De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

25.09.2013 Views

de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit 4.3.3 de episode 1940-1975 na de Tweede Wereldoorlog doen zich de nodige versoepelingen voor (Heijs 1995: 158-160). Zo wordt in 1953 besloten de derde generatie bij geboorte automatisch het nederlanderschap toe te kennen. Verder worden de mogelijkheden tot naturalisatie aanzienlijk uitgebreid. niet in de laatste plaats wordt de praktijk bij naturalisatie eveneens aanzienlijk liberaler, hetgeen zich onder meer uit in een zeer gering aantal afwijzingen. Het ideaal van de natiestaat is, gelijk in de voorgaande perioden het geval was, ook in dit tijdsbestek invloedrijk. Assimilatie, ‘vereenzelviging met nederland’ en ‘inburgering’ blijft een cruciale conditie voor naturalisatie. Kennis van de nederlandse taal is hiervoor de voornaamste toetsingsmaatstaf geworden. Daarnaast blijkt het ideaal van de natiestaat ook uit de behartiging van nationale belangen. Zo kunnen vreemdelingen die economisch nuttige activiteiten verrichten die in het belang van het vaderland zijn, op spoedige naturalisatie rekenen. Het gelijkheidsideaal – het principe om langdurig in nederland verblijvende vreemdelingen gelijk te behandelen als nederlanders – krijgt na de oorlog meer invloed op de nationaliteitsverlening aan vreemdelingen dan voorheen. naturalisatie wordt dan weliswaar nog altijd als een ‘gunst’ beschouwd, maar krijgt gaandeweg ook meer het karakter van een ‘recht’. De regering gaat er steeds meer vanuit dat er een zekere morele plicht bestaat om ‘ingeburgerde’ vreemdelingen die daarom verzoeken daadwerkelijk het nederlanderschap te verlenen (Heijs 1995: 160). Wat precies onder ‘inburgering’ verstaan moet worden, is overigens nog niet helemaal duidelijk. Daarnaast komt er meer aandacht voor de rechtspositie van potentiële naturalisandi; er wordt onder andere een begin gemaakt om de condities voor naturalisatie te expliciteren en te codificeren, zodat ook deze verzoekers wisten waar zij aan toe waren. 4.3.4 de episode 1975-1992 na 1975 hebben de regels, de procedures en de attitude van de nederlandse overheid ten aanzien van de verlening van de nederlandse nationaliteit aan vreemdelingen een verdere versoepeling ondergaan (Heijs 1995: 211-214). Zo besluit de regering in het jaar 1977 tot openbaarmaking van de voorheen nog interne condities voor naturalisatie. In 1984 w0rden deze beleidsregels gecodificeerd in de Rijkswet op het nederlanderschap. Met de inwerkingtreding van deze wet wordt de naturalisatieprocedure verder vereenvoudigd: naturalisatie geschiedt alsdan bij Koninklijk Besluit in plaats van bij wet. Verder wordt het onderzoek naar de inburgering, en dan in het bijzonder naar de kennis van de nederlandse taal, overgedragen aan de burgemeester waar die voorheen nog door de politie werden uitgevoerd. Kinderen 120

van de tweede generatie die hier geboren zijn kunnen door optie nederlander wor- den. Afwijzingen komen tussen 1975 en 1992 in slechts beperkte mate voor. Het gelijkheidsbeginsel wint in de periode 1975-1992 terrein. Het minderheden- beleid werkt daarbij als een belangrijke stuwende kracht. Gelijke kansen en gelijke behandeling van nederlanders en langdurig in nederland verblijvende vreemdelingen vormen een belangrijk uitgangspunt binnen met name de Minderhedennota uit 1986, zo blijkt onder andere ook uit hoofdstuk 1. Een sterke rechtspositie voor vreemdelingen, of bij voorkeur de toekenning van de nederlandse nationaliteit, wordt hierbij als een belangrijke randvoorwaarde voor de effectiviteit van dit beleid beschouwd. Aandacht voor de rechtspositie van vreemdelingen is er ook in een WRR-rapport uit 1989. Dit rapport zou grote invloed uitoefenen op de opening van de discussie inzake meervoudige nationaliteiten (De Hart 2004b; 152). in 1989 adviseert de WRR in het rapport Allochtonenbeleid namelijk dat meervoudige nationaliteit toegestaan moet worden voor migranten (WRR 1989: 93-96; zie ook hoofdstuk 1). De gedachtegang hierachter is dat sociale integratie van immigranten een versterking van hun juridische positie noodzakelijk maakt. naturalisatie is een belangrijke vorm van deze versterking en dient dan ook niet moeilijker gemaakt te worden dan noodzakelijk. De Raad is de mening toegedaan dat juridische en emotionele redenen van immigranten om de oude nationaliteit te behouden in dit verband niet verwaarloosd moeten worden en adviseert in het verlengde hiervan dat de – in zijn visie – reële bezwaren van mensen uit ‘bepaalde Mediterrane landen’ in de overwegingen betrokken moeten worden. Bovendien dient de positie van nederland waar het het Verdrag van Straatsburg uit 1963 betreft, die een beperking van meervoudige nationaliteiten inhoudt, volgens de Raad te worden heroverwogen. 4.3.5 de episode 1992-1997 de casus nationaliteitswetgeving in deze episode van de geschiedenis staat in de parlementaire discussies met name de vraag centraal of meerdere nationaliteiten de integratie zouden belemmeren dan wel bevorderen. Dient naturalisatie ‘een middel’ tot integratie te zijn (PvdA, D66, GL) of ‘de bekroning’ van een reeds voltooid integratieproces (cDA, VVD en de kleine rechtse partijen)? in de jaren ’80 zijn het met name de PvdA en de kleine linkse partijen die pleiten voor de afschaffing van de afstandseis, omdat deze de integratie zou bevorderen. Deze eis bleef echter nog van kracht. Eerst na lange tijd stelt de regering Lubbers iii (1989-1994) zijn standpunt bij in de ‘Notitie inzake meervoudige nationaliteiten’ (TK, vergaderjaar 1990-1991, 21 971, nr. 14). Deze versoepeling in het naturalisa- 121

de <strong>casus</strong> inburgering <strong>en</strong> nationaliteitswetgeving: icon<strong>en</strong> van nationale id<strong>en</strong>titeit<br />

4.3.3 de episode 1940-1975<br />

na de Tweede Wereldoorlog do<strong>en</strong> zich de nodige versoepeling<strong>en</strong> voor (Heijs 1995:<br />

158-160). Zo wordt in 1953 beslot<strong>en</strong> de derde g<strong>en</strong>eratie bij geboorte automatisch<br />

het nederlanderschap toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Verder word<strong>en</strong> de mogelijkhed<strong>en</strong> tot naturalisatie<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk uitgebreid. niet in de laatste plaats wordt de praktijk bij naturalisatie<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s aanzi<strong>en</strong>lijk liberaler, hetge<strong>en</strong> zich onder meer uit in e<strong>en</strong> zeer gering<br />

aantal afwijzing<strong>en</strong>.<br />

Het ideaal van de natiestaat is, gelijk in de voorgaande period<strong>en</strong> het geval was,<br />

ook in dit tijdsbestek invloedrijk. Assimilatie, ‘vere<strong>en</strong>zelviging met nederland’ <strong>en</strong><br />

‘inburgering’ blijft e<strong>en</strong> cruciale conditie voor naturalisatie. K<strong>en</strong>nis van de nederlandse<br />

taal is hiervoor de voornaamste toetsingsmaatstaf geword<strong>en</strong>. Daarnaast<br />

blijkt het ideaal van de natiestaat ook uit de behartiging van nationale belang<strong>en</strong>.<br />

Zo kunn<strong>en</strong> vreemdeling<strong>en</strong> die economisch nuttige activiteit<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong> die in het<br />

belang van het vaderland zijn, op spoedige naturalisatie rek<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Het gelijkheidsideaal – het principe om langdurig in nederland verblijv<strong>en</strong>de vreemdeling<strong>en</strong><br />

gelijk te behandel<strong>en</strong> als nederlanders – krijgt na de oorlog meer invloed<br />

op de nationaliteitsverl<strong>en</strong>ing aan vreemdeling<strong>en</strong> dan voorhe<strong>en</strong>. naturalisatie wordt<br />

dan weliswaar nog altijd als e<strong>en</strong> ‘gunst’ beschouwd, maar krijgt gaandeweg ook meer<br />

het karakter van e<strong>en</strong> ‘recht’. <strong>De</strong> regering gaat er steeds meer vanuit dat er e<strong>en</strong> zekere<br />

morele plicht bestaat om ‘ingeburgerde’ vreemdeling<strong>en</strong> die daarom verzoek<strong>en</strong> daadwerkelijk<br />

het nederlanderschap te verl<strong>en</strong><strong>en</strong> (Heijs 1995: 160). Wat precies onder<br />

‘inburgering’ verstaan moet word<strong>en</strong>, is overig<strong>en</strong>s nog niet helemaal duidelijk. Daarnaast<br />

komt er meer aandacht voor de rechtspositie van pot<strong>en</strong>tiële naturalisandi; er<br />

wordt onder andere e<strong>en</strong> begin gemaakt om de condities voor naturalisatie te expliciter<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> te codificer<strong>en</strong>, zodat ook deze verzoekers wist<strong>en</strong> waar zij aan toe war<strong>en</strong>.<br />

4.3.4 de episode 1975-1992<br />

na 1975 hebb<strong>en</strong> de regels, de procedures <strong>en</strong> de attitude van de nederlandse overheid<br />

t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de verl<strong>en</strong>ing van de nederlandse nationaliteit aan vreemdeling<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> verdere versoepeling ondergaan (Heijs 1995: 211-214). Zo besluit de<br />

regering in het jaar 1977 tot op<strong>en</strong>baarmaking van de voorhe<strong>en</strong> nog interne condities<br />

voor naturalisatie. In 1984 w0rd<strong>en</strong> deze beleidsregels gecodificeerd in de Rijkswet<br />

op het nederlanderschap. Met de inwerkingtreding van deze wet wordt de naturalisatieprocedure<br />

verder vere<strong>en</strong>voudigd: naturalisatie geschiedt alsdan bij Koninklijk<br />

Besluit in plaats van bij wet. Verder wordt het onderzoek naar de inburgering, <strong>en</strong><br />

dan in het bijzonder naar de k<strong>en</strong>nis van de nederlandse taal, overgedrag<strong>en</strong> aan de<br />

burgemeester waar die voorhe<strong>en</strong> nog door de politie werd<strong>en</strong> uitgevoerd. Kinder<strong>en</strong><br />

120

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!