De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving
De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving
de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit en in vrijheid een bestaan kan opbouwen en dat hij zich houdt aan basale neder- landse normen” (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114 nr. 3: 1; TK, vergaderjaar 2005-2006, 30 308, nr. 3: 11). Deze gelijkschakeling heeft onder andere tot gevolg dat er een zekere ‘opschaling’ of ‘opwaardering’ van het concept inburgering heeft plaatsgevonden. Uit onderstaande zal mede blijken dat met name dit laatste op het breukvlak van de 20 e en 21 e eeuw zowel in het maatschappelijk-politieke als (onder bepaalde auteurs) in het academische debat tot hooggespannen verwachtingen heeft geleid waar het het instrument inburgering betreft. in het licht van bovenstaande kan een aantal trends worden onderscheiden. Dit betreft in de eerste plaats de verschuiving van een groeps- naar een meer individuele en daarna een zekere gemeenschapsbenadering (par. 3.2.1). Daarnaast is ook de verandering die het burgerschapsconcept heeft ondergaan van belang (3.2.2). Voorts is in dit verband de nadruk op cognitieve vaardigheden en in het verlengde hiervan de onderbelichting van affectieve identificatie tekenend (par. 3.2.3). Bij deze affectieve identificatie wordt doorgaans een belangrijke rol weggelegd voor de ontvangende samenleving; een aspect dat eveneens de revue passeert. Hierna wordt kort ingegaan op het veelgehoorde commentaar dat het inburgeringsbeleid, en het integratiebeleid meer in het algemeen, zich in toenemende mate heeft ontwikkeld als een uitsluitingsbeleid (par. 3.2.4). in dit verband gaat Groenendijk er zelfs vanuit dat er van een integratiebeleid nog nauwelijks sprake is nu een belangrijke integratiebevorderende maatregel als de Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden (in het alledaagse spraakgebruik ook wel bekend als de Wet SAMEn, Stb. 1998, 2426) is opgeheven, discriminatie in mindere mate strafrechtelijk wordt vervolgd en de nadruk voornamelijk op verplichtingen is komen te liggen (Groenendijk 2005a: 194-195). 3.2.1. de TransiTie groepsbenadering – individuele benadering – gemeenschapsbenadering in de tweede helft van de jaren ’70 ontwikkelt de nederlandse overheid beleid gericht op ‘integratie met behoud van eigen identiteit’. Dit concept was hoofdzakelijk op groepsniveau gedefinieerd, aangezien men er binnen deze beleidsfilosofie in belangrijke mate vanuit ging dat een sterke (groeps)identiteit noodzakelijk zou zijn om de integratie te laten slagen. De culturele identiteit van de migrant vormde in het verlengde van deze redenering niet louter een private aangelegenheid, maar een wezenlijk aspect dat ook beschermt diende te worden en waarvoor binnen de marges van het juridische kader ruimte gecreëerd diende te worden. 94
de inburgeringswetgeving: veronderstellingen en bevindingen in een breder perspectief in de contourennota uit 1994 doet het begrip ‘burgerschap’ als leidend beginsel voor beleid zijn intrede en wordt ‘integratie met behoud van eigen identiteit’ als uitgangspunt formeel verlaten. De aansluiting bij het concept ‘burgerschap’ heeft onder andere tot consequentie dat meer dan voorheen de voorkeur uitgaat naar een individuele benadering. Groepsidentiteiten en groepsrelaties worden minder belangrijk dan voorheen. Binnen de grenzen van wet- en regelgeving blijft het ech- ter mogelijk om uitdrukking te geven aan de eigen identiteit. onder de eerste drie kabinetten Balkenende is het in tegenstelling tot de eerdere perioden niet zozeer de regelgeving, maar normen en waarden die de grens voor de eigen identiteitsbeleving vormen. Deze focus op normen en waarden heeft er mede toe geleid dat het gemeenschapsdenken centraal is komen te staan en er in het bredere politieke debat meer aandacht is ontstaan voor de nationale identiteit enerzijds en de cultureel-religieuze identiteit van migranten anderzijds (zie ook hoofdstuk 1). Met name de verenigbaarheid van deze twee, en de verenigbaarheid van de islam meer in het bijzonder met Westerse verlichtings- en joods-christelijke waarden, lijkt van cruciaal belang te zijn binnen het maatschappelijk en (een deel van) het politiek discours (Glastra en Schedler 2003) waartoe Bolkestein een eerste aanzet deed en gevolgd werd door vele anderen zoals Fortuyn, Hirsi Ali, Afshin Ellian en Wilders (zie voor een uitgebreidere discoursanalyse o.m. Van Meeteren 2005; Sleegers 2007). Het integratiebeleid heeft daarmee in de loop der tijd verschillende invullingen gekend, waarbij de concepten en doelstellingen van het beleid ook steeds aan verandering onderhevig waren (cf. Van den Bossche en Zemni 2002: 21). onderstaande passage uit de Memorie van Toelichting bij de Wi 2007 illustreert dit: “in zijn integratiebeleid heeft het kabinet een omslag gemaakt van het accentueren en accepteren van culturele verschillen naar het voorop stellen van wat ons als nederlandse samenleving bindt, wat wij gemeenschappelijk hebben.” (TK, vergaderjaar 2005-2006, 30 308, nr. 7: 9) De verscheidene invullingen en benaderingen die in de loop der tijd zijn gekozen, hebben ook de nodige consequenties gehad voor de manier waarop een balans wordt gezocht tussen een zekere mate van adaptatie aan de nederlandse samenleving en respect voor de (culturele en/of religieuze) identiteit van migranten. De cruciale vraag hoe het inburgeringsbeleid rekening houdt met een cultureel diverse samenleving wordt daarmee, afhankelijk van de dominerende beleidsvisie, verschillend beantwoord. Zo is uit het voorgaande gebleken dat er eind jaren ’70 en een groot deel van de jaren ’80 relatief veel ruimte was voor de beleving van de eigen 95
- Page 46 and 47: de casus inburgering en nationalite
- Page 48 and 49: de casus inburgering en nationalite
- Page 50 and 51: de casus inburgering en nationalite
- Page 52 and 53: de casus inburgering en nationalite
- Page 54 and 55: de casus inburgering en nationalite
- Page 56 and 57: de casus inburgering en nationalite
- Page 58 and 59: de casus inburgering en nationalite
- Page 60 and 61: de casus inburgering en nationalite
- Page 62 and 63: de casus inburgering en nationalite
- Page 64 and 65: de casus inburgering en nationalite
- Page 66 and 67: de casus inburgering en nationalite
- Page 68 and 69: de casus inburgering en nationalite
- Page 70 and 71: de casus inburgering en nationalite
- Page 72 and 73: de casus inburgering en nationalite
- Page 74 and 75: de casus inburgering en nationalite
- Page 76 and 77: de casus inburgering en nationalite
- Page 78 and 79: de casus inburgering en nationalite
- Page 80 and 81: de casus inburgering en nationalite
- Page 82 and 83: de casus inburgering en nationalite
- Page 84 and 85: de casus inburgering en nationalite
- Page 86 and 87: de casus inburgering en nationalite
- Page 88 and 89: de casus inburgering en nationalite
- Page 90 and 91: de casus inburgering en nationalite
- Page 92 and 93: de casus inburgering en nationalite
- Page 94 and 95: de casus inburgering en nationalite
- Page 98 and 99: de casus inburgering en nationalite
- Page 100 and 101: de casus inburgering en nationalite
- Page 102 and 103: de casus inburgering en nationalite
- Page 104 and 105: de casus inburgering en nationalite
- Page 106 and 107: de casus inburgering en nationalite
- Page 108 and 109: de casus inburgering en nationalite
- Page 110 and 111: de casus inburgering en nationalite
- Page 112 and 113: de casus inburgering en nationalite
- Page 114 and 115: de casus inburgering en nationalite
- Page 116 and 117: de casus inburgering en nationalite
- Page 118 and 119: de casus inburgering en nationalite
- Page 120 and 121: de casus inburgering en nationalite
- Page 122 and 123: de casus inburgering en nationalite
- Page 124 and 125: de casus inburgering en nationalite
- Page 126 and 127: de casus inburgering en nationalite
- Page 128 and 129: de casus inburgering en nationalite
- Page 130 and 131: de casus inburgering en nationalite
- Page 132 and 133: de casus inburgering en nationalite
- Page 134 and 135: de casus inburgering en nationalite
- Page 136 and 137: de casus inburgering en nationalite
- Page 138 and 139: de casus inburgering en nationalite
- Page 140 and 141: de casus inburgering en nationalite
- Page 142 and 143: de casus inburgering en nationalite
- Page 144 and 145: de casus inburgering en nationalite
de inburgeringswetgeving: veronderstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> bevinding<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> breder perspectief<br />
in de contour<strong>en</strong>nota uit 1994 doet het begrip ‘burgerschap’ als leid<strong>en</strong>d beginsel<br />
voor beleid zijn intrede <strong>en</strong> wordt ‘integratie met behoud van eig<strong>en</strong> id<strong>en</strong>titeit’ als<br />
uitgangspunt formeel verlat<strong>en</strong>. <strong>De</strong> aansluiting bij het concept ‘burgerschap’ heeft<br />
onder andere tot consequ<strong>en</strong>tie dat meer dan voorhe<strong>en</strong> de voorkeur uitgaat naar<br />
e<strong>en</strong> individuele b<strong>en</strong>adering. Groepsid<strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> <strong>en</strong> groepsrelaties word<strong>en</strong> minder<br />
belangrijk dan voorhe<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van wet- <strong>en</strong> regelgeving blijft het ech-<br />
ter mogelijk om uitdrukking te gev<strong>en</strong> aan de eig<strong>en</strong> id<strong>en</strong>titeit.<br />
onder de eerste drie kabinett<strong>en</strong> Balk<strong>en</strong><strong>en</strong>de is het in teg<strong>en</strong>stelling tot de eerdere<br />
period<strong>en</strong> niet zozeer de regelgeving, maar norm<strong>en</strong> <strong>en</strong> waard<strong>en</strong> die de gr<strong>en</strong>s voor<br />
de eig<strong>en</strong> id<strong>en</strong>titeitsbeleving vorm<strong>en</strong>. <strong>De</strong>ze focus op norm<strong>en</strong> <strong>en</strong> waard<strong>en</strong> heeft er<br />
mede toe geleid dat het geme<strong>en</strong>schapsd<strong>en</strong>k<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal is kom<strong>en</strong> te staan <strong>en</strong> er in<br />
het bredere politieke debat meer aandacht is ontstaan voor de nationale id<strong>en</strong>titeit<br />
<strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> de cultureel-religieuze id<strong>en</strong>titeit van migrant<strong>en</strong> anderzijds (zie ook<br />
hoofdstuk 1). Met name de ver<strong>en</strong>igbaarheid van deze twee, <strong>en</strong> de ver<strong>en</strong>igbaarheid<br />
van de islam meer in het bijzonder met Westerse verlichtings- <strong>en</strong> joods-christelijke<br />
waard<strong>en</strong>, lijkt van cruciaal belang te zijn binn<strong>en</strong> het maatschappelijk <strong>en</strong> (e<strong>en</strong> deel<br />
van) het politiek discours (Glastra <strong>en</strong> Schedler 2003) waartoe Bolkestein e<strong>en</strong> eerste<br />
aanzet deed <strong>en</strong> gevolgd werd door vele ander<strong>en</strong> zoals Fortuyn, Hirsi Ali, Afshin<br />
Ellian <strong>en</strong> Wilders (zie voor e<strong>en</strong> uitgebreidere discoursanalyse o.m. Van Meeter<strong>en</strong><br />
2005; Sleegers 2007).<br />
Het integratiebeleid heeft daarmee in de loop der tijd verschill<strong>en</strong>de invulling<strong>en</strong><br />
gek<strong>en</strong>d, waarbij de concept<strong>en</strong> <strong>en</strong> doelstelling<strong>en</strong> van het beleid ook steeds aan verandering<br />
onderhevig war<strong>en</strong> (cf. Van d<strong>en</strong> Bossche <strong>en</strong> Zemni 2002: 21). onderstaande<br />
passage uit de Memorie van Toelichting bij de Wi 2007 illustreert dit:<br />
“in zijn integratiebeleid heeft het kabinet e<strong>en</strong> omslag gemaakt van het acc<strong>en</strong>tuer<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> accepter<strong>en</strong> van culturele verschill<strong>en</strong> naar het voorop stell<strong>en</strong> van wat<br />
ons als nederlandse sam<strong>en</strong>leving bindt, wat wij geme<strong>en</strong>schappelijk hebb<strong>en</strong>.”<br />
(TK, vergaderjaar 2005-2006, 30 308, nr. 7: 9)<br />
<strong>De</strong> verscheid<strong>en</strong>e invulling<strong>en</strong> <strong>en</strong> b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> die in de loop der tijd zijn gekoz<strong>en</strong>,<br />
hebb<strong>en</strong> ook de nodige consequ<strong>en</strong>ties gehad voor de manier waarop e<strong>en</strong> balans<br />
wordt gezocht tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zekere mate van adaptatie aan de nederlandse sam<strong>en</strong>leving<br />
<strong>en</strong> respect voor de (culturele <strong>en</strong>/of religieuze) id<strong>en</strong>titeit van migrant<strong>en</strong>. <strong>De</strong><br />
cruciale vraag hoe het inburgeringsbeleid rek<strong>en</strong>ing houdt met e<strong>en</strong> cultureel diverse<br />
sam<strong>en</strong>leving wordt daarmee, afhankelijk van de dominer<strong>en</strong>de beleidsvisie, verschill<strong>en</strong>d<br />
beantwoord. Zo is uit het voorgaande geblek<strong>en</strong> dat er eind jar<strong>en</strong> ’70 <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
groot deel van de jar<strong>en</strong> ’80 relatief veel ruimte was voor de beleving van de eig<strong>en</strong><br />
95