De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving
De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving
de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit De herziene Rijkswet is eigenlijk nog maar net van kracht als het debat inzake meervoudige nationaliteiten opnieuw wordt aangezwengeld. De hoofdoorzaak hier- van is de motie van de kamerleden Sterk (cDA), nawijn (LPF) en Hirsi Ali (VVD). Deze motie – die door een meerderheid van de Kamer wordt gesteund – heeft als voornaamste uitgangspunt de RWn zodanig te wijzigen, dat allochtonen van de derde generatie uitsluitend nog de nederlandse nationaliteit kunnen bezitten (TK, vergaderjaar 2003-2004, 3 november 2003, 20 200 Vi, nr. 81). naar aanleiding van deze motie presenteert de dan verantwoordelijke minister, minister Verdonk, de notitie Meervoudige nationaliteit en integratie (TK, vergaderjaar 2003-2004, 28 689, nr. 19), die zou leiden tot het wetsvoorstel tot wijziging van de RWn, zoals ingediend bij Koninklijk Besluit (KB) van 30 juni 2005 TK, vergaderjaar 2004- 2005, 30 166 (R1795), nr. 1 e.v.). De essentie van dit wetsvoorstel is het schrappen van twee excepties op de afstandseis, te weten die voor tweede generatie migranten (art. 9 lid 3 sub b en c RWn) en die voor (huwelijks)partners van nederlanders (art. 9 lid 3 sub d RWn). Daarmee geeft het kabinet aan het onwenselijk te vinden indien personen die de keuze maken voor de nederlandse nationaliteit, en daarmee verklaren zich fundamenteel verbonden te voelen met nederland, de nationaliteit van het land van herkomst kunnen behouden en kunnen overdragen aan hun kinderen en kleinkinderen, ook als die hier geboren zijn en geen reële band meer hebben met dit land van oorsprong (TK, vergaderjaar 2003-2004, 28 689, nr. 19). De werkelijke reden voor de wens om juist deze twee uitzonderingen te laten vervallen, lijkt echter niet zozeer vanuit ideologische, maar veeleer vanuit praktische motieven te zijn ingegeven (TK, vergaderjaar 2004-2005, 30 166 (R1795), nr. 3: 3). De overige excepties vloeien voort uit allerlei verdragen en kunnen daarom zonder verdragsopzegging in beginsel niet worden geschrapt. Daarnaast tracht men met deze twee uitzonderingen naar verwachting de grootste daling van het aantal meervoudige nationaliteiten te bewerkstelligen (TK, vergaderjaar 2004-2005, 30 166 (R1795), nr. 3: 4), hetgeen in de literatuur betwijfeld wordt door onder meer de Groot. Hij spreekt van een ‘beperkte reductie’ en geeft aan dat kinderen van ouders uit een gemengd huwelijk als een mogelijke substantiële oorzaak van meervoudige nationaliteiten worden getolereerd (De Groot 2006: 103). Voor nederlanders in het buitenland die over meerdere nationaliteiten beschikken wordt daarentegen geen wijziging voorgesteld. ook zij worden als bron van bi- of polypatridie derhalve geduld. Dit is een aspect waarop bij de (a)symmetrie van het nationaliteitsrecht in het vervolg van deze paragraaf nog zal worden teruggekomen. naar aanleiding van deze notitie wordt voorts een voorstel gedaan om de nederlandse nationaliteit in te trekken en eventueel tot uitzetting over te gaan indien de betrokkene essentiële belangen van de staat heeft geschaad, zoals bij terrorisme verondersteld wordt het geval te zijn. Dit wetsvoorstel komt in het navolgende 130
de casus nationaliteitswetgeving uitgebreider aan de orde, maar in deze context kan reeds worden opgemerkt dat dit wetsontwerp met een ‘interne disbalans’ lijkt te kampen: enerzijds een (althans wettelijk) stringente beperking van het aantal meervoudige nationaliteiten, terwijl anderzijds intrekking enkel kan bestaan bij de gratie van die meervoudige nationa- liteiten die men juist beoogt te bestrijden (cf. Jessurun d’oliveira 2004a: 2149). Het ontnemen van een nationaliteit is immers alleen dan mogelijk indien het niet in apa- tridie resulteert. Staatloosheid is niet nastrevenswaardig, aangezien zowel het nati- onale als het internationale recht de nodige consequenties verbindt aan het hebben van een nationaliteit. Krachtens art. 15 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens heeft een ieder daarom recht op een nationaliteit (zie ook UnHR 2005) en proberen zowel het Europees nationaliteitsverdrag uit 1997 (6 november 1997, Straatsburg, Trb. 1998, 10) als het Vn-Verdrag tot beperking der staatloosheid uit 1961 (30 augustus 1961, new York, Trb. 1967, 124) apatridie te voorkomen. Met name Marokkanen kunnen door deze regeling worden getroffen, hetgeen de vraag opwerpt of het voorstel op dit punt verenigbaar is met het gelijkheidsbeginsel zoals neergelegd in diverse mensenrechtenverdragen en de Grondwet ( zie ook Jessurun d’oliveira 2004a: 2149). Groenendijk is in dit verband zelfs stelliger en is de mening toegedaan dat de overheid het verkeerde signaal geeft en dat de voorgestelde regeling “niet tot integratie, maar zelfs tot apartheid leidt” (Groenendijk 2005a: 195). De wens om meervoudige nationaliteiten voor uitzettingsdoeleinden te benutten, bestaat overigens al langer. Zo is dit al eerder door D’66 geopperd bij daders van eerwraak (D’66 2004: 9). Verder zijn dergelijke uitspraken ook gedaan in de richting van imams die discriminerende uitspraken maakten jegens homoseksuelen en vrouwen, men denke in dit verband aan de gehele El Moumni-affaire. Dat imams al langer en op een breder terrein in het vizier zijn, is daarnaast ook al uit de casus inburgeringswetgeving gebleken. in voornoemde notitie Meervoudige nationaliteiten en integratie wordt, zoals de titel reeds aangeeft, ook een relatie gelegd tussen meervoudige nationaliteiten en integratie. in dit verband geeft de minister aan dat meervoudige nationaliteiten in beginsel een hindernis vormen voor een succesvolle integratie (TK, vergaderjaar 2003-2004, 28 689, nr. 19). niettegenstaande dit centrale uitgangspunt toont de minister echter veel empathie voor personen die de oorspronkelijke nationaliteit wensen te behouden. Zo realiseert zij zich dat er migranten zijn, die ondanks hun maatschappelijke, economische en politieke integratie, emotionele, culturele en niet zelden ook religieuze banden met het land van herkomst hebben behouden. De minister erkent dat de afstandseis naturalisatie kan bemoeilijken, hetgeen in het 131
- Page 82 and 83: de casus inburgering en nationalite
- Page 84 and 85: de casus inburgering en nationalite
- Page 86 and 87: de casus inburgering en nationalite
- Page 88 and 89: de casus inburgering en nationalite
- Page 90 and 91: de casus inburgering en nationalite
- Page 92 and 93: de casus inburgering en nationalite
- Page 94 and 95: de casus inburgering en nationalite
- Page 96 and 97: de casus inburgering en nationalite
- Page 98 and 99: de casus inburgering en nationalite
- Page 100 and 101: de casus inburgering en nationalite
- Page 102 and 103: de casus inburgering en nationalite
- Page 104 and 105: de casus inburgering en nationalite
- Page 106 and 107: de casus inburgering en nationalite
- Page 108 and 109: de casus inburgering en nationalite
- Page 110 and 111: de casus inburgering en nationalite
- Page 112 and 113: de casus inburgering en nationalite
- Page 114 and 115: de casus inburgering en nationalite
- Page 116 and 117: de casus inburgering en nationalite
- Page 118 and 119: de casus inburgering en nationalite
- Page 120 and 121: de casus inburgering en nationalite
- Page 122 and 123: de casus inburgering en nationalite
- Page 124 and 125: de casus inburgering en nationalite
- Page 126 and 127: de casus inburgering en nationalite
- Page 128 and 129: de casus inburgering en nationalite
- Page 130 and 131: de casus inburgering en nationalite
- Page 134 and 135: de casus inburgering en nationalite
- Page 136 and 137: de casus inburgering en nationalite
- Page 138 and 139: de casus inburgering en nationalite
- Page 140 and 141: de casus inburgering en nationalite
- Page 142 and 143: de casus inburgering en nationalite
- Page 144 and 145: de casus inburgering en nationalite
- Page 146 and 147: de casus inburgering en nationalite
- Page 148 and 149: de casus inburgering en nationalite
- Page 150 and 151: de casus inburgering en nationalite
- Page 152 and 153: de casus inburgering en nationalite
- Page 154 and 155: de casus inburgering en nationalite
- Page 156 and 157: de casus inburgering en nationalite
- Page 158 and 159: de casus inburgering en nationalite
- Page 160 and 161: de casus inburgering en nationalite
- Page 162 and 163: de casus inburgering en nationalite
- Page 164 and 165: de casus inburgering en nationalite
- Page 166 and 167: de casus inburgering en nationalite
- Page 168 and 169: de casus inburgering en nationalite
- Page 170 and 171: de casus inburgering en nationalite
- Page 172 and 173: de casus inburgering en nationalite
- Page 174 and 175: de casus inburgering en nationalite
- Page 176 and 177: de casus inburgering en nationalite
- Page 178 and 179: de casus inburgering en nationalite
- Page 180 and 181: de casus inburgering en nationalite
de <strong>casus</strong> nationaliteitswetgeving<br />
uitgebreider aan de orde, maar in deze context kan reeds word<strong>en</strong> opgemerkt dat<br />
dit wetsontwerp met e<strong>en</strong> ‘interne disbalans’ lijkt te kamp<strong>en</strong>: <strong>en</strong>erzijds e<strong>en</strong> (althans<br />
wettelijk) string<strong>en</strong>te beperking van het aantal meervoudige nationaliteit<strong>en</strong>, terwijl<br />
anderzijds intrekking <strong>en</strong>kel kan bestaan bij de gratie van die meervoudige nationa-<br />
liteit<strong>en</strong> die m<strong>en</strong> juist beoogt te bestrijd<strong>en</strong> (cf. Jessurun d’oliveira 2004a: 2149). Het<br />
ontnem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> nationaliteit is immers alle<strong>en</strong> dan mogelijk indi<strong>en</strong> het niet in apa-<br />
tridie resulteert. Staatloosheid is niet nastrev<strong>en</strong>swaardig, aangezi<strong>en</strong> zowel het nati-<br />
onale als het internationale recht de nodige consequ<strong>en</strong>ties verbindt aan het hebb<strong>en</strong><br />
van e<strong>en</strong> nationaliteit. Kracht<strong>en</strong>s art. 15 van de Universele Verklaring van de Recht<strong>en</strong><br />
van de M<strong>en</strong>s heeft e<strong>en</strong> ieder daarom recht op e<strong>en</strong> nationaliteit (zie ook UnHR 2005)<br />
<strong>en</strong> prober<strong>en</strong> zowel het Europees nationaliteitsverdrag uit 1997 (6 november 1997,<br />
Straatsburg, Trb. 1998, 10) als het Vn-Verdrag tot beperking der staatloosheid uit<br />
1961 (30 augustus 1961, new York, Trb. 1967, 124) apatridie te voorkom<strong>en</strong>.<br />
Met name Marokkan<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> door deze regeling word<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> de<br />
vraag opwerpt of het voorstel op dit punt ver<strong>en</strong>igbaar is met het gelijkheidsbeginsel<br />
zoals neergelegd in diverse m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>recht<strong>en</strong>verdrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> de Grondwet ( zie ook<br />
Jessurun d’oliveira 2004a: 2149). Gro<strong>en</strong><strong>en</strong>dijk is in dit verband zelfs stelliger <strong>en</strong><br />
is de m<strong>en</strong>ing toegedaan dat de overheid het verkeerde signaal geeft <strong>en</strong> dat de voorgestelde<br />
regeling “niet tot integratie, maar zelfs tot apartheid leidt” (Gro<strong>en</strong><strong>en</strong>dijk<br />
2005a: 195).<br />
<strong>De</strong> w<strong>en</strong>s om meervoudige nationaliteit<strong>en</strong> voor uitzettingsdoeleind<strong>en</strong> te b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>,<br />
bestaat overig<strong>en</strong>s al langer. Zo is dit al eerder door D’66 geopperd bij daders van<br />
eerwraak (D’66 2004: 9). Verder zijn dergelijke uitsprak<strong>en</strong> ook gedaan in de richting<br />
van imams die discriminer<strong>en</strong>de uitsprak<strong>en</strong> maakt<strong>en</strong> jeg<strong>en</strong>s homoseksuel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
vrouw<strong>en</strong>, m<strong>en</strong> d<strong>en</strong>ke in dit verband aan de gehele El Moumni-affaire. Dat imams<br />
al langer <strong>en</strong> op e<strong>en</strong> breder terrein in het vizier zijn, is daarnaast ook al uit de <strong>casus</strong><br />
inburgeringswetgeving geblek<strong>en</strong>.<br />
in voornoemde notitie Meervoudige nationaliteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> integratie wordt, zoals de<br />
titel reeds aangeeft, ook e<strong>en</strong> relatie gelegd tuss<strong>en</strong> meervoudige nationaliteit<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
integratie. in dit verband geeft de minister aan dat meervoudige nationaliteit<strong>en</strong> in<br />
beginsel e<strong>en</strong> hindernis vorm<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> succesvolle integratie (TK, vergaderjaar<br />
2003-2004, 28 689, nr. 19). nietteg<strong>en</strong>staande dit c<strong>en</strong>trale uitgangspunt toont de<br />
minister echter veel empathie voor person<strong>en</strong> die de oorspronkelijke nationaliteit<br />
w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te behoud<strong>en</strong>. Zo realiseert zij zich dat er migrant<strong>en</strong> zijn, die ondanks hun<br />
maatschappelijke, economische <strong>en</strong> politieke integratie, emotionele, culturele <strong>en</strong><br />
niet zeld<strong>en</strong> ook religieuze band<strong>en</strong> met het land van herkomst hebb<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong>. <strong>De</strong><br />
minister erk<strong>en</strong>t dat de afstandseis naturalisatie kan bemoeilijk<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> in het<br />
131