Huis van Bewaring Zwolle 1813-1940 - Mijn Stad Mijn Dorp
Huis van Bewaring Zwolle 1813-1940 - Mijn Stad Mijn Dorp
Huis van Bewaring Zwolle 1813-1940 - Mijn Stad Mijn Dorp
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Het gebouw<br />
Verbouwingen en later ook het onderhoud werden gecoördineerd door de Ingenieur <strong>van</strong><br />
Waterstaat, die ook de aanbestedingen daartoe regelde. De eerste beschrijving <strong>van</strong> het<br />
gebouw, de ruimtes en de functie <strong>van</strong> de ruimtes en het meubilair kan gevonden worden in<br />
een brief <strong>van</strong> de Fungerend Ingenieur 9 .<br />
In 1856 werd er op de zolder een droogkamer ingericht voor wasgoed. In 1862 volgde de<br />
bouw <strong>van</strong> een cipierswoning en een cellulaire vleugel. De cipierswoning werd al in 1872<br />
nieuw gebouwd. In 1875 kwamen 8 cellen voor mannen en 2 voor vrouwen klaar, voor het<br />
cellulair opsluitingssysteem. De cellulair gestraften kregen een eigen wandelplaats aan de<br />
noordzijde <strong>van</strong> het gebouw, waartoe <strong>van</strong> de gemeente in 1875 394 centiare grond werd<br />
gekocht.<br />
Maar een groot deel <strong>van</strong> de negentiende eeuw was de detentie toch een groepsopsluiting.<br />
Toen dan ook in 1886 er een nieuw reglement kwam op de ge<strong>van</strong>genissen 10 waarin stond dat<br />
er niet meer dan 5 man op één cel mochten zijn, was dat voor <strong>Zwolle</strong> knap lastig daaraan te<br />
voldoen.<br />
Om een indruk te krijgen <strong>van</strong> de inrichting <strong>van</strong> het gebouw: bij de overdracht <strong>van</strong> het<br />
cipiersschap in 1868 werd een totale beschrijving gegeven <strong>van</strong> de inboedel, tot en met het<br />
laatste asbakje en kleedje 11 .<br />
Brandpreventie<br />
Toen door het Col.Reg. voor het ge<strong>van</strong>g een handbrandspuit werd aangevraagd, gaf het<br />
college <strong>van</strong> B&W <strong>van</strong> <strong>Zwolle</strong> aan, dat er bij metselaar/brandspuitmeester E.T. ter Molen op<br />
de Dijk een handbrandspuit ter beschikking stond 12 maar werd toch in 1851 een eigen<br />
handbrandspuit aangeschaft en werd er een Reglement bij Brand vastgesteld 13 . Met de<br />
Gemeente <strong>Zwolle</strong> werd afgesproken dat bij brand de ge<strong>van</strong>genen geëvacueerd konden worden<br />
naar de zaal <strong>van</strong> de manege <strong>van</strong> <strong>Zwolle</strong>. Voor het vervoer <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genen in die situatie<br />
werden een aantal zogenaamde brandkettingen aangeschaft.<br />
In latere jaren werd in elk jaarverslag de toestand <strong>van</strong> de blusmiddelen aangegeven en diverse<br />
vergaderingen <strong>van</strong> het Col.Reg. begonnen met het fysiek beproeven <strong>van</strong> de blusmiddelen en<br />
werd er in 1869 een vernieuwd Reglement <strong>van</strong> Brand vastgesteld 14 .<br />
In 1863 was dan inderdaad een brand, die was ontstaan op de droogzolder. Het gebouw werd<br />
volgens plan ontruimd en extra bewaking werd ingezet <strong>van</strong>uit de Rijksveldwacht. De<br />
Hoofdingenieur Waterstaat maakte een verslag <strong>van</strong> de schade 15 .<br />
In 1888 stelde het lid <strong>van</strong> het Col.Reg.,de ijzerfabrikant Wispelwey, voor om ook<br />
daadwerkelijke brandoefeningen te gaan houden.<br />
Financiering<br />
Elk jaar diende er een begroting met opgave <strong>van</strong> benodigde artikelen (kleding,<br />
liggingsstukken e.d.). Veel <strong>van</strong> de artikelen zoals kleding, uniformen der bewaarders, borstels,<br />
kleden, werden in andere ge<strong>van</strong>genissen aangemaakt en verdeeld over de Nederlandse<br />
ge<strong>van</strong>genissen. Maar vaak diende het Col.Reg. kosten te verhalen op andere instanties.<br />
Bijvoorbeeld als een ge<strong>van</strong>gene was overleden, werden de begrafeniskosten gedeclareerd bij<br />
de gemeente <strong>van</strong> oorsprong der ge<strong>van</strong>gene. Vaak werd dat door die gemeentes geweigerd,<br />
zich beroepende op wetgeving nog uit de Franse tijd.<br />
Het onderhoud <strong>van</strong> ge<strong>van</strong>genen die gemeentelijke regels hadden overtreden (“misdrijven <strong>van</strong><br />
simpele policie”), dienden door de betrokken gemeentes betaald te worden, wat een grote<br />
hoeveelheid weerstand en bureaucratie ten gevolge had. Een voorbeeld <strong>van</strong> een dergelijke<br />
politie-overtreding: het vervoeren <strong>van</strong> personen met een hondenkar (o.a. verboden te Ambt<br />
2