De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

25.09.2013 Views

de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit 16 “de concurrentie op de arbeidsmarkt neemt toe en hoger opgeleiden verdrin- gen lager opgeleiden. Werkgevers kunnen (...) hun eisen steeds hoger stellen en mogelijke risicogroepen niet in dienst nemen” (Lucassen en Penninx 1994: 159). Tot 1975 was het aandeel werkloze buitenlandse werknemers categorisch lager dan dat van autochtonen. in het bijzonder na 1979 zou de relatie tussen autochtonen en allochtonen blijvend veranderen: in het tijdvak 1988-1992 was de werkloosheid onder Surinamers en nederlanders ruim drie maal zo hoog als onder autochtonen. Voor Turken was de werkloosheid bij benadering ongeveer vierenhalf keer zo hoog. Voor Marokkanen steeg zij zelfs van viereneenhalf tot vijf maal zo hoog (Lucassen en Penninx 1994: 159; Vermeulen en Penninx 1994: 7). Ten tijde van de oliecrisis, in 1973, loopt de werving van gastarbeiders nagenoeg ten einde (cornelis 1990: 23). De behoefte aan arbeiders uit het buitenland daalt sterk, maar van terugkeer is – met uitzondering van retourmigratie naar Zuid-Europa – nagenoeg geen sprake. Sterker nog: veel gastarbeiders uit de Mediterrane landen blijven niet alleen, maar halen ook hun gezinnen naar nederland (De Vries 1992: 51). Verder neemt in de jaren ’70 ook het aantal vluchtelingen uit landen als chili, Argentinië, Vietnam en cambodja toe. in de jaren 1974 en 1975 doet een grote groep Surinamers, die nauwelijks vertrouwd is met de nederlandse taal en cultuur, zijn intrede in nederland (Entzinger 1990: 253). Voor deze laatste groep is het de laatste mogelijkheid voor de onafhankelijkheid. De overheid voert in deze periode een beleid dat het zwaartepunt legt bij de tijdelijke en aparte positie van migranten. Zo bracht het huisvestingsbeleid gastarbeiders onder in pensions en bemoeilijkte gezinshuisvesting. Voorts probeerde men de tijdelijkheid van hun verblijf vast te leggen en terugkeer te stimuleren met terugkeerpremies. niet in de laatste plaats was er ook speciaal ‘terugkeeronderwijs’ voor kinderen van gastarbeiders (Lucassen en Penninx 1994: 161). De komst van vrouwen en kinderen leidde tot meer contacten met nederlandse instellingen zoals de school (Grielen 1997: 13; cornelis 1990: 23-24). op deze wijze werden de maatschappij en de regering nadrukkelijker geconfronteerd met de consequenties van de ‘tijdelijk’ bedoelde aanwezigheid van het toenemende aantal migranten (Entzinger 1990: 255). De overheid ontwikkelde in aansluiting hierop in de tweede helft van de jaren ’70 een zogenoemd ‘tweesporenbeleid’, gericht op ‘integratie met behoud van eigen identiteit’. Hierbij kan ‘integratie’ als een spoor worden aangemerkt en ‘behoud van eigen identiteit’ als een spoor.

Deze term ‘integratie met behoud van eigen identiteit’ deed voor het eerst zijn intrede in de nota Buitenlandse werknemers uit het jaar 1970. Dit betreft bovendien een van de eerste beleidsdocumenten die betrekking heeft op (arbeids)migranten. in deze nota staat onder andere het volgende: historie en sfeerimpressie “Meer dan op de bevordering van de inpassing als zodanig dient het beleid er op gericht te zijn de groep de kans te geven eigen identiteit te bewaren. Dit betekent dat de groep op allerlei terreinen tot zelfwerkzaamheid wordt aangespoord. Hiertoe is een groepsgewijze benadering onmisbaar. Daardoor wordt tevens voorkomen dat de buitenlandse werknemer in een sociaal isolement komt, terwijl de ervaring heeft geleerd dat de aanpassing beter verloopt met behoud van het eigen groepsverband. in het aanpassingsproces is de verblijfsduur een belangrijke factor. Ten aanzien van buitenlandse werknemers, die doorgaans slechts korte tijd in ons land verblijven, zal het accent zelfs voornamelijk op het behoud van eigen identiteit worden gelegd. Heraanpassingsmoeilijkheden bij terugkeer naar eigen land zullen dan zo gering mogelijk zijn” (TK, vergaderjaar 1969-1970, 10 504, nrs. 1-3: 10). Er zou binnen deze notie sprake moeten zijn van ‘integratie’, aangezien migranten, ook al verbleven ze hier slechts tijdelijk en uiteindelijk zouden terugkeren, niet volledig aan hun lot overgelaten konden worden. ‘Behoud van de eigen identiteit’ was noodzakelijk om te voorkomen dat migranten niet te veel van eigen land en cultuur zouden vervreemden (Entzinger 1990: 254). Men ging er in het overheidsbeleid ook vanuit dat een sterke eigen (groeps)identiteit noodzakelijk was om de integratie te doen slagen (Lucassen en Köbben 1992: 117). nadruk op taal en inburgering in de nederlandse samenleving was toen nog niet aan de orde en paste als zodanig ook niet binnen dit concept. Wat evenmin aan de orde was, was een cultuurpolitieke beleidsfilosofie gericht op respect voor andere culturen of een eventuele verzuilingsstrategie die ‘emancipatie in eigen kring’ ten doel zou kunnen hebben. Het betrof veeleer het pragmatische behoud van de oorspronkelijke cultuur en identiteit ten behoeve van een veronderstelde terugkeer (Verwey-Jonker instituut 2003: 27). op de prangende vraag of deze twee sporen op termijn ook met elkaar verenigbaar zouden zijn, werd van regeringszijde niet ingegaan. Wel zou er in de jaren ’80 en daarna meer nadruk worden gelegd op ‘integratie’ en zou het ‘behoud van eigen identiteit’ steeds meer uit het vizier geraken (Entzinger 1991; Entzinger 1994; Entzinger 1997: 29). niettegenstaande de bovengenoemde feitelijke ontwikkelingen bleef het uitgangspunt dat nederland geen immigratieland behoorde te zijn, tot het einde van de jaren ’70 bestaan. De regering weigerde dan ook consequente maatregelen te treffen 17

de <strong>casus</strong> inburgering <strong>en</strong> nationaliteitswetgeving: icon<strong>en</strong> van nationale id<strong>en</strong>titeit<br />

16<br />

“de concurr<strong>en</strong>tie op de arbeidsmarkt neemt toe <strong>en</strong> hoger opgeleid<strong>en</strong> verdrin-<br />

g<strong>en</strong> lager opgeleid<strong>en</strong>. Werkgevers kunn<strong>en</strong> (...) hun eis<strong>en</strong> steeds hoger stell<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> mogelijke risicogroep<strong>en</strong> niet in di<strong>en</strong>st nem<strong>en</strong>” (Lucass<strong>en</strong> <strong>en</strong> P<strong>en</strong>ninx 1994:<br />

159).<br />

Tot 1975 was het aandeel werkloze buit<strong>en</strong>landse werknemers categorisch lager dan<br />

dat van autochton<strong>en</strong>. in het bijzonder na 1979 zou de relatie tuss<strong>en</strong> autochton<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> allochton<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>d verander<strong>en</strong>: in het tijdvak 1988-1992 was de werkloosheid<br />

onder Surinamers <strong>en</strong> nederlanders ruim drie maal zo hoog als onder autochton<strong>en</strong>.<br />

Voor Turk<strong>en</strong> was de werkloosheid bij b<strong>en</strong>adering ongeveer vier<strong>en</strong>half keer zo hoog.<br />

Voor Marokkan<strong>en</strong> steeg zij zelfs van vier<strong>en</strong>e<strong>en</strong>half tot vijf maal zo hoog (Lucass<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> P<strong>en</strong>ninx 1994: 159; Vermeul<strong>en</strong> <strong>en</strong> P<strong>en</strong>ninx 1994: 7).<br />

T<strong>en</strong> tijde van de oliecrisis, in 1973, loopt de werving van gastarbeiders nag<strong>en</strong>oeg t<strong>en</strong><br />

einde (cornelis 1990: 23). <strong>De</strong> behoefte aan arbeiders uit het buit<strong>en</strong>land daalt sterk,<br />

maar van terugkeer is – met uitzondering van retourmigratie naar Zuid-Europa<br />

– nag<strong>en</strong>oeg ge<strong>en</strong> sprake. Sterker nog: veel gastarbeiders uit de Mediterrane land<strong>en</strong><br />

blijv<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong>, maar hal<strong>en</strong> ook hun gezinn<strong>en</strong> naar nederland (<strong>De</strong> Vries 1992:<br />

51). Verder neemt in de jar<strong>en</strong> ’70 ook het aantal vluchteling<strong>en</strong> uit land<strong>en</strong> als chili,<br />

Arg<strong>en</strong>tinië, Vietnam <strong>en</strong> cambodja toe. in de jar<strong>en</strong> 1974 <strong>en</strong> 1975 doet e<strong>en</strong> grote<br />

groep Surinamers, die nauwelijks vertrouwd is met de nederlandse taal <strong>en</strong> cultuur,<br />

zijn intrede in nederland (Entzinger 1990: 253). Voor deze laatste groep is het de<br />

laatste mogelijkheid voor de onafhankelijkheid. <strong>De</strong> overheid voert in deze periode<br />

e<strong>en</strong> beleid dat het zwaartepunt legt bij de tijdelijke <strong>en</strong> aparte positie van migrant<strong>en</strong>.<br />

Zo bracht het huisvestingsbeleid gastarbeiders onder in p<strong>en</strong>sions <strong>en</strong> bemoeilijkte<br />

gezinshuisvesting. Voorts probeerde m<strong>en</strong> de tijdelijkheid van hun verblijf vast te<br />

legg<strong>en</strong> <strong>en</strong> terugkeer te stimuler<strong>en</strong> met terugkeerpremies. niet in de laatste plaats<br />

was er ook speciaal ‘terugkeeronderwijs’ voor kinder<strong>en</strong> van gastarbeiders (Lucass<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> P<strong>en</strong>ninx 1994: 161).<br />

<strong>De</strong> komst van vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> leidde tot meer contact<strong>en</strong> met nederlandse<br />

instelling<strong>en</strong> zoals de school (Griel<strong>en</strong> 1997: 13; cornelis 1990: 23-24). op deze wijze<br />

werd<strong>en</strong> de maatschappij <strong>en</strong> de regering nadrukkelijker geconfronteerd met de<br />

consequ<strong>en</strong>ties van de ‘tijdelijk’ bedoelde aanwezigheid van het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de aantal<br />

migrant<strong>en</strong> (Entzinger 1990: 255). <strong>De</strong> overheid ontwikkelde in aansluiting hierop<br />

in de tweede helft van de jar<strong>en</strong> ’70 e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>oemd ‘tweespor<strong>en</strong>beleid’, gericht op<br />

‘integratie met behoud van eig<strong>en</strong> id<strong>en</strong>titeit’. Hierbij kan ‘integratie’ als e<strong>en</strong> spoor<br />

word<strong>en</strong> aangemerkt <strong>en</strong> ‘behoud van eig<strong>en</strong> id<strong>en</strong>titeit’ als e<strong>en</strong> spoor.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!