De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

25.09.2013 Views

de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit plaats zou kunnen krijgen, maar dan zou de wetgever eerst de doelstelling van Maatschappij oriëntatie moeten herformuleren. Het zou dan niet zozeer om een oriëntatie op de samenleving moeten gaan, maar meer om ‘nederlandkunde’ of maatschappijleer. Als er wel meer geschiedenis gedoceerd zou moeten worden, spelen er volgens de respondenten een aantal vragen. Een eerste vraag is welk deel van de geschiedenis behandeld moet worden en op welk niveau. De meeste geïnterviewde deskundigen en docenten geven in dit verband aan dat er een directe link moet zijn met de contemporaine maatschappelijke situatie van nederland. Het zal dan vooral gaan om de Tweede Wereldoorlog, de migratiegeschiedenis en dergelijke. Voorts speelt de vraag wanneer geschiedenis gedoceerd moet worden. Tijdens de inburgering of op een later moment? Tot slot kan men zich afvragen of er gedifferentieerd moet worden naar opleidingsniveau. Hogeropgeleiden zullen namelijk veel meer geïnteresseerd zijn in geschiedenis dan lageropgeleiden (Regioplan 2003: 42). Het onderdeel NT2 Terug naar de onderdelen van het inburgeringsprogramma. Een van de belangrijkste onderdelen van het educatieve traject vormt de cursus nT2. Hieraan wordt het grootste deel van het aantal uren voor inburgering besteed. in dit kader zijn diverse leermethoden ontwikkeld, die betrekking hebben op verschillende doelgroepen en variëren van alfabetiseringscursussen tot cursussen voor hoger opgeleiden (cf. nota van Toelichting bij besluit van 26 juni 1998, Stb. 1998, 409). De cursus nT2 bestaat uit de onderdelen lezen, schrijven, spreken en luisteren. om de mate van beheersing van het nT2 te benoemen, zijn er niveau-aanduidingen. in het kader van de inburgering wordt met het nT2-traject beoogd de nieuwkomer op minimaal het niveau cito-2 te brengen. Het streefniveau van het inburgeringsprogramma is cito- 3 (TK, vergaderjaar 1995-1996, 24 401, nr. 4). Dit niveau wordt daarbij gehanteerd als een aanduiding van het niveau dat minimaal bereikt zou moeten zijn om aansluiting op vervolgonderwijs dan wel bemiddeling naar beroepsuitoefening mogelijk te maken (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 15). Met betrekking tot de doorstroming naar de arbeidsmarkt merkt het kabinet bij de Memorie van Toelichting bij de Win 1998 op dat het streefniveau van het gehele educatieve programma als een minimumstreefniveau kan worden aangeduid. Het bereiken van dit niveau impliceert derhalve niet dat de nieuwkomer het proces van inburgering heeft voltooid. Wel is in de visie van de regering dan een zodanig niveau van vaardigheden bereikt dat een goede startpositie voor daadwerkelijke (verdere) integratie is verkregen (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 15). in dit verband wordt overigens ook gewezen op het gegeven dat meer intensieve cursussen van twintig uur of meer per week, een hogere opbrengst hebben dan minder intensieve programma’s. Het verdient daarom aanbeveling te streven naar 74

educatieve programma’ s die een grote intensiteit hebben. Hierdoor wordt boven- dien bereikt dat inburgeringsprogramma’ s van niet te lange duur zijn en het inbur- geringstraject als geheel zo kort mogelijk is (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 16). de inburgeringswetgeving in vogelvlucht Bij de parlementaire behandeling van de Wi 2007 wordt een bepaald niveau van beheersing van de nederlandse taal als de basis voor het kunnen functioneren in de verschillende domeinen van de samenleving beschouwd (TK, vergaderjaar 2005- 2006, 30 308, nr. 3: 19; art. 7 lid 1 Wi 2007). Bovendien moeten gedrag- en houdingsaspecten meer een rol gaan spelen in het nT2-onderwijs dan voorheen. Ten aanzien van de manier waarop dit taalonderwijs is vormgegeven, is grotendeels aangesloten bij de aanbevelingen van de eerdergenoemde commissie-Franssen. Hierbij geldt als uitgangspunt voor het inburgeringsexamen dat het moet voldoen aan criteria van functionaliteit en haalbaarheid. Wil het inburgeringsexamen voldoen aan de eis van functionaliteit, dan moet het niveau van het examen volgens deze commissie de mogelijkheid geven om te functioneren in de samenleving. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat deelname aan verschillende maatschappelijke sectoren ook verschillende eisen aan taalvaardigheid stelt. Zo kent het nederlands dat in de bouwsector wordt gesproken bijvoorbeeld een ander vocabulaire dan het nederlands dat in de zorg of het onderwijs wordt gesproken. Het is de bedoeling dat het inburgeringsexamen zo wordt ingericht dat het de niveaus van taalvaardigheid meet voor het doel waarvoor het nederlands wordt geleerd. Het inburgeringsexamen moet volgens de regering voorts ook haalbaar zijn: het inburgeringsbeleid staat in het perspectief van integratie in de nederlandse samenleving en het inburgeringsexamen moet een haalbare normering kennen. Het inburgeringsexamen in nederland is in navolging van de betreffende aanbeveling in het tweede deeladvies van de commissie-Franssen opgebouwd uit een centraal en een praktijk deel (art. 13 lid 3 Wi 2007). Met het praktijk deel, waarin de praktische toepassing van taalvaardigheid wordt gemeten, wordt bereikt dat de functionele taalvaardigheid wordt getoetst. in dit praktijk deel van het inburgeringsexamen wordt een specifieke inkleuring gegeven voor domeinen als burgerschap, werk, opvoeding, gezondheidszorg en onderwijs. Daarvan wordt verwacht dat die de inburgeringsplichtige zal stimuleren om deel te gaan nemen aan leerwerktrajecten. Eveneens in navolging van de aanbevelingen van de commissie-Franssen zijn de eisen aan de mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid van de inburgeringsplich- 75

de <strong>casus</strong> inburgering <strong>en</strong> nationaliteitswetgeving: icon<strong>en</strong> van nationale id<strong>en</strong>titeit<br />

plaats zou kunn<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>, maar dan zou de wetgever eerst de doelstelling van<br />

Maatschappij oriëntatie moet<strong>en</strong> herformuler<strong>en</strong>. Het zou dan niet zozeer om e<strong>en</strong><br />

oriëntatie op de sam<strong>en</strong>leving moet<strong>en</strong> gaan, maar meer om ‘nederlandkunde’ of<br />

maatschappijleer. Als er wel meer geschied<strong>en</strong>is gedoceerd zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>,<br />

spel<strong>en</strong> er volg<strong>en</strong>s de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal vrag<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> eerste vraag is welk deel<br />

van de geschied<strong>en</strong>is behandeld moet word<strong>en</strong> <strong>en</strong> op welk niveau. <strong>De</strong> meeste geïnterviewde<br />

deskundig<strong>en</strong> <strong>en</strong> doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> in dit verband aan dat er e<strong>en</strong> directe link<br />

moet zijn met de contemporaine maatschappelijke situatie van nederland. Het zal<br />

dan vooral gaan om de Tweede Wereldoorlog, de migratiegeschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> dergelijke.<br />

Voorts speelt de vraag wanneer geschied<strong>en</strong>is gedoceerd moet word<strong>en</strong>. Tijd<strong>en</strong>s<br />

de inburgering of op e<strong>en</strong> later mom<strong>en</strong>t? Tot slot kan m<strong>en</strong> zich afvrag<strong>en</strong> of er gediffer<strong>en</strong>tieerd<br />

moet word<strong>en</strong> naar opleidingsniveau. Hogeropgeleid<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> namelijk<br />

veel meer geïnteresseerd zijn in geschied<strong>en</strong>is dan lageropgeleid<strong>en</strong> (Regioplan 2003:<br />

42).<br />

Het onderdeel NT2<br />

Terug naar de onderdel<strong>en</strong> van het inburgeringsprogramma. E<strong>en</strong> van de belangrijkste<br />

onderdel<strong>en</strong> van het educatieve traject vormt de cursus nT2. Hieraan wordt het<br />

grootste deel van het aantal ur<strong>en</strong> voor inburgering besteed. in dit kader zijn diverse<br />

leermethod<strong>en</strong> ontwikkeld, die betrekking hebb<strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de doelgroep<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

variër<strong>en</strong> van alfabetiseringscursuss<strong>en</strong> tot cursuss<strong>en</strong> voor hoger opgeleid<strong>en</strong> (cf. nota<br />

van Toelichting bij besluit van 26 juni 1998, Stb. 1998, 409). <strong>De</strong> cursus nT2 bestaat<br />

uit de onderdel<strong>en</strong> lez<strong>en</strong>, schrijv<strong>en</strong>, sprek<strong>en</strong> <strong>en</strong> luister<strong>en</strong>. om de mate van beheersing<br />

van het nT2 te b<strong>en</strong>oem<strong>en</strong>, zijn er niveau-aanduiding<strong>en</strong>. in het kader van de<br />

inburgering wordt met het nT2-traject beoogd de nieuwkomer op minimaal het<br />

niveau cito-2 te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Het streefniveau van het inburgeringsprogramma is cito-<br />

3 (TK, vergaderjaar 1995-1996, 24 401, nr. 4). Dit niveau wordt daarbij gehanteerd<br />

als e<strong>en</strong> aanduiding van het niveau dat minimaal bereikt zou moet<strong>en</strong> zijn om aansluiting<br />

op vervolgonderwijs dan wel bemiddeling naar beroepsuitoef<strong>en</strong>ing mogelijk<br />

te mak<strong>en</strong> (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 15).<br />

Met betrekking tot de doorstroming naar de arbeidsmarkt merkt het kabinet bij de<br />

Memorie van Toelichting bij de Win 1998 op dat het streefniveau van het gehele<br />

educatieve programma als e<strong>en</strong> minimumstreefniveau kan word<strong>en</strong> aangeduid. Het<br />

bereik<strong>en</strong> van dit niveau impliceert derhalve niet dat de nieuwkomer het proces<br />

van inburgering heeft voltooid. Wel is in de visie van de regering dan e<strong>en</strong> zodanig<br />

niveau van vaardighed<strong>en</strong> bereikt dat e<strong>en</strong> goede startpositie voor daadwerkelijke<br />

(verdere) integratie is verkreg<strong>en</strong> (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 15).<br />

in dit verband wordt overig<strong>en</strong>s ook gewez<strong>en</strong> op het gegev<strong>en</strong> dat meer int<strong>en</strong>sieve<br />

cursuss<strong>en</strong> van twintig uur of meer per week, e<strong>en</strong> hogere opbr<strong>en</strong>gst hebb<strong>en</strong> dan<br />

minder int<strong>en</strong>sieve programma’s. Het verdi<strong>en</strong>t daarom aanbeveling te strev<strong>en</strong> naar<br />

74

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!