De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

25.09.2013 Views

de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit migranten, te kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid zich hiervoor in te zetten. Voorts impliceert de aansluiting bij een term als burgerschap dat meer dan voorheen de nadruk komt te liggen op algemeen beleid, gelijke behandeling en een voorkeur voor een individuele benadering (cf. Fermin 2001: 17). Dit laatste leidt er in beginsel toe dat groepsidentiteiten en groepsrelaties naar de achtergrond verdwijnen (zie ook Fermin 1999: 110; Heerikhuizen 1997). in de context van integratie wordt opgemerkt dat er een relatie bestaat tussen de termen ‘integratie’ en ‘burgerschap’. in de nota wordt hierover het volgende vermeld: 26 “burgerschap impliceert (...) een keuze voor een blijvende deelname aan de nederlandse samenleving. Burgerschap impliceert ook het dragen van verantwoordelijkheid van burgers aan elkaar ...” (TK, vergaderjaar 1993-1994, 23 684, nr. 2: 5). Van doorslaggevend belang is ook dat de overheid de mening is toegedaan dat burgers hun kansen dienen te benutten op het terrein van scholing en arbeid. Dit wordt als volgt verwoord: “op alle personen rust de individuele plicht (...) zich in te spannen om de nederlandse taal te beheersen en zich basiskennis te verwerven over de nederlandse samenleving” (TK, vergaderjaar 1993-1994, 23 684, nr. 2: 25). integratie en actieve deelname in de maatschappij, maar ook de ontvankelijkheid daarvoor van de gevestigde samenleving, vormen daarmee de belangrijkste condities voor burgerschap. Burgerschap is dientengevolge onlosmakelijk gelieerd aan termen als ‘eigen verantwoordelijkheid’, ‘participatie’ en ‘betrokkenheid’. Van den Brink schrijft naar aanleiding hiervan dat burgerschap een verinnerlijkt gevoel van verbondenheid met de staat waarin een individu leeft en de bereidheid zich in te zetten voor de rest van de maatschappij suggereert (Van den Brink 2004: 97-103). niet in de laatste plaats wordt in de contourennota de term ‘burgerschap’ verbonden met noties als ‘keuzevrijheid’ en ‘respect voor diversiteit in de samenleving’ (TK, vergaderjaar 1993-1994, 23 684, nr. 2: 43-44). Een verdere uitwerking van deze relatie blijft binnen het latere inburgeringsbeleid echter nagenoeg achterwege. Fermin concludeert dan ook dat de voor de hand liggende vraag naar de verhouding tussen de aanpassing die dit beleid beoogt te bewerkstelligen en het principe van respect voor de keuzevrijheid en culturele diversiteit niet wordt gesteld (Fermin 1999: 101). In hoofdstuk 3 zal uitgebreider worden gereflecteerd op de relatie tussen het inburgeringsbeleid en het beginsel van respect voor een eigen (culturele en religieuze) identiteit.

historie en sfeerimpressie Volgens Van Huis zijn er vanuit het perspectief van binding een aantal voordelen verbonden aan het gebruik van het begrip ‘burgerschap’ binnen het integratiebeleid (Van Huis 2005: 18). Zo biedt het in de visie van Van Huis een supplement op de begrippen Sociaal-economische en sociaal- culturele integratie. Sociaal-economi- sche integratie impliceert immers nog geen engagement met de maatschappij en loyaliteit aan de staat. Bij burgerschap wordt deze loyaliteit daarentegen wel ver- ondersteld. Bij sociaal-culturele integratie wordt veeleer aan conformeringen op het gebied van taal, omgangsvormen, zeden en gebruiken gedacht en niet zozeer – althans niet direct – aan de verhouding van een persoon met de staat en verant- woordelijkheid voor de rest van de samenleving. Voorts wijkt de term ‘burgerschap’ af van het begrip ‘nationale identiteit’, aangezien het aan gewenste handelingen refereert en uitgebreid wordt met een gevoelsmatige binding. niet in de laatste plaats suggereert het begrip ‘natie’ een zekere gemeenschappelijke historie – die nieuwkomers doorgaans niet met de autochtone bevolking delen – terwijl burgerschap los staat van het verleden. Burgerschap is daarmee, vanuit dit perspectief, toegankelijker voor migranten en functioneler voor beleidsmakers om nieuwkomers mee aan te spreken. Behalve verschil bestaan er echter ook overeenkomsten tussen beide kernnota’s zoals die in bovenstaande zijn beschreven. Het wordt na het WRR-rapport Allochtonenbeleid steeds evidenter dat de integratie van nieuwkomers in nederland minder vrijblijvend moet worden. in de twee genoemde nota’s wordt de aandacht gevestigd op een opvangbeleid aan het begin van het inburgeringsproces en op de eigen verantwoordelijkheid waarop iedere burger aangesproken zou moeten kunnen worden; derhalve ook op de verantwoordelijkheid om in te burgeren en te integreren. Een nieuwe impuls tot de discussie over inburgeringsbeleid werd gegeven met het beleidsadvies Beleidsopvolging Minderhedendebat dat Van der Zwan en Entzinger in mei 1994 uitbrachten aan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Van Thijn. Hun aanbeveling om verplichte inburgeringscontracten in te voeren kreeg al spoedig een concrete beleidsinvulling. Het werd gedeeltelijk overgenomen in het regeerakkoord van augustus 1994 en in een aantal andere parlementaire initiatieven (cf. onder meer TK, vergaderjaar 1993-1994, nr. 23 684 Integratiebeleid etnische minderheden; TK, vergaderjaar 1994-1995, 23 901 Minderhedenbeleid 1995) en zou ook de grondslag vormen voor de later nog te bespreken Win 1998. De doelstelling die Van der Zwan en Entzinger voor ogen stond, was instrumenten te ontwikkelen waarmee de integratie van minderheden effectiever en beter gerealiseerd kon worden. Dit ter voorkoming van een toenemende polarisatie tussen het autochtone en het allochtone bevolkingsaandeel (Van der Zwan en Entzinger 27

historie <strong>en</strong> sfeerimpressie<br />

Volg<strong>en</strong>s Van Huis zijn er vanuit het perspectief van binding e<strong>en</strong> aantal voordel<strong>en</strong><br />

verbond<strong>en</strong> aan het gebruik van het begrip ‘burgerschap’ binn<strong>en</strong> het integratiebeleid<br />

(Van Huis 2005: 18). Zo biedt het in de visie van Van Huis e<strong>en</strong> supplem<strong>en</strong>t op de<br />

begripp<strong>en</strong> Sociaal-economische <strong>en</strong> sociaal- culturele integratie. Sociaal-economi-<br />

sche integratie impliceert immers nog ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>gagem<strong>en</strong>t met de maatschappij <strong>en</strong><br />

loyaliteit aan de staat. Bij burgerschap wordt deze loyaliteit daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> wel ver-<br />

ondersteld. Bij sociaal-culturele integratie wordt veeleer aan conformering<strong>en</strong> op<br />

het gebied van taal, omgangsvorm<strong>en</strong>, zed<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> gedacht <strong>en</strong> niet zozeer<br />

– althans niet direct – aan de verhouding van e<strong>en</strong> persoon met de staat <strong>en</strong> verant-<br />

woordelijkheid voor de rest van de sam<strong>en</strong>leving. Voorts wijkt de term ‘burgerschap’<br />

af van het begrip ‘nationale id<strong>en</strong>titeit’, aangezi<strong>en</strong> het aan gew<strong>en</strong>ste handeling<strong>en</strong><br />

refereert <strong>en</strong> uitgebreid wordt met e<strong>en</strong> gevoelsmatige binding. niet in de laatste<br />

plaats suggereert het begrip ‘natie’ e<strong>en</strong> zekere geme<strong>en</strong>schappelijke historie – die<br />

nieuwkomers doorgaans niet met de autochtone bevolking del<strong>en</strong> – terwijl burgerschap<br />

los staat van het verled<strong>en</strong>. Burgerschap is daarmee, vanuit dit perspectief,<br />

toegankelijker voor migrant<strong>en</strong> <strong>en</strong> functioneler voor beleidsmakers om nieuwkomers<br />

mee aan te sprek<strong>en</strong>.<br />

Behalve verschil bestaan er echter ook overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> beide kernnota’s<br />

zoals die in bov<strong>en</strong>staande zijn beschrev<strong>en</strong>. Het wordt na het WRR-rapport Allochton<strong>en</strong>beleid<br />

steeds evid<strong>en</strong>ter dat de integratie van nieuwkomers in nederland minder<br />

vrijblijv<strong>en</strong>d moet word<strong>en</strong>. in de twee g<strong>en</strong>oemde nota’s wordt de aandacht gevestigd<br />

op e<strong>en</strong> opvangbeleid aan het begin van het inburgeringsproces <strong>en</strong> op de eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid<br />

waarop iedere burger aangesprok<strong>en</strong> zou moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>;<br />

derhalve ook op de verantwoordelijkheid om in te burger<strong>en</strong> <strong>en</strong> te integrer<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> nieuwe impuls tot de discussie over inburgeringsbeleid werd gegev<strong>en</strong> met het<br />

beleidsadvies Beleidsopvolging Minderhed<strong>en</strong>debat dat Van der Zwan <strong>en</strong> Entzinger<br />

in mei 1994 uitbracht<strong>en</strong> aan de to<strong>en</strong>malige minister van Binn<strong>en</strong>landse Zak<strong>en</strong> Van<br />

Thijn. Hun aanbeveling om verplichte inburgeringscontract<strong>en</strong> in te voer<strong>en</strong> kreeg<br />

al spoedig e<strong>en</strong> concrete beleidsinvulling. Het werd gedeeltelijk overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in het<br />

regeerakkoord van augustus 1994 <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aantal andere parlem<strong>en</strong>taire initiatiev<strong>en</strong><br />

(cf. onder meer TK, vergaderjaar 1993-1994, nr. 23 684 Integratiebeleid etnische<br />

minderhed<strong>en</strong>; TK, vergaderjaar 1994-1995, 23 901 Minderhed<strong>en</strong>beleid 1995)<br />

<strong>en</strong> zou ook de grondslag vorm<strong>en</strong> voor de later nog te besprek<strong>en</strong> Win 1998.<br />

<strong>De</strong> doelstelling die Van der Zwan <strong>en</strong> Entzinger voor og<strong>en</strong> stond, was instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

te ontwikkel<strong>en</strong> waarmee de integratie van minderhed<strong>en</strong> effectiever <strong>en</strong> beter gerealiseerd<br />

kon word<strong>en</strong>. Dit ter voorkoming van e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de polarisatie tuss<strong>en</strong><br />

het autochtone <strong>en</strong> het allochtone bevolkingsaandeel (Van der Zwan <strong>en</strong> Entzinger<br />

27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!