24.09.2013 Views

Volledige PP bijlage 6 module instap[pdf, 10977kb]

Volledige PP bijlage 6 module instap[pdf, 10977kb]

Volledige PP bijlage 6 module instap[pdf, 10977kb]

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Industriegebouwen<br />

Bijlage 6 – Koninklijk Besluit van 7/7/1994<br />

www.ibz.be


Module Instap<br />

Hoofdstuk 1 – Inleiding<br />

www.ibz.be


Bijlage 6 – Train-the-trainer<br />

> Specifieke vorming naar aanleiding van de publicatie van de<br />

nieuwe wetgeving<br />

> Modulaire aanpak afgestemd op het doelpubliek<br />

3/15<br />

> Module 1 Instap<br />

> Module 2 Uitvoering<br />

> Module 3 Expert<br />

Module Instap – Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

en situering


Bijlage 6 – Train-the-trainer<br />

4/15<br />

> Module 1 Inleiding (3 h)<br />

> Inleiding en algemene kennismaking voor alle betrokkenen<br />

en geïnteresseerden<br />

> Grote groepen (100) en hoorcolleges<br />

> Module 2 Uitvoering(12 h)<br />

> Bouwt voort op <strong>module</strong> 1 en is bedoeld voor de TBVK die op<br />

regelmatige basis bij de adviesverlening betreffende<br />

industriegebouwen betrokken zijn<br />

> Kleine groepen (25), interactief en praktische oefeningen<br />

> Module 3 Expert<br />

> Brandbelasting, structurele elementen van het type I/II,<br />

weerstand van de structuurelementen en compartimentering<br />

Module Instap – Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

en situering


Inleiding en situering<br />

Wettelijke kader<br />

> Voorschriften voor industriegebouwen zijn opgenomen in <strong>bijlage</strong><br />

6 van het koninklijk besluit van 7 juli 1994<br />

5/15<br />

> Bijlage 1 Terminologie<br />

> Bijlage 2 Lage gebouwen<br />

> Bijlage 3 Middelhoge gebouwen<br />

> Bijlage 4 Hoge gebouwen<br />

> Bijlage 5 Brandreactie<br />

> Bijlage 6 Industriegebouwen<br />

> voorschriften ongeachte de bestemming van het gebouw (rekening houden<br />

met brandbelasting)<br />

Module Instap – Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

en situering


6/15<br />

Inleiding en situering<br />

Wettelijke kader<br />

> Bijlage 6 : ontwikkeld als een regelgeving met technische<br />

specificaties en eveneens uitleg over deze specificaties<br />

> de technische specificaties zijn opgenomen in het KB<br />

> de uitleg, in verslag aan de Koning, ter verduidelijking van de<br />

technische specificaties<br />

Module Instap – Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

en situering


7/15<br />

Inleiding en situering<br />

Structuur van <strong>bijlage</strong> 6<br />

Logischer dan deze van de Bijlages 2, 3 en 4<br />

1. Algemeen<br />

2. Klassering van de gebouwen<br />

3. Structurele elementen en grootte van de<br />

compartimenten<br />

4. Industriegebouwen met verschillende delen<br />

5. Actieve brandbeveiliging<br />

6. Afstand tussen de gebouwen<br />

7. Evacuatie van de bewoners<br />

8. Veiligheid van de hulpploegen<br />

Module Instap – Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

en situering


Inleiding en situering<br />

Objectieven van <strong>bijlage</strong> 6<br />

> Deze <strong>bijlage</strong> 6 bepaalt de eisen waaraan het ontwerp, de bouw<br />

en de inrichting van industriegebouwen moeten voldoen om :<br />

> het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting van een brand te<br />

voorkomen,<br />

> de veiligheid van de aanwezigen te verzekeren,<br />

> preventief het ingrijpen van de brandweer te vergemakkelijken.<br />

> De doelstellingen sluiten aan bij de fundamentele voorschriften<br />

van de Bouwproducten Richtlijnen<br />

8/15<br />

Module Instap – Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

en situering


Bijlage 6 is van toepassing op alle op te richten<br />

industriegebouwen<br />

> Een gebouw is elke constructie die een voor mensen<br />

toegankelijke overdekte ruimte vormt, geheel of gedeeltelijk met<br />

wanden omsloten<br />

9/15<br />

Inleiding en situering<br />

Toepassingsdomein: op te richten industriële gebouwen<br />

> als bescherming tegen de weersinvloeden<br />

> impliciet verblijf van mensen vereist<br />

> zodanig met wanden omsloten dat de rook en de warmte ingesloten<br />

blijven<br />

Module Instap – Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

en situering


10/15<br />

Inleiding en situering<br />

Toepassingsdomein: op te richten industriële gebouwen<br />

> Een gebouw of gedeelte van een gebouw, dat<br />

omwillen van zijn constructie of inrichting bestemd<br />

is voor doeleinden van bedrijfsmatige verwerking<br />

(productiehal, PVC-profielen, verbrandingsoven<br />

voor afvalverwerking,..) of industriële opslag van<br />

materialen of goederen (havenopslagplaatsen,<br />

koelruimte voor diepvriesproducten, stelplaats van<br />

bussen,...), het bedrijfsmatig telen of opslaan van<br />

gewassen (tuinbouwerres, bulkopslag van graan) of<br />

het bedrijfsmatig houden van dieren<br />

(paardenstoeterij of kippenkwekerij).<br />

Module Instap – Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

en situering


11/15<br />

Inleiding en situering<br />

Toepassingsdomein: op te richten industriële gebouwen<br />

• De technische specificaties die opgenomen zijn in<br />

de <strong>bijlage</strong> 6 zijn van toepassing op<br />

De op te richten gebouwen<br />

De uitbreidingen aan bestaand gebouwen<br />

maar beperkt tot het gedeelte van de<br />

uitbreiding<br />

• De basisnormen zijn niet van toepassing op<br />

bestaande gebouwen<br />

Module Instap – Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

en situering


12/15<br />

Inleiding en situering<br />

Toepassingsdomein: op te richten industriële gebouwen<br />

• Op te richten gebouwen = gebouwen die na de<br />

inwerkingtreding van de basisnormen zijn<br />

opgericht of die nog opgericht moeten worden<br />

Module Instap – Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

en situering<br />

UITZONDERING : op te richten<br />

gebouwen waarvoor de bouwaanvraag<br />

ingediend werd voor de inwerkingtreding<br />

van de basisnormen<br />

= BESTAANDE GEBOUWEN


Inleiding en situering<br />

Bijlage 6 is niet van toepassing<br />

13/15<br />

> Kleine industriegebouwen<br />

> maximaal één bouwlaag (een kelder mag ook nog)<br />

> een totale opperlvakte kleiner dan 100 m 2<br />

Bijlage 1 – artikel 11<br />

Bouwlaag : bedoeld wordt de ruimte tussen een vloer en het daarboven<br />

liggend plafond. De bouwlagen gelegen onder het niveau Ei zijn<br />

kelderverdiepingen en komen niet in aanmerking voor het<br />

bepalen van het aantal bouwlagen van een gebouw.<br />

> Constructies die geen gebouwen zijn<br />

Module Instap – Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

en situering


14/15<br />

Inleiding en situering<br />

Bijlage 6 is niet van toepassing<br />

1. Gebouwen die gewoonlijk toegankelijk zijn voor het publiek<br />

> cinema, theaters, sporthal, exposities, showroom,<br />

supermarkten, tuincentra, …<br />

2. Gebouwen bestemd voor diensten<br />

> banken, burelen van een onderneming, …<br />

3. Gebouwen die personen herbergen<br />

> hotels, rusthuizen, ziekenhuizen, …<br />

4. Gebouwen bestemd voor niet-industriële activiteiten (serre voor<br />

persoonlijk kweken van groenten, ...)<br />

> maken geen deel uit van het toepassingsdomein van de<br />

<strong>bijlage</strong>n 2, 3, 4 en 6.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

en situering<br />

Vallen onder het toepassingsdomein<br />

van de <strong>bijlage</strong> 2, 3 of 4


Module Instap<br />

Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

2.1 Classificatie<br />

www.ibz.be


1. Terminologie inzake brandbelasting<br />

Symbolen en terminologie<br />

16/11<br />

> Belangrijkste symbolen en terminologie (erratum KB)<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.1. Indeling


1. Terminologie inzake brandbelasting<br />

Symbolen en terminologie<br />

17/11<br />

> Brandlast Q [MJ]: som van de door de verbranding van<br />

alle brandstoffen vrijgekomen energie<br />

> Variabele brandlast Q var : inhoud<br />

> Permanente brandlast Q perm omhulsel<br />

> Karakteristieke brandbelasting q f,k [MJ/m²]:<br />

brandbelasting per oppervlakte-eenheid<br />

> Maatgevende brandbelasting q f,cl [MJ/m²]: brandbelasting<br />

per oppervlakte-eenheid die rekening houdt met de<br />

gedeeltelijke of totale verbranding van de materialen.<br />

Op basis van de klasse (A, B of C)<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.1. Indeling


2. Klasse van de gebouwen<br />

In functie van de brandbelasting<br />

18/11<br />

> Basispreventienormen opgesteld ongeacht de<br />

bestemming van de gebouwen classificatie<br />

gebaseerd op de maatgevende brandbelasting<br />

Klasse<br />

A q f,cl ≤ 350 MJ/m 2<br />

B 350 MJ/m 2 < q f,cl ≤ 900 MJ/m 2<br />

C qf,cl > 900 MJ/m 2<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.1. Indeling


2. Klassement van de gebouwen<br />

Aandachtspunten<br />

> Een industriegebouw of delen daarvan, opgericht voor een<br />

bepaalde maatgevende brandbelasting of klasse, mag enkel<br />

gebruikt worden voor activiteiten met dezelfde of een lagere<br />

maatgevende brandbelasting of voor activiteiten die leiden tot de<br />

indeling in dezelfde klasse of een klasse met een lagere<br />

maatgevende brandbelasting<br />

19/11<br />

> wijziging van de activiteiten !<br />

> De bouwheer bepaalt de klasse (en de maatgevende<br />

brandbelasting)<br />

> zelfs al weet hij nog niet welke activiteit er zal uitgevoerd worden<br />

> Bij ontstentenis, wordt automatisch verondersteld dat het gebouw<br />

niet uitsluitend voor opslag wordt gebruikt en tot klasse C behoort<br />

> strengste voorschrift!<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.1. Indeling


2. Klassement van de gebouwen<br />

Aandachtspunten<br />

20/11<br />

> Als een industriegebouw uit meerdere<br />

compartimenten bestaat, kan voor ieder<br />

compartiment afzonderlijk de overeenstemmende<br />

klasse worden bepaald<br />

> de specifieke voorschriften gelden slechts voor het<br />

betrokken compartiment<br />

> de gemeenschappelijke delen beantwoorden aan de<br />

strengste voorschriften<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.1. Indeling


3. Bepaling van de klasse volgens officiële lijsten<br />

Volgens vooraf opgestelde officiële lijsten<br />

21/11<br />

> Voor tal van activiteiten werden in ondernemingen al<br />

controles uitgevoerd om de brandbelasting te bepalen<br />

> Deze indicatieve waarden zijn opgelijst zodat de<br />

ontwerper/bouwheer weet waaraan hij zich mag<br />

verwachten zonder de juiste inhoud van het gebouw te<br />

kennen<br />

> hier ook waarde van het percentiel 80 %<br />

> Indien een waarde zich niet in de lijst bevindt, kan ze steeds<br />

berekend worden<br />

> Lijst = inhoud van het gebouw (de brandlast van het<br />

gebouw moet toegevoegd worden als ze bij het begin<br />

bijdragen tot de ontwikkeling van de brand)<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.1. Indeling


3. Bepaling van de klasse volgens berekening<br />

Volgens berekening van de brandbelasting<br />

22/11<br />

1. Berekening van de karakteristieke brandbelasting<br />

> Functie van de oppervlakte, van de massa en de<br />

verbrandingswarmte van de brandbare materialen,…<br />

2. Berekening van de maatgevende brandbelasting<br />

> Functie van de karakteristieke brandbelasintg en van de<br />

verbrandingsfactor<br />

3. Bepaling van de klasse<br />

> Functie van de maatgevende brandbelasting<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.1. Indeling


3. Bepaling van de klasse volgens berekening<br />

Karakteristieke brandbelasting q f,k<br />

23/11<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.1. Indeling


3. Bepaling van de klasse volgens berekening<br />

Maatgevende brandbelasting<br />

24/11<br />

> Maatgevende brandbelasting<br />

q m.<br />

q<br />

f , cl fi,<br />

k<br />

> m verbrandingsfactor van materiaal i die de<br />

efficiëntie van de verbranding uitdrukt<br />

> m = 0,8 voor cellulose materialen<br />

> m = 1 bij gebrek aan gegevens<br />

i m <br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.1. Indeling<br />

<br />

m<br />

i<br />

Q<br />

. Q<br />

i


Module Instap<br />

Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

2.2 Structurele elementen<br />

www.ibz.be


Inhoud: Structurele elementen<br />

> Inleiding – waarom onderscheid in structurele elementen ?<br />

> (voorafgaande) definities <strong>bijlage</strong> 1 en <strong>bijlage</strong> 6<br />

> Impact van onderscheid structurele elementen op R<br />

> Voorbeelden structurele elementen<br />

> Factoren die een rol spelen bij de beoordeling Type I-Type II<br />

26/38<br />

> Constructie-typologie (schematische voorstelling)<br />

> Materialen<br />

> Randvoorwaarden<br />

> Algemene rekenmethode voor de beoordeling<br />

> krachten en verplaatsingen<br />

> Aangrijpende belastingen<br />

> Gedrag bij brand van materialen<br />

> Voorbeelden<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Inhoud: Structurele elementen<br />

> Inleiding – waarom onderscheid in structurele elementen ?<br />

> (voorafgaande) definities <strong>bijlage</strong> 1 en <strong>bijlage</strong> 6<br />

> Impact van onderscheid structurele elementen op R<br />

> Voorbeelden structurele elementen<br />

> Factoren die een rol spelen bij de beoordeling Type I-Type II<br />

27/38<br />

> Constructie-typologie (schematische voorstelling)<br />

> Materialen<br />

> Randvoorwaarden<br />

> Algemene rekenmethode voor de beoordeling<br />

> krachten en verplaatsingen<br />

> Aangrijpende belastingen<br />

> Gedrag bij brand van materialen<br />

> Voorbeelden<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Structurele elementen<br />

28/38<br />

> Stabiliteit staat centraal – veiligheidsoverweging<br />

> Gebruikers en hulpverleners mogen niet bedolven raken bij een instorting<br />

van het gebouw (noodzakelijk gedurende een zekere tijdspanne);<br />

> Bouwdelen en installaties die van belang zijn voor de brandveiligheid mogen<br />

niet beschadigd raken bij een instorting van een deel van het gebouw;<br />

> Het bezwijken van een deel van het gebouw mag:<br />

– de stabiliteit van de compartimentwanden niet nadelig beïnvloeden;<br />

– Mag de veiligheid van de hulpverleners en gebruikers die zich rondom<br />

het gebouw bevinden niet in gedrang brengen.<br />

> onderscheid tussen 2 types structurele elementen – impact bij falen<br />

geldt als uitgangspunt.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Inhoud: Structurele elementen<br />

> Inleiding – waarom onderscheid in structurele elementen ?<br />

> (voorafgaande) definities <strong>bijlage</strong> 1 en <strong>bijlage</strong> 6<br />

> Impact van onderscheid structurele elementen op R<br />

> Voorbeelden structurele elementen<br />

> Factoren die een rol spelen bij de beoordeling Type I-Type II<br />

29/38<br />

> Constructie-typologie (schematische voorstelling)<br />

> Materialen<br />

> Randvoorwaarden<br />

> Algemene rekenmethode voor de beoordeling<br />

> krachten en verplaatsingen<br />

> Aangrijpende belastingen<br />

> Gedrag bij brand van materialen<br />

> Voorbeelden<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Structurele elementen – voorafgaande definities - Bijlage<br />

1,§1.15<br />

30/38<br />

> Structurele elementen: De structurele elementen zijn de bouwelementen<br />

die de stabiliteit van het geheel of van een gedeelte van het gebouw<br />

verzekeren, zoals kolommen, dragende wanden, hoofdbalken, afgewerkte<br />

vloeren en andere essentiële delen die het geraamte of skelet van het<br />

gebouw vormen, en die bij bezwijken aanleiding geven tot<br />

voorschrijdende instorting;<br />

> Voortschrijdende instorting: Voortschrijdende instorting treedt op indien<br />

het bezwijken van een constructieonderdeel aanleiding geeft tot<br />

bezwijken van onderdelen van het gebouw die zich niet bevinden in de<br />

onmiddellijke omgeving van het beschouwde onderdeel en indien de<br />

draagkracht van het overblijvende bouwwerk onvoldoende is om de<br />

optredende belasting te dragen.”<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Structurele elementen – definities – Bijlage 1,§1.15<br />

> Structurele elementen Type II: elementen die bij bezwijken weliswaar<br />

aanleiding geven tot een voortschrijdende instorting, maar NIET over de<br />

compartimentgrenzen heen.<br />

> Structurele elementen Type I: elementen die bij bezwijken aanleiding<br />

geven tot een voortschrijdende instorting die zich kan uitstrekken over de<br />

compartimentgrenzen heen of die aanleiding geeft tot de beschadiging<br />

van de compartimentwanden.<br />

> ! Algemene definities: van toepassing voor alle Bijlagen:<br />

31/38<br />

> Bijlage 2: Lage gebouwen (h < 10 m);<br />

> Bijlage 3: Middelhoge gebouwen (10 < h < 25 m);<br />

> Bijlage 4: Hoge gebouwen (h > 25 m).<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Structurele elementen – onderscheid – HIERARCHIE:<br />

32/38<br />

> Stap 1:<br />

> Dragende bouwelementen die geen structurele elementen zijn;<br />

onderscheid: gevaar op voortschrijdende instorting<br />

> Dragende bouwelementen die structurele elementen zijn;<br />

> Stap 2: ENKEL voor de structurele elementen:<br />

> Type I elementen;<br />

onderscheid:<br />

- grens op gelegd aan voortschrijdende instorting (compartimentwand)<br />

- gevaar op beschadiging compartimentwand<br />

> Type II elementen.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Inhoud: Structurele elementen<br />

> Inleiding – waarom onderscheid in structurele elementen ?<br />

> (voorafgaande) definities <strong>bijlage</strong> 1 en <strong>bijlage</strong> 6<br />

> Impact van onderscheid structurele elementen op R<br />

> Voorbeelden structurele elementen<br />

> Factoren die een rol spelen bij de beoordeling Type I-Type II<br />

33/38<br />

> Constructie-typologie (schematische voorstelling)<br />

> Materialen<br />

> Randvoorwaarden<br />

> Algemene rekenmethode voor de beoordeling<br />

> krachten en verplaatsingen<br />

> Aangrijpende belastingen<br />

> Gedrag bij brand van materialen<br />

> Voorbeelden<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Structurele elementen – onderscheid – IMPACT:<br />

34/38<br />

Stabiliteit bij<br />

brand :<br />

Niet-dragend<br />

Bouwelement<br />

en<br />

geen structurele elementen<br />

Geen eisen<br />

dragend<br />

Stap 1<br />

Structurele elementen<br />

Type II Type I<br />

R t e,d<br />

Stap 2<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen<br />

A : R 60<br />

B/C : R 120


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Structurele elementen – belang van correcte beoordeling:<br />

35/38<br />

> de bouwheer voorziet in gedetailleerde studie waarbij voor elk structureel<br />

element het juiste type bepaald is. De gedetailleerde beschrijving dient<br />

dan ten behoeve van de brandweer bijgevoegd te worden. Bij<br />

ontstentenis van deze beschrijving, worden alle structurele elementen in<br />

type I ingedeeld;<br />

> Echter: het is niet steeds even eenvoudig om voor een bepaald<br />

structureel element te bepalen tot welk type het behoort. Het is immers<br />

geen eigenschap van het structureel element zelf, maar hangt samen met<br />

de belasting, de afmeting, de verbindingen, ….<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Structurele elementen – belang van correcte beoordeling:<br />

36/38<br />

Type I R 60<br />

R 120<br />

Minimaal vereiste brandweerstand voor structurele elementen<br />

Voor een gebouw of deel ervan van klasse A (qfi,d 350 MJ/m²)<br />

Voor een gebouw of deel ervan van klasse B of C<br />

(qfi,d>350MJ/m²)<br />

Type II R te,d Algemene regel<br />

“Geen R bepaald” (impliciet R 15)<br />

R 30 (of hoger)<br />

Enkel voor type oplossingen in<br />

functie van de grootte van het<br />

compartiment<br />

Opm. R 30 Tussenvloeren en hun<br />

draagstructuur<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Structurele elementen – belang van correcte beoordeling:<br />

> Onderscheid niet steeds even eenvoudig.<br />

ingaan op de factoren die een rol spelen in deze evaluatie.<br />

ingaan op constructieve achtergrond nodig voor de beoordeling<br />

voorbeelden van concrete toepassingen/oplossingen ter illustratie.<br />

Beoogt: objectieve interpretatie mogelijk maken<br />

37/38<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Inhoud: Structurele elementen<br />

> Inleiding – waarom onderscheid in structurele elementen ?<br />

> (voorafgaande) definities <strong>bijlage</strong> 1 en <strong>bijlage</strong> 6<br />

> Impact van onderscheid structurele elementen op R<br />

> Voorbeelden structurele elementen<br />

> Factoren die een rol spelen bij de beoordeling Type I-Type II<br />

38/38<br />

> Constructie-typologie (schematische voorstelling)<br />

> Materialen<br />

> Randvoorwaarden<br />

> Algemene rekenmethode voor de beoordeling<br />

> krachten en verplaatsingen<br />

> Aangrijpende belastingen<br />

> Gedrag bij brand van materialen<br />

> Voorbeelden<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Structurele elementen – enkele voorbeelden<br />

39/38<br />

Liggers, windverbanden, kolommen: dragende<br />

bouwelementen die structurele elementen zijn.<br />

Gordingen: dragende<br />

bouwelementen die geen<br />

structurele elementen zijn<br />

Knikverkorters: dragende<br />

bouwelementen die geen<br />

structurele elementen zijn<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Structurele elementen – enkele voorbeelden<br />

40/38<br />

Dakplaten: dragende bouwelementen die geen<br />

structurele elementen zijn.<br />

Liggers, windverbanden, kolommen: dragende<br />

bouwelementen die structurele elementen zijn.<br />

Gevelbekleding: dragende bouwelementen die<br />

geen structurele elementen zijn.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Structurele elementen – enkele voorbeelden<br />

41/38<br />

Liggers, kolommen, windverbanden: dragende<br />

bouwelementen die structurele elementen zijn.<br />

Dakplaten: dragende bouwelementen die<br />

geen structurele elementen zijn.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Inhoud: Structurele elementen<br />

> Inleiding – waarom onderscheid in structurele elementen ?<br />

> (voorafgaande) definities <strong>bijlage</strong> 1 en <strong>bijlage</strong> 6<br />

> Impact van onderscheid structurele elementen op R<br />

> Voorbeelden structurele elementen<br />

> Factoren die een rol spelen bij de beoordeling Type I-Type II<br />

42/38<br />

> Constructie-typologie (schematische voorstelling)<br />

> Materialen<br />

> Randvoorwaarden<br />

> Algemene rekenmethode voor de beoordeling<br />

> krachten en verplaatsingen<br />

> Aangrijpende belastingen<br />

> Gedrag bij brand van materialen<br />

> Voorbeelden<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Structurele elementen – beoordeling:<br />

43/38<br />

> Bij de bepaling van de stabiliteit bij brand van de structurele elementen<br />

dient rekening gehouden te worden met algemene stabiliteit van het<br />

gebouw en de invloed van de structurele elementen op elkaar.<br />

> Verschillende aspecten zijn van belang:<br />

> De constructieve opbouw van de industriebouw, met specifieke aandacht<br />

voor:<br />

– De gebruikte constructiematerialen voor welbepaalde onderdelen;<br />

– De mechanische randvoorwaarden ter hoogte van verbindingen en<br />

aansluiting met de fundering;<br />

> De aangrijpende belastingen en meer bepaald de belastingen die in rekening<br />

moeten gebracht worden in geval van brand (een accidentele belasting);<br />

> Het gedrag bij brand van de gebruikte constructiematerialen.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Inhoud: Structurele elementen<br />

> Inleiding – waarom onderscheid in structurele elementen ?<br />

> (voorafgaande) definities <strong>bijlage</strong> 1 en <strong>bijlage</strong> 6<br />

> Impact van onderscheid structurele elementen op R<br />

> Voorbeelden structurele elementen<br />

> Factoren die een rol spelen bij de beoordeling Type I-Type II<br />

44/38<br />

> Constructie-typologie (schematische voorstelling)<br />

> Materialen<br />

> Randvoorwaarden<br />

> Algemene rekenmethode voor de beoordeling<br />

> krachten en verplaatsingen<br />

> Aangrijpende belastingen<br />

> Gedrag bij brand van materialen<br />

> Voorbeelden<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Schematische voorstelling bouwelementen<br />

45/38<br />

Compartimentwand<br />

Schijfwerking: Type I<br />

Schijfwerking: Type II<br />

Windverband: Type I<br />

Windverband: Type II<br />

Structureel element: Type I<br />

Structureel element: Type II<br />

Niet-structureel element<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen<br />

Stijve verbinding<br />

Scharnierende verbinding<br />

Roloplegging<br />

Flexibele verbinding met<br />

een zekere veerstijfheid


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Schematische voorstelling bouwelementen – voorbeeld 1<br />

46/38<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Schematische voorstelling bouwelementen – voorbeeld 2<br />

47/38<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen<br />

Liggers, kolommen, vloer: dragende<br />

elementen die structurele elementen zijn<br />

van type I.


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Schematische voorstelling bouwelementen<br />

48<br />

> Primaire draagconstructie staat in voor:<br />

> Dwarse stabiliteit;<br />

> Langse stabiliteit<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Schematische voorstelling bouwelementen<br />

49/38<br />

> Dwarse stabiliteit;<br />

> Als het aanpalende compartiment niet volledig tot de koude constructie<br />

behoort: type I. De stabiliteit van de koude constructie is niet gegarandeerd,<br />

voortschrijdend falen behoort tot de mogelijkheden;<br />

> Als het aanpalende compartiment wel tot de koude constructie behoort, is<br />

bijkomende informatie noodzakelijk om het onderscheid te kunnen maken<br />

tussen structurele elementen van type I dan wel van type II:<br />

<br />

Compartiment 1<br />

koud<br />

Compartiment 1:<br />

kan horizontale krachten (F)<br />

opnemen;<br />

is compatibel met verplaatsingen<br />

Compartiment 2 – brandende<br />

compartiment<br />

F<br />

<br />

Compartiment 2 en 3:<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen<br />

Compartiment 3<br />

koud<br />

Tussenkolom behoort tot warme<br />

constructie – leidt tot voortschrijdend<br />

falen over compartiment wand heen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Schematische voorstelling bouwelementen<br />

50/38<br />

> Dwarse stabiliteit;<br />

> De krachtswerking (F) van het warme gedeelte op het koude gedeelte moet<br />

onderzocht worden en bij het ontwerp ervan moet gegarandeerd worden dat<br />

de optredende trek- en drukkrachten kunnen opgenomen worden;<br />

> Ook de verplaatsingen () in trek en druk dienen opgenomen te kunnen<br />

worden door het koude gedeelte, wat eisen oplegt aan de flexibiliteit van de<br />

compartimentwand alsook aan de hechting van deze compartimentwand aan<br />

Compartiment 1<br />

de koud koude constructie.<br />

<br />

Compartiment 1:<br />

kan horizontale krachten (F)<br />

opnemen;<br />

is compatibel met verplaatsingen<br />

()<br />

Compartiment<br />

compartiment<br />

2 – brandende<br />

F<br />

<br />

Compartiment 2 en 3:<br />

Compartiment 3<br />

koud<br />

Tussenkolom behoort tot warme<br />

constructie – leidt tot voortschrijdend<br />

falen over compartiment wand heen<br />

of tot schade aan<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Schematische voorstelling bouwelementen<br />

51/38<br />

> Dwarse stabiliteit;<br />

F<br />

<br />

Compartiment 1:<br />

Tussenkolom behoort tot koude<br />

constructie<br />

én: kan horizontale krachten (F)<br />

opnemen;<br />

én: is compatibel met verplaatsingen<br />

();<br />

Structureel element TYPE II<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen<br />

Compartiment 2 en 3:<br />

Tussenkolom behoort tot warme<br />

constructie – leidt tot voortschrijdend<br />

falen over compartiment wand heen of<br />

tot schade aan compartimentwand.<br />

Structureel element TYPE I


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Schematische voorstelling bouwelementen<br />

52/38<br />

> Langse stabiliteit wordt verzekerd door bijvoorbeeld:<br />

> Windverbanden: daarbij moet uitdrukkelijk verwezen worden naar een<br />

stabiele driehoek (diagonalen, kolommen en drukschoor), waarbij symbolisch<br />

vaak enkel de aandacht op de diagonalen wordt gericht;<br />

> Raamwerk in langse richting.<br />

Stabiliteit door verbanden in dak en<br />

langsgevel.<br />

Stabiliteit door verbanden in dak en<br />

door portiek in langsgevel.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Schematische voorstelling bouwelementen<br />

53/38<br />

> Langse stabiliteit:<br />

> windverbanden structurele elementen van type II zijn, moeten ze steeds in<br />

alle compartimenten voorzien worden opdat hun schorende werking<br />

behouden blijft bij brand.<br />

Compartiments-<br />

Mur coupe-feu<br />

wand<br />

Uiteinde van<br />

het gebouw<br />

Brandmuur Mur CF brandmuur<br />

Uiteinde van<br />

het gebouw<br />

windverbanden<br />

Windverbanden<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen<br />

Verdubbeling<br />

systeem van<br />

windverbanden<br />

Uiteinde van<br />

het gebouw<br />

Brandmuur<br />

Systeem van koude<br />

windverbanden<br />

Brandmuur<br />

brandmuur<br />

Uiteinde van<br />

het gebouw<br />

Verdubbeling<br />

systeem van<br />

windverbanden<br />

Verdubbeling<br />

systeem van<br />

windverbanden


Inhoud: Structurele elementen<br />

> Inleiding – waarom onderscheid in structurele elementen ?<br />

> (voorafgaande) definities <strong>bijlage</strong> 1 en <strong>bijlage</strong> 6<br />

> Impact van onderscheid structurele elementen op R<br />

> Voorbeelden structurele elementen<br />

> Factoren die een rol spelen bij de beoordeling Type I-Type II<br />

54/38<br />

> Constructie-typologie (schematische voorstelling)<br />

> Materialen<br />

> Randvoorwaarden<br />

> Algemene rekenmethode voor de beoordeling<br />

> krachten en verplaatsingen<br />

> Aangrijpende belastingen<br />

> Gedrag bij brand van materialen<br />

> Voorbeelden<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Dwarse en langse stabiliteit – algemene rekenmethode:<br />

55/38<br />

> Voor deze controle baseert men zich op de rekenmethodes die worden<br />

aangereikt binnen de Europese ontwerpnormen<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

56/38<br />

Basis EN1990 Ontwerpbeginselen:<br />

grenstoestanden<br />

structurele veiligheid,<br />

EN1991 Belastingen op constructies<br />

Constructiematerialen<br />

EN1997<br />

EN1999<br />

EN1992<br />

EN1993<br />

EN1994<br />

EN1995<br />

EN1996<br />

EN1999<br />

Geotechnisch ontwerp<br />

Seismisch ontwerp<br />

Deel 1-1 Deel 1-2<br />

Algemene ontwerpregels<br />

voor gebouwen<br />

bij<br />

omgevingstemperatuur<br />

Betonnen constructies<br />

Stalen constructies<br />

Gemengde staal-beton constructies<br />

Houten constructies<br />

Metselwerk constructies<br />

Aluminium constructies<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen<br />

Ontwerp-regels voor<br />

gebouwen<br />

bij<br />

brand


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Dwarse en langse stabiliteit – algemene rekenmethode:<br />

57/38<br />

> De uit te voeren controle bestaat uit de verificatie van het niet bezwijken<br />

in de uiterste grenstoestand (UGT) van het niet-brandende gedeelte van<br />

het gebouw in de volgende omstandigheden:<br />

> Materiaaleigenschappen – buitengewoon (accidenteel);<br />

> De uitwendige belastingen – buitengewoon (accidenteel);<br />

> Er moet rekening gehouden worden met de bijkomende krachten<br />

uitgeoefend door het bezwijkende gedeelte op het niet-brandende<br />

compartiment. Vaak is het begroten van deze krachten die de principiële<br />

moeilijkheid van de verificatie uitmaken;<br />

> Het is noodzakelijk om te verifiëren of de optredende verplaatsingen<br />

vanuit het brandende gedeelte geen gevaar betekenen voor de<br />

compartimentering verzekerd door compartimentwanden.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Dwarse en langse stabiliteit – algemene rekenmethode:<br />

Analyse per element Globale analyse van de constructie<br />

•Onafhankelijk van gedrag van constructie<br />

•Eenvoudig te gebruiken<br />

•Algemeen toegepast bij blootstelling aan<br />

nominale brand<br />

58/38<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen<br />

•Interactie tussen verschillende delen van de<br />

constructie<br />

•Rol van de compartimentering<br />

•Globale stabiliteit


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> Dwarse en langse stabiliteit – algemene rekenmethode:<br />

Analyse per element<br />

Analyse van delen<br />

van de constructie<br />

Analyse van de<br />

gehele constructie<br />

59/38<br />

Tabelwaarden Vereenvoudigde<br />

rekenmodellen<br />

Ja, voor standaard<br />

ISO 384 brand<br />

Ja<br />

neen Ja, indien<br />

beschikbaar<br />

Geavanceerde<br />

rekenmethodes<br />

JA<br />

JA<br />

Niet toepasbaar Niet toepasbaar JA<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> algemene rekenmethode<br />

60/38<br />

> belastingen: bij accidentele ontwerpsituaties<br />

> Bij brand zal geen sneeuwlast in rekening worden gebracht;<br />

> Bij brand wordt een gereduceerde windlast ingerekend ten belope van<br />

20% van de windlast in blijvende ontwerpsituatie.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen


Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

> algemene rekenmethode<br />

61/38<br />

> Portiek bij brand<br />

> Fase 1: dilatatie<br />

> Fase 2: verlies<br />

draagvermogen -<br />

kettinglijn<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.2.<br />

Structurele elementen<br />

Fase 1: dilatatie van ligger<br />

Fase 2: Vorming van kettinglijn<br />

H H


Module Instap<br />

Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

2.3. Equivalente tijdsduur t e,d<br />

www.ibz.be


Hoofdstuk 1 – Inleiding<br />

> Artikel 3.1 van het K.B. legt op dat de structurele elementen van<br />

type II bij blootstelling aan de standaard temperatuur-tijdkromme<br />

niet mogen instorten binnen een tijdspanne gelijk aan de<br />

equivalente tijdsduur t e,d bepaald op basis van de NBN EN<br />

1991-1-2:2003.<br />

> V1: Wat is een equivalente tijdsduur?<br />

> V2: Hoe wordt de waarde ervan berekend?<br />

63/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk 2 – Het concept van de equivalente tijdsduur<br />

> Wat is een equivalente tijdsduur?<br />

> De equivalente tijd is de duur van de ISO brand die aan een<br />

element van de constructie dezelfde strengheid oplegt als de<br />

natuurlijke brand die in een bepaald compartiment zou<br />

plaatsvinden.<br />

64/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk 2 – Het concept van de equivalente tijdsduur<br />

3 fysische grootheden<br />

die een invloed hebben<br />

op de natuurlijke brand<br />

Hoeveelheid brandbare materie<br />

Openingen in de wanden<br />

Aard van de wanden<br />

3 parameters<br />

Q<br />

O<br />

b<br />

65/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur<br />

1 formule<br />

NBN EN 1991-1-2<br />

Bijlage F<br />

1 equivalente<br />

tijdsduur<br />

t e,d = …


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

t q k w<br />

e,d f,d b f<br />

66/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

> Ontwerpbrandbelasting q f,d<br />

> Zie <strong>bijlage</strong> E van de EN 1991-1-2<br />

qf,d qf,k m q1 q2 n<br />

67/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur<br />

te,d qf,d kb wf


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

qf,d qf,k m q1 q2 n<br />

te,d qf,d kb wf<br />

q f,k is de karakteristieke brandbelasting per eenheid vloeroppervlak.<br />

> m houdt rekening met het verbrandingsgedrag als functie van de gebruiksfunctie<br />

en de soort brandbelasting.<br />

68/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

qf,d qf,k m q1 q2 n<br />

te,d qf,d kb wf<br />

> q1 is een factor waarmee het risico op het ontstaan van brand op basis van de<br />

grootte van het compartiment wordt uitgedrukt.<br />

69/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

qf,d qf,k m q1 q2 n<br />

Vloeroppervlakte Af<br />

[m 2 ] van het<br />

compartiment<br />

25 (**)<br />

250 (**)<br />

2 100 0,55<br />

2 500 0,67<br />

5 000 0,88<br />

10 000 1,03<br />

20 000 1,16<br />

50 000 1,32<br />

75 000 1,39<br />

100 000 1,44<br />

150 000 1,51<br />

te,d qf,d kb wf<br />

Risico van<br />

ontstaan<br />

van brand q1<br />

70/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

> q2<br />

qf,d qf,k m q1 q2 n<br />

= 1,00 voor de toepassing in het kader van Bijlage 6<br />

71/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur<br />

te,d qf,d kb wf


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

qf,d qf,k m q1 q2 n<br />

te,d qf,d kb wf<br />

> n is een factor, zelf het product van 10 deelfactoren, die elk verschillende actieve<br />

brandbeveiligingssystemen (sprinkler, detectie, automatisch alarm, brandweer …) in<br />

rekening brengen.<br />

72/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

qf,d qf,k m q1 q2 n<br />

ni<br />

te,d qf,d kb wf<br />

Functie van actieve brandbeveiligingssystemen<br />

Automatische brandbestrijding<br />

Automatisch<br />

brandblussysteem: n1 = 0,61<br />

Onafhankelijke watertoevoer: 0 n2 = 1,00<br />

1 n2 = 0,87<br />

2 n2 = 0,70<br />

Automatische branddetectie<br />

Automatische branddetectie en –alarm<br />

Door hitte n3 = 0,87 en n4 = 1,00<br />

Door rook (of beiden) n3 = 1,00 en n4 = 0,73<br />

Automatische alarmmelding bij brandweer n5 = 0,87<br />

Handmatige brandbestrijding<br />

73/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur<br />

Bedrijfsbrandweer n6 = 0,61 en n7 = 1,00<br />

Openbare brandweer n6 = 1,00 en n7 = 0,78<br />

Veilige aanrijroutes n8 = 0,90 (*) of 1,00 (**) of 1,50 (***)<br />

Brand-blusmiddelen n9 = 1,00 (**) of 1,50 (***)<br />

Rookafvoersysteem n10 = 1,00 (**) of 1,50 (***)<br />

(*) Indien trappenhuizen bij brandalarm onder overdruk worden gezet<br />

(**) Indien de normale brandbeveiligingssystemen aanwezig zijn<br />

(***) Indien deze normale brandbeveiligingssystemen niet aanwezig zijn


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

te,d qf,d kb wf<br />

> Deze factor geeft het feit weer dat de massievere muren meer<br />

energie absorberen wanneer zij verhit worden.<br />

> Bij afwezigheid van uitvoerige evaluatie, kan men bij gebrek de<br />

strengste waarde nemen kb = 0,07<br />

> Anders, kan deze factor bepaald worden uit onderstaande tabel,<br />

waarbij kb functie is van de warmte-eigenschappen van de<br />

wanden.<br />

b kb<br />

J/m²s 0.5 K m² min / MJ<br />

b < 720 0,070<br />

720 ≤ b ≤ 2 500 0,055<br />

2 500 < b 0,040<br />

74/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur<br />

b c


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

b c<br />

Materiaal ρ λ c b kb<br />

Licht beton 1600 0,80 840 1037 0,055<br />

Normaal beton 2300 1,60 1000 1918 0,055<br />

Zware baksteen 2000 1,00 1000 1414 0,055<br />

Normale baksteen 1600 0,70 840 969 0,055<br />

Lichte<br />

geperforeerde<br />

baksteen<br />

700 0,15 840 297 0,070<br />

Graniet steen 2600 2,90 1000 2746 0,040<br />

Gipskarton platen 900 0,25 1000 474 0,070<br />

Glaswol en<br />

rotswol<br />

60 0,037 1030 48 0,070<br />

Normaal hout 450 0.1 1113 703 0,070<br />

75/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur<br />

te,d qf,d kb wf


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

b c<br />

te,d qf,d kb wf<br />

> Als de materialen van de verschillende wanden, muren, plafond<br />

en vloer verschillend zijn, elk met oppervlakte A i.<br />

b<br />

<br />

<br />

i<br />

<br />

i<br />

bA<br />

i i<br />

76/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur<br />

A<br />

i


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

te,d qf,d kb wf<br />

> Deze factor geeft het feit weer dat de ventilatie een grote rol<br />

speelt op de ontwikkeling van de temperaturen in een lokaal<br />

waar brand heerst<br />

> door de inbreng van zuurstof noodzakelijk voor de verbranding<br />

> door de evacuatie van de energie die met de warme gassen ontsnapt.<br />

77/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk 3 – Het model van Bijlage 6<br />

w<br />

f<br />

4<br />

0,4 <br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

0.3<br />

6 <br />

V<br />

0,6290 0,5<br />

H 1<br />

bVh<br />

<br />

H is de hoogte van het brandcompartiment;<br />

te,d qf,d kb wf<br />

V AVAf is de verhouding van de oppervlakte van de verticale openingen in de<br />

wanden Av en de vloeroppervlakte van het compartiment Af, waarbij<br />

als begrenzing 0,025 V 0,250 dient<br />

gerespecteerd te worden;<br />

h AhAf is de verhouding van de oppervlakte van de horizontale openingen in<br />

het dak Ah en de vloeroppervlakte van het compartiment Af;<br />

<br />

b 12,5 110 ² 10<br />

V V V<br />

78/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk – Voorbeeld<br />

Vooraanzicht<br />

79/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur<br />

90<br />

Bovenaanzicht<br />

H = 11<br />

66


Hoofdstuk 4 – Voorbeeld<br />

qf,d qf,k m q1 q2 n<br />

q f,k = 900 MJ/m²<br />

te,d qf,d kb wf<br />

Omdat gewenst is dat het gebouw in de toekomst kan gebruikt worden<br />

voor alle activiteiten van klasse A en deze van klasse B.<br />

80/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk 4 – Voorbeeld<br />

qf,d qf,k m q1 q2 n<br />

Vloeroppervlakte: A f = 66 x 90 = 5 940 m²<br />

Vloeroppervlakte A f<br />

[m²] van het<br />

compartiment<br />

<br />

5 000 0,88<br />

10 000 1,03<br />

q1<br />

<br />

10 Af<br />

<br />

<br />

10 <br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

log log 5000<br />

0,88 1,03 0,88 log 10000 log 5000<br />

<br />

<br />

10 10<br />

log 5940 5000<br />

10<br />

0,88 1,03 0,88<br />

log10 10000 5000<br />

0,917<br />

Risico op het<br />

onstaan van brand<br />

q1<br />

81/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur<br />

te,d qf,d kb wf


ni<br />

Functie van actieve brandbeveiligingssystemen<br />

Automatische brandbestrijding<br />

Automatisch<br />

brandblussysteem: n1 = 0,61<br />

Onafhankelijke watertoevoer: 0 n2 = 1,00<br />

1 n2 = 0,87<br />

2 n2 = 0,70<br />

Automatische branddetectie<br />

Automatische branddetectie en –alarm<br />

Door hitte n3 = 0,87 en n4 = 1,00<br />

Door rook (of beiden) n3 = 1,00 en n4 = 0,73<br />

Automatische alarmmelding bij brandweer n5 = 0,87<br />

Handmatige brandbestrijding<br />

Bedrijfsbrandweer n6 = 0,61 en n7 = 1,00<br />

Openbare brandweer n6 = 1,00 en n7 = 0,78<br />

Veilige aanrijroutes n8 = 0,90 (*) of 1,00 (**) of 1,50 (***)<br />

Brand-blusmiddelen n9 = 1,00 (**) of 1,50 (***)<br />

Rookafvoersysteem n10 = 1,00 (**) of 1,50 (***)<br />

(*) Indien trappenhuizen bij brandalarm onder overdruk worden gezet<br />

(**) Indien de normale brandbeveiligingssystemen aanwezig zijn<br />

(***) Indien deze normale brandbeveiligingssystemen niet aanwezig zijn<br />

82/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur<br />

δ n1 en δ n2 = 1,0 omdat men<br />

veronderstelt dat er geen<br />

automatisch brandblussysteem is<br />

Algemene branddetectie volgens<br />

de geldende normen , door rook;<br />

d n3 = 1,00 en d n4 = 0,73.<br />

alarm automatisch<br />

doorgeschakeld naar de<br />

brandweer; δ n5 = 0,87<br />

Geen<br />

bedrijfsbrandweerlieden;<br />

openbare brandweer: δ n6 =<br />

1,00 en d n7 = 0,78.<br />

Normale maatregelen tegen<br />

brand zijn aanwezig;<br />

n8 = n9 = n10 = 1,00.


δ n = δ 1 × ... × δ 10 = 0,73 × 0,78 x 0,87 = 0,495<br />

83/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur<br />

δ n1 en δ n2 = 1,0 omdat men<br />

veronderstelt dat er geen<br />

automatisch brandblussysteem is<br />

Algemene branddetectie volgens<br />

de geldende normen , door rook;<br />

d n3 = 1,00 en d n4 = 0,73.<br />

alarm automatisch<br />

doorgeschakeld naar de<br />

brandweer; δ n5 = 0,87<br />

Geen<br />

bedrijfsbrandweerlieden;<br />

openbare brandweer: δ n6 =<br />

1,00 en d n7 = 0,78.<br />

Normale maatregelen tegen<br />

brand zijn aanwezig;<br />

n8 = n9 = n10 = 1,00.


Hoofdstuk 4 – Voorbeeld<br />

qf,d qf,k m q1 q2 n<br />

q f,k = 900 MJ/m²<br />

<br />

q1<br />

d n = 0,495<br />

0,917<br />

te,d qf,d kb wf<br />

m = 1,0 omdat niet gegarandeerd kan worden dat de brandbelasting<br />

van cellulose-achtige aard is.<br />

q f,d = 900 × 1,00 × 0,917 × 0,495 = 408 MJ/m²<br />

84/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk 4 – Voorbeeld<br />

te,d qf,d kb wf<br />

Het gebouw bevat 10 deuren van 2,20 m hoogte en van 5,20 m<br />

breedte die men geopend bij de brand veronderstelt.<br />

a V = 10 × 2,20 × 5,20 / 2 × (66 + 90) × 11 = 114,4 / 3432 = 0,033<br />

Het gebouw bevat eveneens rookafvoerkleppen in het dak over 2% van<br />

zijn oppervlakte.<br />

a h = 0,02<br />

85/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk 4 – Voorbeeld<br />

a V = 10 × 2,20 × 5,20 / 2 × (66 + 90) × 11 = 114,4 / 3432 = 0,033<br />

a h = 0,02<br />

b V = 12,5 ( 1 + 10 × 0,033 – 0,033 2 ) = 16,6<br />

w f = (6/11) 0,3 [ 0,62 + 90 (0,4 - 0,033) 4 / (1 + 16,6 × 0,02) ] = 1,539<br />

86/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur<br />

te,d qf,d kb wf


Hoofdstuk 4 – Voorbeeld<br />

Voor de vloer in beton: b = (1000x2300x1,60) 0.5 = 1918<br />

A f = 5940 m²<br />

te,d qf,d kb wf<br />

Voor de wanden in sandwichpanelen: b = (1030x60x0,037) 0.5 = 48<br />

A V = 5940 × 0,98 + 3432 – 114.4 = 9 139 m²<br />

b = (1918 x 5940 + 48 x 9139) / (5940 + 9139)<br />

= ( 11 392 290 + 438 672 ) / 15 079 = 785<br />

=> k b = 0,055<br />

87/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Hoofdstuk 4 – Voorbeeld<br />

te,d qf,d kb wf<br />

t e,d = 0,055 x 408 x 1,539 = 34 minuten en 32 seconden<br />

88/29 Module Instap - Hoofdstuk 2.3. -<br />

Equivalente tijsduur


Module Instap<br />

Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

2.4. Grootte van de compartimenten<br />

www.ibz.be


2.4. Grootte van de compartimenten<br />

> doel compartimentering ?<br />

> snelheid van brandontwikkeling beperken,<br />

> verspreiding van brand en rook in het gebouw beperken.<br />

> nut compartimentering ?<br />

90/7<br />

> personen in het getroffen compartiment en in naburige compartimenten<br />

hebben voldoende tijd om te vluchten,<br />

> brandweer kan de brand beheersen voordat deze te groot wordt.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.4. -<br />

Compartimenten


2.4. Grootte van de compartimenten<br />

> maximale oppervlakte in functie van de brandbelasting<br />

91/7<br />

> de oppervlakte van een industriegebouw of van een compartiment daarvan<br />

wordt beperkt in functie van<br />

– de totale brandbelasting<br />

– het al dan niet gesprinklerd zijn van een gebouw (zes maal zoveel voor<br />

een gesprinklerd gebouw)<br />

Max. totale brandbelasting<br />

≤ 5 700 GJ niet-gesprinklerd<br />

≤ 34 200 GJ gesprinklerd<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.4. -<br />

Compartimenten


2.4. Grootte van de compartimenten<br />

> maximaal toelaatbare oppervlakte<br />

92/7<br />

> de maximaal toelaatbare oppervlakte wordt bepaald door deling van de<br />

energiewaarden voor de maximale brandlast door de maatgevende<br />

brandbelasting q fi,cl<br />

Max. toelaatbare oppervlakte<br />

A<br />

A<br />

max<br />

max<br />

5,7 10<br />

<br />

q<br />

fi, cl<br />

34,2 10<br />

<br />

q<br />

fi, cl<br />

6<br />

6<br />

niet-gesprinklerd<br />

gesprinklerd<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.4. -<br />

Compartimenten


2.4. Grootte van de compartimenten<br />

> maximaal toelaatbare oppervlakte<br />

93/7<br />

> indien de brandweerstand van de structurele elementen van type II kleiner is<br />

dan R 30, is deze toelaatbare oppervlakte bovendien beperkt als gevolg van<br />

R van structurele elementen omdat t e,d ook afhankelijk is van de oppervlakte.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.4. -<br />

Compartimenten


2.4. Grootte van de compartimenten<br />

> maximaal toelaatbare oppervlakte<br />

94/7<br />

> de maatgevende brandbelasting q fi,cl: de berekening van de<br />

maatgevende brandbelasting gebeurt zonder rekening te houden<br />

met de correctiefactoren q1, q2, ni<br />

> de verschillen tussen de voorschriften op A max (bv. al dan niet<br />

gesprinklerd) weerspiegelen in meer of mindere mate de factoren<br />

die invloed hebben op de correctiefactoren q1, q2 en ni<br />

• q1 : risico op ontstaan van brand in functie van de<br />

vloeroppervlakte van het compartiment<br />

• q2 : risico op ontstaan van brand in functie van de<br />

gebruiksfunctie die overeenkomt met de gevaarklasse van<br />

ontstaan van brand<br />

• ni : risico op ontstaan van brand in functie van actieve<br />

maatregel van brandbestrijding (i = 1, … ,10)<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.4. -<br />

Compartimenten


Industriegebouwen<br />

Bijlage 6 – KB 7/7/1994<br />

www.ibz.be


Module Instap<br />

Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

2.5. Bepaling van aantal tussenvloeren<br />

www.ibz.be


2.5. Bepaling van aantal tussenvloeren<br />

> maximaal toelaatbare oppervlakte bij tussenvloeren<br />

97/10<br />

> de maximaal toelaatbare oppervlakte wordt verminderd door<br />

vermenigvuldiging met de volgende waarden<br />

Aantal tussenvloeren Reductiefactor<br />

1 0,75<br />

2 0,5<br />

3 0,25<br />

Meer dan 3 0,2<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.5. –<br />

Tussenvloeren


2.5. Bepaling van aantal tussenvloeren<br />

> maximaal toelaatbare oppervlakte bij tussenvloeren<br />

98/10<br />

> tussenvloer: een horizontale gesloten vloer in een compartiment,<br />

die niet uitsluitend voor circulatie gebruikt wordt maar waarop ook<br />

goederen en machines geplaatst kunnen zijn<br />

> het aantal tussenvloeren is het maximaal aantal tussenvloeren dat<br />

door een willekeurige verticale lijn wordt doorlopen<br />

1 2<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.5. –<br />

Tussenvloeren


2.5. Bepaling van aantal tussenvloeren<br />

99/10<br />

> een open vloer is voorzien van gelijkmatig verdeelde openingen die<br />

minstens 25 % van de oppervlakte bestrijken; die vloer wordt niet als<br />

tussenvloer beschouwd<br />

> wanneer er in een compartiment meerdere tussenvloeren en/of open<br />

vloeren zijn, dan wordt het oppervlak A bepaald door de oppervlakte van<br />

de tussenvloeren en niet van de open vloeren<br />

> de brandbelasting op de open vloeren wordt wel meegeteld voor de<br />

vloeroppervlakte die zich eronder bevindt omdat het vuur zich evengoed<br />

verspreidt via de open vloeren, als via de rekken<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.5. –<br />

Tussenvloeren


2.5. Bepaling van aantal tussenvloeren<br />

> maximaal toelaatbare oppervlakte bij gebouwen of<br />

bouwdelen bestaande uit meerdere boven elkaar<br />

gelegen compartimenten<br />

100/10<br />

> de maximaal toelaatbare oppervlakte wordt verminderd door<br />

vermenigvuldiging met de volgende waarden<br />

Meerdere compartimenten gelegen boven E i<br />

(Laag of middelhoog gebouw)<br />

Meerdere compartimenten gelegen boven E i<br />

(Hoog gebouw)<br />

Compartiment gelegen onder E i<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.5. –<br />

Tussenvloeren<br />

Reductiefactor<br />

0,25<br />

0,1<br />

0,1


2.5. Bepaling van aantal tussenvloeren<br />

> maximaal toelaatbare oppervlakte bij gebouwen of bouwdelen<br />

met:<br />

101/10<br />

> tussenvloeren<br />

> meerdere boven elkaar gelegen compartimenten<br />

> de maximaal toelaatbare oppervlakte wordt gereduceerd door<br />

vermenigvuldiging van beide factoren<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.5. –<br />

Tussenvloeren


2.5. Bepaling van aantal tussenvloeren<br />

102/10<br />

> voorbeeld: 2 compartimenten boven elkaar in laag of middelhoog<br />

industriegebouw<br />

Aantal tussenvloeren<br />

1<br />

0,75 x 0,25 = 0,188<br />

0,50 x 0,25 = 0,125<br />

1,00 x 0,10 = 0,100<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.5. –<br />

Tussenvloeren<br />

1<br />

2<br />

Het aantal tussenvloeren is<br />

het maximaal aantal<br />

tussenvloeren dat door een<br />

willekeurige verticale lijn<br />

wordt doorlopen


2.5. Bepaling van aantal tussenvloeren<br />

103/10<br />

> voorbeeld: 2 compartimenten boven elkaar in laag of middelhoog<br />

industriegebouw<br />

> stel q fi,cl=350 MJ/m 2 (bovengrens klasse A) →A max=16286m 2 (nietgesprinklerd<br />

gebouw)<br />

Aantal tussenvloeren<br />

1<br />

2036 m 2<br />

0,50 x 0,25 = 0,125<br />

0,75 x 0,25 = 0,188<br />

Open vloer<br />

3053 m2 Module Instap – Hoofdstuk 2.5. –<br />

Tussenvloeren<br />

2<br />

1<br />

De som van de oppervlakte<br />

van de vloer van het<br />

bovenste compartiment en<br />

de tussenvloeren mag<br />

slechts 2036 m 2 bedragen<br />

Bij de gegeven<br />

maatgevende<br />

brandbelasting mag de som<br />

van de oppervlakte van de<br />

vloer van het onderste<br />

compartiment en de<br />

tussenvloer 3053 m 2<br />

bedragen


2.5. Bepaling van aantal tussenvloeren<br />

104/10<br />

> voorbeeld: 2 compartimenten boven elkaar in laag of middelhoog<br />

industriegebouw, waarbij 1 compartiment zich onder het maaiveld bevindt<br />

Aantal tussenvloeren<br />

0,75 x 0,25 = 0,188<br />

3053 m 2<br />

1,00 x 0,10 = 0,10<br />

1629 m 2<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.5. –<br />

Tussenvloeren<br />

1<br />

De som van de oppervlakte<br />

van de vloer van het<br />

compartiment boven het<br />

maaiveld en de tussenvloer<br />

mag slechts 3053 m 2<br />

bedragen<br />

Bij de gegeven<br />

maatgevende<br />

brandbelasting mag de som<br />

van de oppervlakte van de<br />

vloer van het compartiment<br />

onder het maaiveld 1629 m 2<br />

bedragen


Module Uitvoering<br />

Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

2.6. Type-oplossingen<br />

www.ibz.be


2.6. Type-oplossingen<br />

106/15<br />

> typeoplossingen<br />

> de grootte van de compartimenten is beperkt in functie van:<br />

– de maximale brandbelasting (5 700 GJ (niet-gesprinklerd) of<br />

34 200 GJ (gesprinklerd gebouw))<br />

– R van de structurele elementen van type II omdat t e,d ook<br />

afhankelijk is van de oppervlakte<br />

> typeoplossingen zijn uitgewerkt omdat:<br />

– de maximale brandbelasting niet altijd gekend is (bv. Als de<br />

activiteit op het ogenblik van de bouwplannen nog niet<br />

gekend is)<br />

– de berekening van de equivalente tijdsduur t e,d is niet<br />

gemakkelijk<br />

– oplossingen op maat laten weinig flexibiliteit toe<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen


2.6. Type-oplossingen<br />

> ‘gemiddeld’ industriegebouw op basis waarvan de<br />

typeoplossingen berekend zijn<br />

107/15<br />

> slechts één bouwlaag<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen


2.6. Type-oplossingen<br />

> ‘gemiddeld’ industriegebouw op basis waarvan de<br />

typeoplossingen berekend zijn<br />

108/15<br />

> k b = 0,055 (conversiefactor thermische eigenschappen van het omhulsel -<br />

wanden in steenachtige materialen - NBN EN 1991-1-2:2003 )<br />

> k c = 1,0 (correctiefactor voor het materiaal in de doorsneden van de<br />

constructie-elementen - k c = 1,0 voor gewapend beton en beschermd staal -<br />

NBN EN 1991-1-2:2003)<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen


2.6. Type-oplossingen<br />

109/15<br />

> ‘gemiddeld’ industriegebouw op basis waarvan de<br />

typeoplossingen berekend zijn<br />

> ventilatiefactor<br />

<br />

Waarin<br />

4<br />

0,3<br />

6 0,4 <br />

<br />

v<br />

wf<br />

0,6290 H 1<br />

bv<br />

h <br />

2<br />

<br />

b 12,5 110 10<br />

v v v<br />

0,025 A A 0,25<br />

<br />

<br />

A A<br />

h h f<br />

v v f<br />

A<br />

3<br />

> hoogte H (= 12 m) x breedte (= m) x lengte (= m)<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen<br />

H: hoogte brandcompartiment<br />

A v: opp. verticale openingen in gevel<br />

A h: opp. horizontale openingen in dak<br />

A f: vloeropp. compartiment<br />

3<br />

A<br />

3


2.6. Type-oplossingen<br />

> ‘gemiddeld’ industriegebouw op basis waarvan de<br />

typeoplossingen berekend zijn<br />

110/15<br />

> openingen dak (5%):<br />

– openingen horende bij rook- en warmteafvoerinstallatie (RWA): 1,5%<br />

– lichtopeningen: 3,5%<br />

> openingen verticale wanden:<br />

– buitenwand langste gevel:<br />

» poort: 5 m x 5 m per 20 m<br />

» deur: 0,95 m x 2,2 m per 20 m<br />

» bovenlicht: 1,2 m hoog over volledige lengte<br />

– buitenwand kortste gevel:<br />

» poort: 5 m x 5 m per 18 m<br />

» deur: 0,95 m x 2,2 m per 18 m<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen


2.6. Type-oplossingen<br />

> ‘gemiddeld’ industriegebouw op basis waarvan de<br />

typeoplossingen berekend zijn<br />

111/15<br />

> openingen verticale wanden:<br />

– langste binnenwand:<br />

» poort: 5 m x 5 m per 50 m<br />

» deur: 0,95 m x 2,2 m per 18 m<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen


2.6. Type-oplossingen<br />

> industriegebouwen of delen ervan die in belangrijke mate<br />

afwijken van een ‘gemiddeld’ industriegebouw<br />

112/15<br />

> voorbeelden:<br />

– Koelcellen: minder en kleinere ventilatieopeningen (w f↑) en goed<br />

isolerende wanden (k b↑)<br />

– Serres: grotere ventilatieopeningen (w f ↓)<br />

> berekening equivalente tijdsduur t e,d aangewezen<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen


2.6. Type-oplossingen<br />

> ‘gemiddeld’ industriegebouw op basis waarvan de<br />

typeoplossingen berekend zijn<br />

> onderscheid tussen opslagplaatsen en productiehallen<br />

om rekening te houden met een lagere<br />

waarschijnlijkheid op het ontstaan van brand in een<br />

opslagplaats door beperkte aanwezigheid van<br />

ontstekingsbronnen<br />

113/15<br />

> opslagplaats<br />

» constructie waarin bijna uitsluitend goederen tijdelijk (bv.<br />

overslag) of langdurig (bv. opslag en distributie) worden<br />

opgeslagen<br />

» zeer beperkt mogen activiteiten plaatsvinden die bovendien<br />

geen verhoogd risico op brand met zich meebrengen<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen


2.6. Type-oplossingen<br />

> ‘gemiddeld’ industriegebouw op basis waarvan de<br />

typeoplossingen berekend zijn<br />

114/15<br />

> industriegebouwen of delen daarvan kunnen in functie van de<br />

maatgevende brandbelasting q fi,cl ingedeeld worden in volgende<br />

klassen:<br />

– Klasse A: q fi,cl ≤ 350 MJ/m²<br />

– Klasse B: 350 MJ/m² < q fi,cl ≤ 900 MJ/m²<br />

– Klasse C: q fi,cl > 900 MJ/m²<br />

> voor de typeoplossingen werd rekening gehouden met een<br />

‘gemiddelde’ maatgevende brandbelasting q fi,cl voor de<br />

verschillende klassen:<br />

– Klasse A: q fi,cl = 225 MJ/m²<br />

– Klasse B: q fi,cl = 625 MJ/m²<br />

– Klasse C: q fi,cl = 1250 MJ/m²<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen


2.6. Type-oplossingen<br />

> typeoplossingen<br />

> toelaatbare oppervlakte in m² voor industriegebouwen met slechts één<br />

bouwlaag of de compartimenten daarvan.<br />

> De brandweerstand van de structurele elmenten is deze van het structureel<br />

element met de laagste brandweerstand<br />

Brandweerstand structurele elementen<br />

Klasse Zonder sprinklers Met sprinklers<br />

Geen R bepaald R 30 of meer Geen R bepaald R 30 of meer<br />

A 25 000 25 000 150 000 150 000<br />

B 5 000* 10 000 40 000 60 000<br />

C 2 000* 5 000 7 000* 30 000<br />

Opslagplaats klasse C 5 000* 5 000* 12 500* 30 000<br />

115/15<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen


2.6. Type-oplossingen<br />

> typeoplossingen<br />

> geen R bepaald: komt overeen met R 15<br />

> voor zeer slanke structuren is een controleberekening ‘aangewezen’ om na te<br />

gaan of voldaan is aan R 15<br />

Brandweerstand structurele elementen<br />

Klasse Zonder sprinklers Met sprinklers<br />

Geen R bepaald R 30 of meer Geen R bepaald R 30 of meer<br />

A 25 000 25 000 150 000 150 000<br />

B 5 000* 10 000 40 000 60 000<br />

C 2 000* 5 000 7 000* 30 000<br />

Opslagplaats klasse C 5 000* 5 000* 12 500* 30 000<br />

116/15<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen


2.6. Type-oplossingen<br />

> typeoplossingen<br />

> gebouw met verbeterde bereikbaarheid<br />

Brandweerstand structurele elementen<br />

Klasse Zonder sprinklers Met sprinklers<br />

Geen R bepaald R 30 of meer Geen R bepaald R 30 of meer<br />

A 25 000 25 000 150 000 150 000<br />

B 8 000 10 000 40 000 60 000<br />

C 3 200 5 000 11 200 30 000<br />

Opslagplaats klasse C 8 000 8 000 20 000 30 000<br />

117/15<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen


2.6. Type-oplossingen<br />

> typeoplossingen<br />

118/15<br />

> gebouw met verbeterde bereikbaarheid<br />

» het terrein waarop het gebouw gelegen is, is bereikbaar langs twee<br />

onafhankelijke ingangen; deze ingangen zijn op het perceel met elkaar<br />

verbonden door een toegangsweg voor de brandweer<br />

» minstens de helft van de wanden van het compartiment zijn<br />

buitenwanden die bereikbaar zijn voor de brandweer<br />

Module Instap – Hoofdstuk 2.6. – Typeoplossingen


Module Instap<br />

Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

2.7 Opdelen van een industriegebouw<br />

www.ibz.be


2.7 Opdelen van een industriegebouw<br />

Definitie<br />

> Verschillende industriële activiteiten?<br />

> Gebouw opgedeeld in verschillende delen, gescheiden<br />

door wanden, met afzonderlijke in- en uitgangen, waarbij<br />

de gebruikers van de verschillende delen tot verschillende<br />

entiteiten behoren en geen band met elkaar hebben =<br />

verschillende industriële activiteiten<br />

120/7 Module Instap - Hoofdstuk 2.7. Opdelen<br />

van een industriegebouw


2.7 Opdelen van een industriegebouw<br />

Definitie<br />

> Verschillende industriële activiteiten?<br />

> Wanneer onder eenzelfde dak geen fysische<br />

scheiding is tussen de verschillende entiteiten omdat<br />

er samenwerking is tussen deze entiteiten = niet<br />

beschouwd als verschillende industriële activiteiten<br />

Voorbeeld: productiehal waar de werking van de<br />

machines verzekerd wordt door één onderneming en<br />

het onderhoud door een andere<br />

121/7 Module Instap - Hoofdstuk 2.7. Opdelen<br />

van een industriegebouw


2.7 Opdelen van een industriegebouw<br />

Algemene regel<br />

> Een industrieel gebouw moet in meerdere<br />

compartimenten verdeeld worden<br />

1. Wanneer de oppervlakte van het gebouw de<br />

maximale toegelaten grootte van het compartiment<br />

overstijgt (zie 2.2)<br />

2. Wanneer het gebouw verdeeld is in meerdere delen<br />

wegens verschillende industriële activiteiten<br />

> Verschillende industriële activiteiten<br />

→ verschillende compartimenten<br />

→ ontwerp en utivoering van een compartimentswand<br />

122/7 Module Instap - Hoofdstuk 2.7. Opdelen<br />

van een industriegebouw


2.7 Opdelen van een industriegebouw<br />

Uitzondering op de algemene regel<br />

> Toch mogen deze delen [verschillende industriële<br />

activiteiten] samen een compartiment vormen op<br />

voorwaarde dat :<br />

> de gezamenlijke oppervlakte van het compartiment<br />

kleiner is dan of gelijk an 2000 m²;<br />

> de wanden tussen de verschillene delen doorlopen tot<br />

het dak en een brandweerstand EI 60 hebben.<br />

> Een dergelijke oplossing kan gecombineerd<br />

worden met aangrenzende compartementen met<br />

oppervlaktes die groter zijn dan 2000 m²<br />

123/7 Module Instap - Hoofdstuk 2.7. Opdelen<br />

van een industriegebouw


2.7 Opdelen van een industriegebouw<br />

Uitzondering op de algemene regel<br />

> als de wanden EI 60 tussen delen van het<br />

industriegebouw over verschillende bouwlagen loopt,<br />

maken de verticale wanden EI 60 deel uit van hetzelfde<br />

verticale vlak<br />

124/7 Module Instap - Hoofdstuk 2.7. Opdelen<br />

van een industriegebouw


Module Instap<br />

Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

2.8. Afstand tussen gebouwen<br />

www.ibz.be


Hoofdstuk 1 – Inleiding<br />

> De verspreiding van brand naar belendende of<br />

tegenoverstaande gebouwen moet vermeden worden.<br />

> Waarom?<br />

> Voor de veiligheid van de gebruikers van de tegenoverstaande<br />

gebouwen.<br />

> Om ervoor te zorgen dat de brandweer de brand kan beheersen (de<br />

brand mag geen te grote proporties aannemen).<br />

126/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Hoofdstuk 1 – Inleiding<br />

> De verspreiding van brand naar belendende of<br />

tegenoverstaande gebouwen moet vermeden worden.<br />

> Hoe?<br />

> De straling van de brand op tegenoverstaande gebouwen beperken.<br />

> De branddoorslag tegengegaan tussen gebouwen met een<br />

gemeenschappelijke wand.<br />

> De verspreiding van de brand van en naar het dak beperken.<br />

127/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Hoofdstuk 2 – Straling<br />

> De grootte van de straling ontvangen door het tegenoverstaand<br />

gebouw mag, in geen enkel punt ervan, groter zijn dan 15<br />

kW/m².<br />

> Anders kan hout (van de gevel bijvoorbeeld), blootgesteld aan vliegvuur,<br />

ontsteken.<br />

> Ter vergelijking, de zonneconstante bedraagt 1,4 kW/m² .<br />

> Voor een gegeven brandend gebouw is de ontvangen straling<br />

door het tegenoverstaand gebouw voornamelijk bepaald door<br />

de afstand tussen de beide gebouwen.<br />

> Om te voldoen aan de doelstelling van 15 kW/m², kan:<br />

> Hetzij de ontvangen straling berekend worden (nauwkeurig maar<br />

ingewikkeld);<br />

> Hetzij de gegeven afstand in tabellen gerespecteerd worden (eenvoudig<br />

maar benaderend).<br />

128/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Hoofdstuk 2 – Straling<br />

> Methode 1: berekening van straling (beschreven in het Verslag<br />

aan de Koning).<br />

> De formule om de ontvangen straling te berekenen is de<br />

volgende:<br />

I = f a I EC met a = A V / A E<br />

129/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Hoofdstuk 2 – Straling<br />

I = f a I EC met a = A V / A E<br />

> I EC is de uitgaande straling van een brandend gebouw of door<br />

diens openingen.<br />

130/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Hoofdstuk 2 – Straling<br />

> A V is de oppervlakte van het stralend oppervlak van het gebouw<br />

in brand.<br />

> A E is de oppervlakte van de omgeschreven rechthoek, zijnde<br />

deze die de bouwdelen zonder REI 60 omschrijft (bv. vensters,<br />

geprofileerde staalplaten,...).<br />

Vooraanzicht van een gevel<br />

I = f a I EC met a = A V / A E<br />

131/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen<br />

Gevel REI 60<br />

A V (2 deuren en 1 raam)<br />

A E


Hoofdstuk 2 – Straling<br />

I = f a I EC met a = A V / A E<br />

> f is de zichtfactor tussen het punt dat de straling ontvangt en<br />

het stralend oppervlak (A E in feite). Het is het deel van de hoek<br />

waaronder de oppervlakte « gezien wordt » vanuit het punt dat<br />

de straling ontvangt.<br />

Stralend<br />

oppervlak<br />

132/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen<br />

In 3D


Hoofdstuk 2 – Straling<br />

I = f a I EC met a = A V / A E<br />

> f kan berekend worden uit geometrische verbanden in functie<br />

van de geometrische eigenschappen van het stralend oppervlak<br />

en de relatieve positie van de oppervlakte die de straling<br />

ontvangt (afhankelijk of deze oppervlakten bijvoorbeeld<br />

evenwijdig of loodrecht staan ten opzichte van elkaar)<br />

133/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Hoofdstuk 2 – Straling<br />

> Methode 2: te respecteren afstanden volgens tabel (gegeven in<br />

het Koninklijk Besluit).<br />

134/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Hoofdstuk 2 – Straling<br />

> Methode 2: te respecteren afstanden volgens tabel.<br />

> Als de tegenoverstaande gebouwen op hetzelfde perceel zijn gelegen:<br />

1. wordt de afstand bepaald in functie van de gevel met de hoogste<br />

brandwerendheid.<br />

2. E60 volstaat voor beide gevels als de tussenafstand tussen beide gevels<br />

groter is dan of gelijk is aan de hoogte van de hoogste gevel.<br />

> Als de tegenoverstaande gebouwen op verschillende percelen zijn<br />

gelegen:<br />

Bij de bepaling van de tussenafstand ten opzichte van gebouwen op<br />

naburige percelen dient de afstand tot aan de perceelsgrens groter of<br />

gelijk te zijn aan de helft van de minimale tussenafstand gegeven in de<br />

tabel in de veronderstelling dat op het naburig perceel hetzelfde gebouw<br />

staat (zelfs als er geen gebouw staat op het naburig perceel).<br />

135/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Hoofdstuk 2 – Straling<br />

> Systematische en langdurige opslag van brandbare goederen<br />

(bv. houten laadborden) tussen de beide gebouwen is enkel<br />

toegelaten indien deze goederen op een afstand van<br />

tegenoverstaande gebouwen liggen die minstens gelijk is aan<br />

de afstanden gegeven in tabel 4.<br />

> Eventueel aanwezige vrachtwagens of verrijdbare<br />

afvalcontainers zijn hiermee niet geviseerd.<br />

136/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Hoofdstuk 2 – Straling<br />

> In het geval het gebouw uitgerust is met een sprinklerinstallatie<br />

> Mogen de afstanden in tabel 4 gehalveerd worden als de gebouwen op<br />

verschillende percelen staan.<br />

> Geen tussenafstand is vereist als ze op hetzelfde perceel staan.<br />

137/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Hoofdstuk 2 – Straling<br />

> Voorbeeld<br />

Gebouwen met gevels zonder brandwerendheid, met<br />

sprinklerinstallatie.<br />

Afstand tussen gebouwen: 16 / 2 (omwille van sprinklers) = 8 m<br />

Afstand tot de perceelsgrens: 8 / 2 = 4 m<br />

138/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Hoofdstuk 3 – Gemeenschappelijke wanden<br />

> De gemeenschappelijke wanden van belendende gebouwen<br />

moeten voldoen aan de voorschriften van compartimentwanden,<br />

zoals bepaald in 3.4 « Gemeenschappelijke wanden » van het<br />

K.B.<br />

139/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Hoofdstuk 4 – Daken<br />

> De dakbedekking van het industriegebouw behoort tot klasse<br />

B ROOF (t1).<br />

140/17 Module Instap - Hoofdstuk 2.8. - Afstand<br />

tussen gebouwen


Module Instap<br />

Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

2.9. Evacuatie van een gebouw in geval van brand<br />

www.ibz.be


Hoofdstuk 1 – Inleiding<br />

> Als brand ontstaat in een gebouw moeten de gebruikers het<br />

gebouw op een veilige manier kunnen verlaten en zich naar een<br />

veilige plaats begeven.<br />

> Ze moeten ook zo snel mogelijk kunnen evacueren vooraleer de<br />

brand hun schade kan toebrengen.<br />

142/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 1 – Inleiding<br />

> De evacuatie moet snel gebeuren.<br />

> Hoe deze snelle evacuatie garanderen? In de volgorde van de<br />

fasen die zich afspelen in geval van brand, moeten:<br />

> de gebruikers verwittigd worden dat er brand is (§ 7.5 van het K.B.);<br />

> de gebruikers de richting van de uitgangen vinden (§ 7.4 van het K.B.);<br />

> af te leggen wegen om de uitgangen te bereiken niet te lang zijn (§ 7.2<br />

van het K.B.);<br />

> er voldoende ontruimingswegen zijn (§ 7.1) die bovendien voldoende<br />

breed zijn (§ 7.3 van het K.B.).<br />

143/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 2 – Alarm en melding<br />

> Gebouwen met een oppervlakte ≥ 500 m² moeten uitgerust zijn<br />

met een alarminstallatie (licht- en/of geluidssignalen). In geval<br />

van een luidruchtige omgeving dient een voldoende sterk<br />

geluidssignaal eventueel aangevuld te worden met lichtsignalen.<br />

> De gebruikers kunnen de brandweer tijdig verwittigen.<br />

> De brandweer kan in contact treden met een verantwoordelijke<br />

van het industriegebouw.<br />

144/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 3 – Veiligheidssignalering en -verlichting<br />

> De uitgangen,<br />

> de ontruimingswegen die naar deze uitgangen leiden,<br />

> en brandbeveiligingsmiddelen (brandblussers,<br />

handbrandmelders,...)<br />

dienen te worden voorzien van de pictogrammen.<br />

145/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 3 – Veiligheidssignalering en -verlichting<br />

> Deze pictogrammen:<br />

> dienen te zijn zoals vastgesteld voor de veiligheids- en<br />

gezondheidssignalering op het werk<br />

> dienen voldoende groot te zijn (zie NBN EN 1838).<br />

146/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 3 – Veiligheidssignalering en -verlichting<br />

> De uitgangen,<br />

> de ontruimingswegen die leiden naar deze uitgangen,<br />

moeten uitgerust zijn met een veiligheidsverlichting.<br />

147/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 3 – Veiligheidssignalering en -verlichting<br />

> Voor een gebouw met meerdere bouwlagen wordt het<br />

volgnummer N° van elk niveau duidelijk aangebracht:<br />

> op de overlopen;<br />

> in ontruimingswegen ter hoogte van trappen en liften.<br />

148/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 4 – Af te leggen weg<br />

> De ontruimingswegen worden vrij gehouden.<br />

> De deuren van de ontruimingswegen moeten op elk moment<br />

kunnen worden geopend om het gebouw te ontruimen. Indien<br />

deze deuren vergrendeld zijn:<br />

> de vergrendeling gebeurt door middel van elektromechanische of<br />

elektromagnetische sloten en voldoet aan de principes van de positieve<br />

veiligheid (openen in geval van stroomonderbreking);<br />

> alle vergrendelde deuren van het gebouw worden automatisch<br />

ontgrendeld in geval van branddetectie of alarm;<br />

> elke deur kan ter plaatse worden ontgrendeld.<br />

149/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 4 – Af te leggen weg<br />

> De ontruimingsmogelijkheden leiden naar een veilige plaats<br />

(zonder door een door brand geteisterd compartiment te<br />

moeten):<br />

> Hetzij een naastliggend compartiment van waaruit de ontruiming naar<br />

buiten kan verder gezet worden;<br />

> Hetzij een met brandwerende wanden en deuren beveiligde<br />

ontruimingsweg die naar een naastliggend compartiment of naar buiten<br />

leidt;<br />

> Hetzij een ruimte in de buitenlucht als men vanaf die ruimte de openbare<br />

weg kan bereiken.<br />

150/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 4 – Af te leggen weg<br />

> De ontruimingsmogelijkheden moeten toelaten een veilige<br />

plaats te bereiken (zonder door een door brand geteisterd<br />

compartiment te moeten):<br />

> De uitgangen 2 en 3 kunnen gebruikt worden om B te evacueren (naar<br />

A).<br />

> Deze kunnen niet gebruikt worden om A naar B te evacueren.<br />

151/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie<br />

1<br />

A<br />

2<br />

3<br />

B


Hoofdstuk 4 – Af te leggen weg<br />

> De af te leggen weg tot een uitgang mag de in onderstaande<br />

tabel opgegeven waarde, in meters, niet overschrijden:<br />

Gemeenschappelijk<br />

deel<br />

Totale afstand<br />

Zonder sprinklers 30 60<br />

Met sprinklers 45 90<br />

De maximale afstanden zijn afgestemd op normale risico’s tot<br />

branduitbreiding en normale mobiliteit van de gebruikers. Anders<br />

zijn kleinere afstanden noodzakelijk.<br />

> Voor het begrip « gemeenschappelijk deel », zie hoofdstuk 5.<br />

152/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 4 – Af te leggen weg<br />

> Hoe wordt de af te leggen weg geëvalueerd?<br />

> In principe komt de lengte overeen met de werkelijke af te<br />

leggen weg, rekening houdend met obstakels.<br />

153/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 4 – Af te leggen weg<br />

> Hoe wordt de af te leggen weg geëvalueerd?<br />

> Indien de indeling van het gebouw nog niet gekend is (de locatie<br />

van de eventuele obstakels is niet gekend), wordt 1,5 maal de<br />

afstand in vogelvlucht ingerekend.<br />

154/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 4 – Af te leggen weg<br />

> Hoe wordt de af te leggen weg geëvalueerd?<br />

> Voor een trap, moet de te overbruggen hoogte (AB op de<br />

tekening) vermenigvuldigd worden met 2,5. Voor een ladder<br />

wordt de te overbruggen hoogte vermenigvuldigd met 5.<br />

AB<br />

B<br />

155/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie<br />

A<br />

AB<br />

A<br />

B


Hoofdstuk 5 – Aantal en ligging van de uitgangen<br />

> De gebruikers beschikken over twee uitgangen (om niet<br />

ingesloten te raken door de brand).<br />

156/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 5 – Aantal en ligging van de uitgangen<br />

> De gebruikers beschikken over twee uitgangen (om niet<br />

ingesloten te raken door de brand).<br />

> Het eerste deel van de weg mag gemeenschappelijk zijn.<br />

> Het deel 1-2 is gemeenschappelijk aan wegen 1-3, 1-4 en 1-5.<br />

De lengte ervan mag de waarden in de tabel niet overschrijden.<br />

Zonder<br />

sprinklers<br />

Met<br />

sprinklers<br />

Gemeenschappelijk deel Totale afstand<br />

30 60<br />

45 90<br />

157/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 5 – Aantal en ligging van de uitgangen<br />

> De gebruikers beschikken over twee uitgangen (om niet<br />

ingesloten te raken door de brand).<br />

> Deze uitgangen liggen in tegenovergestelde zones.<br />

In het voorbeeld hiernaast zijn de uitgangen 4 en<br />

5 niet in tegenovergestelde zone gelegen omdat<br />

de wegen die er naar leiden een hoek maken die<br />

kleiner is dan 45°. De uitgangen 3 en 5 liggen in<br />

tegenovergestelde zones omdat de hoek groter is<br />

dan 45°.<br />

De hoek tussen twee verbindingslijnen moet<br />

groter zijn dan 45° voor elk willekeurig punt in het<br />

compartiment.<br />

158/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 5 – Aantal en ligging van de uitgangen<br />

> Deze uitgangen liggen in tegenovergestelde zones.<br />

> Voor het voorbeeld hiernaast, liggen de<br />

uitgangen niet in tegenovergestelde<br />

zones (hoek < 45°).<br />

> Als de aanwezigheid van een fictieve<br />

wand de toestand aanvaardbaar maakt<br />

(hoek > 45°), is de situatie dus<br />

aanvaardbaar zelfs als de wand (nog)<br />

niet bestaat.<br />

159/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 5 – Aantal en ligging van de uitgangen<br />

> In principe beschikken de gebruikers over twee uitgangen (om<br />

niet ingesloten te raken door de brand).<br />

> Nochtans is één enkele uitgang toegelaten;<br />

> voor lokalen waar sporadisch een beperkt aantal personen aanwezig zijn<br />

voor onderhoud en controle van de installaties,<br />

> voor lokalen met minder dan 50 gebruikers, als de af te leggen weg om<br />

een veilige plaats te bereiken kleiner is dan deze aangegeven in de<br />

onderstaande tabel.<br />

Afstand in geval<br />

van één enkele<br />

Zonder<br />

sprinklers<br />

Met<br />

sprinklers<br />

160/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie<br />

uitgang<br />

30<br />

45


Hoofdstuk 5 – Aantal en ligging van de uitgangen<br />

> In principe beschikken de gebruikers over twee uitgangen (om<br />

niet ingesloten te raken door de brand).<br />

> Nochtans zijn er meer dan twee uitgangen noodzakelijk als de<br />

ruimte van het lokaal voorzien is op een mogelijke aanwezigheid<br />

van meer dan 500 personen.<br />

Aantal uitgangen<br />

Aantal gebruikers < 50 1 of 2<br />

Aantal gebruikers gelegen tussen 50 en 500 2<br />

Aantal gebruikers gelegen tussen 500 en 1000 3<br />

Aantal gebruikers gelegen tussen 1000 en 2000 4<br />

Aantal gebruikers gelegen tussen 2000 en 3000 5<br />

Aantal gebruikers gelegen tussen 3000 en 4000 6<br />

Enz (een extra uitgang per duizend gebruikers meer)<br />

161/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Hoofdstuk 5 – Aantal en ligging van de uitgangen<br />

> Meer dan twee uitgangen zijn noodzakelijk als de ruimte van het<br />

lokaal voorzien is op een mogelijke aanwezigheid van meer dan<br />

500 personen<br />

> Het aantal gebruikers is bepaald op basis van de werkelijke<br />

situatie. Als deze cijfers nog niet gekend zijn, dan wordt het<br />

aantal mogelijk aanwezige personen bepaald in functie van de<br />

oppervlakte van het gebouw, zie onderstaande tabel.<br />

Oppervlakte van het<br />

compartiment<br />

Dichtheid of aantal personen<br />

Kleiner dan 1600 m² 1 persoon per 10 m²<br />

Tussen 1600 en 4800 m² 160 personen<br />

Groter dan 4800 m² 1 persoon per 30 m²<br />

162/23 Module Instap - Hoofdstuk 2.9. -<br />

Evacuatie


Module Instap<br />

Hoofdstuk 2 – Voorschriften<br />

2.10 Veiligheidsignalering en -verlichting<br />

www.ibz.be


Inleiding en situering<br />

Veiligheidsignalering en -verlichting<br />

Noodverlichting: kunstmatige verlichting die, bij uitval van gewone kunstmatige verlichting,<br />

toelaat bepaalde activiteiten op sommige plaatsen voort te zetten.<br />

Veiligheidsverlichting: verlichting die, bij uitval van gewone kunstmatige verlichting, de<br />

herkenning en het gebruik in alle veiligheid van vluchtmogelijkheden steeds waarborgt.<br />

Levert verlichting om toe te laten evacuatiewegen te herkennen en te bereiken.<br />

Essentiële functie van noodverlichting<br />

Ervoor zorgen dat er voldoende licht is om – wanneer de verlichting wegvalt – de taak veilig te<br />

beëindigen, de werkplek te verlaten, de vluchtweg te vinden, de richting naar de dichtstbijzijnde<br />

(nood-)uitgang te herkennen en het gebouw vlot, en vooral veilig, te kunnen ontruimen.<br />

164/7<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.10. -<br />

Veiligheidsignalering en -verlichting


Voorschriften<br />

Het KB van 7 juli 1994 en <strong>bijlage</strong> 6<br />

Industriegebouwen: veiligheidssignalering en -verlichting<br />

De uitgangen, ontruimingswegen en brandbeveiligingsmiddelen worden aangeduid met goed<br />

waarneembare en herkenbare signalisatie die voldoet aan de bepalingen betreffende de<br />

veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk.<br />

Ze worden uitgerust met een veiligheidsverlichting.<br />

165/7<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.10. -<br />

Veiligheidsignalering en -verlichting


Voorschriften<br />

Europese norm EN 1838<br />

Omschrijft lichttechnische eigenschappen waaraan noodverlichting dient te voldoen.<br />

Normale activiteiten voortzetten<br />

bij netuitval; ook stand-by<br />

verlichting genoemd.<br />

Activiteiten veilig kunnen<br />

afsluiten (oriëntatie,<br />

obstakels identificeren,<br />

zich veilig naar vluchtweg<br />

verplaatsen).<br />

166/7<br />

Noodverlichting<br />

Vervangings- verlichting Veiligheidsverlichting<br />

Antipaniekverlichting Evacuatieverlichting<br />

Hindernissen / obstakels herkennen en<br />

vluchtwegen veilig gebruiken.<br />

Vluchtwegverlichting<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.10. -<br />

Veiligheidsignalering en -verlichting<br />

Herkenning en gebruik van vluchtmogelijkheden<br />

waarborgen; verlichting leveren om evacuatiewegen<br />

te herkennen en te bereiken.<br />

Verlichting werkplekken<br />

met verhoogd risico<br />

Veiligheid<br />

verzekeren<br />

waar potentieel<br />

gevaarlijke<br />

activiteiten<br />

worden<br />

verricht.<br />

Veiligheidslicht-<br />

signalering


De verschillende technische systemen<br />

167/7<br />

Centraal systeem:<br />

lichtbronnen met centrale<br />

hulpvoedingsbron<br />

Decentraal systeem:<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.10. -<br />

Veiligheidsignalering en -verlichting<br />

lichtbronnen met eigen,<br />

ingebouwde hulpvoedingsbron


Aandachtspunten uit de praktijk<br />

hoge plafonds in industriegebouwen<br />

Daarom autonome armaturen met hoge lichtstroom, speciaal ontworpen met goed zichtbare<br />

en doorgelichte pictogrammen. Herkenbaarheidafstand van 60 meter.<br />

ATEX –classificatie = voor omgevingen met explosiegevaar<br />

hoge lichtstroom geschikt voor hoge ophanghoogte<br />

lichtstroom > 800 lm in noodwerking<br />

montagehoogte 10 meter bereikt lichtniveau 0,5 lux voor anti paniek<br />

armaturen meer dan 30 meter uit elkaar<br />

centraal batterijsysteem is voor extreme hoogtes (>15 meter) een ideale oplossing<br />

168/7<br />

Module Instap - Hoofdstuk 2.10. -<br />

Veiligheidsignalering en -verlichting


Module Instap<br />

Hoofdstuk 3 – Passieve brandbeveiliging<br />

3.1. Ontwerp en uitvoering van compartimentswanden<br />

www.ibz.be


3.1. Ontwerp en uitvoering van compartimentswanden<br />

3.1.1.Eisen<br />

3.1.2. Aansluiting met dak / gevel<br />

3.1.3. Deuren en doorvoeringen<br />

170/14 Module Instap - Hoofdstuk 3.1 -<br />

Ontwerp compartimentswanden


3.1. Ontwerp en uitvoering van compartimentswanden<br />

Algemeen<br />

> Een compartimentswand is een binnenwand<br />

tussen 2 compartimenten<br />

> De compartimentswanden (horizontale en<br />

verticale) hebben een brandweerstand<br />

Klasse A EI 60<br />

Klasse B / C EI 120<br />

> Geen eisen inzake brandreactieklasse van de<br />

materialen waarin de compartimentswand is<br />

opgetrokken<br />

171/14 Module Instap - Hoofdstuk 3.1 -<br />

Ontwerp compartimentswanden


3.1. Ontwerp en uitvoering van compartimentswanden<br />

Algemeen<br />

> Strengste voorschriften voor de<br />

gemeenschappelijke delen<br />

172/14 Module Instap - Hoofdstuk 3.1 -<br />

Ontwerp compartimentswanden


3.1. Ontwerp en uitvoering van compartimentswanden<br />

3.1.1. Eisen<br />

3.1.2. Aansluiting aan het dak / gevel<br />

> Uitsteken van de wand<br />

> Vlamdichte elementen aan weerskanten<br />

3.1.3. Deuren en doorvoeringen<br />

173/14 Module Instap - Hoofdstuk 3.1 -<br />

Ontwerp compartimentswanden


3.1. 2. Aansluiting aan het dak en aan de gevel<br />

Voorschrift<br />

> De aansluiting van de compartimentwand met het<br />

dak of gevel is zo ontworpen en uitgevoerd dat in<br />

geval van brand het risico van verspreiding van<br />

brand en rook naar het aanpalend compartiment<br />

beperkt wordt<br />

> Twee mogelijkheden<br />

1. De compartimentswand steekt boven het dak en de<br />

gevel uit<br />

2. De compartimentswand is aangesloten aan het dak en<br />

de gevel die een vlamdicht element vormen aan<br />

weerskanten van de compartimentswand<br />

174/14 Module Instap - Hoofdstuk 3.1 -<br />

Ontwerp compartimentswanden


3.1.2. Aansluiting aan het dak en aan de gevel<br />

Uitsteken van de compartimentswand<br />

> De compartimentswand steekt minstens<br />

1 m boven het dak en 0,5 m van de gevel uit<br />

175/14 Module Instap - Hoofdstuk 3.1 -<br />

Ontwerp compartimentswanden


3.1.2. Aansluiting aan het dak en aan de gevel<br />

Elementen E 60 / 120 aan weerskanten van de wand<br />

> Aansluiting van de wand met de gevel, over een<br />

minimum horizontale afstand van 1 m langs<br />

weerskanten van de wand, E 60 of E 120 (in<br />

functie van de brandweerstand van de wand)<br />

176/14 Module Instap - Hoofdstuk 3.1 -<br />

Ontwerp compartimentswanden<br />

Dit deel van de gevel<br />

bestaat uit<br />

A1-materialen.


3.1.2. Aansluiting aan het dak en aan de gevel<br />

Elementen E 60 / 120 aan weerskanten van de wand<br />

> Aansluiting van de wand met het dak, over een<br />

minimum horizontale afstand van 2m langs<br />

weerskanten van de wand, E 60 of E 120 (in<br />

functie van de brandweerstand van de wand)<br />

177/14 Module Instap - Hoofdstuk 3.1 -<br />

Ontwerp compartimentswanden<br />

Dit deel van het<br />

dak is in A1-materialen<br />

(met uitzondering van<br />

de dakafdichting)


3.1.2. Aansluiting aan het dak en aan de gevel<br />

Aanduiding van de compartiementswand op de gevels<br />

> De compartimentswand moet van buitenuit<br />

zichtbaar zijn<br />

> Indien hij doorloopt boven het dak en de gevels : OK<br />

> Indien hij niet uitsteekt : bijv. gekleurde lijn<br />

178/14 Module Instap - Hoofdstuk 3.1 -<br />

Ontwerp compartimentswanden


3.1. Ontwerp en uitvoering van compartimentswanden<br />

3.1.1. Eisen<br />

3.1.2. Aansluiting aan dak / gevel<br />

3.1.3. Deuren en doorvoeringen<br />

> Brandwerende deuren<br />

> Doorvoeringen en andere verzwakkingen<br />

179/14 Module Instap - Hoofdstuk 3.1 -<br />

Ontwerp compartimentswanden


3.1.3. Deuren, doorvoeringen en verzwakkingen<br />

Brandwerende deuren<br />

> De openingen in de compartimentswanden voor<br />

het verkeer van personen en voertuigen zijn<br />

voorzien van (bij brand) zelfsluitende deuren met<br />

een brandweerstand gelijk aan<br />

Klasse A / B / C EI 1 60<br />

180/14 Module Instap - Hoofdstuk 3.1 -<br />

Ontwerp compartimentswanden


3.1.3. Deuren, doorvoeringen en verzwakkingen<br />

Doorvoeringen<br />

> De doorvoering van leidingen en kanalen evenals<br />

de uitzettingsvoegen van een compartimentswand<br />

mogen de vereiste brandweerstand van deze<br />

compartimentswand niet nadelig beïnvloeden.<br />

> Men moet het aantal openingen en doorvoeringen<br />

doorheen de compartimentswanden zoveel als<br />

mogelijk beperken.<br />

> Zie ministeriële omzendbrief voor de eisen<br />

(criteria) en type-oplossingen voor de leidingen.<br />

181/14 Module Instap - Hoofdstuk 3.1 -<br />

Ontwerp compartimentswanden


Module Instap<br />

Hoofdstuk 3 – Passieve brandbeveiliging<br />

3.2. Voorschriften inzake bezwijken van<br />

compartimentswand en buitenwand<br />

www.ibz.be


Inhoud:voorschriften inzake bezwijken van compartimentwand<br />

en buitenwand – factoren die een rol spelen<br />

> Inleiding – belang<br />

> Buitenwand<br />

> Gevelbekleding<br />

> Dragende constructie<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanismen<br />

> Enkelvoudige beuk - staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten<br />

> Meervoudige beuk – staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – stalen ligger<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – voorgespannen betonnen ligger<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – houten ligger<br />

> Compartimentwanden<br />

183/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Inhoud:voorschriften inzake bezwijken van compartimentwand<br />

en buitenwand – factoren die een rol spelen<br />

> Inleiding – belang<br />

> Buitenwand<br />

> Gevelbekleding<br />

> Dragende constructie<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanismen<br />

> Enkelvoudige beuk - staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten<br />

> Meervoudige beuk – staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – stalen ligger<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – voorgespannen betonnen ligger<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – houten ligger<br />

> Compartimentwanden<br />

184/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 - Inleiding<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Het risico dat de wanden van het geteisterde compartiment naar<br />

buiten toe bezwijken is beperkt vermijden dat brandweerlui<br />

die langs de buitenzijde van een compartiment opgesteld staan,<br />

bedolven raken onder het puin van instortende gevels of<br />

compartimentwanden<br />

> Eis: zo ontworpen en uitgevoerd te zijn dat deze in geval van<br />

brand naar de vuurhaard toe bezwijken<br />

185/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 - Inleiding<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

186/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 - Inleiding<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

187/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Inhoud:voorschriften inzake bezwijken van compartimentwand<br />

en buitenwand – factoren die een rol spelen<br />

> Inleiding – belang<br />

> Buitenwand<br />

> Gevelbekleding<br />

> Dragende constructie<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanismen<br />

> Enkelvoudige beuk - staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten<br />

> Meervoudige beuk – staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – stalen ligger<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – voorgespannen betonnen ligger<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – houten ligger<br />

> Compartimentwanden<br />

188/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 - buitenwanden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> De buitenwand en compartimentwand moeten aldus compatibel zijn met<br />

optredende vervormingen bij brand. Dit omvat 2 aspecten:<br />

> De gevelbekleding die bevestigd is aan de dragende constructie;<br />

> De dragende constructie zelf.<br />

H<br />

Risco op<br />

naar buiten<br />

bezwijken<br />

189/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken<br />

<br />

L


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden - gevelbekleding<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Gevelbekleding:<br />

> bij een staal- of betonconstructie (in tegenstelling tot hout) zal tijdens een<br />

eerste fase de ligger opwarmen en aldus uitzetten:<br />

> Wanneer de gevel zelfdragend is, bijvoorbeeld een metselwerk wand, moet<br />

worden nagegaan of de wand de verplaatsingen kan opnemen;<br />

> Wanneer de gevel niet zelfdragend is, bv. beplating aangebracht op<br />

wandregels, moet de hechting met de dragende constructie gewaarborgd zijn<br />

in deze fase.<br />

190/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden - gevelbekleding<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Gevelbekleding:<br />

> temperatuursopwarming aan de binnenzijde wanden hebben de neiging<br />

om naar buiten toe krom te gaan staan;<br />

191/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden - gevelbekleding<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Gevelbekleding:<br />

> temperatuursopwarming aan de binnenzijde wanden hebben de neiging<br />

om naar buiten toe krom te gaan staan;<br />

> opwarming van de dragende constructie de gevel wordt gedwongen<br />

naar buiten toe te bewegen<br />

en zal deze in staat moeten zijn<br />

deze verplaatsingen te<br />

absorberen.<br />

192/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – dragende constructie<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Dragende constructie.:<br />

> niet naar buiten bezwijkt tijdens de brand.<br />

> verificatie is sterk vergelijkbaar met het onderscheid tussen structurele<br />

elementen van type I en type II en verloopt volgens dezelfde<br />

methodologie. Het is geen eigenschap van het element zelf, maar van de<br />

constructie als geheel. De factoren die een rol spelen bij het naar binnen<br />

dan wel naar buiten toe bezwijken van de gevel en compartimentwand,<br />

zijn dan ook opnieuw gerelateerd aan:<br />

> Constructietypologie;<br />

> Randvoorwaarden;<br />

> Gebruikte materialen.<br />

193/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – dragende constructie<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Dragende constructie: aandachtspunten<br />

> R f,kolom > R f,ligger. Dit om te vermijden dat, tijdens de eerste fase waarin de<br />

ligger uitzet, de kolom al bezwijkt, en dus de erop volgende fase waarin<br />

de kettingwerking in de ligger ontstaat, niet plaatsvindt. Dan is het risico<br />

reëel dat de gevel naar buiten bezwijkt.<br />

> Een zuivere oplegging van de ligger op de kolom is te vermijden:<br />

> Het naar binnen toe bezwijken wordt bevorderd door het kabeleffect van de<br />

sterk doorbuigende ligger op de kolom. Dit kabeleffect kan niet plaatsvinden<br />

wanneer de ligger eenvoudig is opgelegd op de kolom;<br />

> In dergelijke configuratie zal door de thermische gradiënt de kolom naar<br />

buiten toe uitbuigen, en de ligger naar binnen toe vallen door verlies aan<br />

opleg.<br />

194/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – dragende constructie<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Dragende constructie: aandachtspunten (vervolg)<br />

> Een inklemming ter hoogte van de kolomvoet is gunstiger bij brand dan<br />

een scharnier. Dit omdat:<br />

> Enerzijds wordt de dilatatie in de eerste fase bemoeilijkt en dus zullen de<br />

verplaatsingen kleiner zijn, waardoor ze makkelijker kunnen opgenomen<br />

worden door de gevelelementen;<br />

> Anderzijds zal in geval van falen van de ligger de kolom stabiel blijven<br />

(uitkragende kolom, ingeklemd aan de onderzijde). Dit is niet langer zo bij een<br />

scharnier onderaan, die op dat moment overgaat in een mechanisme.<br />

Wanneer deze mee naar binnen wordt getrokken door het ontstaan van een<br />

kettinglijn in de ligger (staal), is dit gunstig, wanneer dat niet het geval is<br />

(beton, hout), is het risico op naar buiten bezwijken van de constructie<br />

aanwezig.<br />

195/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Inhoud:voorschriften inzake bezwijken van compartimentwand<br />

en buitenwand – factoren die een rol spelen<br />

> Inleiding – belang<br />

> Buitenwand<br />

> Gevelbekleding<br />

> Dragende constructie<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanismen<br />

> Enkelvoudige beuk - staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten<br />

> Meervoudige beuk – staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – stalen ligger<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – voorgespannen betonnen ligger<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – houten ligger<br />

> Compartimentwanden<br />

196/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – voorbeelden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanisme:<br />

> ! Resultaten uit onderzoeksprojecten – binnen aangegeven range van<br />

parameters van toepassing enkel.<br />

197/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


f<br />

H<br />

Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – voorbeelden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanisme: Enkelvoudige beuk -<br />

staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten.<br />

L<br />

Naar binnen toe bezwijken<br />

gegarandeerd voor H/L < 0.4.<br />

Toepassingsdomein:<br />

Materiaal:<br />

o Ligger: staal:<br />

o Kolom: staal<br />

Randvoorwaarden:<br />

o Kolomvoet<br />

scharnierend;<br />

o Ligger-kolomverbinding:<br />

ingeklemd<br />

198/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – voorbeelden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanisme: Meervoudige beuk -<br />

staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten.<br />

•Materiaal:<br />

•Ligger: staal<br />

•Kolom: staal<br />

•Randvoorwaarden:<br />

•Kolomvoet scharnierend;<br />

•Ligger-kolomverbinding: ingeklemd;<br />

•Middenkolom behoort tot koude constructie<br />

199/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – voorbeelden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanisme: Meervoudige beuk -<br />

staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten.<br />

•Naar binnen toe bezwijken gegarandeerd voor: H


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – voorbeelden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanisme: gemengde structuur –<br />

betonnen kolom – stalen ligger<br />

Fase 1 : Opwarming - uitzetting<br />

201/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken<br />

of


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – voorbeelden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanisme: gemengde structuur –<br />

betonnen kolom – stalen ligger<br />

Fase 2a : Bezwijken van de ligger<br />

Risico op naar buiten toe bezwijken is<br />

beperkt als: R f kolom > R f van de ligger.<br />

202/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken<br />

Fase 2b : Bezwijken van de kolom<br />

Risico op bezwijken naar buiten toe<br />

bestaat: als: R f kolom < R f van de ligger<br />

of


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – voorbeelden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanisme: gemengde structuur –<br />

betonnen kolom – voorgespannen betonnen ligger<br />

203/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – voorbeelden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanisme: gemengde structuur –<br />

betonnen kolom – voorgespannen betonnen ligger<br />

Fase 1 : Opwarming - uitzetting<br />

204/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken<br />

of


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – voorbeelden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanisme: gemengde structuur –<br />

betonnen kolom – voorgespannen betonnen ligger<br />

Fase 2a : Bezwijken van de ligger<br />

Risico op naar buiten toe bezwijken is<br />

beperkt als: R f kolom > R f van de ligger.<br />

205/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken<br />

Fase 2b : Bezwijken van de kolom<br />

Risico op bezwijken naar buiten toe<br />

bestaat: als: R f kolom < R f van de ligger<br />

of


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – voorbeelden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanisme: gemengde structuur –<br />

betonnen kolom – houten ligger<br />

Fase 1 : Brand – verkoling<br />

206/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken<br />

Tijdens de brand treedt verkoling van het<br />

hout op. De lineaire uitzetting is beperkt.


Hoofdstuk 3.2 – buitenwanden – voorbeelden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanisme: gemengde structuur –<br />

betonnen kolom – houten ligger<br />

Fase 2: Bezwijken van de ligger<br />

207/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken<br />

De weerstand van de ligger onder de<br />

aangrijpende belasting (accidentele<br />

belastingcombinatie), is onvoldoende<br />

waardoor de ligger bezwijkt. Bij het bezwijken<br />

wordt de opleg meegetrokken, zodat de ligger<br />

trekkrachten uitoefent op de kolommen, die<br />

daardoor naar binnen worden getrokken.


Inhoud:voorschriften inzake bezwijken van compartimentwand<br />

en buitenwand – factoren die een rol spelen<br />

> Inleiding – belang<br />

> Buitenwand<br />

> Gevelbekleding<br />

> Dragende constructie<br />

> Voorbeelden bezwijkmechanismen<br />

> Enkelvoudige beuk - staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten<br />

> Meervoudige beuk – staalstructuur – scharnierende verbinding kolomvoeten<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – stalen ligger<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – voorgespannen betonnen ligger<br />

> Gemengde structuur - betonnen kolom – houten ligger<br />

> Compartimentwanden<br />

208/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – compartimentwanden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Compartimentwanden: 3 types<br />

> De zelfdragende, onafhankelijke compartimentwand;<br />

> De compartimentwand die vastgehecht is aan de dragende constructie<br />

(bijvoorbeeld met behulp van smeltbussen);<br />

> De ontdubbelde compartimentwand, elke deel van de compartimentwand<br />

gehecht aan de dragende constructie van één compartiment.<br />

209/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – compartimentwanden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Compartimentwanden: zelfdragende, onafhankelijke<br />

compartimentwand;<br />

> Het risico op naar buiten bezwijken vergelijkbaar met een<br />

zelfdragende onafhankelijke buitengevel:<br />

> Er moet duidelijk worden aangetoond dat in geval van brand deze<br />

voldoende stabiliteit behoudt onder de differentiële opwarming. Dit kan<br />

bijvoorbeeld door het voorzien van horizontale en verticale wapening<br />

(inwendig of uitwendig), zoals eerder aangegeven;<br />

> De optredende verplaatsingen in geval van brand moeten kunnen optreden,<br />

wat wil zeggen dat voldoende ruimte tot optreden van vervorming moet<br />

beschikbaar zijn.<br />

210/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – compartimentwanden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Compartimentwanden: compartimentwand vastgehecht aan de<br />

dragende constructie (bijvoorbeeld met behulp van<br />

smeltankers);<br />

> Ofwel garandeert de verbinding de hechting aan de koude zijde, de koude<br />

structuur is in staat de krachten (F) en verplaatsingen ( 1 en 2) afkomstig<br />

van de warme zijde op te nemen;<br />

> Ofwel garandeert het gebruik van smeltankers het loskomen van de<br />

compartimentwand aan de warme zijde en blijft de stabiliteit gegarandeerd<br />

door de hechting aan de koude zijde.<br />

211/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – compartimentwanden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Compartimentwanden: compartimentwand vastgehecht aan de<br />

dragende constructie<br />

f<br />

H<br />

L<br />

Fase 1 : uitzetting van de ligger<br />

1<br />

Fase 2a: bezwijken ligger en vorming kettinglijn<br />

2<br />

212/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


H<br />

Hoofdstuk 3.2 – compartimentwanden<br />

L<br />

Fase 1 : uitzetting van de ligger<br />

1<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Compartimentwanden: compartimentwand vastgehecht aan de<br />

dragende constructie<br />

Fase 2a: bezwijken ligger en vorming kettinglijn<br />

F<br />

2<br />

OF: Fase 2a: bezwijken smeltankers aan warme zijde<br />

213/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – compartimentwanden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Compartimentwanden: ontdubbelde compartimentwand.<br />

> Wanneer bij brand in eerste instantie de liggers een zekere uitzetting gaan<br />

vertonen (staal, beton), en de compartimentwand differentieel opwarmt,<br />

gaat het geheel buitenwaarts geduwd worden. Op dat moment moet<br />

bezwijken vermeden worden. Het zou dan niet naar het brandend<br />

compartiment toe zijn;<br />

> In een volgende fase zal de ligger bezwijken en eventueel een kettinglijn<br />

vormen (stalen liggers). Dan treden opnieuw trekkrachten op die de<br />

compartimentwand aan de warme zijde naar het brandend compartiment<br />

toetrekt.<br />

214/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Hoofdstuk 3.2 – compartimentwanden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Compartimentwanden: ontdubbelde compartimentwand.<br />

> H/L


Hoofdstuk 3.2 – compartimentwanden<br />

> Bezwijken compartimentwanden en buitenwanden<br />

> Compartimentwanden: langse stabiliteit.<br />

> stabiliteit in elke compartiment te garanderen. Dit vereist een volledige set<br />

windverbanden in elk compartiment. Deze moeten voldoende kracht kunnen<br />

opnemen in de buitengewone belastingssituatie opdat het bezwijken van het<br />

koude compartiment vermeden wordt binnen de vooropgestelde tijdspanne<br />

216/36 Module Instap - Hoofdstuk 3. 2.<br />

Voorschriften inzake bezwijken


Module Uitvoering<br />

Hoofdstuk 4 – Actieve brandbeveiliging<br />

4.1. Regels van goed vakmanschap en normen<br />

www.ibz.be


Regels van goed vakmanschap en normen<br />

> Het ontwerp, de uitvoering, het gebruik en het nazicht van de actieve<br />

brandbeveiligingsinstallaties voldoen aan de regels van goed vakmanschap<br />

en aan de geldende normen terzake.<br />

(Punt 5.1. – alinéa 1 van Bijlage 6)<br />

> ‘Regels van goed vakmanschap’<br />

> Kennis en zorgzaamheid naar de gebruiken van het vak en de stand van<br />

de wetenschap<br />

> In de praktijk, geheel van de bepalingen beschreven in :<br />

> normen opgesteld of geregistreerd door het Belgisch Bureau voor<br />

Normalisatie (NBN) (of ook in toepasselijke Europese of buitenlandse<br />

normen)<br />

> voorschriften van verzekeraars<br />

> voorschriften van verzekeraars<br />

> vakbladen<br />

> …<br />

218/4<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.1. - Regels<br />

van goed vakmanschap en Normen


Regels van goed vakmanschap en normen<br />

> Impliceert dat:<br />

1°) Belgische normen voorhanden zijn voor de installatie in kwestie<br />

2°) Bij ontstentenis, welke algemene aanvaarde regels er bestaan<br />

vb: Europese of internationale normen (CEN, ISO,…)<br />

3°) voorschriften van verzekeraars (CEA, VdS, FM,…)<br />

Opmerking:<br />

> Deze regels van goed vakmanschap dienen in hun geheel te worden toegepast<br />

zonder dat specificaties van verschillende regels van goed vakmanschap door elkaar<br />

toegepast worden<br />

219/4<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.1. - Regels<br />

van goed vakmanschap en Normen


Industriële gebouwen<br />

Bijlage 6 – KB 7/7/1994<br />

www.ibz.be


Module Instap<br />

Hoofdstuk 4 – Actieve brandbeveiliging<br />

4.2. – Branddetectie<br />

www.ibz.be


Inhoud<br />

> Reglementering en normen<br />

> Bijlage 6<br />

> NBN S 21-100<br />

> Waarom een branddetectie-installatie ?<br />

> Ontwerp en installatie<br />

222/28<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Reglementering en normen<br />

> Bijlage 6<br />

> Actieve brandbeveiliging<br />

> Installatie van automatische branddetectie<br />

> Melding van brand<br />

> Centrale controle- en bedieningspost<br />

> NBN S 21-100<br />

223/28<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Reglementering en normen<br />

> Bijlage 6<br />

> Actieve brandbeveiliging<br />

> Punt 5.1 Algemeenheden<br />

Het ontwerp, de uitvoering, het gebruik en het nazicht van de actieve<br />

brandbeveiligingsinstallaties voldoen aan de regels van goed vakmanschap en aan<br />

de geldende normen terzake.<br />

224/28<br />

De actieve brandbeveiligingsinstallaties zijn daarbij zo uitgevoerd dat de verschillende<br />

componenten onderling compatibel zijn. Zij werken in synergie zodat de werking of<br />

het defect van een component, de werking van de andere installaties en<br />

componenten niet in het gedrang brengt.<br />

De actieve brandbeveiligingsinstallaties worden op regelmatige tijdstippen nagekeken<br />

en onderhouden door een ter zake bevoegd organisme of persoon.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Reglementering en normen<br />

> Bijlage 6<br />

Klasse A B C<br />

0 m²<br />

2000 m²<br />

>2000 m²<br />

225/55<br />

> Installatie van automatische branddetectie<br />

> Punt 5.2 Branddetectie, waarschuwing en melding<br />

Industriegebouwen zijn uitgerust met een passende automatische<br />

branddetectie-installatie van het type algemene bewaking. Voor de<br />

industriegebouwen van de klasse A met een oppervlakte kleiner dan of gelijk<br />

aan 2.000 m² volstaat een branddetectie-installatie met handbediende<br />

brandmelders.<br />

Handbediende<br />

brandmelders<br />

Automatische branddetectie-installatie – algemene<br />

bewaking<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Reglementering en normen<br />

> Bijlage 6<br />

> Uitvoering van de branddetectie-installatie<br />

> Punt 5.2.1 Uitvoering van de branddetectie-installatie<br />

De automatische branddetectie-installatie is ontworpen en uitgevoerd volgens de<br />

regels van goed vakmanschap. De keuze van de detectoren is aangepast aan de<br />

aanwezige risico's en in functie van een snelle ontdekking van de brand.<br />

226/28<br />

De branddetectie-installatie geeft automatisch een aanduiding van de brandmelding<br />

en de plaats ervan.<br />

Deze installatie wordt bij de indienststelling en om de drie jaar gecontroleerd. Die<br />

controle wordt uitgevoerd door een controle-instelling geaccrediteerd overeenkomstig<br />

de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van instellingen voor de<br />

conformiteitsbeoordeling of volgens een gelijkwaardige erkenningsprocedure van een<br />

andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of van Turkije of uit een EVA-land dat<br />

partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte..<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Reglementering en normen<br />

> Bijlage 6<br />

> Melding van de brand<br />

> Article 5.5 Melding van de brand<br />

Elk begin van brand wordt aan de territoriaal bevoegde brandweer gemeld. Daartoe<br />

staan de signalen van de branddetectiecentrale en van automatische blusinstallaties<br />

doorlopend onder toezicht van een of meerdere bekwame personen en dit lokaal, op<br />

afstand of een combinatie van beide.<br />

227/28<br />

Bij de aankomst op de interventieplaats moet de brandweer in contact kunnen treden<br />

met een verantwoordelijke van het industriegebouw.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Reglementering en normen<br />

> Bijlage 6<br />

> Centrale controle- en bedieningspost<br />

> Punt 5.6 Centrale controle- en bedieningspost<br />

Het toezicht op de werking en de bediening van de verschillende actieve<br />

brandbeveiligingsinstallaties van het gebouw gebeuren vanuit een centrale controle-<br />

en bedieningspost. De wanden die dit lokaal scheiden van de rest van het gebouw<br />

hebben ten minste EI 60.<br />

228/28<br />

De ligging van het lokaal wordt bepaald in overleg met de territoriaal bevoegde<br />

brandweer zodat de maximale loopafstand van buiten tot het lokaal 15 m bedraagt.<br />

Het lokaal is van buiten toegankelijk ofwel rechtstreeks ofwel via een gang met<br />

wanden die minstens EI 60 hebben en deuren die minstens EI 1 30 hebben.<br />

Het lokaal is uitgerust met veiligheidsverlichting.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Reglementering en normen<br />

> Bijlage 6<br />

229/28<br />

> Centrale controle- en bedieningspost<br />

Deuren EI 1 30<br />

Centrale<br />

controle- en<br />

bedieningspost<br />

Wanden EI 60<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Reglementering en normen<br />

> NBN S 21-100<br />

230/28<br />

> In NBN S 21-100 en zijn verschillende addenda wordt het ontwerp<br />

behandeld van automatische branddetectie-installaties met puntmelders<br />

en branddrukknoppen (handbediende melders).<br />

> De norm heeft geen betrekking op de andere branddetectiesystemen<br />

noch op de andere bedieningen met drukknoppen.<br />

> In de norm wordt het volgende beschreven :<br />

> de samenstelling van een automatische branddetectie-installatie ;<br />

> de keuze van het meldertype afhankelijk van de hoogte van het lokaal en de<br />

omgevingsomstandigheden ;<br />

> de regels voor de installatie, met inbegrip van het aantal en de plaatsing van<br />

de melders.<br />

> In de norm worden ook de regels bepaald voor de oplevering van een<br />

installatie, de opleveringsproeven en de proeven per type brandhaard<br />

alsook voor het jaarlijks onderhoud en de periodieke controles die vereist<br />

zijn.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Waarom een branddetectie-installatie?<br />

231/28<br />

Ligne du temps d’un incendie<br />

Tijdlijn van een brand<br />

Minuten Minutes<br />

1–5<br />

2<br />

1<br />

2<br />

10<br />

3<br />

4<br />

23–27<br />

Naissance Ontstaan van d’uneen feu brand<br />

Ontdekking/detectie van een brand<br />

Découverte/détection d’un feu<br />

Interne melding en alarm<br />

Annonce interne et déclenchement d’alerte<br />

Communication Melding aan de brandweer aux pompiers<br />

Interne melding en alarm<br />

Déclenchement interne d’alerte pompiers<br />

Temps Tijd om pour ter arriver plaatse sur te place komen<br />

Klaarmaken Préparation & & installation opstellen des van appareils de middelen<br />

Begin Début de van l’intervention de interventie<br />

Prioriteit: mensen redden<br />

Priorité: sauvetage des personnes!<br />

Début Begin de van l’efficacité de efficiënte de l’extinction bluswerkzaamheden<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Waarom een branddetectie-installatie?<br />

> Tijdslijn van een brand:<br />

232/28<br />

Verschillende periodes kunnen worden onderscheiden:<br />

> de tijd tussen het ontstaan en de ontdekking/detectie van de brand,<br />

> de tijd die nodig is om de hulpdiensten te bellen,<br />

> de tijd die verstrijkt alvorens de hulpdiensten ter plaatse zijn,<br />

> de tijd voor de reddingsacties en om de brand onder controle te krijgen,<br />

> de tijd die nodig is om de brand volledig te blussen.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Waarom een branddetectie-installatie?<br />

> Alles wat de totale duur vermindert, heeft positieve gevolgen.<br />

Op de allereerste plaats moet de tijd tussen het ontstaan van<br />

de brand en het bellen van de hulpdiensten worden<br />

verminderd.<br />

> Een automatische branddetectie-installatie biedt het ideale<br />

antwoord.<br />

233/28<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Waarom een branddetectie-installatie?<br />

> De hevigheid van een brand:<br />

234/28<br />

Ze is afhankelijk van een aantal factoren zoals:<br />

> de ontstekingsbron,<br />

> de brandbelasting,<br />

> de kenmerken van het lokaal en het gebouw (afmetingen, vorm, bouwmaterialen),<br />

> de reactie van de materialen op het vuur,<br />

> de luchttoevoer,<br />

> het verbrandingstype (smeulend vuur of met vlammen),<br />

> maar ook de duur van de brand zelf.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Waarom een branddetectie-installatie?<br />

235/28<br />

1400<br />

°C<br />

1200<br />

1000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

Evolutie van een brand<br />

EVOLUTION D’UN INCENDIE<br />

<strong>Volledige</strong> ZONE D’EMBRASEMENT D EMBRASEMENT brandontwikkeling TOTAL<br />

Ontvlamming INFLAMMATION<br />

Brand Feu avec met Brand- SAUT<br />

vlammen flammes DE<br />

FEU<br />

Feu couvant<br />

Smeulbrand<br />

overslag<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie<br />

Ontwikkelde Feu<br />

Développé brand<br />

Temps Tijd


Waarom een branddetectie-installatie?<br />

Zo is te zien dat als de brandduur wordt verkort, ook de hevigheid wordt<br />

verminderd en bijgevolg de interventieduur en de omvang van de<br />

schade worden beperkt.<br />

Met een branddetectie-installatie wordt tegemoetgekomen aan de<br />

drievoudige doelstelling van Bijlage 6:<br />

> het ontstaan, de ontwikkeling en de verspreiding van een brand<br />

voorkomen;<br />

> de veiligheid van de aanwezige personen waarborgen;<br />

> het ingrijpen van de brandweer preventief vergemakkelijken.<br />

236/28<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Ontwerp en installatie<br />

> risicoanalyse en evaluatie van de behoeften<br />

> planning en ontwerp<br />

> installatie<br />

> controle en indienststelling<br />

> oplevering en conformiteitscontrole.<br />

237/28<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Risicoanalyse en evaluatie van de behoeften<br />

In de eerste fase :<br />

> analyse van de risico('s) waartegen moet worden beschermd afhankelijk van<br />

de activiteit(en) en de verschillende mogelijke brandscenario‘s ;<br />

> onderzoek van de brandbeveiliging in het kader van een algemeen concept<br />

van geïntegreerde beveiliging en de plaats daarin van een<br />

branddetectiesysteem ;<br />

> evaluatie van de mogelijke interacties van de branddetectie met de andere<br />

(zowel actieve als passieve) bewakings- en brandbeveiligingsmaatregelen.<br />

Dit kan bepaalde beperkingen met zich meebrengen waarmee rekening moet<br />

worden gehouden bij het ontwerp.<br />

Vervolgens moeten de behoeften worden geëvalueerd afhankelijk van de<br />

reglementaire eisen van de verschillende betrokken overheden, de voorschriften<br />

van de verzekeraars en de verwachtingen van de gebruiker.<br />

238/28<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Planning en ontwerp<br />

Het plannings- en ontwerpproces van een branddetectiesysteem steunt op de<br />

volgende factoren:<br />

> draagwijdte van de bewaking: automatisch branddetectiesysteem van het type<br />

totale of partiële bewaking.<br />

> keuze van het meldertype: de voorschriften van erkende normen of van de<br />

verzekeraars moeten worden gerespecteerd.<br />

239/28<br />

betrouwbare detectie van de brandparameters die in de beginfase van de brand<br />

optreden, rekening houdend met:<br />

> de context (activiteiten, omgeving),<br />

> de geometrische vorm van het lokaal,<br />

> de uitrusting en eventuele andere storingsbronnen.<br />

Smeulbranden worden gedetecteerd door rookmelders terwijl vlammelders of<br />

hittemelders beter geschikt zijn om open of vloeistofbranden te detecteren.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Planning en ontwerp<br />

240/28<br />

Relatieve reactiegevoeligheid<br />

Rook<br />

Temperatuur<br />

Brandproef<br />

EN 54<br />

Multisensormelder (O&T)<br />

Lijnrookmelder<br />

Onzichtbaar<br />

Hittemelder<br />

Optische<br />

rookmelder<br />

Donker<br />

Vlammelder<br />

(IR et UV)<br />

Ionisatierookmelder<br />

Helder<br />

Warm Omgeving<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Planning en ontwerp<br />

> bewakingsgebied en plaatsing van de melders: In norm NBN S 21-100<br />

worden deze aspecten geregeld voor puntbrandmelders<br />

> keuze van de uitrusting van het systeem: Alle systeemcomponenten moeten<br />

onderling compatibel zijn.<br />

> onderverdeling in detectie- en/of alarmzones : iedere zone moet het mogelijk<br />

maken om de plaats van een brand snel te identificeren en moet daarom beschikken<br />

over haar eigen alarm en storingsinformatie.<br />

241/28<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Planning en ontwerp<br />

> alarm en sturingen:<br />

242/28<br />

> informatie doorsturen naar de personen die beslissingen moeten<br />

nemen (melding aan de brandweer, waarschuwing van de EIP's –<br />

eerste-interventieploegleden-, evacuatiealarm) of – als deze er niet<br />

zijn – de brandweer,<br />

> activatie en controle van de sturingen zoals het openen van rook-<br />

en warmteafvoerverluchters (RWA), het sluiten van branddeuren, het<br />

eventueel stilleggen van de ventilatie, het activeren van automatische<br />

blussystemen, het creëren van overdruk in lokalen enz.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Installatie<br />

> De installatie van het branddetectiesysteem en al zijn componenten moet<br />

worden uitgevoerd conform<br />

> de documentatie<br />

> de montage-instructies (correcte bevestiging, bekabeling conform de<br />

normen en voorschriften, te vermijden elektromagnetische beïnvloeding<br />

enz.).<br />

> Aan zones met explosiegevaar moet bijzondere aandacht worden besteed:<br />

243/28<br />

hier moet materieel worden gebruikt dat conform de ATEX-richtlijnen is.<br />

Voor elke afwijking bevoegde overheden en de verschillende betrokken<br />

partijen moeten worden geraadpleegd.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Controle en indienststelling<br />

> In een eerste fase, moet de montage van alle componenten<br />

in detail worden gecontroleerd:<br />

> visuele inspectie<br />

> conformiteit van het materieel en de gebruikte componenten<br />

> conformiteit met de plannen en de documentatie<br />

> werkingsinstructies die kloppen bij het geïnstalleerde systeem.<br />

> In een tweede fase wordt de correcte werking van het<br />

systeem getest.<br />

244/28<br />

Defecte apparaten of componenten moeten worden<br />

vervangen door nieuw materieel.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Controle en indienststelling<br />

De indienststelling dient te gebeuren door een installateur gecertificeerd<br />

door een certificatie-instelling die branddetectie in haar toepassingsgebied<br />

heeft.<br />

Betrouwbaarheidsgarantie voor de detectie-installatie.<br />

245/28<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Oplevering en conformiteitscontrole<br />

> De oplevering van het branddetectiesysteem verloopt volgens een procedure<br />

die vooraf is vastgelegd door de voorschrijvers of in het bestek.<br />

> Daarbij kunnen typebrandhaarden worden gerealiseerd om de conformiteit<br />

van de installatie en de instelling van de parameters ervan met de lokale<br />

vereisten na te gaan.<br />

> Deze conformiteitscontrole moet worden uitgevoerd door een controleinstelling<br />

die is geaccrediteerd om dit soort opdrachten uit te voeren.<br />

246/28<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Maintenance, periodieke controles en onderhoud<br />

De goede werking en betrouwbaarheid van het detectiesysteem<br />

vereisen tijdens de ganse levensduur :<br />

> maintenance en onderhoud<br />

> wijzigingen en aanpassingen<br />

> periodieke controles.<br />

247/28<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.2. -<br />

Branddetectie


Module Instap<br />

Hoofdstuk 4 – Actieve brandbeveiliging<br />

4.3. – Rook- en warmteafvoersystemen<br />

www.ibz.be


Inhoud<br />

> Doel van RWA<br />

> Regelgeving, <strong>bijlage</strong> 6<br />

> Principe van RWA<br />

> NBN S21-208-1<br />

249/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Doel<br />

> Doelstellingen in brandvoorschriften, meestal deze<br />

elementen:<br />

250/58<br />

>Het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting van brand<br />

te voorkomen.<br />

>De veiligheid van de aanwezigen te waarborgen.<br />

>Interventie van de brandweer te vergemakkelijken.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Waarom een RWA-installatie voorzien?<br />

> Een dergelijke installatie dient geplaatst te worden om de<br />

ontwikkeling en de verspreiding van brand en rook in het<br />

getroffen compartiment te beperken.<br />

251/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


252/58<br />

Wanneer een RWA-installatie te voorzien?<br />

Niet verplicht wanneer:<br />

• Klasse A en ≤ 10.000 m²<br />

• Klasse B en ≤ 500 m²<br />

• ESFR - gesprinklerd<br />

Cfr. ART 5.3<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


253/58<br />

Wanneer een RWA-installatie te voorzien?<br />

Uitzondering:<br />

Oppervlakte compartiment ≤ 2.000 m²<br />

en<br />

stapelhoogte goederen en<br />

hoogte poorten max. 70% van hoogte<br />

tot aan de rookluiken<br />

=> 2% netto RWA van dakopp.<br />

Cfr. ART 5.3.1<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


254/58<br />

Wanneer een RWA-installatie te voorzien?<br />

Alle andere gevallen:<br />

Altijd RWA te voorzien op<br />

basis van NBN S21-208-1<br />

Cfr. ART 5.3.1<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


► Klasse A en ≤ 10.000 m²<br />

► Klasse B en ≤ 500 m²<br />

► ESFR - gesprinklerd<br />

255/58<br />

Wanneer een RWA-installatie te voorzien?<br />

Altijd RWA te voorzien op<br />

basis van NBN S21-208-1.<br />

Geen RWA Uitzondering<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA<br />

Oppervlakte compartiment ≤ 2.000 m²<br />

en<br />

stapelhoogte goederen en<br />

hoogte poorten max. 70% van hoogte<br />

tot aan de rookluiken<br />

=> 2% netto RWA van dakopp.


Wanneer een RWA-installatie te voorzien?<br />

Belangrijke bemerkingen :<br />

> Indien de ruimte voorzien is van een (ESFR) sprinklerinstallatie,<br />

dan moet het mogelijk zijn om de ruimte te kunnen verluchten<br />

nadat de brand is geblust door middel van een<br />

verluchtingsinstallatie<br />

> De brandweer kan steeds RWA verplichten<br />

indien zij dit nodig achten<br />

(strengere eisen zijn toegelaten …)<br />

256/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Principe van RWA<br />

257/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Principe van RWA<br />

258/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Principe van RWA<br />

259/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Toelichting NBN S21-208-1 :<br />

260/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Toelichting NBN S21-208-1<br />

> Ontwerpen en berekenen van<br />

rook – en warmteafvoer installaties<br />

voor grote onverdeelde binnenruimten met één bouwlaag.<br />

261/58<br />

Eenvoudige norm.<br />

Uitgangspunt vaste vuurhaard.<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Toelichting NBN S21-208-1<br />

Vuurhaard van 3 m x 3 m<br />

> kan 20.000 m³ (60x60x5,5)<br />

> met rook vullen in 2 minuten<br />

> => RWA te voorzien.<br />

262/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Opslagcategorie - aard en verpakking<br />

263/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Gebruikscategorie en stapelhoogte<br />

264/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Sprinklers rek en/of dak<br />

265/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Genormaliseerde vuurhaard afmetingen<br />

Categorieën<br />

266/58<br />

Afmetingen<br />

vd. vuurhaard<br />

Omtrek Wf<br />

Oppervlakte<br />

Af<br />

1 3,0x3,0 m 12 m 9 m²<br />

2 4,5x4,5 m 18 m 20 m²<br />

3 6,0x6,0 m 24 m 36 m²<br />

4 9,0x9,0 m 36 m 81 m²<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Luchttoevoer<br />

267/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Begripsbepalingen<br />

268/58<br />

Luchttoevoer<br />

o<br />

AiCi<br />

hc<br />

Rook-<br />

scherm<br />

0,5 m<br />

Y<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA<br />

D D D<br />

Tc<br />

Wf<br />

Mf<br />

AvCv<br />

Qf<br />

db<br />

To


Begripsbepalingen<br />

269/58<br />

0,5 m<br />

db<br />

D<br />

hc<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA<br />

As van RWA-verluchter<br />

Y<br />

Rook-<br />

scherm


Verklaring van hc en db<br />

270/58<br />

db<br />

db<br />

db<br />

Y hc Y hc Y hc<br />

Gesloten verlaagde<br />

zoldering 25%<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA<br />

Dak =<br />

verlaagde zoldering


Gesloten zoldering<br />

271/58<br />

hc<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA<br />

db<br />

Y


272/58<br />

GEEN verticale uitstroom boven vuurhaard<br />

GEEN toepassing van de NBN S21-208-1!<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Bepaling brandbelasting<br />

> Aan de hand bijgevoegde tabel in de norm<br />

> Bij gebrek aan info over de produkten:<br />

273/58<br />

> Qf= 250kW/m² bij natuurlijke RWA<br />

> Qf= 500kW/m² bij mechanische RWA<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Rookvakken<br />

274/58<br />

- Oppervlakte Rookvak 2.000 m²<br />

- Lengte Rookvak 60 m<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Rookvakken met vaste rookschermen<br />

275/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Rookvakken met automatische rookschermen<br />

Extractie<br />

276/58<br />

Mobiel<br />

Rookgordijn<br />

Mobiel rookgordijn<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA<br />

Toevoer


6<br />

B<br />

101<br />

100<br />

103<br />

103<br />

102<br />

Rookvakken (plan)<br />

277/58<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 1<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 1<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 1<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 1<br />

VAST ROOKSCHERM<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 1<br />

5<br />

7<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 1<br />

D<br />

D<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 1<br />

VAST ROOKSCHERM VAST ROOKSCHERM VAST ROOKSCHERM<br />

VAST ROOKSCHERM<br />

ZONE 3<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 1<br />

ZONE 4<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 1<br />

VAST ROOKSCHERM<br />

MINIMUM 500MM<br />

VAN DE<br />

SPRINKLERKOP<br />

VAST ROOKSCHERM<br />

MINIMUM 500MM<br />

VAN DE<br />

SPRINKLERKOP<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 1<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 1<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 1<br />

18<br />

20<br />

22<br />

4<br />

4<br />

4<br />

C<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

B<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

17 A<br />

15<br />

ROOKLUIK<br />

VERTIKAAL BUFFERVAT TYPE 2<br />

TYPE 500 LITER<br />

VENTIELBORD<br />

4 ZONES<br />

COMPRESSOR<br />

PROPACK 650/500<br />

BORD+COMPRESSOR+BUFFERVAT<br />

GEPLAATST OP EERSTE<br />

VERDIEPING<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

A<br />

16 14<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA<br />

VAST ROOKSCHERM<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

3<br />

1<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

13<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

11<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

VAST ROOKSCHERM VAST ROOKSCHERM VAST ROOKSCHERM VAST ROOKSCHERM<br />

VAST ROOKSCHERM<br />

VAST ROOKSCHERM<br />

VAST ROOKSCHERM<br />

ZONE 1<br />

ZONE 2<br />

VAST ROOKSCHERM<br />

VAST ROOKSCHERM<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

9<br />

12<br />

10<br />

ELEKTRISCH HERHAALBORD<br />

4 ZONES<br />

8<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

ROOKLUIK<br />

TYPE 2<br />

C<br />

2


Voorbeeld<br />

278/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Componenten<br />

279/58<br />

Voeding<br />

RWA RWA RWA RWA<br />

Schakelkast<br />

Stuursignalen en alarmen<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


280/58<br />

Persluchtbediening<br />

Persluchtcilinders voorzien<br />

van een smeltpatroon<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Persluchtbediening<br />

Natuurlijke verluchters<br />

met persluchtbediening<br />

281/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


282/58<br />

Elektrische bediening<br />

Elekromotoren voorzien van<br />

een smeltpatroon<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Elektrische bediening FS<br />

Natuurlijke<br />

verluchters met<br />

elektrische<br />

bediening<br />

283/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Wanneer moet nu de rwa in werking treden?<br />

> Volgens de norm NBN S21-208-1, automatische koppeling met<br />

de rookdetectie.<br />

> Bij ESFR contact van de sprinklers met vertraging of manuele<br />

bediening door de brandweer.<br />

> Bij gewone sprinklers, contact van de sprinklers, al dan niet met<br />

vertraging.<br />

> Bij gebouwen kleiner dan 2000m², volgens de norm NBN S21-<br />

208-1<br />

284/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Voorbeelden<br />

285/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Voorbeelden combinatie<br />

286/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


NIET toegelaten rwa toestellen<br />

287/58<br />

windrichting<br />

windrichting<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


NIET toegelaten rwa toestellen<br />

windrichting<br />

windrichting<br />

288/58<br />

windrichtin<br />

g<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Toegelaten rwa toestellen<br />

windrichting<br />

289/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA<br />

windrichting


Toegelaten rwa toestellen<br />

290/58<br />

windrichting<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Toegelaten rwa toestellen<br />

windrichting<br />

windrichting<br />

291/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Toegelaten rwa toestellen<br />

292/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Toegelaten rwa toestellen CE label VERPLICHT<br />

293/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


CE markering en veiligheid<br />

294/58<br />

EN 12101-2:2003-09<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Luchttoevoer coëfficiënten<br />

> Toestellen moeten getest zijn volgens de EN<br />

> Zoniet moet de aërodynamische doorlaatcoëfficiënt genomen<br />

worden uit de norm.<br />

295/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Aantal RWA-verluchters<br />

Av1Cv1<br />

Av1Cv1 ≥ (AvCv)krit<br />

L<br />

(AvCv)krit=1,4x(db)² Min. 1 verluchter/400 m²<br />

296/58<br />

AvCv<br />

L db<br />

3m<br />

AvCv < (AvCv)krit db<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA<br />

db


Mechanische afvoer<br />

voeding<br />

297/58<br />

voeding<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Mogelijke opstelling<br />

298/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Voorbeeld<br />

299/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Aantal extractiepunten (mechanisch)<br />

300/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA<br />

db


Mechanische RWA (onder mezzanine)<br />

301/58<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA


Natuurlijke of mechanische RWA<br />

(indien mezzanine < 1000 m² anders via EN 12.101-5)<br />

302/58<br />

Af / Wf<br />

W<br />

dw<br />

Y<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA<br />

luchttoevoer<br />

op laag peil


H<br />

invloed van een borstwering<br />

H<br />

Windinvloeden op het dak<br />

303/58<br />

h<br />

-<br />

< 4H<br />

> 4H<br />

h<br />

h<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.3. - RWA<br />

d<br />

overdruk


Module Instap<br />

Hoofdstuk 4 – Actieve brandbeveiliging<br />

4.4. – Automatische blusinstallaties<br />

www.ibz.be


Inhoud<br />

> Bijlage 6 en automatische blussystemen<br />

> Sprinklersystemen<br />

> Andere automatische blussystemen<br />

305/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Bijlage 6 en automatische blussystemen<br />

> Overzicht van de verwijzingen naar automatische blussystemen<br />

in <strong>bijlage</strong> 6<br />

> Basisartikel:<br />

5.4 Automatische blusinstallatie<br />

Wanneer een industriegebouw of een compartiment uitgerust is met een algemene<br />

automatische blusinstallatie, beantwoordt deze aan de volgende voorwaarden.<br />

1° De automatische blusinstallatie voldoet aan de regels van goed vakmanschap.<br />

2° De installatie wordt gecontroleerd bij de indienststelling en vervolgens jaarlijks. Voor<br />

sprinklerinstallaties gebeurt de controle zesmaandelijks. Die controle wordt uitgevoerd door een<br />

controle-instelling geaccrediteerd overeenkomstig de wet van 20 juli 1990 betreffende de<br />

accreditatie van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling of volgens een gelijkwaardige<br />

erkenningprocedure van een andere Lidstaat van de Europese Gemeenschap of van Turkije of<br />

uit een E.V.A.-land dat partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische<br />

Ruimte.<br />

306/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Bijlage 6 en automatische blussystemen<br />

> Uit het verslag aan de Koning:<br />

5.4 Automatische blusinstallaties<br />

Automatische blusinstallaties zijn door deze voorschriften niet verplicht. Indien men automatische<br />

blusinstallaties toepast dan moeten ze worden ontworpen en uitgevoerd volgens de regels van<br />

goed vakmanschap.<br />

Indien er gebrek is aan een geschikte Belgische norm in dit domein, verwijst men naar de<br />

desbetreffende toepasselijke internationale normen (CEN, NFPA, ISO) of regels van<br />

verzekeraars (CEA, VdS, LPCB, FM).<br />

307/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Bijlage 6 en automatische blussystemen<br />

> Naast 5.4 wordt ook in de volgende artikels over automatische<br />

blusinstallaties gesproken:<br />

> 3.2 Grootte van de compartimenten<br />

> 3.3 Typeoplossingen<br />

> 5.3 Rook- en warmteafvoerinstallatie<br />

> 6. AFSTAND TUSSEN GEBOUWEN<br />

> 7. EVACUATIE<br />

308/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Bijlage 6 en automatische blussystemen<br />

> 3.2 Grootte van de compartimenten<br />

> De oppervlakte van een industriegebouw of van een<br />

compartiment daarvan wordt beperkt zodat<br />

de totale brandbelasting per compartiment<br />

kleiner is dan of gelijk aan 5700 GJ.<br />

Indien dit gebouw gesprinklerd is bedraagt deze 34 200 GJ.<br />

309/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Bijlage 6 en automatische blussystemen<br />

> 3.3 Type oplossingen<br />

> Een industriegebouw met slechts één bouwlaag, of de<br />

compartimenten van dat gebouw, wordt (worden) verondersteld<br />

aan de voorschriften vermeld onder de punten 3.1 en 3.2 te<br />

voldoen als de oppervlakte ervan kleiner is dan of gelijk aan de<br />

maximaal toelaatbare oppervlakte zoals bepaald in tabel 2.<br />

Deze oppervlakte is functie van de klasse, de brandweerstand<br />

van de structurele elementen en het al dan niet aanwezig zijn<br />

van een sprinklerinstallatie.<br />

> …<br />

310/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Bijlage 6 en automatische blussystemen<br />

> 5.3 Rook- en warmteafvoerinstallatie<br />

> ... Dit voorschrift geldt niet voor : ...<br />

> 3. compartimenten voorzien van een automatische gas- of<br />

watermistblusinstallatie of een ESFR-sprinklerinstallatie. ...<br />

> 5.3.2 Bediening van de RWA-installatie<br />

> De RWA-installatie wordt bediend door de automatische branddetectieinstallatie,<br />

met uitzondering van die gevallen waarin het compartiment<br />

uitgerust is met een automatische blusinstallatie van het type sprinkler of<br />

ruimtebeveiliging. Ze moet eveneens handmatig kunnen worden bediend.<br />

> Indien een compartiment uitgerust is met een sprinklerinstallatie, wordt de<br />

RWA-installatie, in afwijking van NBN S 21-208-1, automatisch bediend<br />

door de alarmklep van de sprinklerinstallatie.<br />

311/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Bijlage 6 en automatische blussystemen<br />

> 6. AFSTAND TUSSEN GEBOUWEN<br />

...<br />

> 6.4 Gebouwen uitgerust met een automatische blusinstallatie<br />

> De minimale tussenafstand bepaald in tabel 4 wordt voor de gevels van<br />

gebouwen uitgerust met een sprinklerinstallatie gehalveerd.<br />

> Indien gebouwen bovendien op hetzelfde perceel gelegen zijn en beide<br />

gebouwen uitgerust zijn met een automatische blusinstallatie, is er geen<br />

minimale tussenafstand vereist.<br />

312/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Bijlage 6 en automatische blussystemen<br />

> 7. EVACUATIE<br />

...<br />

> 7.2 Af te leggen weg tot een uitgang<br />

> De af te leggen weg tot een uitgang wordt beperkt tot de afstand vermeld<br />

in Tabel 6.<br />

313/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Sprinklersystemen<br />

> Waarom kiezen voor sprinklers ?<br />

> Wat zijn sprinklers?<br />

> Overzicht van de technologie<br />

314/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Waarom kiezen voor sprinklers?<br />

> Meest effectief (pakt beginnende brand aan).<br />

> Geen dodelijke slachtoffers.<br />

> Geheel zelfstandig.<br />

> Verhoogt de continuïteit van het bedrijf.<br />

> Minder schade (onderdrukken beginnende<br />

brand).<br />

> Betrouwbaar( zie artikel 5.1: op regelmatige<br />

tijdstippen inspectie en onderhoud door een<br />

terzake bevoegd organisme of persoon).<br />

315/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Hoe werkt een sprinkler?<br />

1/4<br />

316/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties<br />

> In normale<br />

omstandigheden blijft de<br />

sprinkler gesloten…


Hoe werkt een sprinkler?<br />

2/4<br />

317/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties<br />

> Door temperatuurstijging<br />

zet de inhoud van de<br />

glazen ampul uit en het<br />

glas breekt…


Hoe werkt een sprinkler?<br />

3/4<br />

318/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties<br />

> Vervolgens treedt het<br />

ontsluitings-mechanisme<br />

in werking…


Hoe werkt een sprinkler?<br />

4/4<br />

319/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties<br />

> De sprinkler is in<br />

werking.


Upright<br />

> Pendent<br />

> Conventioneel<br />

> ESFR<br />

> Nevelsprinklers<br />

> Recessed<br />

> Concealed<br />

Type - sprinklers<br />

320/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


321/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


- Opslagsprinklers<br />

322/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Nozzles<br />

323/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Aanspreektemperatuur sprinklers (glaspatronen)<br />

324/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties<br />

57°C (oranje)<br />

68°C (rood)<br />

79°C (geel)<br />

93°C (groen)<br />

141°C (blauw)<br />

182°C (paars)<br />

204/260°C (zwart)


Hoofdcomponenten van een sprinklerinstallatie<br />

325/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Watervoorziening<br />

> Open water<br />

(kanaal / rivier)<br />

> Drinkwateraansluiting<br />

> Tank<br />

> Waterkelder<br />

326/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Pompen<br />

> Elektropomp<br />

> Dieselpomp<br />

> Jockey-pomp<br />

> Afhankelijk van<br />

voorschrift<br />

(CEA, NFPA of FM)<br />

en risicoklasse.<br />

327/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Collector met alarmposten<br />

328/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Mogelijke sprinklersystemen<br />

> Nat systeem<br />

>95% van de installaties<br />

> Droog systeem<br />

>bij vorstgevaar, bvb luifels<br />

> Deluge systeem<br />

>met open sproeiers<br />

> Pre-action systeem<br />

>voor watergevoelige omgevingen zoals computerlokalen<br />

329/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


NAT SYSTEEM<br />

330/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


DROOG SYSTEEM<br />

331/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Type sprinklers<br />

Control-Mode Sprinklers<br />

Suppression-Mode Sprinklers<br />

ESFR<br />

332/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


ESFR Sprinklers<br />

333/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


ESFR sprinklers<br />

combineren een snelle<br />

reactietijd<br />

met een grote<br />

waterhoeveelheid<br />

die op een krachtige,<br />

goed verdeelde wijze de<br />

vuurhaard bestrijdt.<br />

> Beide criteria moeten<br />

bereikt worden om te<br />

komen tot een<br />

onderdrukking van een<br />

brand.<br />

334/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Waarom een ESFR kiezen?<br />

11.2 & 14 K Spray<br />

Sprinklers<br />

27’ (8,2 m) Build.<br />

6,1 m (20’) Stor.<br />

0.6 gpm/ft 2<br />

(24, 4 mm/min)<br />

16.8 K Spray Sprinkler<br />

30’ (9,1 m) Build.<br />

25’ (7,6 m) Stor.<br />

0.8 gpm/ft 2<br />

(32,6 mm/min)<br />

14 & 16.8 K ESFR’s<br />

40’ (12,2 m) Build.<br />

35’ (10,7 m) Stor.<br />

ESFR-1<br />

75 psi (5,17 bar)<br />

ESFR-17<br />

52 psi (3,59 bar)<br />

335/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties<br />

25.2 K ESFR’s<br />

45’ (13,7 m) Build.<br />

40’ (12,2 m) Stor.<br />

40 psi (2,76 bar)


ESFR – waar gebruiken?<br />

> ESFR sprinklers zijn ontworpen om te gebruiken voor de<br />

beveiliging van de meest gangbare stapeltypes.<br />

> Zij zijn niet ontworpen om te gebruiken in productie gebouwen<br />

of andere niet voor stapeling van goederen gebruikte<br />

gebouwen. (FM 2-2 1.0)<br />

336/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


ESFR systeem = Nat systeem<br />

> ESFR sprinklers mogen enkel gebruikt worden in<br />

vorstvrije gebouwen!<br />

337/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


ESFR & Dakhelling<br />

> De dakhelling van het te<br />

beschermen gebouw<br />

mag niet meer bedragen<br />

dan 16,7 %.<br />

338/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Rook – en warmteafvoerinstallatie<br />

> Een RWA installatie is niet vereist<br />

bij de toepassing van een ESFR<br />

installatie, gasblusinstallatie en bij<br />

watermist-systemen.<br />

(art. 5.3)<br />

> De goede werking van deze<br />

installaties wordt hierdoor nadelig<br />

beïnvloed!<br />

339/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Obstructies in nabijheid van sprinkler<br />

340/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Maximum dakhoogte & stapelhoogte<br />

ESFR-1 & ESFR-17<br />

12,2 m (40’) Building<br />

10,7 m (35’) Storage<br />

~~~<br />

13,7 m (45’) Building<br />

12,2 m (40’) Storage<br />

With 1 Level of in-rack<br />

sprinklers<br />

341/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties<br />

ESFR-25<br />

13,7 m (45’) Building<br />

12,2 m (40’) Storage<br />

~~~<br />

No in-rack sprinklers


Watermistsystemen<br />

> Watermist = fijn verspoten water,<br />

90% van de waterdruppels < 1000 µm<br />

> Bluseffect door:<br />

> Afkoeling => zeer snelle wateropname<br />

> Stoomvorming => plaatselijke zuurstofverdringing<br />

> Kan blussen bij branden waarbij veel warmte vrijkomt.*<br />

> Kan de brand controleren bij branden waarbij minder warmte<br />

vrijkomt.*<br />

> * indien correct ontworpen en uitgevoerd!<br />

> Betere zichtbaarheid en minder waterschade dan bij sprinklers,<br />

maar beperktere toepassingsmogelijkheden.<br />

342/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Watermistsystemen<br />

> In principe is een watermistsysteem als volgt opgebouwd:<br />

> watervoorziening, tank, flessen, waterleiding;<br />

> waterpomp of drijfgasbatterij;<br />

> toevoer en distributie leidingnet;<br />

> afsluiter en sproeiers;<br />

> alarmering voor ontruiming en brand, en/of automatische branddetectie.<br />

> Er bestaan twee werkingsprincipes:<br />

> watervoorziening, pomp, leidingstelsel met sproeiers,<br />

> watervoorziening in flessen en drijfgasvoorraad, leidingstelsel met<br />

sproeiers.<br />

343/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Watermistsystemen<br />

> Voordelen:<br />

> laag waterdebiet, dus minder waterschade;<br />

> kleine watervoorraad en pomp(en);<br />

> pijpwerk met kleine diameter, gemakkelijk te leggen en weg te werken.<br />

> de watermistinstallatie mag drukloos en vrij van water zijn (zeer korte<br />

vultijd door kleine diameters);<br />

> in de regel kostenbesparend;(opgelet: meestal is een proefblussing nodig<br />

op een testopstelling door gebrek aan normen)<br />

> kleine opvang voor verontreinigd bluswater;<br />

> blussing kan zonder vertraging worden ingezet, zonder nadelige gevolgen<br />

voor aanwezige personen.<br />

344/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Watermistsystemen<br />

> Nadelen:<br />

> alleen branden met een behoorlijke energie opwekking kunnen worden<br />

geblust;<br />

> bij ruimten met veel niveaus zijn veel sproeikoppen nodig en veel<br />

pijpwerk;<br />

> vaak sproeikoppen met zeer kleine gaatjes die (bij slechte waterkwaliteit)<br />

kunnen verstoppen; noodzaak voor het gebruik van gedemineraliseerd<br />

water en aangepaste leidingen.<br />

> goed onderhoud is een vereiste;<br />

> weinig of geen effect bij beginnende branden;<br />

> vorstvrije opstelling is nodig.<br />

345/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Watermistsystemen<br />

> Beperkingen:<br />

> volume van een ruimte;<br />

> watermist mag niet worden toegepast daar waar water kan reageren met<br />

de brandstof zoals brandende metalen, zuurstofdragers of bij brand<br />

zuurstof opwekkende stoffen, en cryogene gassen.<br />

346/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Watermistsystemen<br />

> Mogelijke toepassingen<br />

> machinekamers, containers, opslagtanks en opvangputten<br />

(in ‘buitensituaties’ door windinvloed meestal niet mogelijk);<br />

> opslag van brandbare vloeistoffen<br />

> procesapparatuur met veel brandbare vloeistof;<br />

> machines, aangedreven door een vloeibare brandstof;<br />

> computers, dataprocessingapparatuur, apparatuur in controleruimtes<br />

(specifieke uitvoeringen);<br />

> elektrische risico’s, transformatoren (ook buiten), schakelapparatuur,<br />

circuitonderbrekers en turbines (ook windmolencompartiment);<br />

> kabeltunnels en kanalen; voertuigen (motorcompartiment);<br />

> keukenapparatuur, friteuses en andere bak apparatuur met gesmolten vet<br />

of olie;<br />

347/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Gasblusinstallaties<br />

> 2 groepen van gassen worden toegepast:<br />

> inerte blusgassen: CO 2, N 2 en Ar,<br />

puur of een mengsel van 2 of 3 van deze gassen in verschillende<br />

verhoudingen.<br />

Het blussen gebeurt door het verlagen van het O 2 percentage in lucht<br />

van 21 % tot 12 à 13 %.<br />

> chemische blusgassen (of aërosols), deze gassen werken chemisch op<br />

het verbrandingsproces, meestal door de gebruik te maken van<br />

chemische elementen die de vrije radicalen die gevormd worden in de<br />

tussenreacties bij verbrandingsreacties aan zich te binden om zo de<br />

verbrandingsreactie te vertragen en stil te leggen<br />

348/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Gasblusinstallaties<br />

> Opbouw:<br />

> een sturing hetzij via een automatische branddetectie hetzij een manuele<br />

bediening<br />

> een "voorraad" blusmiddel (zie vorige slide)<br />

> een verdeelsysteem voor dit blusmiddel<br />

> een controlesysteem voor de werking, het doorgeven van alarmen, enz.<br />

349/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Gasblusinstallaties<br />

> Toepassing:<br />

Omwille van de kosten,<br />

meestal gebruikt voor kleinere lokalen met installaties die<br />

kritisch zijn voor de werking van het bedrijf<br />

(ICT-lokalen, hoogspanningskabines, enz.)<br />

of<br />

voor objectbeveiliging<br />

(bv. het inwendige van productieinstallaties).<br />

350/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Gasblusinstallaties<br />

> Voordelen:<br />

> het blusgassen richten geen bijkomende schade aan<br />

(“propere” blusmiddelen)<br />

> met uitzondering van CO 2-systemen,<br />

zijn blusgassystemen indien correct gedimensioneerd<br />

veilig voor de aanwezige personen.<br />

Bovendien wordt steeds als extra veiligheidsmaatregel eerst<br />

een evacuatiesignaal gegeven voor het beschermde lokaal en<br />

wordt na enige vertraging het blussen gestart.<br />

351/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Gasblusinstallaties<br />

> Nadelen:<br />

> blusgassystemen kunnen slechts 1x blussen,<br />

als de brand bij de eerste blussing niet zou gedoofd worden<br />

door omstandigheden, moet een beroep gedaan worden op<br />

andere blusmiddelen<br />

(uitzondering: er bestaan CO 2-systemen met een grote CO 2opslagtank<br />

die meerdere blussingen mogelijk maken)<br />

352/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Gasblusinstallaties<br />

> Beperkingen:<br />

> volume van een ruimte, vooral om economische redenen<br />

> dichtheid van het lokaal moet binnen bepaalde grenzen zitten<br />

353/51 Module Instap- Hoodfstuk 4.4. -<br />

Automatische blusinstallaties


Module Instap<br />

Hoofdstuk 4 – Actieve brandbeveiliging<br />

4.5. Optimalisatie en interactie van de brandveiligheidstechnieken<br />

www.ibz.be


Inhoud<br />

> Waarom is het noodzakkelijk<br />

> Voorbeelden<br />

355/5<br />

Module Instap - Hoofdstuk<br />

4.5.Optimalisatie


Waarom<br />

356/5<br />

Module Instap - Hoofdstuk<br />

4.5.Optimalisatie


Voorbeelden<br />

> Actieve brandbeveiligingsinstallaties gekoppeld met:<br />

> Alarminstallatie<br />

> Zelfsluitende deuren<br />

> Rookluiken<br />

> Geïntegreerde aanpak niet beperkt tot de ontwerpfase<br />

357/5<br />

installatie en controle<br />

Module Instap - Hoofdstuk<br />

4.5.Optimalisatie


Module Instap<br />

Hoofdstuk 4 – Actieve brandbeveiliging<br />

4.6. Controle en onderhoud<br />

www.ibz.be


Inhoud<br />

> Bijlage 6<br />

> Andere relevante voorschriften<br />

359/7<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.6. -<br />

Controle en onderhoud


Bijlage 6 en “controle en onderhoud”<br />

> Verwijzing naar normen en regels van goed vakmanschap<br />

> Verschil controle en onderhoud<br />

360/7<br />

> Controle = momentopname die via steekproeven de conformiteit en de<br />

goede werking van een installatie nagaat<br />

> Onderhoud = installatieparameters van de installatie binnen de grenzen<br />

van de voorschriften te houden<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.6. -<br />

Controle en onderhoud


Controle<br />

> Verslag aan de Koning:<br />

361/7<br />

> De actieve brandbeveiligingsinstallaties worden op regelmatige tijdstippen<br />

nagekeken en onderhouden door een ter zake bevoegd organisme of<br />

persoon<br />

> Bevoegd persoon:<br />

> Aangeduid door de werkgever, eigenaar, bouwheer, …<br />

> Beschikt over de nodige kennis en vaardigheden<br />

> Beschikt over de nodige middelen (materieel en tijd)<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.6. -<br />

Controle en onderhoud


Controle<br />

> Branddetectie- installatie en automatische blusinstallatie:<br />

362/7<br />

> Controle bij de indienstelling en op regelmatige tijdstippen:<br />

> Branddetectie-installatie: om de 3 jaar<br />

> Automatische blusinstallatie: jaarlijks<br />

> Sprinklerinstallatie: zesmaandelijks<br />

> Controle instelling geaccrediteerd (wet van 20 juli 1990)<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.6. -<br />

Controle en onderhoud


Andere relevante voorschriften<br />

> Welzijnswetgeving (Codex)<br />

> ARAB (art. 52)<br />

> Art. 52.9 Brandbestrijdingsmiddelen.<br />

> Art. 52.10 Waarschuwing en alarm. Organisatie van brandbestrijding.<br />

> Art. 52.11 Periodieke controle.<br />

> AREI<br />

363/7<br />

Module Instap - Hoofdstuk 4.6. -<br />

Controle en onderhoud


Module Instap<br />

Hoofdstuk 5 - Brandbestrijding<br />

5.1 – Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

www.ibz.be


Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

> Algemene regel<br />

365/15<br />

> Algemeenheden<br />

In de nabijheid van het industriegebouw zijn één of meerdere veilige en doelmatige<br />

opstelplaatsen ingericht die te allen tijde gemakkelijk bereikbaar zijn voor de<br />

voertuigen van de brandweer.<br />

Het aantal en de ligging van de opstelplaatsen zijn, in akkoord met de bevoegde<br />

brandweer, zo bepaald dat :<br />

1° de afstand van de brandweertoegang van het gebouw tot een opstelplaats<br />

beperkt is;<br />

2° ten minste de helft van de buitenwanden van gebouwen met een totale<br />

oppervlakte groter dan of gelijk aan 2 500 m2 bereikbaar is;<br />

3° alle buitenwanden van gebouwen met een totale oppervlakte groter dan of gelijk<br />

aan 5 000 m2 bereikbaar zijn en de toegangswegen daartoe niet doodlopend zijn;<br />

4° het opgestelde voertuig geen schade kan oplopen door de brand.<br />

Punt 8.1.1. van Bijlage 6<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid


Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

> Het Verslag aan de Koning bemerkt:<br />

366/15<br />

> brandweervoertuigen moeten tot vlakbij het industriegebouw benaderen (om<br />

gemakkelijk te kunnen werken)<br />

> voor kleinere gebouwen volstaat vaak een opstelplaats in de buurt (bvb. max. 40<br />

m) van de brandweertoegang tot de centrale controle- en bedieningspost van het<br />

industriegebouw.<br />

> voor grotere gebouwen geldt daarenboven dat een gedeelte van de gevels<br />

bereikbaar moet zijn. Zo nodig bijkomende opstelplaatsen voorzien vanaf waar de<br />

brandweermannen deze gevels nog gemakkelijk met de brandslangen en -lansen<br />

kunnen bereiken (bvb. max. 40 m tot het gedeelte van de gevel dat alsdus<br />

bereikbaar moet zijn).<br />

> de opstelplaatsen zijn bereikbaar via wegen die geschikt zijn voor de voertuigen<br />

van de brandweer en liggen op maximaal 15 m van een ondergrondse of<br />

bovengrondse hydrant van de primaire bluswatervoorziening.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid


Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

> Aandachtspunten:<br />

367/15<br />

> Een goede positionering van de brandweervoertuigen vlakbij het getroffen<br />

industriegebouw is belangrijk, maar men zal met verschillende<br />

parameters moeten rekenen zoals:<br />

> de thermische straling van de brand,<br />

> de projectie van scherven,<br />

> de instorting van gevels,<br />

en aldus voor een veilige opstelplaats kiezen die een terugtrekking toelaat.<br />

> Het is dan ook van groot belang dat de opstelplaatsen in akkoord met de<br />

bevoegde brandweer bepaald worden, op oordeelkundige plaatsen en op<br />

minder dan 15 m van de hydranten.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid


Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

> Leidraad van het Verslag aan de Koning betreffende de minimale<br />

afmetingen van de opstelplaatsen en hun afstand tot de gevels:<br />

368/15<br />

• Afmetingen opstelplaatsen minstens<br />

volgende afmetingen:<br />

• 20 m x 5 m als de voertuigen achter elkaar<br />

geplaatst worden<br />

(8 m indien doodlopend)<br />

• 10 m x 10 m als de voertuigen naast elkaar<br />

geplaatst worden.<br />

• Opstelplaatsen tot gevel op max. 40 m.<br />

(cfr Verslag aan de Koning)<br />

≤ 40 m<br />

≤ 40 m<br />

Opstelplaats op maximaal 15 m van een ondergrondse of bovengrondse hydrant van de<br />

primaire bluswatervoorziening en liefst op een hoek van het gebouw.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid


Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

> Aandachtspunten:<br />

369/15<br />

> Ligging ten opzichte van de centrale controle- en bedieningspost.<br />

> In dit lokaal moet de brandweer een toezicht krijgen op de werking en de<br />

bediening van de verschillende actieve brandbeveiligingsinstallaties van het<br />

gebouw (of van het industriecomplex). Een goede bereikbaarheid van dit<br />

lokaal is noodzakelijk voor het welslagen van de interventie (maximum 40 m<br />

afstand tussen een opstelplaats en dat lokaal).<br />

> Naargelang het gebouw al dan niet bezet is, kunnen specifieke<br />

inbraakbeveiligingssystemen aanwezig zijn die de toegang tot dit lokaal<br />

kunnen vertragen. Men zal hiermee moeten rekening houden bij het opstellen<br />

van het interventieplan.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid


Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

> Aandachtspunten:<br />

370/15<br />

> Meerdere bedrijven in een zelfde gebouw of gebouwencomplex.<br />

Wanneer een groot gebouwencomplex onderverdeeld is in verscheidene<br />

delen of compartimenten die uitgebaat zijn door verschillende bedrijven,<br />

moet het gebouw in zijn geheel bekeken worden:<br />

Voorbeeld: 3 industriegebouwen van 1000 m² tegen elkaar aangebouwd<br />

= één groot gebouw van 3000 m².<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid


Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

> Aandachtspunten:<br />

371/15<br />

> Luifels.<br />

Opslag onder luifels wordt inzake bereikbaarheid meegerekend in de<br />

totale oppervlakte van het gebouw (maar in de oppervlakte van het<br />

compartiment).<br />

> Brandweervoertuigen kennen specifieke afmetingen, waardoor wegen<br />

aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen.<br />

In het Verslag aan de Koning leest men:<br />

De toegangswegen tot deze opstelplaatsen en de opstelplaatsen zelf<br />

moeten aan bepaalde eigenschappen inzake nuttige breedte, vrije<br />

hoogte, draagkracht,… voldoen.<br />

In de praktijk toegangswegen en opstelplaatsen = de berijdbare rijweg van<br />

de openbare weg: draagkracht en afmetingen zijn in principe OK.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid


Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

> Aandachtspunten:<br />

372/15<br />

> Snelheidsremmende en andere<br />

verkeerswerende elementen<br />

> Invloed op de bereikbaarheid<br />

> Lokale versmallingen zijn toegestaan maar<br />

moeten steeds het verkeer voor de<br />

brandweervoertuigen toelaten.<br />

> Bijzondere aandacht voor slagbomen, palen,<br />

kettingen en hekwerken.<br />

> Sleutelkluizen aangeraden indien mogelijk.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid


Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

> Aandachtspunten:<br />

373/15<br />

> Snelheidsremmende en andere<br />

verkeerswerende elementen<br />

>Bij werkzaamheden moet de<br />

bestaande bereikbaarheid<br />

van de aanwezige bebouwing<br />

en/of omgeving voldoende<br />

blijven.<br />

>De brandweer moet steeds<br />

geïnformeerd blijven.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid


Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

> Verbeterde bereikbaarheid voor industriegebouwen met één<br />

bouwlaag<br />

374/15<br />

> Verbeterde bereikbaarheid<br />

De toelaatbare oppervlakte van de compartimenten van de industriegebouwen kan<br />

voor bepaalde klassen (zie tabel 2) verhoogd worden indien deze compartimenten<br />

vlot bereikbaar zijn voor de brandbestrijding.<br />

De volgende voorwaarden worden nageleefd:<br />

1° het terrein waarop het gebouw gelegen is, is bereikbaar langs twee<br />

onafhankelijke ingangen; deze ingangen zijn op het perceel met elkaar verbonden<br />

door een toegangsweg voor de brandweer;<br />

2° minstens de helft van de wanden van het compartiment zijn buitenwanden die<br />

bereikbaar zijn voor de brandweer.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

Punt 5.1.2. van Bijlage 6


375/15<br />

Brandweerstand<br />

structurele<br />

elementen<br />

Klasse gebouw<br />

A<br />

B<br />

C<br />

Opslagplaats Klasse C<br />

Tabel 2 : Maximale toelaatbare oppervlakte (in m²)<br />

Industriegebouwen met slechts één bouwlaag (of compartimenten<br />

daarvan)<br />

Geen R bepaald<br />

25 000<br />

5 000 (*)<br />

2 000(*)<br />

5 000(*)<br />

Zonder sprinklers<br />

R 30 of meer<br />

25 000<br />

10 000<br />

5 000<br />

5 000(*)<br />

Geen R bepaald<br />

150 000<br />

40 000<br />

7 000(*)<br />

12 500(*)<br />

Met sprinklers<br />

R 30 of meer<br />

150 000<br />

60 000<br />

30 000<br />

30 000<br />

(*) Met een verbeterde bereikbaarheid mag de oppervlakte met 60 % vermeerderd worden.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid


Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

> Verbeterde bereikbaarheid voor industriegebouwen met één<br />

bouwlaag<br />

376/15<br />

1 ste voorwaarde: Twee afzonderlijke ingangen zijn bereikbaar (en zijn met<br />

elkaar verbonden op het perceel door een toegangsweg voor de brandweer).<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid


Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

> Verbeterde bereikbaarheid voor industriegebouwen met één<br />

bouwlaag<br />

377/15<br />

2 de voorwaarde: Minstens de helft van de buitenwanden van het compartiment<br />

zijn bereikbaar voor de brandweer.<br />

In het voorbeeld hieronder links vertoont het middengebouw B een verbeterde<br />

bereikbaarheid.<br />

Dit is niet het geval voor het middengebouw E in het voorbeeld hieronder rechts.<br />

A<br />

B<br />

C<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.1.<br />

Bereikbaarheid en toegankelijkheid<br />

D<br />

E<br />

F


Module Instap<br />

Hoofdstuk 5 - Brandbestrijding<br />

5.2 – Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

www.ibz.be


Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

> Blusmiddelen<br />

In het industriegebouw zijn de voldoende aangepaste blusmiddelen aanwezig. De<br />

aard en de hoeveelheid worden in overleg met de territoriaal bevoegde brandweer<br />

bepaald door de exploitant in functie van de aard en de omvang van het brandrisico.<br />

379/14 Module Instap – Hoofdstuk 5.2.<br />

Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

Punt 8.2.1. van Bijlage 6


Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

> Blusmiddelen<br />

Het Verslag aan de Koning verduidelijkt even de vereisten:<br />

“In het industriegebouw moeten ten behoeve van de eerste interventieploegen en de<br />

gebruikers gepaste en voldoende (draagbare en mobiele) blusmiddelen zijn voorzien<br />

die mogelijk maken om een begin van brand snel te blussen. De keuze en de<br />

plaatsing van de draagbare en mobiele blustoestellen dient te beantwoorden aan de<br />

regels van goedvakmanschap ter zake”.<br />

Deze toestellen dienen te beantwoorden aan een reeks Belgische geregistreerde<br />

Europese normen (reeks NBN EN 3 voor de draagbare blustoestellen, NBN EN 1866<br />

voor de verrijdbare blustoestellen en de reeks NBN EN 671 voor de brandhaspels).<br />

De beveiliging wordt versterkt voor de gevaarlijke zones en lokalen en of<br />

installaties met verhoogd risico.<br />

De brandweer kan verzoeken om specifieke blusmiddelen ter beschikking te houden.<br />

380/14 Module Instap – Hoofdstuk 5.2.<br />

Blusmiddelen en bluswatervoorziening


Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

> Bluswatervoorziening<br />

In de onmiddellijke nabijheid van het industriegebouw beschikt de brandweer over<br />

een primaire bluswatervoorziening die snel door de brandweer kan gebruikt worden<br />

Deze primaire bluswatervoorziening kan, in overleg met de brandweer, aangevuld<br />

worden met een secundaire en eventueel tertiaire bluswatervoorziening.<br />

Punt 8.2.2. van Bijlage 6<br />

381/14 Module Instap – Hoofdstuk 5.2.<br />

Blusmiddelen en bluswatervoorziening


Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

> Bluswatervoorziening<br />

In het Verslag aan de Koning wordt dit verduidelijkt:<br />

“De bluswatervoorziening wordt onderverdeeld in drie verschillende soorten bronnen :<br />

- de primaire bluswatervoorziening die snel inzetbaar is door het eerste voertuig dat<br />

ter plaatse komt en dient voor een eerste aanval (bv. het openbaar leidingnet met<br />

onder- of bovengrondse hydranten);<br />

- de secundaire bluswatervoorziening die mogelijk iets verder van het industriegebouw<br />

gelegen is en waarbij het langer duurt om aan te sluiten en die de brandweer<br />

voldoende tijd moet bieden om de tertiaire bluswatervoorziening operationeel te krijgen<br />

(bv. een grotere waterleiding op enkele honderden meters of een waterreservoir op het<br />

industriegebied);<br />

- de tertiaire bluswatervoorziening die voorziet in een quasi onbeperkte hoeveelheid<br />

bluswater maar mogelijk op grotere afstand ligt (bv. een kanaal op een kilometer).”<br />

382/14 Module Instap – Hoofdstuk 5.2.<br />

Blusmiddelen en bluswatervoorziening


Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

> Bluswatervoorziening<br />

De primaire bluswatervoorziening op het perceel<br />

“De primaire bluswatervoorziening is meestal te voorzien op niveau van het perceel en<br />

bestaat doorgaans uit het openbaar net waarop ondergrondse en bovengrondse<br />

hydranten zijn aangesloten. Deze dient minimaal te beantwoorden aan de<br />

voorschriften van de ministeriële omzendbrief van 14 oktober 1975 betreffende de<br />

watervoorraden door het blussen van branden. Deze bluswatervoorziening moet snel<br />

kunnen worden ingezet. Daartoe mogen de hydranten zich niet te ver van de<br />

opstelplaatsen bevinden (max. 15 m).” (Verslag aan de Koning)<br />

383/14 Module Instap – Hoofdstuk 5.2.<br />

Blusmiddelen en bluswatervoorziening


Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

> Bluswatervoorziening<br />

De behoeften aan bluswater worden bepaald door de brandweer.<br />

Primaire bluswatervoorziening moet (bvb. in Nederland) snel kunnen ingezet worden<br />

door de “eerste uitruk”:<br />

> binnen de drie minuten na aankomst,<br />

> na aansluiting direct en onafgebroken voldoende water leveren,<br />

> op maximaal 40 m afstand van de brandweertoegang(en) van een gebouw<br />

gelegen zijn.<br />

Voor industriële risico’s zouden qua debiet volgende vereisten moeten dienen:<br />

> 30 m³/h voor nieuwbouw kleine risico’s<br />

> 60 m³/h voor oudbouw en grotere risico’s.<br />

384/14 Module Instap – Hoofdstuk 5.2.<br />

Blusmiddelen en bluswatervoorziening


Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

> Bluswatervoorziening<br />

De secundaire bluswatervoorziening op niveau van het bedrijventerrein<br />

(of dicht bij het bedrijf).<br />

“De secundaire bluswatervoorziening kan worden voorzien op niveau van een<br />

bedrijventerrein, waarbij een gemeenschappelijke bluswatervoorraad redelijk snel door<br />

de brandweer kan worden gebruikt. Deze voorraad dient voldoende groot te zijn om<br />

gedurende de tijdspanne nodig voor het aanboren van de tertiaire<br />

bluswatervoorziening ten minste 90 m3/h ofwel 1 500 l/min te leveren. De secundaire<br />

bluswatervoorziening kan enkele honderden meters ver van het industriegebouw<br />

liggen, maar niet te ver zodat het water nog met een eenvoudige opstelling bestaande<br />

uit een haler en een blusser tot aan het industriegebouw kan worden gebracht.”<br />

(Verslag aan de Koning)<br />

Nota: Bij ontoereikende of falende primaire bluswatervoorziening dient een secundaire<br />

bluswatervoorziening zo snel mogelijk opgezet worden.<br />

385/14 Module Instap – Hoofdstuk 5.2.<br />

Blusmiddelen en bluswatervoorziening


Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

> Bluswatervoorziening<br />

Secundaire bluswatervoorziening dient (bvb. in Nederland):<br />

> de mogelijkheid te bieden om binnen vijftien minuten na aankomst met een lage druk<br />

watertransport water op de brandhard te hebben<br />

> en ingericht te worden op een maximaal haalbare afstand tot de (te verwachten)<br />

brandhaard afhankelijk van de plaatselijke omstandigheid.<br />

Ze moet een minimale capaciteit van 90 m³/h hebben gedurende minimaal 4 uur.<br />

De kwaliteit van het water moet van dien aard zijn dat er geen schade aan de<br />

bluspomp kan ontstaan.<br />

De capaciteit van een secundaire bluswatervoorziening moet onafhankelijk van de<br />

primaire bluswatervoorziening kunnen worden toegevoegd aan de inzet.<br />

386/14 Module Instap – Hoofdstuk 5.2.<br />

Blusmiddelen en bluswatervoorziening


Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

> Bluswatervoorziening<br />

Voorbeelden van secundaire bluswatervoorziening:<br />

>Open water<br />

>Geboorde put<br />

>Bluswaterriool<br />

>Blusvijver<br />

>Bluswaterleidingnet (o.a. koelwater)<br />

387/14 Module Instap – Hoofdstuk 5.2.<br />

Blusmiddelen en bluswatervoorziening


Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

> Bluswatervoorziening<br />

De tertiaire bluswatervoorziening vereist op basis van een risicoanalyse.<br />

“Meestal is nog een tertiaire bluswatervoorziening noodzakelijk die de rest van het<br />

benodigde bluswater kan leveren nodig om een volontwikkelde brand onder controle te<br />

krijgen. De volgende figuur geeft een indicatie van het debiet in functie van de<br />

oppervlakte van het grootste compartiment en de klasse waartoe het compartiment<br />

behoort.<br />

Indien het compartiment uitgerust is met een sprinklerinstallatie volstaat een<br />

bijkomende bluswatertoevoer (bovenop de watervoorraad van de sprinklerinstallatie)<br />

van 150 m 3 /h ofwel 2.500 l/min.” (Verslag aan de Koning)<br />

Nota: Bij grote brandrisico’s en/of grote gebouwen zullen grotere hoeveelheden<br />

bluswater gedurende een langere duur nodig zijn.<br />

388/14 Module Instap – Hoofdstuk 5.2.<br />

Blusmiddelen en bluswatervoorziening


389/14 Module Instap – Hoofdstuk 5.2.<br />

Blusmiddelen en bluswatervoorziening


Blusmiddelen en bluswatervoorziening<br />

> Bluswatervoorziening<br />

De tertiaire bluswatervoorziening:<br />

> is aanvullend op de primaire en secundaire bluswatervoorziening;<br />

> is toepasbaar voor rampenbestrijding of in geval van grootschalig optreden;<br />

> voorziet in een grote leveringscapaciteit;<br />

> mag een grote afstand tot het risico hebben.<br />

Voorbeelden: een kanaal of een grote vijver, met onbeperkte capaciteit, waarbij een<br />

watertransportsysteem (WTS) met een dompelpomp wordt opgebouwd.<br />

> slanglengte tot het risico: max. 3 km.<br />

> indien > 3 km, een “Tankwagen Transport Systeem” (TWT) inzetten.<br />

Nota: kwaliteit van het water zodanig dat er geen schade aan de pomp kan ontstaan.<br />

390/14 Module Instap – Hoofdstuk 5.2.<br />

Blusmiddelen en bluswatervoorziening


Module Instap<br />

Hoofdstuk 5 – Brandbestrijding<br />

5.3 – Monodisciplinaire Interventieplannen<br />

www.ibz.be


392/26<br />

Informatie voor de brandweer en<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen<br />

Programma<br />

1 Terminologie<br />

2 Wettelijk kader<br />

3 KB 16/02/2006 Nood- en InterventiePlan<br />

4 Bijlage 6 - Industriële gebouwen<br />

5 Evolutie in de taakverdeling<br />

6 Informatieverzameling door de exploitant<br />

7 Rapportering i.v.m. brandpreventie<br />

8 Voorafgaande Interventie Plan (VIP)<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


1 Terminologie (1/2)<br />

Exploitant<br />

393/26<br />

De natuurlijke persoon of de rechtspersoon,<br />

publiekrechtelijk of privaatrechtelijk, die het risicoobject<br />

beheert.<br />

Risico-object<br />

Onroerende of door bestemming onroerende<br />

infrastructuur gevestigd op een locatie (site) waar<br />

bepaalde (gevaarlijke) activiteiten worden uitgevoerd<br />

die een zekere risico inhouden.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


1 Terminologie (2/2)<br />

Interventieplanning informatie<br />

394/26<br />

Proactief proces van verzameling van data en<br />

informatie (vooral technische en veelal statische<br />

kenmerken) van het risico-object, gevolgd door:<br />

>de systematische opslag,<br />

>de actualisatie en<br />

>het ter beschikking stellen ervan,<br />

in het kader van een mogelijke inzet van:<br />

>de interne eerste interventieploeg (indien van<br />

toepassing)<br />

>de externe interveniërende hulpdiensten<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


2 Wettelijk kader<br />

Bestaande wetgeving voor specifieke risico-objecten<br />

> Nucleaire installaties<br />

> SEVESO bedrijven<br />

> Voetbalstadia (capaciteit : meer dan 10.000<br />

bezoekers)<br />

> Ziekenhuizen<br />

> Schietstanden<br />

> …<br />

><br />

395/26<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


3 KB 16/02/2006 Nood- en InterventiePlan<br />

Toepassingsgebied<br />

Onder “noodsituatie” verstaat men:<br />

396/26<br />

“Elke gebeurtenis die schadelijke gevolgen voor het<br />

maatschappelijk leven veroorzaakt of veroorzaken kan,<br />

zoals een ernstige verstoring van de openbare<br />

veiligheid, een ernstige bedreiging ten opzichte van het<br />

leven of de gezondheid van personen en/of ten opzichte<br />

van belangrijke materiële belangen, en waarbij de<br />

coördinatie van de disciplines is vereist om de dreiging<br />

weg te nemen of om de schadelijke gevolgen te<br />

beperken”<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


3 KB 16/02/2006 Nood- en InterventiePlan<br />

Structuur Noodplanning<br />

397/26<br />

Exploitant<br />

Risico-object<br />

Interventieplanning informatie<br />

De exploitant van de bedoelde inrichting of site<br />

bezorgt<br />

Is opgesteld<br />

alle noodzakelijke<br />

door de onderneming<br />

informatiegegevens<br />

of de instelling<br />

voor<br />

Verzamelt de multidisciplinaire<br />

het opstellen<br />

technische<br />

van<br />

informaties<br />

het BNIP<br />

Sites, gebouwen, verdiepingen, lokalen<br />

Installaties en preventiemiddelen<br />

Informatiebron<br />

Informatiebron<br />

Informatiebron<br />

Missing link<br />

INP Intern NoodPlan<br />

Is opgesteld door de onderneming of de instelling<br />

Regelt de multidisciplinaire interventieprocedures<br />

De exploitant van de bedoelde inrichting of site<br />

bezorgt alle noodzakelijke informatiegegevens voor<br />

het opstellen van het BNIP<br />

Informatiebron<br />

Informatiebron<br />

Informatiebron<br />

Organisatie<br />

Organisatie<br />

integratie integratie<br />

van van acties acties<br />

Overeenstemming<br />

Overeenstemming<br />

Aanvulling Aanvulling<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen<br />

Overheid<br />

IP InterventiePlan<br />

Is opgesteld door elke discipline<br />

BW, MED, POL, LOG, INFO<br />

Regelt de mono disciplinaire interventieprocedures<br />

Hulpverleningsoperaties = BW<br />

Medische hulpverlening = MED<br />

Plaatselijke politie = POL<br />

Logistieke steun = LOG<br />

Informatie bevolking & media = INFO<br />

NIP Nood- en InterventiePlan<br />

Is opgesteld door gemeente, provincie, federaal<br />

Regelt de multidisciplinaire interventieprocedures<br />

ANIP: Algemene beheersrichtlijn<br />

BNIP: Bijzonder risico beheersrichtlijn<br />

Nucleair, Seveso, ziekenhuizen, stadia, stations<br />

Noodplanningszones<br />

GEM<br />

PROV<br />

FED


3 KB 16/02/2006 Nood- en InterventiePlan (1/2)<br />

398/26<br />

Nood- en interventieplan (NIP)<br />

Dit plan omschrijft het principe multidisciplinaire<br />

coördinatie, de opdrachten die van de disciplines<br />

verwacht worden en de modaliteiten van<br />

beleidscoördinatie voor wanneer een noodsituatie<br />

zich voordoet en omvat:<br />

> het Algemeen Nood- en Interventieplan (ANIP), dat<br />

de algemene richtlijnen bevat en de informatie die<br />

nodig is om elke soort noodsituatie te kunnen<br />

beheren;<br />

> het Bijzonder Nood- en Interventieplan (BNIP), dat<br />

het ANIP aanvult met specifieke richtlijnen voor een<br />

bijzonder risico.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


3 KB 16/02/2006 Nood- en InterventiePlan (2/2)<br />

399/26<br />

Monodisciplinaire interventieplannen (IP)<br />

> Dit plan regelt de interventiemodaliteiten van een<br />

discipline, overeenkomstig het bestaande NIP.<br />

Intern noodplan (INP)<br />

> Het intern noodplan is een document op het niveau<br />

van het bedrijf en/of instelling, dat er op gericht is de<br />

schadelijke gevolgen van een noodsituatie te<br />

beperken door het uitwerken van aangepaste<br />

materiële en organisatorische noodmaatregelen,<br />

opgesteld door het betrokken bedrijf of instelling.<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


3 Ministeriële omzendbrief NPU-2 betreffende het Algemeen<br />

Nood- en InterventiePlan (ANIP)<br />

De doelstelling van deze omzendbrief is om:<br />

> tegemoet te komen aan de vraag van sommige<br />

Provinciegouverneurs naar een werkinstrument om<br />

hen te helpen om hun ANIP in overeenstemming te<br />

brengen met de reglementering<br />

> bij te dragen aan de harmonisering van de<br />

noodplanning vanuit een multidisciplinaire benadering<br />

400/26<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


4 Bijlage 6 – Industriële Gebouwen<br />

Informatie voor opmaak InterventiePlannen (1/2)<br />

De nodige informatie wordt onder de vorm van<br />

voorafgaande interventieplannen (VIP) ter beschikking<br />

gesteld en kan bijvoorbeeld bestaan uit :<br />

> een inplantingsplan van het gebouw met de straten, de<br />

toegangen tot het terrein (met inbegrip van de manier<br />

waarop men zich toegang tot het terrein kan verschaffen<br />

– conciërge, nachtwaker, sleutelkluis, code,…), de<br />

nabijgelegen gebouwen, de bruikbare<br />

bluswatervoorzieningen,…<br />

401/26<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


4 Bijlage 6 – Industriële Gebouwen<br />

Informatie voor opmaak InterventiePlannen (2/2)<br />

> de grondplannen van de verschillende bouwlagen van het gebouw met<br />

vermelding van:<br />

> de bouwwijze van draagstructuur,<br />

> dak en gevels,<br />

> de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen en andere risico’s (bv.<br />

putten,HS installatie,…),<br />

> de aanwezige actieve brandbeveiligingsinstallaties (RWA,<br />

sprinklers, detectie,…),<br />

> de ligging van de compartimentwanden,<br />

> de ingangen,<br />

> de centrale controle- en bedieningspost,<br />

> de hoofdafsluiters van de nutsvoorzieningen en andere leidingen<br />

met gevaarlijke stoffen,<br />

> de specifieke uitrukprocedures (bv. afspraken over bijstand en versterking,<br />

groot watertransport, meetploegen,…),<br />

> te contacteren/waarschuwen personen,…<br />

402/26<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


4 Bijlage 6 – Industriële Gebouwen<br />

Positionering vs KB 2006<br />

403/26<br />

Exploitant Overheid<br />

VIP<br />

Site<br />

Interventie<br />

Planning<br />

Informatie<br />

INP<br />

Intern Noodplan<br />

Bijlage 6<br />

VIP<br />

Gebouw(en)<br />

VIP<br />

Verdieping(en)<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen<br />

K.B. 2006<br />

Monodisciplinaire<br />

Interventieplannen<br />

ANIP<br />

BNIPANIP<br />

BNIP Gemeente ANIP<br />

BNIP<br />

Provincie<br />

D1<br />

D2<br />

D3<br />

D4<br />

D5<br />

Federaal


5 Taakverdeling: Vroegere situatie<br />

> Brandweer:<br />

> Verantwoordelijk voor het opstellen dossier maar lak aan:<br />

> Exploitant:<br />

404/26<br />

> adequate instrumenten<br />

> prioriteitsregels in zone<br />

> standaard formaat<br />

> Beheer van gegevens maar informatie:<br />

> verspreid in organisatie<br />

> niet compleet vanuit interventie standpunt<br />

> niet beschikbaar op gewenste tijdstip<br />

> niet geactualiseerd<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


5 Evolutie in taakverdeling naar betere synergie<br />

> Rampenambtenaar Gemeente/Provincie/Federaal<br />

> Coördinatie tussen de disciplines via veiligheidscel<br />

> Centraal punt uitwisseling info exploitant - overheid<br />

> Nieuwe taken (initiatieven) exploitant:<br />

> Eigen interventieplannen opstellen<br />

> Eigen interventieplannen actualiseren<br />

> Eigen interventieplannen ter beschikking stellen aan rampenambtenaar<br />

> Nieuwe taken disciplines:<br />

405/26<br />

> Controle plannen van risico-objecten in gebied<br />

> Mono disciplinaire interventieplannen opstellen<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


6 Informatieverzameling door de exploitant<br />

406/26<br />

> Locatiestructuur (Site, Gebouw, Verdieping, Lokaal)<br />

> Informatie over objecten volgens locatiestructuur<br />

> Organisatiegegevens<br />

> Lijst van geïnventariseerde elementen<br />

> Media-elementen<br />

> Plannen (liefst in DXF)<br />

> Site<br />

> Gebouw<br />

> Verdieping<br />

> Extra plannen:<br />

> Liggingplannen<br />

> Hydrantenplan / bluswaterwinningsplan<br />

> Constructieplan<br />

> Slotenplan<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


6 Informatieverzameling door de exploitant<br />

Van buiten naar binnen …<br />

407/26<br />

De binnenste schil; Het lokaal .<br />

compartimenteringen, Hier kan u op zoek gaan afsluiters naar bv<br />

interventiemiddelen, afsluiters<br />

…<br />

De middenste schil: het Het gebouw.<br />

Hier gaat u op zoek naar<br />

gebouwtoegangen<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen<br />

De buitenste schil: Het terrein .<br />

Ga terreintoegangen.<br />

hier op zoek naar terreintoegangen.


408/26<br />

7 Rapportering ivm brandpreventie<br />

Standaardisatie pictogrammen is vereist…<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


8 Voorafgaande Interventie Plan (VIP)<br />

409/26<br />

> VIP = een document in A3 formaat, (R/V) dat nuttige<br />

informatie bevat die belangrijk is in de eerste minuten<br />

van een interventie.<br />

> Interventiedossier = zo volledig mogelijke info<br />

> VIP = focus op de scenario’s bij interventie.<br />

> VIP<br />

> Site<br />

> Gebouw<br />

> Verdieping<br />

> Voor klein KMO, plan site en/of gebouw(en)<br />

> Voor hoger risico, extra: plannen per verdieping<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


8 Voorafgaande Interventie Plan (VIP)<br />

VIP Site Voorkant<br />

410/26<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


8 Voorafgaande Interventie Plan (VIP)<br />

VIP Site Achterkant<br />

411/26<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


8 Voorafgaande Interventie Plan (VIP)<br />

VIP Gebouw Voorkant<br />

412/26<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


8 Voorafgaande Interventie Plan (VIP)<br />

VIP Gebouw Achterkant<br />

413/26<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


8 Voorafgaande Interventie Plan (VIP)<br />

VIP Verdieping Voorkant<br />

414/26<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen


8 Voorafgaande Interventie Plan (VIP)<br />

VIP Verdieping Achterkant<br />

415/26<br />

Module Instap – Hoofdstuk 5.3. -<br />

Monodisciplinaire Interventieplannen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!