De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving De casus Inburgering en Nationaliteitswetgeving

25.09.2013 Views

de casus inburgering en nationaliteitswetgeving: iconen van nationale identiteit Dit sluit aan bij de visie van Bauböck die participatie eerder als een wezenlijk aspect van een ‘dik’ concept van burgerschap heeft aangemerkt (Bauböck 2000). ook de toenemende nadruk op nederlandse normen en waarden, wijst in deze richting; een aspect dat voorheen nog niet aan de orde was en kenmerkend is voor de eerder besproken sociaal-culturele integratie. Zo lezen we bijvoorbeeld bij de toelichting bij de contourennota uit 2004, exact tien jaar nadat burgerschap formeel intrede deed in het beleid, bijvoorbeeld het volgende: 100 “Meedoen in de nederlandse samenleving begint bij de beheersing van de nederlandse taal en kennis van de waarden en normen hier.” (TK, vergaderjaar 2003-2004, 29 543, nr. 2: 1) Burgerschap is daarmee geen neutraal concept meer, zoals bij aanvang bedoeld, maar wordt steeds meer beschreven aan de hand van specifiek Nederlandse aspecten (zie ook TK, vergaderjaar 2005-2006, 30 308, nr. 3: 11). De analyse van de casus meervoudige nationaliteiten in de hiernavolgende hoofdstukken zal dit beeld eveneens bevestigen. Behalve de verschuiving van een dun naar een dik concept is er, zoals gezegd, nog een andere trend te ontwaren: van veel migranten wordt meer gevergd dan de oorspronkelijk voorgenomen en herhaaldelijk benadrukte ‘eerste stap’. De door de RMo gebruikte term van een ‘burgerschap voor gevorderden’ is anno 2007, gezien ontwikkelingen als eigen verantwoordelijkheid, marktwerking en een resultaatsverplichting, vermoedelijk nog meer op zijn plaats. De discrepantie tussen de oorspronkelijke en de later eraan toegekende betekenis is daarmee de laatste jaren groter geworden. Dit niettegenstaande de parlementaire geschiedenis waarin men aan een ‘eerste stap’ blijft vasthouden (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 3: 1; TK, vergaderjaar 2005-2006, 30 308, nr. 3: 11). Vermoedelijk zijn dus ook binnen de parlementaire historie de condities waaraan een eerste stap dient te voldoen opgeschroefd. Het onder andere gelijk gebleven aantal cursusuren bevestigt dit beeld. in dit verband is er bovendien een zekere overeenstemming te bespeuren tussen het politieke en het maatschappelijk-culturele debat, die beide meer aan inburgering toeschrijven dan bij aanvang bedoeld. nauw gelieerd aan dit veranderende denken over burgerschap is het verschillende type migrant dat de regering in de loop der tijd voor ogen heeft gestaan. Zo volgt uit met name hoofdstuk 1 dat men geruime tijd een laaggeschoold, kansarm en bij voorbaat moeilijk bemiddelaar persoon voor de arbeidsmarkt voor ogen had (zie ook Bleichrodt 1998). Met de Wi 2007 lijkt men veeleer uit te gaan van een beter

de inburgeringswetgeving: veronderstellingen en bevindingen in een breder perspectief opgeleide migrant, die reeds bekend is met de nederlandse samenleving en, in de woorden van Fermin, “dus in feite al ingeburgerd is” (Fermin 2006: 29). Deze persoon weet immers hoe om te gaan met meer eigen verantwoordelijkheid en marktwerking, slaagt – binnen een gelijk gebleven aantal cursusuren – voor de inburgeringstoets en heeft daarmee nauwelijks behoefte aan een ‘eerste stap’ rich- ting het integratieproces, zoals inburgering ook wel wordt omschreven. Van Huis en De Regt lijken daarentegen een andere visie te huldigen en geven aan dat de inhoud van het cursusonderdeel Maatschappij oriëntatie, zonder dat dit (nader) wordt geëxpliciteerd, evident is gericht op niet-Westerse nieuwkomers, die laagopgeleid zijn. Dit volgt volgens hen bijvoorbeeld uit de aandacht voor grondrechten, voor de man-vrouw-verhouding, de inhoud van opvoedingsnormen en omgangsregels. in de retoriek van ‘zo doen jullie dat’ en ‘zo doen wij dat hier’ is in hun visie weinig ruimte voor nieuwkomers die hoog opgeleid, westers georiënteerd of uit westerse landen afkomstig zijn. Van Huis en De Regt geven aan dat er klaarblijkelijk vanuit wordt gegaan dat niet-westerse migranten niet over deze omgangsvormen beschikken (Van Huis en De Regt 2005: 403). De kanttekening die evenwel bij deze visie kan worden geplaatst, is dat de conclusie ‘slechts’ op het onderdeel Maatschappij oriëntatie is gebaseerd en dat onder meer de eerder beschreven drie algemene ontwikkelingen – meer in het bijzonder: marktwerking, eigen verantwoordelijkheid en een resultaatsverplichting – niet in de overwegingen zijn betrokken. Bovendien hebben we bij de bespreking van dit deel van de inburgeringscursus in hoofdstuk 2 gezien dat er wel degelijk onderscheid lijkt te worden gemaakt tussen hetgeen aan hoog- en aan laagopgeleiden wordt gedoceerd. Wat door de tijd heen over de gehele linie genomen in ieder geval wel gelijk lijkt te zijn gebleven, is dat er weinig sprake is van differentiatie binnen de groep inburgeringsplichtigen (zie onder meer TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 1114, nr. 5: 1-2; TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 1114, nr. 5: 23; TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 1114, nr. 5: 24; TK, vergaderjaar 2005-2006, 30 308, nr. 6: 20). Dit leidt er onder andere toe dat mensen met een (zeer) verschillende achtergrond, en daarmee een ander startniveau, hetzelfde traject krijgen aangeboden. Zo komt de analfabete Somalische moeder met kinderen in beginsel voor dezelfde cursus in aanmerking als de hoogopgeleide vluchteling die na drie jaar een vaste verblijfsstatus krijgt en het nederlands al aardig beheerst (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 5: 1). Entzinger en anderen refereren in hun open brief eveneens aan deze kwestie en merken op dat “van alle immigranten, ongeacht hun taalkennis bij aanvang, hun opleidingsniveau en hun leeftijd tussen 18 en 60 jaar, wordt geëist dat zij hetzelfde niveau van taalkennis bereiken.” (Entzinger c.s., oktober 2006) 101

de inburgeringswetgeving: veronderstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> bevinding<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> breder perspectief<br />

opgeleide migrant, die reeds bek<strong>en</strong>d is met de nederlandse sam<strong>en</strong>leving <strong>en</strong>, in<br />

de woord<strong>en</strong> van Fermin, “dus in feite al ingeburgerd is” (Fermin 2006: 29). <strong>De</strong>ze<br />

persoon weet immers hoe om te gaan met meer eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid <strong>en</strong><br />

marktwerking, slaagt – binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gelijk geblev<strong>en</strong> aantal cursusur<strong>en</strong> – voor de<br />

inburgeringstoets <strong>en</strong> heeft daarmee nauwelijks behoefte aan e<strong>en</strong> ‘eerste stap’ rich-<br />

ting het integratieproces, zoals inburgering ook wel wordt omschrev<strong>en</strong>.<br />

Van Huis <strong>en</strong> <strong>De</strong> Regt lijk<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> andere visie te huldig<strong>en</strong> <strong>en</strong> gev<strong>en</strong> aan<br />

dat de inhoud van het cursusonderdeel Maatschappij oriëntatie, zonder dat dit<br />

(nader) wordt geëxpliciteerd, evid<strong>en</strong>t is gericht op niet-Westerse nieuwkomers, die<br />

laagopgeleid zijn. Dit volgt volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> bijvoorbeeld uit de aandacht voor grondrecht<strong>en</strong>,<br />

voor de man-vrouw-verhouding, de inhoud van opvoedingsnorm<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

omgangsregels. in de retoriek van ‘zo do<strong>en</strong> jullie dat’ <strong>en</strong> ‘zo do<strong>en</strong> wij dat hier’ is in<br />

hun visie weinig ruimte voor nieuwkomers die hoog opgeleid, westers georiënteerd<br />

of uit westerse land<strong>en</strong> afkomstig zijn. Van Huis <strong>en</strong> <strong>De</strong> Regt gev<strong>en</strong> aan dat er klaarblijkelijk<br />

vanuit wordt gegaan dat niet-westerse migrant<strong>en</strong> niet over deze omgangsvorm<strong>en</strong><br />

beschikk<strong>en</strong> (Van Huis <strong>en</strong> <strong>De</strong> Regt 2005: 403). <strong>De</strong> kanttek<strong>en</strong>ing die ev<strong>en</strong>wel<br />

bij deze visie kan word<strong>en</strong> geplaatst, is dat de conclusie ‘slechts’ op het onderdeel<br />

Maatschappij oriëntatie is gebaseerd <strong>en</strong> dat onder meer de eerder beschrev<strong>en</strong> drie<br />

algem<strong>en</strong>e ontwikkeling<strong>en</strong> – meer in het bijzonder: marktwerking, eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> resultaatsverplichting – niet in de overweging<strong>en</strong> zijn betrokk<strong>en</strong>.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> we bij de bespreking van dit deel van de inburgeringscursus<br />

in hoofdstuk 2 gezi<strong>en</strong> dat er wel degelijk onderscheid lijkt te word<strong>en</strong> gemaakt tuss<strong>en</strong><br />

hetge<strong>en</strong> aan hoog- <strong>en</strong> aan laagopgeleid<strong>en</strong> wordt gedoceerd.<br />

Wat door de tijd he<strong>en</strong> over de gehele linie g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in ieder geval wel gelijk lijkt te<br />

zijn geblev<strong>en</strong>, is dat er weinig sprake is van differ<strong>en</strong>tiatie binn<strong>en</strong> de groep inburgeringsplichtig<strong>en</strong><br />

(zie onder meer TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 1114, nr. 5: 1-2; TK,<br />

vergaderjaar 1996-1997, 25 1114, nr. 5: 23; TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 1114, nr.<br />

5: 24; TK, vergaderjaar 2005-2006, 30 308, nr. 6: 20). Dit leidt er onder andere toe<br />

dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> (zeer) verschill<strong>en</strong>de achtergrond, <strong>en</strong> daarmee e<strong>en</strong> ander startniveau,<br />

hetzelfde traject krijg<strong>en</strong> aangebod<strong>en</strong>. Zo komt de analfabete Somalische<br />

moeder met kinder<strong>en</strong> in beginsel voor dezelfde cursus in aanmerking als de hoogopgeleide<br />

vluchteling die na drie jaar e<strong>en</strong> vaste verblijfsstatus krijgt <strong>en</strong> het nederlands<br />

al aardig beheerst (TK, vergaderjaar 1996-1997, 25 114, nr. 5: 1).<br />

Entzinger <strong>en</strong> ander<strong>en</strong> referer<strong>en</strong> in hun op<strong>en</strong> brief ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s aan deze kwestie <strong>en</strong><br />

merk<strong>en</strong> op dat “van alle immigrant<strong>en</strong>, ongeacht hun taalk<strong>en</strong>nis bij aanvang, hun<br />

opleidingsniveau <strong>en</strong> hun leeftijd tuss<strong>en</strong> 18 <strong>en</strong> 60 jaar, wordt geëist dat zij hetzelfde<br />

niveau van taalk<strong>en</strong>nis bereik<strong>en</strong>.” (Entzinger c.s., oktober 2006)<br />

101

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!