You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
KRING VOOR GESCHIEDENIS EN KUNST<br />
VAN DEINZE EN DE LEIESTREEK<br />
CONTACTBLAD<br />
Verschijnt tenminste 4 maal per jaar<br />
Uitgiftekantoor : <strong>Deinze</strong><br />
23e jaargang <strong>nr</strong>. 6<br />
december 2003<br />
Verantwoordelijke uitgever :<br />
Willy Jonckheere<br />
Winkelstraat 36<br />
9800 <strong>Deinze</strong><br />
Tel. (09)386.32.78<br />
Postrekening 000 - 0434500 - 37, <strong>KGK</strong>-<strong>Deinze</strong>, p/a L. Matthyslaan 3-5, 9800 DEINZE
3102<br />
Lidmaatschap 2004<br />
Het jaar 2003 loopt stilaan ten einde. Een nieuw werkjaar staat voor de deur.<br />
Vriendelijk verzoeken we onze trouwe leden het bijgevoegde overschrijvingsformulier<br />
onverwijld in te vullen en aan hun financiële instelling te bezorgen, of hun<br />
lidmaatschapsbijdrage te vereffenen met onze penningmeester, of aan de balie van ons<br />
Museum.<br />
We hebben nog maar pas op 21 november 2003 het 75-jarig bestaan van onze Kring mogen<br />
vieren, maar u weet dat we dit jubileum nogmaals in de verf willen zetten op 28 februari<br />
2004.<br />
De details volgen later.<br />
Een aantal zekerheden mag ik nu reeds verklappen: de heer H. Balthazar, gouverneur van de<br />
provincie Oost-Vlaanderen en een delegatie van het Oost- Vlaams Verbond van de Kringen<br />
voor Geschiedenis komen ons feliciteren, het Jaarboek 2004 wordt voorgesteld, de<br />
tentoonstelling ‘<strong>Deinze</strong> in oude kaarten’ wordt geopend en prof. dr. Erik Thoen en <strong>KGK</strong>ondervoorzitter<br />
dr. L. Goeminne zullen deze tentoonstelling van cartografie nader toelichten.<br />
Noteer alvast de datum in uw agenda.<br />
Ter herinnering: Lidgeld 2004<br />
Gewoon lid : € 15<br />
Steunend lid, bestuurslid, deelgenoot : € 23<br />
Erelid : € 30 of meer<br />
op Postrekening 000-0434500-37<br />
van <strong>KGK</strong>-<strong>Deinze</strong><br />
p/a Brielstraat 7<br />
9800 DEINZE<br />
Wie in orde is met het lidgeld 2004, door overschrijving of door betaling aan de balie van het<br />
Museum, kan op 28 februari 2004 zijn jaarboek meenemen.<br />
Wie om welke reden dan ook zijn jaarboek liever thuis besteld krijgt, betaalt € 4 portokosten<br />
extra.<br />
Wij verzoeken onze leden zoveel mogelijk gebruik te willen maken van het ingesloten<br />
overschrijvingsformulier.<br />
Als de lidgelden bij het begin van het jaar overgemaakt worden, betekent dat een hele hulp<br />
voor onze administratie. Wij zijn de leden daarvoor bijzonder dankbaar. Na het verschijnen<br />
van het jaarboek volgt immers de (forse) rekening van de drukker.<br />
We hebben het reeds vroeger vermeld: heel wat leden stellen er blijkbaar prijs op steunend lid<br />
te worden. Moge hun voorbeeld tot navolging strekken. Wij appreciëren de aanmoediging ten<br />
zeerste.<br />
In elk geval zijn ALLE leden van harte bedankt voor hun steun!
Bestuursleden <strong>KGK</strong> - 1 januari 2003<br />
3103<br />
Erevoorzitster Mevrouw Luc Matthijs-De Clercq, St.-Vincentius Rustoord,<br />
Ten Bosse 150<br />
Erevoorzitter Herman Maes, Ten Bosse 11<br />
Voorzitter Willy Jonckheere, Winkelstraat 36<br />
1e Ondervoorzitter Roger Boerjan, Tolpoortstraat 12<br />
2e Ondervoorzitter Luc Goeminne, Oeselgemstraat 76 - 9870 Zulte<br />
Secretaris Hilde Van Der Donckt (echtg. Herbert Lecomte)<br />
Bunderstraat 28 - 9770 Kruishoutem –<br />
Penningmeester Daniël Decock, Brielstraat 7, bus 5<br />
Ledenadministrator André Heyerick, Markt 46, bus 8<br />
Bestuursleden * Luc Bauters, Pastoriestraat 67<br />
* Maurits Coene, Guido Gezellelaan 52<br />
* Stefaan De Groote, Peperstraat 7<br />
* Trui Galle (echtg. Luc Van Nevel), Berg 17<br />
* Peter Hoste, Herpinsakker 1<br />
* Paul Huys, Deinse Horsweg 18, 9031 Drongen<br />
* Jan Moerman, Priester Joris Eeckhoutlaan 18<br />
* Bruno Saverijs, Emile Clauslaan 67<br />
* Jos F. Smith, Karel Picquélaan 10<br />
* Hugo Thoen, Erfgoedlaan 7<br />
* Veerle van Doorne, Snoekstraat 46<br />
* Martin Van Haesebroeck, Oudestraat 21<br />
* David Vanhee, Reigerslaan 2<br />
* Tony Vanhee, Reigerslaan 2<br />
* Urbain Vanwildemeersch, Beekstraat 105c<br />
Deelgenoten <strong>KGK</strong> 1 januari 2003<br />
1. Herman Bekaert Guido Gezellelaan 100, bus 4 9800 <strong>Deinze</strong><br />
2. Roger Boerjan Tolpoortstraat 12 9800 <strong>Deinze</strong><br />
3. Maurits Coene Guido Gezellelaan 52 9800 <strong>Deinze</strong><br />
4. Albert De Clercq Palokestraat 40 1080 Brussel<br />
5. Daniël Decock Brielstraat 7, bus 5 9800 <strong>Deinze</strong><br />
6. Stefaan De Groote Peperstraat 7 9800 <strong>Deinze</strong><br />
7. Luc Goeminne Oeselgemstraat 76 9870 Zulte<br />
8. André Heyerick Markt 46, bus 8 9800 <strong>Deinze</strong><br />
9. Paul Huys Deinse Horsweg 18 9031 Drongen<br />
10. Willy Jonckheere Winkelstraat 36 9800 <strong>Deinze</strong><br />
11. Filip Kempeneers Bredestraat 128 9800 <strong>Deinze</strong><br />
12. Herman Maes Ten Bosse 11 9800 <strong>Deinze</strong><br />
13. Mevr. Luc Matthijs-De Clercq St.-Vincentius-Rustoord<br />
Ten Bosse 150 9800 <strong>Deinze</strong><br />
14. Jan Moerman Pr. Joris Eeckhoutlaan 18 9800 <strong>Deinze</strong><br />
15. Rudy Pauwels Gust De Smetlaan 13 9830 St.- Martens-<br />
Latem<br />
16. Bruno Saverijs Emiel Clauslaan 67 9800 <strong>Deinze</strong>
3104<br />
17. Emeric Seeuws Kortrijksesteenweg 61 9800 <strong>Deinze</strong><br />
18. Jos F. Smith Karel Picquélaan 10 9800 <strong>Deinze</strong><br />
19. Juan t’Kint de Roodenbeke Ooidonkdreef 11 9800 <strong>Deinze</strong><br />
20. Jacques Van Cauwenberghe Kongoplein 2 9800 <strong>Deinze</strong><br />
21. Raf Van Den Abeele Kerkstraat 27 9830 St.-Martens-<br />
Latem<br />
22. Urbain Van Den Heede Leon De Smetlaan 12 9830 St.-Martens-<br />
Latem<br />
23. Hilde Van Der Donckt Bunderstraat 28 9770 Kruishoutem<br />
24. Veerle Van Doorne Snoekstraat 46 9800 <strong>Deinze</strong><br />
25. Martin Van Haesebroeck Oudestraat 21 9800 <strong>Deinze</strong><br />
26. Tony Vanhee Reigerslaan 2 9800 <strong>Deinze</strong><br />
27. Urbain Vanwildemeersch Beekstraat 105c 9800 <strong>Deinze</strong><br />
1916. <strong>Deinze</strong> viert zijn markies, ridder van het gulden vlies (1765)<br />
In de “Gazette van Gend” van 12 december 1765 stond het volgende bericht te lezen :<br />
“Deynse den 8. December.<br />
Bailliu, Borgemeester ende Schepenen dezer Stad tydinge bekomen hebbende dat het aen Zijne<br />
Majesteyt den Keyzer behaegt had van op den 13. November lestleden Zyne Excellentie den Marquis<br />
van Deynse 1 , Heere dezer Stad ende Marquizaet, tot Ridder van het Doorlugtig Order van het Gulde<br />
Vlies te benoemen, hebben ter dezer gelegentheyd heden (=08.12.1765) eene solemnele Misse van<br />
Dankbaerheyd laeten celebreren, gevolgd van de Lof-zang Te Deum Laudamus ; gedurende de Misse<br />
wierden dry salvos uyt het kleyn Geschut geschoten, vervolgens wierd’er eene treffelyke Maeltyd<br />
gegeven, waerby tegenwoordig waren de voornaemste Inwoners dezer Stad; de gezontheyd van Z(yn)e<br />
Ex(cellen)tie wierd onder het luyden der Klokken ingesteld. ’s Avonds waeren door geheel de Stad<br />
verligtingen en vreugde-vieren aengesteken, die tot laet in den nacht geduerd hebben; en in het<br />
Stadhuys wierden Verversschingen aen het Gemeyn Volk uytgedeeld, het welk hunne blydschap en<br />
vreugd over de Promotie van Z(yn)e Ex(cellen)tie ten vollen liet uytblyken : en waer ’t dat de<br />
omstandigheden toegelaeten hadden, zoude men de vreugde-bedryven door een Bal gesloten hebben.”<br />
De voorwaardelijke wijs, dat men het feest met een bal zoude afgesloten hebben en waer’t dat<br />
…, laat de lezer van dit krantenbericht veronderstellen dat er dus géén balvreugde te beleven<br />
viel. Hetgeen normaal de vraag doet rijzen, wàt dan wel die “omstandigheden” waren die<br />
geen bal “toegelaeten hadden”. Financiële omstandigheden natuurlijk! De toestand van de<br />
stadskas was in dat jaar immers bijzonder belabberd! En wel in die mate, dat de hogere<br />
overheid speciale voorwaarden aande stadsmagistraat had moeten opleggen inzake besteding<br />
van de stadsgelden. Dit lezen we in een bijzonder document, waarvan gelukkig enkele<br />
exemplaren bewaard zijn gebleven 2 en waarvan de titel luidt : “Reglement voor de stede van<br />
Deynse, by haere Majesteyt gedecreteerd den 7. Mey 1772 ende gepubliceerd ten Stadhuyze<br />
van Deynse den 10. Juny”. Om de rampzalige kastoestand van <strong>Deinze</strong> drastisch te<br />
remediëren, was van hogerhand een “saneringsplan” opgelegd, waarvan de richtlijnen in meer<br />
dan vijftig (!) artikelen spijkervast waren opgesteld. Besparingen dus! Wél een feest om de<br />
Markies te eren, maar niks te dansen! Dat men anders wel “de vreugde-bedryven door een<br />
Bal zoude gesloten hebben”, moet men dus als een gesmiespeld eufemisme beschouwen.<br />
Maar eerlijke armoe is geen schande, ook niet voor een stadsbestuur-in-nood … Het zal de<br />
Markies, die zoals gewoonlijk niet in <strong>Deinze</strong> verbleef, wel een heel verre zorg geweest zijn.
3105<br />
1. Markiezen van <strong>Deinze</strong> waren sedert 1632 de Merode’s van Westerlo ; zij hadden in dat jaar het markiezaat<br />
van <strong>Deinze</strong> gekocht van don Diego Mesia de Guzman, die in 1626 - wegen verdiensten – <strong>Deinze</strong> in zijn<br />
bezit had gekregen als een geschenk vanwege Koning Filips IV. Na tien jaar al verkocht don Diego zijn<br />
koninklijk geschenk voor een som van 152.000 gulden. De Merodes bleven Markies van <strong>Deinze</strong> tot aan de<br />
opheffing van het ancien régime in 1795. De Deinse markiezen waren achtereenvolgens : Floris de Merode<br />
(1632-1652), Willem (1652-1653), Maximilaan-Antoon (1653-1670), Ferdinand (1670-1679),<br />
Maximiliaan-Albrecht (1679-1711), Joachim-Maximiliaan-Maria-Jozef-Hyacinthe (1711-1740), Jan-Karel-<br />
Jozef (1740-1774) en als laatste Balthazar-Philips de Merode (1774-1816) : zie Alb. Vanden Abeele,<br />
Geschiedenis van <strong>Deinze</strong> blz. 91-98.<br />
2. Gedrukt in-4° te Gent bij P. de Goesin ; de Gentse Universiteitsbibliotheek bewaart hiervan twee<br />
exemplaren (<strong>nr</strong>s. G. 2306 en Hi. 9560/I)<br />
1917. Cyriel Buysse (Nevele/Deurle) over Emile Claus (Astene) :<br />
“Mijn broeder in Vlaanderen”<br />
Paul HUYS<br />
<strong>nr</strong>. 389<br />
Emile Claus, de bekende luministische schilder uit Astene en de auteur Cyriel Buysse uit<br />
Nevele/Deurle waren zeer goed bevriend. Ze hebben elkaar ongetwijfeld artistiek beïnvloed.<br />
Claus ontwikkelde zich als arbeiderskind – er waren dertien kinderen thuis – tot een lid van de<br />
burgerij, die in de tijdsgeest van toen eerder in het Frans dan het Vlaams converseerde en<br />
schreef. Hij bleef in zijn werk toch oog hebben voor arbeiders en landbouwers en het harde<br />
werk aan het vlas. Vooral de Leie stond centraal in zijn werk. Hij raakte na zijn eerste prijzen<br />
aan de kunstacademies van Waregem en Antwerpen vrij snel bekend, in ons land maar ook<br />
ver buiten de grenzen.<br />
Buysse beschreef de eerste ontmoeting met Claus die ergens in 1890 plaatsvond in een studie<br />
over Claus die verscheen in 1925 1 , kort na het overlijden van de kunstenaar. Hij stootte -<br />
vermoedelijk in Nevele - tijdens een mooie zomerdag op een groepje van zes wandelaars: “De<br />
magere heer met veel gebaren keek als ‘t ware zoekend om zich heen; en mij ziende, kwam<br />
hij eensklaps naar mij toe en vroeg mij, met een aardige glimlach en innemende<br />
vriendelijkheid: ‘Pardon, meneer, zoudt ge mij niet kunnen wijzen, waar hier een bakkerij te<br />
vinden is? Die dames zouden gaarne wat koekjes kopen’. De magere man was Emile Claus.<br />
Tot het groepje wandelaars behoorde ook de Brusselse naturalistische schrijver Camille<br />
Lemonnier, die ook een zeer goede bekende van Buysse zou worden.<br />
Claus - 41 jaar oud - was op dat ogenblik reeds de gevierde kunstenaar van het luminisme. Hij<br />
had net het meesterwerk ‘De Bietenoogst’ voltooid dat werd tentoongesteld in Brussel, Parijs<br />
en München. 2 Na zijn huwelijk met notarisdochter Dufaux had hij zich in Astene gevestigd, in<br />
het gerenoveerde jachthuis ‘Villa Zonneschijn’, vlakbij zijn geliefde Leie.<br />
Gemeenschappelijke artistieke vriendenkring<br />
Buysse was bij die eerste ontmoeting 41 jaar oud en had ondertussen zijn eerste verhalen<br />
gepubliceerd. Hij werd nadien door zijn vader voor een tijdje naar de Verenigde Staten<br />
gestuurd, maar vanaf 1894 kwam hij blijkbaar opnieuw in contact met Emile. Het was ook<br />
Claus die hem voorstelde aan Camille Lemonnier, die op dat ogenblik een vakantie<br />
doorbracht in Astene.<br />
Reeds tijdens de zomer van 1894, ten huize van Claus, beloofde Lemonnier Cyriel Buysse te<br />
steunen om door te dringen in de Frans-Belgische literatuur. 3 Maar dat zou niet echt lukken.
3106<br />
Eén van zijn drie Franstalige verhalen uit 1895 - Le Baptême - zou hij opdragen aan Emile<br />
Claus.<br />
Er zou zich gaandeweg tussen beiden een zeer hechte vriendschap ontwikkelen die dertig jaar<br />
standhield. De vriendschap met een geestesgenoot en literator als Buysse hoeft niet te<br />
verwonderen. Claus had een grote belangstelling voor literatuur. Naast de veelvuldige<br />
ontmoetingen correspondeerden ze en ondernamen samen uitstappen en reizen.<br />
Claus was geen schrijver, vooral een begenadigd verteller. Zowel Nederlandstalige als<br />
Franstalige auteurs zonden hem regelmatig hun romans en dichtbundels. De kunstenaar was<br />
bovendien geabonneerd op (literaire) tijdschriften zoals “Van Nu en Straks”. Van isolement is<br />
in Astene dus helemaal geen sprake.<br />
De woning ‘Villa Zonneschijn’ was in die tijd een pleisterplaats voor vrienden, kunstenaars,<br />
leerlingen.... van Claus zowel uit de streek zelf als uit het buitenland. Zeer bekende beeldende<br />
kunstenaars van toen, maar ook schrijvers en kunstcritici zoals Emile Verhaeren, Maurice<br />
Maeterlinck, Camille Lemonnier, Edmond Picard …waren er kind aan huis. In ‘Villa<br />
Zonneschijn’ grepen er regelmatige literaire avonden en poëzieavonden plaats die weerklank<br />
vonden tot in Frankrijk toe. Ook Buysse was er uiteraard meer dan welkom. Hij profiteerde<br />
van al die contacten met auteurs om zijn horizon te verbreden. De Fransman Léon Bazalgette<br />
werd een gemeenschappelijke (reis)vriend.<br />
Volgens Willy Van Den Bussche, die in 1997 in het Provinciaal Museum voor Moderne<br />
Kunst in Oostende een overzichtstentoonstelling organiseerde over Claus, liggen aan de basis<br />
van diens werk geen levensbeschouwelijke of filosofische theorieën. Enkel thematisch is er<br />
een literaire binding vast te stellen met het werk van schrijvers als Cyriel Buysse of Karel Van<br />
De Woestijne, met wie hij intensieve vriendschappelijke banden onderhield. Het zou volgens<br />
Van Den Bussche Buysse zelf zijn, maar ook de zeer invloedrijke Camille Lemonnier, die<br />
hem op het spoor van de vernieuwing bracht en bleef vergezellen. 4 Maar de vraag kan<br />
worden gesteld of het niet vooral Buysse en Lemonnier zelf zijn die rond het thema van Claus<br />
literatuur gaan scheppen. Buysse had de Leie altijd al een plaats gegeven in zijn werk maar na<br />
zijn naturalistische periode zou hij dat toch meer uitgesproken doen.<br />
Jan D’Haese schreef hier het volgende over: “(...) Zoals Claus en Buysse, Binus Van den<br />
Abeele en later - doch lichtjes anders - Karel Van De Woestijne zich vereenzelvigen met de<br />
tot poëzie geworden realiteit van de Leie en het Leielandschap, zo slaagden deze laatsten er in<br />
de diepe kennis en ervaring van de pure natuur om te zetten in puur emotie, in pure artistieke<br />
ontroering. Door hen werd de ziel van het Leieland zichtbaar, merkbaar en mededeelzaam”. 5<br />
Buysse hoorde zelfs de koekoek in een schilderij van Claus<br />
En nogmaals D’Haese: “Met Claus behoort Buysse tot de uitverkorenen die de natuur mystiek<br />
ondergingen, die deze natuur tevens fysiek beleefden en er konden over schrijven of<br />
schilderen, tot tranen toe bewogen. Men heeft dat niet genoeg onderstreept en nu dreigt men<br />
dit te vergeten. Cyriel Buysse, afkomstig van Nevele, de man van harde romans als ‘Het recht<br />
van de sterkste’ en van schitterend maar meedogenloos toneel als ‘Het Gezin van Paemel’,<br />
kon zelfs de koekoek regen horen aankondigen in een schilderij van Claus. Dat was geen<br />
boutade, niet eens een anekdote, maar een weergave van het onfeilbaar natuurinstinct dat<br />
schrijver en schilder verbond tot in hun merg”.<br />
Er is inderdaad het mooie citaat waarbij Buysse subtiel het beeld van de zogenaamde<br />
oppervlakkige schilder bijstuurt: “Je kon Claus geen grooter genoegen doen dan die fijne<br />
nuances juist te voelen en spontaan te uiten. (…) Zoo bracht hij mij eens voor een heerlijk en<br />
fijn en teer Lenteschilderij.(…)<br />
Voel je iets in dat schilderij?, vroeg hij mij.<br />
Ik voel er veel in! Zei ik
3107<br />
Wanneer is het geschilderd?<br />
Ik denk…zoo ongeveer 3 mei, aarzelde ik.<br />
5 Mei!, jubelde hij. Ruik je er de lente in?<br />
Ja.<br />
Hoor je er ook iets in?<br />
Ja…ja!<br />
Wat?<br />
De koekoek…de koekoek… die roept dat het gaat regenen!, zei ik<br />
Hij kwam naar mij toe en greep mijn beide handen. Hij had tranen van emotie in de oogen.”<br />
Op 20 december 1902 verscheen een kort artikel 6 van de hand van Buysse over Claus ter<br />
gelegenheid van een tentoonstelling van een veertigtal schilderijen in de Rotterdamse<br />
kunstkring. Buysse: “Een landschap van Claus, dat is werkelijk Vlaanderen. Dat is, in al zijn<br />
sterk kleurenpracht, het zachte, het intieme, het stille; dat is de tere harmonie, het fijn<br />
versmeltende van tinten, het fijntrillene van zonne-lucht en zonne-hemel”. 7<br />
Wanneer Buysse op 22 maart 1903 een opvoering van ‘Gezin van Paemel’ door het<br />
Multatulitheater bijwoonde in de Minardschouwburg, was Emile Claus eveneens van de<br />
partij. Claus sprak in een brief van 10 januari 1906 verder zijn waardering uit voor ‘Het leven<br />
van Rozeke van Dalen’: “ t’ Is den sterken fijnen gezonden reuk van dat deel uit ons<br />
Vlaanderen die men bij elke bladzijde ontmoet en die ge zoo mild uitstrooit bij ieder<br />
jaargetijde. Ik wandel op dien vlasgaard in den morgendauw, alsuuk het drukke en wemelend<br />
gedoe ten tijde van den uugst up den kouter bij die duizenden rozenstruiken: ja, als een<br />
reusachtige dankbedevaart van landelijke heerlijkheid en weeld”. 8<br />
Op 15 juni 1911 woonde Buysse samen met Emile Claus de begrafenis bij van de moeder van<br />
Maurice Maeterlinck.<br />
Beide vrienden zijn vanzelfsprekend aanwezig op 16 juni 1913, ter gelegenheid van de<br />
begrafenis van hun mentor Camille Lemonnier, samen met talrijke prominenten uit de wereld<br />
van literatuur en plastische kunsten.<br />
Gezamenlijke reizen<br />
Buysse en Claus waren allebei bezeten door reizen. Buysse hield vooral van Frankrijk, waar<br />
hij regelmatig zijn jeugdvriend Maurice Maeterlinck bezocht. Claus had een voorkeur voor<br />
Spanje, Algerije en Marokko. Hij ging het licht ter plaatse bestuderen en maakte<br />
aantekeningen.<br />
Samen met de andere bekende luministische schilder Albert Baertsoen 9 bezocht hij in 1898<br />
Buysse, die op dat ogenblik aan een depressie leed, aan de Italiaanse Riviera te Bordighera.<br />
In 1907 werd Claus aangezocht als jurylid voor de internationale tentoonstelling van het<br />
Carnegie Institute in Pittsburgh. Claus verbleef een maand in de Verenigde Staten. Als<br />
geboren causeur vertelde hij later zijn wedervaren in Pittsburgh, New York en Washington<br />
aan zijn vrienden. Zo is er een bekende foto van Leon Bazalgette, Emile Claus, Camille<br />
Lemonnier en Cyriel Buysse van april 1907 aan het ‘Roze Huis’ van Buysse in Afsnee.<br />
Verhaeren kwam net terug uit Rusland en vertelde honderduit. Maar ook Emile Claus die net<br />
zijn reis door Noord-Amerika achter de rug had, kon het gezelschap onderhouden met sappige<br />
verhalen.<br />
De welstellende Cyriel Buysse was één van de eerste bezitters van een auto. Samen met Claus<br />
en de Franse criticus Léon Bazalgette ondernam hij eind april-begin mei 1911 een reis door<br />
Bretagne, Normandië en de Loirestreek.
3108<br />
In juni 1912 trokken de drie vrienden nu samen met Lemonnier opnieuw voor een tiental<br />
dagen naar Bretagne. Buysse zou over deze trip het artikel ‘Centralisatie en ontvolking in<br />
Frankrijk’ schrijven. 10<br />
Het gezelschap Claus, Buysse en Bazalgette reisde begin juni 1913 opnieuw per auto naar<br />
Frankrijk en bezocht er o.m. Nancy, Pontcarlier, Orléans en Belfort. De reizen met de auto in<br />
Europa werden onderbroken door de vier oorlogsjaren.<br />
Tijdens de Eerste Wereldoorlog gingen hun wegen immers uit elkaar. Claus verbleef in<br />
Engeland en Buysse in Nederland. Toch zouden beide vrienden elkaar een paar keer in<br />
Londen ontmoeten en elkaar regelmatig schrijven. Op 5 november 1914 schreef hij aan<br />
Buysse dat hij “het gewoel en de smoor van Londen” ontvlucht was. Hij zou inderdaad<br />
geruime tijd in Wales verblijven.<br />
De Eerste Wereldoorlog was voor Claus nog een sterke periode, maar na 1918, toen hij was<br />
teruggekeerd in Astene, sloeg het luminisme als trend minder aan, hoewel het een hype was in<br />
die tijd om een schilderij van Claus te bezitten. Maar andere stromingen zoals dadaïsme en<br />
expressionisme kwamen sterk op de voorgrond. De twintigste eeuw was definitief begonnen.<br />
De bijna zeventigjarige Emile Claus slaagde er niet meer in een nieuw elan te geven aan zijn<br />
kunstenaarsschap. Hij bleef de charmante man en volksviend. Emile zou bijna alle dagen naar<br />
Deurle fietsen waar hij afstapte bij zijn “liefste” leerlinge Jenny Montigny en doorgaans ook<br />
zijn allerbeste vriend Buysse bezocht. Hij had weinig affiniteit met de jongere kunstenaars die<br />
in Latem waren neergestreken. Voor de oorlog was er wel een goed contact geweest met<br />
Albijn Van Den Abeele.<br />
Enkele jaren na de Eerste Wereldoorlog werden Bazalgette, Claus en Buysse opnieuw<br />
getroffen door de reismicrobe. In juni 1922 doorkruisen ze als oudere heren van stand<br />
Frankrijk met wagen en chauffeur. Buysse beschrijft deze reis die door een autodefect wordt<br />
afgebroken met veel kleur in ‘De Laatste Ronde’ (1923).<br />
In 1923 zijn Claus en Buysse nog paraat in Ter Hulpen voor een bijeenkomst van de vrienden<br />
van Camille Lemonnier, precies tien jaar na zijn overlijden.<br />
Het schielijke overlijden op 5 juni 1924 van Claus, enkele uren nadat ze samen te Deurle aan<br />
de Leieoevers hebben gezeten 11 , zou Buysse sterk aangrijpen: “Toen ik hem de volgende dag<br />
terugzag, lang hij roerloos op zijn doodsbed! Hij lag in rok en witte das, alsof hij naar een<br />
feest zou gaan. Het scheen alsof hij sliep, maar toch nog luisterde naar de geluiden van de<br />
wereld en of hij straks weer op zou staan en iets vertellen, zoals hij altijd had gedaan. Was<br />
dan nu werkelijk zo: gisteren naast mij aan de oever van de Leie; gisterenavond op zijn<br />
rijwiel, met zijn’caban’ en zijn rond hoedje; en slechts enkele uren later koud en roerloos als<br />
een marmeren beeld, gedost in staatsiekleren, voor het somber feest der eeuwigheid!” 12<br />
Deze tekst verscheen in de vermelde studie over Claus. Het ging hier niet zozeer om een<br />
kritische studie van zijn werk maar om een poging om “de charme” van Claus als mens en<br />
vriend weer te geven. Hij laat Claus herhaaldelijk aan het woord. Door middel van talrijke<br />
anekdotes komt een levendig en verrassend-juist portret van de persoonlijkheid van Claus tot<br />
stand. Hieruit blijkt dat zijn schilderijen uit het leven zijn gegrepen.<br />
Het boek werd net na diens overlijden geschreven. Buysse heeft het nog zeer moeilijk met het<br />
wegvallen van de kunstenaar, maar dat maakt vrij vlug plaats voor een meer optimistische<br />
noot: “Ik zeg, Claus leeft ten eeuwige dage in zijn werk; maar naast dat werk zoek ik de man,<br />
die het geschapen heeft: die wondere mens, dat levenstrillend wezen, die flikkerende ogen,<br />
die lange, fijne, aldoor bewegende handen, dat wonder van levenskracht en levenslust, dat zijn
3109<br />
overtollige volheid, zijn overrijke natuur als en magnetisch-aantrekkelijke kracht om zich<br />
uitstraalde. Wie hem ontmoette, kwam dadelijk en onweerstaanbaar onder zijn bekoring”. 13<br />
Buysse droeg het werk op aan koningin Elisabeth, die een grote bewonderaarster was van<br />
Emile Claus. 14<br />
Stefaan DE GROOTE<br />
1. Cyriel Buysse: “Emile Claus. Mijn broeder in Vlaanderen”, Van Rysselberge & Rombaut, Gent, 1925.<br />
Een vertaling in het Frans verscheen in 1926. De tekst werd eveneens opgenomen in deel zes van het<br />
‘Verzameld werk Cyriel Buysse’.<br />
2. En nu is te bezichtigen in het Museum van <strong>Deinze</strong> en Leiestreek.<br />
3. Antonin Van Elslander, Cyriel Buysse, herdenkingsmonografie samengesteld ter gelegenheid van zijn<br />
vijftigste verjaardag van zijn overlijden, Gent, 1982, blz. 37.<br />
4. Willy Van Den Bussche, Inleiding catalogus, Retrospectief Emile Claus, 1997, Gemeentekrediet, blz. 8<br />
en 9.<br />
5. Jan D’Haese, De Leie natuur en cultuur, Kunst aan de Leie, Lannoo, 1986, blz. 296.<br />
6 In Het Kunstblad.<br />
7. Verzameld Werk deel zeven, blz. 135.<br />
8. Antonin Van Elslander, o.c. , blz. 67.<br />
9. De families Baertsoen en Buysse waren met elkaar verbonden door de textielfabriek ‘Baertsoen-Buysse’<br />
in Gent.<br />
10. Verscheen in De Telegraaf van 7 juli en De Nieuwe Gazet van 15 juni 1912.<br />
11. Eén van de laatste werken van Claus was een portret op doek van Cyriel Buysse.<br />
12. Verzameld werk, blz. 1249 en 1250.<br />
13. Verzameld werk, blz. 1205<br />
14. Enkele uren voor het overlijden van Claus was koningin Elisabeth nog op bezoek geweest. Hij schilderde<br />
op doek de ruiker bloemen die ze had meegebracht, signeerde het en plaatste er zelfs het uur op.<br />
1918. Uit een stadsrekening van <strong>Deinze</strong> ( 1755 )<br />
Bron: Alg. Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, <strong>nr</strong>. 50781 ( 21 folio’s )<br />
Deze rekening over het jaar 1755 ( hier in een latere copie, op 20.01.1763 gemaakt door A.<br />
de Caigny) werd voorgelegd door Mr. Jacobus Franciscus van Landeghem, lic., med.,<br />
gecommiteerde ontvanger van Sieur Pieter Roelants, erfachtige ontvanger van de<br />
ommestelling ( hoofdelijke belasting ) van de stad <strong>Deinze</strong>. Uit de uitgaveposten citeren we<br />
hier enkele merkwaardigheden, waaruit o.m. blijkt dat de stad enig geld veil had voor<br />
kerkelijke aangelegenheden. Ook militairen trokken in 1755 en 1756 door <strong>Deinze</strong>. En niet<br />
alle stedelingen hadden het even breed.<br />
1. Prijzen voor catechismusonderricht<br />
( f° 12v° ) “Item betaelt aenden heer pastor deser stede ( = Cornelius van Puymbroeck ) de somme van<br />
twee ponden grooten over een jaer distributie vande prijsen aende jonckheijt commende naer de<br />
cristelijcke leeringe, dus hier over den jaere 1755”.<br />
( f° 15r° ) “Item betaelt aenden heer onderpastor der prochie van Ste Martens tot Peteghem binnen der<br />
Stede van Deijnse, tot een pond groote over een jaer distributie der prijsen aende jonckheijdt<br />
commende naer de christelijcke leeringhe, dus over den jaere verschenen 1754”.<br />
2. ( Processie- ) flambeeuwen voor de stadsmagistraat<br />
( f° 16r° ) “Item betaelt aen Sieur Pieter de Gruijtere de somme van vier ponden thien schellinghen<br />
grooten over leveringhe van negen flambeeuwen bij hem gedaen aen Bailliu, Burghmeestere &<br />
schepenen, midsgaders greffier der stede om daermede te honoreren het hoogweirdigh ( = het H.<br />
Sacrament ) op de ordinaire feestdaegen gedurende desen jaere 1755”.
3110<br />
3. Klokluiden en orgelspel<br />
( f° 16r° ) “Item betaelt aen Joannes Baptista van Oost, coster dezer stede, de somme van twee ponden<br />
ses schell. en acht grooten, te weten een pond groote ter causen het luijden van de vroeghmisse op de<br />
sondaegen & heijligdaegen en één pond ses schell. en acht gr. over het dreijmael daeghs te treckken<br />
de bede ( = het Angelus, een drieledig gebed, resp. om 6u., 12u. en 18u.) den tijdt van een jaer,<br />
verschenen den 20en novembre 1755”.<br />
(f° 16r° ) “Item betaelt aen Joannes Baptista d’Hersigny, organist deser stede, de somme van seven<br />
ponden grooten over een jaer bijlegh ter causen van het spelen op de orgele binnen de kercke deser<br />
stede, alsmede over het stellen ende gaedeslaen van de orlogie, dus over den jaere verschenen den<br />
20en novembre 1755”.<br />
( f° 18r° ) “Item betaelt aen Joannes van Honnacker de somme van een pondt seventhien schell. eene<br />
groote en ses deniers over de leveringhe van eenen clockreep ende stringen daertoe diendende, bij hem<br />
gedaen aende clocke binnen de kercke deser stede”.<br />
4. Slaapstro voor doortrekkende soldaten<br />
Een ander soort uitgaven zal de stad niet zo graag hebben besteed, maar oorlog breekt wet en<br />
ook Hollandse soldaten willen zacht en droog slapen…<br />
“Item betaelt aen d’heer Anthone de Caigny ( = stadsgriffier ) de somme van twaelf schell. gr. over bij<br />
hem ghelevert thebben 150 bondelen ( = bundels ) stroot geëmploijeert voor slaepstroot vande<br />
hollandsche troepen binnen dese stede gelogiert hebbende inde maent april vanden jaere 1755 in<br />
advenante van 8 schell. gr. de hondert bondelen”.<br />
Later wordt ook aan Joannes de Weert een bedrag van 14 schell. gr. betaald voor 200 bundels<br />
“slaepstroot” voor de Hollandse troepen die in <strong>Deinze</strong> zijn komen logeren op 15 october<br />
1756, en eveneens 1 pond 8 sch. aan Anthone de Vreese voor 400 bundels slaapstro aan de<br />
voornoemde Hollandse troepen.<br />
5. “Insolvente persoonen”<br />
Een andere rekeningspost betreft een opgave i.v.m. de ( belasting- ) achterstallen die enkele<br />
“insolvente persoonen” nog te vereffenen hadden aan de stadskas. Ziehier de lijst van die<br />
“debiteurs” ( bedragen in ponden/schellingen/groten/denieren ):<br />
De wed. Jacobus vander Straeten nog verschuldigd 5 sch. 7 gr. 6 den.<br />
Geeraert de Cock fs. Gilles 7 gr. 6 den.<br />
Ludovicus Plettinck 2 sch. gr.<br />
Jan Van Parijs 2 sch. gr.<br />
Lucas Algoet 13 sch. 11 gr.<br />
Jacobus de Zuttere 1 sch. 7 gr. 6 den.<br />
Pieter Allié 5 gr.<br />
Joannes Cannoot 10 gr.<br />
Joannes de Bouverie 1 lb. 4 sch. gr.<br />
Louis Joije 9 sch. 8 gr.<br />
Joannes de Loddere 6 gr.<br />
Rochus Kints 4 sch. gr.<br />
Jan Baptiste Arnoux 1 sch. 7 gr. 6 den.<br />
Frans van Aelst 2 sch. 5 gr.<br />
Jacobus vanden Bogaerde 2 sch. gr.<br />
Pieter de Smet 8 gr. 6 den.<br />
Pieter Biebuijck d’oude 1 sch. 6 den.<br />
Paul HUYS<br />
<strong>nr</strong>. 390
Maessprokkels<br />
3111<br />
Grootvaders vertellen: mondelinge overlevering<br />
De geschiedenis der volkeren begint wanneer iemand neerschrijft wat hij uit de vorige<br />
generaties heeft geleerd.<br />
Beda Venerabilis over de Angelen en Saksers<br />
Hrabanus Maurus en Eginhard over Karel de Grote<br />
Paulus Diaconus over de Longobarden<br />
Bisschop Gregorius van Tours over de Franken<br />
Jordanes over de Goten<br />
Saxo Grammaticus over de Denen<br />
Zij kunnen met wat ze vernomen hebben 200 jaar teruggaan en zelfs verder.<br />
Kan dat echt dat iemand uit mondelinge overlevering vertelt over 250 jaar geleden?<br />
Toetsen wij dat even aan ons zelf:<br />
Ik heb mijn grootvader (°1863) horen vertellen over wat zijn grootvader (°1800) hem<br />
vertelde. De oudste verteller die ik ooit hoorde was Fons, geboren 1847 die mij tijdens de<br />
oorlogsjaren – 1943 – over zijn leven vertelde; ik 17 jaar, hij 96 jaar.<br />
Stel nu dat Fons mij vertelt over wat zijn vader en grootvader (°1787 = soldaat van Napoleon)<br />
hem vertelde, en ik vertel dat nu aan mijn kinderen en aan mijn kleinkinderen (geboren in de<br />
jaren 1980), dan kunnen mijn kleinkinderen in 2040 aan hun kinderen en kleinkinderen dat<br />
doorvertellen. In 2100 schrijft iemand het op.<br />
Vergeten we nu niet:<br />
1) dat er vroeger veel meer verteld werd: er was noch radio noch televisie, er werd niet<br />
gelezen : vooral de lange vroeg-donkere winteravonden zaten de mensen samen thuis, meestal<br />
met drie generaties in de woning, bij de kachel of de haard want er werd maar één<br />
woo<strong>nr</strong>uimte verwarmd. Wat deed men dan?<br />
Samen zingen, vertellen, bidden. De verhalen werden vaak herhaald: “grootvader, vertel<br />
nog eens over de oorlog”. Er was altijd wel een goede verteller in de groep en de verhalen<br />
van grootvader over zijn grootvader en over wat die beleefd en verteld had over zijn vader en<br />
grootvader werden verteld en herverteld.<br />
Vergeten we niet<br />
2) dat doordat er niet gelezen en geschreven werd de mensen verplicht waren beter hun<br />
geheugen bij te houden. Ze onthielden door te herhalen en<br />
3) dat er meer bewustzijn was van familieverwantschap en stamverwantschap en er wel altijd<br />
iemand was die de historie onthield tot ze dan jaren later wel eens werd neergepend. En de<br />
ouderen hadden het woord en hoe ouder des te liever vertelden ze over het verleden.<br />
Al vertellend groeiden de daden en gebeurtenissen allicht in belangrijkheid en omvang :<br />
- “Grootvader, vertel nog eens over de oorlog …”<br />
(en grootvader vertelt … over zijn heldendaden)<br />
- “Grootvader, waartoe dienden al die andere soldaten dan?”<br />
Het spreekt vanzelf dat we kritisch moeten staan tegenover die mondelinge overlevering. Het<br />
menselijk geheugen is selectief : ik heb onthouden wat iemand anders is vergeten – en<br />
omgekeerd – over dingen die we samen beleefden. En over wat we samen onthouden hebben<br />
herken ik mijn belevenis nauwelijks : was het echt zo denderend? Ik dacht dat het maar een<br />
baggatelletje was.<br />
En dan zijn er dingen die verzwegen worden, omdat men er niet graag aan herinnerd wordt, of<br />
die verkeerd zijn afgelopen. Of geheimpjes waaraan we een binnenpretje hebben. Ga het<br />
maar na bij u zelf en rondom u.
3112<br />
Identiteit<br />
Wanneer we op reis gaan en in een grote of kleine stad verblijven, gaan we naar alles kijken :<br />
de kerk, zowel binnen als buiten, de schilderijen, het houtsnijwerk, de biechtstoelen, de<br />
preekstoel, het altaar. We bekijken het allemaal. Passeren we er voorbij een standbeeld, dan<br />
kijken we van wie het is en vaak is het “amper” een lokale grootheid waarover wij nooit iets<br />
gehoord hebben. Zien we ergens een gedenkplaat aangebracht aan een of ander gebouw, dan<br />
lezen we de tekst.<br />
Thuis lopen we aan al die dingen voorbij : we hebben ze er altijd geweten, zodanig dat ze ons<br />
niet opvallen. We kijken soms met enige verbazing naar de vreemdeling die naar onze<br />
monumenten kijkt. Eigenaardig toch, dat verschil in reactie. Hoeveel regelmatige<br />
kerkgangers hebben eigenlijk hun eigen kerk al eens grondig bekeken? Hoevelen hebben al<br />
eens gelet op de structuur van ‘hun’ kerk?<br />
Thuis is dat alles zo vanzelfsprekend; elders is alles zo opvallend beter, mooier, rijker. Elders<br />
hebben ze “grote figuren”, elders hebben ze “geschiedenis”. Bij ons thuis is er niets.<br />
Kennen we eigenlijk onze stad of ons dorp? Kennen we al datgene dat er al lang stond toen<br />
we nog kind waren? Die man voor wie een gedenkplaat werd aangebracht is toch eigenlijk<br />
niet veel zaaks. Elders is het allemaal interessanter.<br />
Of zijn wij een volk zonder geheugen geworden? Wij gaan er bewonderend op in als anderen<br />
chauvinistisch hun geschiedenis groot maken. Onze eigen geschiedenis kennen we niet ; of<br />
we minimaliseren. De “guide bleu” of de “guide michelin” hebben we echter – terecht - bij<br />
de hand als we op reis gaan.<br />
En toch bloeien bij ons vele historische kringen en heemkringen die teren op plaatselijke<br />
situaties. Ze bereiken echter maar een beperkt publiek, meestal van niet-jonge mensen. Jonge<br />
mensen staan wat huiverig tegenover geschiedenis. Omdat ze op school er niet veel van<br />
geleerd hebben er ook niet veel belangstelling voor kunnen opbrengen. Ze kunnen immers in<br />
hun eigen korte leven nog niet terugkijken ; dat komt wel. En vrouwen? Die hebben immers<br />
liever “geen verleden”. Dat is toch ook de reden waarom vrouwen ongraag hun leeftijd<br />
meedelen. Een “vrouw met een verleden” … (of niet soms?)<br />
Maar leven zonder geheugen is gestoord leven ; is intellectuele dementie. En een volk, of een<br />
streek of stad zonder geschiedenis, is als een mens zonder geheugen : dement. Dat volk, die<br />
streek of stad heeft de eigen identiteit verloren. Uw identiteit kwijt zijn is een ramp.<br />
Marc Eyskens zou dat in zijn boek “Bron en Horizon” de verMENning noemen : iedereen<br />
wordt “men”. Het “IK” verdwijnt in de grauwe massa. Wij zijn al lang niet meer op zoek<br />
naar een vaderland. Wel op zoek naar een eigen identiteit… ten minste diegenen die ze<br />
vergeten, verloren zijn.<br />
Verscheidenheid van identiteit is een typisch Europees verschijnsel. Europeanisering is de<br />
bevestiging van Europese eenheid, op een grote inherente verscheidenheid geënt. Zoals een<br />
individu bestaat in een gemeenschap en er zichzelf moet kunnen zijn, zo ook bestaat de eigen<br />
eigengeaardheid van de groep in een groter geheel. Dat is Europese verscheidenheid. En<br />
daarom had August Vermeylen gelijk toen hij in 1898 reeds vooropstelde : “Wij moeten<br />
Vlamingen zijn om Europeeër te worden”. Wij moeten ons zelf zijn om niet te verworden tot<br />
niets in het concert van Europese verscheidenheid.<br />
“Word uzelf, zei ik tot iemand ; maar hij kon niet, hij was niemand” dichtte in de 18 de eeuw<br />
de Genestet. En hij heeft nog altijd gelijk.<br />
En de Griekse wijsheid, dat het begin van de alle wijsheid is zichzelf te kennen, is ook nog<br />
altijd geldig.<br />
Het leven begint thuis. En dan pas gaan we op reis. Gaan we nog altijd op reis om te leren?
3113<br />
Wij leerden het toch zo : “Wij reizen om te leren door heel het land, en hebben als we keren<br />
ook meer verstand.”<br />
Is het nog zo? Of reizen we om ergens te liggen liggen?<br />
Wat denk jij erover?<br />
Dat heb ik op school geleerd<br />
Op school hebben we veel geleerd, als we ten minste wat aandacht opbrachten. Ik ben<br />
alleszins tevreden over mijn scholen, al heb ik destijds wel veel gesakkerd over die<br />
vervelende school.<br />
Maar we leerden er ten slotte veel ; en we leerden er werken en studeren. Maar we leerden er<br />
ook verkeerde dingen.<br />
Zo was het op school gebruikelijk dat jongens met de familienaam werden aangesproken en<br />
vaak ook mekaar zo noemden, jazelfs de voornaam, die toch ook de roepnaam is, niet kenden<br />
of ten minste nooit gebruikten. Uit de school (en niet “ ‘tschool ”) stamt de slechte gewoonte<br />
eerst de achternaam te noemen en dan de voornaam. De achternaam vooraan zetten en de<br />
voornaam achteraan zetten is toch niet erg logisch ; druist trouwens in tegen het gewone<br />
taalgebruik. Het past wel in de alfabetische volgorde, die echter louter administratief is,<br />
zowel op school als bij het leger. Voor de rest is het een slechte en lelijke gewoonte.<br />
We leerden op school ook verkeerd op vragen te antwoorden.<br />
Toen de schoolmeester (of moet het onderwijzer zijn?) vroeg :<br />
- Wie weet iets over Y ?<br />
staken altijd wel enkelen de vingers op, of knipten met de vingers (nog een lelijke gewoonte)<br />
om te mogen zeggen wat ze wisten over Y. Maar dat was eigenlijk antwoorden op de vraag<br />
die nog moest komen. Stel je voor dat Piet zou geantwoord hebben :<br />
- Meneer, Jan weet daar iets over (maar ik niet).<br />
Dan was dat antwoord correct (op voorwaarde natuurlijk dat Jan daar echt iets over wist). Of<br />
stel je even voor dat de onderwijzer vroeg :<br />
- Weet je iets over Y (hij zei wellicht wel : wete gij iets, of wete gulder iets over Y) en je<br />
antwoordde doodgewoon : “Ja.” (punt gedaan), of je antwoordde doodgewoon : “Ja meneer ;<br />
want we moesten altijd met twee woorden antwoorden (was “ja ja” dan ook goed?) Dan kon<br />
dat korte antwoord juist zijn. Maar wie zou het aangedurfd hebben de vragen zo letterlijk te<br />
begrijpen?<br />
Men heeft thans de basis inspraak gegeven. Na een uiteenzetting door deskundigen en daarna<br />
door de politicus (die is immers deskundig op alle terreinen?) wordt door de gespreksleider –<br />
de moderator – van het paneel (Engels uitspreken!) gevraagd :<br />
- Wie wenst het woord?<br />
of<br />
- Wie heeft een vraag te stellen?<br />
Eigenlijk zit hier nog de schoolmeestersfout, want ik zou kunnen mijn vinger opsteken, recht<br />
gaan staan en zeggen dat meneer Janssens het woord wenst of een vraag wenst te stellen.<br />
Of de moderator vraagt :<br />
- Wenst iemand het woord?<br />
En ik knip met mijn vingers en zeg bvb.<br />
- Neen, meneer de moderator, niemand wenst hier nog het woord ; we zitten hier al lang<br />
genoeg te luisteren.<br />
En dan heb ik direct op de vraag geantwoord.<br />
De moderator vraagt bij het begin van de inspraakvergadering :<br />
- Mag ik vragen niet te roken?
3114<br />
Ik antwoord (liefst in stilte) : natuurlijk mag je dat vragen. Maar die vraag includeert nog niet<br />
dat ik niet mag roken.<br />
“Niet roken a.u.b.”<br />
Maar wat als het me niet belieft niet te roken?<br />
Op een vraag of een verzoek mag toch negatief geantwoord worden.<br />
“Vragen staat vrij, en het weigeren (refuseren) staat erbij.”<br />
is toch een wijd en zijd gekende spreuk.<br />
De school heeft ons dus geleerd te antwoorden op een vraag die nog moet komen.<br />
Nu ja ; in de toekomst kijken is geen slechte eigenschap.<br />
Of zie je het anders?<br />
1919. Een vrouw uit Grammene, vermoord door Jan de Lichte (1748)<br />
In het oude archieffonds Grammene/Machelen in het Rijksarchief te Gent steekt o.m. een<br />
bundel documenten 1 , waarin een dossiertje voorkomt betreffende de moord op Marianne de<br />
Smet, dochter van Lieven ; zij was de vrouw van Pieter Bovijn (“milice”, d.i. soldaat, “voor<br />
dese prochie gheënghageert ten jaere 1747”) en woonde in Grammene. Op 16 augustus 1748<br />
werd zij daar vermoord gevonden, in de buurt van een herberg, genaamd “de Snack” (of “het<br />
Snackxkens”) en bewoon d door ene Joseph van Overberghe 2 . Op bevel van de baljuw van<br />
Grammene werd een lijkschouw uitgevoerd door doctoor (lic. med.) Meester He<strong>nr</strong>icus vanden<br />
Poel, residerende te Wakken, en door de Machelse chirurgijn Sieur Joannes Albertus Rosselt,<br />
een gewezen militair “wondarts”, afkomstig uit Duitsland 3 . Zij bevonden dat de vermoorde<br />
vrouw getroffen was door diverse “vuurschoten (kogels ofte ballen)”, nl. in de beide armen en<br />
in de dij (waardoor het heupbeen vermorzeld was) en eveneens door verschillende steken van<br />
een mes of een “poignaert” of een “bayonette”, o.m. onder de hals (penetrerende het<br />
sleutelbeen tot op het borstbeen), in de rug (penetrerende dwars door de longen) en tussen<br />
meerdere ribben.<br />
Uit andere documenten in hetzelfde dossiertje blijkt dat ene “Jan de Lichte, wesende eenen<br />
causdrager, vremde ende andersins onbekent, met Marie van Dorpe, syne huysvrauwe,<br />
viament (Fr. véhément = hevig, zeer) suspect syn van desen mort begaen thebben”.<br />
De dieven- en moordenaarsbende van Jan de Lichte is – ook na ruim twee en een halve eeuw<br />
– voldoende bekend en berucht gebleven zodat we daar niet verder moeten over uitweiden.<br />
We beperken ons ertoe, even te herinneren aan het “einde” van de bende, waarvan de meeste<br />
leden in Aalst werden veroordeeld en terechtgesteld : Jan de Lichte zelf (°Velzeke, 25 jaar<br />
oud) werd op 13 november 1748 (drie maand dus na de moord in Grammene) geradbraakt ;<br />
zijn “vrouw” Maria van Dorpe (°Huise , ca. 29 jaar) werd veroordeeld tot geseling,<br />
brandmerking en levenslange verbanning , maar wegens haar zwangerschap werden de twee<br />
lijfstraffen niet uitgevoerd.<br />
Tot die bende van Jan de Lichte (over wie Louis Paul Boon twee merkwaardige romans<br />
schreef, m.n. “De bende van JdL” en “De zoon van JdL”) behoorden ook enkelen uit de streek<br />
van <strong>Deinze</strong> :<br />
- Jozef Le Houcke (°Gottem, 46 jaar) : op 11.10.1748 opgehangen.<br />
- Joanna van Dorpe (°Astene, ca. 23 jaar) : op 29.10.1748 veroordeeld tot geseling,<br />
brandmerking en levenslange verbanning (wegens zwangerschap werden de twee<br />
lijfstraffen niet uitgevoerd) ; haar man, Pieter van Cauwenberghe, bijgenaamd de<br />
Wanlapper, uit Michelbeke, werd veroordeeld tot de galeien.<br />
- Gabriël vander Cruyssen (°Petegem / D., ca. 23 jaar) op 14.11.1748 opgehangen.
3115<br />
- Josephine Hermans (°Petegem / D., ca. 50 jaar) : op 20.11.1748 gegeseld en ver-<br />
bannen voor 20 jaar.<br />
- Marten Cleefs (°Petegem / D., 45 jaar) : op 20.11.1748 veroordeeld tot twee uren<br />
schandpaal, geseling en verbanning voor 20 jaar ; zijn vrouw, Françoise Lauwaerts<br />
(°Nazareth, ca. 33 jaar) werd dezelfde dag veroordeeld tot geseling (wegens<br />
zwangerschap niet uitgevoerd) en eveneens 20 jaar verbanning.<br />
- Françoise Vermeulen (°Nazareth, ca. 28 jaar) : op 21.11.1748 veroordeeld tot<br />
geseling en verbanning voor 20 jaar.<br />
- Gillis Vermeulen (°Gottem, 27 jaar) en zijn vrouw Philippine de Bo (°Grammene, 28<br />
jaar) werden allebei op 21.11.1748 voor 3 jaar verbannen.<br />
- Joseph van Overberghe (°Grammene, 53 jaar) – in de buurt van wiens herberg het<br />
lijk van Marie de Smet was aangetroffen! – kreeg op 07.12.1748 twee uur schandpaal<br />
en 6 jaar verbanning.<br />
- Jan Willocq (°Petegem, 41 jaar) kreeg op 11.12.1748 alleen maar een boete<br />
(buiten verband met de bende-activiteiten). 4<br />
Over dat destijds geruchtmakend proces (waardoor Jan de Lichte en zijn “bende” voorgoed<br />
bewaard bleven in ons collectief geheugen, net zoals dat het geval is voor die andere “bende<br />
van Baekeland”, een goede halve eeuw later …) alleen nog dit : de vonissen van dat monster-<br />
proces werden in 1749 in Gent gedrukt en uitgegeven (bij de wed. Petrus de Goesin) ; een<br />
facsimile-editie ervan verscheen een kwarteeuw geleden in het Jaarboek van de “Zottegemse<br />
Culturele Kring” (jrg. 1977-78), als bijlage bij de Jan de Lichte-studie van Danny Lamarcq.<br />
Zie ook het tijdschrift van de Heemkundige Vereniging “De Gonde”, Melle, jrg. 24 (1996),<br />
<strong>nr</strong>. 1 blz. 25-44, en W.L. Braekman, “De Nazarethse bende van Coben den Beer en die van<br />
Jan de Lichte”, in “Oostvlaamse Zanten”, jrg.71 (1996) blz. 47-54.<br />
1. Rijksarchief Gent, Oud archief Grammene/Machelen, <strong>nr</strong>. 29.<br />
2. Volgens de herbergentelling van 1779 was “de Snack” een “geneverhuys ofte brandewynkot”, omstreeks<br />
1730 “begonst sonder jemants permissie”. Deze herberg bevond zich ongeveer een kwartier gaans<br />
noordwaarts van de kerk, “staende ten uytcante vande prochie tusschen de waerande ende driesch”, langs de<br />
dorpsweg van de Dries naar Grammene en de dorpsweg van de Warande naar Gottem. Zie K.O.K.-Jaarboek<br />
XLVI (1979), blz. 167.<br />
3. Zie K.O.K.-Jaarboek XLV (1978), blz. 114-125 (een studie van Raf Van den Abeele, ere-burgemeester van<br />
Latem-Deurle, over J.A. Roselt), met afb. van de akte van de Grammense lijkschouwing op blz. 94.<br />
4. Het is onzeker of deze Jan Willocq geboortig was van Petegem-<strong>Deinze</strong> of van Petegem-Oudenaarde.<br />
1920. Kijk uit: Napoleon komt eraan!<br />
Paul HUYS<br />
<strong>nr</strong>. 391<br />
Op Canvas zal vanaf 2 januari 2004 acht vrijdagen na elkaar het historisch epos van Napoleon<br />
te zien zijn, telkens om 21.00u.<br />
Ik citeer uit “Tijdingen uit Leuven” (Tijdschrift van de Vereniging Historici Lovanienses), <strong>nr</strong>.<br />
131, p. 14 e.v.:<br />
“Uitgangspunt is de populaire biografie van Napoleon door Max Gallo, historicus en de<br />
vroegere woordvoerder van president Mitterand. Het scenario werd geschreven door Didier<br />
Decoin, lid van de Académie Goncourt en van 1994 tot 1996 directeur Fictie van France 2…<br />
De serie telt niet minder dan 150 personages. De hoofdrollen worden vertolkt door grote<br />
namen als de zeer veelzijdige Christian Clavier (Napoleon), een alweer imposante Gérard
3116<br />
Depardieu (de door de wol geverfde binnenlandminister en baas van de geheime politie<br />
Fouché) een vlijmscherpe John Malkovich (de volop intrigerende en eigenzinnige diplomaat<br />
en buitenlandminister Talleyrand), Isabella Rossellini (Napoleons grote liefde Joséphine de<br />
Beauharnais), Anouk Aimée (moeder Letizia Bonaparte), e.v.a.<br />
Daarnaast zijn er liefst 20.000 figuranten voor de vele actiescènes en veldslagen. Er werden<br />
3000 paarden ingezet, 800 geweren gebruikt en 40 kanonnen. De opnames duurden een half<br />
jaar en gebeurden in Frankrijk, Tsjechië, Ooste<strong>nr</strong>ijk, Hongarije, Sint-Helena, Canada en<br />
Marokko. Er werden zo’n 150 decors getimmerd en 4500 kostuums gemaakt, die de<br />
opeenvolgende modes tussen 1795 en 1820 nauwgezet volgen.<br />
Napoleon is een grandioze productie geworden, die de kijker meeneemt van het kleine eiland<br />
Corsica naar de grenzen van Europa, de woestijnen van Egypte en de Russische taiga, om via<br />
de modder van Waterloo te eindigen op een nog kleiner eiland dan waar het begon. Tegen het<br />
halsbrekende ritme van de luitenant die generaal en keizer wordt, en tegelijk ook echtgenoot<br />
en vader is, broer en zoon, meestal zelfzeker, onstuimig en visionair, maar af en toe ook in<br />
zichzelf gekeerd en klein”.<br />
1921. De oudste armendisrekeningen van <strong>Deinze</strong>-OLV (late 16 de eeuw)<br />
W. J.<br />
De armendis (ook genoemd de H. Geesttafel) was de middeleeuwse voorloper van de latere<br />
“bureaus van weldadigheid” (= commissies van openbare onderstand, nu OCMW). De<br />
armendis was in oorsprong een kerkelijke aangelegenheid. Wel zijn de “dismeesters” terdege<br />
te onderscheiden van de “kerkmeesters” (= de latere kerkfabriek). Beide kerkelijke<br />
instellingen (met totaal verschillende doelstellingen en werking) hadden immers elk een apart<br />
bestuur, met een eigen beheer en dus ook eigen rekeningen.<br />
In deze korte bijdrage hebben we het over de oudste bewaard gebleven disrekeningen van de<br />
armendis van de Onze-Lieve-Vrouwekerk van <strong>Deinze</strong> 1 . Ook de Sint-Martinuskerk van<br />
Petegem had een eigen armendis, met eigen rekeningen 2 , waarvan de oudstbewaarde evenwel<br />
pas van 1632 dateert, terwijl die van <strong>Deinze</strong> van 1585-1586 dagtekent.<br />
De oudste Deinse disrekening (van bamis 1585 tot bamis 1586) werd opgemaakt in een<br />
platgebrande, geplunderde en quasi geruïneerde stad, die er een paar tientallen jaren over zou<br />
doen om weer enigszins tot leven te komen. Het verklaart ook waarom alle vroegere<br />
disrekeningen compleet en onherroepelijk verloren zijn gegaan. En zelfs de rekening 1585-<br />
1586 draagt zichtbaar de sporen van de tijd : het document (22 folio’s) is sterk gehavend, het<br />
papier “melaats” (en slechts met uiterste omzichtigheid te hanteren), aan de randen<br />
rondomrond aangevreten, zodat (kleinere) brokken tekst verloren zijn gegaan … Habent sua<br />
fata libelli et documenta archivalia!<br />
Dat <strong>Deinze</strong> zo weinig bewoond was, verklaart allicht ook dat de financiële middelen van de<br />
armendis vrij gering waren. Het totaal van de ontvangsten (f° 1-20r°) bedraagt amper 114<br />
pond 9 schellingen parisis, dat van de uitgaven (f° 20v°-22) amper 67 pond 6 schellingen 6<br />
denieren parisis, zodat de rekening sloot met een batig saldo van 47 pond 2 schellingen 6<br />
denieren parisis. Een som van goed 47 pond parisis is nét geen 4 pond groten …<br />
Als er weinig bewoners zijn, zijn er ook weinig armen en kan de armendis spaarzaam<br />
omspringen met de geldmiddelen. Toch vinden we enkele uitgaven vermeld, die rechtstreeks<br />
aan armlastigen en goede kwamen.
3117<br />
De grootste uitgave voor een behoeftige bedroeg 17:5:0 pond par., d.i. zowat 15% van de<br />
totale ontvangsten of zowat 25% van het totaal der uitgaven!<br />
”Item betaelt voor het onderhauwen van Nele van Sent Tomaes in haren noot<br />
” ten diveerschen stonden, blijckende bij billetten : xvij £ v sch. (par.).<br />
Drie andere behoeftigen werden ook met « aalmoezen » bedacht, voor heelwat kleinere<br />
bedragen :<br />
“Item ghegheven in aelmoessen om Ghyoot vanden Hende – comt 24 sch. par.<br />
”Item ghegheven in aelmoessen om Jan de Vriendt - 3 £ par.<br />
“ Item ghegheven in aelmoessen om Pieryne Brouckaerts (bedrag “weggevreten”!)<br />
Diezelfde Jan de Vriendt zullen we ook in de eerstvolgende armendisrekening nog eens<br />
opnieuw ontmoeten – daarover straks meer.<br />
“Onderhauwen” en “aelmoessen” zijn natuurlijk vrij algemene en dus wat vage termen om er<br />
de aard van de verleende bijstand (in geld? in natura?) mee aan te duiden. Toch is er een<br />
enkele uitgavenpost met een nauwkeuriger omschrijving van de aard van de dienstverlening –<br />
en we vernemen bovendien de naam van een (ons tot nog toe onbekende) chirurgijn die<br />
hiervoor werd betaald :<br />
”Item ghegheven in aelmoessen ten diveersschen stonden Lieven van Reckem<br />
”metgaders het meesteren van zijnen beene bij Mr. Pieter vanden Driessche 3<br />
”pond parisis ende noch bij biletten totte somme van 5 £ 12 sch. parisis.<br />
Nog iets over de ontvangsten, waarvan de opsomming het grootste deel van de rekening in<br />
beslag neemt. De ontvangsten komen uit pacht of andere opbrengst van gronden, betaling van<br />
renten en/of leningen, bijdragen van schuldenaars, en soms vrijwillige giften. Ook de<br />
“ontvangstposten” bevatten interessante gegevens (over personen, bezittingen enz.), waarop<br />
we hier evenwel niet ingaan.<br />
* * *<br />
Tien jaar later moet <strong>Deinze</strong> zich al behoorlijk hersteld hebben van de ergste verwoestingen en<br />
verliezen. De armendisrekening van bamis 1593 tot bamis 1595 (de op een na oudste die<br />
bewaard bleef) omvat 32 folio’s, die er in materieel opzicht iets beter uit zien, maar ook hier<br />
zijn de papierranden nogal gehavend … Maar inhoudelijk vertoont deze disrekening toch al<br />
een heel ander financieel beeld :<br />
ontvangsten : 1391 pond 17 sch. 5 den. parisis<br />
uitgaven : 555 pond 2 sch. 11 den. parisis<br />
batig saldo : 836 pond 2 sch. 11 den. parisis.<br />
De ontvangsten over 1593-1595 bedragen dus meer dan het twaalfvoud (!) in vergelijking met<br />
die van 1585-1586 (1391 t.o.v. 114 £), de uitgaven iets meer dan het achtvoud<br />
(555 t.o.v. 67 £). Het batig saldo a° 1595 is zelfs achttien maal (!) groter dan dat van 1586<br />
(836 t.o.v. 47 lb.)… Rijke armendis!!?<br />
Weer buigen we ons niet over de inkomsten, maar beperken we ons tot enkele uitgaven, in de<br />
eerste plaats uitgaven die rechtstreeks aan de armlastigen zelf ten goede gekomen.<br />
Eerst Jan de Vriendt, die we al uit de vorige rekening kennen… Alweer behoort hij, mét zijn<br />
gezin, tot de noodlijdenden :<br />
”Item betaelt an Jan de Vriendt voor hem ende zijn huusghesin als aelmoesse<br />
”per ordonnantie in daten viij febr. (15)95 : 6 £ par.<br />
Maar het is hem minder goed vergaan, zoals blijkt uit een andere uitgavenpost :<br />
”Voor tmaken van tgraf van Jan de Vriendt : 20 sch. par.<br />
Ook andere uitgavenposten betreffen zijn kist, de (armen)uitvaart enz. Hier vervult de
3118<br />
“armendis” echt zijn rol van “sociaal vangnet” voor de minder of minst gegoeden.<br />
Er zijn nog andere steuntrekkers uiteraard. En de vorm van steunverlening kan variëren : in<br />
geld, of ook in natura (verwarmingskosten, kledij, schoeisel, voedsel, drank enz. enz.).<br />
Enkele voorbeelden :<br />
”Item betaelt an Neelken Seghers per ordonn. 17.2.95 tot 2:8:0 £ par.<br />
”Item betaelt an de zelve voor eenen rock ende lijfveken tot 18 £ par.<br />
”Item betaelt an Jan de Trompere voor 2 paer schoens om<br />
”Potters kinderen q(uic)t(ance) : 3:16:0 £ par.<br />
”Item betaelt Grietgin van Rijckegem ende ghelevert tot<br />
”xv mutsaerts (=15 houtbussels) qt. 30 sch. par.<br />
”Item betaelt an Jan Tuijtschave(re) als bij hem ghelevert<br />
”bier ende haudt om Grietgin van Rijckeghem ligghende in<br />
”haeren noot tot 2:2:0 £ par.<br />
Ook anonieme, discrete hulpverlening (getuigend dus van een fijnere beschavingsvorm) bleek<br />
mogelijk, zoals blijkt uit de volgende uitgavenpost, die tweemaal voorkomt :<br />
”Betaelt aen secrete aelmoesse – 6 pond par.<br />
En ook in deze rekening komt een uitgavenpost voor betreffende medische verzorging en<br />
opnieuw levert het ons de naam op van een chirurgijn die ons nog niet uit een andere<br />
archiefbron bekend was :<br />
”Item betaelt Mr. Pauwels van(der) Swalm over de cuere ghedaen an t’been<br />
”vanden Scoelappere, par ordonnantie tot 6 pond parisis.<br />
We laten het hierbij, als kennismaking met een soort archiefdocument dat zelden<br />
geraadpleegd wordt, maar waarvan de lectuur (hopen we toch) ook boeiend en<br />
inzichtverrijkend kan zijn. Maar alvast nog één enkele uitgavenpost, die ons een beetje<br />
intrigeert :<br />
”Item betaelt Eustacen de Keijsere, onderbailliu, van t’executeren Jan<br />
”Everaert 10 en octobris (15)94 tot 30 sch. par.<br />
Wie was deze Jan Everaert? En waarom werd hij door de Deinse onderbaljuw<br />
“geëxecuteerd” (als we tenminste de tekst van de disrekening “letterlijk” mogen lezen)? Was<br />
deze Jan Everaert een <strong>Deinze</strong>naar 3 of iemand van elders, die in <strong>Deinze</strong> was opgepakt en er<br />
terechtgesteld werd? Was hij een misdadiger van gemeen recht? Of was hij misschien een<br />
“kettersche vijant”, die in deze tijden van felle godsdienstoorlog de Roomse overheid in<br />
handen was gevallen? De “vrijbuiters” waren hier toentertijd nog heel actief en bezetten als<br />
uitvalsbasis het bolwerk Oostende, dat pas in 1604 weer in Spaanse handen kwam! En<br />
waarom komt een executie door een wereldlijke macht in een (kerkelijke!) armendisrekening<br />
terecht? We verwachten die immers veeleer in een stads- en/of een baljuwsrekening …<br />
Méér vragen dan antwoorden dus: dàt maakt precies deel uit van het “zoekgenot” van wie<br />
graag in oude archiefpapieren snuistert.<br />
Paul HUYS<br />
<strong>nr</strong>. 392<br />
1. Rijksarchief Gent, Armendisrekening O.-L.-Vrouw-<strong>Deinze</strong>, <strong>nr</strong>. 64 (bundel bevat de rekeningen 1585-1586,<br />
1593-1595, 1608-1610, 1610-1612 enz.)<br />
2. Rijksarchief Gent, Armendisrekening Sint-Martinus Petegem/Leie, <strong>nr</strong>s. 3-9, incl. 8bis (acht bundels,<br />
bevattende de rekeningen van 1632-1641, 1662-1677, 1692-1705, 1706-1719, 1722-1729, 1734-1737,<br />
1776-1779 en 1790-1795) : er zijn dus nogal wat lacunes binnen dat tijdsverloop van ruim anderhalve<br />
eeuw!
3119<br />
3. Een Jan Everaert was, blijkens het Deinse 20 e -penningkohier van 1571, pachter van het Goed ter Kruisen<br />
op <strong>Deinze</strong>-buiten (zie K.O.K-Jaarboek 1986, blz. 98). We hebben uiteraard niet de minste zekerheid dat de<br />
Deinse landbouwer van 1571 ook de “geëxecuteerde” van 1595 was ; het kan evengoed gaan om een<br />
toevallige naamgelijkheid van twee verschillende personen.<br />
Maessprokkels<br />
De gebroeders Grimm<br />
Ik denk dat iedereen de naam Grimm kent en dan onmiddellijk denkt aan de gebroeders<br />
Grimm van de sprookjes. Hoogstwaarschijnlijk weet dan ook iedereen dat het om twee broers<br />
gaat, die samen bergen werk hebben verzet om niet alleen die sprookjes maar heel veel meer<br />
op het stuk van taalkunde en germanistiek te verzamelen, te ordenen en er de logica uit te<br />
halen. De sprookjes vormden daarbij slechts een randverschijnsel.<br />
Die twee broers verschilden amper een jaar in leeftijd: Jacob werd in 1785 geboren, Willem in<br />
1786. Er waren echter meer dan twee broers Grimm; er waren er namelijk acht en ze hadden<br />
één zuster. De broers werden in ijltempo geboren:<br />
Friedrich Hermann Georg in 1783 geboren ( in ’84 gestorven )<br />
Jacob 1785 - 1863<br />
Wilhem 1786 - 1859<br />
Carl 1787 – 1852 ( taalleraar en koopman )<br />
Ferdinand 1788 – 1844 ( boekenhandelaar en schrijver )<br />
Ludwig Emil 1790 – 1863 ( tekenaar schilder )<br />
Friedrich 1791 - 1791<br />
Charlotte Amalie 1793 – 1833 die ze allemaal “Lotte” noemden<br />
Georg Eduard 1794 – 1795<br />
Drie van de acht zoons stierven als baby. Vader, geboren in 1751, stierf in 1796; moeder,<br />
geboren in 1755 stierf in 1808.<br />
Letten we even op de voornamen: vader heette Philipp Wilhelm; grootvader heette Friedrich<br />
( 1707 – 1777 ) en overgrootvader heette ook Friedrich ( 1672 – 1748 ), vandaar dat de<br />
eerstgeboren zoon ook Friedrich heette; de zevende zoon was weer een Friedrich. Er waren<br />
zeven zoons in ononderbroken zone<strong>nr</strong>ij. Moeder heette Dorothea Zimmer; haar moeder<br />
heette Anna Elisabeth Boppo en haar vader Johann Hermann ( en let nu op de tweede naam<br />
van de eerstgeboren zoon: Hermann van moeders vader, de eerste naam naar vaders vader ).<br />
Er zijn, ook nu nog, heel wat mensen die met hun tweede voornaam aangesproken worden.<br />
Van de vijf volwassen broers was alleen Wilhelm gehuwd. Hij had vier zoons. Zijn zoon<br />
Hermann ( 1828 – 1901 ) werd literatuurhistoricus, kunsthistoricus en Goethekenner.<br />
In de Duitse literatuur is er nog een Hans Grimm ( 1875 – 1959 ) die waarschijnlijk niets te<br />
maken heeft met de afstamming van de broers Grimm.<br />
In de Duitse literatuur is er nog zo een bekend broederpaar: Heirich Mann ( 1871 –<br />
1950 ) en Thomas Mann ( 1875 – 1955 ), beiden te Lubeck geboren, in een mooie Hanzastad.<br />
Thomas Manns bekendste werk is Buddenbrooks, of is het Krull, of de Toverberg, of de dood<br />
in Venetië, zelfs allemaal op TV gekomen of in de film. Van Hei<strong>nr</strong>ich Manne noem ik alleen<br />
“De Blauwe Engel”. Klaus Mann ( 1909 – 1949 ); zoon van Thomas, was journalist, auteur,<br />
toneelcriticus, en speelde samen met zijn zuster Katia revue en cabaret. Thomas Mann had<br />
nog een jongere zoon: Golo, die historicus werd en auteur van gedegen en meestal zeer<br />
omvangrijke werken, bvb. over Wallenstein, een studie van meer dan 1100 bladzijden, en<br />
evenveel over een overzicht van de 19 de en 20 ste eeuw.<br />
Het zit soms in de familie.
3120<br />
Kleurig<br />
Uit WO II kennen we witten en zwarten; Maurice De Wilde besloot een uitzending daarover<br />
met de bewering dat er veel grijs was ( hij bedoelde dat beide kleuren maar vaag te<br />
onderkennen waren, lichtzwart, donkerwit).<br />
Wanneer men in Duitsland van “een zwarte” spreekt bedoelt men iets anders: dat is een<br />
klerikaal, iemand die “aan de rokken van de pastoors hangt”, iets wat praktisch niet meer kan,<br />
symbolisch wel. Het nationaal socialisme in uniform werd ooit “ het Bruine Bolsjewisme”<br />
genoemd. ( het bruin van de SA en van de HJ-Hitlerjugend ). Het Russisch bolsjevisme was<br />
vuurrood. In het politieke spectrum spelen nu ook de groenen mee. Daensisten waren<br />
destijds de groene socialisten. Onze groenen van vandaag zijn soms roder dan rood. Voor de<br />
oorlog bestond er hier een grijze brigade die tijdens de oorlog zwart werd. Tegenstanders<br />
maakten daarom een witte brigade. Rode brigades vochten in de Spaanse burgeroorlog tegen<br />
generaal Franco. Er bestaan nu roze jongens. ( Vroeger ook; maar toen hielden ze zich stil en<br />
liefst onopgemerkt ).<br />
Tijdens de Franse revolutie waren er Witten, de royalisten, en Blauwen, de<br />
republikeinen naar de hoofdkleur in de toen zeer kleurige legeruniformen. De witten<br />
nagelden blauwe gevangen aan de poorten van de schuren, of wierpen ze in de waterputten<br />
van stad of dorp, waar de inwoners hun huishoudelijk water kwamen oppompen. De blauwen<br />
deden het eenvoudiger: lieten de gevangenen een gracht graven, lieten dan de gevangenen op<br />
een rij bij de gracht zich opstellen om neergeschoten te worden. De helft van het<br />
begrafeniswerk was meteen gedaan. In WO II werd dit systeem nog toegepast.<br />
Een blauwe controleur van de eerste republiek ( rood kwam ook voor ) had nog een<br />
ander middel uitgevonden: hij “schonk” de gevangenen een boottochtje op de Loire en<br />
onderweg ging de bodem waarop de gevangenen zaten open zodat ze allen in het midden van<br />
de rivier werden “gestort”. En zwemmen konden destijds maar enkele uitzonderingen.<br />
Tweeduizend lijke op één dag. Doodskleur.<br />
In 1792 begon de Franse Revolutie de guillotine te gebruiken. Die “onthoofdingsmachine”<br />
bestond in hoofdzaak uit hout (+touw+mes) en dat hout was geverfd in de kleur van bloed. De<br />
te onthoofden slachtoffers kwamen op het schavot in een lang rood hemd…rood als bloed. De<br />
machine en het slachtoffer in bloedrode kleur maakten de bloedstroom bij de terechtstelling<br />
Minder spectaculair.<br />
Voetbal 2002-2003<br />
Er zijn voetballers en wielrenners die een miljoen fr. of 25.000€ per maand verdienen.<br />
Er zijn er zelfs die dubbel zoveel en zelfs meer verdienen en dan nog een bijverdienste hebben<br />
in de publiciteit met hun persoon of hun foto. Dat zijn immorele bijdragen voor topprestaties<br />
die de wereld niet verbeteren.<br />
En rond hun voetbalspel moet de maatschappij betalen aan het bouwen van steeds maar<br />
duurdere infrastructuur die daarenboven aan grillen moet voldoen. En dan zijn er de<br />
veiligheidskosten en reparatie van hooligansvernielingen.<br />
Wie betaalt dus de mogelijkheid om hun topprestaties te leveren?<br />
Een wereld van wanverhoudingen , van hysterie!<br />
SK-<strong>Deinze</strong> werkt met een budget van 750.000 euro of 30 miljoen frank.<br />
Ter vergelijking:<br />
Anderlecht heeft een budget van 20 à 25 miljoen euro.<br />
Brugge heeft een budget van 22 miljoen euro of 880 miljoen en hoeveel schulden? Betalen ze<br />
hun RMZ even stipt als elke grote of kleine werkgever?<br />
Van wie is het veld waarop ze spelen? Van wie de gebouwen? En wie betaalt de overuren van<br />
de toeziende politie bij sportgebeurtenissen … enz.
3121<br />
Bij wielerwedstrijden legt men een halve stad plat. Hoeveel kost het om de Ronde van<br />
Frankrijk door de stad te laten rijden ( we vragen geen rit-aankomst )?<br />
Tennis … golf … enz.<br />
Kom terug naar de verantwoorde bedragen. Een Miljard en meer voor een voetbaltransfer.<br />
En dan reclame maken: 5 fr. per dag genees je een melaats kind! Graag een verhouding der<br />
waarden aub!<br />
De RSZ-schulden van de eerste klassers in 2000 beliep 3,6 miljoen euro ( 144 miljoen fr. ) en<br />
bij het begin 2002-2003 ( dus zowat augustus 2002 ) nog 954.000 euro ( 39 miljoen fr. )<br />
Wie die belastingschulden niet betaalt besteelt de staat, dwz. de mensen die wel betalen.<br />
En dat om grote sier te vieren! Op kosten van anderen.<br />
In de middeleeuwen en dat tot het einde van het ancien regime ( 1789 ) leefde zo de adel: met<br />
grote sier en veel arrogantie, op kosten van de werkende en risico-dragende bevolking die<br />
belasting betaalde.<br />
Wij kweken dus een nieuwe en overbodige adel!<br />
Cippolini verdient 2 miljoen fr. per maand door de sprint te winnen.<br />
Maar anderen mochten hem naar de eindstreep slepen. Dan is onze Museeuw wel van een<br />
betere klasse – en tegen minder geld en minder grootspraak.<br />
En hoeveel verdietnt bvb. Frigo? En hoeveel kost een melaats kind?<br />
Of hoeveel kosten de ziekenhuisclowns voor kankerpatiëntjes?<br />
Wanverhoudingen tot volksvermaak!<br />
SK-<strong>Deinze</strong> werd opgericht in 1936 en de eerste voorzitter was dan George Torck, de jongste<br />
van de drie zoons van Emiel Torck ( Robert en Victor ) van de toen bloeiende firma Torck,<br />
die in haar beste tijden tot 700 mensen te werk stelde in de sector kinderwagens. SK-<strong>Deinze</strong><br />
speelde toen op een terrein in Astene ( waar nu de verkaveling Joos Vijdtstraat ligt ) naast<br />
Astene dreef ( Gampelaeredreef ) tussen Gampelaerehof en de spoorweg.<br />
George Torck was voorzitter tot bij zijn overlijden in 1989. Over de kleuren van SK-<strong>Deinze</strong><br />
zie KOK-Kontaktblad blz. 1863 ( in 1994 ).<br />
Er waren in 1926 wel voorlopers – voetbalspelers; ze speelden toen zonder vergoeding.<br />
Voetballen is een oude volksport; eeuwenoud, zonder reglementen. Pas in de 19 de eeuw is<br />
men de reglementen, spelregels en maten ( van veld en doel ) gaan vastleggen.<br />
In 1865 ontstond de eerste eigenlijke voetbalclub: F.C. Sheffield. Lange tijd speelden de<br />
voetballers uit liefhebberij en gratis. Nu wordt het een industrie!<br />
( Eigenaardig: alle balspelen komen georganiseerd uit Engeland. )<br />
1922. Twee Deinse Schrijfsters<br />
In 1850 besliste de Belgische regering een vijfjaarlijkse Prijs der Vlaamsche Letterkunde uit<br />
te schrijven : 1 ste maal over 1850-1854<br />
2 de maal over 1855-1859<br />
3 de maal over 1860-1864<br />
Het aantal kandidaten die een werk of enkele werken voorlegden groeide voortdurend : de<br />
derde keer reeds 30, waarvan 5 vrouwen. En van die 4 vrouwen waren er 2 die in <strong>Deinze</strong><br />
geboren werden.<br />
Wat noteerde de jury over die dames?<br />
Mevr. Joossens, geboren Delcroix, toont in “Fernandina en Frederika” en in “De erfenis van<br />
tante Nelleken” eenen ontwikkelden geest van opmerking, eene fijne beschouwing, iets<br />
bijzonder puntigs en luimigs in de voordracht, die van haar de beste hoop voor de toekomst
3122<br />
laat opvatten : hare beschrijvingen zijn behaaglijk, haar toon zwierig, de stijl gemakkelijk en<br />
hare taal bijzonder geoefend en zuiver in “De erfenis van tante Nelleken”.<br />
Mevr. Goutier, geboren De Smet, schonk een keurig bundeltje van “Drie verhalen”, lovende<br />
de “reine min en de trouw” in Marietje, “de vaderlands-liefde en de dapperheid” in de gravin<br />
de Lalaing, de naarstigheid en spaarzaamheid aanprijzend in Netje Duyckere; waaronder de<br />
gravin de Lalaing, zoo om de vaderlands- en vrijheidslievende gevoelens als om de<br />
sierlijkheid en mannelijke kracht van den stijl en de nauwkeurigheid der taal, veel lof<br />
verdient.<br />
De twee andere dames waren Mevr. Courtmans – Berckmans en Mr. Van Ackeren<br />
Doolaeghe, twee dames met een grote reputatie als auteur.<br />
Mevr. Courtmans haalde zelfs de prijs binnen, ook op de 25 mannen die meenden in<br />
aanmerking te komen. Het juryverslag was ondertekend door K. Stallaert.<br />
Deze mevr. Joossens-Delcroix was Jeanette, de zuster van Désiré Delcroix.<br />
Mevr. Goutier-De Smet was de dochter van Bernard De Smet-Minnens, de stichter-voorzitter<br />
van het Vlaams Gezelschap te <strong>Deinze</strong>.<br />
Over de echtgenoot Justin Joossens, over Désiré Delcroix en Bernard De Smet staat er heel<br />
wat in onze jaarboeken en in ons Contactblad ; ook over hun familie.<br />
Bernard De Smet en zijn dochter werkten mee aan het “Nederduits Letterkundig jaarboek”<br />
van Frans Rens, dat te Gent verscheen.<br />
P.S. In de jaren 1850 werd het Belgische establishment plots heel wat vriendelijker voor<br />
Vlaanderen en het Nederlands, in de mate waarin Frankrijk (onder Napoleon III) dreigde<br />
met annexatie ; vandaar die prijs en ook een voor Nederlandstalig toneel. De organisatie<br />
zal in de jaren ’60 in handen komen van het eenmansbureau “Bureau Flamand” van<br />
Désiré Delcroix.<br />
Herman MAES<br />
Nr. 75<br />
<strong>KGK</strong> wenst U en Uw familie<br />
een vreugdevol 2004<br />
in goede gezondheid !
3123<br />
GESCHIEDENIS VAN DEINZE<br />
deel 1<br />
<strong>Deinze</strong> en Petegem<br />
in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijden<br />
Het is dus zover. Op vrijdag 19 december 2003 om 17 uur<br />
zal dit eerste boekdeel worden voorgesteld in het Museum van<br />
<strong>Deinze</strong> en de Leiestreek.<br />
Wie nog geen exemplaar bestelde kan dat nu best meteen<br />
doen. Dit monumentaal werk mag in geen enkel Deins gezin<br />
ontbreken en zeker niet bij de leden van <strong>KGK</strong>.<br />
U kunt uw bestelling faxen (09 381 95 09) of versturen naar<br />
Stadsbestuur, Markt 21, 9800 <strong>Deinze</strong><br />
tel.: 09 381 95 00<br />
epost: stadsbestuur@deinze.be<br />
Kostprijs per boekdeel is amper 49 euro (per 10 ex. of meer: 45 euro).<br />
Wil je het boek met de post ontvangen dan betaal je een extraatje van 5,21 euro<br />
per ex.<br />
Het bedrag kan overgeschreven worden op rekening 000-0019969-84 van het<br />
Stadsbestuur <strong>Deinze</strong> met vermelding van “deel I GvD”<br />
Na de voorstelling op 19 december zal het werk te verkrijgen zijn op 3 adressen:<br />
Stadhuis <strong>Deinze</strong>, Markt 21<br />
Openbare Bibliotheek, Gentpoortstraat 1<br />
Museum van <strong>Deinze</strong> en de Leiestreek, L. Matthyslaan 3-5