De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

25.09.2013 Views

de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit derend, terwijl het wetsvoorstel het juist als integratiebelemmerend aanmerkt. Het gegeven dat het Protocol aan de verbonden lidstaten de competentie verleent en niet de verplichting oplegt om meervoudige nationaliteiten te bevorderen, brengt hier weinig verandering in, nu de regering zich niet kan commiteren aan zowel de ratio van het protocol als die van het huidige wetsvoorstel, die beide erg uiteenlopen. niet in de laatste plaats is één van de voornaamste uitgangspunten van het wets- voorstel “dat de afstandsverplichting geen invloed heeft op de naturalisatiebereid- heid van de betrokken groep personen” voor discussie vatbaar (TK, vergaderjaar 2004-2005, 30 166 (R1975), nr. 3: 4). Men kan zich afvragen of, en in hoeverre, deze veronderstelling wel strookt met de realiteit. Uit recent onderzoek van Böcker, Groenendijk en De Hart blijkt immers dat er indicaties zijn dat het aantal potentiële naturalisandi sterk afneemt indien dat verlies van de oorspronkelijke nationali- teit tot consequentie heeft (Böcker et al. 2005; Jessurun d’oliveira 2004b: 2235). complicerende factor is dat de interesse voor naturalisatie al aanmerkelijk is afge- nomen door de verplichte naturalisatietoets, die bepaald niet als gemakkelijk wordt ervaren (Böcker et al 2005: 157; Jessurun d’oliveira 2006: 140). Groenendijk geeft aan dat deze de strengste in de EU is en dat in 2004 bij benadering 8000 naturalisatieverzoeken werden ingediend, terwijl in de jaren ervoor het aantal gemiddeld 34.000 bedroeg (Groenendijk 2005a: 194; zie voor een beknopt overzicht van de situatie in de nederland omringende landen o.m. Van oers 2006: 111-125). Voor de nieuwe, als moeilijk ervaren, naturalisatietoets slaagt slechts de helft van de aanmerkelijk kleinere categorie verzoekers, hetgeen de indruk wekt dat naturalisatie veeleer als bekroning dan als middel tot integratie wordt beschouwd (in deze zin eveneens Böcker et al 2005: 157). Ter vergelijking: in 1995, toen er geen sprake was van een afstandseis, bedroeg het aantal naturalisandi zelfs 71.000 (intermediair 14 juni 1996). Böcker en anderen baseren zich grotendeels op een rapport van de inD uit 2oo4 over het eerste jaar naturalisatietoets (inD informatie- en Analysecentrum, inDiAc, 2004). Uit dit rapport blijkt dat na de invoering van de toets op 1 april 2003 het aantal naturalisatieverzoeken aanmerkelijk is afgenomen. in 2002 werden namelijk 38 683 verzoeken ingediend, terwijl dit er in 2003 nog slechts 23 715 zijn. De daling zou hoogstwaarschijnlijk nog veel groter zijn geweest, indien niet in de eerste drie maanden van 2003 extra veel verzoeken zouden zijn ingediend. in ieder geval 85 procent van de verzoeken die in 2003 in behandeling werden genomen, viel nog onder de werkingssfeer van de nog niet herziene RWn. Vanaf april 2004 hebben zich 4000 personen aangemeld voor de naturalisatietoets. Deze blijkt, getuige de volgende cijfers, in de praktijk een ware hindernis te vormen. Het begint al met de kosten. Afleggen van de toets is eerst mogelijk nadat de kandidaat heeft betaald (80 euro voor het eerste en 150 euro voor het tweede deel van de toets). 140

de casus nationaliteitswetgeving nogal wat kandidaten worden hier blijkbaar door afgeschrikt. Daarom heeft nog maar 40 procent van de aanmelders daadwerkelijk aan de toets, het eerste deel wel te verstaan, deelgenomen. Van de kandidaten die het eerste onderdeel van de toets (Maatschappij oriëntatie of, het latere Kennis van de nederlandse samenleving) aflegde, slaagt 29 procent niet. Van de geslaagden die vervolgens de drie uur durende taaltoets aflegden, slaagt 26 procent niet voor een of meer onderdelen. Een niet behaalde toets kan eerst na zes maanden opnieuw worden afgelegd. over de gehele linie genomen hebben slechts 900 van de 4000 aanmelders in het eerste jaar de naturalisatietoets met goed gevolg afgelegd. of bepaalde groepen, en daarmee het type migrant, de toets meer als een hindernis ervaren is op basis van dit onderzoek overigens nog niet vast te stellen. Van oers komt in een latere studie uit 2006 tot nagenoeg soortgelijke bevindingen (zie o.m. Van oers 2006: 62-63). Zij geeft aan dat op basis van de analyse van de cijfers van het aantal aanvragen en naturalisaties kan worden geconcludeerd dat de inwerkingtreding van de herziene Rijkswet op het nederlanderschap inderdaad heeft geleid tot zowel minder aanvragen als minder naturalisaties. ook worden er relatief meer aanvragen afgewezen. Wel plaatst van oers hierbij de kanttekening dat het “lastig is om de naturalisatietoets als hoofdschuldige aan te wijzen voor de daling in het aantal aanvragen en het aantal naturalisaties” (Van oers 2006: 62). De herziene Rijkswet introduceerde immers ook een verzwaarde verblijfseis. De hoofdconclusie blijft echter dat de toets een “zeer zeker aanmerkelijk aandeel heeft in de daling in het aantal aanvragen en naturalisaties” (Van oers 2006: 63). Verder leert vergelijkend onderzoek dat ook in andere landen vreemdelingen zich vrijwel alleen nog aanmelden voor naturalisatie, indien ze hun oorspronkelijke nationaliteit kunnen behouden (Böcker et al 2005). Het effect is volgens Jessurun d’oliveira dan precies het tegenovergestelde van wat men wilde bereiken: in plaats van het kweken van nieuwe monopatride nederlanders door naturalisandi te dwingen hun oorspronkelijke nationaliteit op te geven, creëert de overheid een flinke groep monopatride buitenlanders als tweederangsburgers in Nederland, die het in zijn woorden,”vertikt het nederlanderschap aan te vragen” als daar niet het behoud van de oorspronkelijke nationaliteit bij verzekerd is. Volgens hem heeft de maatregel dan ook alle kans om zich als contraproductief te ontwikkelen (Jessurun d’oliveira 2004b: 2235). of anders geformuleerd: naarmate men het exclusief nederlanderschap probeert te bevorderen, vergroot men de exclusie (Jessurun d’oliveira 2005: 51). niet alleen vanuit empirisch oogpunt zijn er de nodige kanttekeningen te plaatsen bij de hypothese dat de afstandseis geen invloed zou hebben op de bereidheid te 141

de <strong>casus</strong> inburgering <strong>en</strong> nationaliteitswetgeving: icon<strong>en</strong> van nationale id<strong>en</strong>titeit<br />

der<strong>en</strong>d, terwijl het wetsvoorstel het juist als integratiebelemmer<strong>en</strong>d aanmerkt. Het<br />

gegev<strong>en</strong> dat het Protocol aan de verbond<strong>en</strong> lidstat<strong>en</strong> de compet<strong>en</strong>tie verle<strong>en</strong>t <strong>en</strong> niet<br />

de verplichting oplegt om meervoudige nationaliteit<strong>en</strong> te bevorder<strong>en</strong>, br<strong>en</strong>gt hier<br />

weinig verandering in, nu de regering zich niet kan commiter<strong>en</strong> aan zowel de ratio<br />

van het protocol als die van het huidige wetsvoorstel, die beide erg uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>.<br />

niet in de laatste plaats is één van de voornaamste uitgangspunt<strong>en</strong> van het wets-<br />

voorstel “dat de afstandsverplichting ge<strong>en</strong> invloed heeft op de naturalisatiebereid-<br />

heid van de betrokk<strong>en</strong> groep person<strong>en</strong>” voor discussie vatbaar (TK, vergaderjaar<br />

2004-2005, 30 166 (R1975), nr. 3: 4). M<strong>en</strong> kan zich afvrag<strong>en</strong> of, <strong>en</strong> in hoeverre,<br />

deze veronderstelling wel strookt met de realiteit. Uit rec<strong>en</strong>t onderzoek van Böcker,<br />

Gro<strong>en</strong><strong>en</strong>dijk <strong>en</strong> <strong>De</strong> Hart blijkt immers dat er indicaties zijn dat het aantal pot<strong>en</strong>tiële<br />

naturalisandi sterk afneemt indi<strong>en</strong> dat verlies van de oorspronkelijke nationali-<br />

teit tot consequ<strong>en</strong>tie heeft (Böcker et al. 2005; Jessurun d’oliveira 2004b: 2235).<br />

complicer<strong>en</strong>de factor is dat de interesse voor naturalisatie al aanmerkelijk is afge-<br />

nom<strong>en</strong> door de verplichte naturalisatietoets, die bepaald niet als gemakkelijk wordt<br />

ervar<strong>en</strong> (Böcker et al 2005: 157; Jessurun d’oliveira 2006: 140). Gro<strong>en</strong><strong>en</strong>dijk geeft<br />

aan dat deze de str<strong>en</strong>gste in de EU is <strong>en</strong> dat in 2004 bij b<strong>en</strong>adering 8000 naturalisatieverzoek<strong>en</strong><br />

werd<strong>en</strong> ingedi<strong>en</strong>d, terwijl in de jar<strong>en</strong> ervoor het aantal gemiddeld<br />

34.000 bedroeg (Gro<strong>en</strong><strong>en</strong>dijk 2005a: 194; zie voor e<strong>en</strong> beknopt overzicht van de<br />

situatie in de nederland omring<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> o.m. Van oers 2006: 111-125). Voor de<br />

nieuwe, als moeilijk ervar<strong>en</strong>, naturalisatietoets slaagt slechts de helft van de aanmerkelijk<br />

kleinere categorie verzoekers, hetge<strong>en</strong> de indruk wekt dat naturalisatie<br />

veeleer als bekroning dan als middel tot integratie wordt beschouwd (in deze zin<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s Böcker et al 2005: 157). Ter vergelijking: in 1995, to<strong>en</strong> er ge<strong>en</strong> sprake was<br />

van e<strong>en</strong> afstandseis, bedroeg het aantal naturalisandi zelfs 71.000 (intermediair 14<br />

juni 1996).<br />

Böcker <strong>en</strong> ander<strong>en</strong> baser<strong>en</strong> zich grot<strong>en</strong>deels op e<strong>en</strong> rapport van de inD uit 2oo4<br />

over het eerste jaar naturalisatietoets (inD informatie- <strong>en</strong> Analysec<strong>en</strong>trum,<br />

inDiAc, 2004). Uit dit rapport blijkt dat na de invoering van de toets op 1 april<br />

2003 het aantal naturalisatieverzoek<strong>en</strong> aanmerkelijk is afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. in 2002 werd<strong>en</strong><br />

namelijk 38 683 verzoek<strong>en</strong> ingedi<strong>en</strong>d, terwijl dit er in 2003 nog slechts 23 715<br />

zijn. <strong>De</strong> daling zou hoogstwaarschijnlijk nog veel groter zijn geweest, indi<strong>en</strong> niet in<br />

de eerste drie maand<strong>en</strong> van 2003 extra veel verzoek<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> zijn ingedi<strong>en</strong>d. in<br />

ieder geval 85 proc<strong>en</strong>t van de verzoek<strong>en</strong> die in 2003 in behandeling werd<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />

viel nog onder de werkingssfeer van de nog niet herzi<strong>en</strong>e RWn. Vanaf april<br />

2004 hebb<strong>en</strong> zich 4000 person<strong>en</strong> aangemeld voor de naturalisatietoets. <strong>De</strong>ze blijkt,<br />

getuige de volg<strong>en</strong>de cijfers, in de praktijk e<strong>en</strong> ware hindernis te vorm<strong>en</strong>. Het begint<br />

al met de kost<strong>en</strong>. Aflegg<strong>en</strong> van de toets is eerst mogelijk nadat de kandidaat heeft<br />

betaald (80 euro voor het eerste <strong>en</strong> 150 euro voor het tweede deel van de toets).<br />

140

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!