De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

25.09.2013 Views

de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit 50 “… zich zo snel mogelijk zelfstandig in die samenleving kunnen redden. in de lijn van meergenoemde contourennota mag van de betrokken nieuwkomers immers worden verwacht, dat zij zich ontwikkelen tot oordeelkundige en mon- dige burgers die zich staande weten te houden in de competitieve nederlandse samenleving.” (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 1) op dezelfde pagina wordt een en ander verduidelijkt en wordt het onderstaande vermeld: “Het kabinetsbeleid is derhalve gericht op inburgering van nieuwkomers, dat wil zeggen het verwerven van het vermogen om zelfstandig aan het maatschap- pelijk verkeer deel te nemen.” (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 1) om bovengenoemd doel te kunnen realiseren, wordt formeel aan een reciproque inspanningsverplichting gedacht: “op de gemeente rust in dit verband de taak de nieuwkomers die met het oog op permanent verblijf in nederland aanwezig zijn, te helpen hun weg in die samenleving te vinden, op de nieuwkomers de plicht de hen geboden kansen te benutten. in het onderhavige wetsvoorstel is de tweezijdigheid van deze relatie tot uitdrukking gebracht. Tegenover de verplichting van de nieuwkomer om zich voor inburgering in te spannen staat de zorgplicht van de gemeente hem daartoe in de gelegenheid te stellen.” (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 1-2) Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de verantwoordelijkheid voor inburgering zowel bij de migrant zelf als bij de overheid ligt. Dit past binnen de verzorgingsstaatgedachte waarin het scheppen van condities voor autonomie en de waarborging van startkansen als belangrijke overheidstaken worden aangemerkt (Fermin 2001: 25). Dat er de nodige kanttekeningen bij het wederkerigheidsbeginsel kunnen worden geplaatst, hebben we uit het voorgaande hoofdstuk reeds kunnen opmaken. Dat er nog meer afbreuk zal wordt gedaan aan deze notie zal nog eens aan de orde komen bij de bespreking van de Wi 2007 waarin ‘eigen verantwoordelijkheid’ een prominente plaats inneemt (TK, vergaderjaar 2005-2006, 30 308, nr. 3: 18-19). Wat onder cruciale begrippen als ‘inburgering’ en ‘integratie’ moet worden verstaan, is in de Memorie van Toelichting bij de Win 1998 eveneens nader uiteengezet:

de inburgeringswetgeving in vogelvlucht “inburgering moet in dit verband worden gezien als een eerste stap in het inte- gratieproces: door inburgering worden nieuwkomers in de gelegenheid gesteld aansluiting te vinden op educatie en arbeidsmarkt. Bij inburgering gaat het om het leren van de nederlandse taal en het verwerven van een eerste inzicht in de maatschappelijke en staatkundige verhoudingen in onze samenleving en het verwerven van een eerste inzicht in de nederlandse arbeidsmarkt.” (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 1) ofschoon niet steeds met zoveel woorden genoemd, lijkt in beginsel de vergroting van de (educatieve, professionele en sociale) zelfredzaamheid van de nieuwkomer centraal te staan (cf. TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 6). Hiertoe dient de migrant met name over cognitieve vaardigheden te beschikken, of deze althans aan te leren. De sleutel tot deze zelfredzaamheid lijkt hierbij voornamelijk te worden gevormd door de beheersing van de nederlandse taal en kennis van de nederlandse samenleving. Art. 4 lid 2 van de Win 1998 dat over het doel van het inburgeringsonderzoek gaat, bevestigt dit expliciet: “... Het onderzoek heeft in ieder geval betrekking op de mate waarin de nieuwkomer actief en passief de nederlandse taal beheerst en kennis van de nederlandse samenleving en de nederlandse arbeidsmarkt heeft, alsmede op de mate waarin hij naar verwachting door het volgen van een door hem vast te stellen inburgeringsprogramma kennis, inzicht en vaardigheden kan verwerven met het oog op verdere scholing of toegang tot de arbeidsmarkt.” Formeel spelen allerlei grotendeels emotionele aspecten of zogenoemde ‘feelings of belonging’ praktisch geen rol. Groenendijk geeft aan dat er binnen het beleid sprake is van integratie als een ‘cognitief proces’: “immigranten integreren als ze maar over de juiste kennis beschikken” (Groenendijk 2005b: 15). Emoties, van zowel nieuwkomers als autochtonen, worden hierbij volgens hem verwaarloosd, met een contraproductief beleid tot gevolg. Van oers sluit hier in haar onderzoek ‘De naturalisatietoets geslaagd?’ bij aan en schrijft dat door de beperking van integratie tot kennistoetsing uit het oog wordt verloren dat integratie eigenlijk enkel mogelijk is indien ook de ontvangende maatschappij zich openstelt voor migranten (Van oers 2006: 132). Dat deze gevoelens, althans de gevoelens van nieuwkomers, evenwel niet geheel zonder betekenis zijn, en indirect een rol kunnen spelen, zullen we in de loop van het volgende hoofdstuk nog zien bij de bespreking van de verschillende veronderstellingen die aan deze wet ten grondslag liggen. 51

de <strong>casus</strong> inburgering <strong>en</strong> nationaliteitswetgeving: icon<strong>en</strong> van nationale id<strong>en</strong>titeit<br />

50<br />

“… zich zo snel mogelijk zelfstandig in die sam<strong>en</strong>leving kunn<strong>en</strong> redd<strong>en</strong>. in de<br />

lijn van meerg<strong>en</strong>oemde contour<strong>en</strong>nota mag van de betrokk<strong>en</strong> nieuwkomers<br />

immers word<strong>en</strong> verwacht, dat zij zich ontwikkel<strong>en</strong> tot oordeelkundige <strong>en</strong> mon-<br />

dige burgers die zich staande wet<strong>en</strong> te houd<strong>en</strong> in de competitieve nederlandse<br />

sam<strong>en</strong>leving.” (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 1)<br />

op dezelfde pagina wordt e<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander verduidelijkt <strong>en</strong> wordt het onderstaande<br />

vermeld:<br />

“Het kabinetsbeleid is derhalve gericht op inburgering van nieuwkomers, dat<br />

wil zegg<strong>en</strong> het verwerv<strong>en</strong> van het vermog<strong>en</strong> om zelfstandig aan het maatschap-<br />

pelijk verkeer deel te nem<strong>en</strong>.” (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 1)<br />

om bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemd doel te kunn<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong>, wordt formeel aan e<strong>en</strong> reciproque<br />

inspanningsverplichting gedacht:<br />

“op de geme<strong>en</strong>te rust in dit verband de taak de nieuwkomers die met het oog<br />

op perman<strong>en</strong>t verblijf in nederland aanwezig zijn, te help<strong>en</strong> hun weg in die<br />

sam<strong>en</strong>leving te vind<strong>en</strong>, op de nieuwkomers de plicht de h<strong>en</strong> gebod<strong>en</strong> kans<strong>en</strong> te<br />

b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>. in het onderhavige wetsvoorstel is de tweezijdigheid van deze relatie<br />

tot uitdrukking gebracht. Teg<strong>en</strong>over de verplichting van de nieuwkomer om<br />

zich voor inburgering in te spann<strong>en</strong> staat de zorgplicht van de geme<strong>en</strong>te hem<br />

daartoe in de geleg<strong>en</strong>heid te stell<strong>en</strong>.” (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr.<br />

3: 1-2)<br />

Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de verantwoordelijkheid voor inburgering<br />

zowel bij de migrant zelf als bij de overheid ligt. Dit past binn<strong>en</strong> de verzorgingsstaatgedachte<br />

waarin het schepp<strong>en</strong> van condities voor autonomie <strong>en</strong> de<br />

waarborging van startkans<strong>en</strong> als belangrijke overheidstak<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangemerkt<br />

(Fermin 2001: 25). Dat er de nodige kanttek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> bij het wederkerigheidsbeginsel<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geplaatst, hebb<strong>en</strong> we uit het voorgaande hoofdstuk reeds kunn<strong>en</strong><br />

opmak<strong>en</strong>. Dat er nog meer afbreuk zal wordt gedaan aan deze notie zal nog<br />

e<strong>en</strong>s aan de orde kom<strong>en</strong> bij de bespreking van de Wi 2007 waarin ‘eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid’<br />

e<strong>en</strong> promin<strong>en</strong>te plaats inneemt (TK, vergaderjaar 2005-2006, 30<br />

308, nr. 3: 18-19).<br />

Wat onder cruciale begripp<strong>en</strong> als ‘inburgering’ <strong>en</strong> ‘integratie’ moet word<strong>en</strong> verstaan,<br />

is in de Memorie van Toelichting bij de Win 1998 ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s nader uite<strong>en</strong>gezet:

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!