B-magazine november/december 2012 - Babylon

B-magazine november/december 2012 - Babylon B-magazine november/december 2012 - Babylon

kringbabylon.be
from kringbabylon.be More from this publisher
25.09.2013 Views

Babylon Bezoekt Kantoorverhoor (deel 1) Elke letterenstudent hang wel eens rond in het Erasmushuis. Om langs te gaan bij de cudi van Babylon, om een groepswerk te maken in de cafetaria, om te studeren in de bib of gewoon om in de paarse zeteltjes te hangen. Je zou dus kunnen zeggen dat het een soort tweede thuis is voor ons. Maar meer nog dan voor de studenten, is dat zeker waar voor de monitoren en proffen. Die hebben er namelijk elk hun eigen stekje. Wie weet welke geheimen er allemaal achter de wanden van het Erasmushuis schuilen! Wel, wij weten het, want we gingen bij de proffen op visite voor een verhoor over de inrichting van hun kantoor. 14 B-Magazine 2012-2013 nr:2 Al wonen ze er nog niet zo lang als de proffen, toch zijn de schuilplaatsen van de monitoren altijd heuse musea. Daarin is het kantoor van Mon geen uitzondering. Zoals van een classicus te verwachten is, treffen we er een hele collectie antieke spulletjes aan. Een uitzondering daarop zijn twee wereldbollen die dienst doen als boekensteun; ze lijken zo uit een antiquariaat te komen, maar zijn eigenlijk gloednieuw. Ook het bronzen uiltje dat trouw de wacht houdt naast Mons boekencollectie is een replica, gekocht tijdens een reis naar Griekenland. De drie bruin geworden boeken op het bureau zijn wel degelijk echt. Mon verzamelt oude drukken, en kreeg deze 17e-eeuwse exemplaren van zijn oud-leraar Latijn. Het eerste boek bevat de originele teksten van de Romeinse komedieschrijver Plautus, in de overige twee staat de vertaling. Naast de drie topstukken staat een iets jonger boek, al zijn de bladzijden ondertussen ook vergeeld. Deze De Witte kocht Mon ooit op een veiling van Babylon, en wel omdat Ernest Claes familie van hem was. Het boek is zelfs ooit van Marcel De Smet, de vroegere hoofdbibliothecaris van Letteren, geweest. Een volgend stuk dat ons opvalt, is een bierflesje, mooi gepresenteerd op een houten staander. Als contactpersoon voor de Latijnse infodag zocht Mon iets om het “saaie” Latijn te linken aan het vrolijke studentenleven: zo vond hij het flesje Hopus-bier, waarbij de brouwerij het houten bord meegaf als promotiemateriaal. Nu heeft (monitor) Katrien het bord volgeplakt met dinosaurus-stickers, omdat ze weet dat Mon vroeger gek was van deze prehistorische beestjes. Op de hoek van het bureau staat een plant die verdacht veel weg heeft van een cannabisplant, al verzekert Mon ons meteen dat het een andere soort is. Jammer, anders hadden we deze B-magazine kunnen verrijken met een straf feitje! Een verjaardagscadeau, en “een goei plant, want ze kan ertegen als ik ze soms vergeet water te geven”, aldus Mon. In de bloempot ernaast huist een vetplantje, maar door de verschrompelde blaadjes is dat nog moeilijk te zien. Een paar keer per jaar houden de monitoren Trivial Time, naar het goede voorbeeld van de werknemers in de tv-serie Het Eiland. De winnaar van de avond krijgt het fantastische vetplantje als trofee, en organiseert de volgende Trivial Time. Wanneer we bij professor Bru binnenwandelen, is het eerste wat ons opvalt in zijn kantoor – of pigeon hole, zoals hij de werkkamers in het Erasmushuis zelf schertsend noemt – de grote kleurrijke poster op de zijmuur. Het blijkt een reproductie van een schilderij van Pierre Alechinsky te zijn, waarop “En avant, y a pas d’avance!” te lezen staat. Deze spreuk betekent zoveel als “In de toekomst is geen vooruitgang” en zou volgens de professor het motto van elke taal- en letterkundestudent moeten zijn. Immers, wij boekengekken hebben onze twee teerbeminde talen niet gekozen vanwege de werkzekerheid of de gigantische lonen, maar omdat we door het taalbeest gebeten zijn. Hup Babylon!

Babylon Bezoekt Aan de muur achter het bureau, dicht bij de professor, zijn twee kindertekeningen geprikt. Op de ene staat een schattig blond jongetje getekend, een zelfportret van Bru’s nu negenjarig zoontje. De andere, van zijn dochtertje, stelt een meisje met vrolijke paardenstaartjes voor. Zij gaat nog naar de kleuterklas, maar “tekent al lang geen kikvorsjes meer”. Erg knap, want zeg nu zelf, waar vind je een vijfjarige die géén lilliputtertjes met reuzenhoofden op papier tovert? Het kantoor bevindt zich aan de achterkant van het Erasmushuis, zodat je door het raam een schitterend uitzicht hebt over Leuven, met de klokkentoren van de Centrale Bibliotheek in het midden. En toch, de muziek die de beiaard elke middag door de stad laat weergalmen, vindt professor Bru “tenenkrullend”. Professor De Geest daarentegen is een grote fan van de beiaard en zet dan ook elke middag tussen 13.00 en 14.00 uur zijn ramen open voor maximaal genot. Maar dat is niet hetgeen mij het meeste is bijgebleven van ons gesprek. Om zijn kantoor te beschrijven, heb je maar één woord nodig: boeken. Overal waar je kijkt, staat of ligt of hangt wel een boek. Aangezien zijn stapels boeken groeien als planten, heeft De Geest geen behoefte aan echte planten. “Planten gaan alleen maar dood”, en daarmee is het laatste woord daar dan ook over gezegd. Het kantoor van De Geest is naar eigen zeggen gestructureerd zoals zijn hersenen. Wat ik daaruit afleid, is dat er in zijn hoofd een grote chaos heerst. Maar nee, er blijkt weldegelijk method in deze madness te zitten. Al is die voor het blote oog misschien niet zichtbaar. Professor De Geest weet zelf goed genoeg dat hij met zijn kantoor de “gekke professorstatus” die hij reeds aan zijn kapsel te danken heeft, nogmaals bevestigt. Hij lijkt dit dan ook eerder toe te juichen dan de kop in te willen drukken. Wanneer iemand zijn kantoor betreed na de jaarlijkse opruimbeurt, is er dan ook steevast teleurstelling op het gezicht te lezen. Dit bureel heeft een reputatie hoog te houden, en opruimen is daar nefast voor. Dat er een bibliofiel in deze kamer huist, moet en zal geweten zijn. De Geest blijkt al van jongs af aan boeken te verzamelen – van toen hij nog maar veertien jaar oud was om precies te zijn. Nog geen tiende van al die boeken is op dit kantoor te vinden. Wanneer we naar een exact aantal vragen, kunnen we als antwoord enkel een schatting verwachten. Een eerste spontane gok levert ons het getal drieduizend op. De Geest meent drieduizend dichtbundels te hebben, andere boeken niet meegerekend dus. Maar even later zegt hij dat het er even goed vijfduizend kunnen zijn. Hij beweert ook alles te hebben gelezen én zelf te hebben betaald. Op de vraag hoeveel geld daar in is gekropen, krijgen we geen antwoord. Wel verteld de professor ons dat hij gemiddeld tien boeken per week koopt, en dat hij boeken voor minder dan tien euro niet laat liggen. Reken dus zelf maar even uit. (10 boeken x 10 euro x 52 weken x 41 jaar = … zeer indrukwekkend!) Als een boek van op zijn verlanglijstje meer dan honderd euro kost, zal De Geest toch twee keer nadenken voordat hij zijn geld bovenhaalt. Maar hij geeft ook toe enkele exemplaren te hebben waarvoor hij meer dan duizend euro heeft neergeteld, zoals bijvoorbeeld Bezette Stad van Van Ostaijen. Elke letterenstudent zou volgens hem minstens honderd boeken in zijn boekenkast moeten hebben staan pronken. (Ik ben na ons gesprek dan ook meteen een nieuwe voorraad gaan inslaan!) “Want door te lezen kunnen wij de wereld verbeteren”, aldus de professor. Op het eerste gezicht lijken er geen persoonlijke spullen op dit kantoor te staan (cf. kindertekeningen bij Bru), maar volgens De Geest zelf is niets minder waar. Elk boek is voor hem namelijk persoonlijk. Hij heeft er dan ook psychologisch veel moeite mee om boeken weg te doen, aangezien elk boek een stukje van hemzelf is. Het enige dat niet meteen thuis lijkt te horen in dit boekenparadijs, is de knuffel van een pokémon die op zijn kast staat. Deze Gengar – ja, ik heb zijn naam ontdekt door “paarse pokémon” in te geven op Google – blijkt een cadeau te zijn van een jongere collega, en zou een uitdrukking van de professors temperament moeten zijn. Wat dat mag betekenen, laat ik je zelf concluderen, maar hier alvast wat informatie over de Gengar, gevonden op een soort Wikipedia-pagina voor Pokémon: Gengar are very mischievous, and at times, malicious. They enjoy playing practical jokes, such as pretending to be one’s shadow, then behaving erratically. When the quarry notices, the Gengar takes delight in its victim’s terror. However, Gengar have been known to be loyal to Trainers that treat them well; the smile is less mischievous and friendlier in this case. Gengar may also cast curses. Melanie Hacke Anke Van Roy 15 nr:2 2012-2013 B-Magazine

<strong>Babylon</strong> Bezoekt<br />

Kantoorverhoor (deel 1)<br />

Elke letterenstudent hang wel eens rond in het Erasmushuis. Om langs te gaan bij de cudi van <strong>Babylon</strong>, om een groepswerk<br />

te maken in de cafetaria, om te studeren in de bib of gewoon om in de paarse zeteltjes te hangen. Je zou dus kunnen<br />

zeggen dat het een soort tweede thuis is voor ons. Maar meer nog dan voor de studenten, is dat zeker waar voor<br />

de monitoren en proffen. Die hebben er namelijk elk hun eigen stekje. Wie weet welke geheimen er allemaal achter de<br />

wanden van het Erasmushuis schuilen! Wel, wij weten het, want we gingen bij de proffen op visite voor een verhoor<br />

over de inrichting van hun kantoor.<br />

14 B-Magazine <strong>2012</strong>-2013 nr:2<br />

Al wonen ze er nog niet zo lang als de proffen, toch zijn de schuilplaatsen<br />

van de monitoren altijd heuse musea. Daarin is het kantoor van Mon<br />

geen uitzondering. Zoals van een classicus te verwachten is, treffen we er<br />

een hele collectie antieke spulletjes aan. Een uitzondering daarop zijn twee<br />

wereldbollen die dienst doen als boekensteun; ze lijken zo uit een antiquariaat<br />

te komen, maar zijn eigenlijk gloednieuw. Ook het bronzen uiltje dat<br />

trouw de wacht houdt naast Mons boekencollectie is een replica, gekocht<br />

tijdens een reis naar Griekenland.<br />

De drie bruin geworden boeken op het bureau zijn wel degelijk echt. Mon<br />

verzamelt oude drukken, en kreeg deze 17e-eeuwse exemplaren van<br />

zijn oud-leraar Latijn. Het eerste boek bevat de originele teksten van de<br />

Romeinse komedieschrijver Plautus, in de overige twee staat de vertaling.<br />

Naast de drie topstukken staat een iets jonger boek, al zijn de bladzijden<br />

ondertussen ook vergeeld. Deze De Witte kocht Mon ooit op een veiling van<br />

<strong>Babylon</strong>, en wel omdat Ernest Claes familie van hem was. Het boek is zelfs ooit van Marcel De Smet, de vroegere hoofdbibliothecaris<br />

van Letteren, geweest.<br />

Een volgend stuk dat ons opvalt, is een bierflesje, mooi gepresenteerd<br />

op een houten staander. Als contactpersoon voor de Latijnse infodag<br />

zocht Mon iets om het “saaie” Latijn te linken aan het vrolijke studentenleven:<br />

zo vond hij het flesje Hopus-bier, waarbij de brouwerij het<br />

houten bord meegaf als promotiemateriaal. Nu heeft (monitor) Katrien<br />

het bord volgeplakt met dinosaurus-stickers, omdat ze weet dat Mon<br />

vroeger gek was van deze prehistorische beestjes.<br />

Op de hoek van het bureau staat een plant die verdacht veel weg heeft<br />

van een cannabisplant, al verzekert Mon ons meteen dat het een andere<br />

soort is. Jammer, anders hadden we deze B-<strong>magazine</strong> kunnen verrijken<br />

met een straf feitje! Een verjaardagscadeau, en “een goei plant, want<br />

ze kan ertegen als ik ze soms vergeet water te geven”, aldus Mon. In de<br />

bloempot ernaast huist een vetplantje, maar door de verschrompelde<br />

blaadjes is dat nog moeilijk te zien. Een paar keer per jaar houden de<br />

monitoren Trivial Time, naar het goede voorbeeld van de werknemers<br />

in de tv-serie Het Eiland. De winnaar van de avond krijgt het fantastische<br />

vetplantje als trofee, en organiseert de volgende Trivial Time.<br />

Wanneer we bij professor Bru binnenwandelen, is het eerste wat ons<br />

opvalt in zijn kantoor – of pigeon hole, zoals hij de werkkamers in het<br />

Erasmushuis zelf schertsend noemt – de grote kleurrijke poster op de<br />

zijmuur. Het blijkt een reproductie van een schilderij van Pierre Alechinsky<br />

te zijn, waarop “En avant, y a pas d’avance!” te lezen staat. Deze<br />

spreuk betekent zoveel als “In de toekomst is geen vooruitgang” en zou<br />

volgens de professor het motto van elke taal- en letterkundestudent moeten zijn. Immers, wij boekengekken hebben<br />

onze twee teerbeminde talen niet gekozen vanwege de werkzekerheid of de gigantische lonen, maar omdat we door het<br />

taalbeest gebeten zijn. Hup <strong>Babylon</strong>!

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!