Tot op de dag van vandaag heb ik - Rooilijn

Tot op de dag van vandaag heb ik - Rooilijn Tot op de dag van vandaag heb ik - Rooilijn

24.09.2013 Views

Rooilijn Ton Kreukels Tot op de dag van vandaag heb ik een haatliefdeverhouding met planning ‘Afscheid’ van Ton Kreukels: het boegbeeld van de Utrechtse planologie Edwin Buitelaar Jg. 40 / Nr. 1 / 2007 Op 13 oktober jongstleden nam Ton Kreukels afscheid als hoogleraar pla- nologie van de Universiteit Utrecht, na een dienstverband van 36 jaar waarvan 24 als hoogleraar. Het emeritaat werd ingeleid in de Lutherse Kerk met het seminar ‘Een toekomst van planning?’. In zijn periode als hoogleraar zijn onder zijn bezielende leiding honderden stu- denten afgestudeerd, tot op heden ruim 30 onderzoekers gepromoveerd en zijn er vele publicaties van zijn hand ver- schenen in binnen- en buitenland. In dit interview, dat voorafgaand aan zijn afscheidsseminar plaatsvond, wordt teruggeblikt op de carrière van een zeer uitgesproken planoloog. Tot op de dag van vandaag heb ik een haat-liefdeverhouding met planning P. 66 Wat verwacht u van het afscheidsseminar? “Allereerst verwacht ik een dag waarin inhoudelijke discussie en debat voorop staan. De discussie met vakgenoten, onder leiding van Michaël Zeeman, is wat ik in navolging van Hans van der Cammen (1979) een discussie aan ‘de binnenkant van de planologie’ noem. Maar bij een binnenkant hoort ook een buitenkant, en daarom heb ik er voor gepleit om Wim van der Donk als voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en politicoloog Hans Blokland uit te nodigen om een voordracht te verzorgen. Wim van der Donk is iemand die het toekomstdenken en de planning in ruime, en niet alleen in ruimtelijke zin, representeert. Hans Blokland heeft onder andere in brede zin gepubliceerd over de rol van planning in de politiek. Na de pauze vindt een rondetafel plaats waarin weer aandacht is voor zowel de binnen- als de buitenkant. De binnenkant wordt vertegenwoordigd door twee vakgenoten: Len de Klerk en Willem Salet. Beiden zijn bij mij gepromoveerd en met beiden heb ik, ook daarna, nauw samengewerkt. Talja Blokland zal vanuit een sociologisch perspectief en Cock Hazeu vanuit een economisch perspectief op het thema reflecteren. Daarna gaat de bijeenkomst over in een informeel gedeelte.” In de jaren tachtig en begin jaren negentig is er vaak een onderscheid gemaakt tussen de Amsterdamse beslissingsgerichte benadering (van met name Andreas Faludi), de Nijmeegse handelingsgerichte benadering (van Gerrit Wissink en Barrie Needham), en de Utrechtse institutionele benadering (van Ton Kreukels). Wat ziet u tegenwoordig nog terug van deze bloedgroepen?

Rooilijn Interview Jg. 40 / Nr. 1 / 2007 Tot op de dag van vandaag heb ik een haat-liefdeverhouding met planning “In die tijd koos ik ervoor om te wijzen op het feit dat er meer is dan de procedurele kant van planning. Het object, de ruimte, en de context waarbinnen het object en het proces zich beiden bevinden, verdienden wat mij betreft meer aandacht. Faludi bracht terecht in dat planning meer was dan alleen toegepaste geografie. Die aandacht voor het proces sloeg wat mij betreft wat te ver door. Maar de correctie die ik gemaakt heb is ook door veel anderen, waaronder Faludi zelf, gemaakt. Inmiddels is door velen onderkend dat zowel object, proces als context van belang zijn en hierdoor is de scheiding tussen de verschillende benaderingen verwaterd. De uitdaging die op dit moment voor ons ligt is niet alleen het onderkennen van het belang van deze drie elementen, maar het daadwerkelijk verbinden P. 67 van deze elementen. Dit blijkt vaak nog geen gemakkelijke opgave.” De basis voor de institutionele benadering werd vooral gelegd in uw proefschrift (Kreukels, 1979) waarin u de stuurkracht van planning en de planner relativeert. Wat heeft u indertijd bewogen om deze lijn te kiezen? “Tot op de dag van vandaag heb ik een haat-liefdeverhouding met planning. Enerzijds vind ik het een heel interessant fenomeen dat mensen en organisaties bereid zijn te investeren in hun toekomst. Hier doe ik totaal niet cynisch over. Aan de andere kant vind ik ook nu nog dat sommige planners, maar ook wetenschappelijke planologen en stedenbouwkundigen, een erg naïef geloof hebben in de kenbaarheid en de

<strong>Rooilijn</strong><br />

Interview<br />

Jg. 40 / Nr. 1 / 2007 <strong>Tot</strong> <strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>dag</strong> <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag <strong>heb</strong> <strong>ik</strong> een haat-lief<strong>de</strong>verhouding met planning<br />

“In die tijd koos <strong>ik</strong> ervoor om te wijzen <strong>op</strong> het feit dat<br />

er meer is dan <strong>de</strong> procedurele kant <strong>van</strong> planning. Het<br />

object, <strong>de</strong> ruimte, en <strong>de</strong> context waarbinnen het object<br />

en het proces zich bei<strong>de</strong>n bevin<strong>de</strong>n, verdien<strong>de</strong>n wat<br />

mij betreft meer aandacht. Faludi bracht terecht in dat<br />

planning meer was dan alleen toegepaste geografie.<br />

Die aandacht voor het proces sloeg wat mij betreft<br />

wat te ver door. Maar <strong>de</strong> correctie die <strong>ik</strong> gemaakt<br />

<strong>heb</strong> is ook door veel an<strong>de</strong>ren, waaron<strong>de</strong>r Faludi zelf,<br />

gemaakt. Inmid<strong>de</strong>ls is door velen on<strong>de</strong>rkend dat zowel<br />

object, proces als context <strong>van</strong> belang zijn en hierdoor<br />

is <strong>de</strong> scheiding tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ringen<br />

verwaterd. De uit<strong>dag</strong>ing die <strong>op</strong> dit moment voor ons<br />

ligt is niet alleen het on<strong>de</strong>rkennen <strong>van</strong> het belang <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong>ze drie elementen, maar het daadwerkelijk verbin<strong>de</strong>n<br />

P. 67<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze elementen. Dit blijkt vaak nog geen gemakkelijke<br />

<strong>op</strong>gave.”<br />

De basis voor <strong>de</strong> institutionele bena<strong>de</strong>ring werd vooral<br />

gelegd in uw proefschrift (Kreukels, 1979) waarin u<br />

<strong>de</strong> stuurkracht <strong>van</strong> planning en <strong>de</strong> planner relativeert.<br />

Wat heeft u in<strong>de</strong>rtijd bewogen om <strong>de</strong>ze lijn te kiezen?<br />

“<strong>Tot</strong> <strong>op</strong> <strong>de</strong> <strong>dag</strong> <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag <strong>heb</strong> <strong>ik</strong> een haat-lief<strong>de</strong>verhouding<br />

met planning. Enerzijds vind <strong>ik</strong> het een<br />

heel interessant fenomeen dat mensen en organisaties<br />

bereid zijn te investeren in hun toekomst. Hier doe <strong>ik</strong><br />

totaal niet cynisch over. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant vind <strong>ik</strong><br />

ook nu nog dat sommige planners, maar ook wetenschappelijke<br />

planologen en ste<strong>de</strong>nbouwkundigen,<br />

een erg naïef geloof <strong>heb</strong>ben in <strong>de</strong> kenbaarheid en <strong>de</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!