De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

25.09.2013 Views

de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit tiebeleid is een belangrijk gevolg van de zogenaamde motie Apostolou/ Soutendijk (TK, vergaderjaar 1990-1991, 21 971, nr. 19) bestaande uit een compromis tussen het cDA en PvdA waarin de PvdA haar wens van uitbreiding van het kiesrecht voor vreemdelingen naar landelijk niveau niet gerealiseerd ziet in ruil voor afschaffing van de afstandseis. In voornoemde notitie stelt de regering de volledige afschaffing van de afstandseis voor. De regering beschouwt de afstandseis als een barrière voor de naturalisatie van langdurig hier te lande verblijvende migranten, aangezien deze onvoldoende rekening houdt met de emotionele bezwaren van immigranten tegen het afstand doen van de ‘oude nationaliteit’. Hiermee hoopte de regering dat men vaker tot naturalisatie zou overgaan en de integratie zou worden bevorderd. Later zou blijken dat deze wijziging in het beleid inderdaad succesvol zou zijn: migran- ten naturaliseerden vaker dan voorheen (cf. intermediair 14 juni 1996; Elsevier 2 augustus 1997). in 1992 vervalt de afstandseis bij naturalisatie binnen het beleid en bestaan er in principe geen bedenkingen meer tegen het bezit van meerdere nationaliteiten (circulaire van de Staatssecretaris van Justitie van 20 december 1991). in 1993 wordt een wetsvoorstel tot wijziging van de RWn ingediend waarvan het voornaamste onderdeel de volledige schrapping van de afstandseis vormt (TK, vergaderjaar 1992-1993, 23 029 (R1461)). Dit wetsontwerp borduurt voort op het beleid dat reeds in 1992 is ingezet. De motivering die voor het schrappen van de afstandseis wordt gegeven, is tweevoudig. in de eerste plaats kan het eerdergenoemde integratie-aspect worden genoemd. Verder wordt nationaliteit gezien als een ‘formalisering van de identiteit van personen’. Dit laatste is een klassiek beginsel in het internationale recht en is neergelegd in de beroemde Nottebohmzaak uit 1955 (icJ Reports 1955, nr. 4). in deze zaak overwoog het internationaal Gerechtshof onder meer het volgende: 122 “nationality is a legal bond having as its basis a social fact of attachment, a genuine connection of existence, interests and sentiments, together with the existence of reciprocal rights and duties. it may be said to constitue the juridical expression of the fact that the individual upon whom it is conferred (…) is in fact more closely connected with the population of the State conferring nationality than with that of any other State”. (icJ Reports 1955, nr. 4: 23) Het wetsontwerp van 1993 houdt vast aan deze ‘dikke’ identiteitsvisie op nationaliteit – die aan nationaliteit een sterk identiteits-aspect toekent – maar zag de verhouding staat-burger niet meer als een exclusieve. Daarmee wordt de facto erkend dat er meerdere loyaliteiten mogelijk zijn. Het is overigens opmerkelijk dat de regering aan een dikke opvatting van nationaliteit hecht, maar geen enkele beperking

aan meervoudige nationaliteiten wenst te stellen (Spijkerboer 2001: 166). Spijker- boer wijst er in dit verband op dat het wellicht meer voor de hand had gelegen om nationaliteit minder aan identiteit te koppelen en meer de nadruk te leggen op de praktische aspecten. Het eerste uitgangspunt van het wetsvoorstel luidt, geheel conform het klassieke concept van staatsburgerschap: de casus nationaliteitswetgeving “nationaliteit heeft als belangrijk kenmerk de formalisering te zijn van een wezenlijke band met de staat van die nationaliteit. Deze band kan velerlei inhoud hebben, kan van maatschappelijke, emotionele, culturele of economi- sche aard zijn.” (TK, vergaderjaar 1992-1993, 23 029 (R1461), nr. 3: 4) Zoals aan het begin van dit hoofdstuk reeds aan de orde is geweest, kan men in de traditionele opvatting een dergelijke wezenlijke band slechts met één staat heb- ben. De regering stelt bij de behandeling van het wetsontwerp ook dat deze visie “de meest concrete expressie van de negentiende eeuwse idee van de natiestaat, van unieke verbondenheid van cultuur en grond” betreft (TK, vergaderjaar 1992- 1993, 23 029 (R1461), nr. 6: 2). op dit punt beoogt het wetsvoorstel dan ook een vernieuwing door te voeren. Als gevolg van de massale migratie van vreemdelingen sinds de jaren ’60 en ’70 is er naar de mening van de regering een situatie ontstaan waarin een persoon met meerdere staten een ‘genuine connection of existence, interests and sentiments’ kan hebben. Met name de tweede generatie – waarvoor nederland ‘het land van hun jeugd’ is – is met nederland verbonden door veel ‘maatschappelijke en culturele banden, verblijf, scholing, taal, gebruik en gewoonten.’ De nationaliteit van het land van herkomst van langdurig gevestigde immigranten, of van hun ouders, wordt daarentegen als ‘onderdeel van de culturele identiteit’ aangemerkt (TK, vergaderjaar 1992-1993, 23 029 (R1461), nr. 3: 3; Böcker et al 2005: 158). Het tweede uitgangspunt van het wetsvoorstel luidt in het verlengde van bovenstaande: “nationaliteit is een uitdrukking van verbondenheid, niet van ondeelbare trouw. omdat die verbondenheid van velerlei aard kan zijn, is het mogelijk dat een persoon met meer dan één land wezenlijk verbonden geacht kan worden. nationaliteit is dan ook niet meer te beschouwen als een exclusieve band met één land, waarop dat land aanspraak kan maken, bipatridie geen verschijnsel dat op zichzelf genomen moet worden tegengegaan.” (TK, vergaderjaar 1992- 1993, 23 029 (R1461), nr. 3: 4) 123

de <strong>casus</strong> inburgering <strong>en</strong> nationaliteitswetgeving: icon<strong>en</strong> van nationale id<strong>en</strong>titeit<br />

tiebeleid is e<strong>en</strong> belangrijk gevolg van de zog<strong>en</strong>aamde motie Apostolou/ Sout<strong>en</strong>dijk<br />

(TK, vergaderjaar 1990-1991, 21 971, nr. 19) bestaande uit e<strong>en</strong> compromis tuss<strong>en</strong><br />

het cDA <strong>en</strong> PvdA waarin de PvdA haar w<strong>en</strong>s van uitbreiding van het kiesrecht voor<br />

vreemdeling<strong>en</strong> naar landelijk niveau niet gerealiseerd ziet in ruil voor afschaffing<br />

van de afstandseis. In voornoemde notitie stelt de regering de volledige afschaffing<br />

van de afstandseis voor. <strong>De</strong> regering beschouwt de afstandseis als e<strong>en</strong> barrière voor<br />

de naturalisatie van langdurig hier te lande verblijv<strong>en</strong>de migrant<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> deze<br />

onvoldo<strong>en</strong>de rek<strong>en</strong>ing houdt met de emotionele bezwar<strong>en</strong> van immigrant<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

het afstand do<strong>en</strong> van de ‘oude nationaliteit’. Hiermee hoopte de regering dat m<strong>en</strong><br />

vaker tot naturalisatie zou overgaan <strong>en</strong> de integratie zou word<strong>en</strong> bevorderd. Later<br />

zou blijk<strong>en</strong> dat deze wijziging in het beleid inderdaad succesvol zou zijn: migran-<br />

t<strong>en</strong> naturaliseerd<strong>en</strong> vaker dan voorhe<strong>en</strong> (cf. intermediair 14 juni 1996; Elsevier 2<br />

augustus 1997).<br />

in 1992 vervalt de afstandseis bij naturalisatie binn<strong>en</strong> het beleid <strong>en</strong> bestaan er in<br />

principe ge<strong>en</strong> bed<strong>en</strong>king<strong>en</strong> meer teg<strong>en</strong> het bezit van meerdere nationaliteit<strong>en</strong> (circulaire<br />

van de Staatssecretaris van Justitie van 20 december 1991). in 1993 wordt<br />

e<strong>en</strong> wetsvoorstel tot wijziging van de RWn ingedi<strong>en</strong>d waarvan het voornaamste<br />

onderdeel de volledige schrapping van de afstandseis vormt (TK, vergaderjaar<br />

1992-1993, 23 029 (R1461)). Dit wetsontwerp borduurt voort op het beleid dat<br />

reeds in 1992 is ingezet. <strong>De</strong> motivering die voor het schrapp<strong>en</strong> van de afstandseis<br />

wordt gegev<strong>en</strong>, is tweevoudig. in de eerste plaats kan het eerderg<strong>en</strong>oemde integratie-aspect<br />

word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd. Verder wordt nationaliteit gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ‘formalisering<br />

van de id<strong>en</strong>titeit van person<strong>en</strong>’. Dit laatste is e<strong>en</strong> klassiek beginsel in het internationale<br />

recht <strong>en</strong> is neergelegd in de beroemde Nottebohmzaak uit 1955 (icJ Reports<br />

1955, nr. 4). in deze zaak overwoog het internationaal Gerechtshof onder meer het<br />

volg<strong>en</strong>de:<br />

122<br />

“nationality is a legal bond having as its basis a social fact of attachm<strong>en</strong>t, a<br />

g<strong>en</strong>uine connection of exist<strong>en</strong>ce, interests and s<strong>en</strong>tim<strong>en</strong>ts, together with the<br />

exist<strong>en</strong>ce of reciprocal rights and duties. it may be said to constitue the juridical<br />

expression of the fact that the individual upon whom it is conferred (…)<br />

is in fact more closely connected with the population of the State conferring<br />

nationality than with that of any other State”. (icJ Reports 1955, nr. 4: 23)<br />

Het wetsontwerp van 1993 houdt vast aan deze ‘dikke’ id<strong>en</strong>titeitsvisie op nationaliteit<br />

– die aan nationaliteit e<strong>en</strong> sterk id<strong>en</strong>titeits-aspect toek<strong>en</strong>t – maar zag de verhouding<br />

staat-burger niet meer als e<strong>en</strong> exclusieve. Daarmee wordt de facto erk<strong>en</strong>d<br />

dat er meerdere loyaliteit<strong>en</strong> mogelijk zijn. Het is overig<strong>en</strong>s opmerkelijk dat de regering<br />

aan e<strong>en</strong> dikke opvatting van nationaliteit hecht, maar ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele beperking

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!