Tot op de dag van vandaag heb ik - Rooilijn

Tot op de dag van vandaag heb ik - Rooilijn Tot op de dag van vandaag heb ik - Rooilijn

24.09.2013 Views

Rooilijn Jg. 40 / Nr. 1 / 2007 beschreven, zoals het faciliterend grondbeleid, waarbij de gemeente de grond niet verwerft maar wel bepaalde activiteiten ontplooit om de private ontwikkeling te faciliteren. In de praktijk bestaan er talrijke tussenvormen tussen actief en passief. Die tussenvormen hangen samen met de manier waarop publieke en private partijen in de planontwikkeling en de grondontwikkeling samenwerken. Gemeenten zonder grond kunnen niet vertrouwen op het bestaande instrumentarium van kostenverhaal om de kosten voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut te verhalen op de ontwikkelende partij. Het probleem is dat het publiekrechtelijke instrument van de baatbelasting ronduit slecht functioneert. Het alternatief - de exploitatieovereenkomst - berust op vrijwilligheid. De grondeigenaar moet bereid zijn een overeenkomst aan te gaan. Wat vaak wordt vergeten is dat gemeenten niet kunnen worden gedwongen kosten te maken. Er is geen wet die gemeenten verplicht openbare ruimte aan te leggen als een private partij ergens een huis bouwt. De grondeigenaar die zich beroept op zijn zelfuitvoeringsrecht mag immers integraal uitvoeren, dus ook de openbare ruimte. Gemeenten zouden zich dan misschien ook minder druk moeten maken om het kostenverhaal en in de onderhandeling eerder moeten zeggen: zoek het maar uit. De gemeente is ook niet verplicht de openbare ruimte die de ontwikkelaar maakt over te nemen. Alleen bij de zogenaamde free-riders werkt deze strategie niet. Het gaat hier om grondeigenaren die maar een stukje van de locatie in eigendom hebben en wel willen ontwikkelen maar niet willen meewerken aan het kostenverhaal. Zij proberen te profiteren van andere partijen die de noodzakelijke openbare ruimte aanleggen om hun eigen ontwikkeling mogelijk te maken. De nieuwe grondexploitatiewet geeft gemeenten meer mogelijkheden om de kosten te verhalen op deze onwillige grondeigenaren. Ook in de relatie tot andere partijen dan de free-rider kan de wet een rol spelen doordat het kader waarbinnen gemeenten en marktpartijen onderhandelen zal wijzigen. Toch is het de vraag of er veel zal veranderen. Het probleem is eerder dat gemeenten in de praktijk vaak geen Van grondbeleid naar ontwikkelbeleid P. 8 goede onderhandelaars zijn dan dat de instrumenten tekortschieten. De algemene conclusie is dat met de nieuwe grondexploitatiewet het kostenverhaal geen goed argument meer is om te kiezen voor een actief grondbeleid. Daar is tenminste één kanttekening bij te plaatsen. Straks is er namelijk sprake van een limitatieve opsomming van verhaalbare kosten. Als een bepaalde kostenpost niet op de lijst staat, is verhaal onmogelijk. Wanneer gemeenten kosten die niet in de lijst voorkomen, willen betalen uit de opbrengsten van locatieontwikkeling, is daar nog steeds een actief grondbeleid voor nodig. Daarbij blijft het natuurlijk een groot voordeel dat bij een actief grondbeleid niet eerst hoeft te worden onderhandeld. Thomas-theorema Een belangrijk argument vóór een actief grondbeleid is dat een gemeente zonder grond de ontwikkeling niet goed zou kunnen sturen. In mijn visie worden die sturingsmogelijkheden zonder grond vaak onderschat. In de praktijk kunnen gemeenten in een gedetailleerd bestemmingsplan vrij precies vastleggen wat er wel en niet mag worden gebouwd. De nieuwe welstandsregeling biedt de mogelijkheid om zeer precies de vereiste kwaliteiten vast te leggen. Gemeenten kunnen er zelfs voor kiezen die sturing direct zelf te organiseren door een supervisor aan te stellen. Er zijn ook beperkingen aan het zelfuitvoeringsrecht van de grondeigenaar. De zelfuitvoering moet geschieden in de door de gemeente gewenste vorm. Dat betekent bijvoorbeeld dat gemeenten eisen kunnen stellen aan de kwaliteit van het openbaar gebied die verder gaan dan hetgeen er in het bestemmingsplan en met de welstandsregeling kan worden geregeld. Het kan bijvoorbeeld gaan om kwaliteitseisen die samenhangen met het toekomstig beheer. Ook kan de gemeente aangeven wat het wenselijk volkshuisvestingsprogramma is. Er moet in dat geval wel sprake zijn van een gemeentelijk beleid op dit gebied. Het wordt bijvoorbeeld lastig ergens dertig procent sociale woningbouw voor te schrijven als dit verder nooit wordt gedaan in de gemeente.

Rooilijn Jg. 40 / Nr. 1 / 2007 Van grondbeleid naar ontwikkelbeleid In de praktijk gaat het niet zo zeer om de sturingsinstrumenten maar veel meer om de onderhandelingspositie van de gemeente ten opzichte van de grondeigenaar-ontwikkelaar. Wie zegt dat gemeenten zonder grond slechte sturingsmogelijkheden hebben, zegt eigenlijk dat een gemeente zonder grond een slechte onderhandelingspositie heeft. Wellicht is hier sprake van het zogenaamde Thomas-theorema: “if men define situations as real, they are real in their consequences.” De veronderstelling dat de onderhandelingspositie slecht is, is vaak voldoende om tot een slecht onderhandelingsresultaat te leiden. Vechten met één hand op de rug De feitelijke onderhandelingspositie is zo slecht nog niet. De grondeigenaar kan immers niets zonder de medewerking van de gemeente. Omgekeerd kan de gemeente wél zonder de medewerking van de grondeigenaar. Hierboven is al aangegeven wat de publiekrechtelijke sturingsmogelijkheden zijn. Een gemeente kan tegenover de zelfuitvoerder een afwachtende houding aannemen en zeggen: gaat u vooral uw gang, maak een plan. De gemeente hoeft in deze fase geen verplichtingen aan te gaan. De zelfuitvoerder moet kosten gaan maken zonder dat daar garanties tegenover staan. Deze strategie geeft direct het belangrijkste dilemma aan van de gemeentelijke onderhandelingspositie. De grootste troef is de mogelijkheid om niets te doen. Als die troef geheel kan worden uitgespeeld, is de onderhandelingspositie sterk. Politiek is dit lastig. De belangrijkste doelstelling is namelijk vaak tempo of actie. Het is niet eenvoudig om aan de gemeenteraad uit te leggen dat het bestuur haar doelstelling van tempo maken wil realiseren door in het onderhandelingstraject juist te weigeren iets te doen. Een bijkomend probleem is dat de grondeigenaar-zelfuitvoerder vaak geen haast heeft omdat hij een gratis of goedkope optie op de grond heeft. Onder het oude regime van de WVG was die optie voldoende om een zelfuitvoeringsrecht zeker te stellen. In de praktijk wordt de gemeente vaak nog geconfronteerd met optiehouders die onder dat oude regime vallen (De Wolf & Groetelaars, 2004). P. 9 Opvallend is verder dat gemeenten in het algemeen het spel niet hard spelen. Marktpartijen doen er niet moeilijk over om rechtszaken tegen gemeenten aan te spannen. Andersom zijn gemeenten zeer terughoudend om de grondeigenaar-zelfuitvoerder hard aan te pakken. Gemeenten vechten vaak vrijwillig met één hand op de rug. De vooronderstelling dat de positie zwak is, speelt daarin een belangrijke rol. Voor een scherpe onderhandeling bij een passief grondbeleid is veel kennis van zaken nodig. Daar komt bij dat een scherp strategisch onderhandelingsspel lastig te spelen is in het nieuwe duale stelsel. Op het gebied van sturing biedt de wetswijziging extra mogelijkheden. Een belangrijke mogelijkheid is om in het bestemmingsplan woningbouwcategorieën vast te leggen. In het exploitatieplan kan voorts meer concreet worden aangegeven op welke plekken die financieringscategorieën moeten worden neergezet. Daarnaast biedt het exploitatieplan de mogelijkheid om eisen te stellen ten aanzien van de kwaliteit van de openbare ruimte en de planning en fasering meer concreet uit te werken. Daarmee wordt het ook veel eenvoudiger om de eisen en randvoorwaarden van de gemeente te concretiseren. Onteigening en voorkeursrecht Ook het instrumentarium voor het actieve grondbeleid heeft zijn beperkingen. Het belangrijkste is dat het met de onteigeningswet en het voorkeursrecht in de hand nog steeds niet met zekerheid mogelijk is om als gemeente grondeigenaar te worden. Iemand die bereid en in staat is zelf volgens het bestemmingsplan te bouwen kan niet worden onteigend. Dit betekent dat gemeenten worden teruggeworpen op een passief grondbeleid en het bijbehorende instrumentarium van sturing en kostenverhaal. Een tweede bezwaar van de onteigeningswet is dat het niet mogelijk is snel grond te verwerven. Dat betekent dat het machtsmiddel van de onteigening tegen de deadline aan niet goed kan worden ingezet. Onteigening is altijd een slecht functionerend instrument als tempo maken het doel is. Dankzij een amendement wordt de grondexploitatie-

<strong>Rooilijn</strong> Jg. 40 / Nr. 1 / 2007<br />

Van grondbeleid naar ontw<strong>ik</strong>kelbeleid<br />

In <strong>de</strong> praktijk gaat het niet zo zeer om <strong>de</strong> sturingsinstrumenten<br />

maar veel meer om <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingspositie<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

gron<strong>de</strong>igenaar-ontw<strong>ik</strong>kelaar. Wie zegt dat gemeenten<br />

zon<strong>de</strong>r grond slechte sturingsmogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>heb</strong>ben,<br />

zegt eigenlijk dat een gemeente zon<strong>de</strong>r grond een<br />

slechte on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingspositie heeft. Wellicht is hier<br />

sprake <strong>van</strong> het zogenaam<strong>de</strong> Thomas-theorema: “if<br />

men <strong>de</strong>fine situations as real, they are real in their<br />

consequences.” De veron<strong>de</strong>rstelling dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingspositie<br />

slecht is, is vaak voldoen<strong>de</strong> om tot een<br />

slecht on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingsresultaat te lei<strong>de</strong>n.<br />

Vechten met één hand <strong>op</strong> <strong>de</strong> rug<br />

De feitelijke on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingspositie is zo slecht nog<br />

niet. De gron<strong>de</strong>igenaar kan immers niets zon<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> me<strong>de</strong>werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente. Omgekeerd<br />

kan <strong>de</strong> gemeente wél zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werking <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>igenaar. Hierboven is al aangegeven wat<br />

<strong>de</strong> publiekrechtelijke sturingsmogelijkhe<strong>de</strong>n zijn.<br />

Een gemeente kan tegenover <strong>de</strong> zelfuitvoer<strong>de</strong>r een<br />

afwachten<strong>de</strong> houding aannemen en zeggen: gaat u<br />

vooral uw gang, maak een plan. De gemeente hoeft<br />

in <strong>de</strong>ze fase geen verplichtingen aan te gaan. De<br />

zelfuitvoer<strong>de</strong>r moet kosten gaan maken zon<strong>de</strong>r dat<br />

daar garanties tegenover staan. Deze strategie geeft<br />

direct het belangrijkste dilemma aan <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeentelijke<br />

on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingspositie. De grootste troef is<br />

<strong>de</strong> mogelijkheid om niets te doen. Als die troef geheel<br />

kan wor<strong>de</strong>n uitgespeeld, is <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingspositie<br />

sterk. Politiek is dit lastig. De belangrijkste doelstelling<br />

is namelijk vaak tempo of actie. Het is niet<br />

eenvoudig om aan <strong>de</strong> gemeenteraad uit te leggen dat<br />

het bestuur haar doelstelling <strong>van</strong> tempo maken wil<br />

realiseren door in het on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingstraject juist te<br />

weigeren iets te doen. Een bijkomend probleem is dat<br />

<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>igenaar-zelfuitvoer<strong>de</strong>r vaak geen haast heeft<br />

omdat hij een gratis of goedk<strong>op</strong>e <strong>op</strong>tie <strong>op</strong> <strong>de</strong> grond<br />

heeft. On<strong>de</strong>r het ou<strong>de</strong> regime <strong>van</strong> <strong>de</strong> WVG was die<br />

<strong>op</strong>tie voldoen<strong>de</strong> om een zelfuitvoeringsrecht zeker<br />

te stellen. In <strong>de</strong> praktijk wordt <strong>de</strong> gemeente vaak nog<br />

geconfronteerd met <strong>op</strong>tiehou<strong>de</strong>rs die on<strong>de</strong>r dat ou<strong>de</strong><br />

regime vallen (De Wolf & Groetelaars, 2004).<br />

P. 9<br />

Opvallend is ver<strong>de</strong>r dat gemeenten in het algemeen<br />

het spel niet hard spelen. Marktpartijen doen er niet<br />

moeilijk over om rechtszaken tegen gemeenten aan te<br />

spannen. An<strong>de</strong>rsom zijn gemeenten zeer terughou<strong>de</strong>nd<br />

om <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>igenaar-zelfuitvoer<strong>de</strong>r hard aan te<br />

pakken. Gemeenten vechten vaak vrijwillig met één<br />

hand <strong>op</strong> <strong>de</strong> rug. De vooron<strong>de</strong>rstelling dat <strong>de</strong> positie<br />

zwak is, speelt daarin een belangrijke rol. Voor een<br />

scherpe on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>ling bij een passief grondbeleid<br />

is veel kennis <strong>van</strong> zaken nodig. Daar komt bij dat een<br />

scherp strategisch on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingsspel lastig te spelen<br />

is in het nieuwe duale stelsel.<br />

Op het gebied <strong>van</strong> sturing biedt <strong>de</strong> wetswijziging extra<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n. Een belangrijke mogelijkheid is om in<br />

het bestemmingsplan woningbouwcategorieën vast te<br />

leggen. In het exploitatieplan kan voorts meer concreet<br />

wor<strong>de</strong>n aangegeven <strong>op</strong> welke plekken die financieringscategorieën<br />

moeten wor<strong>de</strong>n neergezet. Daarnaast<br />

biedt het exploitatieplan <strong>de</strong> mogelijkheid om eisen te<br />

stellen ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>op</strong>enbare<br />

ruimte en <strong>de</strong> planning en fasering meer concreet uit<br />

te werken. Daarmee wordt het ook veel eenvoudiger<br />

om <strong>de</strong> eisen en randvoorwaar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente te<br />

concretiseren.<br />

Onteigening en voorkeursrecht<br />

Ook het instrumentarium voor het actieve grondbeleid<br />

heeft zijn beperkingen. Het belangrijkste is dat het<br />

met <strong>de</strong> onteigeningswet en het voorkeursrecht in <strong>de</strong><br />

hand nog steeds niet met zekerheid mogelijk is om<br />

als gemeente gron<strong>de</strong>igenaar te wor<strong>de</strong>n. Iemand die<br />

bereid en in staat is zelf volgens het bestemmingsplan<br />

te bouwen kan niet wor<strong>de</strong>n onteigend. Dit betekent<br />

dat gemeenten wor<strong>de</strong>n teruggeworpen <strong>op</strong> een passief<br />

grondbeleid en het bijbehoren<strong>de</strong> instrumentarium<br />

<strong>van</strong> sturing en kostenverhaal. Een twee<strong>de</strong> bezwaar<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> onteigeningswet is dat het niet mogelijk is snel<br />

grond te verwerven. Dat betekent dat het machtsmid<strong>de</strong>l<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> onteigening tegen <strong>de</strong> <strong>de</strong>adline aan niet goed<br />

kan wor<strong>de</strong>n ingezet. Onteigening is altijd een slecht<br />

functionerend instrument als tempo maken het doel is.<br />

Dankzij een amen<strong>de</strong>ment wordt <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>xploitatie-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!