De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving
De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving
de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit onder andere het gebied van onderwijs, arbeid, huisvesting, welzijn en gezond- heidszorg (TK, vergaderjaar 1982-1983, 16 102, nrs. 20-21: 19-78; Entzinger 1990: 257). Voorbeelden van dergelijke maatregelen verschillen van het aanstellen van extra onderwijzers tot het instellen van tolkencentra voor artsen. in zowel beleidsstukken, het integratiedebat als in wetenschappelijk onderzoek wordt er een onderscheid gemaakt tussen deze vorm van sociaal-economische integratie als de later nog te bespreken sociaal-culturele integratie (cf. o.a. Dagevos 2001: 12; Vermeulen 1997: 8; Glastra en Schedler 2001: 2-19; niessen et al. 2004). onder Sociaal-economische integratie wordt hierbij de mate van succes van een persoon of groep in economisch opzicht in vergelijking tot de rest van de samenleving verstaan. Men kan hierbij denken aan het niveau van de opleiding, werk en de hoogte van het inkomen (Burgers 1997). onder sociaal-culturele integratie kunnen daarentegen geheel andere aspecten worden geschaard. De beheersing van de nationale taal, kennis van normen, waarden, gewoonten van de samenleving waarin men leeft, de bereidheid om daarmee rekening te houden of zich daaraan te conformeren, het delen van kennis over de maatschappelijke structuur en de geschiedenis vormen hier belangrijke facetten van. Voorts kan sociaal-culturele integratie worden afgeleid uit de contacten tussen verschillende groepen in een samenleving en daarmee de binding tussen categorieën. Een gevoelsmatige binding met de samenleving waarin een individu of groep verkeert, kan eveneens als een vorm van sociaal-culturele integratie worden aangemerkt . Zowel gedrag en houding als cognitieve aspecten maken derhalve onderdeel uit van sociaal-culturele integratie. Sociaal-culturele en sociaal-economische integratie staan, niettegenstaande de genoemde verschillen, evenwel niet geheel los van elkaar (niessen et al. 2004). Het verrichten van (betaalde danwel onbetaalde) arbeid en het wonen in een gemengde wijk kunnen bijvoorbeeld bevorderlijk zijn voor de mate waarin iemand contact heeft met autochtonen, voor de kennis van de taal en de samenleving. Vice versa kunnen het spreken van de taal en kennis van de maatschappelijke structuur en omgangsvormen toegang tot werk en een hoger inkomen bevorderen. Bij alle voornoemde doelstellingen – enerzijds bestrijding en opheffing van achterstand en achterstelling en anderzijds het streven naar een tolerante, multiculturele samenleving – stond de regering ook een duidelijke doelgroep voor ogen. in dit verband worden in de Kamerstukken werknemers uit de acht wervingslanden genoemd, Molukkers, Surinamers, Antillianen, vluchtelingen, zigeuners en woonwagenbewoners (cf. TK, vergaderjaar 1982-1983, 16 102, nrs. 20-21: 5). De acht wervingslanden zijn: italië, Spanje, Portugal, Griekenland, Joegoslavië, Turkije, Marokko, Tunesië en later ook nog Kaapverdië. De reden voor deze selectie van typen migranten was dat deze groepen met elkaar deelden dat hun maatschappelijke positie zwak was en de rijksoverheid een zekere verantwoordelijkheid ervoer voor hun aanwezigheid hier te lande. 20
historie en sfeerimpressie in de beginfase van deze tijdspanne staat in het bijzonder de eerstgenoemde emancipatiedoelstelling centraal. Men tracht in het beleid de verschillen in cul- tuur te erkennen en streeft ernaar minderheden zoveel mogelijk eigen faciliteiten te verschaffen op cultureel terrein. Later komt het accent meer op de andere twee doelstellingen te liggen: de bestrijding van achterstelling en achterstand. Het voor- naamste motief voor deze accentsverschuiving is de verslechtering van de positie van minderheden in de nederlandse maatschappij: in betrekkelijk korte tijd steeg de werkloosheid onder alle minderheden tot 40 à 50 procent van de beroepsbevolking (Entzinger 1990: 258-259). Dit baart de regering de nodige zorgen. Besloten wordt om een adviesaanvraag in te dienen bij de WRR, die uiteindelijk in 1989 in het, in onderstaande nog te bespreken, rapport Allochtonenbeleid zou resulteren. 1.6 1989-2002: van minderhedenbeleid richTing inTegraTiebeleid Deze periode staat in het teken van de verharding van de attitude ten opzichte van migranten. De immigratie neemt in deze jaren toe en staat volop in de – voornamelijk negatieve – belangstelling van politiek en media (Vermeulen en Penninx 1994: 12). Mede naar aanleiding van het eerdergenoemde WRR-rapport Allochtonenbeleid lijkt het begin jaren ’90 echter tot een ommekeer te komen. in dit rapport komt de Raad onder meer tot de conclusie dat het niet goed gesteld is met de integratie van hier verblijvende allochtonen en dat toekomstig beleid meer voorwaarden dient te stellen aan de betreffende minderheidsgroeperingen (WRR 1989: 12, 20). De Raad adviseert een meer sluitende opvang van nieuwkomers, gecombineerd met een basale educatieplicht. Daarnaast wordt gewezen op het belang van arbeidsparticipatie, welke – gelijk in onder meer het in 1990 verschenen rapport Een werkend perspectief. Arbeidsparticipatie in de jaren ’90 het geval is – als een van de voornaamste integratiemiddelen wordt aangemerkt. op deze wijze zou de immigratie positieve effecten kunnen hebben voor zowel migrant als samenleving (WRR 1989: 10, 20). Deze wijziging in beleidsfilosofie valt, zoals gezegd, samen met een sterk toenemende immigratie, en meer in het bijzonder de gezinsvorming van Turken en Marokkanen. Daarnaast bleef het aantal asielzoekers groeien (Lucassen en Penninx 1994: 163). onderkend moest worden dat immigratie een blijvend fenomeen was geworden en dat de ‘tijdelijkheidsfictie’ ook daadwerkelijk slechts verbeelding was (Vermeulen en Penninx 1994: 8, TK, vergaderjaar 1993-1994, 23 684, nr. 2: 12, Ministerie van Binnenlandse Zaken 1995: 8). of, sterker nog, zoals de Raad ook wel vaststelde: migranten bleven niet alleen, ze zouden ook blijven komen. 21
- Page 1: Fouzia Driouichi W E T E N S C H A
- Page 4 and 5: De serie Webpublicaties omvat studi
- Page 6 and 7: cover design / Vormgeving: Studio D
- Page 8 and 9: de casus inburgering en nationalite
- Page 10 and 11: de casus inburgering en nationalite
- Page 12 and 13: de casus inburgering en nationalite
- Page 14 and 15: de casus inburgering en nationalite
- Page 16 and 17: de casus inburgering en nationalite
- Page 18 and 19: de casus inburgering en nationalite
- Page 20 and 21: de casus inburgering en nationalite
- Page 24 and 25: de casus inburgering en nationalite
- Page 26 and 27: de casus inburgering en nationalite
- Page 28 and 29: de casus inburgering en nationalite
- Page 30 and 31: de casus inburgering en nationalite
- Page 32 and 33: de casus inburgering en nationalite
- Page 34 and 35: de casus inburgering en nationalite
- Page 36 and 37: de casus inburgering en nationalite
- Page 38 and 39: de casus inburgering en nationalite
- Page 40 and 41: de casus inburgering en nationalite
- Page 42 and 43: de casus inburgering en nationalite
- Page 44 and 45: de casus inburgering en nationalite
- Page 46 and 47: de casus inburgering en nationalite
- Page 48 and 49: de casus inburgering en nationalite
- Page 50 and 51: de casus inburgering en nationalite
- Page 52 and 53: de casus inburgering en nationalite
- Page 54 and 55: de casus inburgering en nationalite
- Page 56 and 57: de casus inburgering en nationalite
- Page 58 and 59: de casus inburgering en nationalite
- Page 60 and 61: de casus inburgering en nationalite
- Page 62 and 63: de casus inburgering en nationalite
- Page 64 and 65: de casus inburgering en nationalite
- Page 66 and 67: de casus inburgering en nationalite
- Page 68 and 69: de casus inburgering en nationalite
- Page 70 and 71: de casus inburgering en nationalite
de <strong>casus</strong> inburgering <strong>en</strong> nationaliteitswetgeving: icon<strong>en</strong> van nationale id<strong>en</strong>titeit<br />
onder andere het gebied van onderwijs, arbeid, huisvesting, welzijn <strong>en</strong> gezond-<br />
heidszorg (TK, vergaderjaar 1982-1983, 16 102, nrs. 20-21: 19-78; Entzinger 1990:<br />
257). Voorbeeld<strong>en</strong> van dergelijke maatregel<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> van het aanstell<strong>en</strong> van<br />
extra onderwijzers tot het instell<strong>en</strong> van tolk<strong>en</strong>c<strong>en</strong>tra voor arts<strong>en</strong>. in zowel beleidsstukk<strong>en</strong>,<br />
het integratiedebat als in wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek wordt er e<strong>en</strong> onderscheid<br />
gemaakt tuss<strong>en</strong> deze vorm van sociaal-economische integratie als de later<br />
nog te besprek<strong>en</strong> sociaal-culturele integratie (cf. o.a. Dagevos 2001: 12; Vermeul<strong>en</strong><br />
1997: 8; Glastra <strong>en</strong> Schedler 2001: 2-19; niess<strong>en</strong> et al. 2004). onder Sociaal-economische<br />
integratie wordt hierbij de mate van succes van e<strong>en</strong> persoon of groep in economisch<br />
opzicht in vergelijking tot de rest van de sam<strong>en</strong>leving verstaan. M<strong>en</strong> kan<br />
hierbij d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan het niveau van de opleiding, werk <strong>en</strong> de hoogte van het inkom<strong>en</strong><br />
(Burgers 1997). onder sociaal-culturele integratie kunn<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> geheel<br />
andere aspect<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geschaard. <strong>De</strong> beheersing van de nationale taal, k<strong>en</strong>nis van<br />
norm<strong>en</strong>, waard<strong>en</strong>, gewoont<strong>en</strong> van de sam<strong>en</strong>leving waarin m<strong>en</strong> leeft, de bereidheid<br />
om daarmee rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> of zich daaraan te conformer<strong>en</strong>, het del<strong>en</strong> van k<strong>en</strong>nis<br />
over de maatschappelijke structuur <strong>en</strong> de geschied<strong>en</strong>is vorm<strong>en</strong> hier belangrijke<br />
facett<strong>en</strong> van. Voorts kan sociaal-culturele integratie word<strong>en</strong> afgeleid uit de contact<strong>en</strong><br />
tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de groep<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>leving <strong>en</strong> daarmee de binding tuss<strong>en</strong><br />
categorieën. E<strong>en</strong> gevoelsmatige binding met de sam<strong>en</strong>leving waarin e<strong>en</strong> individu of<br />
groep verkeert, kan ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s als e<strong>en</strong> vorm van sociaal-culturele integratie word<strong>en</strong><br />
aangemerkt . Zowel gedrag <strong>en</strong> houding als cognitieve aspect<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> derhalve<br />
onderdeel uit van sociaal-culturele integratie.<br />
Sociaal-culturele <strong>en</strong> sociaal-economische integratie staan, nietteg<strong>en</strong>staande de<br />
g<strong>en</strong>oemde verschill<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>wel niet geheel los van elkaar (niess<strong>en</strong> et al. 2004). Het<br />
verricht<strong>en</strong> van (betaalde danwel onbetaalde) arbeid <strong>en</strong> het won<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> gem<strong>en</strong>gde<br />
wijk kunn<strong>en</strong> bijvoorbeeld bevorderlijk zijn voor de mate waarin iemand contact<br />
heeft met autochton<strong>en</strong>, voor de k<strong>en</strong>nis van de taal <strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>leving. Vice versa<br />
kunn<strong>en</strong> het sprek<strong>en</strong> van de taal <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis van de maatschappelijke structuur <strong>en</strong><br />
omgangsvorm<strong>en</strong> toegang tot werk <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> bevorder<strong>en</strong>.<br />
Bij alle voornoemde doelstelling<strong>en</strong> – <strong>en</strong>erzijds bestrijding <strong>en</strong> opheffing van achterstand<br />
<strong>en</strong> achterstelling <strong>en</strong> anderzijds het strev<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> tolerante, multiculturele<br />
sam<strong>en</strong>leving – stond de regering ook e<strong>en</strong> duidelijke doelgroep voor og<strong>en</strong>. in dit verband<br />
word<strong>en</strong> in de Kamerstukk<strong>en</strong> werknemers uit de acht wervingsland<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd,<br />
Molukkers, Surinamers, Antillian<strong>en</strong>, vluchteling<strong>en</strong>, zigeuners <strong>en</strong> woonwag<strong>en</strong>bewoners<br />
(cf. TK, vergaderjaar 1982-1983, 16 102, nrs. 20-21: 5). <strong>De</strong> acht wervingsland<strong>en</strong> zijn:<br />
italië, Spanje, Portugal, Griek<strong>en</strong>land, Joegoslavië, Turkije, Marokko, Tunesië <strong>en</strong> later<br />
ook nog Kaapverdië. <strong>De</strong> red<strong>en</strong> voor deze selectie van typ<strong>en</strong> migrant<strong>en</strong> was dat deze<br />
groep<strong>en</strong> met elkaar deeld<strong>en</strong> dat hun maatschappelijke positie zwak was <strong>en</strong> de rijksoverheid<br />
e<strong>en</strong> zekere verantwoordelijkheid ervoer voor hun aanwezigheid hier te lande.<br />
20