De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

25.09.2013 Views

de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit Gedurende dit tijdvak domineert de visie dat de nederlandse nationaliteit niet te gemakkelijk verkregen dient te worden. Hierbij wordt, gelijk we bij de casus inbur- gering hebben gezien, het accent op kennis van de nederlandse taal en samenle- ving gelegd (De Hart 2004b: 158; Van oers 2006). Verder worden het belang en de meerwaarde van de nederlandse nationaliteit expliciet in etnische en culturele termen geduid. Het cDA bijvoorbeeld is de mening toegedaan dat de nederlandse nationaliteit iets was ‘om trots op te zijn’ en niet moest verworden tot een ‘weg- werp- of consumptie-artikel’ (zie ook Handelingen TK 17 februari 2000: 51-3685). Men moest zich ‘nederlands voelen’. Het cDA onderstreept ook het belang van loyaliteit. Aan de nederlandse nationaliteit worden daarmee meer en meer ideologische karakteristieken toegeschreven (Böcker et al 2005: 159). De discussie over taal resulteert in een relatief strenge inburgeringstoets, waarvoor de wettelijke basis is neergelegd in het in hoofdstuk 5 nog te bespreken art. 8 lid 1 sub d RWn. Het criterium voor inburgering is dat naturalisandi over een redelijke kennis van de nederlandse taal moeten beschikken, alsmede van de nederlandse staatsinrichting en maatschappij en zich ook moeten hebben doen opnemen in de nederlandse samenleving. De exacte voorwaarden waaraan de verzoeker tot naturalisatie moet voldoen, zijn in een algemene maatregel van bestuur neergelegd. Als norm voor taalbeheersing heeft men – in overeenstemming met de inburgeringswetgeving – niveau twee van het onderwijs in het nederlands als tweede taal vastgesteld (Zie ook TK, vergaderjaar 1997-1998, 25 891 (R1609), nr. 5: 17; TK, vergaderjaar 1999-2000, 25 891 (R 1609), nr. 19). Deze conditie heeft tot consequentie dat naturalisandi niet enkel over mondelinge, maar ook over schriftelijke vaardigheden dienen te beschikken. Kennis van de nederlandse staatsinrichting wordt in dit verband noodzakelijk geacht om ‘het kiesrecht naar behoren te kunnen genieten’ (TK, vergaderjaar 1997-1998, 25 891 (R1609), nr. 4: 10). niettegenstaande het wettelijk uitgangspunt dat afstand van de oude nationaliteit gedaan dient te worden, zijn de voornaamste groepen vreemdelingen in nederland toch uitgezonderd van deze afstandseis (circulaire van de Staatssecretaris van Justitie van 18 juni 1997, Stcrt. 1997, 128). Zo zijn er personen die geen afstand kunnen doen (zoals Marokkanen en Argentijnen bijvoorbeeld) en geldt de afstandseis ook niet voor vluchtelingen. Verder kunnen de tweede generatie, gemengd gehuwden en langdurig verblijvende oudere vreemdelingen middels optie, en derhalve zonder afstandseis, nederlander worden. Hierdoor behoudt meer dan de helft van de naturalisandi niettemin een meervoudige nationaliteit. Het parlement heeft blijkbaar weinig problemen met de uiteindelijke regeling, die voor de categorieën die in het oorspronkelijke voorstel de voornaamste doelgroep waren en geen afstand zouden behoeven doen, hetzelfde resultaat oplevert als het oorspronkelijke voorstel. Spijker- 126

de casus nationaliteitswetgeving boer merkt ten aanzien hiervan op dat cruciaal lijkt te zijn geweest dat meervoudige nationaliteit niet openlijk is aanvaard, maar veeleer de vorm heeft gekregen van een aantal, substantiële, uitzonderingen. De nationale symboliek die bij nationaliteits- wetgeving een doorslaggevende rol speelt, lijkt volgens hem hieraan debet te zijn geweest (Spijkerboer 2001). De conclusie van Spijkerboer dat de wetgever hoogst- waarschijnlijk weinig bedenkingen heeft gehad tegen de uitkomst van de uiteindelijke regeling wordt min of meer ondersteund door De Hart (De Hart 2004b: 159-160). Zij stelt dat de gehele discussie zich beperkt heeft tot de verkrijging van meervoudige nationaliteit door naturalisatie en dat meervoudige nationaliteit door geboorte of optie voor lief is genomen en praktisch niet ter discussie is gesteld (zie ook Böcker et al 2005: 158; De Groot 2006: 103). Zo stemt de VVD tegen de ratificatie van het Tweede Protocol bij het eerdergenoemde Verdrag van Straatsburg dat lidstaten de mogelijkheid biedt om voor bepaalde categorieën het behoud van de oorspronkelijke nationaliteit bij naturalisatie toe te staan (Second Protocol Amending the convention on the Reduction of cases of multiple nationality and military obligations in cases of multiple nationality, Strasbourg 2nd november 1993, European treaties Series, no. 149, Tractatenblad 1994, 265). Meer in het bijzonder worden in dit verband tweede generatie immigranten, partners in gemengde huwelijken en kinderen uit gemengde huwelijken genoemd. Met betrekking tot de tweede generatie immigranten wordt voornamelijk beoogd de integratie te stimuleren, terwijl ten aanzien van de gemengde huwelijken de eenheid van nationaliteit binnen het gezin van doorslaggevend belang kan worden geacht, zo blijkt uit de preambule bij dit protocol. ondanks het feit dat de VVD, zoals gezegd, tegen dit protocol heeft gestemd en zelfs een pleidooi heeft gehouden voor de (her)invoering van de afstandseis ‘in volle glorie’, heeft deze partij zich – markant genoeg – nimmer expliciet verzet tegen het liberale uitzonderingsbeleid noch tegen meervoudige nationaliteit in geval van geboorte of optie (De Hart 2004b: 160). Het cDA gaat zelfs een stap verder door het betreffende protocol te steunen en meervoudige nationaliteit te accepteren voor de groepen die in het protocol als zodanig worden genoemd, terwijl deze partij voorstander blijft van het uitgangspunt dat meervoudige nationaliteiten een barrière vormen voor de integratie. Zowel de liberalen als de christen-democraten accepteren daarmee de aanzienlijke hoeveelheid uitzonderingen en personen met meerdere nationaliteiten. Dat het aantal immigranten met meerdere nationaliteiten na herinvoering van de afstandseis amper afneemt, blijkt onder meer uit onderzoek van Böcker en Thränhardt naar inburgering en meervoudige nationaliteit in Duitsland en nederland uit 2003 (Böcker en Thränhardt 2003). Böcker en Thränhardt geven aan dat nadat in 1997 de afstandseis weer van kracht wordt het aantal naturalisaties praktisch niet afneemt. net als voorheen behouden de meeste naturalisandi hun oorspronkelijke nationaliteit. Tussen 1995 en 1997 behoudt meer dan 80 procent de oude nationali- 127

de <strong>casus</strong> inburgering <strong>en</strong> nationaliteitswetgeving: icon<strong>en</strong> van nationale id<strong>en</strong>titeit<br />

Gedur<strong>en</strong>de dit tijdvak domineert de visie dat de nederlandse nationaliteit niet te<br />

gemakkelijk verkreg<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong>. Hierbij wordt, gelijk we bij de <strong>casus</strong> inbur-<br />

gering hebb<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>, het acc<strong>en</strong>t op k<strong>en</strong>nis van de nederlandse taal <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>le-<br />

ving gelegd (<strong>De</strong> Hart 2004b: 158; Van oers 2006). Verder word<strong>en</strong> het belang <strong>en</strong><br />

de meerwaarde van de nederlandse nationaliteit expliciet in etnische <strong>en</strong> culturele<br />

term<strong>en</strong> geduid. Het cDA bijvoorbeeld is de m<strong>en</strong>ing toegedaan dat de nederlandse<br />

nationaliteit iets was ‘om trots op te zijn’ <strong>en</strong> niet moest verword<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> ‘weg-<br />

werp- of consumptie-artikel’ (zie ook Handeling<strong>en</strong> TK 17 februari 2000: 51-3685).<br />

M<strong>en</strong> moest zich ‘nederlands voel<strong>en</strong>’. Het cDA onderstreept ook het belang van<br />

loyaliteit. Aan de nederlandse nationaliteit word<strong>en</strong> daarmee meer <strong>en</strong> meer ideologische<br />

karakteristiek<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong> (Böcker et al 2005: 159).<br />

<strong>De</strong> discussie over taal resulteert in e<strong>en</strong> relatief str<strong>en</strong>ge inburgeringstoets, waarvoor<br />

de wettelijke basis is neergelegd in het in hoofdstuk 5 nog te besprek<strong>en</strong> art. 8 lid 1<br />

sub d RWn. Het criterium voor inburgering is dat naturalisandi over e<strong>en</strong> redelijke<br />

k<strong>en</strong>nis van de nederlandse taal moet<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong>, alsmede van de nederlandse<br />

staatsinrichting <strong>en</strong> maatschappij <strong>en</strong> zich ook moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> do<strong>en</strong> opnem<strong>en</strong> in de<br />

nederlandse sam<strong>en</strong>leving. <strong>De</strong> exacte voorwaard<strong>en</strong> waaraan de verzoeker tot naturalisatie<br />

moet voldo<strong>en</strong>, zijn in e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e maatregel van bestuur neergelegd.<br />

Als norm voor taalbeheersing heeft m<strong>en</strong> – in overe<strong>en</strong>stemming met de inburgeringswetgeving<br />

– niveau twee van het onderwijs in het nederlands als tweede taal<br />

vastgesteld (Zie ook TK, vergaderjaar 1997-1998, 25 891 (R1609), nr. 5: 17; TK,<br />

vergaderjaar 1999-2000, 25 891 (R 1609), nr. 19). <strong>De</strong>ze conditie heeft tot consequ<strong>en</strong>tie<br />

dat naturalisandi niet <strong>en</strong>kel over mondelinge, maar ook over schriftelijke<br />

vaardighed<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> te beschikk<strong>en</strong>. K<strong>en</strong>nis van de nederlandse staatsinrichting<br />

wordt in dit verband noodzakelijk geacht om ‘het kiesrecht naar behor<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong>’ (TK, vergaderjaar 1997-1998, 25 891 (R1609), nr. 4: 10).<br />

nietteg<strong>en</strong>staande het wettelijk uitgangspunt dat afstand van de oude nationaliteit<br />

gedaan di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong>, zijn de voornaamste groep<strong>en</strong> vreemdeling<strong>en</strong> in nederland<br />

toch uitgezonderd van deze afstandseis (circulaire van de Staatssecretaris van Justitie<br />

van 18 juni 1997, Stcrt. 1997, 128). Zo zijn er person<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> afstand kunn<strong>en</strong><br />

do<strong>en</strong> (zoals Marokkan<strong>en</strong> <strong>en</strong> Arg<strong>en</strong>tijn<strong>en</strong> bijvoorbeeld) <strong>en</strong> geldt de afstandseis ook<br />

niet voor vluchteling<strong>en</strong>. Verder kunn<strong>en</strong> de tweede g<strong>en</strong>eratie, gem<strong>en</strong>gd gehuwd<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> langdurig verblijv<strong>en</strong>de oudere vreemdeling<strong>en</strong> middels optie, <strong>en</strong> derhalve zonder<br />

afstandseis, nederlander word<strong>en</strong>. Hierdoor behoudt meer dan de helft van de naturalisandi<br />

niettemin e<strong>en</strong> meervoudige nationaliteit. Het parlem<strong>en</strong>t heeft blijkbaar<br />

weinig problem<strong>en</strong> met de uiteindelijke regeling, die voor de categorieën die in het<br />

oorspronkelijke voorstel de voornaamste doelgroep war<strong>en</strong> <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> afstand zoud<strong>en</strong><br />

behoev<strong>en</strong> do<strong>en</strong>, hetzelfde resultaat oplevert als het oorspronkelijke voorstel. Spijker-<br />

126

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!