25.09.2013 Views

Deel 4

Deel 4

Deel 4

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Het loon van de duivel


Geschreeuw! Getrappel van paarden.<br />

I<br />

Door het raam van de spreekkamer zag Mathijs wat er buiten gebeurde.<br />

Twee jonge mannen stoven door de straat, achtervolgd door een tiental<br />

soldaten te paard. Een van de knapen probeerde het koetshuis van herberg<br />

Die Krone in te vluchten, maar de poort was vergrendeld. Twee soldaten<br />

reden de jongen klem en sloegen hem zo hard met hun zwepen dat hij<br />

huilend in elkaar zakte.<br />

Mathijs liet Hoebert Hoosmans, de dikke molenaar uit Kerkrade die net in<br />

de behandelstoel was gaan zitten, in de steek en rende naar buiten.<br />

'Moet dat zo hard!' riep hij tegen de soldaten.<br />

'Heb jij medelijden met bokkenrijders?' snauwde de commandant van de<br />

rakkers. 'Ben jij soms een vriend van hem?'<br />

'Een bokkenrijder?' Mathijs schrok van de opmerking van de soldaat.<br />

Inderdaad, hij kende de zo hard geslagen jongen goed. Witte Peter was, net<br />

als hijzelf, lid van de bende van de bokkenrijders. Samen met Mathijs had hij<br />

aan menige overval van de bende meegedaan. Peter, die Witte Peter werd<br />

genoemd vanwege zijn vlasblonde haar, keek Mathijs even aan. Hij knip­<br />

perde met zijn ogen, één moment maar, alsof hij wilde zeggen: 'Maak je niet<br />

bang, ik zal je niet verraden.'<br />

De soldaten trokken Peter overeind, bonden zijn handen op de rug en<br />

trokken hem mee.<br />

De andere soldaten keerden onverrichter zake terug.<br />

'Die ander is ontsnapt', riep er een en hij schopte van boosheid Witte Peter<br />

tegen zijn schenen.<br />

'Dat kost je een maand soldij', zei de commandant kwaad tegen de soldaat.<br />

'Hebben we er eindelijk twee te pakken, laat jij er een ontsnappen:<br />

'Hij was ineens weg:<br />

'Je weet toch dat gevangen bokkenrijders goud waard zijn', gromde de<br />

officier. 'Als we er een paar hebben, krijgen we de hele bende te pakken.'<br />

'Weet u zeker dat het bokkenrijders zijn?' vroeg de soldaat.


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Natuurlijk', zei de commandant. 'Al dat gespuis hoort bij die bende.'<br />

Geschrokken hoorde Mathijs het gesprek aan. De ontkomen bokkenrijder<br />

kende hij ook: Hendrik Pijis, een dagloner uit Übach. Mathijs begreep dat<br />

de arrestatie van Witte Peter gevaarlijk kon zijn voor de bende. In handen van<br />

de beul zou Witte Peter wel eens kunnen doorslaan en meer verraden over de<br />

bokkenrijders dan hun Hef was.<br />

De soldaten reden de straat uit, Witte Peter achter zich aan sleurend, op<br />

weg naar de burcht, die hoog boven 's-Hertogenrade uittorende. Daar werden<br />

misdadigers, landlopers en al wat daar voor doorging opgesloten en<br />

verhoord.<br />

Ongerust liep Mathijs terug naar huis. Hij vroeg zich af wat Peter en<br />

Hendrik hadden uitgespookt. Waren ze betrokken geweest bij een vechtpartij<br />

? Hadden ze een overval gepleegd?<br />

Hij kreeg weinig tijd om erover na te denken. Bij de deur stond een lange<br />

rij patiënten te wachten. Het was altijd druk in de praktijk en vandaag stond<br />

Mathijs er alleen voor. Dokter Kirchhoffs was al vroeg in de ochtend op de<br />

abdij Kloosterrade ontboden, waar hij abt Haeghen, die de overleden abt<br />

Fabritius was opgevolgd, moest helpen. De abt werd geplaagd door zijn met<br />

regelmaat terugkerende aanvallen van hoofdpijn. Hij had veel zorgen, want<br />

al hadden de Oostenrijkse bestuurders uit Brussel op zijn verzoek een fors<br />

regiment soldaten naar het Land van Rode gestuurd, de bokkenrijders werden<br />

steeds brutaler. Hoe krachtiger de bende werd bestreden, hoe sterker ze<br />

leek te worden. In een paar maanden tijd had de bende een keer of tien<br />

toegeslagen: boerderijen waren geplunderd, een pastorie was overvallen,<br />

koetsen waren beroofd. Zelfs op klaarlichte dag was men niet meer veilig.<br />

Nooit eerder hadden de rovers zo vaak toegeslagen in zo'n korte tijd. Het was<br />

of de bokkenrijders het leger opzettelijk uitdaagden. Mathijs wist beter. De<br />

bende groeide zo snel omdat steeds meer mensen er vertrouwen in kregen.<br />

De bokkenrijders pakten vooral de vermogende kloosters en kerken, de rijke<br />

heren en de dikke boeren aan, en als het nodig was kwamen ze op voor de<br />

armen. In de hele streek werd gefluisterd dat de bokkenrijders de mijnwerkers<br />

aan geld hadden geholpen toen ze in opstand waren gekomen, zodat<br />

ze de staking hadden kunnen volhouden tot hun eisen voor veiliger werk en<br />

een beter loon waren ingewilligd.<br />

'Wat was er aan de hand?' vroeg Hoebert Hoosmans toen Mathijs terugkwam<br />

in de spreekkamer.


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

'Niets', zei Mathijs kortaf. 'Drie vliegen overreden door een koets.'<br />

Hoebert keek hem verbaasd aan.<br />

'Vreemd, dat vliegen zo hard kunnen huilen.'<br />

'Ja, dat is vreemd', zei Mathijs. 'Wat schort eraan?'<br />

'Ik heb de laatste tijd vaak maagpijn. En ik ben zo moe.'<br />

'Nogal wiedes', zei Mathijs scherp. 'Je bent veel te dik. Dat is alles. Je eet te<br />

veel.'<br />

'Ik hou van lekker eten', zei de molenaar, die, hoewel hij schatrijk was, als<br />

een vrek bekendstond. 'Ik leef er goed van. Hoe meer ik uit mijn mond spaar,<br />

hoe meer de bokkenrijders bij me kunnen komen halen.'<br />

'Jij eet je nog eens dood, alleen uit gierigheid.'<br />

'Nee, alsjeblieft. Ik maakte maar een grapje. Geef me iets waardoor ik van<br />

het eten af kan blijven. Ik wil niet dood.'<br />

'Jij hebt maar één probleem', zei Mathijs. 'En daar is geen medicijn voor.'<br />

'Wat is dat dan?'<br />

'Je houdt te veel van jezelf. Je leven zou makkelijker zijn als je meer aan<br />

andere mensen gaf. Dan hoefde je zelf minder te eten en dan was je veel<br />

gezonder.'<br />

'Aan wie zou ik wat moeten geven?' zei Hoebert. 'Aan de armen geven<br />

heeft weinig zin, want ze blijven toch altijd arm. Laat die maar bedelen bij de<br />

bokkenrijders. '<br />

'Pas maar op dat de bokkenrijders zich dan niet vergrijpen aan jouw<br />

spaarpot', zei Mathijs grimmig.<br />

'Is dat een grapje?' vroeg Hoebert.<br />

'Ja, ook een grapje', zei Mathijs. Hij gaf de dikzak een flesje mierikswortelsap<br />

dat hem, elke keer na het innemen, zo misselijk zou maken dat hij niet<br />

meer aan eten zou durven te denken.<br />

'Dat kost je een florijn', zei Mathijs.<br />

'Dat is veel te veel', zei Hoebert geschrokken.<br />

'Dan niet. Dan hou jij je maagpijn maar.' Mathijs pakte het flesje terug.<br />

'Goed goed, ik betaal al', zei Hoosmans vlug. Mokkend pakte hij een<br />

florijn uit zijn beurs en gaf die aan Mathijs. Kwaad droop hij af. Maar hij<br />

moest zijn woede voor zich houden. Hoebert was niet geliefd. Niemand had<br />

graag met de rijke vrek te doen. Hoe meer buikpijn hij had, hoe meer het de<br />

mensen plezier deed.<br />

Mathijs grinnikte in zichzelf terwijl hij de molenaar door het raam nakeek.


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Die rijke Hoebert Hoosmans zou een mooi doelwit voor de bokkenrijders<br />

kunnen zijn. Er werd gezegd dat hij elke nacht boven op zijn kousen vol<br />

goudgeld sliep. Dat lag natuurlijk hard. Als ze hem nu eens van al dat geld<br />

verlosten, dan sliep hij veel beter en was het waarschijnlijk ook met zijn<br />

maagpijn gedaan, gewoon omdat hij nog maar weinig te eten had.<br />

Die ochtend moest Mathijs het werk alleen doen. Blijkbaar hield de abt<br />

dokter Kirchhoffs lang bezig. Of had Kirchhoffs inmiddels al gehoord van de<br />

arrestatie van Witte Peter en raadpleegde hij nu de andere leiders?<br />

'Wat was er met die jongens aan de hand?' vroeg Marieke toen Mathijs de<br />

keuken binnenkwam en een stoel pakte.<br />

'Ik weet het niet', zei Mathijs. 'Misschien zijn het dieven.'<br />

'Ze zeggen dat het bokkenrijders zijn', zei Geertruid, die ook net binnen­<br />

kwam en de vraag had gehoord. Ze was naar de markt geweest en pakte<br />

groenten, kaas en eieren uit. 'Die twee hebben geprobeerd een paard te<br />

verkopen dat ze vannacht in Übach hebben gestolen. Boeren op de markt<br />

hebben het dier herkend en dat direct aan de schout gemeld.'<br />

'Als het paardendieven zijn, wil dat nog niet zeggen dat het bokkenrijders<br />

zijn', zei Mathijs. 'Niet alle dieven zijn bokkenrijders.' Hij pakte Thijsje van<br />

de vloer en liet hem op zijn knie paardrijden. De kleine kraaide het uit van<br />

pret.<br />

'Wat weet jij van bokkenrijders?' vroeg Marieke verbaasd.<br />

'Niets', zei Mathijs, die het stom vond van zichzelf dat hij zo fel had<br />

gereageerd op de beschuldiging aan het adres van de bokkenrijders. 'Als<br />

het paardendieven zijn is het goed dat ze worden opgepakt.'<br />

'Ze zullen wel worden gehangen', zei Geertruid. 'Van mij mogen ze alle<br />

dieven opknopen.'<br />

'Van mij ook', zei Mathijs, al was het maar om zijn reactie van daarnet wat<br />

af te zwakken. Nu hij had gehoord waarvoor Hendrik en Witte Peter waren<br />

opgepakt, had hij opeens ook geen medelijden meer met hen. Het tweetal<br />

had op eigen houtje gehandeld. Dat was tegen de regels van de bende.<br />

Paarden stelen, dat hoorden bokkenrijders niet te doen. Daarmee liepen ze<br />

veel te makkelijk tegen de lamp. Dat zag je aan de snelheid waarmee deze<br />

twee paardendieven waren betrapt. Bokkenrijders waren altijd voorzichtig.<br />

Ze lieten geen sporen na en ze stalen ook nooit voor zichzelf. Ze roofden


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

uitsluitend ten bate van de hele bende en voor de doelen die door de kapi­<br />

tein waren gesteld. Ze stalen voor mensen die honger hadden. Voor de zie­<br />

ken.<br />

Iemand kwam de binnenplaats op lopen.<br />

'Rovers, rovers!' riep de papegaai. Dat riep hij altijd als er mensen achter­<br />

om kwamen. Hannes was zo waaks als een hond.<br />

Mathijs' vriend Lowie stapte binnen.<br />

Mathijs keek verbaasd op. Lowie zag er voornaam uit in zijn deftige<br />

burgerkostuum en met een zwierige hoed op.<br />

Wat zie jij er netjes uit', zei Mathijs. 'Gaat een boerenknecht midden in de<br />

week als een heer gekleed op stap?'<br />

wel.'<br />

'Nee, een boerenknecht niet,' zei Lowie, 'maar een griffier van de schout<br />

'Jij? Griffier?' Van verbazing zakte Mathijs onderuit op zijn stoel. Thijsje<br />

viel bijna op de grond.<br />

'Ik ben geen boerenknecht meer. Vanaf vandaag ben ik hulp griffier van de<br />

rechtbank. De schout zelf heeft me gevraagd.'<br />

'Wat geweldig', riep Geertruid uit. Sinds hun ouders waren overleden had<br />

zij zich, als oudere zus, altijd verantwoordelijk voor hem gevoeld. Ze viel hem<br />

om de hals. 'Wat ben ik blij voor jou.'<br />

'Hoe komt uitgerekend iemand als jij aan dat baantje?' vroeg Mathijs, zich<br />

verwonderd op zijn hoofd krabbend.<br />

'Precies zoals jij aan jouw baantje komt. Omdat ik kan lezen en schrijven.<br />

Door de drukte rond de bokkenrijders heeft de schout een hulpgriffier nodig.<br />

Toevallig hoorde hij van mijn baas dat ik kon schrijven. Zodoende.'<br />

'Blijf je bij Vincken wonen?' vroeg Geertruid.<br />

'Nee, dat kan niet meer. Dat is te ver. Ik moet elke dag in de burcht van<br />

Rode zijn. Daar worden de processen gevoerd. Ik zoek iets in Kerkrade of<br />

's-Hertogenrade. Voorlopig heb ik een kamer gehuurd in herberg Die Kro-<br />

,<br />

ne.<br />

'Goh, dat is hier aan de overkant', zei Geertruid verrast. 'Wie betaalt dat?'<br />

'Ikzelf. Van mijn loon.'<br />

'Verdien je dan zoveel?'<br />

'J a. Nu ben ik een man van stand.'<br />

'Wanneer verhuis je?'


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Ik heb mijn spullen al bij de waard afgeleverd. Zoveel is dat niet. Een<br />

ransel en een knapzak.'<br />

'Gezellig', zei Mathijs. ' Nu je zo dichtbij woont, kunnen we vaker samen<br />

een biertje pakken in de herberg.'


2<br />

Mathijs liep naar buiten. Het was mooi weer. Even bleef hij op de binnen­<br />

plaats staan, in het aangename licht van de zon.<br />

Thijsje, Berbke en Johan speelden met een paar jonge konijnen die ze uit<br />

het hok hadden gehaald. Johan, pas drie jaar, pakte een konijn bij zijn staart<br />

en tilde het op. Het konijn spartelde om los te komen.<br />

'Je doet het dier pijn', zei Matrujs.<br />

Van schrik liet Johan het diertje vallen. Het viel op zijn kop op de stenen en<br />

bleef even versuft liggen.<br />

Johan begon te huilen.<br />

'Ach, zo erg is het niet', zei Matrujs. 'Hou het maar onder de pomp, dan is<br />

het zo weer bij zijn positieven.'<br />

Johan pakte het konijn op en hield het onder de pomp. Geschrokken van<br />

het koude water worstelde het konijn zich los, sprong op de grond en ging<br />

ervandoor. Joelend gingen de kinderen het achterna om het te vangen.<br />

Intussen ontsnapten de andere konijnen naar de tuin. Het spel zou nog uren<br />

duren.<br />

Pas op het einde van de middag kwam dokter Kirchhoffs thuis. Mathijs, die<br />

in de spreekkamer bezig was met het bereiden van poeders, schrok toen de<br />

dokter binnenkwam.<br />

'Je zult wel weten wat er aan de hand is?' vroeg de dokter.<br />

'Ik heb zelf gezien dat ze Witte Peter hebben gepakt', zei Mathijs. 'Het<br />

gebeurde hier in de straat.'<br />

'Vannacht komen we bij elkaar. Dan bespreken we wat er moet gebeuren.'<br />

Meer wilde de dokter niet kwijt.<br />

Laat op de avond haalde Mathijs Roland van stal. Hij zadelde het paard en<br />

reed de poort uit.<br />

Door het nachtelijk uitgaansverbod was er geen kip op straat. Als een van<br />

de weinigen mocht Mathijs zich wel op straat vertonen, net als dokter


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Kirchhoffs. Dokters waren ook bij nacht en ontij nodig, soms zelfs om de abt<br />

van Kloosterrade of de schout van hun hoofdpijn af te helpen. Ieder ander<br />

die werd aangehouden in het donker heette bij voorbaat een misdadiger te<br />

zijn.<br />

Hij reed het dorp uit. Na een halfuurtje hield hij halt bij de afgelegen oude<br />

steengroeve. Hij bond Roland vast aan een boom. Het paard was rustig. Het<br />

kende dit plekje. Steeds als de bokkenrijders bij elkaar kwamen, verborg<br />

Mathijs hier zijn rijdier, om het snel bij de hand te hebben.<br />

Vlug liep hij het donkere bos in, naar de plek van de bijeenkomst. Na de<br />

geruchtmakende arrestatie van Witte Peter had de kapitein de hele bende bij<br />

elkaar laten roepen bij de Sint-Janskapel, die diep in het bos op de Vrouwen­<br />

berg verscholen lag.<br />

Over het steile pad de heuvel beklimmend, pijnigde Mathijs zijn hersens<br />

met de vraag hoe de kapitein dit gevaar voor de bokkenrijders zou oplossen.<br />

Voorheen had de dokter persoonlijk korte metten gemaakt met gearresteerde<br />

bokkenrijders. Als hij ze in zijn functie van dokter in hun cellen mocht<br />

bezoeken, had hij ze zonder pardon eigenhandig vergiftigd. Het was een<br />

harde maar afdoende oplossing. De laatste tijd was de bewaking op de burcht<br />

echter sterk opgevoerd. Zelfs de dokter werd aan controle onderworpen als<br />

hij de gemartelde gevangenen bezocht. De kans om nog alleen met hen te zijn<br />

was klein.<br />

Bij de kapel waren al meer bokkenrijders aanwezig. Sommigen waren<br />

gemaskerd of droegen jassen van geitenhuid en op hun hoofd een bokken­<br />

schedel met horens. Gewoonlijk heerste er tijdens de bijeenkomsten een<br />

ontspannen en opgewonden stemming, nu stonden de gezichten bedrukt.<br />

Er was niets te proeven van de overmoedige sfeer die hun bijeenkomsten tot<br />

nu toe had gekenmerkt.<br />

'Blij dat je er bent', zei Magda, de vrouw van Baltus Kirchhoffs. Baltuswas<br />

luitenant van de bende.<br />

'Hoezo? Heb je hoofdpijn?'<br />

'Maak maar geen grapjes', zei Magda. 'Volgens mij hebben we straks<br />

allemaal hoofdpijn.'<br />

'Pijn aan je nek, zul je bedoelen', zei Baltus. 'Als je aan de strop hangt.'<br />

'Die stomme streek van Witte Peter en Hendrik brengt ons allemaal in<br />

gevaar', zei Magda.<br />

'De strop is nog te goed voor hen', zei Neeltje Schillings, de dochter van<br />

47°


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

een mijnwerker uit Kerktade, die zelf een van de felste bokkenrijders was. 'Ik<br />

zou hem in de kokende olie gooien.'<br />

'Jij?' zei Magda verbaasd. 'Ik dacht dat jij bevriend was met Hendrik. Je<br />

bent toch wel eens met hem naar de kermis geweest?"<br />

'Niet met hem alleen, hoor. Met een heel stel:<br />

'Dat is dan je geluk geweest. Als je echt zijn vriendin was, dan zou ik me op<br />

jou afreageren, nu Hendrik er niet is', zei Magda.<br />

'Zwijg', zei jonkheer De Gaverelle, een van de luitenants. 'Er zijn ernstiger<br />

zaken te bespreken dan de vrijerij van een paar jongelui.'<br />

Het was wel duidelijk dat de meeste leden ervan doordrongen waren dat de<br />

arrestatie van Witte Peter gevaarlijk was voor de bende, vooral omdat hij nog<br />

zo jong was. Door de domheid van een paar kameraden, konden ze nu wel<br />

eens aan het kortste eind trekken.<br />

'Als ik die twee ooit in handen ktijg, vil ik ze levend', zei Machiel Schols,<br />

de jonge smid, furieus tegen Mathijs. 'Ze spelen niet alleen met hun eigen<br />

leven, maar ook met dat van ons.'<br />

'Dom om paarden te stelen', zei Teun Curfs, een voorman van de mijn­<br />

werkers die nog niet zo lang bij de bende was maar door de manschappen<br />

toch al als een luitenant werd gezien. 'Paardendieven lopen altijd tegen de<br />

lamp.'<br />

'Nog dommer is het om ze zo dicht bij huis te willen verkopen', zei<br />

Machiel. 'Die twee moeten hun verstand hebben verloren.'<br />

Het geroezemoes verstomde toen een figuur in het zwart op een zwart<br />

paard uit het bos kwam. De kapitein. Iedereen hield zijn adem in. In doodse<br />

stilte stapte de kapitein van zijn zwarte hengst en gaf de leidsels aan de jonge<br />

smid. Even overlegde hij fluisterend met de andere leiders: Baltus, jonkheer<br />

De Gaverelle, dokter Keyser uit Bardenberg, Willem, de waard van herberg<br />

De Vivat uit Übach en Teun Curfs. Toen klom hij op de hoogste trede voor<br />

de ingang van de kapel, vanwaar hij de hele groep kon overzien.<br />

'Wat er vandaag is gebeurd, is een inbreuk op al onze regels', zei de<br />

kapitein, die direct ter zake kwam. 'Witte Peter en Hendrik Pijls hebben<br />

op eigen houtje gehandeld en zo de hele bende in gevaar gebracht. Het<br />

eigenmachtig handelen van twee van onze leden is gevaarlijker voor ons<br />

dan het optreden van het hele regiment soldaten in de burcht.' Even wachtte<br />

hij om te zien hoe zijn woorden overkwamen bij de mannen en vrouwen voor<br />

hem. 'Dit dulden wij niet', ging hij verder. 'Witte Peter en Hendrik Pijls<br />

47I


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

verdienen het om streng gestraft te worden. Ik heb een paar mannen uitge­<br />

stuurd om Hendrik op te pakken.'<br />

Het was zó stil dat ze een muis in het gras hoorden ritselen. Was Hendrik al<br />

gepakt?<br />

'Er is maar één straf voor bokkenrijders die tegen onze wetten handelen.'<br />

Weer wachtte de dokter, om de spanning op te voeren. 'Jullie weten allemaal<br />

welke straf dat is. Ik veroordeel beide overtreders van onze wetten tot de<br />

dood.'<br />

Geïmponeerd door deze harde uitspraak zwegen de anderen. Ze waren het<br />

met hun leider eens, want iedereen wist dat Hendrik en Peter dit lot over<br />

zichzelf hadden afgeroepen. Toch voelden ze ook mee met de twee jonge<br />

bokkenrijders, die hun leven hadden verspeeld door een stommiteit.<br />

De dokter wenkte. Uit een donkere hoek tussen de kapel en het bos kwam<br />

een groepje mannen naar voren. Tussen hen een geboeide man. Mathijs<br />

schrok. Het was Hendrik Pijis. De paardendief, die aan de rakkers had<br />

kunnen ontkomen, was niet aan de bokkenrijders ontsnapt. De mannen<br />

plaatsten hem op de treden, naast de dokter.<br />

'Je weet dat je ons in gevaar hebt gebracht', zei de dokter op kille toon<br />

tegen Hendrik.<br />

'Vergeef me', zei Hendrik, tandenklapperend van angst. 'We hebben er<br />

niet over nagedacht. We liepen tegen die paarden aan. Ze stonden in een<br />

weiland, helemaal alleen. Er was niemand. En we hadden geen geld. Toen<br />

hebben we ze meegenomen.'<br />

'Tegen onze eed in', zei de kapitein hard.<br />

'We hebben ze gestolen zonder dat we erover nagedacht hebben', huilde<br />

Hendrik. 'Het spijt me erg.'<br />

'Je spijt komt te laat', zei de kapitein koud. 'Door jullie daad laat je zien dat<br />

jullie geen bokkenrijders, maar gewone misdadigers zijn. Maar erger is dat<br />

wij nu allemaal in levensgevaar verkeren. Witte Peter kan doorslaan onder de<br />

tortuur. En jou zouden ze ook te pakken kunnen krijgen. Door deze daad<br />

heb jij je leven verspeeld.'<br />

Soree, een van de adjudanten van de kapitein, haalde een touw tevoor­<br />

schijn en knoopte er een strop in.<br />

'Ik wil alles doen om het goed te maken', riep Hendrik uit.<br />

'Te laat', zei de kapitein hard. 'De soldaten maken jacht op je. En je bent<br />

niet meer te vertrouwen. Als we je laten leven, blijf je altijd een gevaar voor<br />

472


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

ons. Je zou opnieuw zo kunnen handelen.'<br />

Hendrik probeerde zich los te rukken. Vergeefs. Hij viel op zijn knieën.<br />

'Vergeef me', smeekte hij. 'Ik ben te jong om te sterven.'<br />

'Je wist wat een bokkenrijder die ontrouw is aan de eed te wachten staat.'<br />

De kapitein was onvermurwbaar.<br />

Een paar mannen bonden handen en voeten van de veroordeelde vast en<br />

tilden hem op het zwarte paard. Soree hing hem de strop om de nek, sloeg het<br />

andere eind van het touw om een tak van een grote eik en trok het touw strak.<br />

'Vort.' De kapitein gaf het paard een klap op zijn kont. Het dier sprong<br />

naar voren. Hendrik viel. Zijn nek brak. Een paar stuiptrekkingen, toen<br />

bewoog hij niet meer.<br />

Doodstil hadden de anderen het macabere schouwspel aangezien.<br />

Mathijs moest een brok in zijn keel wegslikken. De uitvoering van de<br />

doodstraf vervulde hem met weerzin. Hij zou graag een andere oplossing<br />

hebben gezien. Misschien hadden ze Hendrik kunnen vragen het land te<br />

verlaten en te emigreren naar Amerika. Dan had hij geen kwaad meer<br />

kunnen uitrichten en was zijn leven toch gered. Hij nam zich voor dit<br />

met de dokter te bespreken, ook al wist hij tegelijkertijd dat zo'n gesprek<br />

er nooit van zou komen. De dokter had weinig oor voor ideeën van anderen.<br />

Hij nam altijd alle beslissingen zelf. Ook de andere leiders hadden zich<br />

daarbij neer te leggen.<br />

'Ik hoop dat iedereen beseft wat verraders en eedbrekers te wachten staat',<br />

zei de kapitein. 'Begraaf hem, diep in het bos, zodat de schout hem niet zal<br />

vinden.'<br />

Soree liet het touw vieren. Het dode lichaam viel op de grond.<br />

'Zorg jij dat het begraven ordelijk verloopt', zei de kapitein tegen Mathijs.<br />

'Moeten we ook voor hem bidden?'<br />

'Doe dat maar. Veel geluk in het leven heeft Hendrik ook niet gehad. Hij<br />

was maar een arme boerenknecht. Misschien helpt dat bidden hem nog net<br />

de hemel in.'<br />

Met het groepje mannen die het lijk wegdroegen, liep Mathijs naar een<br />

plek diep in het bos. Tussen dichte struiken groeven ze een gat en legden er de<br />

dode in.<br />

'Jij wou toch bidden, hè?' zei Teun Curfs tegen Mathijs. 'Nu of nooit,<br />

anders zit Hendrik al in de heL'<br />

Mathijs vouwde zijn handen.<br />

473


DE BENDE VA N DE BOKKENRIJDERS<br />

'Moge hij hoog in de hemel komen. En dat zijn zonden hem vergeven<br />

worden. Amen.' Dat was alles wat hem te binnen schoot.<br />

'Amen', antwoordden de mannen. Ze sloegen een kruis, gooiden het gat<br />

dicht en strooiden er een dikke laag bladeren over, zodat niet meer te zien was<br />

dat er in de aarde gegraven was.<br />

Ze gingen terug naar de anderen. Er was nog druk overleg over wat de<br />

bokkenrijders nu verder te doen stond, omdat Witte Peter nog alles zou<br />

kunnen verraden.<br />

'Hij is het grootste gevaar', zei de kapitein. 'Vooral als de beul hem aan het<br />

praten krijgt. Hij moet uit de weg geruimd worden. Voorlopig schort ik alle<br />

acties op tot duidelijk is of Witte Peter ons heeft verraden. Gedragen jullie je<br />

in de komende tijd extra voorzichtig. Blijf waakzaam. En hou je aan de regels.<br />

Wie ons in gevaar brengt, zal streng worden gestraft. Iedereen heeft nu<br />

kunnen zien wat dat betekent:<br />

Bedrukt gingen de bendeleden die avond uiteen.<br />

In zijn eentje door het bos teruglopend naar zijn paard was Mathijs zo in<br />

gedachten verzonken dat hij schrok van wat geritsel in de struiken. Zonder<br />

nadenken liet hij zich in een greppel vallen. Een konijn kwam uit de struiken<br />

en stak het pad over. Nog wat geritsel, toen was het stil. Mathijs foeterde op<br />

zichzelf omdat hij zicb door zo'n stom konijn zo de stuipen op het lijf had<br />

laten jagen.<br />

Hij kroop uit de greppel. Stik, hij zat helemaal onder de modder. Kwaad<br />

stapte hij snel door naar zijn paard, dat rustig op hem stond te wachten in de<br />

steengroeve.<br />

'Wat zie jij eruit', zei Geertruid toen Mathijs onder de modder de keuken<br />

binnenkwam. 'Wat is er gebeurd?'<br />

'Eigenlijk niets', zei Mathijs bedremmeld. 'Gewoon uitgegleden: Hij<br />

durfde niet te zeggen dat hij geschrokken was van een doodgewoon konijn.<br />

Dat was te gek voor woorden. Dat gebeurde alleen mensen met een kwaad<br />

geweten.<br />

Hij gooide zijn vuile kleren bij de was, waste zich bij de pomp en trok een<br />

schone kiel aan.<br />

In de keuken dronk hij een kop warme melk. Bij de haard kwam hij weer<br />

tot rust.<br />

Gek, hoe buiten de wereld ook draaide, of de mensen vrolijk waren of<br />

474


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

verdriet hadden, hier in de keuken van het doktershuis was altijd alles het­<br />

zelfde. Altijd warmte en voedsel. Als de wereld zou vergaan, zou de keuken<br />

dan gewoon blijven voortbestaan? Was het niet beter om in het vervolg<br />

gewoon op zijn plekje bij de haard te blijven zitten en keukenjongen te<br />

spelen en voor de rest net te doen of hij gek was? Van bokkenrijders wilde<br />

hij gewoon nooit meer horen. En leerling-chirurgijn? Nee! Hij kon beter een<br />

ander baantje zoeken. De dokter moest maar op zoek gaan naar een andere<br />

leerling. die beter tegen zoveel ellende kon en die er geen nachtmerries<br />

van kreeg als hij zag hoe een ander werd opgehangen. Vanaf morgen zou hij<br />

alleen nog in de keuken helpen. Houthakken, water putten, pap maken en<br />

met de kinderen spelen. Zo gauw de dokter thuiskwam zou hij hem dat<br />

zeggen.<br />

'Wat zit jij te piekeren', zei Geertruid. 'Piekeren moet je aan de volwas­<br />

senen overlaten. Daar ben jij nog te jong voor.'<br />

'Ach, ik ben alleen maar moe', weerde hij af. 'Ik ga slapen. Welterusten.'<br />

'Welterusten', kwekte Hannes terug. 'Welterusten! Welterusten!' Hij<br />

schreeuwde Mathijs na tot de keukendeur dichtviel.<br />

Op bed zittend, keek Mathijs door het raam. Achter de velden en de<br />

weilanden die in het maanlicht baadden, zagen de bossen tegen de hellingen<br />

er nog zwarter en dreigender uit dan bij het donkerste winterweer. Was dat<br />

echt of kwam het door zijn sombere gedachten?<br />

Een paar lange dode dennen staken boven de donkere bomen uit, toren­<br />

hoog afgetekend tegen het maanlicht. Tien, twintig op een rij. Dreigend. Ze<br />

leken op galgen. Mathijs huiverde. Zo zou het wel eens kunnen aflopen als de<br />

duivel zich tegen de bende zou keren. Waren galgen het loon van de duivel?<br />

475


3<br />

Mathijs schrok wakker. Hij hoorde stemmen in de stal beneden hem. De<br />

dokter en een paar andere mannen.<br />

Hij gleed uit bed en legde zijn oor tegen de vloer om beter te kunnen<br />

horen. Hij herkende de scherpe stem van Piret. Soree was er ook bij.<br />

Mathijs leek aan de vloer vast te vriezen, toen hij Piret hoorde zeggen dat<br />

Baltus Kirchhoffs opgepakt was. Toen hij thuiskwam van de bokkenrijders­<br />

bijeenkomst, had de schout hem ingerekend. En niet alleen Baltus was<br />

opgepakt. Zeker tien andere bokkenrijders waren in het holst van de nacht<br />

door de soldaten van het Oostenrijkse garnizoen van hun bed gelicht en naar<br />

de burcht gebracht. En misschien nog meer.<br />

'Wat zijn jullie voor leeghoofden', viel de dokter woedend uit tegen de<br />

twee mannen, net of zij schuld hadden aan de catastrofale wending van het<br />

lot. Voor de eerste keer in zijn leven hoorde Mathijs dat de dokter zijn<br />

zelfbeheersing verloor.<br />

Mathijs versteende. De onheilspellende gedachten van die avond leken<br />

bewaarheid te worden. Hij zag de kerker al voor zich. De martelinstru­<br />

menten. De schreeuwende gevangenen die door de beul werden gemarteld.<br />

Daar had hij als assistent van de dokter al vaak bij moeten zijn, folteringen<br />

die onvoorstelbaar wreed waren. Stonden die kwellingen ook hem te wach­<br />

ten?<br />

Nee, daar mocht hij niet aan denken. Daar hielp hij zichzelf alleen maar<br />

dieper mee in de put. Er was nu geen tijd voor angst. Angst was een gevaar­<br />

lijke vijand. Hij moest zich groot houden. Sterk zijn. Op dit moment had de<br />

dokter een sterke assistent nodig en geen zwakkeling op wie hij niet kon<br />

rekenen.<br />

Bibberend van de kou kwam hij overeind. Hij balde zijn vuisten, haalde<br />

diep adem en sloeg in op een denkbeeldige vijand. Nog een klap. En nog een.<br />

Zo overwon hij zijn angst. Hij had zichzelf weer in de hand.<br />

Hij schoot zijn kkren aan en ging naar beneden. In de stal waren de<br />

dokter, Piret en Soree nog steeds druk in overleg. In het licht van een zwakke


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

stallamp zagen ze eruit als spoken. De slechte tijding had hun gezichten<br />

kouder gemaakt. Harder.<br />

'Er is een ramp gebeurd', zei de dokter tegen Mathijs. Zijn stem ldonk<br />

verslagen. 'De beul heeft Witte Peter aan het praten gektegen. Hij heeft<br />

namen genoemd. In de afgelopen uren zijn er minstens tien leden van onze<br />

bende opgepakt. Alle bokkenrijders lopen gevaar. Iedereen die nog niet in<br />

handen van de schout en het leger is, moet gewaarschuwd worden en on­<br />

derduiken. '<br />

'En wij?' vroeg Mathijs.<br />

'Wij?' vroeg de dokter, verbaasd over die vraag.<br />

'Zijn wij niet verraden?'<br />

'Dat denk ik niet', zei de dokter. 'Als Witte Peter mijn naam had ge­<br />

noemd, zouden de rechters toch niet geloven dat ik de kapitein ben. Een<br />

dokter, dat kan niet. Dat is er een van hun eigen stand.'<br />

'Ik zou daar niet zo zeker van zijn', zei Soree. 'Als al die anderen die<br />

vannacht zijn opgepakt in handen van de beul vallen, dan wordt het ook<br />

gevaarlijk voor u. Door de pijn zullen ze ook de naam van de kapitein<br />

,<br />

noemen.<br />

'De meesten weten niet wie de kapitein is', zei Kirchhoffs.<br />

'Geloof dat maar niet', zei Soree. 'De bende bestaat al zo lang dat een groot<br />

aantal bokkenrijders allang weet dat u de kapitein bent.'<br />

'We moeten voorkomen dat er nog meer namen worden genoemd,' zei<br />

Kirchhoffs, 'anders zullen de velden tussen Kerkrade en 's-Hertogenrade te<br />

klein zijn voor de galgen.'<br />

'We moeten de gevangenen bevrijden', zei Soree koel.<br />

'Wie moet dat dan doen?' vroeg zijn maat Piret verwonderd.<br />

'Wîj moeten dat doen', zei Soree. 'Wij.'<br />

'Wij?'<br />

'Wie anders', zei Soree alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.<br />

'Wij, de overgebleven bokkenrijders, zullen onze broeders uit de gevangenis<br />

moeten halen. En doen we dat niet, dan komen we er zelf ook in.'<br />

'Kunnen wij het opnemen tegen een leger gewapende soldaten?' twijfelde<br />

Piret.<br />

'Soree heeft gelijk', zei de dokter. 'Er zit niets anders op. We moeten laten<br />

zien dat we onze wapens niet voor niets hebben! Nu, vannacht nog. Nog voor<br />

het licht is moeten de gevangenen bevrijd zijn. Nog voor de beul hen onder<br />

477


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

handen heeft genomen, anders is het te laat. Waarschuw de mannen. Om<br />

drie uur moet iedereen bij de Sint-Janskapel zijn.'<br />

Mathijs wist wat hem te doen stond. Het was zijn taak om de luitenants te<br />

waarschuwen, die ieder op hun beurt hun manschappen op de been zouden<br />

brengen. Zo had hij dat in het afgelopen jaar, als koerier van de kapitein, al<br />

vaak gedaan. Vlug zadelde hij Roland, greep zijn dokterstas en reed de<br />

donkere nacht in.<br />

Zo snel als de wind reed hij door de in de nacht weggedoken, stille donkere<br />

dorpen. Hij wist precies waar hij moest zijn. Hij was nu extra op zijn hoede<br />

om niet juist daar aan te kloppen waar vannacht de soldaten waren geweest<br />

om bokkenrijders te arresteren.<br />

Bij Merkstein stootte hij op een groepje soldaten. Tot zijn schrik zag hij<br />

dat ze iemand hadden opgepakt, een man die achter de paarden werd mee­<br />

gesleurd, een kap over het hoofd om hem onherkenbaar te maken. Toch<br />

herkende Mathijs Luit Henkels, een oudere bokkenrijder.<br />

'Op weg naar een zieke?' vroeg een luitenant.<br />

'Een bevalling', zei Mathijs. Het viel hem zomaar uit de mond.<br />

'Pas maar op voor het geboefte', zei de luitenant. 'Niemand is veilig voor<br />

de bokkenrijders.'<br />

'Ik ben niet bang.' Mathijs deed net alsof de gevangen bokkenrijder hem<br />

niet interesseerde. 'Een dokter is altijd veilig. Vriend en vijand hebben een<br />

dokter nodig.'<br />

'Daar zou ik maar niet te hard op vertrouwen', zei de officier. 'Bokkenrij­<br />

ders houden nergens rekening mee. Die vermoorden hun eigen moeder nog<br />

als dat hun zo uitkomt. Het zijn duivels. Maar niet lang meer. Vannacht<br />

hebben we er een hoop opgepakt.'<br />

'Veel?'<br />

'Zeker twintig man. Die krijgen we wel aan het praten. Binnenkort heb­<br />

ben we de hele bende te pakken.'<br />

Geschrokken van het optimisme van de officier reed Mathijs verder. Al<br />

twintig man! Had het nog zin om hen te bevrijden? Moest hij eerst naar huis<br />

om dit slechte nieuws aan de dokter te vertellen? Nee. Eerst de luitenants<br />

waarschuwen, zodat alle mannen bij elkaar konden komen. Dan zouden ze<br />

ook zien wie er uit hun rijen waren weggevallen.<br />

In Merkstein reed hij het huis van Baltus Kirchhoffs voorbij. Het was er<br />

donker en stil. Was ook Magda, de vrouw van Baltus opgepakt? Of was ze<br />

gevlucht?


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Hij stopte bij het huis van Teun eurEs. Hij klopte aan. Curfs was de<br />

voorman van de mijnwerkers. Hij had zich, met nog wat mijnwerkers, bij de<br />

bokkenrijders aangesloten nadat de bende de mijnwerkers had geholpen toen<br />

ze in opstand waren gekomen tegen de mijneigenaren om hun rechten op te<br />

eIsen.<br />

Teun deed onmiddellijk open.<br />

'Heb je het gehoord van Baltus?' riep Teun uit. 'Ze hebben hem opge­<br />

pakt!'<br />

'We weten het al', zei Mathijs. 'Maar vannacht nog gaan we hem bevrij­<br />

den. Om drie uur moet iedereen bij de kapel zijn.'<br />

'Dan ben ik present', zei Teun. 'Met alle mannen die er van mijn groep<br />

over zijn.'<br />

Mathijs sprong op zijn paard en snelde naar het volgende adres.<br />

Om drie uur hadden alle overgebleven bokkenrijders zich verzameld bij de<br />

Sint -JanskapeL<br />

Ondanks de tegenslag die de bende deze nacht te verwerken kreeg, was de<br />

neerslachtige stemming van de voorgaande avond verdwenen. Het uitzicht<br />

op een actie, die ze misschien wel met de dood moesten bekopen, gaf de<br />

mannen moed. Ze wilden wraak, dat was duidelijk te horen aan de woorden<br />

die Mathijs opving. Ze wilden zich wreken op de schout en de soldaten die<br />

hun makkers hadden opgepakt.<br />

'Vannacht komt het eropaan', zei de kapitein, die zich nu voor het eerst als<br />

een echte legerkapitein voor zijn mannen posteerde. 'Vannacht moeten we<br />

laten zien dat wij sterk zijn en dat we het leger kunnen weerstaan. Wij zijn<br />

veel sterker dan zij denken. Vooral nu wij hen zullen verrassen, zal hun<br />

tegenstand klein zijn.'<br />

Piret en Soree deelden wapens uit.<br />

'Met een geweer in handen kan ik een heel leger aan', zei Machiel Schols,<br />

terwijl hij zijn wapen liefkoosde.<br />

'De groep van Piret overmeestert de wachtposten bij de poort', beval de<br />

kapitein. 'Zonder gebruik van wapens. Zonder geluid. Dan laten ze vlug de<br />

anderen binnen. Alles moet zo snel gaan dat de soldaten, die liggen te slapen,<br />

geen tijd hebben hun wapens te pakken. We overmeesteren hen, sluiten hen<br />

op en bevrijden onze mannen. Daarna verzamelen we ons hier, bij de kapeL'<br />

'En als het mislukt?' vroeg dokter Keyser.<br />

479


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Het móét lukken', zei de kapitein. 'Wij zijn sterker dan de soldaten. We<br />

verrassen hen volkomen. Ze wéten niet eens dat wij in staat zijn om hen aan<br />

te vallen. Bij de poort staan hooguit twee of drie schildwachten.'<br />

'En als het toch mislukt?' hield Keyser aan.<br />

'Pas dan gebruiken we de wapens. En dan kennen we geen medelijden.'<br />

'Die geweren zijn zeker nodig', zei Piret. 'Ik geloof niet dat de soldaten zich<br />

als lammeten op laten sluiten. Er zullen slachtoffers vallen, ook bij ons.'<br />

'Dat is de prijs die we moeten betalen', zei de kapitein. 'Het is oorlog en in<br />

de strijd vallen er slachtoffers. Maar wie van ons sneuvelt weet waarvoor hij<br />

zijn leven geeft. Hij heeft niet voor niets geleefd.'<br />

Er klonk een instemmend gemompel van de anderen. De manschappen<br />

waren vol vertrouwen op een goede afloop van de zaak.<br />

De groepen vertrokken. Om niet op te vallen nam elke groep een andere<br />

weg door de bossen.<br />

Mathijs reed met dokter Kirchhoffs mee. Te paard. Als een officier.<br />

Hij was verbaasd over zichzelf. Vreemd dat hij nu totaal geen angst kende.<br />

Hij voelde zich op zijn gemak. De bravoure van de jonge smid en al die<br />

andere mannen had hem moed gegeven.


4<br />

Door het beschermende donker slopen de groepen naar de burcht, die ze<br />

vanaf alle zijden naderden. Vijf groepen bokkenrijders, elk meer dan veertig<br />

man.<br />

Een paar honderd bokkenrijders ging in de aanval. Wie zou de bende ooit<br />

tot zo'n huzarenstuk in staat hebben geacht? Zeker de soldaten in de burcht<br />

niet. Zo stil als de bokkenrijders de burcht omsingelden, zo stil was het<br />

binnen de muren. Wie goed luisterde kon de schildwachten bij de poort<br />

horen ronken in hun slaap. Want slapen deden ze. Waarom ook niet: nooit<br />

eerder was de burcht overvallen. Nooit eerder had iemand het durven op­<br />

nemen tegen het zwaarbewapende garnizoen van soldaten in Oostenrijkse<br />

dienst.<br />

In het donker lag de burcht er vredig bij. Door de stilte leek het of<br />

daarbinnen alles pais en vree was. Maar het was een bedrieglijke stilte. In<br />

de kerkers onder in de burcht verbleven tientallen radeloze gevangenen, van<br />

wie niemand een oog dicht deed.<br />

Mathijs en Kirchhoffs lieten hun paarden diep in het donkere bos achter<br />

en verscholen zich in de bosrand. Onzichtbaar. In hun zwarte kleren waren ze<br />

zo donker als de nacht zelf. Wie hen zo zou zien, zou hen zeker voor maatjes<br />

van de duivel houden.<br />

Soree kwam melden dat alle mannen hun plaatsen hadden ingenomen.<br />

Mathijs voelde zijn hart in zijn keel kloppen. Het uur van de waarheid was<br />

aangebroken. Nu was het erop of eronder.<br />

De kapitein hief zijn hand. Het sein tot de aanval. Driemaal liet Soree het<br />

geluid van een bosuil horen.<br />

Een paar tellen later zag Mathijs wat beweging in het donker tussen de<br />

burcht en het bos. Wie van niets wist zou het niet zijn opgevallen. In plaats<br />

van mannen hadden daar net zo goed konijnen kunnen lopen, of een paar<br />

reeën, die uit de bosrand kwamen en gingen drinken bij de gracht.<br />

Als slangen kropen Piret, Machiel Schols en een handvol met messen<br />

bewapende bokkenrijders over de weg naar de poort. Het was nauwelijks


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

te zien. Soms vielen hun bewegingen helemaal weg in het beschuttende<br />

donker van de hoge zwarte burchtmuren.<br />

Een tijdje bleef het stil. Geen beweging viel nog waar te nemen.<br />

Mathijs was gespannen. Wat voerden de mannen uit? Ging het fout?<br />

Durfden ze op het laatste moment niet toe te slaan?<br />

Plotseling klonk een gil, zo hard dat Mathijs van schrik verstijfde. Zijn<br />

haren stonden recht op zijn hoofd. Dit was het laatste wat hij had willen<br />

horen.<br />

Voor de poort ontstond een handgemeen. Vechtende schaduwen. Schoten<br />

klonken door de nacht. Vallende lichamen. Aan het mes geregen soldaten?<br />

Getroffen bokkenrijders?<br />

'Vervloekt', riep Kirchhoffs woedend. 'We moeten terug.'<br />

Verstonden de rijen wachtende mannen zijn woorden niet en meenden ze<br />

een bevel te horen? In hun haast om hun vechtende broeders te hulp te<br />

schieten, viel de voorzichtigheid van hen af. Opeens schoten ze uit alle bosjes<br />

tevoorschijn en renden naar de burcht om de mannen te ontzetten. Schreeu­<br />

wend, schietend en zwaaiend met messen stormden ze over de weg omhoog,<br />

naar de poort.<br />

'Terug', schreeuwde Kirchhoffs, die begreep dat de aanval zinloos was. Te<br />

laat. In het tumult hoorde niemand hem nog. 'Terug, terug', riep hij,<br />

woedend over het plotseling zo ongedisciplineerde gedrag van zijn man­<br />

schappen, die zonder een duidelijk bevel tot de aanval waren overgegaan.<br />

Door de eerste schoten bij de poort waren de soldaten van het garnizoen<br />

gealarmeerd. Ze renden naar de muren en schoten hun geweren leeg op de<br />

aanstormende golf bokkenrijders. Het ging allemaal zo snel dat de aanvallers<br />

volledig verrast waren. Vier, vijf mannen stortten neer. Het bloed vloeide<br />

over de keien. De aanvallers schoten terug, maar zonder een soldaat te raken.<br />

De kogels ketsten af op de muren.<br />

'Terug', schreeuwde Mathijs, zo hard dat zijn stem oversloeg. 'Terug.<br />

Terug!'<br />

'Terug!' schreeuwden de luitenants, die ook inzagen dat de aanval zinloos<br />

was. Eindelijk kwamen de manschappen tot het besef dat ze vergeefs aan­<br />

vielen. Ze renden terug en sleurden hun getroffen makkers mee. Maar een<br />

paar mannen die niet wilden aanvaarden dat de aanval mislukt was, bleven<br />

radeloos op de weg staan en schoten hun geweren leeg. In het volle maanlicht<br />

waren ze echter een makkelijke prooi voor de soldaten.


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Zo snel ze konden, vluchtten de overgebleven bokkenrijders de bossen in.<br />

Kirchhoffs en Mathijs renden naar hun paarden.<br />

De soldaten zetten de achtervolging in, te paard en te voet. Soms klonken<br />

er kreten op van mannen die door de soldaten werden ingehaald, in elkaar<br />

werden geslagen en naar de burcht werden gesleept.<br />

Langzaam werd het stil. De overige bokkenrijders hadden zich in veilig­<br />

heid weten te brengen. Een voor een of in groepjes keerden ze terug naar de<br />

Sint-Janskapel. Sommigen huilden van angst of van woede. Anderen leken in<br />

trance door de paniek die hen had overvallen en moesten door hun maten bij<br />

zinnen worden gebracht.<br />

Kirchhoffs telde de manschappen. Meer dan twintig waren er achterge­<br />

bleven. Dood, opgepakt door de soldaten of in hun radeloosheid misschien<br />

naar elders gevlucht.<br />

Ook Piret, Machiel Schols en Neeltje Schillings waren niet teruggekeerd.<br />

Waren ze omgekomen in het handgemeen bij de poort? Was Nee1tje op de<br />

vlucht gepakt?<br />

Mathijs miste Machiel. De jonge smid was maar een paar jaar ouder.<br />

Leefde hij nog of was hij al in handen van de beul? Hij rilde bij die gedachte,<br />

vooral omdat dit hém net w goed had kunnen gebeuren.<br />

De mannen wachtten op wat de kapitein wu doen. werd wat van hem<br />

verwacht. Ook nu ze zo'n geweldige klap hadden gehad, moest hij zich als<br />

leider gedragen, zodat de groep niet in de paniek van het moment uit elkaar<br />

zou vallen.<br />

Kirchhoffs begreep dat zelf ook. Hij klom op de stoep voor de kapel.<br />

'We zijn overmoedig geweest', zei hij. 'Het is ook mijn schuld. Ik had<br />

betere instructies moeten geven. We hadden onze insluipers moeten opgeven<br />

als het mis zou gaan. Maar ik heb er nooit op gerekend dat het fout wu gaan.'<br />

'Niemand had daarop gerekend', zei Teun eurfs. 'Daarom raakten we<br />

allemaal in paniek toen het fout ging.'<br />

'Ik had moeten beseffen dat wij nog niet rijp waren voor w' n aanval', zei<br />

Kirchhoffs. 'Voor deze actie zullen we zwaar worden gestraft. Niemand van<br />

ons is nu nog veilig. Nu er zoveel mannen zijn opgepakt, is het wel zeker dat<br />

er minstens een paar zullen doorslaan onder de pijn van de martelingen. Net<br />

als Witte Peter.'<br />

'Waar moeten we heen?' vroeg iemand. 'Hoe komen we in veiligheid?'<br />

'We duiken onder', zei de kapitein. 'Iedereen overlegt met zijn comman-


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

dant waàr hij zich kan verschuilen. Op een plek die wij kennen, zodat<br />

iedereen oproepbaar is als hij nodig is.'<br />

'Maar ik wil naar huis', zei Nicolaas Rootcranz. 'Ik laat mijn vrouw en<br />

kinderen niet in de steek. Als ik gezocht wordt, lopen zij ook gevaar.'<br />

'Je kunt niet naar huis', zei de dokter. 'Als ze je oppakken, loop je kans hen<br />

voorgoed in de steek te moeten laten. Dan kan je gezin komen kijken hoe je<br />

aan de galg bengelt.'<br />

'We wijken uit naar Gulik', zei Jos Buck, een veehandelaar uit Kerkrade.<br />

'Ik ken daar genoeg mensen bij wie ik ooit vee heb gekocht. Daar kunnen we<br />

wel schuilen.'<br />

'Dat is een goed plan', zei de dokter. 'Gulik is veilig. En het is niet ver.<br />

Daar hebben de schout en zijn Oostenrijkse soldaten niets te zeggen.'<br />

Een paar mannen besloten om met Buck mee te gaan.<br />

'Ik kan ook wat mannen meenemen', zei Teun Curfs. 'Ik kan ze verbergen<br />

in een oude mijngang die niemand kent. Daar zal niemand ze zoeken.'<br />

'Goed', zei de dokter. 'Maar houd jullie beschikbaar. Ik moet een beroep<br />

op jullie kunnen doen als het nodig is.'<br />

Wetend dat ze elkaar misschien lang niet meer zouden zien, namen de<br />

mannen afscheid van elkaar. Een paar huilden. Ze dachten dat alles al voor­<br />

goed verloren was.<br />

De mannen verdwenen, in groepjes of alleen. Sommigen gingen toch eerst<br />

naar huis, om vrouw en kinderen op te halen, als dat nog mogelijk was. Wie<br />

weet, zaten de soldaten al bij hen thuis op hen te wachten. Een aantal ging op<br />

weg naar Gulik, naar Dalem, of naar grote steden als Aken, Luik en Maas­<br />

tricht, waar ze zich makkelijker konden schuilhouden in de grote massa<br />

mensen.<br />

De dokter, Mathijs en de overgebleven luitenants bleven alleen achter.<br />

'En wij ?' vroeg Soree. 'Wat doen wij?'<br />

'Ik reken erop dat de gevangenen de leiders van de bende niet zullen<br />

verraden', zei de dokter.<br />

'Daar zou ik maar niet te veel op vertrouwen', zei Soree. 'Met de duim­<br />

schroeven aan slaan de meesten door. In een roes van pijn vertellen ze alles<br />

wat de beul wil horen. De meesten zullen zich na de martelingen niet eens<br />

meer herinneren wat ze gezegd hebben.'<br />

'Maar áls mijn naam dan tóch genoemd wordt, dan zal de schout toch eerst<br />

uit mijn mond willen horen wat ervan waar is', zei Kirchhoffs.


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Mathijs meende angst in de stem van de dokter te horen.<br />

'En ik?' vroeg Mathijs. 'Als ze mij oppakken?'<br />

'Jij bent veel te jong om opgepakt te worden', zei Kirchhoffs.<br />

'Witte Peter is niet veel ouder dan ik', zei Mathljs. 'En die hebben ze ook<br />

niet als een kind behandeld.'<br />

Het was al bijna licht toen Mathijs thuiskwam. Op zijn tenen liep hij de trap<br />

op. Hij betrapte zich erop dat hij naar zijn kamer sloop, als een wezel die bang<br />

was gezien te worden. Voelde hij zich al zo achtervolgd dat hij zelfs bang was<br />

als hij thuiskwam? Bang voor soldaten die op hem zaten te wachten?<br />

Joes sliep als een os.<br />

Hij keek onder de bedden. Niemand.<br />

Hij plofte op bed. Zo moe was hij nog nooit geweest. Hij voelde zich<br />

hopeloos. Slapen kon hij niet, daarvoor speelde er te veel narigheid door zijn<br />

hoofd. Hij besefte dat het uur van de waarheid voor de bende was aange­<br />

broken. De bokkenrijders waren te overmoedig geweest. Met de bestorming<br />

van de burcht hadden ze een grote fout gemaakt, ook al was het plan voor de<br />

bevrijding uit nood geboren. Hadden ze maar nooit wapens gehad. Het bezit<br />

van geweren en pistolen had hen overmoedig gemaakt. De bokkenrijders<br />

waren zich net zo sterk gaan voelen als geoefende beroepssoldaten. Achteraf<br />

gezien was dat een belachelijke gedachte. Zonder een commando af te<br />

wachten, waren ze op de burcht losgestormd, met de overwinning in het<br />

hoofd, terwijl de dood op hen wachtte.<br />

Huiverend dacht Mathl js aan de mannen die gedood waren of in de kerker<br />

zaten. En aan dokter Kirchhoffs, die nu alle ellende over zich heen kreeg, de<br />

kapitein die het op dit beslissende moment ook allemaal niet meer wist. In<br />

één nacht tijd had Kirchhoffs flink wat van zijn zelfverzekerdheid verloren.<br />

Wat stond hem nog te doen? Kon hij de kansen nog keren?


'Kom op, de patiënten staan te wachten!' Joes stond in de open deur.<br />

Mathijs had het gevoel of hij duizend kilo woog, zo moe was hij.<br />

'Wil je een kruik water in je nek?'<br />

5<br />

'Lazer op', zei Mathijs, die nu helemaal niet tegen grapjes kon. Zo stijf als<br />

een plank kwam hij uit bed en kleedde zich aan.<br />

was.<br />

Met lood in de schoenen liep hij de trap af. Hij zag dat Duvel weg was.<br />

'Is de dokter er niet?' vroeg hij aan J oes, die de binnenplaats aan het vegen<br />

'Hij is niet thuisgekomen. Jîj zult toch wel weten waar hij is?'<br />

'Nee', zei Mathijs kortaf. 'Geen idee.'<br />

'Misschien is hij naar een bijeenkomst met andere heren', zei Joes. 'Wie<br />

weet is hij ergens blijven slapen, omdat hij te veel gedronken heeft. Dat komt<br />

de laatste tijd vaker voor.'<br />

'Dat zal dan wel.'<br />

Mathijs brak zich het hoofd over het wegblijven van de dokter. Was er wat<br />

met hem gebeurd? Was hij in de val gelopen en ook gearresteerd? Of voerde<br />

hij weer wat in zijn schild?<br />

In de keuken dronk hij een kom melk en liep direct door naar de praktijk,<br />

zonder ook maar één woord met Geertruid en Marieke te wisselen. Maar dat<br />

kenden ze wel van hem. Het gebeurde vaker dat Mathijs midden in de nacht<br />

uit bed moest omdat hij bij patiënten werd geroepen. Met een kater van het<br />

tekort aan slaap was hij' s ochtends nooit aanspreekbaar.<br />

Door het raam zag Mathijs dat het onrustig was op straat. Een groepje<br />

huilende vrouwen stond aan de overkant, voor de deur van herberg Die<br />

Krone. Toen hij Maria Doveren herkende, de vrouw van Ties Doveren, die<br />

opgepakt was, begreep Mathijs dat het de vrouwen van gearresteerde bok­<br />

kenrijders waren. klampten iedereen aan, in de hoop te weten te komen<br />

waar hun mannen verbleven en hoe het met hen was. Hij zou graag naar<br />

buiten gaan om hen te troosten, maar in feite durfde hij hen niet eens onder<br />

ogen te komen. Bovendien zou het gevaarlijk voor hem zijn, want als alles


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

goed was, wisten ze niet dat hij bij de bende hoorde.<br />

Een groep soldaten. te paatd reed door de straat. Overmand door haar<br />

verdriet verloor Maria Doveren haar voorzichtigheid.<br />

'Laat mijn man vrij!' riep ze vertwijfeld tegen de soldaten. 'Laat Ties vrij!<br />

Hij is geen bokkenrijder.' De soldaten reageerden niet, maar dat wakkerde de<br />

woede van Maria alleen maat aan. Kwaad greep ze een paar stenen en gooide<br />

die naar de soldaten, maar die reden op haat af en sloegen haar met de zweep.<br />

Huilend van woede en pijn viel ze op de grond.<br />

'Pas jij maar op', riep een soldaat. 'Als je ons nog eens lastigvalt, gooien we<br />

je bij je man in de kerker. Dan mogen jullie samen naar de beul!'<br />

'En samen naat de galg!' grapte een ander.<br />

Uit de verhalen die Mathijs die ochtend van de patiënten opving, werd<br />

hem duidelijk dat de mensen goed in de gaten hadden dat de geatresteerden<br />

werkelijk bokkenrijders waren.<br />

Pas tegen de middag, toen Mathijs al klaar was met de praktijk, kwam de<br />

dokter thuis. Hij zag bleek en zijn gezicht stond meer verbeten dan ooit. Zo<br />

herkende Mathijs zijn baas weer.<br />

'We slaan terug', zei de dokter toen ze alleen in de praktijk waten. 'We<br />

hebben grote fouten gemaakt, maat daarvan moeten we leren. We geven de<br />

strijd niet op. Vanaf vandaag vormen we een geheim leger.'<br />

'Gaan we echt oorlog voeren?'<br />

'Precies. We zullen ons niet meer beperken tot overvallen op boerenhoven<br />

en kerken. Vanaf nu is het Oostenrijkse leger zelf ons doelwit. Buiten de<br />

burcht zal geen soldaat meer veilig zijn. Voor iedere dode van ons, vallen er<br />

tien bij hen.'<br />

'Zijn we dan nog wel zo sterk?' twijfelde Mathijs.<br />

'We zijn met minder, dat is waar, maar de mannen die over zijn, zijn hard.<br />

Kerels als Soree, die hebben niets te verliezen. We slaan toe, overal waat de<br />

vijand is. Vanaf vandaag zullen ze rekening met ons moeten houden.'<br />

Pas later op de dag, nadat een dronken soldaat in herberg Die Krone had<br />

verteld wat er in de afgelopen nacht bij de burcht was gebeurd, drong de<br />

omvang van de ramp tot de mensen door. Toen de soldaten een kar met de<br />

lijken van vier omgekomen bokkenrijders door de dorpsstraat reden en de<br />

lichamen als oud vuil bij het kerkhof deponeerden, begrepen de mensen dat<br />

er hevig was gevochten.


DE BEN DE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Er hing een rouwstemming in de dorpen. Er was nauwelijks een familie in<br />

, s-Hertogenrade en Kerkrade te vinden waarvan geen man, vader of zoon,<br />

was gedood, opgepakt of gevlucht.<br />

Kirchhoffs en Mathijs werden bij de doden gehaald, maar het was wel<br />

duidelijk dat een dokter niet meer voor de slachtoffers kon doen dan hen<br />

dood verklaren.<br />

Met afgrijzen herkende Mathijs zijn dode makkers. Piret. Twee mannen<br />

uit Merkstein, Joseph Vliegen en Sef Knarren. En Machiel Schols, de jonge<br />

smid uit Kerkrade. Hij was nauwelijks herkenbaar. Hij had een kogel recht in<br />

zijn gezicht gekregen.<br />

Op last van de schout groeven de doodgravers een gemeenschappelijk graf<br />

buiten de muur van het kerkhof, in ongewijde grond, op de plaats die<br />

bestemd was voor misdadigers en ongedoopten. Zonder doodshemd, zonder<br />

kist werden ze begraven.<br />

Niemand mocht afscheid van de doden nemen. Soldaten hielden al het<br />

volk op afstand tot de grafkuil dicht was. De nabestaanden van de mannen<br />

uit Merkstein wisten waarschijnlijk niet eens dat hun doden hier werden<br />

begraven.<br />

Toen Mathijs na de begrafenis naar huis reed, zag hij een huilende vrouw<br />

voor de deur van de schout. Mien Giesbers, een van de vrouwen van wie de<br />

man in de afgelopen nacht was weggebleven. wilde weten of haar man in<br />

de gevangenis zat of dat hij gevlucht was, maar de schout deed de deur niet<br />

eens open. Het leed van het volk deerde hem niet. De schout vierde feest. Hij<br />

had een grote slag geslagen en meende dat hij nu het hele spel naar zich toe<br />

kon trekken.<br />

Na het avondeten stapte Mathijs naar herberg Die Krone, om zijn vriend<br />

Lowie op te zoeken. Hij wilde graag horen wat er in de burcht gebeurd was en<br />

hoe het met de gevangen bokkenrijders ging.<br />

Het was er druk, want als er érgens informatie te halen was, dan was het<br />

wel in de herberg. Daar waren de nieuwtjes altijd het eerst bekend.<br />

Rond het tafeltje van Jan Parant had zich het meeste volk verzameld. Niet<br />

alleen omdat de scharensliep zoals altijd het hoogste woord had, maar omdat<br />

iedereen wist dat Jan altijd een goede kijk had op de dingen. Jan was iemand<br />

die overal kwam en zijn ogen goed de kost gaf.<br />

'Ik geloof niet in bokkenrijders', zei Jan Parant. 'Ik geloof alleen in honger-


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

lijders die uit stelen gaan om in leven te blijven.'<br />

'En de lui dan die de burcht hebben overvallen ?' vroeg iemand. 'Die<br />

moeten met honderden zijn geweest.'<br />

'Het kunnen er best duizenden zijn geweest,' zei Jan, 'zeker als je iedereen<br />

die honger heeft een bokkenrijder noemt. Ik geloof meer in bokkenschieters.<br />

Al die lui die achter de bende aan jagen, zouden eerst eens hun ogen open<br />

moeten maken, om te zien wat er werkelijk mis is met de mensen. Ze zouden<br />

de echte duivels moeten bestrijden, de duivels van de armoede en de honger.'<br />

De meeste mensen waren het met Jan eens, maar niemand geloofde dat het<br />

ooit zover zou komen, omdat iedereen geloofde dat de hoge heren alleen<br />

maar in hun eigen belang handelden en in het leed van de gewone mensen<br />

niet geïnteresseerd waren.<br />

Vo or de waard van Die Krone waren de gebeurtenissen een goudmijntje.<br />

Zijn vrouw en dochter kwamen handen te kort om het bier aan te slepen.<br />

Lowie zat aan een tafeltje met iemand te praten. Pas toen hij aanschoof<br />

herkende Mathijs de man : Dillenbourg, de beul, die hij al meerdere malen<br />

aan het werk had gezien als hij in de burcht gevangenen onder handen nam.<br />

Mathijs moest zijn huiver onderdrukken, maar toch kreeg hij kippenvel van<br />

afkeer.<br />

'Ha, de jonge dokter', zei Dillenbourg joviaal, alsof hij niets van de weerzin<br />

van Mathijs had gemerkt. 'Mag ik je wat te drinken aanbieden ?'<br />

Een rondje van Dillenbourg ? Tegenstrijdige gedachten flitsten Mathijs<br />

door het hoofd. Kon hij een pot bier accepteren van iemand die de kost<br />

verdiende met het martelen van mensen? Kon je met zo iemand zomaar in<br />

een herberg gezellig zitten praten ? Maar als hij een pot bier van hem wei­<br />

gerde, zou Dillenbourg daar wat achter zoeken. Mathijs kreeg geen tijd om te<br />

beslissen. Dillenbourg wenkte al naar de waard en bestelde drie bier.<br />

Dillenbourg was goed gemutst. Vol vuur vertelde hij over zijn werk. En er<br />

was véél werk aan de winkel, met al die gevangen bokkenrijders. Bijna<br />

wellustig vertelde hij hoe hij in de komende dagen de gevangenen aan de<br />

tand zou voelen.<br />

'Eén voor één zal ik ze laten praten', riep hij vrolijk. 'Desnoods moet ik het<br />

bloed uit hen persen. In mijn handen gaat iedereen praten.'<br />

Vol trots vertelde hij over een gevangene die hij eens had moeten martelen<br />

in Mainz.<br />

'Dat was een man met stalen zenuwen. Het leek of hij geen gevoel had.


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Ook al draaide ik de ijzeren laarzen op hem kapot en hing hij een dag aan de<br />

wipgalg met honderd kilo lood aan elk been, hij gaf geen kik. Toch heb ik<br />

hem aan het praten gekregen.'<br />

'Hoe dan ?' vroeg Lowie, die de verhalen van Dillenbourg met open mond<br />

aanhoorde.<br />

'Ik heb er zijn vrouw bij gehaald', lachte de beul, 'en hem gedreigd dat ik<br />

haar zou geselen. Maar voor ik haar de eerste zweepslag had kunnen geven,<br />

praatte hij al en vertelde hij alles wat de rechters weten wilden. Die man moet<br />

echt van zijn vrouw gehouden hebben, want de bekentenissen die hij deed<br />

om haar te redden hebben hem de kop gekost. Zijn executie was ook een<br />

geval apart. Toen ik hem op het schavot moest onthoofden, bleek dat hij een<br />

nek van ijzer had. Na de eerste slag brak het zwaard en had hij alleen een snee<br />

in zijn nekvel. De rechters dachten dat God zelf had ingegrepen, omdat Hij<br />

wilde laten zien dat de man onschuldig was. wilden hem vrijlaten. Maar<br />

hij had pech. Toen ik hem losmaakte bleek hij te zijn gestikt. Hij had zijn<br />

tong ingeslikt.'<br />

'Geloof jij dat God hem heeft geholpen?' vroeg Lowie.<br />

'Ja, waarom zou ik dat niet geloven?'<br />

'Als dat waar was, had God hem ook niet laten stikken.'<br />

'Gods wegen zijn wonderbaar', zei Dillenbourg. 'De wijze rechters zullen<br />

meer van Gods doen en Jaten begrijpen dan ik, dus het oordelen over Gods<br />

daden laat ik maar aan hen over. Ik ben maar een gewone gelovige.'<br />

'Een gelovige ?' vroeg Mathijs wat verbaasd. 'Geloof jij in God?'<br />

'Is dat zo gek?' vroeg Dillenbourg.<br />

'Zoiets verwacht je niet van een beul.'<br />

'Denk je soms dat een beul een moordenaar is?' zei Dillenbourg fel. 'Ik heb<br />

nog nooit een vinger uitgestoken naar een onschuldige. Ik doe geen vlieg<br />

kwaad. Maar er moet iemand zijn die het vuile werk opknapt dat nodig is om<br />

het recht te laten spreken?'<br />

'Betaalt het goed?' vroeg Mathijs wat zuur.<br />

'Dat zeker', zei Dillenbourg. En om het te bewijzen knipte hij naar de<br />

kastelein om nog een rondje.<br />

'Die jonge bokkenrijder die pas is opgepakt, heb je die ook onder handen<br />

gehad?' vroeg Mathijs.<br />

'Die met dat witte haar ?' zei Dillenbourg wat misnoegd. 'Nee. Ik ben wel<br />

bij het verhoor geweest, maar voor mij viel er geen eer aan te behalen. Hij<br />

49°


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

praatte al toen hij de duimschroeven zag. Als alle bokkenrijders zo zacht<br />

waren als hij, hadden we het makkelijk met die bende. Maar de meeste van<br />

die kerels zijn spijkerhard. Ik zal nog menig bot moeten kraken.'<br />

Na een paar glazen bier vertrok Dillenbourg naar de burcht, om er zijn<br />

lugubere werk te gaan doen.<br />

'Kom, dan laat ik je mijn kamer zien', zei Lowie.<br />

De kamer lag boven de gelagkamer. Een bed, een kast, een waskom, een<br />

stapeltje boeken.<br />

'Het is niet veel bijzonders,' zei Lowie, 'maar ik ben er blij mee.'<br />

Hij liet de wetboeken zien die hij moest bestuderen, omdat hij lessen in<br />

burgerrecht moest gaan volgen. En het schrijfWerk dat hij voor de griffier<br />

deed : rekeningen, rapporten, verslagen voor de rechtbank, belastingbrieven.<br />

'Heb je ook een verslag geschreven van de bekentenissen van Witte Peter?'<br />

vroeg Mathijs langs zijn neus weg.<br />

'Ja. Die bekende alles wat de rechters hem vroegen.'<br />

'Heeft hij andere bokkenrijders verraden?'<br />

'Tientallen. De beul hoefde de zweep maar te heffen of hij praatte al.'<br />

'En heeft hem dat geholpen?'<br />

'Hoe bedoel je?'<br />

'Krijgt hij nu minder straf?'<br />

'Welnee. Hij wordt gehangen, net als alle andere bokkenrijders. De strop<br />

ligt voor hem klaar. Dat is maar goed ook. Stel je voor dat ze zo'n stuk tuig in<br />

leven zouden laten, dan had je zo weer een nieuwe bende. Zou jij dat willen?'<br />

Mathijs gaf geen antwoord op die vraag.<br />

Ontdaan ging hij naar huis. Hij wist wel dat Lowie zo dacht over de<br />

bokkenrijders. Wat zou hij denken als hij wist dat zijn beste vriend en dokter<br />

Kirchhoffs lid waren van de bende?<br />

491


6<br />

De volgende ochtend liet Mathijs de patiënten aan de dokter over en vertrok<br />

al vroeg naar de abdij voor de lessen bij pater Lindanus.<br />

Mathijs volgde de lessen altijd graag, vooral omdat zijn leermeester in de<br />

loop van de tijd een wijze, oude vriend voor hem was geworden.<br />

Door ' s-Hertogenrade rijdend zag hij overal mensen samengroepen. Ieder­<br />

een deed bij iedereen navraag naar de verblijfPlaats van mannen die ver­<br />

dwenen waren of misschien waren opgepakt. Bij de burcht zag hij een<br />

groepje soldaten arriveren met een man wiens handen op de rug waren<br />

gebonden. Giel Pennings, een bokkenrijder die niet had willen vluchten<br />

omdat hij zijn vrouw en kinderen niet in de steek wilde laten.<br />

Hoewel Giel hem zag, keek hij langs Mathijs heen. Gelukkig. Natuurlijk<br />

besefte Giel dat Mathijs meer voor hem kon doen als hij buiten de gevangenis<br />

was dan wanneer hij was opgesloten.<br />

De portier opende de poort voor Mathijs. Sinds kort was hij weer aan het<br />

werk. Hij had nu een houten been.<br />

'Blij dat ik je weer zie', zei Sjeng vrolijk. 'Jij hebt mijn leven gered. Als jij<br />

toen niet had gezien dat het koudvuur was, had ik allang onder de zoden<br />

gelegen.'<br />

'Alle lof is voor Kirchhoffs', zei Mathijs bescheiden. 'Hij heeft dat been<br />

afgezet. Ik heb je alleen maar met een knuppel op je kop geslagen om je te<br />

verdoven.'<br />

'Heb je dat echt gedaan?'<br />

'Ja, echt. Voel je het nu nog?'<br />

'Dan weet ik ook waar ik die hoofdpijn van heb. Kom eens hier jij, dat ik je<br />

een klap terug verkoop.'<br />

'Zie je, dankbaarheid is maar van korte duur.'<br />

'Ik maak maar een grapje', zei Sjeng. 'Liever een beetje hoofdpijn dan<br />

dood.'<br />

'Als je dat maar weet.'<br />

'Die bokkenrijders zouden ook liever een leven lang hoofdpijn hebben dan<br />

492


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

twee seconden hun nek te voelen kraken in de strop', zei Sj eng.<br />

Mathijs huiverde.<br />

Hij zette Roland vast aan een ring in de muur van het koetshuis en liep<br />

door de lange gangen van het klooster naar het vertrek van pater Lindanus.<br />

les.'<br />

'Ha, Mathijs', verwelkomde Lindanus hem opgewekt. 'Welkom voor de<br />

'Vanwaar die vrolijkheid?' vroeg Mathijs, die eraan gewend was dat Lin­<br />

danus op de vroege ochtend meestal wat nukkig was.<br />

'Iedereen is blij', zei Lindanus. 'Je weet toch zeker ook dat er een stel<br />

bokkenrijders is opgepakt ? Binnenkort zit de hele bende achter slot en<br />

grendel. Dan is het afgelopen met de onrust in het land. Daarom zijn wij<br />

hier zo vrolijk. Zelfs de abt heeft goede zin. Eindelijk is het leven in het<br />

klooster weer aangenaam.'<br />

Hij legde Mathijs een boek voor met teksten in het Latijn over het func­<br />

tioneren van de organen van het menselijk lichaam : het hart, de lever, de<br />

meren.<br />

Mathijs' ogen dwaalden over de tekst en de bijbehorende platen, maar hoe<br />

goed hij ook al in Latijn was, de betekenis van de woorden drong niet echt tot<br />

hem door.<br />

'Nou, lees eens hardop.'<br />

Haperend las Mathijs een stuk tekst voor.<br />

'Ik zie het al', zei Lindanus. 'Weinig geslapen.'<br />

'Ik ben vannacht bij een patiënt geweest', loog Mathijs.<br />

'Later zal God je lonen voor al het goede dat je voor de mensen doet', zei<br />

Lindanus. 'Komaan, dan nemen we het er vandaag eens van. We pakken een<br />

glas wijn. Dat verdienen we wel, nu het recht zegeviert.'<br />

'Het recht!' smaalde Mathijs. 'Omdat de schout een groepje arme sloebers<br />

heeft opgepakt! Is dat recht?'<br />

'Geloof jij dan nog steeds dat de bokkenrijders onschuldige burgers zijn?'<br />

vroeg Lindanus. 'Dieven die alleen maar stelen om in leven te blijven?'<br />

'In ieder geval zijn ze minder slecht dan de lui die alle geld en goed in<br />

handen hebben en het volk onderdrukken', zei Mathijs.<br />

'Ik hoor het wel, jij leert het nooit', zei Lindanus misprijzend. 'Jij wîlt<br />

gewoon niet begrijpen dat wie de macht heeft, die macht van God gekregen<br />

heeft. Hoe iemands levensweg ook is, altijd is die weg door God voorzien.<br />

Daar helpen moord en roof niet aan. Niemand kan zijn eigen lot bepalen.'<br />

493


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Heeft God dan ook bepaald dat ti priester en dat îk dokter zou worden?'<br />

'Nee, niet bepááld. Hij heeft mij geroepen en het stond mij vrij om te<br />

luisteren. Ja, dat is Gods Voorzienigheid. Hij heeft alles in de hand. Elke<br />

ademtocht van ons mensen kent Hij.'<br />

'Ook het lijden van de mensen?'<br />

'Ook het lijden van de mensen. Daar heeft God zijn bedoelingen mee.'<br />

'Heeft Hij ook voorzien wiens leven aan de galg zal eindigen?'<br />

'Dat ook.'<br />

'Als dat zo is,' zei Mathijs, 'dan hoef ik geen dokter te worden. Dan<br />

wordt door mîjn toedoen niemand beter die toch al voorbestemd is om te<br />

sterven.'<br />

'Nee', zei Lindanus fel. 'Jij wordt door God gestuurd om te helpen.'<br />

'Ik begrijp er niets meer van', zei Mathijs.<br />

'Het is toch heel eenvoudig', zei Lindanus. 'Wij zijn allemaal instrumenten<br />

in de handen van God. Alles wat we doen is door Hem voorzien.'<br />

'Dus niemand heeft een vrije wil om te doen en te laten wat hij zelf wil?'<br />

'Ja, dat wel, maar wie handelt zonder Gods goedkeuring zal ervoor worden<br />

gestraft. God heeft het goed en het kwaad geschapen. Goede mensen, maar<br />

ook misdadigers, om de mensen het verschil tussen goed en kwaad te laten<br />

zien. Net zoals God armen en rijken geschapen heeft om de rijken de<br />

mogelijkheid te geven goede werken te doen en de armen de kans om door<br />

hun lijden de hemel te verdienen.'<br />

'Je zult toch maar geboren worden om volgens Gods Voorzienigheid je<br />

leven lang zo arm te blijven dat je moet gaan stelen om daarna aan de galg te<br />

eindigen', zei Mathijs. 'Nee, pater, u bent een goede leraar in Latijn en<br />

wiskunde, maar in dit soort redeneringen over God geloof ik niet.'<br />

'Ach, je bent nog jong', zei Lindanus. 'Als je ouder en wijzer bent zul je pas<br />

begrijpen wat God met de mensen voorheeft.'<br />

Mathijs zweeg. In hoe ze over God en de wereld dachten, zouden Pater<br />

Lindanus en hij altijd lijnrecht tegenover elkaar blijven staan. Lindanus hield<br />

vast aan het oeroude beeld van Gods bedoelingen met de mensheid, maar<br />

Mathijs geloofde in de ideeën van dokter Kirchhoffs dat het de mens was<br />

gegeven voor eigen recht en vrijheid op te komen. De beslissingen over de<br />

mens lagen bij de mens zelf. Ieder had zijn lot in eigen hand.<br />

494


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Op weg naar huis zag Mathijs hoe een grote groep zwaarbewapende soldaten<br />

de burcht verliet. Op straat was het druk. Nog steeds waren er samenscholin­<br />

gen van mensen. Nog steeds onrust.<br />

Hij was nauwelijks thuis toen er een paar huilende vrouwen binnenkwa­<br />

men. Eén bloedde er aan haar hoofd.<br />

'Wat is er gebeurd ?' vroeg Mathijs geschrokken terwijl hij de bloedende<br />

wond stelpte met een stuk verband.<br />

'De soldaten slaan er als wilden op los. Iedereen op straat krijgt ervan­<br />

langs.'<br />

Mathijs liep naar buiten.<br />

Soldaten te paard joegen de samenscholingen uit elkaar en veegden de<br />

straat schoon. Ze sloegen erop los met zwepen en bullepezen. Het optreden<br />

van de soldaten was zo onverwacht dat veel mensen niet meer konden<br />

vluchten.<br />

Een aantal dat harde klappen had gekregen, kwam naar de praktijk om<br />

door Mathijs te worden geholpen.<br />

Sommige mensen die weerstand hadden geboden of zich niet op tijd uit de<br />

voeten hadden kunnen maken, waren opgepakt en als oproerkraaiers afge­<br />

voerd naar de burcht. De cellen puilden uit.<br />

Die avond kwam Lowie bij Mathijs op bezoek.<br />

'We hebben nu zoveel bokkenrijders in de burcht opgesloten dat we<br />

binnenkort de hele bende uitgeschakeld hebben', zei hij vrolijk.<br />

'Daar zou ik niet zo zeker van zijn', zei Mathijs.<br />

'Natuurlijk wel. In handen van de beul praten ze allemaal. We hebben al<br />

een lijst met meer dan honderd namen.'<br />

'Wie staan daar dan allemaal op?' vroeg Mathijs verbaasd.<br />

'Dat mag ik je natuurlijk niet vertellen. Als schrijver van de griffier heb ik<br />

zwijgplicht. Ik moet mijn mond houden.'<br />

'Dan heb je nu ook al te veel gezegd', zei Mathijs wat zuur.<br />

'Dat is waar, maar jij zult toch wel alles voor je houden wat ik je vertel ?'<br />

'Weet je dat ik helemaal geen zin heb om over bokkenrijders te praten', zei<br />

Mathijs nijdig. 'Je hoort niets anders meer. Iedereen spreekt mij aan over de<br />

bokkenrijders. Waarom mij ? Denken de mensen soms dat ik een bokken­<br />

rijder ben?'<br />

'Jij ? Hoe kom je daar nu bij ?'<br />

495


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Waarom praat jij er dan ook met mij over?'<br />

'Omdat je mijn vriend bent. Jij kunt toch wel een geheim bewaren?'<br />

'Het geheim van honderd bokkenrijders op een lijst?' zei Mathijs fel. 'Weet<br />

je dat het niet eens een geheim is? Iedereen ziet toch wie er weg zijn. En<br />

daarbij, Dillenbourg kan iedereen laten praten. Met martelen kan hij ieder­<br />

een op die lijst krijgen. Straks staan we er allemaal op.'<br />

'Misschien heb je gelijk', zei Lowie twijfelend. 'Die beul, daar ben ik ook<br />

op tegen. Dat martelen hoort niet. Maar ja, mij wordt niets gevraagd. De<br />

beul heeft resultaat, dat is het enige wat telt voor de rechters, maar als ik die<br />

lange lijst van namen zie, nee, ik geloof ook niet dat het allemaal bokkenrij­<br />

ders zijn.'


7<br />

Laat in de avond ging Mathijs op weg naar de Sint-Janskapel. Daar trof hij<br />

een groepje bokkenrijders aan, onder wie ook Kirchhoffs.<br />

'Heb je nog nieuws ?' vroeg de kapitein.<br />

'Lowie vertelde dat de beul al voor een lijst met meer dan honderd namen<br />

heeft gezorgd.'<br />

'Dan mogen we alleen nog maar hopen dat de schout zijn eigen ogen niet<br />

gelooft als hij die lijst ziet', zei Soree.<br />

'Ik heb vandaag nog met schout De Limpens gesproken, toen ik de<br />

gevangenen in de burcht heb bezocht', zei de kapitein. 'Hij weet ook wel<br />

dat er veel alleen maar praten om aan de pijn te ontkomen.'<br />

bij.'<br />

'Hebt u met onze mannen gesproken?' vroeg Mathijs.<br />

'Nee, ik had geen mogelijkheid met hen te praten. waren steeds anderen<br />

'Wordt er nog niemand van de leiders verdacht, buiten Baltus ?' vroeg<br />

Teun Curfs.<br />

'Niet dat ik weet. Maar vroeg of laat zullen ook onze namen vallen. We<br />

moeten hen voor zijn.'<br />

'Hoe?' vroeg Teun bitter. 'U wilt toch niet alle mannen die opgesloten zijn<br />

vergiftigen, zoals u eerder met gevangen bokkenrijders hebt gedaan ?'<br />

'Nee, dat heeft geen zin', zei Kirchhoffs, die niet reageerde op de felle<br />

opmerking van Teun. 'Wîj kunnen ook gevangenen maken.'<br />

'Hoe bedoelt u?' vroeg Teun.<br />

'We kunnen mensen gijzelen. Mensen van aanzien. Die kunnen we ruilen<br />

tegen onze mannen.'<br />

'Wie?'<br />

'Wat dacht je van de schout zelf?'<br />

'Dat kan nooit!' schrok Teun. 'Dat is de duivel in de hel arresteren.'<br />

'Dat zou pas echt een huzarenstukje zijn', grinnikte de kapitein.<br />

'Wanneer wilt u de schout dan gevangennemen?'<br />

497


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Nu, vannacht nog. We halen hem uit bed. Dat is gemakkelijk genoeg. Hij<br />

zal zo'n actie van ons niet verwachten.'<br />

'En dan?'<br />

'Dan zal hij wél met ons willen praten. Voor zijn eigen lijfsbehoud laat hij<br />

de gevangenen graag vrij .'<br />

'En als hij niet toegeeft ?'<br />

'Dan pakken we er meer, desnoods de abt van Kloosterrade.'<br />

Kirchhoffs wees de mannen aan die met hem het huis van de schout<br />

zouden overvallen. Meer dan dertig man, allemaal geoefende bendeleden.<br />

De leiders deelden de mannen in groepen in. Een groep ervaren binnen­<br />

sluipers onder leiding van Soree, die de honden van de schout en van de<br />

buurtbewoners het zwijgen moest opleggen. En een grote groep die in zo kort<br />

mogelijke tijd moest toeslaan en er met de gevangen schout vandoor gaan.<br />

Mathijs zag wel wat in het plan. Het leek hem uitvoerbaar. En het was<br />

makkelijker dan de bestorming van de burcht, waarbij ze zoveel mensen<br />

hadden verloren.<br />

Door het donker trokken ze op naar Kerkrade. Mathijs bleef in de buurt<br />

van de kapitein.<br />

Even na middernacht arriveerden ze in het dorp. Geen hond die wat<br />

merkte. Ve rscholen in steegjes en in portieken, tussen struiken in moestuinen<br />

en zelfs in de boomgaard van de schout, wachtten ze op het teken tot de<br />

aanval.<br />

Het was stil in het huis. Blijkbaar voelde de schout zich zo veilig dat er niet<br />

eens een schildwacht voor zijn deur stond.<br />

Soree sloop naar het huis. Dankzij de diepe erker van de statige woning lag<br />

de voordeur in het donker. Niemand kon zien dat er iemand aan de voordeur<br />

van de schout stond te morrelen.<br />

Het slot sprong open. Een paar mannen slopen naar binnen. Mathijs liep<br />

voorop : hij kende het huis. Hij was er vaker binnen geweest, als een van de<br />

kinderen of de vrouw van schout De Limpens ziek was.<br />

Hij voelde zijn hart in de keel kloppen. Hij stond in de gang, die zwak<br />

werd verlicht door een streep maanlicht die door een klein raam binnenviel.<br />

Opgezette dieren langs de muren leken hem verbaasd aan te staren, alsof ze<br />

zich afvroegen wat al die vreemde mannen in de gang te zoeken hadden.<br />

De trap. Achter Mathijs aan slopen de mannen naar boven.<br />

Op een teken van de kapitein trapten ze de deur van de slaapkamer open.


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Een vrouw gilde. Heel kort, toen was haar mond al dichtgestopt. Het was<br />

weer stiL Maar de mannen waren hevig teleurgesteld. Bij het licht van een<br />

kaars zagen ze dat de vrouw van de schout alleen in bed lag. Geen schout.<br />

In een kamer boven sliepen de meiden, maar gelukkig hielden die zich stiL<br />

Hadden ze niets gehoord of hielden ze zich stil uit angst? In een andere kamer<br />

sliepen de kinderen.<br />

Vlug doorzochten ze alle vertrekken. Geen schout.<br />

'De duivel is tegen ons', vloekte Kirchhoffs. 'Hij is nog niet thuis.'<br />

Soree ondervroeg de angstige vrouw van de schout, maar ze wist niet meer<br />

te vertellen dan dat haar man in de burcht was. Dag en nacht was hij bezig<br />

met het verhoor van de gevangenen.<br />

'Nemen we haar mee als gijzelaar?' vroeg Soree.<br />

'Dat heeft geen zin', zei Kirchhoffi. 'Met haar valt niet te onderhandelen.<br />

Dat is te lastig. Alleen De Limpens zelf kan besluiten nemen.'<br />

Ondertussen stopten vaardige handen alle kostbare spullen in zakken. Een<br />

paar minuten nadat de bokkenrijders het huis waren binnengeslopen, waren<br />

ze alweer weg, alles meenemend wat te dragen was, de vrouw van de schout<br />

gekneveld achterlatend.<br />

Nog geen uur later waren de mannen terug bij de kapel, teleurgesteld,<br />

omdat het prachtige plan op een mislukking was uitgelopen. Daar woog de<br />

waarde van de geroofde goederen niet tegenop. Mathijs begreep dat het<br />

resultaat van de overval alleen nog maar een strenger optreden tegen de<br />

bokkenrijders zou zijn.<br />

De treurigheid keerde terug in de groep. Nog meer mannen besloten om<br />

niet meer naar huis terug te keren, maar het land uit te vluchten, om aan de<br />

straffe vervolging te ontkomen.<br />

499


8<br />

Vroeg in de morgen begonnen dokter Kirchhoffs en Mathijs met het be­<br />

handelen van de patiënten. Voor de deur stond een lange rij.<br />

Net toen Mathijs de eerste mensen binnen wilde laten, stapten er een paar<br />

soldaten binnen. Mathijs voelde zijn hart overslaan. Kwamen ze hem arres­<br />

teren? Maar nee, ze hadden geen kwaad in de zin en groetten vriendelijk.<br />

'De schout vraagt of u vandaag bij de verhoren aanwezig wilt zijn', zei een<br />

van de soldaten.<br />

'Wordt er weer gemarteld?' vroeg de dokter nors.<br />

'Dat is wel zeker', zei de soldaat. 'De schout is woedend. De bokkenrijders<br />

hebben zijn huis overvallen.'<br />

'Moeten de gevangenen het daarom ontgelden?'<br />

'Dat is mijn zaak niet', zei de soldaat. 'Ik ben de schout niet. Ik breng<br />

alleen zijn boodschap over.'<br />

'Zeg maar tegen de schout dat ik kom. Ik ben er zo. '<br />

'In orde.' De soldaten vertrokken.<br />

'Ik laat de praktijk aan jou over, Mathijs', zei de dokter terwijl hij zijn<br />

dokterstas volstopte met verband, medicijnen en pijnstillende zalfjes. 'Als je<br />

klaar bent kom je me helpen. Als de schout wraak wil, krijgen we het druk.'<br />

Even later zag Mathijs de dokter de poort uit rijden, wat ineengedoken op<br />

zijn paard, veel minder fier dan hij er voorheen altijd had uitgezien.<br />

Mathijs riep de eerste patiënt binnen. Een dikke boer, met een hoofd zo<br />

rood als een biet.<br />

'En Everse? Wat mankeert eraan?'<br />

'Ik hoor niet meer goed. En ik heb suizingen in mijn oor.'<br />

'Al l ang .<br />

?'<br />

'J a. Het wordt steeds erger. Kan ik nu al doof worden ?'<br />

'Hoe oud ben je?'<br />

'Pas dertig.'<br />

'Dat is wel jong om doof te worden, maar alles is mogelijk.' Met een<br />

spiegeltje bekeek Mathijs de oren aan de binnenkant.<br />

500


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

'Ik begrijp het al', zei hij wat zuur. 'Waarschijnlijk heb jij nog nooit van je<br />

leven je oren gewassen.'<br />

'Nee, moet dat dan ?' vroeg Everse verbaasd.<br />

'Natuurlijk') zei Mathijs.<br />

'Mijn moeder zei altijd dat het gevaarlijk is als er water in je oren komt.'<br />

'Dan zal zij ook wel doof zijn geweest.'<br />

'Stokdoof.'<br />

'Zie je, je moet gewoon alles wassen. Je hele lijf. Ook je oren.'<br />

'Met zeep ?'<br />

'Ja, je hele lijf met zeep.'<br />

'Dat doet toch niemand', riep Everse uit.<br />

'Ik weet dat veel mensen bang zij n voor water,' zei Mathijs, 'maar voor je<br />

lijf is er niets beter dan schoon water. En daar moet je je mee wassen, liefst<br />

elke dag.'<br />

'Dan kan ik net zo goed elke dag in de Wo rm springen.'<br />

'Dat is inderdaad het beste', zei Mathijs.<br />

'Ik hou niet van water aan mijn lijf', sputterde Everse tegen.<br />

'Dan moet je het zelf maar weten. Als jij je niet beter verzorgt, ben je<br />

binnenkort net zo doof als je moeder. Wil je dat ik je nu van de ergste<br />

doofheid afhelp ?'<br />

Everse aarzelde. Mathijs vulde een spuit met lijnolie, zette die in het<br />

rechteroor van de man en kneep de spuit leeg. Toen het andere oor. In<br />

een mum van tijd loste de olie het vuil op. Met een pipet zoog Mathijs de<br />

oren leeg.<br />

'En? Heeft het geholpen? Kun je me beter horen?'<br />

'Ja', zei Everse verrast. 'Ik versta je veel beter.'<br />

'Zie je', zei Mathijs nadat hij het vuil had weggespoeld. 'Elke dag je oren<br />

wassen en je hoort de vogels weer fluiten.'<br />

'Je hebt gelijk', zei Everse.<br />

'En de rest van je lijf ook.'<br />

'Nee, dat niet', zei Everse halsstarrig. 'Waar is dat nou goed voor? Ik hoor<br />

nu toch weer?'<br />

'Nooit van schurft gehoord?'<br />

'J a. '<br />

'Pas daar maar voor op. Vlooien houden van schurft.'<br />

'Jullie met je nieuwerwetse ideeën', zei Everse. 'Tegen vlooien hoef je je<br />

501


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJ DERS<br />

niet te wassen, daar moet je je tegen krabben, dat weet toch iedereen.'<br />

'Blijf jij dan maar lekker dom', zei Mathijs. Hoofdschuddend liet hij de<br />

boer uit. Everse zou het wel nooit meer leren.<br />

Het spreekuur verliep vlot. Mathijs was al heel bekwaam in het dokrers­<br />

werk. Hij had er al zo vaak alleen voor gestaan in de praktijk dat hij nog maar<br />

zelden schrok van wat hij zag of hoorde.<br />

De laatste patiënt die binnenkwam was een bokkenrijder: Sjoof Brands,<br />

een hoefSmid, met vuisten als mokers.<br />

'Kan ik je helpen?' vroeg Mathijs.<br />

'Nee, mij mankeert niets', zei Sjoof. 'Ik wil alleen goede raad. Eigenlijk had<br />

ik Kirchhoffs zelf willen spreken.'<br />

'Die is naar de burcht. Daar is de beul weer bezig.'<br />

'Ik weet niet wat ik moet doen', zei Sjoof. 'Ik ben radeloos.'<br />

'Als ik medicijnen tegen radeloosheid had, zou ik vandaag rijk kunnen<br />

worden', zei Mathijs.<br />

'Ik wil vluchten. Maar ik weet niet waarheen. En ik wil mijn vrouw en<br />

kinderen niet alleen laten. Wie weet wat er met ze gebeurt als ik weg ben. Stel<br />

je voor dat de schout hen laat oppakken, uit wraak omdat ik gevlucht ben.'<br />

'Ik kan je geen raad geven', zei Mathijs eerlijk. 'Ik leef in dezelfde angst als<br />

jij, maar ik weet zeker dat ik het land uit vlucht als de grond me te heet onder<br />

de voeten wordt. Mijn leven is me meer waard dan wat ook.'<br />

'Jij hebt makkelijk praten', zei Sjoof. 'Jij hebt geen vrouw en kinderen.'<br />

'Nee, dat niet,' zei Mathijs, 'maar ik kan mijn patiënten toch niet in de<br />

steek laten.'<br />

'Dat is waar', zei Sjoof. 'Jij kunt ook niet gemist worden.'<br />

'Misschien zou je met je hele gezin moeten vluchten', zei Mathijs.<br />

'Om elders bedelaar te worden ?' zei Sjoof bedrukt. 'Of opgepakt te<br />

worden voor landloperij ?'<br />

'Als niets meer kan, dan kun je nog altijd naar Amerika.'<br />

'Amerika?' zei Sjoof ongelovig. 'Weet je, ik geloof niet eens in het bestaan<br />

van Amerika. Volgens mij is het net zo' n sprookje als de hemel. Die moet ook<br />

echt bestaan, maar niemand heeft hem met eigen ogen gezien.'<br />

Direct nadat Sjoof de deur uit was, pakte Mathijs zijn dokterstas en liep<br />

naar de keuken. Haastig propte hij een pannenkoek in zijn mond.<br />

. ,<br />

IS.<br />

'J e eet als een varken', zei Geertruid. 'En dat voor iemand die bijna dokter<br />

502


HET LOON VAN DE DUIVE L<br />

'Ik heb haast', zei Mathijs met zijn mond voL<br />

'Van haast krijg je maagpijn.'<br />

'Jij had dokter moeten worden', zei Mathijs. 'Jij weet precies waar alle<br />

ziekten vandaan komen.' Hij aaide Thijsje over zijn bol en liep de deur uit.<br />

Vlug zadelde hij zijn paard. Tot aan de poort liet hij Johan meerijden, die<br />

zich, voor op het paard, al heel wat mans voelde.<br />

Mathijs reed naar de burcht. Op straat viel het hem op hoe stil het was. Na<br />

de brute actie van de soldaten durfden de mensen nog nauwelijks buiten te<br />

komen. Iedereen was bang om opgepakt of mishandeld te worden. Niemand<br />

leek meer veilig. Iedereen kon beschuldigd worden, van wat dan ook. De<br />

beul zou wel zorgen voor bekentenissen.<br />

Ook op de markt was het stil, slechts een handvol mensen. De kooplieden,<br />

gewoonlijk talrijk aanwezig, waren thuisgebleven. Waarschijnlijk waren ze<br />

bang te worden geplunderd door de soldaten, want als die door het dolle<br />

heen raakten, waren ze net zo erg als struikrovers, voor welke heer of vorst ze<br />

ook streden.<br />

Bij de wasplaats, waar het 's ochtends altijd een drukte van belang was,<br />

waren nu alleen de meiden van de schout aan het werk. Die moesten wel<br />

wassen, want de bokkenrijders hadden alleen het vuile wasgoed achterge­<br />

laten. Schone kleren had de schout niet meer in zijn kast aangetroffen.<br />

Bij de burcht nam een soldaat het paard van Mathijs over. Een ander<br />

bracht hem naar de grote zaal waar de verhoren werden afgenomen.<br />

In één oogopslag zag Mathijs wat er aan de hand was. Dillenbourg had zijn<br />

werk goed gedaan. Twee bloedende mannen, onder wie Witte Peter, lagen op<br />

hun knieën voor de tafel, de handen op de rug gebonden. Achter de tafel<br />

zaten de heren rechters. Schout De Limpens van Kerkrade. Graaf Hoen de<br />

Cartils, drossaard van het Land van Valkenburg. Schout Peter Poyck van<br />

Merkstein. Frans Cox, de griffier van de rechtbank. En naast hem zat Lowie.<br />

Vo or het eerst zag Mathijs zijn vriend in zijn functie als hulpgriffier bij de<br />

rechtbank. Samen met Cox schreef hij alles op wat er door de beklaagden en<br />

de rechters werd gezegd. Het deed Mathijs pijn om zijn vriend aan de andere<br />

kant van de tafel te zien, bij de heren van de rechtbank.<br />

Even leek het of Lowie hem wilde groeten, al was dat maar doordat zijn<br />

hand stokte bij het schrijven, maar Mathijs keek langs hem heen.<br />

Kirchhoffs stond naast de gevangenen die hij na de marteling weer zover<br />

had opgelapt dat ze het verhoor konden ondergaan. De zweep had het


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

verweer van de gemartelden gebroken. Huilend antwoordden ze op alle<br />

vragen.<br />

'Welke kapel ?' vroeg de schout.<br />

'De Sint-Janskapel', zei Peter. 'Op de Vrouwenberg bij 's-Hertogenrade.<br />

Daar kwamen we altijd bij elkaar.' Hij praatte vlug, waarmee hij verried dat<br />

hij op dit moment het liefst alles zou willen opbiechten om het vege lijf te<br />

redden. Als in een vloedgolf kwamen de woorden uit zijn mond, ook al stond<br />

de kapitein van de bokkenrijders naast hem. Met eigen oren hoorde Mathijs<br />

hoe ook de laatste geheimen van de bokkenrijders door de in het nauw<br />

gedreven jongen werden verraden. Hoewel het hem bang maakte, kon hij<br />

het Peter niet kwalijk nemen: hij wist van pijn niet meer wat hij zei.<br />

'Heb jij ook de eed afgelegd bij de kapel?' vroeg de schout.<br />

'Ja', snikte Peter. 'En alle anderen.'<br />

'Hoe luidde de formule van de eed ?'<br />

'Ik zweer bij de duivel dat ik onze broederschap trouw zal blijven tot in de<br />

dood, dat ik nimmer mijn kameraden zal verraden en dat ik God en de<br />

Heilige Maagd heb afgezworen', huilde Peter. 'Als we de eed uitspraken<br />

moesten we de hand leggen op het beeld dat de kapitein ons voorhield.'<br />

'Een beeld van Satan ?' vroeg De Cartils.<br />

'J a, de duivel zelf.'<br />

'Wat was dat voor een beeld? Waar was het van gemaakt?'<br />

'Van goud.'<br />

'Hoe kwamen jullie aan dat goud ?'<br />

'Van gestolen kelken en monstransen. Een tinnegieter heeft ze gesmolten<br />

en het beeld ervan gemaakt.'<br />

'Welke tinnegieter ?'<br />

'Dat weet ik niet. Dat weet alleen de kapitein.'<br />

'Wie is de kapitein?'<br />

'Dat weet ik niet. Dat weet niemand. Niemand van de bokkenrijders weet<br />

wie de kapitein is.'<br />

'En de andere leiders dan ?'<br />

'Die ken ik ook niet. Alle leiders zijn onbekenden. Ik heb ze alleen maar<br />

met maskers gezien.'<br />

Terloops keek Mathijs naar Kirchhoffs. Het gezicht van de dokter stond<br />

normaal. Niets verried wat er in zijn innerlijk omging. Hij keek alsof het hem<br />

totaal niet interesseerde wat Peter opbiechtte. Hij leek alleen aandacht te


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

hebben voor de lijfelijke toestand waarin de mannen zich bevonden en of ze<br />

het verhoor nog wel aankonden.<br />

'J e liegt', zei de schout hard. 'Ik geloof niet dat de leden van de bende<br />

zoveel macht hebben gelegd in handen van mensen die ze niet kennen. Zo<br />

gek zijn jullie toch niet.'<br />

'Als ik het zou weten zou ik het zeggen', riep Peter uit. 'Ik weet écht niet<br />

wie de kapitein is. Maar hij alleen is de baas. Iedereen is bang voor hem. Wie<br />

zijn bevelen niet opvolgt, wordt door hem vermoord.'<br />

'Neem hem mee', zei de schout tegen de soldaten. 'Breng hem naar de<br />

beul. Laat die hem zoveel zweepslagen geven tot hij zich de naam van de<br />

kapitein van de bokkenrijders herinnert.'<br />

'Al slaat hij me dood, dan weet ik het nog niet!' riep Peter vertwijfeld uit.<br />

'Dan slaat de beul je maar dood', snauwde de schout. 'Aan een stuk rapaille<br />

als jou is niks verbeurd.' De soldaten sleurden de huilende Peter naar de<br />

kerker.<br />

'Breng de volgende !' riep de schout de soldaten na.<br />

Kirchhoffs en Mathijs liepen met het trieste groepje mee.<br />

Mathijs gruwde toen hij de kerker van de beul binnenging. Twee bok­<br />

kenrijders hingen aan katrollen, de handen achter op hun rug gebonden. Ze<br />

waren buiten kennis van pijn. Een andere man zat met zijn benen vast­<br />

geschroefd in de ijzeren laarzen, die de botten in zijn benen langzaam kapot<br />

drukten. Het bloed sijpelde uit de schachten. Met een van pijn vertrokken<br />

gezicht keek hij omhoog naar het plafond, alsof hij probeerde in zijn geest<br />

aan de gruwelijke pijn te ontkomen.<br />

De beul liet de mannen aan de katrollen zakken en gooide een emmer<br />

koud water over hen leeg, om hen uit hun bewusteloosheid re doen ont­<br />

waken. Ze waren nog maar nauwelijks tot hun positieven gekomen, of de<br />

soldaten sleurden hen al mee naar boven om verhoord te worden. De dokter<br />

kreeg niet eens de kans naar hun kwetsuren te kijken.<br />

Dillenbourg greep Peter vast en zette hem met zijn handen vast aan<br />

ringen in de muur. Hij greep de zweep en liet die op de weerloze jongen<br />

neerkomen. Bij elke slag gilde Peter zo hard dat het Mathijs pijn deed in zijn<br />

oren. Misselijk van het geweld, moest hij zichzelf dwingen zich in te<br />

houden. Het liefst zou hij de beul de zweep uit de handen rukken. Keer<br />

op keer haalde Dillenbourg uit. Na een twintigtal slagen zakte Peter in<br />

elkaar. De beul probeerde hem overeind te trekken om hem nog een paar


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

extra klappen te geven, maar Peter was bewusteloos. Dillenbourg moest de<br />

marteling staken. Soldaten sleepten Peter naar een kerker en gooiden hem<br />

op het stro.<br />

'Laat mij hem maar verzorgen', zei de dokter. De soldaten lieten hem met<br />

Peter alleen.<br />

Marhijs wist wat er ging gebeuren en al zou hij het willen voorkomen, hij<br />

kon er niets aan veranderen. Nu zou de kapitein een einde maken aan het<br />

leven van Peter, om zijn straf te voltrekken, maar vooral om nog meer verraad<br />

te voorkomen.<br />

Hij zag hoe Kirchhoffs wat druppels van een of ander gif in Peters mond<br />

liet lopen. Een paar tellen, toen hield de ademhaling op.<br />

Het leek Mathijs alsof hij zelf het leven erbij inschoot. Hij voelde zich<br />

medeplichtig aan de moord, ook al wist hij goed dat er voor Peter geen<br />

redding mogelijk was en dat het gif hem meer pijn en ook de galg had<br />

bespaard.<br />

'De beul heeft hem erg hard geslagen', zei de dokter tegen de officier van de<br />

wacht. 'Ik kon hem niet meer helpen. Hij is dood.'<br />

'Schrijf dan maar een overlijdensverklaring', zei de officier. 'Zet er maar in<br />

dat hij is gestorven door onbekende oorzaak. Het maakt ook niet uit voor dat<br />

rapaille.'<br />

'Gestorven door onbekende oorzaak', schreef de dokter. Een paar soldaten<br />

gooiden het lijk op een draagbaar. Mathijs moest even slikken toen het<br />

levenloze lichaam van Peter werd weggedragen. Het hoofd was blauw aan­<br />

gelopen. De ogen puilden uit.<br />

Ziek van alle gruwelen die hij in de burcht had gezien, reed Mathijs die avond<br />

naar huis, samen met de dokter. Het lijden van de gemartelde bokkenrijders<br />

en de gruwelijke dood van Peter hadden hem opstandig gemaakt.<br />

'Dokter of beul, dat maakt blijkbaar niet veel verschil', zei hij grimmig.<br />

'Je weet dat het niet anders kon', zei Kirchhoffs. 'Peter was te gevaarlijk.'<br />

'Al vergiftigt u alle bokkenrijders die vastzitten,' zei Mathijs hard, 'de<br />

rechtbank weet al zoveel dat we er gloeiend bij zijn.'<br />

'Nog niet. Wij zijn nog vrij .'<br />

'Toch zal een van de gemartelden doorslaan en ook ons verraden.'<br />

'Moge God dat verhoeden. We moeten hopen dat onze mannen sterk<br />

zullen blijven.'


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

'Dat is ijdele hoop. De beul is het sterkst. U hebt zelf gehoord hoe Witte<br />

Peter alles vertelde wat hij wist.'<br />

'De rechters kunnen niet alleen op zîjn woorden afgaan.'<br />

'Moeten we zelf niet vluchten ?' vroeg Mathijs. Het hoge woord was eruit.<br />

'Nee', zei de dokter feL 'Zolang er nog bokkenrijders op vrije voeten zijn,<br />

zijn we nog niet verslagen. We moeten juist nu aanvallen. Hoe meer werk ze<br />

met ons krijgen, hoe meer hun aandacht van de gevangen bokkenrijders<br />

wordt afgeleid.'<br />

'Aanvallen ?' zei Mathijs verbaasd. 'We zijn nog maar met zo weinig.'<br />

'We zij n nog met genoeg. Met meer dan honderd man.'<br />

Opeens hoorde Mathijs wat geritseL Beweging in de struiken. Een man<br />

kwam uit de schaduw tevoorschijn. Soree, zo geheimzinnig als hij altijd kon<br />

zijn.<br />

Ze hielden hun paarden in.<br />

'Ik heb soldaten bij de groeve gezien', zei Soree. zijn op zoek naar onze<br />

geheime bergplaats.'<br />

'Dan moeten we onze schatten in veiligheid brengen', zei de dokter. 'Zo<br />

vlug mogelijk.'<br />

'Daar heb ik hulp bij nodig. Ik kan dat niet alleen.'<br />

'Ga jij met hem mee', zei de dokter tegen Mathijs.<br />

'Ik breng eerst mijn paard naar huis', zei Mathijs. 'Wacht bij de Worm.'<br />

Thuis gafhij de teugels van Roland aan Joes. In de keuken pakte hij vlug<br />

een homp brood.<br />

'Waarom zo'n haast?' riep Marieke hem na. 'We hebben nog lekkere<br />

rijstebrij met rozijnen. Die is bijna klaar.'<br />

'Ik moet naar een patiënt.' Mathijs had geen zin om meer uitleg te geven.<br />

Vlug liep hij naar buiten.


9<br />

In het donker liep Mathijs naar het riviertje de Worm. Geen Soree te zien.<br />

Niemand.<br />

Hij wachtte, weggedoken in de beschutting van een struik. Plotseling<br />

bewogen een paar takken, vlakbij . Een tak bleek een arm.<br />

'Ben jij het, Mathijs?' De fluisterende stem van Soree. Die Soree kon zich<br />

overal verschuilen. Hij was onzichtbaar als hij dat wilde zijn. Hij was een<br />

meester in het verdwijnen.<br />

Stiller dan de dieren in het bos slopen ze de heuvel op, tot aan de groeve<br />

waarin de geheime bergplaats van de bokkenrijders lag. luisterden. Het<br />

geluid van grazende paarden. De soldaten waren er dus nog. Kenden ze de<br />

bergplaats ? Was de plek al verraden of hadden ze alleen maar een vermoeden<br />

waar ze moesten zoeken ?<br />

'We zijn te laat', fluisterde Mathijs. 'Ze hebben een hinderlaag gelegd. Ze<br />

weten dat de bokkenrijders hier ooit zullen opdagen. Waarschijnlijk hebben<br />

ze de buit al te pakken.'<br />

'Daar geloof ik niets van', zei Soree. 'Dan had ik dat wel geweten. Die<br />

soldaten verraden alles, vooral als ze te veel hebben gedronken in de her­<br />

bergen. Als ze de schat van de bokkenrijders hadden gevonden, hadden ze dat<br />

allang rondgebazuind. vermoeden natuurlijk wel dat hier ergens een<br />

schuilplaats is, anders zouden ze hier niet zoeken. Maar ik weet zeker dat<br />

ze niet weten dat er een luchtgat naar de grot is. Daardoor gaan we naar<br />

binnen. Kom mee.'<br />

Mathijs sloop achter Soree aan.<br />

Ze hoorden soldaten praten, vlakbij. Erg voorzichtig waren die niet.<br />

kropen om de praters heen. Daarna tegen de steenwand omhoog, plat<br />

tegen de rots gedrukt. Ongezien bereikten ze de top. Beneden hen lag de<br />

groeve. Een donker gat. Een soms oplichtend puntje verried een soldaat die<br />

een pijp rookte. Jammer dat hij zo dicht bij de ingang van de bergplaats zat.<br />

Ze kropen naar het luchtgat dat, voor niet-ingewijden onvindbaar, tussen<br />

de struiken lag, verborgen onder bladeren. Een paar stevige takken bedekten


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

het gat, zodat er geen konijnen of andere kleine dieren naar beneden konden<br />

vallen.<br />

Ze schoven de takken aan de kant. Een paar vleermuizen vlogen op uit het<br />

gat en schoten rakelings langs Mathijs' hoofd naar buiten.<br />

Soree haalde een touw tevoorschijn, bond het om een boom en liet zich<br />

aan het touw in het gat zakken.<br />

'Het lukt', zei Soree zacht. Mathijs hoorde een plofje, diep beneden. Soree<br />

was op de bodem beland.<br />

Mathijs sloeg het touw om zijn middel.<br />

'J ezus-Maria-Jozef, help me, amen' , bad hij vlug en hij liet zich zakken. Als<br />

een bergbeklimmer daalde hij af naar beneden, een meter of tien, twaalf, met<br />

zijn voeten steun zoekend tegen de wand.<br />

Een paar stenen lieten los en vielen met veel lawaai naar beneden. Mathijs'<br />

hart stond bijna stil van schrik. Eindelijk durfde hij zich verder te laten<br />

zakken. Toen stond hij naast Soree.<br />

'Als ze dat maar niet hebben gehoord', zei Soree.<br />

'Dan zitten we in de val', zei Mathijs. Zijn ogen raakten vlug gewend aan<br />

het donker. Hij kon de omtrekken van de grot al zien.<br />

'Er is nog niemand binnen geweest. De toegang is nog intact. Die hebben<br />

ze niet gevonden.'<br />

In een nis lagen het geld en het gouden beeldje van de bok.<br />

'Satan zou ons in deze dagen wat beter mogen helpen', zei Soree grimmig<br />

terwijl ze de schatten in hun zakken stopten.<br />

Net op h,et moment dat hij zijn handen uitstak naar het beeld hoorden ze<br />

gekraak. Schuivende stenen. Slagen met een moker.<br />

'De soldaten', zei Soree gejaagd. 'Ze hebben ons gehoord, de ingang is<br />

ontdekt.' Vlug stak hij het beeld onder zijn jas.<br />

Een lantaarn scheen de grot binnen. Het hoofd van een soldaat.<br />

Soree greep zijn pistool en schoot. Nog voor de soldaat wist wat hij had<br />

gezien, was hij dood. Andere soldaten kwamen achter hem aan. Ze schoten,<br />

zonder te zien waarop ze schoten.<br />

'Naar boven', riep Soree. 'Vlucht naar de plek waar we samengekomen<br />

zijn.' Hij gooide Mathijs het beeldje van de bok toe. 'Breng jij het beeld in<br />

veiligheid. Ik red me wel.'<br />

Vlug klom Mathijs langs het touw naar boven en kroop naar buiten.<br />

'Ervandoor, ervandoor', hamerde het in zijn hoofd. Hij rende wat hij


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJ DERS<br />

rennen kon. Vallend en struikelend bereikte hij het bos. Hij rende door. Tot<br />

aan de Worm. Hij plofte achter een struik. Hij luisterde. Werd hij achter­<br />

volgd?<br />

Ver weg hoorde hij knallen. Er werd nog steeds geschoten. Hadden de<br />

soldaten Soree nog niet te pakken?<br />

Hij wachtte. De tijd kroop voorbij. Opeens hoorde hij iets. Sluipende<br />

passen, dichtbij. Mathijs kromp ineen.<br />

'Mathijs' , zei iemand zacht. De stem van Soree.<br />

'Hier ben ik', zei Mathijs opgelucht.<br />

'Gelukkig. Help me.' Toen zag Mathijs wat er aan de hand was. Soree was<br />

geraakt. Zijn arm bloedde hevig. Vlug trok Mathijs zijn hemd uit, scheurde<br />

er repen van en bond de wond af, om het bloeden te stelpen.<br />

'Dat je nog kon ontkomen', zei Mathijs bewonderend.<br />

'Het waren er zes', grinnikte Soree. 'Maar zes sukkels. Ik had alle tijd om<br />

op ze te mikken. In het donker zagen ze mij niet, maar ik zag hen duidelijk in<br />

de ingang staan, in het schijnsel van de maan. Eerst schoot ik hun lantaarn<br />

uit. De kapitein heeft toch gelijk. We kunnen dat hele leger aan. Het is een<br />

zootje.'<br />

'Waar brengen we de schat naartoe?'<br />

'Hou voorlopig maar bij je. Verberg alles in de stal, onder de stenen van de<br />

vloer. Daar zoekt niemand. Vlug, naar huis.'<br />

'En jij ?'<br />

'Ik heb een schuilplaats bij een boer. Die zal me wel wat spek en eieren<br />

geven, om aan te sterken.'<br />

Soree verdween in het donker.<br />

Zo veel mogelijk gebruikmakend van het donker, ging Mathijs naar huis.<br />

Maar het gouden beeldje van de duivel dat hij met zich meedroeg bedrukte<br />

hem. Het was net ofhet gewicht van de gouden bok hem naar de grond trok,<br />

zo zwaar waren zijn passen. Alsof het gewicht van het beeldje hem recht­<br />

streeks de hel in trok. Wat een rotstreek!<br />

Het liefst was hij zo snel mogelijk van het ding verlost. Als het de duivel zelf<br />

niet was, dan was het toch minstens een symbool van de duivel. En de duivel<br />

kon je niet vertrouwen. Nooit. Verraad, dat was het loon van de duivel. Zijn<br />

trawanten-, de bokkenrijders, die trouw aan hem hadden gezworen, liet hij<br />

gewoon in de steek.<br />

Met kloppend hart liep Mathijs door de donkere hoofdstraat van het dorp.<br />

510


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Stel je voor dat soldaten hem nu zouden aanhouden en fouilleren !<br />

Gelukkig kwam hij veilig thuis. Hij begroef het beeldje en het geld onder<br />

een paar stenen in de stal. Vijf gouden florijnen stopte hij in zijn zak en<br />

verborg ze tussen de planken in zijn kamer. Met kloppend hart. Was hij een<br />

dief, nu hij geld van de bokkenrijders had gepakt ? Waarom had hij het<br />

gedaan ? Het ging vanzelf, zonder erbij na te denken, alsof hij onbewust al<br />

bezig was met zijn vlucht. Als het zover zou komen, zou hij het geld nodig<br />

hebben.<br />

Hij waste zich en ging naar binnen.<br />

Op de keukenklok zag hij dat het al elf uur was. Weer had hij nauwelijks<br />

tijd om te rusten, want om middernacht moest hij alweer in het bos zijn.<br />

'Waar ben jij geweest?' vroeg Geertruid. 'Hoe je kleren eruitzien. Heb je<br />

patiënten in het bos bezocht? Willen de aardmannetjes ook al doktersbe­<br />

zoek?'<br />

'Gaat jou niets aan', zei Mathijs bits.<br />

'0, ik zwijg al.' Geertruid mikte een schep rijstebrij in een kom en zette<br />

hem die voor. 'Hier, eet maar. Misschien word je met je buik vol weer een<br />

normaal mens.'<br />

Mathijs begreep dat hij over de schreef was gegaan. Natuurlijk, Geertruid<br />

had gelijk. In de afgelopen dagen had hij zich alleen maar onvriendelijk<br />

gedragen. Was hij nog wel een gewoon mens, na alles wat er in de laatste tijd<br />

was gebeurd ? Deed hij nog normaal ?<br />

Hij liep de deur uit. In de stal ging hij op een kist zitten. Hij voelde zich<br />

rot. Door alle gebeurtenissen was hij zichzelf niet meer. Hij kon er niets aan<br />

doen, maar de duivel had hem in zijn greep, dat was duidelijk. Het liefSt had<br />

hij helemaal niets meer met de bende te maken. Kon hij maar vluchten. Maar<br />

waar naartoe? De bokkenrijders zouden hem overal weten te vinden. Wie<br />

zomaar deserteerde was een verrader met wie de kapitein korte metten maak­<br />

te. Alleen de plicht bond hem nog aan de bokkenrijders. De eed. De belofte<br />

om voor allen door het vuur te gaan.<br />

Hij durfde niet op bed te gaan liggen, bang in zo' n diepe slaap te vallen dat<br />

hij niet op tijd wakker zou zijn om naar de bijeenkomst van de bokkenrijders<br />

te gaan.<br />

Duvel stond op staL De dokter was dus thuis.<br />

Mathijs stond op en aaide de paarden over de kop. Het gaf hem wat rust.<br />

Paarden gaven hem altijd rust. Dat was vroeger thuis al zo. Als hij zich


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

beroerd voelde, liep hij naar Diekerd. Dan kwam alles weer goed.<br />

Hij ging in de voerbak zitten. Ongemerkt, met zijn hoofd tegen de hals van<br />

Roland, zakte hij weg in een diepe slaap.<br />

512


10<br />

Mathijs schrok wakker. De stem van de dokter.<br />

'We moeten vertrekken.'<br />

'Ik ben al klaar.' Hij sprong uit de voerbak en gooide wat water over zijn<br />

hoofd dat nog nabonkte van de slaap. Het liefst was hij bij het paard blijven<br />

liggen, om dagen en dagen te slapen, maar dat durfde hij niet te laten<br />

merken.<br />

Met de dokterstassen aan de zadelknoppen, alsof ze op weg waren naar<br />

patiënten, reden ze de poort uit, de donkere straat in. De maan scheen door<br />

de wolken, maar in het hoofd van Mathijs was geen plaats voor licht.<br />

Een eind buiten het dorp bonden ze de paarden vast aan een paar bomen<br />

in het donkere bos langs de Worm. Door het stikdonker liepen ze naar de<br />

oever van het riviertje waar de bokkenrijders voortaan zouden samenkomen,<br />

omdat de plek bij de kapel verraden was. De takken zwiepten Mathijs in het<br />

gezicht. Deed het pijn ? Hij wist het niet eens meer, zo verdoofd was hij van<br />

vermoeidheid.<br />

Op de afgesproken plek troffen ze een dertigtal bendeleden, de meeste<br />

bewapend met geweren en pistolen of gewoon met messen en bijlen.<br />

'Het is erop of eronder', zei de jonge Nicolaas Rootcranz uit 's-Herto­<br />

genrade tegen Mathijs. 'Slaan we niet hard terug, dan is ons leven niet veel<br />

meer waard.'<br />

'Dan hangen we allemaal aan de galg', zei Teun Curfs grimmig. 'Dat<br />

wordt het grootste spektakel dat er ooit in het Land van Rode is vertoond.'<br />

'Klets niet zo dom', zei dokter Kirchhoffs woedend. 'Met dit soort gezwets<br />

praten we onszelf alleen maar angst aan. We hebben de strijd nog niet<br />

verloren.'<br />

'Maar gewonnen ook niet', zei Curfs brutaal.<br />

De anderen keken ervan op dat Curfs het waagde de kapitein tegen te<br />

spreken. Zoiets was nog nooit eerder gebeurd. En het vreemdst was dat<br />

Kirchhoffs er niet op reageerde. Voorheen zou hij zo iemand de wacht<br />

hebben aangezegd, maar nu deed hij of hij de woorden van Curfs niet<br />

had gehoord.


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'We hebben nog één mogelijkheid', zei de dokter.<br />

'Soms weer een aanval op de burcht?' vroeg Curfs honend.<br />

'Voortaan zullen wij de heren van het gerecht met gelijke munt terug-<br />

betalen', de kapitein onverstoorbaar. 'We zullen hen zoveel schrik aan-<br />

jagen dat ze de vervolging tegen ons wel moeten staken.'<br />

'Wat kunnen we dan nog doen?' vroeg Curfs.<br />

'We steken hun huizen in brand', zei de dokter hard. 'We vernietigen hun<br />

bezit. Daar pakken we hen het hardst mee. Zo zullen wij de heren van het<br />

gerecht laten weten dat hun leven op het spel staat. Als zij met ons leven<br />

spelen, dan spelen wij met het hunne. Zo leren wij die vogels wel anders<br />

. ,<br />

zmgen.<br />

'Ik weet niet of u daarin gelijk hebt', zei Curfs . 'Als we de rechters pakken,<br />

nemen ze nog straffere maatregelen tegen ons.'<br />

In de ogen van Mathijs had Curfs gelijk, maar hij durfde hem niet bij te<br />

vallen.<br />

'Dan pakken we hen op onze beurt ook weer harder aan', zei Kirchhoffs<br />

fel. 'Net zo lang tot wij winnen. Desnoods hangen we hen op zoals zij het met<br />

ons doen.'<br />

'Handelen we niet te veel in paniek ?' vroeg Curfs. 'Wat heeft het voor zin<br />

om tot moorden en brandstichten te vervallen ? Dat is toch niet het doel van<br />

onze bende!'<br />

'Zwijg', zei Kirchhoffs hard. 'Dit gepraat van jou duld ik niet langer.' Hij<br />

probeerde zijn autoriteit te herwinnen, om de moed bij de mannen erin te<br />

houden. Dat was wel nodig ook, want zonder de autoriteit van de kapitein en<br />

zonder de ijzeren discipline waaronder de bende groot en sterk was gewor­<br />

den, was ze zeker ten dode opgeschreven.<br />

De kapitein verdeelde de mannen in twee groepen, die op verschillende<br />

plaatsen gelijktijdig hun slag zouden slaan.<br />

Mathijs werd ingedeeld bij de groep van Soree, die het huis van griffier<br />

Cox voor haar rekening zou nemen. Hij was verbaasd over Soree, aan wie<br />

nauwelijks te merken was dat hij een schotwond had opgelopen en veel<br />

bloed had verloren. Soree kon alle pijn verdragen. Hij was een harde. De<br />

voormalige beroepssoldaat wilde gewoon niets van zijn verwondingen we­<br />

ten.<br />

Over donkere weggetjes trok het groepje naar Kerkrade. Onzichtbaar<br />

door de duisternis slopen ze door de straten en steegjes naar het huis van


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Cox. Even later stonden ze in de tuin van de griffier.<br />

Aan de achterkant van zijn boomgaard liep een pad dat uitkwam in de<br />

landerijen buiten het dorp : de vluchtweg waarover ze na de aanslag konden<br />

ontsnappen.<br />

Ve rborgen in een donker schuurtje achter in de tuin, ontstaken ze de<br />

fakkels. Toen ging het sneL Als één man renden ze naar het huis, gooiden<br />

stenen door de ruiten en wierpen de fakkels naar binnen. De aanval duurde<br />

maar een paar tellen, toen waren ze al op de vlucht en renden ze het dorp<br />

uit.<br />

Omkijkend zag Mathijs hoe het vuur uit de ramen sloeg en aan de ven­<br />

sterluiken likte. Vlammen liepen over het strooien dak.<br />

Kreten van vrouwen en kinderen klonken door de nacht. Mathijs hield de<br />

handen voor zijn oren, om het angstaanjagende geroep niet te horen. Het<br />

ging tegen zijn geweten in om niet direct hulp te bieden.<br />

Ze renden aan één stuk door. Pas aan de bosrand durfden ze stil te staan.<br />

Van ver zagen ze de huizen van schour De Limpens in ' s-Hertogenrade en van<br />

griffier Cox in Kerkrade in brand staan. Het leek alsof de hemel werd verlicht<br />

door vreugdevuren.<br />

'Dit schouwspel zullen de heren niet gauw vergeten', zei Soree vrolijk.<br />

'Deze vuurtjes moeten hen ervan overtuigen dat de bokkenrijders nog lang<br />

niet verslagen zijn.'<br />

In het bos bij de Wo rm ging de groep uit elkaar. Snel liep Mathijs naar zijn<br />

paard en reed naar huis. Hoe dichter hij het dorp naderde, hoe groter het<br />

vuur werd. Het grote huis van schout De Limpens met zijn kostbare inboedel<br />

was een dankbare prooi voor het gretige vuur.<br />

'Kom op', riep Kirchhoffs toen Mathijs thuis aankwam. 'Ik stond al op je te<br />

wachten ! Vlug! We moeten gaan helpen.'<br />

'Wij ?' vroeg Mathijs. 'Wij ? De brandstichters ?'<br />

'We zijn toch dokters !'<br />

Ze reden naar het brandende huis van griffier Cox. Het deed Mathijs toch<br />

pijn toen hij zag hoe het prachtige huis van de griffier in een rokende puin­<br />

hoop was veranderd. Maar veel tijd om spijt te hebben over de brandstichting<br />

kreeg hij niet. Er was werk te doen. Een paar knechten en meiden van Cox<br />

hadden brandwonden opgelopen toen ze geprobeerd hadden de kostbare<br />

spullen uit het huis te redden. Gelukkig vielen hun verwondingen mee. Ze


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

konden eenvoudig worden behandeld met pijnstillende zalfjes en in melk<br />

gedrenkte doeken.<br />

Bij het huis van de schout was de toestand veel ernstiger. Tot zijn schrik<br />

zag Mathijs dat er zelfs doden waren gevallen. Het lijk van een knecht, die<br />

brandend uit het huis was gerend, lag op straat. Zijn kleren waren aan zijn lijf<br />

verschroeid. Twee kinderen van de schout werden vermist. Vermoedelijk<br />

waren ze in het vuur omgekomen. De vrouw van de schout had zich deerlijk<br />

verbrand toen ze geprobeerd had de kinderen uit het brandende huis te<br />

halen.<br />

De dokter en Mathijs hielpen de kermende vrouw. Ze zalfden haar ver­<br />

schroeide armen en benen en verbonden de wonden. Dat was alles wat ze<br />

voor haar konden doen. Veel hoop om haar er levend door te helpen hadden<br />

ze niet.<br />

Mathijs zag hoe een paar mannen de verkoolde lijkjes van de kinderen uit<br />

de smeulende puinhoop haalden. Hij kreeg er tranen van in de ogen. Waren<br />

de acties van de bokkenrijders tegen de justitie deze onschuldige slachtoffers<br />

wel waard? Konden dit soort vergeldingsdaden het doel van de bokkenrijders<br />

nog dienen ?<br />

De schout zelf was met de schrik vrijgekomen. Verbijsterd stond hij bij dit<br />

alles toe te kijken, net alsofhet hem niet echt aanging. Alsofhet zijn vrouw en<br />

kinderen niet waren. Versteend keek hij naar het dovende vuur, dat hem in<br />

één klap zoveel had afgenomen.<br />

Mathijs was bang voor de vreemde blik in de opengesperde ogen van De<br />

Limpens, die zo licht waren dat er een vuur in leek te branden. Was het de<br />

weerschijn van de gloed ? Of was het de haat die in de ogen van de schout<br />

opgloeide ?<br />

Kirchhoffs liep naar hem toe.<br />

'Je vrouw zal het wel halen', probeerde hij voorzichtig, al wist hij goed dat<br />

het niet waar was. Maar een nog ergere boodschap zou de man nu waar­<br />

schijnlijk niet kunnen verdragen.<br />

zullen hangen', barstte de schout uit, met een stem die oversloeg van<br />

woede en haat. 'Branden en hangen zullen ze. Allemaal.' Hij draaide Kirch­<br />

hofu de rug toe, ten teken dat hij niets meer wilde horen en niets meer wilde<br />

zeggen.


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

'Dit is allemaal veel erger dan mijn bedoeling was', zei Kirchhoffs, toen ze<br />

naar huis reden. 'Ik had de schour in zijn bezit willen treffen, maar niet in zijn<br />

vrouw en kinderen.'<br />

'Dat dit kon gebeuren, had u van tevoren kunnen weten', zei Mathijs. 'Bij<br />

dit soort branden komen vaak mensen om.'<br />

'Val jij me nu ook al af?' vroeg Kirchhoffs bitter.<br />

'Ik zeg alleen wat ik ervan denk.'<br />

'Ik heb nog een opdracht voor je.' Kirchhoffs hield zijn paard staande en<br />

gaf Mathijs een brief. 'Bevestig die aan het hek van de drossaard in Valken­<br />

burg', zei hij. 'Voor het licht is.'<br />

'In orde', zei Mathijs. Zonder te talmen reed hij naar Valkenburg. Hij gaf<br />

zijn paard de sporen, want het was zeker twee uur rijden. Hij was met zijn<br />

hoofd nauwelijks bij de rit, zo kwelden de zorgen hem. Hij was bang dat de<br />

grote branden de ijver van de schout om de bende op te rollen wel eens extra<br />

zou kunnen vergroten. Had de kapitein in zijn haast om successen te boeken<br />

alle voorzichtigheid verloren ?<br />

Het daglicht begon te kieren toen Mathijs de brief tussen de spijlen van het<br />

hekwerk voor het huis van de drossaard duwde.<br />

Vlug wendde hij zijn paard en reed naar huis. Het was al volop dag toen hij<br />

thuiskwam. Er stonden al mensen aan de deur van de praktijk te wachten,<br />

maar Mathijs was doodmoe. Uitgeput plofte hij op bed. Gelukkig liet de<br />

dokter hem slapen.<br />

Die ochtend vond drossaard Hoen de Cartils tussen de spijlen van de poort<br />

voor zijn huis in Valkenburg een brief. Terwijl hij zich afvroeg wie de geheime<br />

bezorger van het schrijven was en hij de brief opende, herinnerde hij zich dat<br />

hij vroeg in de ochtend, toen het nog donker was, een ruiter langs had horen<br />

komen. En dat was uitzonderlijk, nu er een uitgaansverbod van zonsonder­<br />

gang tot zonsopgang was. Toen hij naar buiten keek had hij, heel vaag, een<br />

ruiter de straat uit zien rijden, te laat om hem te herkennen.<br />

Hij verbleekte toen hij de brief las.<br />

'De dood aan allen die de bokkenrijders vervolgen', stond er in een net<br />

handschrift boven. 'De wraak van de bokkenrijders zal allen treffen die het<br />

tegen hen opnemen. Zij zullen dezelfde martelingen ondergaan die ook de<br />

leden van ons genootschap in de kerkers ondergaan. En allen zullen zij ster­<br />

ven, rechters en beul. Van alle vervolgers, van hoog tot laag, zal have en goed<br />

door het vuur worden verteerd.'


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Graaf Hoen begreep dat deze boodschap een regelrechte oorlogsverklaring<br />

van de bokkenrijders was. Hij was nauwelijks uitgelezen toen een soldaat te<br />

paard kwam aanrijden.<br />

'De bokkenrijders hebben het huis van de schout van 's-Hertogenrade in<br />

brand gestoken', zei de soldaat. 'En het huis van de griffier. Twee kinderen<br />

van de schout zijn levend verbrand ! Zijn vrouw ligt op sterven !'<br />

Van ontzetting liet de graaf de brief uit zijn handen glijden. Hij keek om<br />

naar zijn huis, alsof hij de vlammen al uit het dak zag slaan. Hij hoorde zijn<br />

kinderen gillen. Hij sloeg de handen voor zijn ogen. Nee, hij wilde dit niet<br />

horen. Maar toch, hij, de drossaard zelf, zou niet mogen toegeven aan de<br />

rovers. Dat zou de hele streek in chaos onderdompelen. Hij zou een groot<br />

leger vragen, dat was het enige wat hem te doen stond. Onmiddellijk zou hij<br />

een bode naar Brussel sturen om versterking te laten komen. Branden en<br />

hangen zouden ze, alle bokkenrijders, al waren het er duizend.<br />

Met een verbeten gezicht raapte hij de brief op en verscheurde hem. Pas<br />

toen viel hem het handschrift op. Dit was niet het schrift van zomaar een<br />

boef. Het was het schrift van iemand die ontwikkeld was en dagelijks schreef.<br />

Het was beter om de brief te bewaren. Misschien kon hij het handschrift<br />

vergelijken met dat van een verdachte. Mensen met zo'n handschrift, dat<br />

konden er maar weinig zijn. Maar, kende hij dit handschrift niet? Haastig<br />

liep hij naar zijn slaapkamer, opende het medicijnkastje en vergeleek het<br />

handschrift op een flesje met dat van de brief. Met een kreet, alsof hij het<br />

flesje van de duivel zelf had gekregen, liet hij het uit handen vallen.<br />

Toen Mathijs rond de middag wakker werd en zich wat had opgeknapt,<br />

bleek er nog steeds een aantal mensen op behandeling te wachten.<br />

'Je mag me aflossen', zei de dokter. 'Ik heb een afspraak met de abt.'<br />

'Is hij ziek?' vroeg Mathijs.<br />

'Niet echt ziek, maar hij heeft veel zorgen en daarom wil hij mijn raad.'<br />

'Als hij daarna maar niet nog méér zorgen heeft', grijnsde Mathijs.<br />

Terwijl hij de mensen hielp, hoorde hij hun meningen over wat er in de<br />

afgelopen nacht was voorgevallen. Iedereen praatte alleen maar over de<br />

branden. Hoewel de meeste mensen te doen hadden met de slachtoffers<br />

die er gevallen waren, leken velen het toch eens te zijn met de manier waarop<br />

de bende had toegeslagen. Ze gunden de bokkenrijders hun wraak. Aan hun<br />

opmerkingen te horen, bleek dat er veel meer mensen op de hand van de


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

bende waren dan op die van het gerecht. Het was duidelijk dat het gewone<br />

volk, dat nooit iets te vrezen had gehad van de bokkenrijders, wel beducht<br />

was voor de wreedheid van de schout. Had de kapitein dan toch gelijk met<br />

zijn harde tegenactie ?


II<br />

De volgende morgen reed Mathijs al vroeg de poort uit, een tas vol medi­<br />

cijnen aan zijn zadelknop. De hele dag zou hij het druk hebben met het<br />

bezoeken van patiënten die zelf niet in staat waren om naar de dokter te<br />

komen.<br />

Ter hoogte van de kerk hield hij met een ruk zijn paard in, zo abrupt dat<br />

Roland steigerde. Mathijs voelde het bloed in zijn aderen stollen. Als verlamd<br />

zag hij hoe een groep soldaten dokter Kirchhoffs, die juist uit de kerk kwam,<br />

insloot en hem vastgreep. Ze trokken zijn armen naar voren en bonden zijn<br />

polsen aan elkaar. De dokter, die altijd wanneer hij tijd had de ochtendmis<br />

bijwoonde, sprak verontwaardigd van zich af.<br />

'Jullie vergissen je', riep hij tegen de soldaten. 'Waarschijnlijk zoeken jullie<br />

iemand anders en heb je de verkeerde voor.'<br />

'Nee, we moeten u naar de rechters brengen', zei de bevelvoerend officier<br />

zakelijk. 'Alleen u, dokter Kirchhoffs, en niemand anders.'<br />

'Ik heb het druk', zei de dokter. 'Ik moet beginnen met mijn werk. De<br />

patiënten staan al te wachten.'<br />

'Als u denkt dat er een vergissing in het spel is, dan zegt u dat maar tegen de<br />

schout', zei de officier, die zich door het gepraat van de dokter niet van de wijs<br />

liet brengen.<br />

'Als de heren rechters mij nodig hebben, kan ik ook zelf naar hen toe gaan',<br />

zei de dokter. 'Daarvoor hoef ik toch niet als een misdadiger te worden<br />

opgepakt ?'<br />

'Of u een misdadiger bent, daarover beslist de rechtbank', antwoordde de<br />

officier.<br />

'Of de beul', lachte een soldaat vals.<br />

'Sta me toe dat ik eerst mijn missaal naar huis breng', zei Kirchhoffs toen<br />

hij inzag dat hij geen schijn van kans had tegen de overmacht aan soldaten.<br />

'Nee, dat kan niet.'<br />

'Ik mag mijn vrouw toch wel vertellen wat er aan de hand is ?'<br />

'Die hoort dat vanzelf wel. Kom mee. Nu.' De soldaten dwongen de<br />

dokter met hen mee te gaan.<br />

520


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Tussen de soldaten in liep Kirchhoffs de weg omhoog, naar de burcht. Met<br />

gebogen hoofd. Terwijl hij Mathijs voorbijliep, keek hij hem heel even aan.<br />

Ve rtwijfeld. De kapitein was verslagen. Hij was overbluft. Zelfs al had hij<br />

rekening gehouden met zijn arrestatie, nu het dan zover was, had het hem<br />

toch verrast.<br />

Verbijsterd keek Mathijs de dokter na. Tussen een paar soldaten in leek<br />

Kirchhoffs veel kleiner dan hij in werkelijkheid was. Alsof hij ineens was<br />

gekrompen. Kleiner geworden door de nederlaag. Hij hield het missaal tegen<br />

zijn borst gedrukt, alsof dat hem nog redding kon brengen.<br />

Even wist Mathijs niet wat te doen. Hij had het gevoel dat de beul een kap<br />

over zijn hoofd had geslagen en hem met een koord zijn keel dichtsnoerde.<br />

De werkelijkheid van wat er op het moment gebeurde, kon hij gewoon niet<br />

bevatten. Dit mócht niet waar zijn, dus kón het niet waar zijn. Hij had iets<br />

gezien dat niet gebeurd kón zijn. Zag hij spookbeelden ?<br />

'De dokter is opgepakt! Kirchhoffs is een bokkenrijder!'<br />

Keihard sloeg de stem door de straat. De woorden brandden in de oren<br />

van Mathijs. Stomverbaasd keek hij naar de roepende vrouw. Was ze gek<br />

geworden?<br />

'De dokter is een bokkenrijder!' riep de vrouw weer.<br />

'Kirchhoffs is een bokkenrijder!'<br />

Toen pas besefte Mathijs dat het echt waar was. De dokter was opgepakt.<br />

Was hij verraden ? Had iemand zijn naam genoemd tijdens een helse be­<br />

handeling door de beul ?<br />

'Kirchhoffs is een bokkenrijder!' krijste de vrouw weer. 'De dokter komt<br />

aan de galg !'<br />

Mathijs had de vrouw wel kunnen wurgen, zo kwaad was hij, maar hij<br />

moest zich beheersen. Hij besefte dat hij zelf nog vrij was. Waarschijnlijk was<br />

zijn naam nog niet genoemd, want anders zouden de soldaten hem ook<br />

hebben aangehouden.<br />

'Dat die Kirchhoffs een bokkenrijder was, heb ik altijd wel geweten', zei<br />

iemand op straat. Direct begreep Mathijs dat de man gelijk had. Natuurlijk<br />

moesten sommige mensen hebben vermoed dat de dokter met de bende te<br />

maken had, al was het maar doordat hij zo goed voor de armen was. Bij de<br />

mensen was allang bekend dat de dokter niet veel moest hebben van de hoge<br />

heren. Ondanks zijn voorname positie was Kirchhoffs altijd iemand van het<br />

volk gebleven.<br />

521


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Ondertussen was de rest van de soldaten naar het huis van Kirchhoffs<br />

gegaan. Mathijs wendde zijn paard en reed naar huis. Hij bond Roland vast<br />

aan de poort en liep naar binnen.<br />

'Wat heeft dit te betekenen ?' vroeg Anna-Elisabeth toen het groepje sol­<br />

daten plotseling voor haar stond, zomaar in de keuken, zonder aan te klop­<br />

pen.<br />

'Huiszoeking', zei de officier bars.<br />

'Waar is dat goed voor?'<br />

'We hebben uw man gearresteerd.'<br />

'Mijn man ?' Anna-Elisabeth begreep er niets van.<br />

'Hij is een bokkenrijder. Wist u dat niet ?'<br />

Anna-Elisabeth trok wit weg.<br />

'Bewaart hij thuis spullen van de bokkenrijders?' vroeg de officier.<br />

'Ik begrijp niet wat u bedoelt', stamelde Anna-Elisabeth.<br />

'Hij is de kapitein van de bokkenrijders, geef dat maar toe. U bent toch zijn<br />

vrouw!'<br />

Anna-Elisabeth begon over haar hele lijf te trillen. Mathijs duwde haar op<br />

een stoeL<br />

'Uw man is de kapitein van de bende. Dat moet u toch weten. Niet?'<br />

Anna-Elisabeth begon te huilen.<br />

'Zoeken', zei de officier tegen de soldaten. 'We zoeken tot we iets vinden.<br />

Goud. Geld. Geroofd goed. Papieren.' De soldaten doorzochten alle ver­<br />

trekken van het huis, de schuur, de stal. Ze keken overal. Zelfs de bureau­<br />

laden in de behandelkamer haalden ze leeg.<br />

'Waarom doen ze zoiets ?' vroeg Anna-Elisabeth huilend aan Mathijs. 'Wat<br />

weet jij daarvan ? Is mijn man een bokkenrijder?'<br />

'Ik weet het niet', zei Mathijs, die zich geweld moest aandoen om niet alles<br />

te verraden. De waarheid zat hem hoog, maar hij begreep dat het te laat was<br />

om Anna-Elisabeth de waarheid te vertellen. Daarmee kon hij het lot van<br />

Kirchhoffs niet veranderen. En als Anna-Elisabeth de waarheid zou weten,<br />

kon haar dat alleen maar in gevaar brengen. En hemzelf ook.<br />

'Het is nîét waar', hoorde hij zichzelf zeggen. 'Het zijn leugens van ge­<br />

folterde gevangenen. Die weten van pijn niet meer wat ze zeggen.'<br />

'Dat moet het zijn', kreunde Anna-Elisabeth. 'Mijn man wordt vals be­<br />

schuldigd.'<br />

522


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

'Het komt heus wel goed', probeerde Mathijs haar te troosten. 'De schout<br />

zal merken dat het een vergissing is.'<br />

'Wat is er gebeurd ?' vroeg Marieke, die ontzet binnenkwam, met een<br />

mand vol boodschappen. 'Op straat roepen ze dat mijn vader een bokken­<br />

rijder is.'<br />

'Je vader is gearresteerd', zei Anna-Elisabeth, Marieke snikkend in de<br />

armen sluitend. 'Ze zeggen dat hij de kapitein van de bokkenrijders is.'<br />

'Dat is niet waar!' riep Marieke uit. 'Dat kan niet. Vader is geen dief!'<br />

'Zo'n goed mens als de dokter kan geen rover zijn!' zei Geertruid.<br />

'Rover, rover l' riep Hannes. Het geschreeuw van de papegaai klonk als het<br />

roepen van een gek. Mathijs had hem wel de nek om kunnen draaien. Het<br />

liefst zou hij Anna-Elisabeth en Marieke willen troosten, maar hij wist niet<br />

hoe.<br />

In een flits begreep hij dat hij nu andere dingen te doen had. De leiders die<br />

nog niet gearresteerd waren, moesten worden gewaarschuwd, om te redden<br />

wat er nog te redden viel.<br />

Hij liep naar buiten, maakte Roland los en reed het dorp uit. Hij trok zich<br />

niets aan van de nieuwsgierige blikken van de mensen in de dorpsstraat, die<br />

hem aankeken alsof ze het nieuws over de dokter uit hem wilden trekken.<br />

Als een speer reed hij naar het huis van jonkheer De Gaverelle, in de hoop<br />

dat die nog niet opgepakt was. In de buurt van het huis van de jonkheer hield<br />

hij zijn paard in, om te zien of er onraad was, maar alles was stil. Als er iets<br />

met de jonker was gebeurd, zou er zeker volk op de been zijn.<br />

Hij belde aan. De jonker zelf deed open en ging Mathijs voor naar zijn<br />

kamer. Geschrokken hoorde hij toe.<br />

'Dit is het begin van het einde', zei De Gaverelle toen Mathijs alles had<br />

verteld. 'Dat het zo met de bende zou aflopen, heb ik nooit kunnen ver­<br />

moeden. Altijd hebben we onoverwinnelijk geleken! Ik ben er altijd zeker<br />

van geweest dat wij ooit de macht zouden grijpen. En dan deze nederlaag!'<br />

'We zijn nog niet verloren!' zei Mathijs, die niet direct bij de pakken wilde<br />

neerzitten. 'We moeten kijken wat er nog te redden valt.'<br />

'Je hebt gelijk,' zei De Gaverelle, 'maar deze berichten hebben me over­<br />

donderd. Ik moet het eerst nog allemaal zien te begrijpen.'<br />

'Het best kunt u onderduiken', zei Mathijs. 'Straks wordt uw naam ook<br />

genoemd.'<br />

523


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Onderduiken betekent al bij voorbaat schuld bekennen.'<br />

'Maar met je leven spelen is ook dom', zei Mathijs.<br />

'Je hebt gelijk. Ik kan me beter schuilhouden. Ik zal ook de andere luite­<br />

nants laten waarschuwen. Vannacht nog pak ik mijn biezen.'<br />

'Waar gaat u heen?'<br />

'CurfS weet een verlaten mijngang waarin we voorlopig veilig zijn. Daar zal<br />

niemand ons zoeken.'<br />

Mathijs reed terug naar huis. Daar was hij ook hard nodig. Een lange rij<br />

patiënten stond voor de deur te wachten. Maar of ze allemaal ziek waren?<br />

Zeker was er een aantal alleen maar nieuwsgierig naar wat er in huize<br />

Kirchhoffs gebeurde.<br />

De soldaten waren vertrokken, maar ze hadden een enorme ravage aange­<br />

richt. In de praktijkruimte hadden ze de potjes en flesjes uit de kasten gehaald<br />

en op de vloer kapotgegooid. De kostbare inhoud was over de vloer gelopen.<br />

De studieboeken lagen als oud vuil in een hoek. Hele pagina's waren eruit<br />

gescheurd.<br />

Mathijs kon wel huilen toen hij de puinhoop zag. Het was zo'n troep dat<br />

hij eerst moest opruimen voor hij de patiënten kon ontvangen.<br />

Marieke kwam hem helpen.<br />

'Geloof jij dat mijn vader een bokkenrijder is ?' vroeg ze, terwijl ze de vloer<br />

aanveegde.<br />

'Ik weet alleen dat hij het goed met de mensen voorheeft', zei Mathijs<br />

ontwijkend.<br />

'Jij weet er meer van dan je zegt.'<br />

Mathijs schrok van die opmerking.<br />

'Maar jij mag me niet méér laten zeggen dan ik verantwoorden kan', zei<br />

hij. 'Met jouw nieuwsgierigheid breng je mij ook in gevaar!' De woorden<br />

waren uit Mathijs' mond getold voordat hij er erg in had. Te laat besefte hij<br />

dat hij toch meer had losgelaten dan hij eigenlijk wilde.<br />

'Ik zwijg', zei Marieke, die ook wel begreep dat ze nu meer wist dan ze<br />

mocht weten. 'Mij hoef je niets meer te vertellen. Ik zal altijd blijven zwijgen.'<br />

Gelukkig, Marieke was alleen maar bezorgd. Niet alleen voor haar vader,<br />

ook voor hem.<br />

Hij opende de deur en liet de patiënten binnen.<br />

Terwijl Mathijs de mensen behandelde, bestookten ze hem met vragen. Ze<br />

wilden weten of het waar was dat de dokter een bokkenrijder was. De een na


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

de ander probeerde hem uit te horen. Maar Mathijs was op zijn hoede.<br />

'Ik weet van niets', zei hij steeds, de antwoorden ontwijkend. 'Ik weet<br />

alleen dat de dokter geen misdadiger is.' En daarin konden de mensen hem<br />

alleen maar gelijk geven. Ze hadden allemaal met de dokter te doen. Maar<br />

Mathijs vond het wel wat vreemd dat er, ondanks het medeleven van de<br />

mensen, toch een triomfantelijk gevoel bij hen heerste. Misschien kwam dat<br />

doordat nu eindelijk waar bleek te zijn dat de leider van de bokkenrijders in<br />

de hoogste kringen gezocht moest worden. Nu mensen van aanzien zich<br />

bleken in te zetten voor het gewone volk, kwam er misschien eindelijk een<br />

beetje hoop op gerechtigheid.


12<br />

Mathijs was blij toen hij de laatste patiënt de deur uit had. Eindelijk tijd voor<br />

de anderen in huis. Hij liep naar de keuken.<br />

Anna-Elisabeth en Marieke zaten verslagen bij de haard. Sprakeloos van de<br />

ellende die haar had getroffen, keek Anna-Elisabeth naar Mathijs, alsof hij<br />

redding en uitkomst kon brengen. Alsof hij zou zeggen dat het allemaal niet<br />

waar was en dat de dokter spoedig thuis zou komen. Straks. Vandaag nog.<br />

Maar Mathijs wist ook niets te zeggen. Door haar ontreddering voelde hij<br />

zich nog machtelozer. Gelukkig hadden de kinderen niet in de gaten wat er<br />

aan de hand was en speelden ze vrolijk met hun houten blokken.<br />

Zwijgend ging Mathijs aan tafel zitten. Hij pakte een stuk brood, maar<br />

bleef het in zijn hand houden, alsofhij bang was dat zelfs de minste beweging<br />

Anna-Elisabeth zou laten schrikken. Na een tijdje kon hij haar wanhoop niet<br />

langer verdragen.<br />

'Wil je me helpen in de praktijk?' vroeg hij aan Marieke, de stilte door­<br />

brekend. 'We moeten medicijnen maken. De hele voorraad is vernield.'<br />

Samen gingen ze naar de dokterskamer. Ze maakten een lijstje van wat er<br />

nog aan medicijnen voorhanden was en wat dringend aangevuld moest<br />

worden.<br />

Marieke haalde het schrift uit de kast waarin ze de bereidingen van zalfjes<br />

en drankjes had opgeschreven, zoals ze dat vroeger van Katrien had geleerd.<br />

'Maar goed dat Katrien me gevraagd heeft om al haar kennis van kruiden<br />

op te schrijven', zei Marieke. 'Mijn vader heeft er nog veel bijgeschreven.'<br />

'Zonder jou zou ik nier weten hoe ik de praktijk draaiend moest houden.<br />

Het is drukker dan ooit.'<br />

'Ik heb maanden nodig om weer voldoende voorraad te maken', zei<br />

Marieke. 'Ik moet er nodig op uit, om kruiden te zoeken.'<br />

'Als ik tijd heb, ga ik met je mee', beloofde Mathijs. Hij vulde zijn<br />

dokterstas voorzover dat nog mogelijk was, om alsnog zijn ronde langs de<br />

patiënten te maken.<br />

In de stal hielp Joes hem met het zadelen van Roland.<br />

526


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

'Nu moet je me toch eens vertellen', zei Joes, 'waarom de dokter zoveel<br />

risico heeft gelopen.'<br />

'Hoe bedoel je?' vroeg Mathijs ontwijkend.<br />

'Ach, dat weet jij net zo goed als ik. Dat hij de kapitein van de bokkenrij­<br />

ders is, dat is wel duidelijk. Kirchhoffs ging er altijd op de vreemdste tijden<br />

op uit. Dat was zelfs voor een dokter niet normaal. Waar was dat goed voor?<br />

Wat wilde hij ermee bereiken? Hij had toch moeten weten dat hij zijn familie<br />

in de ellende zou dompelen.'<br />

'Zijn enige fout is dat hij het goed voorhad met de mensen.'<br />

'Net als jij ?'<br />

'Ik?'<br />

'Jij moest toch ook altijd bij nacht en ontij weg.'<br />

Mathijs schrok. Joes wist alles !<br />

'Ik zwijg, Mathijs, hoor je. Ik wilde je alleen maar zeggen dat ik bewonde­<br />

ring heb voor dokter Kirchhoffs, en ook voor jou.'<br />

'Bedankt' , zei Mathijs ontroerd. Hij sprong in het zadel en reed de straat<br />

op. Hij had het gevoel dat alle mensen naar hem keken. Hadden zij ook het<br />

idee dat hij meer van de bokkenrijders wist, net als Joes? Konden ze aan zijn<br />

gezicht zien dat hij lid van de bende was ? Hij boog zijn hoofd, alsof hij zich<br />

probeerde te verbergen in de kraag van zijn jas. Het liefst zou hij onzichtbaar<br />

worden. Als een geest, desnoods als een duivel.<br />

'Ik hoorde zojuist dat dokter Kirchhoffs is opgepakt', zei Huub Graus, een<br />

van de patiënten bij wie Mathijs die middag langsging. Huub had zijn been<br />

verbrand. Toen hij een ketel gekookt varkensvoer naar de stal bracht, was hij<br />

gestruikeld en het hete voer was op zijn been terechtgekomen. 'Wist jij dat hij<br />

een bokkenrijder was ?'<br />

Mathijs mompelde wat onverstaanbaars.<br />

'Ik had al eerder mijn vermoedens', zei Huub terwijl Mathijs een nieuw<br />

verband aanlegde.<br />

'Hoezo ?'<br />

'De dokter liet me nooit betalen. Dat gaf me al te denken. Mensen van<br />

aanzien trekken zich gewoonlijk weinig van ons aan. Gewoon volk is hun te<br />

.<br />

,<br />

mm.<br />

'Omdat Kirchhoffs iedereen helpt, wil dat nog niet zeggen dat hij een<br />

misdadiger is', zei Mathijs fel.<br />

527


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Dat zeg ik toch niet', suste Huub. 'In feite ben ik het helemaal met de<br />

dokter eens. Ik heb niks tegen die bokkenrijders. Als de dokter echt kapitein<br />

van die bende is, dan mag je hem van mij laten weten dat de gewone mensen<br />

achter hem staan. Van de bokkenrijders hebben we tenminste nog iets te<br />

verwachten. Die zijn van ons soort. Die voelen met ons mee. Van de hoge<br />

heren en van de Kerk hebben wij nooit gekregen waar we recht op hebben.<br />

De bokkenrijders geven de mensen de hoop dat het misschien ooit beter<br />

wordt.'<br />

'Jij praat net als Jan Parant' , zei Mathijs, blij dat hij iemand die niets met<br />

de bende te maken had, zo hoorde praten. 'Jan beween al jaren dat het nog<br />

eens zover komt dat alle mensen gelijk zijn, zonder dat er nog koningen,<br />

keizers of bisschoppen boven hen staan. En dat iedereen evenveel te vertellen<br />

krijgt. '<br />

'Ik hoop die tijd nog mee te mogen maken', zei Huub.<br />

Zijn weg vervolgend, voelde Mathijs zich een stuk beter. De woorden van<br />

Huub hadden hem weer wat hoop gegeven. Hij durfde weer naar de mensen<br />

te kijken. En hij zag dat iedereen hem groette. Logisch toch? Hij was een van<br />

hen !<br />

Toen hij zijn tocht langs de patiënten erop had zitten, reed Mathijs<br />

regelrecht door naar het huis van Teun Curfs.<br />

'Ik wachtte al op je', zei Curfs. 'Kom mee.'<br />

Mathijs liet zijn paard in de stal van Curfs achter en liep met Teun mee<br />

naar het bos achter het huis.<br />

In een helling bleek zich een oude mijngang te bevinden. De ingang werd<br />

aan het zicht onttrokken door verwilderde struiken.<br />

'Ik ken die gang niet', zei Mathijs wat verbaasd toen ze zich door de takken<br />

worstelden.<br />

'Gelukkig maar', zei Teun. 'Niemand weet van het bestaan van deze oude<br />

mijngang af. Hij ligt al meer dan honderd jaar leeg. Vroeger zijn ze hier op<br />

zoek geweest naar kolen, maar toen ze niets hebben gevonden, zijn ze met<br />

graven opgehouden. De gang hebben ze zo laten liggen. Sindsdien is hij<br />

vergeten. Alleen mijn grootvader wist er nog van en zo weet ik het. '<br />

In de schuilplaats waren wat manschappen en de overgebleven leiders bij<br />

elkaar gekomen. Soree, Rootcranz en De Gaverelle.<br />

'Je komt net op tijd', zei De Gaverelle. 'We zitten te praten over wat we<br />

nog kunnen doen.'


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

'Veel kunnen we niet meer doen', zei Curfs. 'We zijn met te weinig over.'<br />

'Welnee, we zijn sterk genoeg', stoof Soree op. 'We moeten terugslaan. En<br />

harder dan ooit.'<br />

'Hoe harder we terugslaan, hoe harder onze mensen in de kerkers ervoor<br />

worden gestraft', zei Curfs.<br />

'Die zijn toch niet meer te redden', zei Soree kil. 'Juist nu moeten we de<br />

heren van het gerecht laten merken dat de bokkenrijders niet te verslaan zijn.<br />

Nooit. We leggen hen het vuur aan de schenen, net zo lang tot ze ons met rust<br />

laten. moeten sterven van angst, alleen al als ze aan ons denken.'<br />

'Dat helpt ons niets', zei Curfs. 'Desnoods sturen ze ons het hele Oosten­<br />

rijkse leger op ons dak. Wij zijn niet meer dan ratten in de val, geef dat maar<br />

toe.'<br />

'Jij praat alsof we al verslagen zijn', riep De Gaverelle uit. 'We wilden toch<br />

oorlog? Nou, die hebben we gekregen. Nu is het oorlog. Nu moeten we hard<br />

zijn. In de oorlog gaat het alleen maar om de overwinning. Wie verliest is<br />

alles kwijt.'<br />

'Zo is het', zei Soree. 'We vechten tot de laatste man. We hebben niets te<br />

verliezen, alleen ons leven, maar als we het hoofd laten hangen, is dat ook niet<br />

veel meer waard.'<br />

'Precies', zei De Gaverelle. 'Wij vechten door, tot het einde.'<br />

Maar Curfs was niet te overtuigen van het gelijk van de anderen.<br />

'Ik ben ervoor om alle acties te staken,' hield hij voet bij stuk, 'om onze<br />

mensen in de gevangenis niet in nog grotere moeilijkheden te brengen. Als<br />

we ons stilhouden, zullen de heren denken dat we verslagen zijn. Misschien<br />

dat we later ... '<br />

'Later is onzin !' riep De Gaverelle uit. 'Dan zijn onze mensen in de<br />

gevangenis allang dood. Nee, wij moeten ons wreken, al is het alleen maar<br />

om hén. Dát zijn ze waard!'<br />

Hoelang ze ook bleven praten, ze kwamen er niet uit. In hun ideeën<br />

stonden de overgebleven leiders lijnrecht tegenover elkaar. Soree die hard<br />

wilde toeslaan en terreur zaaien onder de hooggeplaatsten die de touwtjes in<br />

handen hadden in het Land van Rode. Curfs die de strijd wilde staken in de<br />

hoop dat dan de rust zou weerkeren en de rest van de bokkenrijders gespaard<br />

zou blijven.<br />

Mathijs wist geen partij te kiezen. Hij voelde voor de standpunten van<br />

beiden. Hij wilde de gevangen bokkenrijders niet nog meer ellende bezorgen,<br />

529


DE BEN DE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

maar hij voelde er ook niet voor om lijdzaam af te wachten wat het gerecht<br />

nog meer voor hen in petto had.<br />

Onverrichter zake gingen de mannen uit elkaar.<br />

Toen Mathijs een paar uur later op weg was naar huis zag hij, ver weg, de<br />

gloed van een vuur oplaaien. Het moest een boerderij zijn, ergens in de buurt<br />

van Spekholzerheide, die in vlammen opging. Mathijs begreep het. Het was<br />

Soree met een paar van zijn aanhangers. Die boer betaalde het gelag. Soree<br />

hield voet bij stuk. Hij en zijn getrouwen sloegen onmiddellijk toe. Keihard.<br />

Zo hard als Soree was. Hoeveel branden zouden er in de komende tijd nog<br />

volgen?<br />

53°


13<br />

Nog voor het licht was, stond dokter Keyser al voor de deur.<br />

Mathijs ontving hem, wat verbaasd over het vroege bezoek van de dokter<br />

uit Bardenberg.<br />

'De schout heeft mij gevraagd voor de gevangenen te zorgen nu dokter<br />

Kirchhoffs vastzit', zei Keyser, daarmee verklarend wat hij in ' s-Hertogenrade<br />

kwam doen. 'Ik wil graag wat van zijn medicijnen tegen de pijn meenemen.'<br />

'We hebben nauwelijks voorraad', zei Mathijs. 'De soldaten hebben hier<br />

alles vernield.'<br />

'Kirchhoffs gebruikt kruiden die de pijn doen verdwijnen', zei Keyser.<br />

'Die heb ik nu nodig.'<br />

'Papaverolie ?'<br />

'Ja, dat spul.'<br />

'Hij gebruikt dat alleen bij patiënten die opgegeven zijn en toch veel<br />

moeten lijden', zei Mathijs. 'Soms smeken ze erom. Het geneest niet, maar<br />

het verdrijft de pijn bijna helemaal. Mensen die het voor het eerst gebruiken,<br />

denken dat ze van de hel in de hemel komen.'<br />

'Heb je nog wat hier?'<br />

'Bijna niets meer, nog een paar flesjes, maar gelukkig kent Marieke het<br />

recept.'<br />

'Marieke ?' vroeg Keyser wat verbaasd.<br />

'Zij heeft die recepten gekregen van Katrien.'<br />

'Ik weet dat Kirchhoffs vaak bij haar op bezoek ging', zei Keyser. 'Mis­<br />

schien had hij wel gelijk, maar ikzelf heb het nooit zo begrepen op die<br />

kruidenvrouwtjes en hun kunstjes. Maar in het geval van de bokkenrijders<br />

die zo hard gemarteld worden en toch geen uitzicht hebben om het er<br />

levend van af te brengen, wil ik die olie graag gebruiken. Kan ik er wat van<br />

hebben ?'<br />

'Natuurlijk.' Mathijs pakte een flesje uit de kast.<br />

'Bent u niet bang?' vroeg Mathijs toen Keyser opstapte om naar de burcht<br />

te gaan. 'U loopt toch ook gevaar?'<br />

531


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Ik mag onze mannen niet in de steek laten als ik nog de mogelijkheid heb<br />

om hen te helpen', zei Keyser.<br />

'U kunt nu nog vluchten', zei Mathijs.<br />

'Nee', zei Keyser beslist. 'Zolang ik nog niet verdacht word, moet ik<br />

helpen. Dat is mijn plicht, als dokter en als luitenant van de bokkenrijders.'<br />

Met bewondering keek Mathijs de dokter na, vooral omdat hij wist dat<br />

Keyser geen held was. Bij overvallen had hij nooit voorop gelopen, maar nu<br />

het nodig was, toonde hij moed.<br />

Een paar uur later, nog tijdens het spreekuur, stond er een soldaat voor de<br />

deur. Mathijs liet hem binnen.<br />

'De schout wil dat je naar de burcht komt.'<br />

Mathijs moest even naar lucht happen. Was hij nu ook verdacht? Nee, dan<br />

zouden er meer soldaten zijn gekomen om hem op te halen.<br />

'Wat is er van zijn dienst?'<br />

'Je moet de gemartelden oplappen.'<br />

'Dokter Keyser is er toch ?'<br />

'Keyser is gearresteerd.'<br />

'Ik kom eraan.' Mathijs werd koud tot op het bot. Hij liet de soldaat uit en<br />

sloot de deur. De patiënten die nog stonden te wachten, moesten nog maar<br />

wat geduld hebben.<br />

Op de binnenplaats van de burcht liep Mathijs Lowie tegen het lijf.<br />

'Weet jij waarom Keyser gearresteerd is ?' vroeg Mathijs voorzichtig.<br />

'Een van de bokkenrijders, die hij wilde verzorgen, heeft hem verraden.<br />

Hij riep dat Keyser de duivel zelf was. Toen heeft de schout Keyser direct<br />

gearresteerd. '<br />

'En de medicijnen die hij bij zich had ?' vroeg Mathijs, die vooral dacht aan<br />

het pijnstillende drankje.<br />

'Die zijn nog hier', zei Lowie voorzichtig. 'Daar heeft niemand aan ge­<br />

dacht. Ik heb de dokterstas zolang in mijn kast gezet. Jij zult die spullen wel<br />

nodig hebben.'<br />

'Bedankt', zei Mathijs. 'De gevangenen kunnen dat nu goed gebruiken.'<br />

'Het wordt steeds erger hier', zei Lowie. 'Het gaat er grof aan toe. De<br />

rechters worden met de dag wreder. Ik kan niet meer aanzien wat hier<br />

allemaal gebeurt.'<br />

532


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Samen liepen ze naar de zaal waar de verhoren plaatsvonden. De rechters<br />

zaten achter de tafel, onbewogen, zoals altijd, geen spoor van medelijden<br />

tonend met de twee slachtoffers die druipend van het bloed voor hen ston­<br />

den.<br />

Mathijs moest zich vermannen om zich niet meteen om te draaien en weg<br />

te lopen, toen hij de twee herkende : Kirchhoffs en Keyser. Ze werden samen<br />

verhoord. Een moment keek dokter Keyser Mathijs aan, heel even maar,<br />

hulpeloos. Ging het nu door hem heen dat hij beter de raad van Mathijs had<br />

kunnen opvolgen ?<br />

Kirchhoffs leek zijn assistent niet eens te zien. Zijn gezicht stond<br />

ondoorgrondelijk. Zijn ogen stonden vreemd. Het was alsof hij langs alles<br />

en iedereen heen keek, net alsof hij het niet echt was, maar een pop die op<br />

hem leek.<br />

'Als u weer niets wilt vertellen, zal ik u opnieuw in handen van de beul<br />

geven', riep de schout tegen Kirchhoffs. Maar de dokter leek hem niet eens te<br />

horen. Hij bewoog niet. Hij reageerde niet.<br />

De drossaard pakte een handvol papiersnippers. Hij spreidde ze voor zich<br />

uit op tafel.<br />

'Kent u het handschrift van deze brief die onlangs 's nachts bij mij werd<br />

bezorgd ?'<br />

Kirchhoffs reageerde niet.<br />

'Ik ken dit handschrift wel', brieste de drossaard. Hij pakte een medicijn­<br />

flesje. 'Het is precies hetzelfde schrift als op dit flesje dat ik van u heb<br />

gekregen. Geef maar toe, dokter, dat u deze brief geschreven hebt.'<br />

Nog steeds reageerde de dokter niet.<br />

'Dit bewijst dat u schuldig bent', zei de drossaard. 'Maar dat willen we uit<br />

uw eigen mond horen.'<br />

'Dokter Kirchhoffs is een koppig man', hoonde de schout. 'Zo ken ik onze<br />

dokter wel. Maar vandaag zal hij toch móéten praten. Met duimschroeven en<br />

ijzeren laarzen krijgen we zijn tong wei los.'<br />

'Wilt u hem opnieuw laten martelen ?' vroeg de drossaard.<br />

'Ja. Hij gaat terug naar de beul.' De schout nam een flinke slok wijn. De<br />

lege flessen op tafel verrieden dat de heren al meer gedronken hadden.<br />

Blijkbaar hadden ze veel alcohol nodig, om zichzelf moed in te drinken.<br />

'En u, dokter Keyser?' vroeg de schout, zijn lippen droogwrijvend met de<br />

rug van zijn hand. 'Hebt u ons iets te vertellen waar wij wijzer van worden ?'<br />

533


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Ik weet van niets', zei Keyser, die probeerde zich groot te houden, hoewel<br />

zijn stem trilde van emotie. 'Ik ben hier vandaag naartoe geroepen om de<br />

patiënten bij te staan. Als ik me schuldig had gevoeld aan enig vergrijp, was ik<br />

wel weggebleven.'<br />

'Daar valt iets voor te zeggen', zei de drossaard. 'Maar nu uw naam<br />

gevallen is, mijn beste dokter Keyser, hebben we toch het recht om meer<br />

van u te weten te komen. Dat is toch genoeg reden om u te arresteren,<br />

nietwaar ?'<br />

'Omdat een gemartelde wartaal uitslaat ?' vroeg Keyser.<br />

'Wij mogen toch onderzoeken of het wartaal is', zei de drossaard.<br />

'J awel, maar u hebt het recht niet om mij te martelen', zei Keyser. 'Ik ben al<br />

naar de beul gebracht voordat me één vraag is gesteld.' Hij toonde zijn<br />

kapotgeslagen handen.<br />

'Vragen stellen aan een bokkenrijder die niet eens de zweep heeft gevoeld,<br />

is hetzelfde als praten met een ezel', zei de schout.<br />

'Dus u hebt me al veroordeeld terwijl u alleen maar afgaat op het woord<br />

van gemartelden', zei Keyser. 'Daar protesteer ik tegen. Op de manier waar­<br />

op u mensen verhoort, kunt u ze alles laten zeggen wat u horen wilt.' Keyser<br />

ging rechtop staan. Zich verdedigend hervond hij zijn fierheid. 'Christus<br />

werd ook beschuldigd van misdaden die hij niet had begaan. Zijn rechters<br />

probeerden zelfs om zijn goede daden voor de mensen als misdaden in te<br />

brengen.'<br />

'U hebt de bijbel goed gelezen,' zei De Limpens spottend, 'maar ik be­<br />

twijfel of u het recht hebt om u op één lijn te stellen met Christus.'<br />

'Dat doe ik ook niet', zei Keyser. 'U wilt mij met opzet misverstaan, maar<br />

wat ik wilde zeggen is dat ik u, heren rechters, wil afmeten aan de rechters van<br />

toen.'<br />

'Vindt u dan dat wij, de rechters, de misdadigers zijn en dat de bokkenrij­<br />

ders vrijuit moeten gaan ?' vroeg de drossaard. Hij deed alsof hij verbaasd<br />

was.<br />

'Ik vind dat u eerlijker moet zijn en niet met levens mag spelen om achter<br />

de waarheid te komen.'<br />

'Goed, ik wil uw raad wel volgen, dokter. Vertel ons dan eens, hebt u<br />

contacten met bokkenrijders ?'<br />

'Niet dat ik weet.'<br />

'Een vreemd antwoord, dokter Keyser.'<br />

534


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

'In de praktijk van een dokter komt iedereen binnen. Elke dag zie ik<br />

tientallen mensen. Ik kan hun toch niet vragen of ze bokkenrijder zijn?'<br />

'Maar wij vermoeden dat veel bokkenrijders naar uw praktijk komen<br />

omdat u zélf een bokkenrijder bent. Wat is daar dan van waar ?'<br />

Keyser wist daar geen antwoord op.<br />

'En?' hield de schout aan.<br />

'Ik ben geen misdadiger', zei Keyser.<br />

'Dus u beweert dat u niets met de bende van de bokkenrijders te doen<br />

hebt?' vatte de schout samen.<br />

'Niets', zei Keyser. 'Ik ken geen bende.'<br />

'U kent geen dieven die brood stelen ?'<br />

'Nee. Mensen die brood stelen hebben honger', zei Keyser. 'Dat zijn geen<br />

dieven.'<br />

'Laat ik het anders vragen. Kent u dan wel mensen die geen dieven zijn,<br />

maar toch brood stelen?'<br />

'J a. '<br />

'En dat zijn volgens u geen dieven ?'<br />

'Nee. Wie steelt uit lijfsbehoud is geen dief.'<br />

'U houdt er vreemde denkwijzen op na', zei de schout fijntjes. 'Volgens mij<br />

is iederéén die steelt een dief. Zie je wel dat u een bokkenrijder bent! Brood<br />

stelen vindt u toegestaan.'<br />

De schout wendde zich tot de soldaten.<br />

'Breng ze naar de beul, allebei. We zullen eens zien of ze zich dan ook wat<br />

kunnen herinneren over het stelen van goud en van kerkschatten!'<br />

De soldaten sleurden Keyser en KirchhoHS mee naar de kerkers.<br />

Verbijsterd liep Mathijs mee.<br />

'Hier, je dokterstas' , zei Lowie, die hem volgde. 'Ze hebben je laten roepen<br />

om de gewonden te verzorgen.'<br />

Mathijs probeerde zijn zenuwen in bedwang te houden. In de kerker vond<br />

hij twee bewusteloze mannen. Ze zaten onder het bloed. Mathijs herkende<br />

hen. Lins, de jonge mijnwerker die zich na de staking van de mijnwerkers bij<br />

de bende had aangesloten, en Heinz Severens, een boerenknecht uit Spek-<br />

holzerheide.<br />

Meteen zag Mathijs dat Heinz dood was, zo stil als hij lag. Hij sloot de<br />

ogen van de dode.<br />

Lins kreunde. 'Pijn, pijn', was het enige wat Mathijs verstond. Lins'<br />

535


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

vingers waren kapotgedraaid door duimschroeven. Hij ademde moeilijk.<br />

Blauwe plekken en bloeduitstortingen over zijn hele lijf verrieden dat hij<br />

ook inwendig zwaar letsel had opgelopen. Mathijs begreep dat hij niet veel<br />

meer kon doen voor Lins.<br />

'Hier, drink.' Mathijs goot hem een scheutje papaverolie in de mond. Hij<br />

slikte het door. Nog een scheut.<br />

'Dadelijk gaat het je beter', zei Mathijs. Lins knikte en sloot zijn ogen weer.<br />

Maar ofhij ze nog ooit zou openen was onzeker. Het sterke drankje zou hem<br />

zo zwaar verdoven dat hij niets meer voelde en zonder pijn zou sterven.<br />

In een andere cel zaten een paar mannen te wachten op verhoor. Voor­<br />

zichtig probeerden ze Mathijs uit te horen over de verrichtingen van de<br />

bokkenrijders. Ze wilden weten of er nog een kans was dat ze bevrijd zouden<br />

worden. Mathijs durfde geen antwoord te geven. Met de bewakers op de<br />

gang, kon hij over niets praten.<br />

Er ldonk geschreeuw op uit het hok van de beul. Mathijs rende ernaartoe.<br />

'Kom je me helpen, jonge dokter?' riep Dillenbourg vrolijk, terwijl hij de<br />

zweep over de rug van dokter Keyser striemde. Bij elke knal schreeuwde<br />

Keyser het uit van de pijn. Pas toen hij in elkaar zakte, hield de beul op.<br />

'Water', kermde Keyser. 'Water.'<br />

Mathijs pakte een kroes en liet hem drinken. Vlug goot hij een scheut<br />

papaverolie in het water. Keyser nam een flinke slok. Soldaten maakten hem<br />

los en sleurden hem weg, om hem opnieuw naar de rechters te brengen. Het<br />

verhoor ging door.<br />

Dillenbourg liep naar buiten om zijn handen te wassen. Even was Mathijs<br />

alleen met Kirchhoffs, die in een hoek van het vertrek met zijn benen in de<br />

ijzeren laarzen was gezet. Het bloed dreef uit de schachten. Maar de dokter<br />

gaf geen kik, alsof hij geen pijn voelde. Hij bewoog niet. Zijn hoofd geheven<br />

leek hij naar het spaarzame licht te kijken dat door de spijlen van het raam<br />

binnenviel. Wilde hij Mathijs niet zien ? Weer had Mathijs het idee dat<br />

Kirchhoffs er niet echt was, hoewel hij lijfelijk aanwezig was en voor hem<br />

zat. Wist de dokter nog wel wat er met hem gebeurde ? Was hem nog<br />

duidelijk waarvan hij was beschuldigd ? Kirchhoffs leek zich in een toestand<br />

te bevinden die Mathijs al vaker had waargenomen bij stervende mensen.<br />

Het kon alleen maar betekenen dat Kirchhoffs zich al had overgegeven aan de<br />

dood.<br />

'Hier, drink', zei Mathijs. 'Papaverolie.' Werktuiglijk dronk de dokter het


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Hesje leeg. Het was een portie om een paard bewusteloos te krijgen.<br />

'Ga naar boven', zei de wacht, die even later om de deur keek. 'Je mag hier<br />

niet alleen zijn.'<br />

Geschokt door alle wreedheden die de bokkenrijders moesten ondergaan,<br />

ging Mathijs weer naar boven. Toen hij het daglicht zag dat door de vuile<br />

ramen op de trap viel, zag hij opeens dat het vals licht was. Net w vals als het<br />

licht uit de hel.<br />

537


14<br />

In de weken en maanden die volgden, wachtten stad en land in spanning op<br />

de dingen die onvermijdelijk zouden gebeuren. De straffen voor de gevangen<br />

bokkenrijders zouden hard zijn, dat was iedereen duidelijk, want soldaten<br />

waren druk doende met het oprichten van een rij galgen op de Beckenberg bij<br />

's-Hertogenrade. Maar uit de burcht zelf kwamen weinig berichten los. De<br />

rechters kwamen de poort nog nauwelijks uit. Men kon alleen maar gissen<br />

naar wat er daar binnen gebeurde.<br />

In de laatste weken was Anna-Elisabeth wat rustiger geworden. Ze zag in<br />

dat haar opstandigheid haar niet hielp. Hoe woedender ze was, hoe slechter<br />

dat was voor haar broze gezondheid. Ze begreep dat ze sterk moest blijven,<br />

om de kinderen te behoeden voor het verlies van béide ouders. Maar ondanks<br />

alles bleef ze toch nog geloven dat haar man vrij zou komen. Nog steeds<br />

geloofde ze niet dat hij echt iets met de bokkenrijders te maken had.<br />

Zo goed en zo kwaad als hij kon, hield Mathijs de praktijk gaande. Hij had<br />

er zijn handen aan vol, want hoewel de dokter in de gevangenis zat, bleven er<br />

net zoveel patiënten komen. Mathijs genoot het vertrouwen van de mensen<br />

en dat vervulde hem ook wel met trots. Marieke hielp hem zoveel ze kon met<br />

het maken van drankjes en zalfjes. Ze werd ook steeds behendiger in het<br />

aanleggen van verbanden en andere tijdrovende klusjes.<br />

Ze stelde geen vragen meer. Zelf had ze genoeg met haar vader meege­<br />

maakt om te begrijpen dat er iets waar was van de beschuldigingen. Vroeger,<br />

toen Katrien nog leefde, had ze vaak de gesprekken gehoord tussen haar en<br />

haar vader. Katrien was ook altijd op de hand van de rechtelozen geweest.<br />

Maar toch, ondanks zijn inzet, kon Mathijs lang niet alle patiënten helpen.<br />

Sommigen kwamen met klachten waar hij geen raad mee wist.<br />

Hij sprak erover met Anna-Elisabeth. Die begreep het. Ze maakte er direct<br />

werk van. De volgende dag al vertrok ze naar Aken, om bij bevriende artsen<br />

naar een bekwame en gediplomeerde medewerker te zoeken.<br />

Al een paar dagen later zond dokter Bartelz uit Aken, een goede vriend van<br />

dokter Kirchhoffs, zijn assistent, om de praktijk in het goede spoor te


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

houden. Dokter Schiller, de jonge chirurgijn, was net in de twintig en hij was<br />

tot alle handelingen bevoegd. Hij had alle examens afgelegd en was toege­<br />

laten tot het gilde der chirurgijns.<br />

Mathijs was blij met de hulp van de nieuwe dokter. Eindelijk had hij weer<br />

eens een moment voor zichzelf. Eindelijk kon hij ' s avonds weer eens op tijd<br />

naar bed. Maar vrolijker werd hij er niet van. Elke avond als hij in bed lag,<br />

spookten de gruwelijke beelden van de gevangen bokkenrijders door zijn<br />

hoofd. De gemartelden, die hij elke dag bezocht. Maar vooral het altijd<br />

grijnzende gezicht van de beul dat hem leek te zeggen : jou neem ik hier<br />

ook nog eens onder handen.<br />

Toen Mathijs op zekere dag terugkwam van de burcht zei Marieke heel<br />

onverwacht: 'Je zegt uit jezelf nooit meer iets over mijn vader.'<br />

'O?'<br />

'Hoe maakt hij het? We moeten alle informatie uit je trekken.'<br />

'Ik heb hem vandaag niet eens gezien', zei Mathijs naar waarheid. Net als<br />

in de voorgaande dagen was hij niet toegelaten tot de dokter en een paar<br />

andere gevangenen van wie de rechters vermoedden dat ze leiders van de<br />

bokkenrijders waren.<br />

'Hoe ktijgt mijn vader zijn medicijnen dan?' vroeg Marieke. 'Ik wil niet<br />

dat hij pijn lijdt.'<br />

'Iemand helpt me', zei Mathijs. 'Iemand in de burcht. Weet je nu genoeg?'<br />

Telkens als Mathijs naar de burcht moest, had hij het gevoel ofhij lood in de<br />

schoenen had, zo had de angst voor verraad hem te pakken. Het was best<br />

mogelijk dat zijn naam was genoemd en dat hij ingerekend zou worden, net<br />

zoals met Keyser was gebeurd. Steeds als hij de burcht binnenging, besefte hij<br />

dat het wel eens de laatste keer kon zijn dat hij als vrij man het daglicht had<br />

gezlen.<br />

Vaak dacht hij erover onder te duiken of te vluchten, maar hij wist maar al<br />

te goed dat hij nog de enige was die de pijn van de gemartelden kon ver­<br />

lichten.<br />

Zo goed en zo kwaad als mogelijk was, deden dokter Schiller en hij hun<br />

werk. Wanneer het mogelijk was, gaven ze de gemartelden pijnstillende<br />

middeltjes. Elke dag kostte dat een paar flesjes papaverolie. Marieke had<br />

de handen vol aan het bereiden van de medicijnen.<br />

539


DE BENDE VA N DE BOKKENRIJDERS<br />

Op een keer toen dokter Schiller en Mathijs bij de burcht aankwamen,<br />

werden ze naar een cel gebracht waar de schout en de griffier al aanwezig<br />

waren. Op de grond lag een man. Dood. Mathijs schrok. Het was Baltus, de<br />

broer van dokter Kirchhoffs. Hij had de gruwelijke martelingen niet over­<br />

leefd.<br />

Dokter Schiller voelde de pols, al was het maar om toch nog iets te doen.<br />

'Hij is dood', zei Schiller gelaten. 'Dood door bloedverlies.'<br />

'Schrijf op dat hij dood is', zei de schout tegen de griffier. 'En dat hij<br />

gestorven is aan een onbekende ziekte.'<br />

'Nee', zei dokter Schiller. 'Hij is gestorven aan de verwondingen die hij<br />

opliep bij het martelen.'<br />

'Hou je erbuiten, dokter', zei de schout woedend. 'Wat in het rapport<br />

komt te staan is mijn zaak.'<br />

'Ik schrijf op dat hij gestorven is aan een vreemde ziekte', zei griffier Cox<br />

gehoorzaam.<br />

Mathijs was kwaad. Hij begreep dat de schout niet op papier wilde hebben<br />

staan dat de dode aan martelingen was bezweken, want daarmee maakte hij<br />

zichzelf tot een misdadiger.<br />

Ze bezochten Magda, de vrouw van Baltus, die een paar cellen verder zat<br />

opgesloten.<br />

'Mag ik mij n gestorven man nog zien?' vroeg ze aan de soldaat die de<br />

dokters in haar cel had binnengelaten.<br />

'Nee', zei de soldaat. 'Dat is nergens voor nodig. Waarom zou je naar een<br />

rat gaan kijken ?'<br />

'Hij was mijn man!' schreeuwde Magda, die altijd een van de felste leden<br />

van de bende was geweest.<br />

'Maar toch een rat', zei de soldaat minachtend.<br />

Vol haat spuwde Magda de soldaat in zijn gezicht. Woedend greep de<br />

wacht een stok en gafhaar een forse aframmeling, zonder dat iemand het kon<br />

voorkomen. Pas toen Magda huilend op de grond viel, hield de soldaat op<br />

met slaan.<br />

'Als je Baltus hier niet meer terugziet, dan zie je hem terug in de hemel',<br />

Neeltje Schillings, een van de andere gevangen vrouwen, om Magda te<br />

troosten.<br />

'Nee, nooit meer zie ik hem terug', fiep Magda. 'De hemel bestaat niet. Als<br />

God echt bestaat, dan laat Hij al dit onrecht niet met ons gebeuren !'<br />

540


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Op weg naar huis zag Mathijs dat soldaten het lijk van Baltus de poort uit<br />

sleepten en in een kuil gooiden die ze in een akker, niet ver van de burcht,<br />

hadden gegraven. Voor hen was het lijk van een bokkenrijder niet meer dan<br />

oud vuil.<br />

Die avond reden Anna-Elisabeth en Mathijs met de koets naar Merkstein,<br />

waar de familieleden van Baltus bij elkaar kwamen in het huis van Heinz, de<br />

jongste broer van Baltus en dokter Kirchhoffs.<br />

In het ldeine huisje was het druk.<br />

Iedereen wilde van Mathijs weten hoe het met Magda was, en of ze nog<br />

ooit vrij zou komen. Maar Mathijs kon daar geen zinnig woord over zeggen.<br />

'We moeten voor Magda bidden', zei Hilde, een zus van Baltus.<br />

'Bidden helpt niet', zei Anna-Elisabeth. 'Ik bid dag en nacht, maar de<br />

hemel hoort ons niet.'<br />

'Het ergste is dat Baltus voor zijn dood niet eens een priester heeft ge­<br />

sproken', zei Heinz. 'Als hij echt een bokkenrijder is geweest en met de duivel<br />

heeft samengewerkt, is zijn ziel nu in de hel.'<br />

'Dat geloof ik niet', zei Anna-Elisabeth nadenkend. 'Om naar de hel te<br />

gaan moet je een moordenaar zijn. Baltus is dan wel een bokkenrijder<br />

geweest, maar een moordenaar was hij zeker niet.'<br />

'Hij deed geen vlieg kwaad', zei Hilde, zijn zus. 'Ik geloof dat hij recht­<br />

streeks naar de hemel is gegaan, ook al heeft hij de laatste sacramenten niet<br />

ontvangen. Hij heeft er in ieder geval genoeg voor geleden.'<br />

'Maar hij is niet in gewijde grond begraven', zei Heinz. 'Het is een<br />

schande. Hij hoort gewoon op het kerkhof te liggen.'<br />

'Misschien kunnen we hem ooit herbegraven', zei Hitde.<br />

Heinz schonk borrels in. Zo was het toch nog even als na een gewone<br />

begrafenis, wanneer de familieleden bij elkaar kwamen om hun verdriet weg<br />

te drinken.<br />

Een paar dagen later werd er in 's-Hertogenrade een bokkenrijder aan zijn<br />

been aan de galg gehangen: Frans Vorst uit Merkstein. Hij had zelfmoord<br />

gepleegd door zoveel stro uit zijn cel op te eten dat zijn maag was geknapt.<br />

Hij had voor een pijnlijke dood gekozen, maar misschien was die pijn<br />

minder erg dan de martelingen.<br />

In de laatste weken waren her en der in de dorpen nog tientallen personen<br />

541


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

opgepikt die ervan werden beschuldigd lid te zijn van de bende. Het kwam<br />

Mathijs voor dat de arrestaties willekeurig waren. Iedereen leek wel verdacht:<br />

man of vrouw, burger of vreemdeling. Op elk moment kon je door de<br />

soldaten opgepakt worden en naar de burcht worden gesleept. Alle mensen<br />

leefden in angst, want ieders naam kon worden genoemd. Het was een snel<br />

om zich heen grijpend vuur van beschuldigingen. Wie eenmaal genoemd was<br />

door de gemartelde bokkenrijders kon de dans alleen ontspringen door te<br />

vluchten, als hij daar nog de gelegenheid voor had.<br />

Ook Willem Ploum, de kastelein van herberg De Vivat uit Übach, werd<br />

gepakt, samen met een aantal gasten die op het moment van zijn arrestatie in<br />

de herberg aanwezig was. Het was een nieuwe klap voor de bende, want met<br />

de arrestatie van Willem was weer een van de leiders in de kraag gevat.<br />

De hele winter bleef de klopjacht doorgaan en werden de verhoren in de<br />

burcht voortgezet. Toch lekte er weinig van de resultaten naar buiten. Tot er<br />

in december weer veroordelingen volgden. Zeven bokkenrijders werden op<br />

de Beckenberg opgehangen, onder wie de waard van De Vivat en een paar<br />

van zijn gasten.<br />

Lang hingen de lijken van de zeven niet aan de galg. De volgende ochtend<br />

waren ze al verdwenen. Niemand wist wie hen van de galg had gehaald en<br />

waar ze waren begraven, ook hun familieleden niet. Mathijs wist het wel.<br />

Samen met een paar andere bokkenrijders hadden hij en Soree hun maten<br />

van het touw gehaald en hen eervol begraven, op een mooie plek in het bos.<br />

Na deze massa-executie kwam er in het Land van Rode een uittocht op<br />

gang. Steeds meer mensen wachtten niet tot de soldaten voor de deur<br />

stonden en doken onder of verdwenen naar veiliger oorden. Velen van<br />

hen die vluchtten hadden niets met de bokkenrijders te maken.<br />

Toen Mathijs een aantal van de nieuw gearresteerde mannen in de gevange­<br />

nis had bezocht, begreep hij dat de gemartelden wartaal hadden uitgeslagen.<br />

Veel van de gearresteerden waren geen lid van de bende. Enkelen kende hij<br />

niet eens uit de dokterspraktijk.<br />

Maar de soldaten werden ook wel eens in hun hemd gezet.<br />

Op zekere dag bleken Magda, de weduwe van Baltus Kirchhoffs, en<br />

Neeltje Schillings, de jonge mijnwerkersdochter, uit de burcht te zijn ont­<br />

snapt. Hoe? Dat wist niemand.<br />

Mathijs trof hen op een bijeenkomst van de bokkenrijders, in het bos bij<br />

542


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

de Worm. Ze waren verkleed als man. In geuren en kleuren vertelden ze het<br />

verhaal van hun ontsnapping. De jonge assistent-griffier, die bij hen in de cel<br />

was geweest, had vergeten de deur achter zich op slot te doen. Toen het<br />

donker was, waren ze weggeslopen, naar een kamertje. Door een raam waren<br />

ze naar buiten gekropen, van de muur gesprongen en ervandoor gegaan.<br />

De jonge griffier? Mathijs ging een licht op. Dat was Lowie. Had Lowie de<br />

deur van hun cel met opzet open laten staan? Was Lowie op de hand van de<br />

bokkenrijders ?<br />

543


In een nacht op het eind van december trok Mathijs mee met de bende om de<br />

molen van Hoebert Hoosmans in Hoengen te plunderen. Hij zag dat de<br />

bende weer flink aan het groeien was.<br />

Mensen die bang waren voor arrestatie en niet wisten waar .te blijven,<br />

kregen van de bokkenrijders schuilplaatsen en sloten zich bij de bende aan.<br />

Mannen als Leonard Steins uit Übach en Peter Savelsbergh uit Merkstein,<br />

vilders, die alleen al door de kwalijke geur van hun beroep werden gemin­<br />

acht. Ook havelozen, die zonder beroep en meestal zonder onderdak door<br />

het land trokken en veel kans liepen opgepakr te worden, werden lid van de<br />

bende. En een paar boerenknechten die te oud waren om te werken en als<br />

bedelaars rondzwierven. Anderen deden alleen maar mee om aan voedsel te<br />

komen en om niet in eenzaamheid te verhongeren. Sommige nieuwe leden<br />

waren bokkenrijder geworden omdat ze wraak wilden nemen op de rechters,<br />

die hun vrienden of familieleden hadden vervolgd.<br />

Meer dan honderd man hadden zich bij de Worm verzameld.<br />

Het verbaasde Mathijs dat enkele nieuwkomers plotseling volwaardig lid<br />

van de bende bleken te zijn, zonder dat ze waren ingezworen of de eed<br />

hadden afgelegd. Hij betwijfelde of dat wel juist was. Waren ze wel net<br />

zo trouw aan de bende als de anderen?<br />

'We zijn weer bijna net zo sterk als voorheen', zei Soree, die in de afgelopen<br />

tijd steeds meer de leiding naar zich toe had getrokken. 'Hoe meer angst de<br />

heren van de rechtbank de mensen aanjagen, hoe sterker wij worden. Hoe<br />

meer soldaten ze op ons afsturen, hoe krachtiger wij terugslaan.'<br />

Maar Mathijs had daar zijn twijfels over, ook al durfde hij die niet uit te<br />

spreken. Ze waren weer met veel mensen, maar Soree had de bende niet zo in<br />

zijn macht als voorheen kapitein Kirchhoffs. De discipline was een stuk<br />

minder dan vroeger. De leden accepteerden Soree als leider, omdat hij er­<br />

varen was en sluw, maar bijna niemand had echt graag met hem te doen, net<br />

zomin als met de nieuwe luitenants die Soree had gekozen. Het waren ruige<br />

typen: Peter Winkels, een verlopen voerman; Frans Wiens, een gevluchte<br />

544


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

kastelein uit Kerkrade ; Magda, de weduwe van Baltus Kirchhoffs, die eigen­<br />

lijk alleen maar uit was op wraak op de personen die haar man hadden<br />

vermoord; en Hannes Hos, een leraar van wie men vertelde dat hij vroeger<br />

monnik was geweest in een klooster in Keulen, al was daar niets meer van te<br />

merken. Ondanks zijn vriendelijke uiterlijk en zijn krullige haardos was hij<br />

de hardste van allemaal. Stuk voor stuk waren het mensen die van avontuur<br />

hielden en die het prachtig vonden om geweld te gebruiken. Opkomen voor<br />

de armsten en het bestrij den van onrecht, nee, dat gold niet meer voor deze<br />

nieuwe bokkenrijders. Onder het bevel van kapitein Kirchhoffs zouden ze<br />

geen kans hebben gehad. De dokter was juist tegen nodeloos geweld. Typen<br />

die op sensatie belust waren, hield hij streng in het gareel.<br />

Mathijs begreep dat er nog meer problemen waren. Het grootste gevaar<br />

was dat veel leden van de bende, doordat ze zich al maanden hadden moeten<br />

schuilhouden, het gevoel voor realiteit hadden verloren. Enkele mannen,<br />

maar ook Magda en Neeltje, beseften heel goed dat ze nooit meer naar hun<br />

dorpen konden terugkeren. En dat maakte hen onvoorzichtig.<br />

De ooit zo goed geleide bende van de dokter veranderde in een verzame­<br />

ling ongeregelde plunderaars die op stelen uit was en meer en meer het pad<br />

van de misdaad op ging. Hielden de bokkenrijders zich bij hun vroegere<br />

overvallen nooit bezig met geweld, langzaamaan begonnen hun acties steeds<br />

misdadiger te worden. Werd vroeger een boer wel eens een vlammetje onder<br />

de neus gehouden om hem te laten bekennen waar zijn geld lag, de laatste tijd<br />

hoefden de slachtoffers niet te rekenen op erbarmen. Wie zijn mond hield<br />

werd stevig afgeranseld, desnoods tot hij erbij neerviel.<br />

Mathijs had er wel begrip voor. Vo or mensen die altijd de dood voor ogen<br />

hadden en die aangewezen waren op de bende om te overleven, was het niet<br />

mogelijk om zich nog druk te maken over het mijn en dijn, of over leven en<br />

dood van degenen die ze als vijanden zagen.<br />

Mathijs merkte dat er niet eens een plan was voor de overval. Dat was in de<br />

tijd van dokter Kirchhoffs wel anders. Nu liep de hele massa van meer dan<br />

honderd gemaskerde bokkenrijders samen naar Boengen, in plaats van op te<br />

trekken in kleine goed georganiseerde groepen. Zo'n grote troep was erg<br />

kwetsbaar voor patrouillerende soldaten. Bij de molen aangekomen liepen<br />

ze, op bevel van Soree, allemaal tegelijk, schreeuwend en schietend op het<br />

doel af.<br />

Mathijs was verbijsteld. Hij begreep dat zo'n rommelige overval veel meer<br />

geweld opriep dan nodig was.<br />

545


DE BEN DE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Door het lawaai van de aanstormende bendeleden waren de bewoners van<br />

de molen al wakker voordat de bokkenrijders voor de poort stonden. Daar­<br />

door had Hoebert Hoosmans, de molenaar, de tijd om zijn geweer te grijpen<br />

en op de overvallers te schieten. Nog voordat de rovers de poort uit de<br />

hengsels hadden gelicht, lagen er al een paar kermend op de grond.<br />

'Dood de molenaar!' riep Soree woedend. 'Hij is een moordenaar.' Schie­<br />

tend stormde een groep mannen het molenhuis binnen.<br />

Tot zijn schrik zag Mathijs dat Soree een knecht, die ervandoor wilde<br />

gaan, neersloeg, met zijn hoofd tegen de grond drukte en de keel wilde<br />

afsnijden.<br />

'Dat is tegen onze wetten', riep Mathijs kwaad.<br />

'Wil jij dan dat hij de schout gaat vertellen wie hij hier heeft gezien ?' vroeg<br />

Soree schamper, met het mes op de keel van zijn slachtoffer. Zonder zich te<br />

bedenken richtte Mathijs zijn pistool op het hoofd van Soree. Lacherig<br />

haalde Soree het mes terug en beperkte zich tot het knevelen en blinddoeken<br />

van de knecht.<br />

Mathijs stak zijn pistool weg. Hij was verrast over zijn eigen daad. Zou hij<br />

werkelijk op Soree hebben geschoten om het leven van de knecht te redden?<br />

Hij was erdoor in de war.<br />

'Sta niet te dromen !' riep Soree. 'Er moet gewerkt worden!' Hij sloeg<br />

Mathijs kameraadschappelijk op de schouders. 'Hup, naar de kelder. Daar is<br />

heel wat te halen.'<br />

Terwijl Mathijs meehielp met het leegroven van de kelder, bleef hij toch<br />

steeds aan het verbijsterende voorval denken. Vreemd dat Soree helemaal<br />

niet onder de indruk was van het gebeurde. Hij was, als gedeserteerde soldaat,<br />

natuurlijk heel wat gewend. Maar bedreigd te worden door een van je<br />

kameraden ...<br />

In een mum van tijd plunderden de mannen het huis en de molen leeg. In<br />

hun zucht naar zo veel mogelijk buit, hadden de bokkenrijders weinig geduld<br />

en tuigden ze de slachtoffers zo af dat sommigen er voor dood bij lagen. De<br />

molenaar zelf gaf geen teken van leven meer. Om hem te dwingen te vertellen<br />

waar hij zijn geld had verborgen, was hij doodgeslagen door dolgedraaide<br />

bendeleden. Dat deed Mathijs pijn. Hij kende Hoebert goed. De molenaar<br />

was vaak op zijn spreekuur geweest. En al was hij dan een vrek, dit einde had<br />

Mathijs hem niet toegewenst.


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

'Is de molenaar een van de rijkelui die moeten sterven voor onze toekomst?'<br />

vroeg Mathijs bitter toen hij met Soree over donkere weggetjes terugliep naar<br />

de Worm.<br />

'Jij praat als een geleerde', Zei Soree vol minachting. 'Jij en de dokter<br />

hebben altijd te veel nagedacht over wat de bokkenrijders willen. Jullie<br />

zouden het volk aan de macht willen zien. Iedereen evenveel te vertellen.<br />

Je ziet, het lukt niet. Weet je wat ik wil?'<br />

'Ja, dat weet ik', zei Mathijs somber. 'Jij wilt de macht en liefst voor jou<br />

alleen.'<br />

'Goed geraden', zei Soree. 'Als de bokkenrijders de baas worden, zal ik met<br />

harde hand regeren. Dat is wat de mensen willen! Iemand die hun voor­<br />

schrijft wat ze te doen en te laten hebben.'<br />

'Dan ben jij net zo slecht als de hoge heren van nu.'<br />

'Dat zal dan wel', zei Soree. 'De wereld is nooit geregeerd door heiligen of<br />

idealisten. Dat zal ook in de toekomst niet gebeuren. Je hebt een te week hart,<br />

jonge dokter. De mensen moeten zien dat het de bokkenrijders menens is.<br />

Dat was waar het kapitein Kirchhoffs aan ontbrak. De dokter had te veel op<br />

met de mensen. Maar willen wIj overleven, dan kunnen we dat alleen door<br />

zelf de baas te worden. En dat kunnen wij alleen bereiken met geweld. Dat is<br />

het enige waar de mensen respect voor hebben.'<br />

'Dat geloof ik niet', zei Mathijs. 'De mensen zijn ook voor rede vatbaar.'<br />

'Jij gelooft toch ook in de macht van het wapen', zei Soree. 'Zou je echt<br />

geschoten hebben als ik die knecht de keel had doorgesneden?'<br />

'Ja', zei Mathijs. En hij meende het.<br />

'Dan was dat je dood geweest', zei Soree. 'Voordat jij de trekker had<br />

overgehaald, had ik het mes al in je keel gemikt. Weet je waarom ik het<br />

leven van die knecht heb gespaard? Alleen maar om jouw leven te sparen. Ik<br />

wilde je niet doden, omdat jij me ooit het leven hebt gered.' Soree keerde zich<br />

van hem af, Mathijs verbijsterd alleen latend.<br />

Mathijs wist dat Soree gelijk had. Hij was de snelheid zelf. Soree viel niet te<br />

bedreigen. Daarom was hij nu ook de baas. Niemand durfde het tegen hem<br />

op te nemen. Wie een andere kapitein wilde, hield toch zijn mond, want<br />

Soree was de sterkste en kende geen medelijden.<br />

Hij begreep dat het weinig zin had tegen Soree in te gaan. Soree zou zich<br />

niets van zijn mening aantrekken. Nu dokter Kirchhoffs vastzat en waar­<br />

schijnlijk nooit meer vrij zou komen, was ook zijn knechtje Mathijs in de<br />

547


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

rangorde van de bokkenrijders gedaald. Mathijs begreep waarom Soree de<br />

overval bewust zo ongeorganiseerd had laten uitvoeren. Het was zijn bedoe­<br />

ling geweest om de aanval in chaos te laten verlopen. Soree wilde geweld<br />

uitlokken, zodat hij er zich later op zou kunnen beroepen dat hij geweld met<br />

geweld had moeten beantwoorden. De molenaar was de eerste die iemand<br />

had neergeschoten. Soree hield van geweld. Hoe meer, hoe liever. Van een<br />

stelletje hongerdieven en idealisten was de bende veranderd in een troep<br />

echte rovers.<br />

'De schat', zei Soree tegen Mathijs. 'Ik geloof niet dat die nog veilig is bij<br />

Kirchhoffs thuis. Daar wil ik me zelf over ontfermen.'<br />

Nadat de bendeleden uit elkaar waren gegaan, ging Soree met Mathijs mee<br />

naar 's-Hertogenrade. Terwijl Mathijs het beeldje en het geld ging ophalen,<br />

verborg Soree zich langs de Worm. Thuis groef Mathijs het beeldje van de<br />

bok en de goudstukken op. Door een streep maanlicht die op het beeldje viel,<br />

leek het even alsof de bok hem uitlachte.<br />

Met de schat onder zijn jas liep hij naar de Worm.<br />

'Is dat alles ?' vroeg Soree.<br />

'Ja, alles', zei Mathijs.<br />

'Zo niet, dan hang je', zei Soree. Hij verdween in het donker, een ge­<br />

schrokken Mathijs achterlatend. Wist Soree hoeveel goudstukken het moes­<br />

ten zijn? Nee, dat kon niet. Toen ze de schat uit de geheime bergplaats<br />

hadden gehaald, hadden ze geen tijd gehad om te tellen. Dat stelde Mathijs<br />

gerust.<br />

Mathijs kon niet slapen. Hij kon alleen maar denken aan wat er bij de<br />

molenaar was gebeurd. De moord op Hoebert Hoosmans bleef hem door<br />

het hoofd spoken. De dokter had ook wel eens mensen omgebracht, maar dat<br />

waren verraders die gevaarlijk waren voor de bende en die daarom opge­<br />

ruimd moesten worden. Maar de dood van de molenaar was gewoon een<br />

nutteloze moord.<br />

Mathijs' liefde voor de bokkenrijders was flink bekoeld. Hij vroeg zich af<br />

of hij nog langer bij de bende wilde horen. Zou hij als een verrader worden<br />

beschouwd als hij voortaan wegbleef? Wie aan de eed van de bokkenrijders<br />

verzaakte, had kans om door de bende opgepakt te worden en bengelend aan<br />

een boom te eindigen. En daar had hij geen zin in.


16<br />

Na de brute moord op de molenaar sloeg de mensen in het Land van Rode<br />

pas echt de schrik om het hart. Hadden de meesten voorheen nog sympathie<br />

voor de bokkenrijders, omdat ze wisten dat de rovers aan hun kant swnden,<br />

nu vertrouwden velen de bende niet meer. De mensen zaten tussen twee<br />

vuren : de bokkenrijders en de rechters. En niemand kon zeggen wat het<br />

ergste was.<br />

Op een zondag in april had de beul het weer druk. Opnieuw was het een<br />

zwarte dag voor de mensen in het Land van Rode.<br />

Drie bokkenrijders die veroordeeld waren Wt de strop, werden in een<br />

betraliede kar vanuit de burcht naar de Beckenberg gebracht om te worden<br />

opgehangen. Hans Crichelberg uit Kerkrade en Johan en Willem Schieffers<br />

uit Merkstein.<br />

De veroordeelden werden in hun laatste uren bijgestaan door een priester,<br />

maar daar hadden Hans, Johan en Willem geen behoefte meer aan. Na alle<br />

martelingen was van hen niet veel meer over dan wezenloze hoopjes mens.<br />

De dood was voor hen alleen nog maar een verlossing. Hun lichamen waren<br />

gebroken. Ze waren al zo ver heen dat ze niet eens het vonnis leken te horen<br />

dat door de griffier bij de galg werd voorgelezen.<br />

Mathijs was bij de executie aanwezig, samen met dokter Schiller. Na de<br />

voltrekking van het vonnis stelde Schiller het overlijden vast, waarna de<br />

hulpgriffier van de schout de doodsoorzaak noteerde. Gehangen tot de dood<br />

erop volgde, schreefLowie. Terwijl hij het opschreefviel er een dikke druppel<br />

inkt op het papier. Lowie schrok zo erg dat hij de pen uit zijn handen liet<br />

vallen en het papier wegwaaide. Mathijs zag het en kon het nog net vast­<br />

grijpen. Een vuile inktstreep liep door de letters.<br />

'Alsjeblieft', zei hij tegen de hulpgriffier en hij reikte hem het vel aan, dat<br />

nu onleesbaar was.<br />

'Als dit maar geen streek van de duivel is', zei Lowie zacht, zodat de<br />

anderen het niet hoorden. 'Wat hier allemaal gebeurt, dat is zelfs Satan te<br />

erg.'<br />

549


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Toen Mathijs na de executie terugreed naar het dorp, waren de soldaten bezig<br />

met het opplakken van plakkaten.<br />

'Vertel me eens wat daarop te lezen staat', vroeg een man aan Mathijs.<br />

Mathijs verbleekte toen hij de tekst voorlas.<br />

'Op II mei zal Joseph Kirchhoffs, chirurgijn te 's-Hertogenrade, op de<br />

Beckenberg worden terechtgesteld. Vanwege zijn misdaden als kapitein der<br />

bokkenrijders in het Land van Rode en zijn samenzweringen met de duivel<br />

zal hij worden gehangen, ter lering van alle andere misdadigers die hem in het<br />

spoor van de duivel zijn gevolgd.' Daaronder stonden de namen van de<br />

rechters, de drossaard, de schout en de griffier.<br />

'Wat zie jij bleek', zei Geertruid toen Mathijs thuiskwam.<br />

'Die executie vandaag', zei Mathijs. 'Gruwelijk.' Hij wilde niets zeggen<br />

over wat hij op het plakkaat had gelezen, vooral omdat ook Anna-Elisabeth<br />

en Marieke in de keuken waren.<br />

Gelukkig voor hem kwam dokter Schiller binnen.<br />

'Ik heb je iets mede te delen', zei Schiller ernstig tegen Anna-Elisabeth.<br />

'Bereid je op het ergste voor.'<br />

'Gaat het over Joseph?' vroeg ze angstig.<br />

'Ja', zei Schiller. 'Ik wil het jullie vertellen voordat je het op straat hoort.<br />

J oseph is ter dood veroordeeld.'<br />

Anna-Elisabeth viel Bauw. Mathijs en Geertruid vingen haar op en legden<br />

haar op bed. Met koude kompressen probeerde Geertruid haar weer bij<br />

kennis te brengen.<br />

Mathijs ontfermde zich over de kinderen. Gelukkig begrepen ze nog niet<br />

wat er aan de hand was. Samen bouwden ze een kasteel van de blokken die<br />

Joes in zijn vrije tijd voor hen had gezaagd.<br />

Opeens miste hij Marieke.<br />

Mathijs liep naar buiten, om haar te zoeken. Hij vond haar achter de<br />

schuur, waar ze stond te huilen, het hoofd in haar handen. Hij wilde haar<br />

troosten, maar hij wist niet hoe. Hij kon geen woorden vinden die de pijn van<br />

Marieke konden verzachten.<br />

Die zondagmiddag ging Mathijs met zijn vriend Lowie naar een spinning<br />

in Kunrade, het dorp waar Greet woonde. Eigenlijk had hij geen zin, maar<br />

het was nu eenmaal afgesproken dat ze er met de koets van Kirchhoffs<br />

550


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

naartoe wuden gaan, om Greet op te halen.<br />

Lowie nam zijn trekharmonica mee, omdat hij er zou spelen.<br />

'Ik hoop nog steeds dat het niet waar is', zei Mathijs opeens. 'Ik kan niet<br />

geloven dat ze Kirchhoffs ophangen.'<br />

'Toch is het waar', zei Lowie. 'Het vonnis is getekend. Ik heb de papieren<br />

zelf uit moeten schrijven. Kirchhoffs is niet meer te redden.'<br />

'Volgens mij is dat plakkaat een list van de rechters', zei Mathijs. 'Zo willen<br />

ze hem dwingen om te praten.'<br />

'Ik geloof niet dat hij nog zal praten', zei Lowie. 'Hij heeft nog steeds geen<br />

woord gezegd. In al die maanden dat hij gevangenzit, is er geen woord over<br />

zijn lippen gekomen.'<br />

Greet en haar vriendinnen stonden al te wachten.<br />

'Wat zien jullie er bedrukt uit', Greet.<br />

'Het is al over', zei Lowie. Hij greep zijn harmonica en speelde een vrolijk<br />

wijsje. Het was vreemd, maar door de muziek leek het Mathijs alsof hij in een<br />

heel andere wereld terechtkwam. Opeens leken dokter Kirchhoffs en de<br />

gevangenis heel ver weg. Een spookbeeld dat niet echt was. Een verhaal<br />

uit een vreselijk boek dat niet uit zijn hoofd wilde, ook al had hij het boek<br />

uit. Hier, op dit moment, met Lowie en Greet en haar vriendinnen, was de<br />

wereld ineens weer vrolijk. Hij moest het boek met de akelige verhalen<br />

dichtklappen en terugzetten in de kast en zich overgeven aan de vrolijke<br />

stemming van de anderen.<br />

De spinning werd gehouden in de schuur van een grote hoeve in Kunrade.<br />

Minstens dertig jongens en meisjes waren er aanwezig. Boer Graddus Ber­<br />

tholet, die zelf ook wel van een lolletje hield, had een paar vaatjes bier laten<br />

halen, zodat de stemming er al vlug in zat.<br />

Lowie speelde en speelde, het ene deuntje na het andere. Een paar keer<br />

danste Mathijs met Greet, maar opeens was het voor Mathijs afgelopen en<br />

kon hij zich niet langer in de vrolijke sfeer van de avond verplaatsen, zoals de<br />

andere jongelui. Hij kon het boek met de vreselijke verhalen niet dichtge­<br />

slagen houden. Zijn hoofd bleef ermee bezig. Zijn gedachten kwamen niet<br />

los van dokter Kirchhoffs.<br />

Mathijs dronk een paar potten bier, vlug achter elkaar. Het was nodig om<br />

zijn hersens te verdoven, maar het hielp niet. Hij kon de waarheid niet aan.<br />

551


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Na middernacht kwamen de bokkenrijders bij elkaar. Ondanks de lange<br />

dansavond en de pijn in zijn hoofd, veroorzaakt door te veel bier, was Mathijs<br />

een van de eersten.<br />

Soree nam de leiding van de vergadering op zich en maakte zijn plannen<br />

bekend. Hij had een overval beraamd op de koets van de rechters, die<br />

dagelijks van de burcht naar de abdij Kloosterrade reed, waar de heren<br />

dineet:den.<br />

Maar niet iedereen was het met het plan eens.<br />

'Het is veel te gevaarlijk', zei Teun Curfs. 'De koets wordt geëscorteerd<br />

door een afdeling soldaten.'<br />

'Die paar soldaten kunnen wij wel aan', zei Soree. 'Dat zijn maar huur­<br />

lingen. Die vechten niet met inzet van hun leven.'<br />

'Maar het heeft geen nut', zei Curfs. 'Als we de rechters ombrengen, stuurt<br />

de overheid nieuwe. En zeker net zulke harde kerels. Moeten we die dan weer<br />

vermoorden ?'<br />

Gelukkig zag Soree in dat Curfs gelijk had, maar hij trok het plan pas in<br />

nadat Teun en de anderen ermee hadden ingestemd dat ze elke rechter,<br />

schout of hoge ambtenaar die in hun handen viel wuden opknopen. Te<br />

veel tegenspraak duldde Soree niet.<br />

'En wie het niet met me eens is, beschouw ik als een verrader', dreigde<br />

Soree. Iedereen wist wat dat betekende.<br />

Die nacht sloeg de bende van Soree op meerdere plaatsen tegelijk toe, alsof de<br />

bokkenrijders wilden laten zien dat hun macht nog lang niet gebroken was.<br />

Brandende boerderijen verlichtten de hemel. Het was alsof de hel uit het<br />

diepste van de aarde brak en vreugdevuren aanrichtte voor het feest van<br />

Beëlzebub. De duivel was druk doende met het uitbetalen van zijn loon.<br />

Nog voordat het vonnis voltrokken was, was de dood van dokter Kirch­<br />

hoffs al door zijn bende gewroken.<br />

552


17<br />

De volgende ochtend, nadat hij dokter Schiller had bijgestaan in de praktijk,<br />

reed Mathijs naar de abdij . Nog altijd kreeg hij les van pater Lindanus. Hij<br />

was bijna zover dat hij het Frans en het Latijn voldoende machtig was om er<br />

examen in te doen.<br />

Halverwege Kloosterrade bemerkte hij dat hij zijn boeken had vergeten.<br />

Even hield hij zijn paard in, maar hij reed toch door. Het had geen zin ze op<br />

te halen. Aan zijn huiswerk had hij de laatste tijd zo weinig gedaan dat het<br />

eigenlijk onzin was om naar de les te gaan. Door alle rampspoed van de<br />

laatste tijd dacht hij nog maar zelden aan zijn studie.<br />

Mathijs twijfelde aan alles. Wilde hij nog wel dokter worden ? Het ver­<br />

plicht bijwonen van martelingen en executies, alleen om dood ofleven vast te<br />

moeten stellen van de slachtoffers van de beul, maakte dat hij soms walgde<br />

van zijn beroep. Een dokter kon de praktijken van de beul en de rechtbank<br />

niet beïnvloeden. In wezen was een dokter tijdens de martelingen niet veel<br />

meer dan een verlengstuk van de beul. Als hij een gemartelde in leven hield,<br />

was dat alleen maar om hem aan nieuwe martelingen bloot te stellen. Dat<br />

kon nooit de bedoeling van zijn beroep zijn.<br />

Eigenlijk ging hij alleen nog naar de les omdat hij zo gesteld was op pater<br />

Lindanus. De gesprekken met zijn leraar luchtten hem meestal op en gaven<br />

hem rust. En rust, dat had hij vandaag hard nodig.<br />

'En ?' vroeg Lindanus toen Mathijs zijn studeerkamer binnenkwam. 'Wat<br />

kijk je bedrukt? Is er weer iets mis ?'<br />

'Niet iets, alles is mis', zei Mathijs. 'Ik weet eigenlijk niet eens meer<br />

waarom ik hier kom. Ik heb geen tijd voor de studie en het interesseert<br />

me ook niet meer. Ik weet niet eens of ik nog wel dokter wil worden.'<br />

'Ik begrijp je teleurstelling', zei. Lindanus. 'Het is hard voor je te moeten<br />

meemaken hoe je eigen leermeester gemarteld wordt. Je bent erg aan hem<br />

gehecht, hè?'<br />

'Hij is niet alleen mijn leermeester', zei Mathijs. 'Hij is iemand die het<br />

553


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

alleen maar goed met de mensen voorheeft.'<br />

'Misschien heb je gelijk', zei Lindanus. 'Kirchhoffs wilde de wereld ver­<br />

beteren, maar hij heeft het verkeerd aangepakt. Je moet toch ook inzien dat<br />

hij de verkeerde middelen gebruikte om zijn idealen te verwezenlijken.<br />

Kirchhoffs had de wet moeten respecteren, net als iedereen.'<br />

'De wet?' zei Mathijs vol minachting. 'Als de bokkenrijders de wet res­<br />

pecteren zal er nooit iets veranderen. De wet is er alleen voor de rijken. De<br />

wet onderdrukt de armen en houdt ze altijd arm. Het wordt tijd dat iedereen<br />

evenveel te zeggen krijgt.'<br />

Lindanus schudde het hoofd.<br />

'Je ziet het verkeerd. Als Jan en alleman het voor het zeggen krijgt, wordt<br />

het overal een chaos.'<br />

'Dat is het nu ook. Erger dan nu kan het niet meer worden.' Terwijl hij dat<br />

zei dacht Mathijs aan Soree, die binnen de bende alle macht naar zich toe had<br />

getrokken en zijn leiderschap op terreur wilde bouwen. Had Lindanus dan<br />

toch gelijk? Waren de personen die de macht hadden altijd onderdrukkers ?<br />

Die avond, toen Mathijs zijn paard stond te borstelen, kwam dokter Schiller<br />

de stal in hollen.<br />

'Vlug Mathijs, we moeten naar Kerkrade. Soldaten hebben daar een<br />

vermoorde man gevonden.'<br />

'Hoezo vermoord?'<br />

'Opgeknoopt in een boom.'<br />

Mathijs schrok, maar hij had al een vermoeden van wat er kon zijn ge­<br />

beurd.<br />

Ze vertrokken direct.<br />

Toen hij in Kerkrade de gehangene zag, die door de soldaten van het touw<br />

was gehaald, herkende Mathijs hem meteen. Precies zoals hij had vermoed.<br />

Het was Teun Curfs, een leider van de bokkenrijders die het vaak niet eens<br />

was met Soree en nooit te bang was om voor zijn mening uit te komen. Door<br />

Teun op te knopen, wilde Soree de bendeleden leren dat hij, en hij alleen, de<br />

baas was.<br />

'We kunnen niets doen', zei Schiller tegen de soldaten. 'Hij is dood.' Hij<br />

schreef het op een briefje en gafhet aan een luitenant. 'Geef dat maar aan de<br />

schout.'<br />

'En wie hebben hem opgeknoopt?' vroeg de luitenant.<br />

554


'Dat weet ik niet', zei Schiller.<br />

'De bokkenrijders ?'<br />

HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

'Dat moet je niet aan een dokter maar aan de schout vragen.'<br />

Teleurgesteld reed Mathijs terug naar huis. Hij begreep dat de bende<br />

gevaarlijk was geworden voor haar eigen leden. Als het zo zou doorgaan,<br />

zou er van de bende van de bokkenrijders niet meer overblijven dan een<br />

stelletje ordinaire moordenaars.<br />

555


18<br />

Anna-Elisabeth wilde de verschrikking rond de terechtstelling niet meema­<br />

ken. Op de dag voor de executie van haar man besloot ze met de kinderen<br />

naar een van haar zussen in Keulen te reizen.<br />

Joes maakte de koets in orde om hen weg te brengen. Vo orlopig zou hij bij<br />

hen blijven. De kinderen begonnen vrolijk aan de reis. Voor hen een welkom<br />

uitstapje. Zo jong als ze waren, hadden ze nog geen idee van de ernst van de<br />

situatie. Ze gingen gewoon met hun moeder logeren bij hun tante, zoals ze<br />

dat al vaker hadden gedaan.<br />

Maar Marieke huilde. Ze was zich terdege bewust dat het vertrek een<br />

definitief afscheid was van 's-Hertogenrade.<br />

'Dit is de laatste keer dat we elkaar zien', zei ze door haar tranen heen.<br />

'Moeder zal hier nooit meer terug willen komen. Ze zal hier altijd aan mijn<br />

vader moeten denken en de ellende die we hebben meegemaakt.'<br />

Mathijs legde zijn arm om haar heen, om haar te troosten.<br />

'Blijven jullie in Keulen?'<br />

'Het beste is dat we naar een plaats gaan waar niemand ons kent, in de<br />

hoop dat de schande ons niet overal zal achtervolgen. Keulen is nog niet ver<br />

genoeg. Misschien reizen we door naar Koblenz. Daar hebben we ook<br />

familie, alleen ken ik die niet. Het is zo ver dat ik daar nooit geweest ben.'<br />

Met Thijsje in haar armen stapte ze in de koets.<br />

'Van jou hou ik als van een eigen zoon', zei Anna-Elisabeth. Ze omhelsde<br />

Mathijs voor ze instapte.<br />

De koets vertrok. Mathijs en Geertruid bleven in een akelige stilte achter.<br />

De binnenplaats was nog nooit zo leeg geweest.<br />

Mathijs voelde zich koud tot op het bot. Geertruid begreep zijn verdriet.<br />

Ze legde een arm om hem heen. Hij drukte zich tegen haar aan en huilde als<br />

een klein kind.<br />

'Je weet dat ik je geen hoop kan geven', zei Lowie toen hij die avond bij zijn<br />

vriend langskwam en Mathijs in de stal aantrof, waar hij troost had gezocht


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

bij zijn paard. 'Maar toch wens ik je sterkte voor de dag van morgen.'<br />

'Als ik mijn woede maar kan beheersen', zei Mathijs. 'Soms heb ik de<br />

neiging om die heren rechters naar de strot te vliegen.'<br />

'Beheers je maar, anders hang je zelf ook. Kom mee, dan drinken we een<br />

pot bier in de herberg.'<br />

'Nee. Stel je voor dat ik daar Dillenbourg tegenkom. Ik wil hem niet zien.'<br />

'Kirchhoffs is vandaag voor de laatste maal verhoord', zei Lowie. 'Maar net<br />

als voorheen was er geen woord uit hem te krijgen.'<br />

'Hij zal niemand verraden', zei Mathijs. 'Ook zichzelf niet.'<br />

'De heren van het gerecht worden er zenuwachtig van. Dit hebben ze nog<br />

nooit meegemaakt, iemand die niet eens respect heeft voor de beul. Iemand<br />

die ongevoelig lijkt voor alle pijn.'<br />

'Hij is sterker dan zij', zei Mathijs. 'Dat laat hij zien. Hij zet het gerecht<br />

voor schut.'<br />

'Ze hebben die vernedering niet geheim kunnen houden', zei Lowie. 'De<br />

mensen praten erover en dat vinden de rechters maar niks.'<br />

'Moet hij daarom hangen ?'<br />

'Als je het mij vraagt weL De rechters willen van Kirchhoffs af. Ze zijn bang<br />

dat de mensen hem als een heilige gaan zien en steeds meer aan zijn kant<br />

zullen gaan staan. Dan hebben ze niet alleen de bokkenrijders tegen zich,<br />

maar het hele volk.'<br />

'Dat is precies wat Kirchhoffs wil', zei Marhijs. 'Misschien dat hij dan toch<br />

nog zijn strijd wint, al komt de overwinning voor hemzelf te laat.'<br />

'Weet je dat ik er spijt van heb dat ik het baantje van hulpgriffier heb<br />

aangenomen?'<br />

'Dat kan ik me voorstellen. Je zit natuurlijk dag en nacht te pennen.'<br />

'Dat is het ergste niet', zei Lowie. 'Aan schrijven heb ik geen hekel, maar<br />

erger is dat ik meer bloed zie dan inkt. Daar heb ik genoeg van. Ik voel me<br />

meer een handlanger van de beul dan iemand die werkt voor recht en orde.'<br />

'Wat wil je dan ? Weer boerenknecht worden ?'<br />

'Misschien moet ik gewoon weggaan, naar Maastricht of naar Luik. Een<br />

baantje weken bij een boekdrukker, of als klerk in een fabriek.'<br />

'In zo' n grote stad heb je misschien meer toekomst dan hier', zei Mathijs.<br />

'En minder gewetens problemen. '<br />

'Je hebt gelijk. Maar jammer genoeg kan ik niet weg. Ik heb een contract<br />

voor drie jaar getekend. Daar was ik de eerste maanden erg blij mee, maar nu<br />

wil ik er graag vanaf.'<br />

557


'Dat snap ik', zei Mathijs.<br />

DE BENDE VAN DE BOKKENRIJD ERS<br />

'Wat ga jij doen, als je leermeester er niet meer is?'<br />

'Daar moet ik nog over nadenken. Dokter Schiller neemt de praktijk over.<br />

Hij vestigt zich hier definitief. Ik kan bij Schiller in de leer blijven, maar ik<br />

weet het nog niet. Ik wil geen chirurgijn meer worden.'<br />

'Wat wil je dan ?'<br />

'Eigenlijk wil ik het liefst weg.'<br />

'Waar naartoe?'<br />

'Misschien naar Amerika.'<br />

'Dus toch? Daar hebben we vroeger zo vaak over gepraat. Toen wilden we<br />

allebei naar Amerika.'<br />

'J a, jij ook.'<br />

'Als ik Greet niet had leren kennen, zou ik nog net zo over Amerika<br />

denken als jij. Maar zij kan niet weg. Omdat haar moeder dood is, heeft<br />

zij de zorg voor de jongere kinderen. Die kan ze niet alleen laten.'<br />

'Nee, jij kunt niet weg. Jij hoort bij Greet. Als ik er zo voorstond als jij, dan<br />

bleef ik ook.'<br />

'Zou het echt waar zijn dat de mensen in Amerika vrij kunnen leven en dat<br />

er geen onderscheid wordt gemaakt tussen arm en rijk?' vroeg Lowie.<br />

'Misschien wel', zei Mathijs. 'Misschien ziet de wereld daar eruit zoals ze<br />

hier zou moeten zijn.'<br />

'Ik geloof het niet', zei Lowie. 'Er zijn er altijd maar een paar die aan de<br />

touwtjes trekken. Zo is het hier, zo zal het in Amerika ook wel zijn. Alle<br />

verhalen die over die vrijheid daar worden verteld, lijken me fabeltjes. Wens­<br />

dromen van mensen die er graag naartoe willen.'<br />

Die nacht deed Mathijs geen oog dicht. Steeds zag hij het gezicht van dokter<br />

Kirchhoffs voor zich. Het starre gezicht, zoals hij het de laatste tijd zo vaak<br />

had gezien, met ogen die niets leken te zien. Het beeld van de dokter, voor<br />

zich uit starend, in zichzelf gekeerd, zich niet bewust van de toestand waarin<br />

hij verkeerde.<br />

Het was al zo lang geleden, bijna een jaar, dat de dokter gearresteerd was,<br />

dat het zelfs voor Mathijs moeilijk was om zich Kirchhoffs nog voor de geest<br />

te halen zoals hij hem voorheen had gekend. De krachtige kapitein van de<br />

bokkenrijders, de toegewijde dokter.<br />

Mathijs stond op en probeerde een boek te lezen, om zijn gedachten af te


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

leiden. Maar door de bladzijden heen bleef het gezicht van dokter Kirchhoffs<br />

hem aankijken. De trieste, uitgedoofde ogen. Net alsof hij al dood was.<br />

Midden in de nacht schrok hij op door lawaai. Hij sprong uit bed. Een<br />

groep soldaten te paard raasde door het dorp. Door het raam zag Mathijs al<br />

wat er aan de hand was. In de buurt van Pannesheide verlichtte een rode<br />

gloed de nachtelijke hemel. Een boerderij die in brand stond? Een heren­<br />

huis ? Mathijs begreep het. De groep van Soree liet de rode haan weer kraaien,<br />

als eerbetoon aan hun voormalige kapitein die nu voorgoed afscheid van hen<br />

ging nemen.<br />

Al vroeg in de ochtend ging Mathijs naar de keuken. Het was nog geen vijf<br />

uur. Ook Geertruid was op. Stil zat ze bij het vuur.<br />

Mathijs ging naast haar zitten. Hij keek in de vlammen. Hij zag hoe de<br />

gloed van het vuur leven bracht in het hout. Het levend vuur dat door zijn<br />

verwoestende kracht ten slotte zichzelf zou opvreten en doven. Het deed hem<br />

denken aan de hel, waar veroordeelde zielen voor altijd moesten branden<br />

zonder dat er ooit een eind zou komen aan hun lijden. Zou de ziel van<br />

Kirchhoffs ook in de hel ten onder gaan ? Was dat het loon dat de duivel<br />

uitbetaalde aan de bokkenrijders die zich aan hem hadden gewijd? Als er echt<br />

een God bestond, dan zou die toch ook de ziel van de dokter moeten wegen.<br />

En wat woog dan het zwaarst: de moorden die Kirchhoffs als leider van de<br />

bende op zijn geweten had, of de zelfopoffering waarmee hij zich altijd had<br />

ingezet om de mensen te helpen om hun geloofin rechtvaardigheid te geven ?<br />

Geertruid stond op en hing een ketel water boven de vlammen. Na verloop<br />

van tijd begon het water te koken. Knetterend vuur en kokend water, was dat<br />

het geluid van de hel ?<br />

Om zes uur kwam dokter Schiller al binnen.<br />

'Ik wil vroeg bij de burcht zijn, om dokter Kirchhoffs in zijn laatste uren bij<br />

te staan. Ga je mee ?'<br />

Mathijs keek hem aan.<br />

'Van mij hóéf je niet mee', zei Schiller. 'Als je het niet aankunt moet je<br />

thuisblijven, maar misschien is het voor Kirchhoffs beter dat je wél meegaat.'<br />

'Ik kan hem toch niet helpen.'<br />

'Nee, maar misschien ben jij de laatste troost voor hem. Hij was altijd trots<br />

op je. Jij bent degene die hem het meest na is nu zijn vrouw en kinderen voor<br />

559


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

hem onbereikbaar zijn. Misschien wil hij je zien in zijn laatste uur.'<br />

. ,<br />

zlet.<br />

'Hij ziet allang niemand meer.'<br />

'Dat weten we niet. Misschien voelt hij zich toch minder alleen als hij jou<br />

'Als dat zo is, dan ga ik mee', zei Mathijs. 'Ik laat hem niet alleen als hij mij<br />

nodig heeft.'<br />

Hoe vroeg ze ook vertrokken waren, ze kwamen toch nog te laat om de<br />

dokter bij te kunnen staan in zijn ceL Terwijl ze het burchtplein op reden,<br />

kwamen soldaten al met Kirchhoffs naar buiten. De dokter leek volmaakt<br />

rustig. Hij keek even op en knipperde met zijn ogen. Al die tijd dat hij in de<br />

gevangenis had gezeten, had hij de zon niet gezien.<br />

'Kijk of je nog wat voor de gevangene kunt doen', zei een officier tegen<br />

dokter Schiller.<br />

Vlug pakte Mathijs een flesje papaverolie en liet het dokter Kirchhoffs<br />

opdrinken. Even vingen diens ogen die van Mathijs. Even keken ze elkaar<br />

aan. In dat korte ogenblik herkende Mathijs de dokter. Eén moment had hij<br />

het vertrouwde gezicht teruggezien en had hij de wilskracht van zijn leer­<br />

meester herkend. Toen keek Kirchhoffs weer naar de grond en stapte met de<br />

soldaten mee naar de betraliede kar.<br />

Mathijs had het begrepen. Met die blik van verstandhouding had de<br />

dokter hem duidelijk willen maken dat zijn strijd niet voor niets was geweest.<br />

Dat hij ervan overtuigd was dat zijn idealen het uiteindelijk zouden winnen,<br />

ook al moest hij daar nu een hoge prijs voor betalen : zijn leven.<br />

De kar reed de laan uit, in de richting van het dorp. Mathijs en Schiller<br />

reden op hun paarden achter de stoet aan, om in de buurt te zijn als ze nodig<br />

waren.<br />

Hoe vroeg het ook nog was, heel ' s-Hertogenrade en Kerkrade waren<br />

uitgelopen. Het was doodstil. Sommige mensen knielden neer terwijl de<br />

kar voorbijkwam en baden. Het was wel duidelijk dat niemand het eens was<br />

met het vonnis. Buiten de heren van het gerecht leek niemand een misda­<br />

diger in Kirchhoffs te zien.<br />

De kar reed door het dorp en passeerde het huis van de dokter. Even keek<br />

hij op, alsof hij hoopte vrouw en kinderen te zien. Maar er was niemand. Er<br />

klonk geen kinderstem. Er stond niemand achter de ramen. De ruiten leken<br />

dood. Zijn hoofd zakte. Hij moest hebben begrepen dat zijn vrouw en


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

kinderen voor deze rampdag waren gevlucht.<br />

De kar reed de Beckenberg op. Al het volk kwam erachteraan, honderden<br />

mensen, maar toch bleef het doodstil. Men hoorde alleen het kraken van de<br />

kar, het geknars van de wielen op het grind dat veel gemener klonk dan<br />

gewoonlijk. Het was geen nieuwsgierige menigte die meeliep om te genieten<br />

van de doodsstrijd van een misdadiger. Al die mensen volgden dokter Kirch­<br />

hoffs om hem met hun aanwezigheid bij te staan in zijn laatste uur. Ze wilden<br />

hem laten zien dat hij nog altijd veel voor hen betekende.<br />

Bij de galg stapte de dokter van de kar. Zonder dat er dwang nodig was,<br />

liep hij rechtdoor naar het schavot, waar de beul hem al opwachtte, de strop<br />

klaar in zijn handen.<br />

Werktuiglijk stapte de dokter de trap op naar het verhoog. Dillenbourg<br />

.<br />

deed hem de strop om.<br />

'Heb je nog wat te zeggen, dokter ?' vroeg de schout.<br />

Kirchhoffs reageerde niet. Het leek hem allemaal niet meer uit te maken.<br />

Een priester hield hem het kruis voor, maar Kirchhoffs keek eroverheen,<br />

alsof hij wilde zeggen dat hij niets te maken wilde hebben met een God die<br />

hem in de steek had gelaten. De schout gaf een teken aan de beul. Dillen­<br />

bourg trapte de verhoging weg. De dokter viel. Ze hoorden hoe zijn nek brak.<br />

Een droge tik. Even spartelden de benen in de lucht. Toen hing het lichaam<br />

stil.<br />

Mathijs voelde zich als verlamd.<br />

Dokter Schiller stapte het schavot op. Hij voelde de pols van de gehangene<br />

en lichtte een ooglid op.<br />

'Kirchhoffs is dood', zei hij.<br />

'Dood', herhaalde de griffier. Lowie schreef het op. 'Op II mei 1772 stierf<br />

dokter Joseph Kirchhoffs, de chirurgijn van 's-Hertogenrade, de kapitein van<br />

de bokkenrijders, door de strop.'<br />

Het bleef stil. Alleen het gesnik van een paar vrouwen was te horen.<br />

'Huil maar niet', probeerde Jan Parant hen te troosten. De scharensliep<br />

sprak w luid dat iedereen hem op het galgenveld kon horen. 'We hebben een<br />

goede dokter verloren, maar we hebben er een heilige in de hemel bij<br />

gekregen, die ervoor zal zorgen dat het ons allemaal beter gaat.'<br />

Schout De Limpens keek Jan Parant vernietigend aan, maar 1 an trok zich<br />

daar niets van aan.<br />

'Maar of er nog redding is voor de heren die dokter Kirchhoffs hebben


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

veroordeeld, valt te betwijfelen', zei Jan hard. 'We zullen voor hun zielen<br />

moeten bidden, zoals we ook zullen bidden voor de beuL'<br />

Jan Parant wist dat hij ver kon gaan. De stemming onder het volk was zo<br />

verbitterd dat de schout het niet waagde om hem nu op te pakken, want dat<br />

zou zeker een volksoproer tot gevolg hebben.<br />

Vernederd stapten de heren in de koets en verlieten snel het galgenveld. Ze<br />

zagen er niet uit als overwinnaars. Het volk gunde hun de overwinning niet.<br />

De mensen draaiden hun rug naar de koers, uit louter afkeer.<br />

Samen met dokter Schiller verliet Mathijs het galgenveld. Hij keek nog één<br />

keer om, maar het was of de gehangene de dokter niet was. Het lichaam dat<br />

aan de galg hing was van een onbekende. Was het wel een lichaam ? Was het<br />

niet allemaal verbeelding wat er hier gebeurde ? Het leek zo onwerkelijk<br />

allemaal. Het was alsof hij een nare droom beleefde. Straks, bij het ontwaken,<br />

zou dit allemaal niet waar zijn.<br />

Die avond kwam Lowie de stal binnenrennen, waar Mathijs zijn paard aan<br />

het borstelen was. Lowie zag bleek.<br />

'Er dreigt gevaar voor je', zei hij gejaagd.<br />

'Voor mij ?' Mathijs schrok. Hij begreep dat het noodlot hem had achter­<br />

haald.<br />

'Je naam is genoemd. Maak dat je wegkomt. Jan Parant hebben ze al<br />

opgepakt. Dadelijk komen ze jou halen.'<br />

'Ik wist dat dit eens zou gebeuren', zei Mathijs kalm. Nu het dan echt zover<br />

was, voelde hij zich opvallend rustig.<br />

'Dat je al die tijd een bokkenrijder was', zei Lowie. 'Ik heb het nooit<br />

geweten.'<br />

'Ja, een bokkenrijder, dat ben ik', zei Mathijs. 'En? Ben ik nu anders ?'<br />

'Ik had het kunnen weten. Nee, je bent niet anders. Je bent nog steeds mijn<br />

vriend.'<br />

Mathijs rende naar zijn kamer, stopte wat spullen in een zadeltas, een<br />

hemd, een broek, en pakte de goudstukken die hij tussen de planken in zijn<br />

kamer had verstopt. Nu hij ze echt nodig had, voelde hij zich geen dief meer.<br />

Hij had er net zoveel recht op als de andere bokkenrijders. Hij stak het geld in<br />

zijn zak, trok zijn jas aan en liep naar de keuken.<br />

'Ga je nog weg?' zei Geertruid verbaasd. 'Nog zo laat?'<br />

'Ik ga een dag naar huis', zei hij, al wist hij dat het onzin was, maar hij kon


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

moeilijk tegen haar zeggen dat hij moest vluchten omdat hij een bokkenrijder<br />

was.<br />

'Dat zal je goeddoen', zei ze. 'Blijf maar een paar dagen thuis, tot je je wat<br />

beter voelt.'<br />

Hij gaf haar een kus. Daar keek ze van op. Dat was nog nooit gebeurd.<br />

Maar Mathijs wist niet wat te zeggen. Hij kon haar toch niet zeggen dat hij<br />

haar nooit meer zou terugzien! Lowie zou het haar wel eens vertellen.<br />

In de stal zadelde hij Roland.<br />

'Waar ga je nu heen ?' vroeg Lowie, die hem hielp.<br />

'Naar Amerika', zei Mathijs. 'Naar Amerika, wat dacht je anders !' Hij<br />

sprong op zijn paard.<br />

'Dan zie ik je nooit meer.'<br />

Mathijs slikte. Het was verdrietig om zijn vriend, met wie hij zijn hele<br />

leven was omgegaan, hier achter te laten.<br />

'Ga mee', zei Mathijs, maar hij wist dat het onzin was.<br />

'Ik zou graag met je meegaan,' zei Lowie, 'maar ik kan Greet niet alleen<br />

achterlaten.'<br />

'Dat begrijp ik. Doe haar mijn groeten.'<br />

'Het ga je goed.'<br />

'Ik vergeet je nooit.'<br />

'En ik jou niet.'<br />

Mathijs reed de poort uit. De straat was donker. Als een dief in de nacht<br />

vluchtte hij het dorp uit.<br />

I :


Terwijl Mathijs aan het ene einde van het dorp de straat uit reed, zag hij nog<br />

net een groep rakkers te paard aan het andere eind van het dorp de straat in<br />

rijden. De soldaten die hem kwamen arresteren! Hij was net op tijd weg. Het<br />

verschil tussen leven en dood was niet veel meer dan een paar tellen.<br />

Hij gaf zijn paard de sporen. Hij moest ver weg zijn voordat ze zouden<br />

ontdekken dat de vogel was gevlogen.<br />

Hij stuurde Roland over veldweggetjes, langs donkere dorpen en gehuch­<br />

ten. Hier kende hij de weg als geen ander. Al die weggetjes en paadjes had hij<br />

leren kennen toen hij de patiënten bezocht, samen met de dokter, of alleen.<br />

Een paar jaar had hij ervan gedroomd om hier, in het Land van Rode,<br />

dokter te worden. Net als zijn baas. Maar in plaats daarvan moest hij<br />

vluchten. Hij zou hier nooit meer terug kunnen komen. Hij vond het ver­<br />

schrikkelijk om zijn patiënten achter te laten. Mensen van wie hij hield. En<br />

Marieke. En Anna-Elisabeth en de kleintjes. Wat zou er van hen worden ?<br />

Hoe teleurgesteld zou Marieke zijn als ze zou horen dat hij spoorloos was<br />

verdwenen. Of zou ze er trots op zijn dat hij een bokkentijder was, net als<br />

haar vader? Maar misschien zou ze er nooit meer iets van horen. Misschien<br />

was de familie al in Koblenz of Mainz, waar niemand hen kende.<br />

Mathijs reed de hele nacht door. Hij bleef op een flinke afstand van de<br />

dorpen. In het donker was het net ofhij door een leeg land reed. Een zwarte<br />

woestijn waar niemand kon wonen. Spekhalzerheide, Heerlen en Kunrade<br />

waren door het donker weggevaagd. Zou het hier nog ooit dag worden? Zou<br />

hier de zon nog ooit schijnen ? Hij zou hier nooit meer mogen komen. Maar<br />

waarom anderen dan wel ?<br />

Het was zo ontzettend vreemd te weten dat hij hier voorgoed wegging en<br />

niemand meer zou terugzien van de mensen die hij kende.<br />

Waar zou hij terechtkomen na zijn vlucht? Zou hij Amerika bereiken ? Of<br />

was Amerika niet meer dan een fantoom dat hij najoeg?


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Midden in de nacht arriveerde hij in De Heek. Hij reed het erf op van de<br />

boerderij van zijn ouders. De hond sloeg aan.<br />

'Koest', zei Mathijs, die geen alarm kon gebruiken. De minste aandacht<br />

was hem te veel.<br />

Wolf stak zijn hoofd uit het raam.<br />

'Jij ! Ik dacht dat ik bokkenrijders hoorde.'<br />

'Dat is ook zo', zei Mathijs, die het nu niet meer veel uitmaakte wat<br />

anderen van hem dachten. Wie nog niet wist dat hij een bokkenrijder<br />

was, zou het binnenkort wel horen. 'Ik bén een bokkenrijder.'<br />

'Klets niet.'<br />

'Ik klets niet. Maak de deur open.'<br />

Wo lf liet hem binnen. Mathijs greep de kaars uit Wolfs hand en liep<br />

rechtdoor naar de slaapkamer van zijn ouders.<br />

'Jij ?' Zijn moeder keek hem verbaasd aan.<br />

'Wat doe jij hier ?' zei zijn vader. 'Midden in de nacht ?'<br />

'Ik kom afscheid nemen', zei Mathijs. Het klonk opeens heel gewoon,<br />

terwijl het juist heel onwaarschijnlijk was wat hij zei.<br />

'Waarom? Waar ga je naartoe ?' Zijn moeder begreep er niets van.<br />

'Ik moet vluchten.'<br />

'Jij ? Voor wie ?'<br />

'Dat kan ik niet uitleggen.'<br />

'Denken ze dat je net als Kirchhoffs ... ?' Zijn moeder durfde de vraag niet<br />

verder uit te spreken.<br />

'Ja, dat denken ze.'<br />

'En ... ?' aarzelde ze. 'Bén je ook bokkenrijder ?'<br />

'Nee', loog hij, want hij kon zijn ouders de waarheid niet vertellen. 'Maar<br />

ze denken het wel.'<br />

'Zoeken de soldaten je?' vroeg vader.<br />

'Ik ben net op tijd ontkomen. Ze zoeken me ook hier, want ze weten dat ik<br />

nog niet ver kan zijn. Ik moet nu weg. Elke seconde kan me het leven kosten.'<br />

In de keuken was Hanna al brood voor hem aan het smeren. Ze zei niets.<br />

Ze vroeg niets. Ze begreep alles.<br />

Vlug liep Mathijs door het huis, om alles nog even te zien, de plekken van<br />

zijn jeugd. Hier was hij gelukkig geweest. Als hij hier niet was weggegaan, een<br />

paar jaar geleden, was er dan misschien niets aan de hand geweest ? Of toch ?<br />

Had hij het onrecht dat de mensen werd aangedaan wel kunnen slikken als


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

hij gewoon een boerenzoon was gebleven? Waarschijnlijk niet. Wellicht was<br />

hij toch vroeg of laat bij de bende van de bokkenrijders terechtgekomen,<br />

alleen omdat hij het leed van anderen niet kon aanzien.<br />

In de stal botste hij tegen Driek, de oude knecht van wie hij zoveel had<br />

geleerd.<br />

'Hier', zei Driek. Hij gaf hem een paar korrels maïs. 'Hou die altijd bij je.<br />

Ze komen uit onze eigen tuin. Ze zullen je altijd aan thuis herinneren.'<br />

'Dank je', zei Mathijs. 'Ik zal ze altijd bij me houden.'<br />

Terug in de keuken omhelsde hij zijn moeder. Zijn vader. Driek. Hanna.<br />

Wolf.<br />

'Je blijft hier altijd welkom,' zei Wolf, 'al is het over vijftig jaar. Bokken-<br />

rijder of niet.'<br />

'Bedankt', zei Mathijs. 'Het doet me goed om dat te weten.'<br />

'Waar ga je nu heen ?' vroeg zijn moeder.<br />

'Dat weet ik nog niet. Eerst moet ik het land uit. En dan misschien naar<br />

Amerika. Als ik dat kan bereiken.'<br />

'Dan zie ik je nooit meer terug!'<br />

'Misschien niet. Misschien wel. Als het hier ooit anders wordt, net als in<br />

Amerika, waar ieder mens telt, dan kom ik terug.'<br />

'Je hebt gelijk', zei Driek. 'Voor jou is er een toekomst in Amerika. Als ik<br />

jong was ging ik met je mee.'<br />

Hanna stopte hem het pak boterhammen toe.<br />

'Ik ben je dankbaar voor wat je voor mij hebt gedaan', zei ze. 'Ik zal altijd<br />

aan je denken als aan een broer.'<br />

Zijn vader tekende een kruisje op zijn voorhoofd.<br />

'Ik moet nu weg', zei Mathijs. Hij liep naar de deur.<br />

'Blijf allemaal binnen. Hoe minder tumult, hoe veiliger het voor mij is.'<br />

Hij liep naar buiten en sprong op zijn paard. Hij keek niet op of om toen hij<br />

het erf af reed. Hij was bang dat hij door de muren heen de tranen van zijn<br />

moeder zou zien.<br />

Nog voor de ochtendschemering bereikte hij Maastricht.<br />

In een veldschuur, aan de rand van de stad, bond hij Roland vast. Gelukkig<br />

lag er nog wat hooi. Voorlopig zou het paard niet worden ontdekt, zeker in de<br />

eerste uren niet.<br />

'Bedankt jongen', fluisterde hij tegen het paard. 'Je hebt me gered.'<br />

566


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Over stille donkere weggetjes sloop hij door de stad en bereikte de bakkerij<br />

van Peter en Miene.<br />

Peter was al op. Hij was bezig met het opstoken van de oven.<br />

'Jij !' Peter schrok toen Mathijs plotseling voor hem stond. 'Ik dacht dat de<br />

duivel binnenviel.'<br />

'J a, de duivel, dat ben ik. Je moet me verbergen.'<br />

'Zoeken ze jou ook al? Ben jij ook een bokkenrijder, net als Kirchhoffs?'<br />

'Het heeft geen zin om daarover te praten', zei Mathijs. 'Ik moet vluchten,<br />

maar ik kan alleen in het donker verder. Het is al bijna licht. Ik ben dood­<br />

moe. Kan ik vandaag bij jullie blijven ?'<br />

'Natuurlijk. Niemand zal je hier zoeken.'<br />

Miene keek vreemd op toen Mathijs de keuken binnenkwam.<br />

In het kort vertelde hij alles wat er in de laatste dagen was gebeurd. Met<br />

ontzetting hoorden ze hem aan.<br />

Miene bakte een pan spek met eieren voor hem.<br />

Peter maakte een provisorisch bed op de vloer achter de oven, waar het<br />

lekker warm was.<br />

'Van mij mag je de hele dag slapen', zei Peter. 'Dat is het veiligst voor jou.<br />

En voor ons.'<br />

Gebroken van vermoeidheid kroop Mathijs in bed. Ondanks alle ellende,<br />

die hij tot in zijn botten voelde, zakte hij direct weg in een diepe slaap.


20<br />

'Kom op, het is al avond!' Peter stond naast hem. Langzaam werd Mathijs<br />

wakker.<br />

'Hoe laat is het?'<br />

'Zes uur.'<br />

'Ik heb geslapen als een os.'<br />

'Dat had je blijkbaar nodig.'<br />

Peter bracht hem een emmer water. Mathijs waste zich. Hij was nog wat<br />

licht in zijn hoofd, net alsof hij de vorige dag te veel bier had gedronken.<br />

Miene zette hem een bord stamppot voor.<br />

'Waar ga je nu naartoe?' vroeg Peter, terwijl Mathijs zich volpropte als een<br />

soldaat die naar de oorlog wordt gestuurd.<br />

'Ik wil proberen Antwerpen te bereiken.'<br />

'En dan naar Amerika?'<br />

'Ja, Amerika. Als het lukt. Daar ben ik vrij.'<br />

'Ik hoop voor je dat het waar is.'<br />

'Ze zeggen dat iedereen er gelijk is', zei Mathijs.<br />

'Dan zal het me niets verbazen als je daar meer gevluchte bokkenrijders<br />

tegenkomt', zei Peter.<br />

'Dat moet wel. Er zijn er al tientallen gevlucht. Sommigen zijn spoorloos<br />

verdwenen.'<br />

'Ik heb wat voor je geregeld', zei Peter.<br />

'Wat geregeld?'<br />

'Om weg te komen. Een boot, naar Maaseik. '<br />

'Maaseik ? Dat is de verkeerde kant op. Daar wordt ook jacht gemaakt op<br />

bokkenrijders.'<br />

'Overal toch ? In Luik en Hasselt net zo goed. Toch denk ik dat het veiliger<br />

is om door Brabant naar Antwerpen te vluchten. Als je Maaseik voorbij bem,<br />

kan je nog weinig gebeuren. Ten noorden van Maaseik en Roermond hebben<br />

ze weinig last gehad van bokkenrijders. Daar zullen ze er ook geen zoeken.'<br />

'Ik hoop dat je gelijk hebt.' Hij gafMiene een kus. De goeie Miene, die hij


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

altijd als zijn us had beschouwd, in al die jaren dat ze als meid bij hem thuis<br />

op de boerderij had gewoond.<br />

'Ik stuur je een brief zo gauw ik in Amerika ben', beloofde Mathijs.<br />

'lij gelooft in sprookjes', zei Peter. 'Maar ik wil je dat geloof niet afnemen.<br />

Je schrijft ons maar of het allemaal waar is.'<br />

'Als daar alles van goud is, zoals sommigen zeggen, dan komen wij ook', zei<br />

Miene.<br />

'Kom, we moeten gaan', zei Peter ongeduldig, wat verried dat hij ook in de<br />

rats zat.<br />

Mathijs verstopte zich in de handkar. Peter stapelde lege meelzakken<br />

boven op hem.<br />

'Hou je het zo uit ?'<br />

'la, het gaat.'<br />

'Nou, dan hopen we dat het goed afloopt.' Peter duwde de kar de straat uit.<br />

Mathijs hoorde de stenen van de bestrating onder de wielen knerpen. Een<br />

raar en wat beangstigend geluid. Soms ving hij iets op van een gesprek tussen<br />

Peter en een voorbijganger, soms slechts een paar woorden, een groet.<br />

Opeens srond de kar stil. Een mannenstem. Kende hij die stem ? Iemand<br />

lichtte de meelzakken op. Mathijs' hart stond stil. Toen keek hij recht in het<br />

gezicht van Frans, de oom van Lowie die hij vroeger, samen met Lowie, vaak<br />

had bezocht.<br />

'Kom je me eindelijk eens opzoeken ?'<br />

'Was dat maar waar', zei Mathijs. Hij moest toch lachen, ondanks de<br />

penibele situatie waarin hij verkeerde.<br />

'Frans helpt je verder', zei Peter. 'Kom uit de kar. Ik moet terug.'<br />

'Bedankt', zei Mathijs.<br />

'Nou, ajuus', zei Peter, niet wetend hoe zich een houding te geven. 'Hope-<br />

lijk zien we je hier nog ooit terug.'<br />

,<br />

zo.<br />

'Of in Amerika', zei Mathijs.<br />

Peter vertrok, de handkar voor zich uit duwend.<br />

Mathijs keek om zich heen. Ze bevonden zich in een opslagloods.<br />

'Vlug, kom mee', zei Frans. 'Ik breng je naar het schip. De boot vertrekt<br />

Door een donker steegje bereikten ze de Maas. Een boot lag aangemeerd.<br />

'Spring.'<br />

In één sprong stond Mathijs op de schuit. Hij was aan boord van een<br />

vrachtschip.


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Hou je goed!' hoorde hij oom Frans roepen. Hij zag hem niet meer.<br />

Voetstappen verdwenen over de kade. Toen was het stiL<br />

'Kom jongen.' Een man stond voor hem. De schipper.<br />

'Goedenavond', zei Mathijs onzeker.<br />

'Zo jong en dan al op de vlucht ?' zei de schipper verbaasd.<br />

Mathijs wist niet wat te antwoorden. Wat wist de schipper van hem ?<br />

'We gaan zo varen', zei de schipper, die blijkbaar geen antwoord ver-<br />

wachtte. 'We hebben geluk. We hebben wind mee. Maar jij moet je voor­<br />

lopig verborgen houden. Hier, verberg je in die kist. Daarin zit je veilig. Ik<br />

stapel er andere kisten op. Denk eraan, je kunt er niet uit.'<br />

Met zijn knieën opgetrokken paste Mathijs precies in de kist.<br />

'Moet ik al die tijd in de kist blijven zitten ?'<br />

'Tot we de stad uit zijn. Dan zitten we midden op de Maas.'<br />

'Stik ik daar niet in?'<br />

'Nee jongen, geen paniek. Het is wat rottig, maar het is niet anders. Ik<br />

vergeet je heus niet.'<br />

'Hoelang duurt de reis ?' vroeg Mathijs, nog net voordat de schipper het<br />

deksel sloot.<br />

'Een paar dagen varen. Misschien drie. Straks leg ik het je wel uit.'<br />

Mathijs hoorde hoe er kisten op zijn enge verblijfplaats werden gestapeld.<br />

Het benauwde hem, zo opgesloten te zitten. Stel je voor dat er wat gebeurde<br />

met de boot. Dan zat hij als een rat in de val en zou hij verdrinken, zonder iets<br />

te kunnen doen.<br />

Hij hoorde stemmen op de kade. Barse stemmen. Waren het soldaten ? Hij<br />

kon niet verstaan wat ze zeiden.<br />

Even later voelde hij aan het geschommel van de boot dat ze voeren. Het<br />

geklots van het water tegen de wand van het schip beangstigde hem. Hij werd<br />

misselijk van de deining en kreeg kramp in zijn benen, omdat hij ze niet kon<br />

verplaatsen. En pijn in zijn schouders, omdat hij aldoor krom moest zitten en<br />

zijn rug niet kon rechten. Om de aandacht van zijn situatie af te leiden,<br />

probeerde hij aan prettige dingen te denken. Hij dacht aan thuis, vroeger.<br />

Zijn jeugd in De Heek, waar hij was opgegroeid, samen met zijn vriend<br />

Lowie. Een prinsenleven hadden ze gehad. Hoe ze samen hadden gespeeld in<br />

de weilanden, als ze er met de koeien op uit waren. Hele dagen waren ze<br />

weggebleven. Hoe ze vis hadden gevangen in de GeuL Gedwaald door de<br />

grotten van Valkenburg. Urenlang hadden ze gepraat, over later. Over wat ze<br />

57°


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

zouden gaan doen. En over Amerika. Nu was het later. Misschien ging hij nu<br />

echt naar Amerika, maar zonder Lowie, die hij waarschijnlijk nooit meer zou<br />

zien.<br />

Maar de vreselijke dingen van de afgelopen dagen verdrongen de mooiere<br />

beelden in zijn hoofd. Spookbeelden van martelingen. Mensen aan de galg.<br />

Angst. En hij dacht aan het afscheid van de mensen van wie hij hield. Zo,<br />

opgesloten, hulpeloos in de kist, voelde hij zich eenzamer dan ooit. Nu stond<br />

hij er helemaal alleen voor. Hij kon op niemand meer terugvallen. Zijn jeugd<br />

was voorbij. Nu was hij een man. Vo lwassen, tegen wil en dank. Maar leuk<br />

was het niet, om op deze manier volwassen te worden. Graag zou hij nog een<br />

tijdje jong zijn gebleven. Kon hij nog maar een paar jaar terug in de tijd. Kon<br />

hij het maar allemaal overdoen. Maar wat zou hij anders hebben gedaan ?<br />

Hoe hij zijn hoofd ook pijnigde, hij kon niets vinden wat hem berouwde. De<br />

keuze om lid te worden van de bende van de bokkenrijders ? Nee, als hij er<br />

weer voor stond, zou hij het weer doen.<br />

Ten langen leste begon hij te tellen, om de tijd te doden. Tot honderd. Tot<br />

duizend. Tot het tellen hem ging vervelen. Toen begon hij de rijtjes<br />

onregelmatige werkwoorden in het Frans op te zeggen; de moeilijke rijtjes<br />

die hij van Lindanus vanbuiten had moeten leren.<br />

Eindelijk hoorde hij geschuif met kisten. Het deksel ging open.<br />

'Kom er maar uit', zei de schipper. 'We zitten midden op de Maas. Je bent<br />

veilig.'<br />

Moeizaam kwam Mathijs recht. Hij had het gevoel dat hij geen uren maar<br />

dagen in de kist had gezeten, zo'n pijn deden zijn spieren.<br />

'Je moet wel in het ruim blijven', zei de schipper. 'Niemand mag je zien.<br />

Dat is te gevaarlijk.'<br />

In het ruim lagen stapels jutezakken. Mathijs ging erop liggen. Lekker<br />

zacht, als een bed. Hij trok een zak over zich heen, als deken.<br />

Door een geopend luik keek hij naar de nachtelijke hemel. Tussen de<br />

wolken een paar sterren, die af en toe flonkerden als stukjes zilver in het<br />

zwart.<br />

Kijkend naar de hemel had Mathijs het gevoel dat hij niet in een klein ruim<br />

van een schip was, maar ergens in de onmetelijk ruimte. Hoe ver was het naar<br />

de sterren ? Had ooit iemand die afstand kunnen berekenen ? Hij dacht aan<br />

pater Lindanus, zijn geleerde vriend, die ook op dit soort vragen het ant­<br />

woord wel zou weten. Lindanus, van wie hij zoveel had geleerd : Latijn en<br />

571


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Frans. Frans, dat was zeker een van de talen die in Amerika zouden worden<br />

gesproken. En Engels ? Zeker spraken ze er ook Engels. Zou hij die vreemde<br />

taal onder de knie krijgen ? Jammer dat hij er nooit met Lindanus over zou<br />

kunnen praten. Lindanus, die nu waarschijnlijk ook te horen had gekregen<br />

dat zijn leerling op de vlucht was. Mathijs zag het beteuterde gezicht van de<br />

pater voor zich. Hij moest er toch even om grinniken. Lindanus zou het zeker<br />

jammer vinden dat hij de laatste examens niet meer zou afleggen, de laatste<br />

proeven om zich een volwaardig chirurgijn te mogen noemen.<br />

Examens ? Zou je in Amerika ook examens moeten afleggen om chirurgijn<br />

te worden ? Of zou hij daar boer worden? Ofkoopman ? Of tóch chirurgijn?<br />

Natuurlijk, zelfs in het Beloofde Land hadden mensen dokters nodig.<br />

Amerika. Het land was zo groot dat Mathijs het alleen maar kon verge­<br />

lijken met de grootte van de hemel. En de weg ernaartoe kon hij alleen<br />

vergelijken met de afstand naar de sterren. Die leek ook eindeloos.<br />

Zijn ogen vielen dicht. De golven wiegden hem in slaap. Liggend op zijn<br />

hemelbed van zakken droomde hij dat hij tussen de sterren door vloog. Dat<br />

hij vleugels had, zo groot als van een ooievaar, en dat hij naar het paradijs<br />

vloog. Waar palmen groeiden. En sinaasappels. In zijn droom was Amerika<br />

het paradijs en het zag eruit als de landen in het zuiden : Frankrijk, Spanje,<br />

Italië, waar Marita hem ooit over had verteld. Landen waar het altijd zomer<br />

was. Als vanzelf sloop Marita zijn droom binnen, heel eventjes, zoals dat<br />

vaker gebeurde. Even was ze dicht bij hem en dan verdween ze weer, alsof ze<br />

oploste in het niets.<br />

572


2I<br />

Het werd ochtend. Het eerste licht zette lijnen uit in de lucht. Langzaam<br />

werden ze breder. Het donker werd weggeblazen door een lichte bries. De<br />

eerste zonnestralen verzilverden de golven die tegen de boot opspatten. Het<br />

licht viel het ruim binnen en kietelde Mathijs wakker.<br />

De kalme deining van de boot op de rivier had hem vast doen slapen. Door<br />

de openheid van de nieuwe dag viel de beklemming van Mathijs af. Zo vrij<br />

als nu had hij zich in geen maanden meer gevoeld.<br />

Door het open luik zag hij nu pas dat er ook nog anderen aan boord waren.<br />

Een roerganger en twee jonge matrozen die met de zeilen bezig waren.<br />

'Jij kunt slapen, zeg', zei de schipper vrolijk, die hem in het ruim kwam<br />

opzoeken. 'Dat is een goed teken. Iemand die zo rustig kan slapen, heeft een<br />

schoon geweten.'<br />

'Mijn geweten is in orde', zei Mathijs. 'Maar mijn buik niet. Ik heb<br />

honger.'<br />

lijk.'<br />

'Eerst moet je je verkleden. Je valt op met je deftige kleren. Dat is gevaar­<br />

'Deftig ?' vroeg Mathijs. Toen pas besefte hij dat hij er nog steeds als een<br />

leerling-chirurgijn bij liep.<br />

'Kom mee.' In zijn hut gaf de schipper hem een blauwe kiel en een muts.<br />

Mathijs deed zijn vest uit, trok de kiel aan en zette de gebreide muts op.<br />

'Zo lijk je op een gewone knecht', zei de schipper. 'Dat is al heel wat beter.'<br />

Hij gaf hem een homp zwart brood, een stuk kaas en een kom melk.<br />

'Je mag me wel wat helpen. Aan boord zijn altijd handen te kon.' De<br />

schipper gaf hem een bezem en een zwabber.<br />

Mathijs maakte het ruim schoon, veegde de hut van de schipper en poetste<br />

het kopetwerk.<br />

Toen hij klaar was, gaf de schipper hem een rol touw, om kapotte zakken<br />

te herstellen. Hij ging tegenover Mathijs op een kist zitten en stopte een pijp.<br />

'Waarvoor vlucht je eigenlijk?'<br />

Mathijs twijfelde of hij antwoord zou geven. Was een eerlijk antwoord<br />

573


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

gevaarlijk? Of was zwijgen nog gevaarlijker? Als de schipper zo iemand was<br />

als Jan Parant, dan was een eerlijk antwoord het beste. Waarschijnlijk was hij<br />

net w iemand als Jan en begaan met het lot van anderen, want anders wu hij<br />

hem niet als vluchteling meenemen.<br />

'Je hoeft het niet te zeggen, hoor', zei de schipper, die wel in de gaten had<br />

dat Mathijs liever zweeg. 'Je bent net als de meeste andere vluchtelingen die<br />

ik al aan boord heb gehad. Allemaal bang voor hun hachje. De rechters zijn<br />

gek geworden. Iedereen lijkt wel op de vlucht.'<br />

'Waarom helpt u vluchtelingen?' vroeg Mathijs.<br />

'Dat zie ik als mijn plicht. Het kan nooit Gods wil zijn dat er in het land<br />

net wveel galgen staan als bomen in het bos.'<br />

'Gelukkig dat er mensen zijn wals u', zei Mathijs.<br />

'Ik krijg vaak vluchtelingen die mee naar de Peel willen.'<br />

'De Peel ? Waar is dat?'<br />

'Ten noorden van Roermond. Daar is vooral moeras, oneindig uitgestrekt.<br />

Daar kun je makkelijk onderduiken. In die streek ben je veilig. Va naf daar<br />

kun je verder vluchten.'<br />

'Tot hoever kan ik met u mee ?'<br />

'Zo ver als je wilt. Ik zal je waarschuwen als we in de buurt van de Peel zijn.<br />

In Kessel moet ik een vracht turf laden. Daar kun je van boord.'<br />

'Kan ik dan alleen verder ?' vroeg Mathijs wrgelijk. 'Ik ken daar niemand. '<br />

'Maak je niet ongerust. Er zijn mensen die je verder zullen helpen.'<br />

'Die brengen me in veiligheid ?'<br />

'Ja, die helpen je.'<br />

Mathijs zag een paar boeken staan op een schap boven het bed van de<br />

schipper.<br />

'Kunt u lezen ?'<br />

'Jij ook?'<br />

'Ik ook', zei Mathijs.<br />

'Niet alleen jij bent een slimme jongen, hoor', zei de schipper vrolijk.<br />

'Wie heeft u leren lezen ?'<br />

'Ik heb jarenlang een knecht gehad die uit Frankrijk was gevlucht. Daar<br />

werd hij gezocht, omdat hij opruiende pamfletten tegen de koning had<br />

gedrukt. Bij mij was hij veilig. Aan boord heeft hij me lezen geleerd. Op<br />

een gegeven moment moest hij verder vluchten. In een café in Roermond<br />

had hij zich bedronken. Toen heeft hij te veel over zichzelf verteld. Dat was<br />

gevaarlijk.'<br />

574


'Waar is hij nu?'<br />

HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

'Ik denk dat hij naar Amerika is gevlucht.'<br />

'Daar wil ik ook naartoe.'<br />

'Dan kom je hem misschien nog wel eens tegen. Onthoud zijn naam. Jean<br />

Villeneuve. Als je hem ooit tegenkomt, doe hem dan de groeten.'<br />

Mathijs bladerde door de boeken.<br />

'Mag ik ze lezen ?'<br />

'Zeker, dan heb je wat te doen.'<br />

De hele verdere dag lag Mathijs op de stapel zakken in het ruim te lezen. Een<br />

van de boeken ging over de staatkundige verdeling van Europa en beschreef<br />

de geschiedenis van de vorstenhuizen die in de landen aan de macht waren.<br />

Een ander boek bleek een handleiding voor schippers en beschreef alle diep­<br />

ten en stromingen in de Maas. De schipper had er zelf een hoop bijgeschre­<br />

ven.<br />

Het was stil op het water. Slechts af en toe werd de stilte doorbroken door<br />

de schipper of zijn knechten, die iets riepen naar een andere schipper, of naar<br />

iemand op de wal. Dan hoorde hij plaatsnamen. Stein. Urmond. Berg.<br />

Een enkele keer legden ze aan. Soms kwam er iemand aan boord. Een<br />

koopman. Een tolheffer" . Dan moest Mathijs zich schuilhouden in het ruim,<br />

maar gelukkig duurden die onderbrekingen elke keer maar kort.<br />

De wind was gunstig. Na een dag varen waren ze al ter hoogte van Maas­<br />

bracht. Er werden kisten gelost en andere kisten geladen. Toen voeren ze<br />

weer verder.<br />

Het werd avond. Op het water werd het vlug koel.<br />

De schipper bracht hem een bórd bruine bonen met spek. Mathijs sloeg<br />

het boek dicht.<br />

'Boek uit?'<br />

'Veel geleerd over rivieren', zei Mathijs. 'Ik wist niet dat scheepvaart zo<br />

ingewikkeld was.'<br />

'Net zo ingewikkeld als het beroep van dokter', zei de schipper. 'De Maas<br />

heeft veel geheimen. Zonder ervaring kun je de rivier niet de baas.'<br />

'Hoe weet u dat ik dokter ben?' vroeg Mathijs.<br />

'Dat ruik ik gewoon', zei de schipper. 'De manier waarop je praat. En de<br />

kleren die je draagt. Alleen dokters dragen zulke pillendraaiersvesten. '<br />

575


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Dat is waar.'<br />

'Ik heb al meer vluchtende dokters aan boord gehad', zei de schipper.<br />

'Dokters krijgen vaak als eerste met het leed van mensen te maken. Daarom<br />

voelen ze ook met de mensen mee als ze opstandig worden. Zeg het maar<br />

eerlijk, ze zoeken je omdat je een bokkenrijder bent.'<br />

Mathijs antwoordde niet. Hij hoefde niet het achterste van zijn tong te<br />

laten zien.<br />

'Mij hoef je niets te vertellen', zei de schipper begrijpend. 'Wie niets weet,<br />

kan ook niets verklappen.'<br />

'Laten we het daar maar op houden', zei Mathijs.<br />

De nacht viel. Het donker verkleinde de Maas tot een smalle rivier.<br />

Mathijs bleeflang naar het water kijken. De golfjes. Het spel van maan en<br />

sterren in het water. Een eindeloos spel. Het was prettig om ernaar te kijken.<br />

Het was alsof het zijn hoofd schoonveegde en het bevrijdde van de proble­<br />

men die er al zo lang in rond hadden gewoeld.<br />

Mathijs viel in slaap. Soms werd hij half wakker, door het gekraak van de<br />

masten of het ophalen van een ketting. Maar dan sliep hij weer rustig verder.<br />

Aan boord voelde hij zich veilig. Het was net of dat zijn lijf geruststelde, zodat<br />

het zich makkelijk overgaf aan de slaap.<br />

De volgende morgen arriveerden ze in Roermond. Ze legden aan om kisten<br />

met ijzerwaren uit Luik te lossen, en dozen met geweven stoffen in te laden.<br />

Mathijs hoefde zich niet meer schuil te houden. Hier kende toch niemand<br />

hem. Omdat hij als een knecht gekleed was, zou niemand een bokkenrijder<br />

in hem zien.<br />

Hij was verbaasd over de welvaart die de kleine stad uitstraalde. De<br />

weverijen in de stad, die wijd en zijd bekend waren, brachten goed geld<br />

binnen.<br />

Toen ze uit Roermond wegvoeren, was de gunstige wind gaan liggen.<br />

Langzaam dreven ze verder, met de stroom mee.<br />

Nog net voor de zon onderging, zag Mathijs op de oever van de Maas een<br />

reusachtig kasteel opdoemen. Een hoge blinde muur reikte tot in het water.<br />

'We zijn in Kessel', zei de schipper. 'De plaats waar je van boord gaat. Hier<br />

moeten we altijd laden en lossen. De kasteelheren zijn geboren handelaars.'<br />

'Zijn hier ook soldaten?' vroeg Mathijs.<br />

'Geen Oostenrijkse', zei de schipper geruststellend. 'Dit is Gelders gebied.


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

Maar blijf voorzichtig. Soldaten zijn nergens te vertrouwen. Ik waarschuw je<br />

wel als je van boord kunt.'<br />

De boot legde aan bij een loswal, vlak bij het kasteel. Enkele mensen aan de<br />

wal praatten met de schipper. Een stel dragers bracht balen schapenwol aan<br />

boord. En pakken turf.<br />

Op de wal was het een komen en gaan van handelaren. Vrouwen ver­<br />

kochten levensmiddelen aan de bemanningen van het tiental boten dat lag<br />

aangemeerd.<br />

Het wachten viel Mathijs lang. Het was al haast middernacht voor de<br />

laatste handelaren vertrokken waren en de laatste spullen in het ruim waren<br />

geborgen. Eindelijk werd het stil op de kade. De schipper kwam naar Mathijs<br />

toe.<br />

'Kom maar tevoorschijn. De kust is veilig. Je mag van boord.'<br />

Mathijs sprong op de wal.<br />

Uit de beschutting van de struiken op de oever kwam een jongeman<br />

tevoorschijn.<br />

'Dat is je gids', zei de schipper. 'Hij helpt je verder. Veel geluk.'<br />

'Bedankt voor de hulp', zei Mathijs.<br />

'Graag gedaan', zei de schipper.<br />

'Volg me', zei de jongeman, zonder zich voor te stellen en zonder wat te<br />

vragen.<br />

Over donkere weggetjes slopen ze het dorp uit. Even later liepen ze door<br />

het bos.<br />

Nog steeds zei de gids geen stom woord. Mathijs werd er wat kriebelig van.<br />

'Waar breng je me heen ?' durfde hij eindelijk te vragen.<br />

Weet je dat niet?' zei de jongen. 'Heeft de schipper je dat niet verteld ?'<br />

'Nee', zei Mathijs.<br />

'Naar Meijel', zei de jongen. 'Daar ben je veilig. Het is maar een gehucht.<br />

Daar komen geen soldaten. Iedereen die vlucht, wil naar de Peel. Wist je dat<br />

niet ?'<br />

'Ja, eigenlijk wel', zei Mathijs. 'De schipper heeft er iets over gezegd. Tot<br />

voor kort had ik nog nooit over de Peel gehoord.'<br />

'In Meijel zitten nog meer vluchtelingen', zei de jongen. 'Daar komen ze<br />

samen, overal vandaan.'<br />

De hele nacht liepen ze door. Een gezellige tocht was het niet, want de gids<br />

bleef weinig spraakzaam. Soms noemde hij een naam van een dorp of een<br />

577


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

gehucht : Helden, Kapel, Beringe. Plaatsen waar Mathijs nooit eerder van<br />

had gehoord.<br />

Na uren stonden ze voor een kleine boerderij met een strooien dak. De<br />

gids klopte aan. Iemand opende de poort.<br />

'Kom binnen', zei een stem vanuit het donker.<br />

Mathijs stapte binnen. Zijn ogen moesten wennen aan het stikdonker.<br />

Langzaam werden de contouren van de ruimte zichtbaar. Een lage schuur.<br />

Iemand stak een kaars aan.<br />

Waar was de jongen die hem hierheen had gebracht? Was hij buiten<br />

gebleven? Hij had niet eens om geld gevraagd voor zijn werk.<br />

In de schuur lag een man op een paar zakken. Mathijs was verrast. Hij<br />

kende hem. Het was Laurent Smits, een lid van de bende van Kirchhoffs, die<br />

al een paar maanden op de vlucht was.<br />

'Hee, Laurent' , zei Mathijs.<br />

'Mathijs ?' zei Laurent verbaasd toen hij Mathijs herkende. 'Werd jou de<br />

grond ook te heet onder de voeten ?'<br />

'Ik ben op het nippertje ontkomen', zei Mathijs. Laurent was nieuwsgierig<br />

naar wat er de laatste tijd met de bokkenrijders was gebeurd. Mathijs vertelde<br />

alles. Aan één stuk door vertelde hij. Het was goed om alles te kunnen zeggen.<br />

Nu hij zijn verhaal aan Laurent kwijt kon en hij er met hem over kon praten,<br />

was de ellende beter te verdragen.<br />

'J e komt als geroepen', zei Laurent toen Mathijs met zijn verhaal klaar was.<br />

'Ik wacht hier al een paar dagen. Met jou erbij zijn we met genoeg man om op<br />

weg te gaan naar Antwerpen.'<br />

'Jij wilt ook naar Antwerpen ?'<br />

'Ja, om naar Amerika te vluchten', zei Laurent.<br />

'Net als ik', zei Mathijs.<br />

'En een hoop anderen', zei Laurent. 'Er wacht hier al een hele groep. Als er<br />

hier in Meijel voldoende mensen bij elkaar zijn gebracht, vertrekken we.'<br />

'Waar zijn die anderen dan ?'<br />

'Die zitten hier ook in de buurt, bij andere boeren. Voor onze veiligheid<br />

zitten we niet bij elkaar.'<br />

De man met de kaars gaf Mathijs een deken. Hij blies de kaars uit.<br />

'We gaan slapen', zei Laurent. 'Hopelijk kán ik slapen. Na alles wat je me<br />

hebt vetteld, zal dat niet meevallen. Ik heb elke nacht nachtmerries. Dan zie<br />

ik alleen maar martelwerktuigen waarmee ik gepijnigd word en de galg


22<br />

De rest van de nacht en de hele dag bracht Mathijs door in de schuur, samen<br />

met Laurent. Slapend en pratend. Rond de middag bracht iemand eten. Een<br />

stuk brood en een bord pap.<br />

Tegen de avond haalde een man hen op. Hij was al net w kortaf als de<br />

andere helpers. 'Kom', dat was alles wat hij zei.<br />

Buiten, op het erf van de boerderij, stond een groepje te wachten. Een man<br />

of acht. Niemand zei wat, maar de spanning was te snijden.<br />

De man wenkte. Ze volgden. liepen door het donker.<br />

Het was een gevaarlijke tocht, over smalle paadjes, door zompig moeras.<br />

Het leek of ze rondjes liepen en steeds weer op hetzelfde pad uitkwamen. Dat<br />

werd nog erger toen er een dikke mist op kwam zetten die het landschap<br />

inpakte in melkwitte wolken. Herhaaldelijk stapte Mathijs langs het pad en<br />

verdween tot aan zijn enkels in het veen. Soms moesten ze iemand die van het<br />

pad was geraakt, uit het zuigende moeras trekken. Wie hier alleen was en in<br />

het moeras terechtkwam, was reddeloos verloren.<br />

'Help: Het was de stem van Laurent. Hij was van het pad geraakt. Ze<br />

grepen hem aan zijn armen en kleren. Met man en macht trokken ze om hem<br />

weer op het droge te krijgen.<br />

'Ik schrok me dood', zei Laurent. 'Ik dacht dat ik er was geweest. Het was<br />

net of de duivel me aan mijn benen naar beneden trok.'<br />

'Dat was de duivel ook', zei de gids. 'Het is Hermke, de Peelduivel. Dag en<br />

nacht loert hij op mensen om ze het moeras in te trekken en mee te sleuren<br />

naar de hel:<br />

'Hemel nee', zei Laurent terwijl hij de modder van zijn kleren sChraapte.<br />

'Dan had de duivel me hier nog bijna achterhaald. Was ik bijna in het veen<br />

gestikt. Dan had ik net w goed aan de galg kunnen eindigen, dat was een<br />

snellere dood geweest.'<br />

'Voor je in Amerika bent, kan de duivel je nog honderd keer achterhalen',<br />

zei de gids.<br />

'Nou, dat is wel een bemoedigend woord', zei Laurent boos. 'Help je ons<br />

om ons het graf in te praten?'


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

waaraan ik hang. Ik heb eens gedroomd over duizend galgen en aan al die<br />

galgen hing ik:<br />

'Gelukkig dat het maar dromen zijn', zei Mathijs.<br />

579


HET LOON VAN DE DUIVEL<br />

'Ik help je niet', zei de man. 'Ik doe mijn werk.'<br />

Toen wisten ze precies waar ze aan toe waren. Het was duidelijk dat het de<br />

gidsen niet om de hulp aan de vluchtelingen te doen was, maar dat het hun<br />

alleen om het geld ging. Vo or hen was de hulp geen menslievendheid maar<br />

niet meer dan hun dagelijks werk. Van de vervolging van de bokkenrijders en<br />

andere mensen die door de rechters werden gezocht of door armoe gedwon­<br />

gen het land probeerden uit te komen, maakten ze dankbaar gebruik om wat<br />

te verdienen. Van de trek van vluchtelingen naar de haven van Antwerpen<br />

hadden ze een beroep gemaakt.<br />

Eindelijk, aan het begin van de ochtend, stonden ze voor een huisje. Het<br />

was niet veel meer dan een hut, met daarachter een schaapskooi.<br />

'Nu zijn jullie in Brabant', zei de man. 'Dit is Asten. Hier zijn jullie veilig.<br />

Nu wil ik graag afrekenen.'<br />

'Hoeveel ?' vroeg Mathijs.<br />

'Een florijn per man.'<br />

'WIl jij je aan ons verrijken ?' vroeg Laurent boos.<br />

'Zo rijk word ik daar niet van', zei de man nors. 'Ik moet ook de anderen<br />

betalen die jullie hebben geholpen. Betaal je niet, dan gaat jullie tocht niet<br />

verder. Dan zie je maar hoe je in Antwerpen komt.'<br />

'Ik heb niets', zei Laurent. 'Ik ben zo arm als een kerkrat.'<br />

'Ik betaal wel voor jou', zei Mathijs. Uit zijn zak diepte hij twee gouden<br />

florijnen op en betaalde de gids.<br />

Toen mochten ze naar binnen. In de schaapskooi brandde een kleine<br />

stallamp. Er zat al een groepje mensen te wachten. Een man of zes.<br />

Ondanks het zwakke licht zag Mathijs dat het zigeuners waren.<br />

'Welkom', zei een van hen. 'Willen jullie ook naar Amerika?'<br />

Verrast keek Mathijs op. Het was de stem van Goja, de zigeuner die hij uit<br />

de klauwen van de schout van Valkenburg had gered. Hoelang was het al<br />

geleden ? Twee jaar?<br />

'Goja?' zei Mathijs. 'Ben jij het, Goja?'<br />

'Ken je mij ?'<br />

'Ik ben Mathijs. Uit De Heek, weet je nog.'<br />

'Mathijs !' Goja sprong overeind en sloeg zijn armen om hem heen.<br />

Uit een donkere hoek kwam een meisje naderbij.<br />

'Mathijs?'<br />

'Marita?'


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Ze liep naar hem toe en sloeg haar kap terug. Ze was het.<br />

'Wat ben jij veranderd !'<br />

'En jij dan!'<br />

Hij trok haar tegen zich aan.<br />

'Ik heb altijd aan je gedacht', zei Mathijs.<br />

'En ik aan jou.'<br />

'Ik heb nooit durven denken dat ik je terug zou zien. Hoe komen jullie<br />

hier ? Jullie waren toch naar Frankrijk gevlucht!'<br />

'Daar waren we ook niet veilig. Toen de veepest uitbrak, kregen de zigeu­<br />

ners de schuld. We moesten weer vluchten. We zijn nu al een jaar onderweg,<br />

ons alleen maar verschuilend. In deze streken zijn we ook niet veilig. Hier<br />

denken ze dat alle zigeuners bokkenrijders zijn. Waarvoor ben jij op de<br />

vlucht? Jij bent toch boer ?'<br />

Toen vertelde Mathijs hoe het hem in de afgelopen jaren was vergaan, hoe<br />

hij leerling-chirurgijn was geworden en hoe hij bij de bende van de bok­<br />

kenrijders was terechtgekomen.<br />

'En nu wil ik naar Amerika', besloot hij zijn verhaal.<br />

'Wij gaan ook naar Amerika', zei Marita. 'Ik heb gehoord dat het daar niet<br />

uitmaakt wie je bent. Zelfs zigeuners zijn daar vrij.'<br />

'Dan gaan we samen', zei Mathijs.<br />

'Ja, daar heb ik altijd van gedroomd.'<br />

'En je moeder ?' vroeg Mathijs. 'Waar is zij ?'<br />

'Ze is gestorven. Een jaar geleden. Van verdriet. Ze was verbitterd. Ze kon<br />

er niet meer tegen dat we niet als gewone mensen konden leven en steeds<br />

moesten vluchten. Toen is ze ziek geworden.'<br />

'En de aap die mensen na kon doen? Hebben jullie die niet meer ?'<br />

'Die hebben ze ons afgenomen. Ze hebben hem doodgeslagen, omdat ze<br />

dachten dat het de duivel was.'<br />

'Wat dom van dat volk', zei Mathijs. 'De duivel ziet eruit als een bok.'<br />

'Een bok? Hoe weet jij dat? Heb jij de duivel dan gezien ?'<br />

'Nee, maar een afbeelding van hem. Een beeldje van een bok dat de duivel<br />

voo rstelde.'<br />

'Zo stellen de mensen het kwaad voor', zei Marita. 'Het kwaad, dat mag je<br />

,

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!