

om een procedure <strong>voor</strong> de microcystineanalyse<br />

te vinden die zoveel mogelijk<br />

aan de beide <strong>voor</strong>waarden voldoet 5) . Bij<br />

betrouwbare resultaten van de cyanotoxinemonitoring<br />

zullen de adviezen die<br />

naar aanleiding van deze analyses worden<br />

gegeven, gerespecteerd worden door zowel<br />

zwemmers als exploitanten.<br />

Bemonstering van blauwalgen<br />

De werkgroep Cyanobacteriën heeft<br />

richtlijnen opgesteld <strong>voor</strong> de bemonstering<br />

van oppervlaktewater met cyanobacteriën.<br />

In dit protocol worden vier<br />

situaties onderscheiden die visueel kunnen<br />

worden waargenomen: drijfl aag binnen de<br />

zwemzone, drijfl aag buiten de zwemzone,<br />

cyanodominantie of verdachte locatie zonder<br />

visuele indicatie (zie schema). Voor elke<br />

situatie wordt de strategie (waar en hoeveel<br />

monsters nemen) en de uitvoering (hoe<br />

bemonsteren) beschreven. In 2006 zijn de<br />

ervaringen met het protocol geëvalueerd.<br />

Naar aanleiding van commentaren van<br />

belanghebbenden (waterschappen,<br />

provincies en Rijkswaterstaat) is het bemonsteringsprotocol<br />

aangescherpt en op enkele<br />

punten duidelijker gemaakt. In de defi nitieve<br />

versie is ook een interpretatie van de analysegegevens<br />

opgenomen (zie www.stowa.nl).<br />

Selectie van snelle en simpele<br />

extractiemethode<br />

In het CIW-protocol zijn naast de tijdrovende<br />

Fastner-extractie drie snelle methoden<br />

aangegeven om monsters van oppervlaktewater<br />

te extraheren: met een ultrasoon probe<br />

(één minuut), met een kokend waterbad<br />

(één minuut) en met een magnetron (negen<br />

minuten). Daarnaast wordt ook de methode<br />

van herhaald invriezen en ontdooien<br />

gebruikt. In de literatuur worden wel snelle<br />

extractiemethoden beschreven 6) , maar een<br />

goede vergelijking van het rendement en de<br />

reproduceerbaarheid van de bovenvermelde<br />

methoden ontbreekt. Op het laboratorium<br />

van Waterproef is een onderzoek uitgevoerd<br />

naar de betrouwbaarheid van verschillende<br />

snelle en simpele extractiemethoden: trillen<br />

met ultrasoon probe, koken in waterbad,<br />

verwarming met magnetron en herhaald<br />

invriezen en ontdooien. De methoden<br />

werden alle vergeleken met de betrouwbare<br />

maar tijdrovende methanol extractie


Afb. 1: Stroomschema <strong>voor</strong> de bemonstering van blauwalgen.<br />

volgens Fastner et al 7) . Het onderzoek werd<br />

uitgevoerd in vier monsters met verschillende<br />

hoeveelheden en soorten cyanobacteriën.<br />

Op grond van het criterium dat de<br />

methode betrouwbaar (hoog rendement en<br />

goede reproduceerbaarheid), snel en simpel<br />

moet zijn, werd geconcludeerd dat koken in<br />

een waterbad gemiddeld de beste resultaten<br />

gaf (afbeeldingen 2 en 3).<br />

Optimalisatie van de<br />

extractiemethode<br />

Hoewel door Metcalf en Codd 6) een<br />

kooktijd van één minuut als voldoende<br />

werd aangegeven, lijkt het niet zinvol om<br />

deze korte kooktijd aan te houden met<br />

een monstervolume van twee milliliter. Het<br />

monster zal namelijk enkele minuten nodig<br />

hebben om op te warmen in het waterbad.<br />

Daarnaast bleek uit het onderzoek dat de<br />

reproduceerbaarheid van een celextractie<br />

met tien minuten koken onvoldoende was.<br />

Afb. 2: Gemiddelde extractie rendementen van vijf verschillende snelle methoden<br />

ten opzichte van de bewerkelijke Fastner MeOH extractie (1): ultrasoon probe (2),<br />

kokend waterbad (3), magnetron (4), vries/dooi met ultrasoonbad (5) en vries/dooi<br />

met blender (6).<br />

Op grond van de onderzoeksresultaten lijkt<br />

een kooktijd van 30 minuten optimaal. Een<br />

verdere verlenging van de kooktijd (40 en 60<br />

minuten) bleek geen duidelijke invloed op de<br />

kwaliteit van deze extractie te hebben.<br />

De resultaten van microcystine-analyse<br />

kunnen worden beinvloed door binding<br />

van de stof aan de plastic onderdelen<br />

(bewaarvaatjes, pipetpuntjes, injectiespuiten,<br />

etc.), waarmee ze tijdens de<br />

extractie in contact komen. Deze binding<br />

kan worden <strong>voor</strong>komen door toevoeging<br />

van methanol. Maar omdat de ELISAanalyse<br />

(Enzyme-Linked Immuno Sorbent<br />

Assay) van microcystine door methanol<br />

kan worden verstoord, werd daarvan<br />

echter bij <strong>voor</strong>keur geen gebruik gemaakt.<br />

De ELISA-analyse is zo gevoelig dat bij<br />

microcystinegehalten boven 1,6 μg/l een<br />

verdunning van het extract moet worden<br />

gemaakt. Monsters met gehalten rond de<br />

platform<br />

zwem waternormen (10 en 20 μg/l) zullen dus<br />

altijd moeten worden verdund.<br />

Daarom is het mogelijk om de celextractie<br />

uit te voeren bij hoge methanolconcentraties,<br />

waarna het gefi ltreerde extract <strong>voor</strong><br />

de ELISA-analyse zodanig met demiwater<br />

wordt verdund dat het methanolgehalte in<br />

het eindextract onder de kritische grens van<br />

vijf procent ligt. Uit het onderzoek bleek dat<br />

toevoeging van 50 procent methanol aan<br />

het monster een positieve invloed had op<br />

het rendement en de reproduceerbaarheid<br />

van de extractie. De methanoltoevoeging<br />

kan niet worden toegepast als de monsters<br />

onverdund worden geanalyseerd, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

<strong>voor</strong> een toetsing aan de drinkwaternorm<br />

van één μg/l. Omdat in eerste aanleg<br />

werd verondersteld dat de ELISA-analyse<br />

moest worden uitgevoerd met heldere<br />

extracten, werden de ruwe extracten gecentrifugeerd<br />

en gefi ltreerd. Uit nader onderzoek<br />

bleek echter dat deze stappen niet nodig<br />

Afb. 3: Gemiddelde reproduceerbaarheid (% standaard deviatie) van de bewerkelijke<br />

Fastner MeOH extractie (1) en vijf verschillende snelle methoden: ultrasoon<br />

probe (2), kokend waterbad (3), magnetron (4), vries/dooi met ultrasoonbad (5) en<br />

vries/dooi met blender (6).<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

33


zijn, zodat het extractieprotocol nog simpeler<br />

kon worden gemaakt. Het is <strong>voor</strong> de reproduceerbaarheid<br />

echter wel nodig om het ruwe<br />

extract <strong>voor</strong> de ELISA-analyse zeer goed te<br />

homogeniseren (zie www.stowa.nl).<br />

Vergelijking ELISA- en HPLC-analyse<br />

Omdat de HPLC-analyse minder gevoelig<br />

is dan de ELISA-analyse, moet er altijd een<br />

concentrering van de cellen in het water<br />

plaatsvinden door middel van fi ltratie. Met<br />

deze procedure wordt dus alleen het intracellulaire<br />

microcystine (aanwezig in de cellen)<br />

geëxtraheerd en wordt het extracellulaire<br />

microcystine (aanwezig in de waterfase)<br />

niet bepaald. Uit de resultaten van het in dit<br />

rapport beschreven onderzoek blijkt echter<br />

dat het extracellulaire microcystinegehalte in<br />

sommige gevallen zeer hoog kan zijn (ruim<br />

95 procent). Er is een afgeleid extractieprotocol<br />

gemaakt dat ook <strong>voor</strong> HPLC-analyses<br />

gebruikt zou kunnen worden. Voor monsters<br />

met lage gehalten aan cyanobacteriën lijkt<br />

het protocol waarbij het fi lter met cellen<br />

een half uur gekookt wordt in 50 procent<br />

methanol, goed te werken. Bij hogere celconcentraties<br />

wordt het microcystine echter<br />

niet volledig van het fi lter geëxtraheerd en<br />

is de methode dus ongeschikt. De met HPLC<br />

bepaalde MC-gehalten op de fi lters waren<br />

in alle gevallen lager dan de met ELISA<br />

bepaalde gehalten. Dit kan enerzijds worden<br />

verklaard met het feit dat bij de HPLC-analyse<br />

slechts twee van de circa 60 microcystines<br />

werden geanalyseerd (RR-MC en LR-MC),<br />

terwijl met de ELISA-analyse meerdere<br />

microcystines kunnen worden aangetoond.<br />

In de HPLC-chromatogrammen werden ook<br />

onbekende componenten gevonden die<br />

op grond van hun UV-spectrum leken op<br />

microcystines, maar die niet konden worden<br />

gekwantifi ceerd. Daarnaast is het mogelijk<br />

dat bij de extra extractiestappen (indampen<br />

en fi ltreren van het extract) die <strong>voor</strong> de HPLCanalyse<br />

nodig waren microcystines verloren<br />

zijn gegaan.<br />

Kwaliteit van de microcystineanalyses<br />

De betrouwbaarheid van de resultaten<br />

van dit onderzoek is <strong>voor</strong> een groot deel<br />

afhankelijk van een goede kwaliteit van<br />

de uitgevoerde microcystine-analyses. De<br />

analyses werden alle uitgevoerd met de<br />

ELISA-methode. Om individuele verschillen<br />

te <strong>voor</strong>komen, zijn alle analyses uitgevoerd<br />

door dezelfde persoon op het laboratorium<br />

van Waterproef. Dit laboratorium heeft<br />

vanaf 2005 jaarlijks meegedaan met een<br />

internationaal ringonderzoek, georganiseerd<br />

door Juan Ribo (Universiteit van Catalonië,<br />

Spanje). De resultaten van deze ringtesten<br />

waren zeer bevredigend: kleine afwijking van<br />

de gemiddelde gehalten van alle laboratoria,<br />

goede reproduceerbaarheid en goede<br />

herhaalbaarheid. Omdat de kwaliteit van<br />

de ELISA-analyse met de SDI Enviroguard kit<br />

sterk kan variëren, was het nodig om een<br />

interne kwaliteitscontrole uit te voeren met<br />

een referentie monster. De HPLC-analyses<br />

werden uitgevoerd volgens de interne<br />

kwaliteitsprotocollen op het Instituut <strong>voor</strong><br />

Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica van<br />

de Universiteit van Amsterdam. De kwaliteitsborging<br />

van de analyses was voldoende<br />

34 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

om de conclusies van dit onderzoek als<br />

betrouwbaar te kwalifi ceren.<br />

Microscopisch onderzoek<br />

Bij de vergelijking tussen vijf snelle extractiemethoden<br />

werd uitsluitend gekeken<br />

naar het rendement (de opbrengst van<br />

microcystine) en de reproduceerbaarheid<br />

van de extractie. Er werd niet onderzocht<br />

of de cyanobacteriën tijdens de extractie<br />

daadwerkelijk kapot werden gemaakt.<br />

Uit een microscopisch onderzoek bleek<br />

dat bij geen van de onderzochte soorten<br />

cyanobacteriën (Anabaena, Microcystis en<br />

Planktothrix) de cellen kapot gingen tijdens<br />

de extractie in een kokend waterbad,<br />

omdat de aantallen hele cellen <strong>voor</strong> en na<br />

de extractie niet duidelijk verschilden (zie<br />

foto’s). Bij Anabaena en Microcystis werd na<br />

de extractie wel een meetbare afname van<br />

de celdiameter waargenomen, waaruit bleek<br />

dat een deel van de celinhoud werd uitgescheiden.<br />

Bij Planktothrix werd geen afname<br />

van de celdiameter aangetoond. Uit de<br />

microcystine-analyses bleek dat de extractie<br />

geen eff ect had bij Anabaena, omdat het<br />

microcystinegehalte <strong>voor</strong> en na de extractie<br />

nauwelijks meetbaar was. Bij Microcystis<br />

werd echter een grote hoeveelheid microcystine<br />

aangetoond na de behandeling met<br />

A. Anabaena<br />

<strong>voor</strong> na<br />

B. Microcystis<br />

<strong>voor</strong> na<br />

C. Planktothrix<br />

<strong>voor</strong> na<br />

Afb. 4: Microscopisch onderzoek van drie soorten cyanobacteriën, A. Anabaena, B. Microcystis en C. Planktothrix<br />

(gekweekt op de Universiteit van Amsterdam) <strong>voor</strong> en na de extractie met 50% methanol in kokend water.<br />

Vergroting 400x (foto’s: Annie Kreike).<br />

methanol in kokend waterbad, terwijl <strong>voor</strong><br />

het koken vrijwel geen microcystine werd<br />

gevonden. Bij Planktothrix blijkt het microcystinegehalte<br />

ook zonder de behandeling<br />

in een kokend waterbad al hoog te zijn. Er<br />

is aangetoond dat microcystine zowel in<br />

laboratoriumkweken als in veldmonsters met<br />

Planktothrix dominantie ook zonder koken<br />

al extracellulair aanwezig is. Omdat uit de<br />

literatuur bekend is dat cyanotoxines goed<br />

uit Planktothrix kunnen worden geëxtraheerd<br />

met polaire oplossingen (zowel methanol als<br />

water), lijkt de celwand van deze soort goed<br />

doorlaatbaar <strong>voor</strong> microcystine.<br />

Ringtest 2006<br />

De resultaten van de ringtestmonsters<br />

die met de aanbevolen methode werden<br />

geëxtraheerd, bleken het best overeen te<br />

komen bij de monsters van een kweek met<br />

Microcystis en een veldmonster met<br />

Microcystis-dominantie (respectievelijk<br />

monster A en C in de tabel hiernaast). De<br />

relatieve variatie was bij deze monsters<br />

minder dan 30 procent. De interlaboratorium<br />

variatie was groter bij de monsters van een<br />

Planktothrix-kweek en een veldmonster met<br />

Anabaena-dominantie.<br />

Op grond van een statistische classifi catie<br />

met zogeheten Z-scores van de gemiddelde


waarden per laboratorium bleek slechts<br />

één resultaat van twijfelachtige kwaliteit.<br />

Hierbij moet echter worden aangetekend<br />

dat de individuele resultaten van één van<br />

de laboratoria een zeer grote spreiding<br />

vertoonden, maar dat de gemiddelde<br />

waarden hiervan nog net een acceptabele<br />

Z-score haalden. De verschillen tussen de<br />

microcystineresultaten na extractie met de<br />

aanbevolen methode en de resultaten met<br />

de eigen extractiemethoden van enkele<br />

laboratoria waren niet groot.<br />

De monsters <strong>voor</strong> de ringtest moesten<br />

worden ingevroren <strong>voor</strong>dat ze naar de<br />

laboratoria werden verstuurd. Door het<br />

invriezen was een groot deel van de cellen<br />

beschadigd, zodat de meerderheid van<br />

de microcystines al extracellulair in het<br />

monster aanwezig was. Hoewel het logistiek<br />

veel lastiger is, lijkt het nuttig om in het<br />

vervolg een ringtest uit te voeren met verse<br />

monsters. Een aantal laboratoria heeft<br />

ook deelgenomen aan een internationale<br />

ringtest, georganiseerd door Juan Ribo van<br />

de Universiteit van Catalonië, waarin de<br />

reproduceerbaarheid van de microcystineanalyse<br />

is onderzocht. Ook de resultaten van<br />

deze ringtest waren bevredigend.<br />

Conclusies<br />

• Een snelle extractie van blauwalgen in een<br />

kokend waterbad blijkt een betrouwbare<br />

methode om microcystines te analyseren<br />

in monsters met een Microcystis- en<br />

Planktothrix-dominantie. Deze methode<br />

is echter ongeschikt <strong>voor</strong> monsters met<br />

Anabaena-dominantie. Ook de overige<br />

onderzochte snelle extractie-methoden,<br />

zoals vries-dooi, magnetron en ultrasoon,<br />

waren <strong>voor</strong> Anabaena minder effi ciënt dan<br />

de bewerkelijke Fastner-methode. Doordat<br />

de extractie-effi ciëntie sterk kan variëren<br />

<strong>voor</strong> de verschillende algensoorten, is<br />

het belangrijk om bij alle gevallen van<br />

algenbloei een monster te onderzoeken<br />

op de globale soortensamenstelling;<br />

• Bij optimalisering van de extractie bleek<br />

dat een kooktijd van 30 minuten optimaal<br />

is, toevoeging van 50 procent methonol<br />

tijdens het koken het rendement van de<br />

extractie verhoogt en dat nabehandelingen<br />

om het extract helder te maken<br />

(centrifugeren en fi ltreren) niet nodig zijn<br />

<strong>voor</strong> de ELISA-analyse;<br />

Gemiddelde resultaten microcystine-extractie en -analyse ringtest 2006.<br />

• De blauwalgencellen worden tijdens<br />

de extractie niet vernietigd, maar het<br />

microcystine wordt bij de algensoorten<br />

Microcystis en Planktothrix wel uit de cellen<br />

geëxtraheerd.<br />

Aanbevelingen<br />

Het in dit onderzoek ontworpen extractieprotocol<br />

is alleen betrouwbaar <strong>voor</strong> monsters<br />

met Microcystis- en Planktothrix-dominantie.<br />

Het is daarom van groot belang dat de<br />

globale soortensamenstelling in milieumonsters<br />

wordt bepaald, omdat het extractierendement<br />

van de aanbevolen methode<br />

afhankelijk is van de algensoort. Bij elk<br />

geval van algenbloei zal dus microscopisch<br />

onderzoek moeten worden uitgevoerd om de<br />

dominante soorten te bepalen. Bij Microcystis-<br />

en Planktothrix-dominantie kunnen de risico’s<br />

<strong>voor</strong> de zwemmer worden geschat met een<br />

microcystine-analyse na extractie volgens<br />

het geoptimaliseerde extractieprotocol.<br />

De risico’s <strong>voor</strong> zwemmers in water waarin<br />

Anabaena dominant is, kunnen worden<br />

bepaald op grond van het aantal cellen<br />

per milliliter. Volgens het WHO-rapport van<br />

Chorus en Bartram 5) is een dichtheid van<br />

100.000 cellen per milliliter de richtlijn <strong>voor</strong><br />

een verhoogd alarm vanwege de grotere<br />

kans op nadelige eff ecten en de mogelijke<br />

vorming van drijfl agen. Omdat steeds vaker<br />

Anabaena- en andere blauwalgensoorten<br />

worden waargenomen die naast microcystine<br />

ook andere cyanotoxines vormen<br />

(bij<strong>voor</strong>beeld anatoxine), zullen de risico’s<br />

<strong>voor</strong> de zwemmers in de toekomst meer op<br />

celaantallen dan op toxinegehalten worden<br />

beoordeeld. Het door de Cyanowerkgroep<br />

<strong>voor</strong>gestelde nieuwe blauwalgenprotocol,<br />

dat waarschijnlijk in de loop van volgend<br />

jaar van kracht wordt, is hierop gebaseerd.<br />

De microcystine-analyse kan naast dit<br />

protocol optioneel worden toegepast bij een<br />

dominantie van Microcystis of Planktothrix,<br />

maar zal geen integraal onderdeel meer<br />

uitmaken van de risicoanalyse.<br />

LITERATUUR<br />

1) Commissie Integraal Waterbeheer (2002). Veilig<br />

zwemmen: cyanobacteriën in zwemwater.<br />

Aangepast protocol 2002.<br />

2) Gezondheidsraad (2001). Microbiële risico’s<br />

van zwemmen in de natuur. Gezondheidsraad.<br />

Publicatie<strong>nummer</strong> 2001-/25.<br />

monster A monster B monster C monster D<br />

MC (μg/l) MC (μg/l) MC (μg/l) MC(μg/l)<br />

lab 1 1080 1220 3,2 0,72<br />

lab 2 997 2187 6,4 4,70<br />

lab 3 1006 381 3,7 1,40<br />

lab 4 1080 1118 4,3 2,03<br />

lab 5 1586 2540 4,5 0,44<br />

lab 6 1035 1280 3,9 1,30<br />

lab 7 1063 1327 2,4 1,23<br />

lab 8 1832 905 8,0 1,62<br />

gemiddeld 1210 1370 4,6 1,68<br />

standaardafwijking 317 689 1,8 1,32<br />

% 26% 50% 40% 78%<br />

platform<br />

3) Wolfstein K. en M. Roukema (2002). Blauwalgen,<br />

cyanobacteriën. Brochure DG Rijkswaterstaat.<br />

4) WHO (1999). Toxic cyanobacteria in water: a guide<br />

to their public health consequences, monitoring<br />

and management.<br />

5) Van der Oost R. (<strong>2009</strong>). Cyanotoxinemonitoring:<br />

standaardisering en validatie van methoden<br />

<strong>voor</strong> de Nederlandse Waterkwaliteitsbeheerders.<br />

STOWA. In <strong>voor</strong>bereiding.<br />

6) Metcalf J. en G. Codd (2000). Microwave oven and<br />

boiling waterbath extraction of hepatotoxins from<br />

cyanobacterial cells. Fems Microbiology Letters<br />

184: pag. 241-246.<br />

7) Fastner J., I. Flieger en U. Neumann (1998).<br />

Optimised extraction of microcystins from fi eld<br />

samples - a comparison of diff erent solvents and<br />

procedures. Water Research 32, pag. 3177-3181.<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

35


agenda<br />

12 <strong>mei</strong>, Amersfoort -<br />

Dé vernieuwende kijk op water<br />

seminar in het kader van het 750-jarig<br />

bestaan van Amersfoort over de nieuwste<br />

kennis en ontwikkelingen rondom waterveiligheid<br />

en wateroverlast.<br />

Organisatie: HydroLogic.<br />

Informatie: (033) 475 35 35.<br />

12 <strong>mei</strong>, Zeist -<br />

Asset management in de<br />

watersector<br />

congres over asset management en welke<br />

mogelijkheden dit biedt <strong>voor</strong> de watersector.<br />

Organisatie: Grontmij en Zeven Deugden<br />

Advies & Management.<br />

Informatie: Eveline van der Linde<br />

(030) 220 75 72 of<br />

www.assetmanagementwater.nl.<br />

13-14 <strong>mei</strong>, Rotterdam -<br />

Industrie en Milieu, oplossingen<br />

<strong>voor</strong> een duurzame toekomst<br />

tweedaags congres waarop duurzaamheid in<br />

verschillende sectoren centraal staat, onder<br />

andere bij de (afval)waterbehandeling en<br />

riooltechnieken.<br />

Organisatie: easyFairs.<br />

Informatie: (01624) 089 99.<br />

13 <strong>mei</strong>, Rotterdam -<br />

Juridische update <strong>voor</strong> de<br />

watersector<br />

bijeenkomst over nieuwe regels en wetten<br />

<strong>voor</strong> de watersector en hun consequenties<br />

<strong>voor</strong> de dagelijkse praktijk.<br />

Organisatie: Studiecentrum <strong>voor</strong> Bedrijf en<br />

Overheid.<br />

Informatie: (040) 297 49 80.<br />

14 <strong>mei</strong>, Bunnik -<br />

Legionellaveilig en<br />

milieuverantwoord beheren<br />

van klimaatinstallaties<br />

seminar over beheer en waterbehandeling<br />

bij koeltorens naar aanleiding van de<br />

legionellabesmetting vanuit een koeltoren<br />

in Amsterdam in 2006 waarbij drie mensen<br />

overleden.<br />

Organisatie: ISSO.<br />

Informatie: www.isso.nl.<br />

14 <strong>mei</strong>, Rotterdam -<br />

De groene versnelling in water,<br />

aarde en samenleven<br />

vervolg op een reeks bijeenkomsten over de<br />

ernst en de consequenties van de klimaatverandering<br />

met nu de vraag wat er concreet<br />

moet gebeuren.<br />

Organisatie: BlomBerg Instituut.<br />

Informatie: www.wateraardesamenleven.nl.<br />

36 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

15 <strong>mei</strong>, Honselersdijk -<br />

De emissieloze kas: kansen<br />

<strong>voor</strong> innovatie in de<br />

watertechnologie<br />

workshop waarbij innovatieve ondernemers<br />

uit de water technologie, kennisinstellingen<br />

en experts op het gebied van glastuinbouw<br />

samengebracht worden om creatieve ideeën<br />

te bedenken <strong>voor</strong> het glastuinbouw bedrijf.<br />

Organisatie: Mannen van de WIT, Syntens en<br />

de Greenport Campus.<br />

Informatie: www.watertechnologie.com.<br />

20 <strong>mei</strong>, Tiel -<br />

Indirecte lozingen<br />

themadag over afvalwaterlozingen van<br />

bedrijven op het gemeentelijk riool en de<br />

veranderingen in vergunningverlening<br />

hier<strong>voor</strong> in het kader van het Uitvoeringsbesluit<br />

Wet verontreiniging oppervlaktewateren<br />

in 2010. Die taak verhuist van de waterschappen<br />

naar de gemeenten en provincies.<br />

Organisatie: Waterschap Rivierenland.<br />

Informatie: Eric Marsman (0344) 64 92 94.<br />

28 <strong>mei</strong>, Rotterdam -<br />

Een hydrologische kijk op het<br />

plan Veerman<br />

discussiedag waarop de hydrologische basis<br />

onder de adviezen van de Delta commissie<br />

tegen het licht worden gehouden en<br />

waarop de contouren van een hydrologisch<br />

onderzoeksprogramma <strong>voor</strong> de lange termijn<br />

verkend worden.<br />

Organisatie: Nederlandse Hydrologische<br />

Vereniging, Nationaal Comité IHP-HWRP, de<br />

Commissie <strong>voor</strong> Hydrologie van de Rijn, IAHS,<br />

Netherlands Water Partnership, Unie van<br />

Waterschappen en het Boussinesq Center.<br />

Informatie: www.nhv.nu.<br />

4 juni, Ede -<br />

Regenwaterverwerking op<br />

eigen perceel<br />

studiedag over de verwerking van<br />

regenwater op eigen perceel. Hoe ontwikkel<br />

je beleid? Wat zijn de mogelijkheden? Welke<br />

technieken zijn beschikbaar? Zijn er al<br />

<strong>voor</strong>beelden?<br />

Organisatie: Debets B.V.<br />

Informatie: mevr. T. Hepping, (050) 524 84 25<br />

of www.debetsbv.nl.<br />

4 juni, Utrecht -<br />

Een zoutere zuidwestelijke<br />

delta<br />

bijeenkomst over de gevolgen van het<br />

‘op een kier’ zetten van de Haringvlietsluizen<br />

<strong>voor</strong> de zoetwater<strong>voor</strong>ziening en<br />

innovaties die kunnen leiden tot het zuiniger<br />

omgaan met het schaarse zoete water in de<br />

zuid westelijke delta.<br />

Organisatie: Platform zoet-zout.<br />

Informatie: www.zoetzout.nl.<br />

4 juni, Rotterdam -<br />

Richtlijn Overstromingsrisico’s<br />

themadag over de implementatie van<br />

de Richtlijn Overstromingsrisico’s en de<br />

betekenis ervan <strong>voor</strong> de waterbeheerder.<br />

Organisatie: Waternetwerk en IMPRO.<br />

Informatie: www.waternetwerk.nl.<br />

5 juni, Leusden -<br />

Uitvoering water- en<br />

natuuropgave in de Gelderse<br />

Vallei<br />

bijeenkomst over een <strong>voor</strong>beeldproject van<br />

het gebruik van ‘inrichtingsbeelden’ <strong>voor</strong><br />

beken en verdrogings projecten.<br />

Organisatie: KIVI NIRIA.<br />

Informatie: www.wve.nl, www.kiviniria.nl,<br />

www.svgv.nl.<br />

5 juni, Scheveningen -<br />

Klimaat in water en ruimte<br />

congres over de veiligheid en leefbaarheid<br />

van Nederland, met aandacht <strong>voor</strong> de<br />

uitwerking van het rapport van de Deltacommissie,<br />

de fi nanciering van waterprojecten<br />

en het Nationaal Waterplan.<br />

Organisatie: Studiecentrum <strong>voor</strong> Bedrijf en<br />

Overheid.<br />

Informatie: www.sbo.nl.<br />

10 juni, Volendam -<br />

Baggeren in fauna- en fl orarijk<br />

veenweidegebied<br />

bijeenkomst waarop het baggeren in het<br />

Ilperveld, het Wormer- en Jisperwater<br />

centraal staat, veenweidegebieden in de<br />

buurt van Amsterdam waar de waterkwaliteit<br />

nog steeds verslechtert en veel verontreiniging<br />

in de grond <strong>voor</strong>komt.<br />

Organisatie: Baggernet.<br />

Informatie: Marjan Euser (088) 866 21 86.<br />

11 juni, Apeldoorn -<br />

Riolering<br />

jubileumcongres naar aanleiding van het<br />

15-jarig bestaan van het vakblad Riolering,<br />

met aandacht <strong>voor</strong> afvalwater en hemel-,<br />

grond- en oppervlaktewater, inrichting en<br />

beheer van de openbare ruimte inclusief<br />

beheer van de riolering en het gemeentelijk<br />

beleid op deze punten.<br />

Organisatie: Holapress.<br />

Informatie: (040) 208 60 52.<br />

15-19 juni, Delft -<br />

Baggeren en reclamatie<br />

seminar over baggeren en reclamatie,<br />

bestemd <strong>voor</strong> (toekomstige) beleidsmakers<br />

en hun adviseurs bij overheden, havenautoriteiten,<br />

off shore-bedrijven en andere<br />

organisaties die baggerprojecten uitvoeren.<br />

Organisatie: International Association of<br />

Dredging Companies, in samenwerking met<br />

UNESCO-IHE.<br />

Informatie: (070) 352 33 34.<br />

16 juni, Wageningen -<br />

Herkennen van en anticiperen<br />

op gevaarlijk weer<br />

bijeenkomst waarop specialisten van<br />

waterschappen en MeteoConsult informatie<br />

verstrekken over de klimaatverandering,<br />

neerslagverwachtingen, ondersteuning bij<br />

het operationele oppervlaktewaterbeheer en<br />

het CAW-centraalpostsysteem.<br />

Organisatie: Actemium.<br />

Informatie: Debby Poels of Erik Wieleman<br />

(0413) 34 99 99.


18 juni, Arnhem -<br />

Nieuwe sanitatie in<br />

ontwikkelingslanden<br />

bijeenkomst over de behoeften op sanitatiegebied<br />

in ontwikkelingslanden en de<br />

<strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> een succesvolle samenwerking<br />

tussen waterschappen en ontwikkelingsorganisaties.<br />

Organisatie: Aqua for All en STOWA.<br />

Informatie: (030) 232 11 99<br />

18 juni, Amsterdam -<br />

De complexiteit van projecten<br />

in een stedelijke omgeving<br />

congres ter gelegenheid van de oplevering<br />

van de bodemsanering van de Oostergasfabriek,<br />

met onder meer een inleiding van Roel<br />

Kruize, directeur Projectbureau Bodem en<br />

directeur van Waternet over de verplaatsing<br />

van de rwzi Amsterdam-Oost en -Zuid.<br />

Organisatie: Gemeente Amsterdam, Dienst<br />

Milieu en Bouwtoezicht en Projectbureau<br />

Bodem.<br />

Informatie: (020) 254 39 70.<br />

24 juni, Soestduinen -<br />

Nieuwe Waterwet<br />

congres over de nieuwe Waterwet en de<br />

gevolgen hiervan <strong>voor</strong> het Rijk, gemeenten,<br />

provincies, waterschappen en het bedrijfsleven.<br />

Organisatie: Studiecentrum <strong>voor</strong> Bedrijf en<br />

Overheid.<br />

Informatie: (040) 297 49 80.<br />

25 juni, Ede -<br />

Van emissiereductie naar<br />

schoon water!<br />

studiedag over de oppervlaktewater kwaliteit<br />

in de stad. Na twee decennia basisinspanning<br />

is deze nog niet overal goed genoeg. Welke<br />

bronnen zijn daar verantwoordelijk <strong>voor</strong>?<br />

En hoe zijn deze bronnen aante pakken?<br />

Organisatie: Stichting RIONED.<br />

Informatie: www.riool.net.<br />

25 juni, Utrecht -<br />

Industrieel water<br />

zevende editie van dit jaarcongres, met<br />

aandacht <strong>voor</strong> de wet- en regelgeving, zoals<br />

de Kaderrichtlijn Water, de Waterwet en de<br />

lozingsbesluiten én negen praktijklezingen.<br />

Organisatie: Euroforum en Aqua Nederland.<br />

Informatie: (040) 297 48 21.<br />

9 september,<br />

Rotterdam - Spiegeldag<br />

gebiedsontwikkeling<br />

jaarlijkse bijeenkomst waarop nu gebiedsontwikkeling<br />

centraal staat, met de<br />

presentatie van de uitkomsten van het<br />

zesjarige programma Vernieuwend Ruimtegebruik<br />

en het Praktijkboek Gebiedsontwikkeling<br />

NederLandBovenWater II.<br />

Organisatie: Habiforum.<br />

Informatie: (070) 364 87 03.<br />

18 september, Lelystad -<br />

De afvalwaterzuivering als<br />

energiefabriek II<br />

vervolg op het gelijknamige ‘uitverkochte’<br />

symposium afgelopen februari, met nieuwe<br />

presentaties over de energiebenutting bij de<br />

afvalwaterzuivering.<br />

Organisatie: themagroep afvalwaterzuivering<br />

Waternetwerk.<br />

Informatie: Berend Reitsma 06 51 22 60 05 of<br />

Cora Uijterlinde (030) 232 11 99.<br />

6-9 oktober, ‘s-Hertogenbosch -<br />

Riolering en stedelijk<br />

watermanagement<br />

vakbeurs over riolering en stedelijk watermanagement.<br />

Organisatie: Holapress.<br />

Informatie: (040) 208 60 43.<br />

12-14 november, Assen -<br />

Grond, groen en water<br />

nieuwe vakbeurs die zich richt op alle<br />

facetten van de GWW-markt, met onder meer<br />

aandacht <strong>voor</strong> watermanagement en het<br />

zuiveren van waterstromen op grote én op<br />

kleine schaal.<br />

Organisatie: Expo Management.<br />

Informatie: Johan Wolters,<br />

jwolters@expo-management.nl.<br />

Buitenland<br />

agenda<br />

5-6-7 <strong>mei</strong>, Brussel -<br />

Water footprint reporting<br />

bijeenkomst over de verkenning van wateroplossingen<br />

<strong>voor</strong> de lange termijn, met<br />

speciale aandacht <strong>voor</strong> de rol van bedrijven<br />

ten opzichte van overheden, niet-gouvernementele<br />

organisaties en consumenten. De<br />

eerste dag is een masterclass: ‘Mapping the<br />

way forward in common water stewardship<br />

standards’.<br />

Organisatie: European Networking Group.<br />

Informatie: www.eng-nl.com.<br />

11 <strong>mei</strong>, Aalst (B.) -<br />

Impact of key pollutants<br />

on ecological status and<br />

biodiversity<br />

workshop <strong>voor</strong> waterbeheerders over hoe<br />

kan worden bepaald of de ecologische status<br />

van een waterlichaam beïnvloed wordt door<br />

(historische) milieuverontreinigingen, met de<br />

nadruk op de Schelde.<br />

Informatie: Edwin Foekema (0317) 48 71 22.<br />

25-26 juni, Koksijde (B.) -<br />

Effl uent als bron<br />

workshop over de <strong>voor</strong>- en nadelen van<br />

effl uent als bron, met een bezoek aan de<br />

effl uentbehandelingsinstallatie van de IWVA<br />

in Wulpen.<br />

Organisatie: themagroep water<strong>voor</strong>ziening<br />

Waternetwerk.<br />

Informatie: www.waternetwerk.nl.<br />

16-22 augustus, Stockholm -<br />

World Water Week<br />

jaarlijks terugkerende internationale<br />

bijeenkomst van beleidsmakers van alle<br />

continenten over actuele watervraagstukken,<br />

met nu speciale aandacht <strong>voor</strong> grensoverschrijdende<br />

rivieren.<br />

Organisatie: Stockholm International Water<br />

Institute.<br />

Informatie: www.worldwaterweek.org.<br />

10-12 november, Hamburg -<br />

Acqua alta<br />

vierde editie van deze beurs en conferentie<br />

over de consequenties van de klimaatverandering<br />

en bescherming tegen hoog<br />

water.<br />

Organisatie: Hamburg Messe.<br />

Informatie: www.acqua-alta.de.<br />

18-20 november, China -<br />

Water Expo China<br />

jaarlijkse beurs waar bedrijven en landen hun<br />

waterexpertise tentoonspreiden. Gelijktijdig<br />

wordt de vierde Water Summit Conference<br />

gehouden. Ook wordt tijdens de beurs<br />

aandacht besteed aan het 60-jarig bestaan<br />

van de Volksrepubliek China.<br />

Organisatie: Messe Frankfurt.<br />

Informatie: www.waterexpochina.com.<br />

H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

37


handel & industrie<br />

Hogedrukpompen met gunstige<br />

eigenschappen<br />

De nieuwe hogedrukpompen die Wilo uit Beverwijk onlangs introduceerde<br />

onder de naam Helix, hebben een laag energiegebruik, hoog rendement en<br />

lage bedrijfskosten.<br />

Het energieverbruik ligt 15 procent lager dan<br />

dat van standaard pompen met gangbare<br />

motoren en hydraulische systemen. Dit wordt<br />

bereikt door de toepassing van energiebesparende<br />

Eff 1-motoren, uiterst effi ciënte<br />

hydraulica en een geavanceerd waaierontwerp.<br />

Door de innovatieve constructie<br />

en het gebruik van hoogwaardige, slijtvaste<br />

materialen zijn de installatie- en onderhoudskosten<br />

lager dan van vergelijkbare pompen.<br />

Het pomphuis werd verbeterd, waardoor<br />

minder stromingsverliezen optreden. In<br />

combinatie met de effi ciënte hydraulica leidt<br />

dit, ten opzichte van standaard-centrifugaalpompen,<br />

tot 33 procent meer opvoerhoogte<br />

per trap. Helix hogedrukpompen bereiken<br />

De hogedrukpomp.<br />

38 H 2O / 9 - <strong>2009</strong><br />

daardoor met minder trappen het vereiste<br />

bedrijfspunt en zijn daarom lichter in gewicht<br />

en makkelijker in het gebruik.<br />

Helix hogedrukpompen zijn vervaardigd van<br />

het corrosiebestendige roestvrijstaal. Het<br />

pomphuis is <strong>voor</strong>zien van een speciale kras-<br />

en stootvaste coating. Het gladde oppervlak<br />

<strong>voor</strong>komt de afzetting van kiemen. In de<br />

pompconstructie worden dode ruimten<br />

vermeden, waardoor het medium niet in het<br />

pomphuis kan achterblijven.<br />

Voor meer informatie: (0251) 22 08 44 of<br />

www.wilo.nl.<br />

Draadloos grondwaterstanden<br />

versturen en opslaan<br />

Grondwaterstanden of overstortgegevens<br />

zijn draadloos beschikbaar via<br />

het nieuwe GSM2-gprsmodem van<br />

Keller Meettechniek.<br />

Deze geïntegreerde datalogger/e-mailserver<br />

verstuurt gegevens per e-mail en slaat die op<br />

in de eigen centrale SQL-databank. Van daaruit<br />

zijn de gegevens, al dan niet bewerkt, te<br />

visualiseren. Export naar andere formaten en<br />

overstortrapportages zijn eveneens mogelijk.<br />

Een op het modem aangesloten digitale<br />

niveausensor meet de waterstanden in<br />

peilbuis, overstort of oppervlaktewater.<br />

Het modem bewaart de meetresultaten en<br />

verstuurt die op <strong>voor</strong>geprogrammeerde<br />

tijden per e-mail. Het modem wordt gevoed<br />

door een batterij, die met een gemiddelde<br />

verbindingsfrequentie van één keer per dag<br />

en één meting per uur tien jaar meegaat.<br />

Regelaars met<br />

eenvoudige<br />

bediening<br />

De meest recente generatie regelaars<br />

van JUMO kenmerkt zich door een<br />

universele inzetbaarheid, vrije<br />

confi guratie, eenvoudige bediening<br />

en een duidelijk scherm.<br />

Doordat de regelaars vrij confi gureerbaar zijn,<br />

kan de gebruiker het instrument aanpassen<br />

aan zijn wensen. Een programmeerbare<br />

functietoets maakt het geheel compleet. De<br />

confi guratie kan comfortabel en overzichtelijk<br />

worden ingesteld. De basisuitvoering omvat<br />

reeds zelfoptimalisering, een gradiëntfunctie,<br />

handbediening, inschakelvertraging, twee<br />

grenswaardecontacten, omvangrijke timerfuncties<br />

én een serviceteller. Ieder instrument<br />

beschikt over een universele meetingang<br />

<strong>voor</strong> weerstandsthermometer, thermoelement<br />

en eenheidssignalen.<br />

De instrumenten zijn uitgerust met twee<br />

relaisuitgangen, een binaire ingang en een<br />

logische uitgang alsmede een Setup-interface.<br />

Alle types kunnen bovendien worden<br />

uitgebreid met een extra relais- of analoge<br />

uitgang en een RS-485-interface. Voor de<br />

elektrische aansluiting zijn aan de achterkant<br />

aanraakveilige steekbare schroefklemmen<br />

aanwezig. Daardoor kunnen de instrumenten<br />

snel worden gemonteerd en vervangen.<br />

Voor meer informatie: (0294) 49 14 92 of<br />

www.jumo.nl.<br />

Nieuwe<br />

microfi lters<br />

Induvac uit Zoetermeer breidt haar<br />

programma procesfi lters verder uit<br />

met diverse soorten microfi lters. De<br />

fi lters worden gefabriceerd volgens<br />

de strenge Amerikaanse FDA- en<br />

USP-normering in speciaal daartoe<br />

ontworpen ruimtes, zonder lijm of<br />

harsen.<br />

De fi lters zijn leverbaar in lengtes tot<br />

1.000 millimeter en hebben een diameter<br />

van 68 millimeter. Afhankelijk van de exacte<br />

toepassing zijn diverse materiaalsoorten<br />

leverbaar en met verschillende aansluitingsvormen.<br />

De fi lters zijn bovendien leverbaar in<br />

allerlei gradaties tot een maximum van<br />

0,1 μm absoluut en uit <strong>voor</strong>raad leverbaar.<br />

Alle gebruikte materialen worden getest en<br />

zijn ook naderhand traceerbaar.<br />

Voor meer informatie: (079) 363 38 90 of<br />

www.induvac.com.


15 <strong>mei</strong> <strong>2009</strong>:<br />

Thema<strong>nummer</strong> Afvalwater<br />

Afvalwater, we produceren het allemaal. Daarmee is afvalwater een<br />

onmisbaar onderwerp in de Nederlandse waterbranche.<br />

Op 15 <strong>mei</strong> aanstaande verschijnt daarom het thema<strong>nummer</strong> Afvalwater<br />

van H 2O, vaktijdschrift <strong>voor</strong> water<strong>voor</strong>ziening en waterbeheer.<br />

In dit <strong>nummer</strong> onder andere :<br />

technologische ontwikkelingen op het gebied van waterzuivering<br />

het laatste nieuws op het gebied van afvalwater<br />

een interview met Cora Uijterlinde van STOWA<br />

TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER<br />

Bereik de kopstukken van de Nederlandse Watersector<br />

Bereik de beslissers in de waterbranche<br />

optimaal en plaats uw advertentie in dit<br />

thema<strong>nummer</strong> Afvalwater.<br />

Reserveer uiterlijk vóór 1 <strong>mei</strong><br />

advertentieruimte.<br />

Neem <strong>voor</strong> meer informatie contact op met:<br />

Roelien Voshol, 010 – 42 74 154<br />

Brigitte Laban, 010 – 42 74 152<br />

adv.h2o@nijgh.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!