De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

25.09.2013 Views

de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit derde generatie, onder condities automatisch het nederlanderschap toe op grond van geboorte op nederlands territoir. De wetgever heeft in 1953 voor deze verkrij- ging van rechtswege gekozen, omdat het om migranten ging die zich blijvend in nederland hadden gevestigd en die feitelijk met nederlanders gelijk kunnen worden gesteld. Bovendien werd het ook in ’s lands belang geacht om hen wettelijk als nederlanders te erkennen “opdat zij met de rechten ook de verplichtingen hebben van hun nederlandse landgenoten” (Bijlagen Handelingen TK, vergaderjaar 1951- 1952, 2378, nr. 3:2, in: Heijs 1995: 136). niet in de laatste plaats heeft ook een zeker pragmatisme om de naturalisatiepraktijk te ontlasten invloed gehad op de totstandkoming van deze bepaling (Heijs 1995: 136). 5.2.2 opTie De verkrijging van het nederlanderschap door optie vormt in de praktijk een relatief beperkt aandeel van het geheel aan nationaliteitswijzigingen. Uit het in het vorige hoofdstuk genoemde onderzoek van Böcker en anderen blijkt namelijk dat in ieder geval in de jaren 1996 en 2001 het aantal opties respectievelijk 3 en 5 procent van het totaal bedraagt (Böcker et al 2005: 161). Deze mogelijkheid tot optie is neergelegd in art. 6 RWn. Dit artikel bepaalt dat na aflegging van een schriftelijke verklaring, die door de bevoegde autoriteiten wordt bevestigd, bepaalde categorieën vreemdelingen het nederlanderschap kunnen verkrijgen. Welke groepen dit zijn, wordt nader gespecificeerd in het eerste lid, onderdelen a tot en met h. in het licht van deze studie zijn een viertal groepen relevant. Dit betreft in de eerste plaats de tweede generatie meerderjarige migranten die binnen het koninkrijk geboren zijn (art. 6 lid 1 sub a RWn). Verder kan worden gewezen op de vreemdeling die zich op zeer jonge leeftijd in het koninkrijk heeft gevestigd en vervolgens hier is opgegroeid (art. 6 lid 1 sub e RWn). Tot slot kan nog worden gedacht aan de partner van een nederlander (art. 6 lid 1 sub g RWn) en de reeds ten minste 65-jarige niet-nederlander (art. 6 lid 1 sub h RWn). Het ius soli beginsel is hier in een veelheid van gevallen van doorslaggevend belang voor toekenning van de nederlandse nationaliteit. De tweede generatie meerderjarige migranten die binnen het Koninkrijk geboren zijn, kunnen krachtens art. 6 lid 1 sub a RWn voor optie in aanmerking komen indien zij in nederland zijn toegelaten en sedert hun geboorte hier hoofdverblijf hebben. Krachtens lid 3 van hetzelfde artikel wordt de optieverklaring echter in beginsel niet bevestigd indien op grond van het gedrag van de betreffende persoon ernstige vermoedens bestaan dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden of de veiligheid van de persoon. 148

de nationaliteitswetgeving in vogelvlucht Behalve aan de hier geboren en getogen vreemdeling, komt ook aan de vreemdeling die op zeer jonge leeftijd in het Koninkrijk is komen wonen en vervolgens hier is opgegroeid het optierecht toe. indien iemand niet ouder dan vier jaar was ten tijde van vestiging in het koninkrijk en sedert het bereiken van de leeftijd van vier jaren hier onafgebroken toelating en verblijf had, dan kan, na het bereiken van de meerderjarige leeftijd, voor het nederlanderschap worden geopteerd (art. 6 lid 1 sub e RWn). Het openbare orde-vereiste zoals neergelegd in art. 6 lid 3 RWn is ook hier van toepassing. De vreemdeling die tenminste drie jaren getrouwd is met, of de geregistreerde partner is van een nederlander kan na een onafgebroken periode van tenminste vijftien jaren toelating en hoofdverblijf in het koninkrijk, krachtens art. 6 lid 1 sub g RWn opteren voor het nederlanderschap. Bovendien moet deze persoon geen gevaar opleveren voor de openbare orde in de zin van art. 6 lid 3 RWn. in tegenstelling tot bij naturalisatie geldt in dit geval niet de voorwaarde dat de partners gedurende de drie jaren huwelijk of geregistreerd partnerschap ook dienen te hebben samengewoond. Deze mogelijkheid tot optie kan eventueel uitkomst bieden voor degene van wie de (huwelijks)partner is genaturaliseerd, maar die zelf niet voor naturalisatie in aanmerking kan komen, omdat zij niet voldoen aan het in de navolgende paragraaf te bespreken inburgeringsvereiste (Dekker 2003: 131). De genoemde termijn van vijftien jaar spoort met het vreemdelingenrecht in die zin, dat na een periode van toelating en hoofdverblijf van vijftien jaar het in beginsel niet meer mogelijk is een toegelaten vreemdeling te verwijderen (zie voor de koppeling van de RWn aan de Vreemdelingenwet meer in zijn algemeenheid Groenendijk 2003). De vreemdeling die de leeftijd van ten minste 65 jaar heeft bereikt en gedurende een onafgebroken periode van tenminste vijftien jaren toelating en hoofdverblijf heeft in het koninkrijk kan – mits hij geen gevaar vormt voor de openbare orde etc. – krachtens art. 6 lid 1 sub h RWn met rechtsgevolg opteren voor het nederlanderschap. Het gaat hier met name om personen die vanwege onvoldoende taalkennis niet eerder genaturaliseerd konden worden, terwijl verwerving van deze kennis gezien hun leeftijd niet meer van hen kan worden verlangd. Verder betreft het vaak de (groot)ouders van geïntegreerde migranten die na pensionering niet meer terug zullen keren naar het herkomstland omdat hun kinderen en kleinkinderen hier wonen (TK, vergaderjaar 1994-1995, 23 594, nr. 10: 2). De termijn van vijftien jaar is behalve om de eerdergenoemde reden, ook gekozen opdat daarmee enerzijds aan deze voornamelijk eerste generatie migranten, die niet 149

de nationaliteitswetgeving in vogelvlucht<br />

Behalve aan de hier gebor<strong>en</strong> <strong>en</strong> getog<strong>en</strong> vreemdeling, komt ook aan de vreemdeling<br />

die op zeer jonge leeftijd in het Koninkrijk is kom<strong>en</strong> won<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s hier is<br />

opgegroeid het optierecht toe. indi<strong>en</strong> iemand niet ouder dan vier jaar was t<strong>en</strong> tijde<br />

van vestiging in het koninkrijk <strong>en</strong> sedert het bereik<strong>en</strong> van de leeftijd van vier jar<strong>en</strong><br />

hier onafgebrok<strong>en</strong> toelating <strong>en</strong> verblijf had, dan kan, na het bereik<strong>en</strong> van de meerderjarige<br />

leeftijd, voor het nederlanderschap word<strong>en</strong> geopteerd (art. 6 lid 1 sub e<br />

RWn). Het op<strong>en</strong>bare orde-vereiste zoals neergelegd in art. 6 lid 3 RWn is ook hier<br />

van toepassing.<br />

<strong>De</strong> vreemdeling die t<strong>en</strong>minste drie jar<strong>en</strong> getrouwd is met, of de geregistreerde partner<br />

is van e<strong>en</strong> nederlander kan na e<strong>en</strong> onafgebrok<strong>en</strong> periode van t<strong>en</strong>minste vijfti<strong>en</strong><br />

jar<strong>en</strong> toelating <strong>en</strong> hoofdverblijf in het koninkrijk, kracht<strong>en</strong>s art. 6 lid 1 sub g RWn<br />

opter<strong>en</strong> voor het nederlanderschap. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> moet deze persoon ge<strong>en</strong> gevaar<br />

oplever<strong>en</strong> voor de op<strong>en</strong>bare orde in de zin van art. 6 lid 3 RWn. in teg<strong>en</strong>stelling tot<br />

bij naturalisatie geldt in dit geval niet de voorwaarde dat de partners gedur<strong>en</strong>de de<br />

drie jar<strong>en</strong> huwelijk of geregistreerd partnerschap ook di<strong>en</strong><strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gewoond.<br />

<strong>De</strong>ze mogelijkheid tot optie kan ev<strong>en</strong>tueel uitkomst bied<strong>en</strong> voor deg<strong>en</strong>e van<br />

wie de (huwelijks)partner is g<strong>en</strong>aturaliseerd, maar die zelf niet voor naturalisatie in<br />

aanmerking kan kom<strong>en</strong>, omdat zij niet voldo<strong>en</strong> aan het in de navolg<strong>en</strong>de paragraaf<br />

te besprek<strong>en</strong> inburgeringsvereiste (<strong>De</strong>kker 2003: 131).<br />

<strong>De</strong> g<strong>en</strong>oemde termijn van vijfti<strong>en</strong> jaar spoort met het vreemdeling<strong>en</strong>recht in die<br />

zin, dat na e<strong>en</strong> periode van toelating <strong>en</strong> hoofdverblijf van vijfti<strong>en</strong> jaar het in beginsel<br />

niet meer mogelijk is e<strong>en</strong> toegelat<strong>en</strong> vreemdeling te verwijder<strong>en</strong> (zie voor de<br />

koppeling van de RWn aan de Vreemdeling<strong>en</strong>wet meer in zijn algeme<strong>en</strong>heid Gro<strong>en</strong><strong>en</strong>dijk<br />

2003).<br />

<strong>De</strong> vreemdeling die de leeftijd van t<strong>en</strong> minste 65 jaar heeft bereikt <strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de<br />

e<strong>en</strong> onafgebrok<strong>en</strong> periode van t<strong>en</strong>minste vijfti<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> toelating <strong>en</strong> hoofdverblijf<br />

heeft in het koninkrijk kan – mits hij ge<strong>en</strong> gevaar vormt voor de op<strong>en</strong>bare orde etc.<br />

– kracht<strong>en</strong>s art. 6 lid 1 sub h RWn met rechtsgevolg opter<strong>en</strong> voor het nederlanderschap.<br />

Het gaat hier met name om person<strong>en</strong> die vanwege onvoldo<strong>en</strong>de taalk<strong>en</strong>nis<br />

niet eerder g<strong>en</strong>aturaliseerd kond<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, terwijl verwerving van deze k<strong>en</strong>nis<br />

gezi<strong>en</strong> hun leeftijd niet meer van h<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> verlangd. Verder betreft het vaak<br />

de (groot)ouders van geïntegreerde migrant<strong>en</strong> die na p<strong>en</strong>sionering niet meer terug<br />

zull<strong>en</strong> ker<strong>en</strong> naar het herkomstland omdat hun kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> kleinkinder<strong>en</strong> hier<br />

won<strong>en</strong> (TK, vergaderjaar 1994-1995, 23 594, nr. 10: 2).<br />

<strong>De</strong> termijn van vijfti<strong>en</strong> jaar is behalve om de eerderg<strong>en</strong>oemde red<strong>en</strong>, ook gekoz<strong>en</strong><br />

opdat daarmee <strong>en</strong>erzijds aan deze voornamelijk eerste g<strong>en</strong>eratie migrant<strong>en</strong>, die niet<br />

149

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!