De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

25.09.2013 Views

de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit 9/11, de aanslagen in Madrid en Londen en de moord op Van Gogh in 2004 hebben een niet te verwaarlozen rol in deze gespeeld. Daarmee wordt integratie met name verondersteld problematisch te zijn indien mensen een wezenlijk andere cultuur hebben of een andere religie aanhangen die niet dominant is binnen westerse samenlevingen en verondersteld wordt in te drui- sen tegen allerlei democratische verworvenheden. Dit heeft tot consequentie dat anderen, zoals emigranten bijvoorbeeld, uit beeld geraken en dat er van enige spie- gelbeeldigheid of gelijkheid nauwelijks sprake is. De verhouding tussen onvoldoende integratie en het bezit van een buitenlandse, blijkbaar niet-Westerse, islamitische, nationaliteit betreft een van de voornaam- ste beleidsuitgangspunten, maar wordt echter nauwelijks onderbouwd, laat staan wetenschappelijk verantwoord. Het blijft de vraag of een enkelvoudige nederlandse nationaliteit, waarbij sterk de nadruk wordt gelegd op afstand van de nationaliteit van het land van herkomst, (volledige) integratie zoveel dichterbij brengt. 6.3 sloTbeschouWing Gezien de concluderende aard van dit hoofdstuk kan deze slotbeschouwing beperkt blijven tot enkele opmerkingen die meer op het nationaliteitsvertoog in zijn algemeenheid betrekking hebben. Markant is in de eerste plaats dat termen als nationaliteit, identiteit en loyaliteit veelvuldig door elkaar heen gebruikt worden, als waren het synoniemen. Bovendien lijkt het erop dat de casus meervoudige nationaliteiten in toenemende mate aan allerlei uiteenlopende maatschappelijke kwesties wordt gelieerd zoals terrorismebestrijding en de verbetering van de positie van ‘de’ migrantenvrouw. Beperking van meervoudige nationaliteiten wordt daarmee zowel impliciet als expliciet als panacee opgeworpen in een strijd die nagenoeg de gehele samenleving in zijn greep lijkt te houden. Een ander aspect dat reeds bij de casus inburgering in de vorige hoofdstukken is genoemd en hier ook een rol speelt, is naast een relatief emotioneel debat ook een zekere nadruk op cognitieve vaardigheden en het toetsbaar willen maken van integratie. Men lijkt hierbij echter niet altijd te onderkennen dat men zich weliswaar cognitief een aantal vaardigheden kan eigen maken, die deelname aan de nederlandse samenleving vergemakkelijken, en dat men volledig geïntegreerd kan zijn, zonder dat men daarmee direct ook alle aspecten van de eigen identiteit hoeft en kan prijsgeven. 172

nationaliteitswetgeving: veronderstellingen en bevindingen Voorts lijkt men door het zwaartepunt te leggen bij één, bij voorkeur nederlandse, nationaliteit, er indirect vanuit te gaan dat een individu ook zijn oorspronkelijke culturele, maatschappelijke en eventuele religieuze identiteit verliest door het afstand doen van de bijbehorende nationaliteit (in soortgelijke zin Jessurun d’ oliveira 2004b: 2237). Daarbij wordt uit het oog verlorenen dat is zeker in het huidige debat anno 2007 het geval – dat personen met of zonder meerdere nationaliteiten talrijke identiteiten hebben waarvan afhankelijk van de omstandigheden een bepaalde kan domineren (De Groot 2002: 79). Het blijft de vraag of wetgeving in staat is dit tegen te houden, mocht dit al wenselijk zijn. Het heeft er zelfs alle schijn van dat naarmate men meer en meer probeert te komen tot een exclusief nederlanderschap, men de exclusie vergroot (Jessurun d’ oliveira 2005: 51; Derks 2007). 173

nationaliteitswetgeving: veronderstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> bevinding<strong>en</strong><br />

Voorts lijkt m<strong>en</strong> door het zwaartepunt te legg<strong>en</strong> bij één, bij voorkeur nederlandse,<br />

nationaliteit, er indirect vanuit te gaan dat e<strong>en</strong> individu ook zijn oorspronkelijke<br />

culturele, maatschappelijke <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele religieuze id<strong>en</strong>titeit verliest door het<br />

afstand do<strong>en</strong> van de bijbehor<strong>en</strong>de nationaliteit (in soortgelijke zin Jessurun d’<br />

oliveira 2004b: 2237). Daarbij wordt uit het oog verlor<strong>en</strong> – <strong>en</strong> dat is zeker in het<br />

huidige debat anno 2007 het geval – dat person<strong>en</strong> met of zonder meerdere nationaliteit<strong>en</strong><br />

talrijke id<strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> waarvan afhankelijk van de omstandighed<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> bepaalde kan dominer<strong>en</strong> (<strong>De</strong> Groot 2002: 79). Het blijft de vraag of wetgeving<br />

in staat is dit teg<strong>en</strong> te houd<strong>en</strong>, mocht dit al w<strong>en</strong>selijk zijn. Het heeft er zelfs alle<br />

schijn van dat naarmate m<strong>en</strong> meer <strong>en</strong> meer probeert te kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> exclusief<br />

nederlanderschap, m<strong>en</strong> de exclusie vergroot (Jessurun d’ oliveira 2005: 51; <strong>De</strong>rks<br />

2007).<br />

173

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!