24.09.2013 Views

DE S TADSDENKER S - Gemeente Schiedam

DE S TADSDENKER S - Gemeente Schiedam

DE S TADSDENKER S - Gemeente Schiedam

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

SEPTEMBER 2012, JAARGANG 18 NO. 8, CULTUREEL MAANDBLAD SCHIEDAM/VLAARDINGEN<br />

e 5,-<br />

<strong>DE</strong> STADS<strong>DE</strong>NKERS


TWEE UNIEKE SCHIEDAMSE STADS- EN DORPSGEZICHTEN<br />

BIJ KUNSTHAN<strong>DE</strong>L PARADIES<br />

schets advertentie Paradies.jpg 720x960 pixels<br />

J.C.U. Legner, Gezicht op <strong>Schiedam</strong>, olieverf op canvas 60 x 84 cm, € 5.000,-<br />

Kunsthandel Paradies aan het Broersveld presenteert met regelmat werken van vooraanstaande<br />

Nederlandse kunstenaars, zoals op dit moment litho’s van onder Karel Appel Corneille en een serie gouaches<br />

van Anton Heijboer. Ook biedt Kunsthandel Paradies regelmatig werk van <strong>Schiedam</strong>se kunstenaars als<br />

Paradies, Legner, Wiegman, Mak, Gips en De Raat<br />

Johan Coenraad Ulrich Legner (<strong>Schiedam</strong>, 2 november 1859 - Haarlem, 29 december 1932), schilder.<br />

kunstschilder te Utrecht; H.B.S.-leraar tekenen. Dit schilderij van de Overschiesestraat werd in 2000<br />

verworven via Christies, Amsterdam.<br />

P.J. Mak, Uitspanning De Halve Maan, Kethel circa 1870, olieverf op canvas € 800,-<br />

Pieter Johannes Mak (<strong>Schiedam</strong>, 28 februari 1842 - Apeldoorn, 4 maart 1929). Romantisch, later<br />

naturalistisch-impressionistisch schilder. Leerling van Nicolaas Barnouw. Het Stedelijk Museum <strong>Schiedam</strong><br />

bezit 24 werken van Mak. De beschrijving van het schilderij op het spieraam is van de hand van P.J. Mak zelf.<br />

https://192.168.64.22/exchange/j.bos@bgs-schiedam.nl/Postvak%20IN/No%20Subject-724.EML/1_multipart_xF8FF_2_schets%20advertentie%20Paradies.j ...<br />

https://192.168.64.22/exchange/j.bos@bgs-schiedam.nl/Postvak%20IN/No%20Subject-724.EML/1_multipart_xF8FF_2_schets%20advertentie%20Paradies.j ...<br />

https://192.168.64.22/exchange/j.bos@bgs-schiedam.nl/Postvak%20IN/No%20Subject-724.EML/1_multipart_xF8FF_2_schets%20advertentie%20Paradies.j ...<br />

Broersveld 85, Geopend op vrijdag en zaterdag van 10.00 – 17.00 uur of op afspraak 0653 282199<br />

10-09-2012 08:<br />

Page 1 of<br />

Page 1 of<br />

Page 1 of


3 Musis<br />

MUSIS september 2012<br />

jaargang 18<br />

no 8<br />

ISSN 1568.9751<br />

Musis verschijnt 11 maal per jaar<br />

en informeert en opinieert<br />

onafhankelijk op het brede terrein<br />

van cultuur en samenleving.<br />

Musis is toegelaten als<br />

Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI)<br />

8049 60 057<br />

Uitgever : Stichting Musis<br />

Bestuur :<br />

Jan Franken, Dick Jansen, Loe Koppejan – voorzitter,<br />

Jos Poolman, Karin Visser<br />

Redactie en administratie :<br />

Broersvest 75-77<br />

3111 ED <strong>Schiedam</strong><br />

Telefoon :010 473 55 18<br />

E-mail : redactie@musis.info<br />

Hoofdredacteur : Hans van der Sloot<br />

Redactie :<br />

Jeroen ter Brugge, Theo van Giezen,<br />

Sjef Henderickx, Jack Tsang, Rikkert Wijk<br />

Maarten Bijl ( voorzitter )<br />

Tekstredactie : Laurens Priester<br />

Eindredactie : Laurens Priester<br />

Abonnement : minimaal e 35,jaarabonnement<br />

2012<br />

(een hogere bijdrage wordt zeer op prijs gesteld)<br />

op rekeningnummer 81.33.79.555 Fortis<br />

MUSIS ONLINE OP<br />

http://archief.schiedam.nl/<br />

Van januari 2009 tot de maand voorafgaand aan<br />

het laatste nummer (augustus 2012) is Musis<br />

volledig leesbaar op de website van het<br />

<strong>Gemeente</strong>archief <strong>Schiedam</strong> / publicaties.<br />

Het Musisarchief is volledig doorzoekbaar.<br />

Het onderwijs en educatieve instellingen kunnen<br />

op Musis een beroep doen bij het geschikt maken<br />

van onderwerpen voor lessen en projecten<br />

Druk : BGS Grafisch, <strong>Schiedam</strong><br />

Alle auteursrechten en datarecht berusten<br />

bij Stichting Musis en de auteurs.<br />

Omslag :<br />

Op de omslag de omslagillustratie voor<br />

Zo was Parijs waarin M.M. van Praag in 1953<br />

zijn belangrijkste inspiratiebron beschreef.<br />

Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door<br />

het Fonds <strong>Schiedam</strong> Vlaardingen en omstreken.<br />

Inhoudsopgave<br />

4 Marinus M. van Praag<br />

9 Jacob J. Kolpa<br />

15 OBS De Singel 100 jaar<br />

20 Een school voor wijk en grachtengordel<br />

22 Geen wederopbouw op open monumentendag<br />

30 <strong>Schiedam</strong>mers moeten leren met andere ogen naar<br />

de Hoogstraat te kijken<br />

33 Corry van der Poel-Soeters<br />

37 <strong>Schiedam</strong>se bleekneusjes<br />

38 Museumvondsten<br />

De Stadsdenkers<br />

Het is een merkwaardig toeval dat zowel in<br />

Vlaardingen als <strong>Schiedam</strong> de namen zijn verbleekt<br />

van twee functionarissen die in hoge mate<br />

verantwoordelijk zijn voor de stadsuitbreidingen<br />

vóór en direct na de Tweede Wereldoorlog waarin de<br />

visies werden gematerialiseerd van industrialisering,<br />

modernisering en het openstaan voor actuele<br />

stedenbouwkundige inzichten. Veel van hun<br />

inbreng in de stedenbouwkundige ontwikkeling<br />

vaan Vlaardingen en <strong>Schiedam</strong> vormt nu nog mede<br />

de basis van een monumentenbeleid dat grote(re)<br />

aandacht geeft van de wederopbouwarchitectuur in<br />

de context van de stedenbouwkundige bedoelingen<br />

en inzichten van weleer. In Vlaardingen worden<br />

de wethouder Teun de Bruijn en burgemeester Jan<br />

Heusdens als hoofdverantwoordelijke gezien voor de<br />

stedenbouwkundige ontwikkeling van na de Tweede<br />

Wereldoorlog. Het was echter Jacobus J. Kolpa die<br />

samen met de stedenbouwkundige Van Tijen een<br />

nieuw Vlaardingen ontwierp, dat vervolgens door de<br />

politiek werd omhelsd. In <strong>Schiedam</strong> gaat de eer van<br />

de stadsontwikkeling voor naar stedenbouwkundige<br />

Hórváth. Zijn rol was onmiskenbaar groot. Echter<br />

achter hem stond de directeur van de Dienst Bouw en<br />

Woningdienst Marinus M. van Praag wiens invloed op<br />

de stedenbouwkundige ontwikkeling van <strong>Schiedam</strong><br />

tussen 1920 en 1960 nauwelijks te overschatten is. Het<br />

thema voor de afgelopen Open Monumentendagen was<br />

het verschil tussen arm en rijk. Juist het verkleinen van<br />

de afstand hiertussen was voor zowel Kolpa en Van<br />

Praag een voornaam uitgangspunt, vandaar de ruime<br />

aandacht voor beide Stadsdenkers in deze Musis.


MARINUS M.VAN PRAAG:<br />

EEN ONVERMOEIBAAR<br />

WERKER AAN SCHIEDAM<br />

Deze maand is het precies een<br />

halve eeuw geleden dat de Stichting<br />

de <strong>Schiedam</strong>se Gemeenschap<br />

een speciaal nummer wijdde aan<br />

stadsontwikkeling en toekomstvisie.<br />

Het nummer verscheen bij bezoek<br />

van koningin Juliana op 12 september<br />

1962 en was geschreven door slechts<br />

één auteur, Marinus M. van Praag.<br />

En nog altijd is deze uitgave het<br />

makkelijkste en plezierigst begaanbare<br />

ezelsbruggetje naar wie de weg<br />

zoekt naar de geschiedenis van de<br />

stadsontwikkeling van <strong>Schiedam</strong><br />

vanaf 1920 tot het eind van de<br />

wederopbouwperiode.<br />

tekst: Hans van der Sloot<br />

foto’s: <strong>Gemeente</strong>archief <strong>Schiedam</strong> en<br />

Cornelia Montfoort<br />

De naam Jozsef Hórváth lijkt in <strong>Schiedam</strong> synoniem<br />

met de stadsontwikkeling van na 1945. Naar hem is<br />

de belangrijkste verkeersweg tussen Rotterdam en<br />

<strong>Schiedam</strong> genoemd. Met reden, want het was Hórváth<br />

die bedacht dat je op het oude lichaam van de spoordijk<br />

tussen Rotterdam en <strong>Schiedam</strong> maar beter een weg<br />

kon aanleggen dan hem afgraven ten behoeve van de<br />

autowegaanleg elders in de provincie. Een belangrijke<br />

rol in deze naamgeving speelde de toenmalig directeur<br />

van de Dienst Bouw en Woningtoezicht Van Praag. En<br />

deze schreef bij de dood van Hórváth in 1960 ook een<br />

méér dan lovend ‘in memoriam’ in de <strong>Schiedam</strong>se<br />

Gemeenschap.<br />

En toch deed Van Praag de werkelijkheid daarmee enig<br />

geweld aan. Want de man achter Hórváth en achter<br />

architecten als Sanders, Stahlie en na de Tweede<br />

Marinus M. van Praag, foto Hans Visser.<br />

Wereldoorlog, Groosman, en Spruijt en Den Butter die<br />

grotendeels het volkshuisvestelijk gezicht van <strong>Schiedam</strong><br />

bepaalden was M.M. van Praag zelf. Het was deze<br />

jonge verantwoordelijke voor de volkshuisvesting die<br />

de uitbreidingsplannen op papier zette voor <strong>Schiedam</strong><br />

West en – Oost. Zelf ontwierp Van Praag ook een<br />

complex arbeiderswoningen in de Galileïstraat en<br />

Ampèrestraat in Oost. Kenmerkend hierin zijn de<br />

uitspringende portalen van de bovenwoningen zoals<br />

deze door Sanders ook op verschillende plaatsen in<br />

de Gorzen toepaste en Stahlie op zijn beurt in het<br />

westen van <strong>Schiedam</strong> realiseerde. Door het portaal<br />

een meter naar voren te plaatsen was het mogelijk om<br />

binnen de beperkte afmetingen van de woning toch<br />

een minder steile en daardoor veiliger trap te plaatsen.<br />

Het veilig naar beneden kunnen sjouwen van een volle<br />

Musis 4


vuilnisbak was een stokpaardje van Van Praag dat hij<br />

op verschillende plaatsen noemt in brieven aan de<br />

verschillende woningcorporaties in <strong>Schiedam</strong> een het<br />

college en zelfs naar de Nationale Woningraad. Om<br />

die reden hield hij ook – waar hij kon – de bouw van<br />

complexen van meer dan één verdieping tegen.<br />

Met regelmatig succes vertegenwoordigde M.M.<br />

van Praag na de Tweede Wereldoorlog de gemeente<br />

<strong>Schiedam</strong> in politiek Den Haag. Hierin deed zich<br />

het uitzonderlijke feit voor dat een ambtenaar de<br />

functie van zijn wethouders waarnam inplaats van<br />

andersom. Dit had een reden. Behalve directeur<br />

van de Dienst Bouw en Woningtoezicht, die feitelijk<br />

onder <strong>Gemeente</strong>werken diende te ressorteren,<br />

was de waterstaatkundig ingenieur Van Praag ook<br />

nog een eminent jurist en bestuurskundige. Als<br />

dr. mr. ir. Marinus M. van Praag genoot hij door<br />

publicaties als ‘Publiek recht contra privaatrecht’,<br />

‘De bouwverordening in de toekomst’, ‘Voorwaarden<br />

voor behoorlijk bestuur’, ‘Enige aantekeningen bij het<br />

doorlezen der prae-adviezen van de VAR’ en het in<br />

de jaren ’50 van de vorige eeuw nog heel actuele ‘De<br />

betekenis van de existentialistische zienswijze voor<br />

de rechtswetenschap’, bekendheid die tot ver buiten<br />

<strong>Schiedam</strong> reikte. Als auteur had hij verschillende<br />

boeken over het Parijs van het fin de siècle op zijn<br />

naam, en verschillende grotere publicaties over de<br />

Franse staatsman Clemenceau die hem kennelijk bleef<br />

intrigeren en George-Eugène Baron de Hausmann die<br />

– ten koste van het overbevolkte historische centrum –<br />

Parijs z’n grote boulevards gaf, de joodse geschiedenis<br />

en cultuur zoals hij deze –zelf joods – beleefde en het<br />

cabaret en toneel aan het begin van de twintigste<br />

eeuw in Londen en Parijs. En daarnaast schreef hij dan<br />

nog enkele honderden – nog altijd lezenswaardige -<br />

paginagrote artikelen voor De Groene Amsterdammer<br />

en de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Van Praag was<br />

in staat meerdere dingen tegelijk te doen en liet zich<br />

weinig gelegen liggen als regels en conventies. Waar<br />

hij dit nodig achtte kapittelde hij zijn wethouders,<br />

sloeg eerste palen als ware hij de burgemeester,<br />

onderhandelde in de vroege jaren van de wederopbouw<br />

over de toewijzing van te bouwen contingenten en de<br />

daarvoor benodigde bouwmaterialen en voorzag op de<br />

fiets huisgezinnen die geen behang konden betalen een<br />

pakket rollen uit de voorraden van de Woningdienst. , te<br />

schrijven en te vergaderen waarvan hij een enthousiast<br />

lezer én medewerker was. Daarnaast was hij ook sedert<br />

1929 plaatsvervangend kantonrechter en maakte in<br />

de privésfeer deel uit van een gezelschap prominente<br />

cultuurliefhebbers als G.W. van Bergen Walraven en Piet<br />

Sanders aan wie <strong>Schiedam</strong> Dudoks HAV-bank dankt<br />

alsmede de Opstandingskerk van Jaap Bakema, de<br />

kunstkenner en bestuurder van de invloedrijke galerie<br />

Le Canard, Goos Verweij en Ferdinand Bordewijk,<br />

waarmee hij ook als jurist vele contacten onderhield en<br />

die net als hij regelmatig publiceerde het maandblad ‘de<br />

<strong>Schiedam</strong>se Gemeenschap’.<br />

Een wonderlijke relatie<br />

Bij zijn afscheid in mei 1961 memoreerde naamgenoot<br />

en wethouder Marinus van Kinderen het wonderlijk<br />

te vinden dat Van Praag het veertig jaar in <strong>Schiedam</strong><br />

had uitgehouden, maar ook dat <strong>Schiedam</strong> het al die<br />

5 Musis<br />

Aan de dood ontsnapt<br />

Bij zijn huldiging wegens het veertigjarig<br />

dienstverband als directeur van de Dienst Bouw-<br />

n Woningtoezicht 1920-1960, werd stilletjes<br />

voorbijgegaan aan de oorlogsjaren. Herman<br />

Noordegraaf schreef hierover in ‘Scyedam<br />

een uitvoerig en uitstekend gedocumenteerd<br />

artikel, dat aanvangt op het moment dat de<br />

Van Praags als joods gezin de toegang tot<br />

winkels werd ontzegd, zij al hun waardevolle<br />

goederen moesten inleveren, geen openbare<br />

gelegenheden meer mochten bezoeken en<br />

zelfs de toegang tot school werd ontzegd. In<br />

het archief van Van Praag bevindt zich ook<br />

de brief waarin burgemeester Van Haaren als<br />

vertegenwoordiger van het Rijkscommissariaat<br />

in 1941 M.M. van Praag als rechteloze jood<br />

ontslaat.<br />

Regelmatig viel de SS de woning van Van Praag<br />

binnen. Omdat deze behoorde tot wat later de ‘’<br />

Barneveldgroep’ zou heten werden ze in zoverre<br />

ontzien dat ze aanvankelijk aan deportatie<br />

ontkwamen. Dit duurde tot september 1943<br />

toen Nederlandse marechaussee het gebouw<br />

‘De Schaffelaar’ in Barneveld omsingelde en de<br />

groep alsnog naar Westerbork werd afgevoerd.<br />

Een jaar later werd het gezin Van Praag op<br />

transport gesteld naar Theresiënstadt bij Praag.<br />

Het gehele gezin overleefde Theresiënstadt<br />

ondanks de ontberingen en het gevaar van<br />

besmetting door de opzettelijk door de Duitsers<br />

in het kamp verspreide tyfus. Ook de reis naar<br />

Nederland nadat Theresiënstadt in 1945 door<br />

de Russen was bevrijd was zwaar evenals de<br />

ontvangst in <strong>Schiedam</strong>, waarvan Piet Sanders<br />

zich 67 jaar na dato nog weet te herinneren<br />

dat het gezin met wantrouwen werd bekeken<br />

omdat alle leden de oorlog hadden overleefd<br />

en gezamenlijk in <strong>Schiedam</strong> terugkeerden en<br />

daarom moesten betalen voor hen door NSB-ers<br />

gestolen en in beslag genomen meubels. In 1947<br />

werd Van Praag in zijn functie herbenoemd.<br />

Hijzelf heeft er – in tegenstelling tot zijn broer,<br />

de psychoanalyticus en schrijver Siegfried van<br />

Praag, maar weinig over losgelaten.


tijd goed met z’n directeur Bouw en Woningtoezicht<br />

had kunnen vinden. Aanvankelijk zag het daar ook<br />

niet naar uit. Van Praag schreef er zelf over: ‘Het<br />

was geen aantrekkelijke woonplaats, de stad waar in<br />

oktober 1920, de jonge functionaris z’n intree deed.<br />

Het was allesbehalve een joyeuze gang voor de man<br />

die geroepen was de in <strong>Schiedam</strong> de verbetering van<br />

de volkshuisvesting te bevorderen; die tocht van het<br />

station naar zijn toekomstige woning in het al te sobere<br />

licht van de gaslantaarns, langs de Overschieschestraat,<br />

de Boterstraat, de Markt naar de St. Liduinastraat. Een<br />

sombere zondagavond die hem steeds in herinnering<br />

zou blijven’. Waarop Van kinderen doelde was het door<br />

iedereen begrepen feit dat Marinus van Praag, hoewel<br />

Het Wibautplein vlak na voltooing, foto Chr. Breur<br />

volledig ten nauwste verbonden met <strong>Schiedam</strong>, in zijn<br />

hart altijd Amsterdammer was gebleven. Terwijl hij de<br />

eerstverantwoordelijk was voor de stadsuitbreiding<br />

in het westen en oosten van de stad en na de Tweede<br />

Wereldoorlog met M.J.M. van Kinderen tekende<br />

voor de realisering van Nieuwland, komt de naam<br />

<strong>Schiedam</strong> in zijn honderden publicaties op juridisch,<br />

stedenbouwkundig, historisch en cultureel gebied<br />

slechts sporadisch voor. Uit de desbetreffende mappen<br />

die het <strong>Gemeente</strong>archief <strong>Schiedam</strong> bewaart, spreekt<br />

de breed georiënteerde intellectueel van wiens kennis<br />

<strong>Schiedam</strong> gedurende veertig jaar profiteerde.<br />

In zijn afscheidstoespraak in mei 1961 gaf Van Praag<br />

aan dat <strong>Schiedam</strong> en hij lang aan elkaar hadden<br />

moeten wennen. De relatie tussen gemeentebestuur<br />

en ambtenaar was er de verloop van jaren niet<br />

gemakkelijker op geworden toen de laatste zijn<br />

naam vestigde als jurist en als kantonrechter een<br />

onafhankelijk oordeel had in civielrechtelijke zaken.<br />

Aanvankelijk beoogde het college met de aanstelling<br />

van Van Praag meer greep te krijgen te brengen in<br />

de activiteiten van de vijf woningbouwverenigingen<br />

die <strong>Schiedam</strong> rijk was. Deze onafhankelijke<br />

corporaties realiseerden met rijkssteun wel<br />

grote nieuwbouwprojecten in het kader van de<br />

stadsuitbreiding zoals de Gorzen in <strong>Schiedam</strong>, maar<br />

kwamen niet toe aan de belangrijkste doelstelling<br />

waartoe ze in het leven geroepen waren namelijk<br />

de bestrijding van de ergste misstanden in de<br />

volkshuisvesting in de Nederlandse binnensteden.<br />

Ingevolge de algemene maatschappelijke opvattingen<br />

aan het begin van de twintigste eeuw (die overigens in<br />

de landen om ons heen nog altijd onverminderd gelden)<br />

was de woningbouw een private zaak, die de overheid<br />

slechts kon bevorderen door het verlenen van financiële<br />

steun. Hieraan werd een voorschotregeling verbonden<br />

alsmede een toelatingsprocedure voor op te richten<br />

woningbouwverenigingen. De socialisten waren hier<br />

fel tegen. Volgens hen diende de volkswoningbouw<br />

Musis 6


een zaak van de overheid en diende in elk geval<br />

streng te worden gecontroleerd. Het bouwen door de<br />

overheid kwam vooralsnog niet van de grond. In 1917<br />

werden in geheel Nederland slechts zevenhonderd<br />

woningen in gemeentelijke opdracht gebouwd. Maar<br />

in 1918 werd de regering toch gedwongen om toe<br />

te geven dat zij de volkswoningbouw aan zijn lot<br />

had overgelaten en werden betere regelingen voor<br />

controle van de woningbouwverenigingen en het<br />

toekennen van voorschotten getroffen. In 1920 werd<br />

daarom – voorlopig voor een jaar – de 24-jarige ir.<br />

M.M. van Praag aangesteld en tegen de wens van<br />

de woningbouwverenigingen in meteen benoemd<br />

tot commissaris in de verschillende besturen. Van<br />

Omslag Zo was Parijs, 1952, Pag 4.<br />

Praag deed wat van hem werd verlangd. Gaandeweg<br />

komt zijn naam dan ook even frequent voor in de<br />

bestuursnotulen als die van de overige bestuursleden.<br />

Hij diende van advies en repliek, legde de verenigen<br />

de verplichting op om regelmatig van toeleveranciers<br />

en aannemers te wisselen, centraliseerde de aanschaf<br />

van bouw- en onderhoudsmaterialen, bemoeide zich<br />

intensief met ontwerp en uitvoering van projecten,<br />

ontwierp stedenbouwkundige plannen en stimuleerde<br />

architecten binnen en buiten <strong>Schiedam</strong>. In zijn adviezen<br />

aan het college, aan opdrachtnemers en aan collega’s<br />

van andere gemeentelijke diensten toont Van Praag<br />

zich een onvermoeibaar werker die in vrijwel elk stuk<br />

7 Musis<br />

van betekenis refereert aan ontwikkelingen buiten<br />

<strong>Schiedam</strong> of in ieder geval aan een breder kader waarin<br />

problemen, voorstellen en plannen moeten worden<br />

gezien.<br />

Opvallende berispingen<br />

Meer complex werd de relatie tussen <strong>Schiedam</strong> en Van<br />

Praag toen de laatste in 1923 zijn doctoraalexamen<br />

rechten deed en in 1932 promoveerde op zijn, in het<br />

Duits geschreven, proefschrift ‘Die Rechtsfunktionen’.<br />

Tot dit diepzinnig filosofisch meesterstuk werd hij<br />

geïnspireerd door de Oostenrijkse rechtsgeleerde Hans<br />

Kelsen. Deze had voor zijn land een nieuwe grondwet<br />

ontworpen, waarin de modernste maatschappelijke<br />

denkbeelden waren verwerkt. In de periode tot aan<br />

het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog schreef<br />

Van Praag een aantallen juridische opstellen zoals<br />

overheidsaansprakelijkheid, de nieuwe wetgeving<br />

op het gebied van stedenbouw, over belastingheffing<br />

en de reikwijdte van de Hinderwet in publieke<br />

aangelegenheden, die zijn naam als rechtsfilosofisch<br />

denker definitief vestigde.<br />

Ook na de Tweede Wereldoorlog zou Van Praag met<br />

zijn talrijke artikelen op het gebied van bestuursrecht,<br />

de gemeentewetgeving, het bouw- en arbitragerecht<br />

veelvuldig van zich doen spreken. In deze periode trad<br />

hij ook op als juridisch adviseur van de gemeente en<br />

vertegenwoordigde hij <strong>Schiedam</strong> op het hoogste niveau<br />

in het overleg met de rijksoverheid. Overigens dateren<br />

uit deze jaren ook enkele opvallende berispingen<br />

door zijn superieuren waaronder de wethouders Van<br />

Kinderen en van Bochove. Weliswaar tevreden over<br />

de toezeggingen die hij wist binnen te slepen, hadden<br />

zij kritiek op het feit dat hij zijn bezoeken aan Den<br />

Haag tevens benutte om hele dagen door te brengen<br />

in de Koninklijke Bibliotheek voor zijn persoonlijke<br />

liefhebberij, de geschiedenis van Parijs.<br />

Lastig was ook dat Van Praag zijn principalen, wars<br />

van regels en conventies, voorhield wat zijn inziens het<br />

beste was voor <strong>Schiedam</strong>. Zijn invloed was daarbij zo<br />

groot dat zijn ideeën omtrent de stedenbouwkundige<br />

ontwikkeling van <strong>Schiedam</strong> in vrijwel alle gerealiseerde<br />

projecten tussen 1920 en 1960 zijn terug te vinden,<br />

hoewel hij deze gaandeweg soms ook prijs moest<br />

geven.<br />

In het geheel was hij niet te spreken over de<br />

onachtzame manier waarop <strong>Schiedam</strong> was<br />

omgesprongen met de stadsuitbreidingen in het<br />

westen en oosten van de stad. Voor de uitgangspunten<br />

van deze uitbreidingen was Van Praag in hoge mate<br />

medeverantwoordelijk. In 1962 concludeerde hij<br />

echter dat van al die mooie plannen maar weinig<br />

terecht was gekomen door – wat hij noemde – ‘een<br />

invasie van merendeels Rotterdamse bouwbedrijven<br />

die zich meester maakten van de open ruimte in<br />

de stedenbouwkundige plannen er pluksgewijs<br />

zonder enige samenhang in vorm of kwaliteit hun<br />

woningen bouwden. Een enkele maal leidde dit<br />

tot mooie momenten, met name aan de BK-laan<br />

in west en de Swammerdamsingel in oost. Maar<br />

de mislukkingen waren talrijker, zeker waar de<br />

bouwers alvast een voorschot namen op de aanleg<br />

van stadswijken waarover al wel gesproken werd,<br />

maar nog geen vastomlijnde plannen bestonden. Zo<br />

verrees ten noorden van het station, ter plaatse van


het tegenwoordige Schieveste een hele straat van<br />

honderden woningen en winkels en alvast de aanzetten<br />

voor enkele dwarsstraten en ontsluitingen voor een<br />

daarachter gelegen stadswijk. Het bleef bij die ene<br />

straat, ‘de Parallelweg’, die geïsoleerd van de rest van<br />

de stad in enkele tientallen jaren volledig verviel en al<br />

vroeg in de jaren zestig werd gesloopt.<br />

Lucht, licht, zon en openheid<br />

Van Praag zocht waar mogelijk naar verfijning en<br />

getuigde regelmatig van zijn waardering voor het<br />

gedachtegoed van Granpré Molière en in <strong>Schiedam</strong><br />

van Piet Sanders sr. In zijn optiek was een hoogte<br />

van twee bouwlagen plus een zolderverdieping het<br />

meest passend voor <strong>Schiedam</strong>. Pas na de Tweede<br />

Wereldoorlog zou hij – zich baserend op de ruimtelijker<br />

stedenbouwkundige ideeën van onder anderen<br />

Lotte Stam-Beeser, Van Eesteren en Van Tijen –<br />

schoorvoetend neerleggen bij een gestandaardiseerde<br />

hoogte van vier bouwlagen in afwisseling met grote<br />

volumes met liften en ruime trappenhuizen. Waardering<br />

had hij voor de Nolenslaan met zijn geslaagde<br />

winkelplint de hoge coulissen van de dwars op de<br />

laan geplaatste flats en tegenoverliggende ruime<br />

straten. Meer toch klinkt het wat bedenkelijk waar<br />

hij in 1962 schreef: ‘Het wonen in de nieuwe stad is<br />

onvergelijkelijk veel beter dan in het voor-oorlogse<br />

<strong>Schiedam</strong>. Wat de opzet van het quartier betreft mag<br />

men zeggen dat het de neerslag is van na-oorlogse<br />

opvattingen over stedenbouw. De voor-oorlogse<br />

esthetische opvattingen werden in een hoek gegooid,<br />

Men had er ook dermate aan gerukt en getrokken dat<br />

het niet meer mogelijk was op deze als fundament<br />

nog te bouwen. De moderne stedenbouw is begonnen<br />

met het leggen van nieuwe grondslagen. Of deze zo<br />

deugdelijk zijn dat ze de eeuwen zullen trotseren, gelijk<br />

Amsterdams onvolprezen grachtengordel , is een vraag<br />

die de huidige generatie niet vermag te beantwoorden.<br />

Singels in <strong>Schiedam</strong>-Oost<br />

De vraag is misschien irrelevant omdat bij moderne<br />

stedenbouw de eisen van de esthetica hebben moeten<br />

wijken voor een andere factor. De nadruk is komen<br />

te liggen op de hygiëne, op hygiënisch wonen. Lucht,<br />

licht, zon openheid, is de eis waarvoor al het andere<br />

moest wijken, en ook geweken is’. Waarna hij even<br />

verderop verzucht: ‘’waarom monumentaliteit als<br />

een waardeloos goed in de prullenmand gegooid?<br />

Waarom die heilige angst voor symmetrie? Waarom<br />

gen pleinen meer met gesloten wanden’. Waarom het<br />

woord monumentaliteit steeds tussen aanhalingstekens<br />

geplaatst? Maar we koesteren de hoop dat de moderne<br />

stedenbouw ooit nog eens een synthese zal weten te<br />

vinden tussen schoonheid en hygiëne’.<br />

Waar mogelijk trachtte hij deze zelf te realiseren<br />

in samenwerking met de al even bevlogen<br />

stedenbouwkundige Jozsef Hórváth, de tuinarchitect<br />

J.J. Schippers en de architecten Emile Groosman en<br />

het bureau Spruijt en Den Butter. Hoe Van Praag de<br />

toekomst dacht spreekt duidelijk uit twee kort na<br />

de Tweede Wereldoorlog gerealiseerde projecten in<br />

bestaande woonwijken namelijk de Grensflat met<br />

aansluitende bebouwing aan de Rotterdamsedijk en<br />

het daarachter gelegen industriewijkje aan de Van<br />

Couwenhovenstraat en Van Deventerstraat en de<br />

bebouwing van de noordkant van de Lorenzlaan tussen<br />

Boerhaavelaan en Hogebanweg. Beide projecten zijn<br />

ontworpen door Spruijt en Den Butter, De Grensflat met<br />

zijn luxe entree met kroonluchter en huistelefoons, de<br />

detaillering van de deuren van de portiekflats, de ronde<br />

ramen, maar ook de detaillering van het woonhuis<br />

van de huismeester van het complex en de individuele<br />

balkons zijn tekenend voor een visie waarin gezocht<br />

is naar hygiëne, schoonheid en maatschappelijk<br />

binding. Zo zag Marinus M. van Praag de toekomst van<br />

<strong>Schiedam</strong>, waaraan hij vanaf 1920 met volle inzet had<br />

gewerkt.<br />

Musis 8


JACOB J. KOLPA<br />

STADSVERNIEWER<br />

VAN VLAARDINGEN<br />

Het ‘succes’ van de Vlaardingse<br />

stadsuitbreiding in de jaren 1950-1970<br />

wordt traditioneel toegeschreven aan<br />

de verantwoordelijk wethouder Teun<br />

de Bruijn en burgemeester Heusdens.<br />

Inderdaad gaven zij de politieke stoot<br />

om dit proces op gang te brengen en<br />

te vervolgen. Het door het beroemde<br />

Rotterdamse bureau Van Tijen en<br />

Maaskant ontworpen Uitbreidingplan<br />

(1950) was het startpunt en de naam van<br />

de publieksuitgave markeert fraai het<br />

keerpunt in de geschiedenis: ’Vlaardingen<br />

op en over de scheidingslijn’. Toch kon<br />

dit plan niet bestaan zonder de inbreng<br />

en inzet van anderen. De gemeenteraad<br />

claimde ook het succes. Raadslid E.P. van<br />

der Veen verwoordde het zo: ‘…dat men<br />

zal kunnen zeggen: die Raad van 1950<br />

heeft de zaak groots aangepakt en wij<br />

hebben het voorrecht de vruchten daarvan<br />

te plukken.’ Een speler in het veld die<br />

vrijwel nooit wordt genoemd, is die van de<br />

ambtelijke organisatie. Dienstig aan hun<br />

broodheren voerden de ambtenaren van<br />

<strong>Gemeente</strong>werken alle voorbereidende,<br />

rapporterende en uitvoerende taken. Dit<br />

alles onder leiding van hun directeur J.J.<br />

(‘Jacques’) Kolpa, die de stadsuitbreiding<br />

tot zijn persoonlijk werkgebied rekende.<br />

9 Musis<br />

tekst: Jeroen ter Brugge<br />

foto’s: Stadsarchief Vlaardingen<br />

Toen Jacob Johannes Kolpa zich in 1920 in Vlaardingen<br />

vestigde, had hij al de nodige omzwervingen gemaakt.<br />

Stammend uit een Franse Hugenotenfamilie (‘Colpaer’),<br />

werd hij geboren in Rockanje, waar zijn vader hoofd<br />

van de openbare lagere school was. Meer dan dat<br />

was deze actief op gebied van de ontwikkeling van<br />

land- en tuinbouw en diverse maatschappelijke<br />

instellingen. Dat zijn zoon verder zou gaan leren, lag<br />

voor de hand. Hij volgde na het lager onderwijs de<br />

driejarige HBS in Brielle en koos een vervolgopleiding<br />

in de waterbouwkunde. In 1912 ontving hij van de<br />

examencommissie van Rijkswaterstaat het diploma<br />

voor opzichter van Rijkswaterstaat en in 1915 van de<br />

Bond van Waterbouwkundige Ambtenaren in Zeeland<br />

dat voor waterbouwkundig opzichter. Hiermee kon hij<br />

zowel voor rijks- als andere werken als gekwalificeerd<br />

opzichter optreden. De behoefte zijn horizon te<br />

Portret van Jacques Kolpa tijdens zijn studietijd, fotograaf<br />

onbekend, circa 1918. Collectie Familie Kolpa


verbreden en wellicht geholpen door een gezonde<br />

ambitie, bekwaamde hij zich ook als bouwkundig<br />

opzichter. In 1916 slaagde hij voor het examen, dat door<br />

de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst werd<br />

afgenomen. Als buitenopzichter trad hij in Rijksdienst<br />

en werkte tussen 1916 en 1920 als opzichtertekenaar<br />

en adjunct-opzichter voor de provincies Friesland<br />

en Groningen. Tijdens zijn Friese tijd ontmoette hij<br />

zijn latere echtgenoot Froukje Swierstra (1893-1980),<br />

dochter van een lokale aannemer die betrokken was<br />

bij de aanleg van een waterstaatkundig project. Het<br />

opzichterswerk bracht veel gereis met zich mee dat<br />

het jonge paar vermoedelijk deed besluiten meer<br />

vastigheid te krijgen. In Vlaardingen volgde in 1920<br />

na de eerdere tijdelijke een vaste aanstelling als<br />

hoofdopzichter van <strong>Gemeente</strong>werken, een mooie<br />

carrièrestap tegelijk. Hij was hiermee tweede in lijn om<br />

in 1923 te worden benoemd als waarnemend directeur<br />

van zowel <strong>Gemeente</strong>werken als de <strong>Gemeente</strong>lijke<br />

Reinigings- en Ontsmettingsdienst. Vier jaar later werd<br />

hij definitief als directeur aangesteld, welke functie<br />

hij tot zijn dood in 1954 bleef vervullen. Hoewel diens<br />

kinderen beiden inmiddels ook zijn overleden en er<br />

uit diens directe omgeving niemand meer in leven is,<br />

weten we iets over Kolpa’s karakter. Volgens diens<br />

schoondochter en kleinzoon, die hem niet gekend<br />

hebben, moet hij ‘een rustige man’ zijn geweest, die<br />

‘weloverwogen sprak’. Na zijn dood werd er ondanks<br />

de goede herinneringen weinig over hem gesproken.<br />

Groepsfoto van het kader van <strong>Gemeente</strong>werken en<br />

Reinigingsdienst. Staande derde en vierde van links Kolpa en<br />

Wapenaar, 1927. Collectie Stadsarchief Vlaardingen.<br />

Maar als hij ter sprake kwam dan werd het beeld<br />

opgeroepen van een ‘kundig vakman in zijn werk, een<br />

niet dominante persoonlijkheid die graag wat op de<br />

achtergrond bleef en ook met een liberale inslag’. Dit<br />

beeld wordt bevestigd door de verslagen van wat we<br />

nu projectvergaderingen zouden noemen, toen eind<br />

jaren 1940 gewerkt werd aan het Uitbreidingsplan.<br />

Hoewel duidelijk was dat veel input en voorbereiding<br />

aan zijn kant lag, voerde hij niet de boventoon in de<br />

gesprekken. Op momenten dat een deskundig oordeel<br />

nodig was of achtergronden gewenst, dan liet hij van<br />

zich horen. Kritiek ging hij niet uit de weg en Van<br />

Tijen en Maaskant confronteerde hij ook met diverse<br />

Hoewel de stad in ruimtelijk<br />

opzicht al de nodige vernieuwingen<br />

had ondergaan, stond het aan<br />

de vooravond van een grootse<br />

stadsuitbreiding. Maar niet<br />

alleen de uiterlijke verschijning<br />

wijzigde, ook de Vlaardingers<br />

veranderden. Van een enigszins<br />

behoudende protestants-christelijke<br />

gemeenschap naar een stad met<br />

veel nieuwe inwoners van buiten<br />

en waar ontkerkelijking uiteindelijk<br />

stevig zou inzetten. Hoewel de<br />

raadsleden instemden met het plan,<br />

waren zij tegelijk bevreesd voor<br />

maatschappelijke veranderingen,<br />

of, zoals dezelfde Weststrate<br />

verwoordde: ‘Het samenbrengen<br />

van grote groepen arbeiders draagt<br />

het gevaar in zich, dat men afglijdt<br />

meer en meer in de richting van het<br />

nihilisme.’<br />

bedenkingen tegen de eerste ontwerpen. Tijdens de<br />

Tweede Wereldoorlog werd Kolpa in Sint Michelsgestel<br />

in het gijzelaarskamp Beekvliet door de Duitse bezetter<br />

samen met acht andere Vlaardingers vastgezet. In heel<br />

Nederland werden prominente inwoners uit diverse<br />

geledingen van de maatschappij gegijzeld. Wanneer<br />

verzet tegen de Duitsers werd gepleegd, konden<br />

represailles, met de gijzelaars als onderpand, volgen.<br />

Hiermee werd als het ware de gehele maatschappij<br />

gegijzeld en hoewel er vier gegijzelden daadwerkelijk<br />

werden geëxecuteerd, had de actie weinig effect en<br />

zagen de Duitsers uiteindelijk af van deze methode.<br />

Kolpa werd op 4 mei 1942 opgepakt en naar ‘Gestel’<br />

overgebracht, nadat hij een aantal dagen tevoren<br />

hierover al heimelijk was geïnformeerd. Samen met de<br />

andere ‘genomineerde’ Vlaardingers (onder wie oudwethouder<br />

Buis en dominee Hubeek) was afgesproken<br />

dat ze niet zouden onderduiken. Dit zou immers<br />

ook gevolgen voor hun gezinnen hebben gehad en<br />

bovendien waren dan andere gijzelaars afgevoerd.<br />

Communicatie met het thuisfront vond plaats door<br />

middel van het regulier naar huis gestuurde wasgoed.<br />

Zo kon één keer een afspraak gemaakt worden om<br />

elkaar, uiteraard zonder medeweten van de Duitsers,<br />

te ontmoeten. Kolpa veinsde een oogaandoening<br />

en werd overgebracht naar het ziekenhuis in Den<br />

Bosch. Los van zijn bril mankeerde hij niets aan zijn<br />

ogen, maar de bedoeling was natuurlijk zijn familie te<br />

kunnen ontmoeten. Dergelijke ziekenhuisbezoeken<br />

door de gijzelaars vonden, met medewerking van het<br />

ziekenhuispersoneel, vaker plaats. Bij die ene keer<br />

bleef het; er waren immers meer gegadigden, ongeveer<br />

700. Het kloostercomplex Beekvliet was ingedeeld<br />

in blokken en die weer in kamers waarin groepen<br />

gijzelaars zaten die uit dezelfde stad of regio kwamen.<br />

Kolpa (blok VI kamer 4) deelde die met een gemengd<br />

gezelschap advocaten, directeuren, hoogleraren,<br />

Musis 10


predikanten en leerkrachten uit Rotterdam, <strong>Schiedam</strong>,<br />

Hillegersberg en Vlaardingen. Op 19 april 1943, bijna<br />

een jaar later en ter gelegenheid van Hitlers verjaardag,<br />

werd een grote groep vrijgelaten, waaronder Kolpa.<br />

Uitbreidingsplan<br />

Als rechtgeaard AR-raadslid merkte M.H.L. Weststrate in<br />

april 1950 bij de behandeling van het Uitbreidingsplan<br />

voor Vlaardingen het volgende op: ‘…dat wij met Gods<br />

hulp van Vlaardingen een grote stad willen maken,<br />

een mooi streven, dat goede perspectieven biedt.’ De<br />

‘scheidingslijn’ die de stad met het vaststellen van<br />

het plan passeerde, kon bijna niet mooier worden<br />

uitgedrukt. Hoewel de stad in ruimtelijk opzicht al<br />

de nodige vernieuwingen had ondergaan, stond het<br />

aan de vooravond van een grootse stadsuitbreiding.<br />

Maar niet alleen de uiterlijke verschijning wijzigde,<br />

ook de Vlaardingers veranderden. Van een enigszins<br />

behoudende protestants-christelijke gemeenschap naar<br />

een stad met veel nieuwe inwoners van buiten en waar<br />

ontkerkelijking uiteindelijk stevig zou inzetten. Hoewel<br />

de raadsleden instemden met het plan, waren zij<br />

tegelijk bevreesd voor maatschappelijke veranderingen,<br />

of, zoals dezelfde Weststrate verwoordde: ‘Het<br />

samenbrengen van grote groepen arbeiders draagt het<br />

gevaar in zich, dat men afglijdt meer en meer in de<br />

richting van het nihilisme.’<br />

Dat Vlaardingen zou gaan groeien was in de jaren 20<br />

Overzichtstekening van het Uitbreidingsplan opgesteld door bureau Van Tijen en Maaskant.<br />

Collectie Stadsarchief Vlaardingen, 1949/1950<br />

11 Musis<br />

en 30 al duidelijk. De bevolkingsgroei nam stevig toe<br />

en in de stad vestigden zich steeds (semi-) industriële<br />

bedrijven, die in de aan de Maas gelegen plaats een<br />

gunstige vestigingslocatie zagen. Hiertoe werden in die<br />

jaren door Kolpa en zijn dienst deelplannen ontwikkeld<br />

die in de stadsuitbreiding zouden moeten voorzien,<br />

maar een overall plan ontbrak.<br />

Het Uitbreidingsplan, in huidige termen meer een<br />

stadsvisie dan een bestemmingsplan, behelsde<br />

uiteraard de werkelijke uitbreiding van de stad ten<br />

koste van het omringende landbouwareaal, maar<br />

ging uitdrukkelijk ook in op de voortzetting van het<br />

saneren van de binnenstad. De Bruijn hield er later de<br />

naam ‘de sloper van Vlaardingen’ aan over, maar dat<br />

is niet geheel en al terecht. Het principe hiertoe werd<br />

beredeneerd vastgelegd in het Uitbreidingsplan en dat<br />

was breed ondersteund door de raad aangenomen.<br />

In 1947 realiseerde het gemeentebestuur zich dat<br />

het vigerende uitbreidingsplan uit 1943 niet meer<br />

adequaat was. Dit plan hield weliswaar rekening met<br />

een bevolkingsgroei, ‘…doch niet in een omvang zoals<br />

die zich heden demonstreert. Willen wij in de toekomst<br />

ernstige fouten vermijden, dan moeten wij zorgen,<br />

dat alles, wat op geestelijk, cultureel en sociaal gebied<br />

terrein zijn plaats moet krijgen, planmatig worden<br />

vastgesteld.’ Pas dan kon de stad een harmonisch<br />

geheel worden, zonder chaotische hapsnapplannen. De<br />

gemeenteraad stemde met het B&W-voorstel in om Van


Het Kolpabad Vlaardingen. Collectie Stadsarchief Vlaardingen, 1950-1955<br />

Tijen en Maaskant de opdracht te gunnen. Dit bureau<br />

was in belangrijke mate ook betrokken bij de ruimtelijke<br />

vormgeving van Rotterdam en afstemming hierop werd<br />

wenselijk geacht. Het plan stoelde in belangrijke mate<br />

op gelijktijdig aanbestede vooronderzoeken door het<br />

Economisch Technologisch Instituut en het Nederlands<br />

Economisch Instituut. Onderwerp van studie waren<br />

onder andere de verwachte bevolkingsgroei en<br />

ontwikkeling van industrie en bedrijfsleven. Deze<br />

bepaalden immers welke uitbreiding nodig was<br />

en van welke aard. Becijferd werd dat het aantal<br />

inwoners rond 1970 rond de 60-70.000 zou liggen.<br />

Het Uitbreidingsplan richtte zich op langere termijn<br />

met het plannen van nieuwe woonwijken zowel ten<br />

westen en oosten van de stadskern als ten noorden<br />

van de geprojecteerde Rijksweg 20. Wanneer de<br />

daarmee ontstane capaciteit zou worden benut, kon<br />

Vlaardingen tot een stad van 135.000 zielen uitgroeien.<br />

Ook het culturele leven, gezondheidszorg en de<br />

volksgezondheid kregen ruim aandacht. Ten tijde<br />

van het opstellen van het plan ontwierp Van Tijen en<br />

Maaskant al een uitgewerkt plan voor een woonwijk<br />

in de Babberspolder, die kort daarop gereed kwam.<br />

Eind jaren 1950 volgde de Westwijk en eind jaren 1960<br />

werd al de sprong over de rijksweg gemaakt. Deze<br />

Holywijken kregen echter een andere opzet dan de<br />

eerdere, naar de tijdgeest met veel laagbouwwoningen<br />

en daarmee lagere inwoneraantallen dan geschat.<br />

De veranderende maatschappij (kleinere gezinnen,<br />

eenpersoonshuishoudens etc) en het onbebouwd<br />

blijven van de Broekpolder zorgden ervoor dat de finale<br />

prognoses bij lange na niet gehaald werden.<br />

Op 28 april 1950 werd het plan door de gemeenteraad<br />

vastgesteld: een mijlpaal. Kolpa c.s. dienden in dit<br />

proces als smeerolie en wegbereider. Als trait-d’union<br />

tussen B&W/<strong>Gemeente</strong>raad en Van Tijen & Maaskant<br />

loosde hij de plannen vakkundig en doelmatig door<br />

de stemhebbende gremia en was intussen steun en<br />

toeverlaat voor de stedenbouwkundigen die zijn kennis<br />

van de stad goed konden gebruiken.<br />

Wat er van werd en de herinnering aan<br />

Kolpa<br />

Weinigen zullen zich nu meer realiseren dat de<br />

blauwdruk van het naoorlogse Vlaardingen in 1950<br />

zijn grondslag kreeg. De ruimtelijke ordening in<br />

hoofdlijnen, zeg maar de basisstructuur van de stad<br />

met hoofdontsluitingswegen, de wijken , industrie en<br />

recreatie, werd in die jaren gesmeed en is ondanks<br />

de diverse wijzigings- en herinrichtingsplannen nog<br />

steeds alom aanwezig. De Westwijk en Babberspolder<br />

mogen dan grootschalig op de schop zijn gegaan, de<br />

basisprincipes zijn grotendeels bewaard gebleven.<br />

De totstandkoming van dit masterplan is te danken<br />

geweest aan de inzet en durf van een aantal cruciale<br />

spelers in het veld. Traditioneel worden de namen<br />

van burgemeester Heusdens en wethouder De Bruijn<br />

genoemd en inderdaad hadden die een politiekstrategische<br />

visie op de toekomst van Vlaardingen.<br />

De eerste meer ingegeven door de overtuiging<br />

dat industrie en ondernemers noodzakelijk waren<br />

voor een volwassen stad, de ander ook vanuit<br />

sociaal oogpunt, gericht op betere huisvesting en<br />

het welhaast afrekenen met de sociale misstanden<br />

in de vooroorlogse periode. Onder de kenners zijn<br />

ook de namen van de stedenbouwkundigen die het<br />

Uitbreidingsplan en de verschillende daaropvolgende<br />

uitwerkingsplannen ontwierpen, bekend. Het was een<br />

goede keuze geweest in zee te gaan met het bureau<br />

van Van Tijen en Maaskant. Enig lef was daarvoor ook<br />

nodig. Het bureau stond als vooruitstrevend bekend<br />

en zal ook niet het goedkoopste zijn geweest. Het<br />

Musis 12


werkte vanuit een brede analyse van de stad en het<br />

verwachte potentieel en kende de ontwikkelingen<br />

van de (inter-) nationale stedenbouw. Het toch wel<br />

behoudende Vlaardingen (met name de gemeenteraad)<br />

toonde zich echter meegaand met de voorstellen<br />

van burgemeester en wethouders, die in die periode<br />

dan ook een groot inhoudelijk en persoonlijk overwicht<br />

hadden. Een derde, even cruciale, partij<br />

in het spel wordt slechts zelden genoemd als de<br />

stedenbouwkundige verrichtingen van Vlaardingen<br />

genoemd worden. Deze derde speler diende zich vanuit<br />

zijn rol dienstbaar op te stellen, maar kan gerust de<br />

voorbereider en gangmaker van het proces genoemd<br />

worden: de Dienst <strong>Gemeente</strong>werken onder aanvoering<br />

van Jacques Kolpa. Gepokt en gemazeld in het<br />

ambtelijke apparaat en als weinig anderen bekend met<br />

de bijbehorende mores verstond hij zijn taak en bleef<br />

op de achtergrond. Hij vertaalde de vergezichten van<br />

B&W ten behoeve van praktisch toepasbare plannen.<br />

In de vele verslagen van gemeenteraadsvergaderingen<br />

over het uitbreidingsplan valt zijn naam niet één<br />

maal, ook niet in de aangeleverde ingekomen<br />

stukken’ en rapporten. In onze 21e eeuwse ogen<br />

lijkt dat misschien wat onrechtvaardig, maar ook nu<br />

nog werkt een ambtenaar volledig in dienst van het<br />

gemeentebestuur. Zij het niet meer zo anoniem als<br />

voorheen. Dit maakt het inschatten van de rol van<br />

<strong>Gemeente</strong>werken en die van Kolpa in het bijzonder<br />

13 Musis<br />

De dankbaarheid in de richting<br />

van Kolpa was dusdanig groot<br />

dat een ongebruikelijk voorstel<br />

in de gemeenteraad werd<br />

gedaan. Voor het eerst werd<br />

een ambtenaar, naast de vele<br />

straten die naar burgemeesters<br />

waren vernoemd, herdacht door<br />

middel van naamgeving van een<br />

openbaar gebouw. Als onderdeel<br />

van het Uitbreidingsplan was<br />

omstreeks het overlijden van Kolpa<br />

het zwembad gereedgekomen<br />

en B&W stelden voor deze<br />

voorziening de naam ‘Kolpabad’ te<br />

geven. Tientallen jaren lang hebben<br />

generaties Vlaardingers hier leren<br />

zwemmen en hun sportieve en<br />

recreatieve genoegens beleefd.<br />

bij het Uitbreidingsplan moeilijk, maar het is evident<br />

dat daar veel van het werk en denken werd verricht.<br />

In de in het Stadsarchief aanwezige stukken zijn<br />

alleen de definitieve plannen, enkele rapporten en<br />

verslagen van vergaderingen bewaard gebleven.<br />

Ongetwijfeld kwamen de wethouder en/of geheel<br />

B&W geregeld met Kolpa in overleg bijeen, maar<br />

daarvan is niets overgeleverd. Dat zijn rol belangrijk<br />

was, bleek echter toen hij in 1954 aan kanker overleed.<br />

Burgemeester Heusdens sprak in de gemeenteraad een<br />

herdenkingsrede uit en het college van burgemeester<br />

en wethouders was aanwezig bij de crematie in<br />

Driehuis-Westerveld. Tot de raadsleden sprak hij<br />

onder andere de volgende woorden: ‘… in deze zaal<br />

en in de bijeenkomsten van uw college zijn in de loop<br />

der jaren vele voorstellen ter tafel gekomen … welke<br />

waren voorbereid onder leiding van de heer Kolpa. …<br />

Gedurende meer dan een kwart eeuw [bijna 34 jaar]<br />

is hij één van onze meest bekwame hoofdambtenaren<br />

geweest, integer en zeer toegewijd in het behartigen<br />

van de belangen, welke hem waren toevertrouwd.’<br />

In zijn periode als directeur had Kolpa dan ook de<br />

nodige ingrijpende ontwikkelingen meegemaakt, van<br />

de eerste uitbreidingsplannen aan de rand van het<br />

centrum en Vettenoordsepolder, de ‘doorbraak’ van de<br />

Hoogstraat, de industriële ontwikkeling van de stad en<br />

de technische vernieuwing van het reinigingsbestel.<br />

Heusdens vervolgde zijn toespraak door in te gaan op<br />

de recente verdiensten, die duidelijk de verhouding<br />

tussen bestuurder en ambtenaar schetst: ‘…ook heeft<br />

hij mogen mede maken de jaren na de bevrijding, jaren<br />

van stormachtige ontwikkeling waarin het stadsbeeld<br />

zich aanzienlijk wijzigde. In die wijzigingen heeft hij<br />

een zeer werkzaam aandeel gehad. Zijn werkkracht,<br />

zijn bekwaamheid hebben ons, als dagelijks bestuur<br />

dezer gemeente, mede in staat gesteld u de nodige<br />

voorstellen te doen om die ontwikkeling op de voet<br />

te volgen en te beheersen.’ Dat de samenwerking<br />

met Van Tijen en Maaskant plezierig en professioneel<br />

was verlopen, blijkt uit een condoleancebrief van<br />

het bureau aan het college: ‘Met ontsteltenis nam<br />

ik kennis van het overlijden van Uw Directeur<br />

van <strong>Gemeente</strong>werken, de heer Kolpa. De prettige<br />

samenwerking bij het ontwerpen en uitvoeren van de<br />

uitbreidingsplannen zal bij mij steeds zijn persoon in<br />

herinnering doen blijven. ‘ Ook de officiële bladen van<br />

de verenigingen voor diensten van gemeentewerken<br />

en reiniging wijdden uitgebreide in memoria aan<br />

Kolpa, met portret. De dankbaarheid in de richting<br />

van Kolpa was dusdanig groot dat een ongebruikelijk<br />

voorstel in de gemeenteraad werd gedaan. Voor het<br />

eerst werd een ambtenaar, naast de vele straten die<br />

naar burgemeesters waren vernoemd, herdacht door<br />

middel van naamgeving van een openbaar gebouw.<br />

Als onderdeel van het Uitbreidingsplan was omstreeks<br />

het overlijden van Kolpa het zwembad gereedgekomen<br />

en B&W stelden voor deze voorziening de naam<br />

‘Kolpabad’ te geven. Tientallen jaren lang hebben<br />

generaties Vlaardingers hier leren zwemmen en hun<br />

sportieve en recreatieve genoegens beleefd. De familie<br />

Kolpa stelde de vernoeming zeer op prijs. Zijn weduwe<br />

schreef aan de burgemeester: ‘Wij zijn er trots op dat<br />

de naam van onze man en vader zo in herinnering<br />

zal blijven.’ Tot het bad in 1998 werd gesloopt en de<br />

naam Kolpa vanaf dat moment niet meer in de stad<br />

vertegenwoordigd was.


Dagje <strong>Schiedam</strong><br />

Dagje <strong>Schiedam</strong><br />

Dagje <strong>Schiedam</strong><br />

Ger van Elk – ‘Portret van echtpaar Sanders’<br />

foto: Christie’s Amsterdam B.V.<br />

Ger van Elk – ‘Portret van echtpaar Sanders’<br />

foto: Christie’s Amsterdam B.V.<br />

Ger van Elk – ‘Portret van echtpaar Sanders’<br />

foto: Christie’s Amsterdam B.V.<br />

Aanbieding<br />

Aanbieding<br />

€ 36,50 p.p<br />

€ 36,50 p.p<br />

Romantisch varen<br />

door de grachten<br />

Romantisch varen<br />

van <strong>Schiedam</strong>, heerlijk<br />

door de grachten<br />

lunchen in één van de<br />

van <strong>Schiedam</strong>, heerlijk<br />

Romantisch pittoreske restaurants varen en kennis-<br />

lunchen in één van de<br />

door maken de met grachten een uitzonderlijke tentoonstelling in het<br />

pittoreske restaurants en kennis-<br />

van Stedelijk <strong>Schiedam</strong>, Museum heerlijk <strong>Schiedam</strong> over de gepassio neerde collecmaken<br />

met een uitzonderlijke tentoonstelling in het<br />

tioneurs lunchen in Piet één en van Ida de Sanders. In deze collectie bevinden<br />

Stedelijk Museum <strong>Schiedam</strong> over de gepassio neerde collec-<br />

zich pittoreske onder restaurants andere schilderijen en kennis- van CoBrA-grootheden.<br />

tioneurs Piet en Ida Sanders. In deze collectie bevinden<br />

Dit maken arrangement met een uitzonderlijke ‘Dagje <strong>Schiedam</strong>’ tentoonstelling start om 12.00 in het uur met<br />

zich onder andere schilderijen van CoBrA-grootheden.<br />

een Stedelijk rondvaart. Museum Op de <strong>Schiedam</strong> fluister boot over vertelt de gepassio de gids neerde de verhalen collec-<br />

Dit arrangement ‘Dagje <strong>Schiedam</strong>’ start om 12.00 uur met<br />

achter tioneurs de Piet monumentale en Ida Sanders. pakhuizen. In deze Daarna collectie is het bevinden genieten<br />

een rondvaart. Op de fluister boot vertelt de gids de verhalen<br />

van zich een onder lekkere andere lunch schilderijen in een restaurant van CoBrA-grootheden.<br />

of op het terras om<br />

achter de monumentale pakhuizen. Daarna is het genieten<br />

vervolgens Dit arrangement het Stedelijk ‘Dagje <strong>Schiedam</strong>’ Museum <strong>Schiedam</strong> start om 12.00 te bezoeken. uur met<br />

van een lekkere lunch in een restaurant of op het terras om<br />

een rondvaart. Op de fluister boot vertelt de gids de verhalen<br />

vervolgens het Stedelijk Museum <strong>Schiedam</strong> te bezoeken.<br />

achter de monumentale pakhuizen. Daarna is het genieten<br />

van een lekkere lunch in een restaurant of op het terras om<br />

VVV <strong>Schiedam</strong><br />

vervolgens het Stedelijk Museum <strong>Schiedam</strong> te bezoeken.<br />

Buitenhavenweg 9, <strong>Schiedam</strong> Deze actie geldt op dinsdag<br />

VVV <strong>Schiedam</strong><br />

010-4733000<br />

tot en met zondag, tot en met<br />

info@vvvschiedam.nl<br />

Buitenhavenweg 9, <strong>Schiedam</strong> Deze<br />

september<br />

actie geldt<br />

2012.<br />

op dinsdag<br />

010-4733000<br />

tot en met zondag, tot en met<br />

VVV<br />

info@vvvschiedam.nl<br />

<strong>Schiedam</strong><br />

september 2012.<br />

Informatie, voorwaarden en reserveren:<br />

Buitenhavenweg 9, <strong>Schiedam</strong> Deze actie geldt op dinsdag<br />

010-4733000 www.ontdekschiedam.nu/dagjeschiedam<br />

Informatie, voorwaarden tot en en met reserveren:<br />

zondag, tot en met<br />

info@vvvschiedam.nl<br />

september 2012.<br />

2 e persoon gratis<br />

Aanbieding<br />

2 e persoon gratis<br />

€ 36,50 p.p<br />

2 e persoon gratis<br />

www.ontdekschiedam.nu/dagjeschiedam<br />

Informatie, voorwaarden en reserveren:<br />

www.ontdekschiedam.nu/dagjeschiedam<br />

ALLES IN <strong>DE</strong><br />

BOEKHAN<strong>DE</strong>L<br />

Boekhandel J.S. van Leeuwen<br />

Broersvest 85<br />

3111 ED <strong>Schiedam</strong><br />

Boekhandel Post Scriptum<br />

Hof van Spaland 31<br />

3121 CA <strong>Schiedam</strong><br />

MAAR OOK<br />

COMPLEET OP<br />

INTERNET<br />

www.boekhandelvanleeuwen.nl<br />

www.postscriptum.nl<br />

<strong>Schiedam</strong><br />

Lange Haven 54-56<br />

Tel. 010-4732751<br />

Rotterdam-Centrum<br />

Delftsevaart 26<br />

Tel. 010-2132993<br />

Rotterdam-H'berg<br />

Bergse Dorpsstraat 25<br />

Tel. 010-2180067<br />

www.debontekoe.nl<br />

Musis 16<br />

Musis 14


SCHOOLSTOESTAN<strong>DE</strong>N<br />

OPENBARE BASISSCHOOL<br />

<strong>DE</strong> SINGEL 100 JAAR<br />

15 Musis<br />

In 1899 moest de plaatselijke<br />

commissie van toezicht op<br />

het Lager Onderwijs opnieuw<br />

constateren dat aan veel scholen,<br />

zowel openbare als bijzondere,<br />

het aantal leerlingen dat aan één<br />

onderwijzer was toevertrouwd, te<br />

groot was. En dat was ook geen<br />

wonder; in de voorafgaande drie<br />

decennia was de bevolking van<br />

<strong>Schiedam</strong> met een derde gegroeid<br />

tot ruim 27.000 inwoners. Het<br />

aantal leerlingen was van 2.600 in<br />

1871 gestegen naar 3.888 in 1899.<br />

tekst: Jef Jansen<br />

foto’s: Theo van Giezen en<br />

<strong>Gemeente</strong>archief <strong>Schiedam</strong><br />

De Onderwijswet had bepaald dat in elke gemeente<br />

lager onderwijs zou worden gegeven, dat voor alle<br />

kinderen toegankelijk diende te zijn. Ook diende<br />

elke gemeente te voorzien in de kosten van het<br />

lager onderwijs. En, het gemeentebestuur diende<br />

ook het schoolgaan van kinderen van bedeelden,<br />

onvermogenden en minvermogenden te bevorderen. De<br />

wet maakte een onderscheid in het openbaar onderwijs,<br />

verzorgd door gemeenten en het rijk, en het bijzonder<br />

onderwijs, verzorgd door alle andere instanties, in<br />

de regel godsdienstige en levensbeschouwelijke<br />

instellingen.<br />

Het bijzonder onderwijs in <strong>Schiedam</strong> bestond uit<br />

de katholieke scholen Sint Jozef (met drie secties),<br />

Sint Willibrordus, Sint Jan en Maria en verder uit<br />

een christelijke en een gereformeerde school. Het<br />

openbaar onderwijs bestond sinds 1859 uit drie<br />

kosteloze scholen, beter bekend als de armenscholen,<br />

twee tussenscholen en twee burgerscholen, één<br />

voor jongens en één voor meisjes. Laatstgenoemde<br />

scholen kenden een uitgebreider lespakket. Aan de<br />

jongensschool werd ondermeer ook Franse les en<br />

gymnastiek gegeven, aan de meisjesschool gymnastiek<br />

en handwerken. De tussenscholen ontleenden hun<br />

naam aan de tussenpositie die deze innamen tussen de<br />

armenscholen en de openbare scholen met uitgebreider<br />

lespakket. Ze waren bedoeld voor kinderen van ouders<br />

die wel schoolgeld konden betalen maar niet het volle<br />

tarief, in de regel kleine middenstanders. Het lespakket<br />

van de armenscholen en de tussenscholen was


hetzelfde, de sociale herkomst van de leerlingen dus<br />

niet.<br />

In 1900 veranderden de openbare scholen van naam.<br />

De jongens- en meisjesschool met uitgebreid leerplan<br />

gingen heten scholen A en B, de armenscholen (ook<br />

daar was het onderwijs nu niet langer kosteloos) C tot<br />

en met E en de tussenscholen F en G.<br />

Hoofd van school F, gelegen aan de Broersvest, was de<br />

legendarische schoolmeester J.C. Sander, die in 1906 op<br />

71-jarige leeftijd in het harnas overleed. Zijn opvolger J.<br />

van Bochove ondervond het probleem van een te groot<br />

aantal leerlingen per onderwijzer in zijn volle omvang.<br />

In het schooljaar 1908 waren er 118 kinderen meer<br />

aangemeld dan waar op de scholen plaats voor was.<br />

Volgens het college van burgemeester en wethouders<br />

Bouwtekening <strong>Gemeente</strong>school F, de latere Comeniusschool en OBS De Singel<br />

was het duidelijk dat er nieuwe scholen moesten<br />

komen, maar dat voorlopig een andere oplossing<br />

moest worden bedacht. De bestaande school F, volgens<br />

de wethouder van onderwijs een onding met haar 8<br />

lokalen, moest dringend worden uitgebreid. Daarom<br />

werden er drie extra klassen ondergebracht in de<br />

voormalige armenschool aan het Broersveld. Om geen<br />

subsidie mis te lopen, bedacht men een truc: uitbreiding<br />

van een bestaande school leverde geen rijkssubsidie<br />

op, stichting van een nieuwe wel. En dus hief het<br />

gemeentebestuur eenvoudigweg school F op, om deze<br />

Op 3 april 1912 kon de school<br />

officieel geopend worden, net<br />

voor het toen gebruikelijke begin<br />

van het nieuwe schooljaar, de<br />

week na Pasen. Burgemeester<br />

Honnerlage Grete noemde<br />

het gebouw een sieraad<br />

voor <strong>Schiedam</strong>. Een van de<br />

nieuwigheden was dat de drie<br />

rijen schoolbankjes per klas op<br />

een rails waren geplaatst, zodat<br />

de vloer er onder makkelijk kon<br />

worden schoongemaakt.<br />

vervolgens opnieuw op te richten.<br />

Hoewel er plannen waren voor de bouw van een<br />

nieuwe school op het terrein achter de stadsdoelen,<br />

had dit, gezien de omliggende industrieën, niet de<br />

voorkeur van de gemeenteraad. In 1910 was de situatie<br />

niet veel beter. Opnieuw waren er veel meer leerlingen<br />

aangemeld dan er geplaatst konden worden en dus<br />

werd dezelfde kunstgreep toegepast als in 1908. School<br />

F werd nu vervangen door een tienklassige school,<br />

nog steeds gehuisvest in de oude school van meester<br />

Musis 16


Sander en in de voormalige stadsarmenschool aan het<br />

Broersveld. Het socialistische raadslid Piet de Bruin<br />

noemde deze gebouwen oude pakhuizen en stelde de<br />

retorische vraag is dat nu een goede toestand (waarbij)<br />

de kinderen worden verdeeld in die oude hokken? Een<br />

andere kunstgreep was om de minimumleeftijd van de<br />

leerlingen te verhogen, zodat er vanzelf aanmeldingen<br />

afvielen.<br />

Piet de Bruin stond niet alleen in zijn kritiek. De situatie<br />

in <strong>Schiedam</strong> was zo nijpend dat er zelfs Kamervragen<br />

werden gesteld. De geachte afgevaardigde van het<br />

district Hoogezand, De Bruins partijgenoot K. ter<br />

Laan, stelde “In een van de jongste nummers van<br />

Het Volk lees ik (…): “Burgemeester en Wethouders<br />

van <strong>Schiedam</strong> deelen mede, dat er bij de aangifte<br />

van leerlingen voor de openbare lagere scholen 149<br />

kinderen méér zijn aangegeven dan er plaatsruimte is.<br />

Zij stellen nu voor den leeftijd voor toelating op 5½ jaar<br />

te stellen, dan is het aantal nog maar 120. En misschien<br />

gaan die afgewezen 29 dan wel naar bijzondere<br />

scholen. De nieuwe school, die door Gedeputeerde<br />

Staten reeds in 1907 geëischt werd, komt nog niet en<br />

de 120 kindertjes die “te veel” zijn in den vollen zin van<br />

het woord, zullen maar weer in een oud, reeds lang<br />

verlaten schoolgebouw worden ondergebracht.”<br />

De minister stelde zich op de hoogte van de <strong>Schiedam</strong>se<br />

schooltoestanden, maar toch zou het nog meer dan een<br />

half jaar duren voor er beweging in deze zaak kwam.<br />

Dit was toen in een spoedeisende vergadering van<br />

31 oktober 1910 aan de gemeenteraad toestemming<br />

werd gevraagd het herenhuis met tuin, koetshuis en<br />

paardenstal van de familie Hoek te kopen, gelegen<br />

achter de Gedempte Broersvest. Het was de bedoeling<br />

daar een geheel nieuwe school te bouwen met 13<br />

klaslokalen en een gymnastieklokaal. Om de school<br />

zo goedkoop mogelijk te bouwen, stelde het raadslid<br />

Von Briel Sasse voor het ontwerp te laten maken door<br />

ambtenaren van <strong>Gemeente</strong>werken, maar dat moest dan<br />

wel tijdig gebeuren, want anders zouden ze misschien<br />

geen tijd daarvoor hebben. Een bezoeker op de publieke<br />

tribune stelde het raadslid gerust: ambtenaren hebben<br />

immers toch niets te doen. Maar volgens het raadslid<br />

Van Westendorp waren de ambtenaren tot veel meer in<br />

staat dan het bouwen van een school van twee of drie<br />

luciferdoosjes.<br />

De directeur van <strong>Gemeente</strong>werken kon in december<br />

het plan voor de nieuwe school F aan het college<br />

voorleggen en in de februarivergadering van 1911<br />

keurde de raad de bouw van de nieuwe school met<br />

dertien lokalen en een aantal functionele ruimtes<br />

goed. Het gymnastieklokaal zou bij nader inzien<br />

niet in dit gebouw worden ondergebracht, maar<br />

in het nabijgelegen voormalige Volksbadhuis aan<br />

de Gedempte Broersvest. De aanbesteding kon<br />

nu plaatsvinden. Laagste inschrijver was J. Van<br />

Stuijvenberg te Den Haag voor een bedrag van 49.000<br />

gulden. Bijzonder aan het gebouw was dat het een<br />

fundering van gewapend beton had en dat het, voor<br />

het eerst in Nederland, een centrale verwarming had<br />

in combinatie met luchtverversing, aangelegd door<br />

de <strong>Schiedam</strong>se firma Beukers. Het betonwerk en de<br />

centrale verwarming werden apart aanbesteed. De<br />

lokalen waren gericht op het zuidoosten, zodat er de<br />

gehele dag zonlicht was.<br />

17 Musis<br />

Op 3 april 1912 kon de school officieel geopend<br />

worden, net voor het toen gebruikelijke begin van het<br />

nieuwe schooljaar, de week na Pasen. Burgemeester<br />

Honnerlage Grete noemde het gebouw een sieraad<br />

voor <strong>Schiedam</strong>. Een van de nieuwigheden was dat<br />

de drie rijen schoolbankjes per klas op een rails<br />

waren geplaatst, zodat de vloer er onder makkelijk<br />

kon worden schoongemaakt. Het personeel van de<br />

nieuwe school bestond toen, behalve uit bovenmeester<br />

Van Bochove, uit zeven onderwijzers en vijf<br />

onderwijzeressen. In het eerste schooljaar in het<br />

nieuwe gebouw had de school 429 leerlingen.<br />

Met ingang van 1 januari 1922 bestond de school<br />

uit twee scholen, F-1 en F-2, beide onder een eigen<br />

schoolhoofd. In dat jaar bevatte school F-1 189<br />

leerlingen met zes klassen en F-2 234 met zeven<br />

klassen. De nieuwe onderwijswet van 1920 stelde het<br />

openbaar en het bijzonder onderwijs gelijk, maar in<br />

de praktijk ging dat ten koste ging van het openbaar<br />

onderwijs. De commissie van toezicht op het Lager<br />

Onderwijs klaagde over de onophoudelijke wijzigingen<br />

en Koninklijke Besluiten, waardoor de gang naar het<br />

onderwijs bemoeilijkt werd. In 1924 constateerde de<br />

commissie dat al deze wijzigingen tot de opheffing van<br />

één gemeenteschool en tot een gedeeltelijke opheffing<br />

van een tweede leidden. De klassengrootte kwam


oven de 40 leerlingen uit, wat de nimmer verflauwende<br />

energie van het onderwijzend personeel vergde. In dat<br />

jaar had school F-1 één klas boven de 40 leerlingen en<br />

school F-2 vier.<br />

In 1932 verhuisde school F-1 naar het Oude Kerkhof<br />

en school A-1 voor uitgebreid lager onderwijs naar het<br />

schoolgebouw aan de Singel waar een lokaal werd<br />

ingericht voor het natuurkunde- en het tekenonderwijs.<br />

Behalve het gewone lespakket kregen de leerlingen hier<br />

ook Frans, Duits en Engels, wiskunde, handelskennis<br />

en geschiedenis onderwezen. School F-2 voor gewoon<br />

lager onderwijs bleef in het gebouw aan de Singel. Drie<br />

jaar later hield school F-2 op te bestaan.<br />

De algemene klacht in de jaren 1930 is de met de<br />

economische inzinking gepaard gaande ingrijpende<br />

bezuinigingen. En, net als in 1899 en 1924, werd<br />

wederom geklaagd over te grote klassen en te weinig<br />

lokalen.<br />

Per 1 september 1941 werd de opleidingsschool A-2<br />

gesticht, een lagere school ter voorbereiding op het<br />

onderwijs aan de hbs en het gymnasium. Tegelijkertijd<br />

werd de naam van de bestaande lagere school A-2<br />

gewijzigd in F-2. De nieuwe school A-2 nam zijn intrek<br />

in het gebouw aan de Singel, waar nu school A-1 en<br />

school A-2 waren gevestigd. Beide scholen waren<br />

toegankelijk voor jongens en meisjes.<br />

De oorlogsperiode zou het schoolgebouw niet<br />

ongeschonden doorkomen. Toen op 28 februari 1942<br />

bommen op het Emmaplein en in de omgeving van<br />

de Parallelweg vielen, sneuvelden de ruiten van de<br />

school. In twee perioden, van 15 tot 25 april 1944 en<br />

van 6 november 1944 tot 10 mei 1945, waren troepen<br />

van de Duitse weermacht in de school ondergebracht,<br />

met schade aan gebouw, interieur en leermiddelen tot<br />

gevolg voor een bedrag van meer dan 10.000 gulden.<br />

In 1947 ging de school voor uitgebreid lager onderwijs<br />

A-1 terug naar het oude adres aan het Oude Kerkhof.<br />

In plaats daarvan kwam er weer een school voor<br />

gewoon lager onderwijs. Ook de naam van de<br />

school veranderde. Was het bij bijzondere scholen<br />

al lang gebruikelijk een school te vernoemen naar<br />

een aansprekend persoon, de gemeente volgde die<br />

gewoonte pas in 1947. In plaats van school A-1 voor<br />

ulo en school A-2 voor gewoon lager onderwijs, waren<br />

er nu twee scholen voor gewoon lager onderwijs<br />

genaamd Comeniusschool 1 en 2. De school was<br />

vernoemd naar de Tsjechische theoloog, filosoof maar<br />

vooral onderwijshervormer (1592-1670), die pleitte<br />

voor onderwijs aan iedereen als stap op weg naar de<br />

wereldvrede.<br />

De Singel vanaf de Rotterdamsedijk gezien met tegenover elkaar de <strong>Gemeente</strong>school F en de protestants-christelijke Groen van<br />

Prinstererschool. Collectie <strong>Gemeente</strong>archief <strong>Schiedam</strong><br />

Musis 18


In de jaren 1960 voorzag men dat de leegloop in<br />

de binnenstad zou leiden tot daling van het aantal<br />

leerlingen op Comenius-A tot onder het door de wet<br />

vereiste aantal van honderd leerlingen. Besloten werd<br />

daarom elk jaar één leerjaar van school A op te heffen<br />

en die in de Comeniusschool-B op te laten gaan, zodat<br />

in het leerjaar 1972/1973 alleen Comenius-B overbleef.<br />

Desondanks was deze school op een gegeven moment<br />

de dunstbevolkte van de binnenstad. Maar dankzij<br />

de demografische ontwikkelingen steeg in het begin<br />

van de jaren 1970 het leerlingtal aan Comenius-B<br />

weer. De school onderging een drastische verbouwing<br />

en bood inmiddels ook onderdak aan een openbare<br />

kleuterschool. Ook deze school, Het Draaitolletje,<br />

19 Musis<br />

kampte met een te klein leerlingaantal, maar omdat<br />

het de enige kleuterschool was in de buurt, bleef<br />

deze school voorlopig open. In 1975 waren zowel<br />

de Comeniusschool als Het Draaitolletje alweer zo<br />

in omvang gegroeid dat een acuut ruimteprobleem<br />

ontstond. De Comenius moest gebruik maken van een<br />

dependance in de school aan het Oude Kerkhof. In 1976<br />

kon Het Draaitolletje ruimte in de tegenovergelegen<br />

Rehobothmavo in gebruik nemen maar in 1984 nam het<br />

wederom zijn intrek in de Comeniusschool na weer een<br />

stevige verbouwing. De in 1985 van kracht geworden<br />

Wet op het Basisonderwijs voegde het kleuteronderwijs<br />

en het lager onderwijs samen. Comenius en Het<br />

Draaitolletje gingen nu verder als één school onder<br />

de naam Openbare<br />

Basisschool De Singel. In<br />

dat jaar telde de school 150<br />

leerlingen.<br />

De sterke groei dwong<br />

de school ook andere<br />

locaties in gebruik<br />

te nemen. Wederom<br />

werd Singel 24, waar<br />

eerder Het Draaitolletje<br />

noodgedwongen was<br />

ondergebracht, in<br />

gebruik genomen. Ook<br />

schoolruimten in de<br />

Galileïstraat (1999) en<br />

de Buijs Ballotsingel<br />

(2004) kwamen erbij.<br />

Het schoolgebouw aan<br />

de Singel kreeg in 1998<br />

opnieuw een verbouwing<br />

te verduren. De school telt<br />

nu 820 leerlingen, verdeeld<br />

over 33 groepen in drie<br />

vestigingen.<br />

Hoe lang blijft het<br />

schoolgebouw aan de<br />

Singel nog bestaan? In het<br />

Integraal Huisvestingsplan<br />

Onderwijs 2009-2025 is de<br />

constatering opgenomen<br />

dat de betonnen<br />

paalfundering, in 1912 nog<br />

geprezen als bijzonder<br />

element, in slechte staat<br />

verkeert. Omdat de<br />

kosten van vervangende<br />

nieuwbouw nagenoeg<br />

gelijk zijn aan de kosten<br />

van funderingsherstel,<br />

ziet het ernaar uit dat<br />

het gebouw zal worden<br />

gesloopt en door een nieuw<br />

zal worden vervangen.<br />

Hiermee zal de school<br />

hetzelfde lot ondergaan als<br />

de legendarische school van<br />

meester Sander.<br />

Singel 5


EEN SCHOOL VOOR WIJK<br />

EN GRACHTENGOR<strong>DE</strong>L<br />

Honderd jaar is een<br />

eerbiedwaardige leeftijd voor<br />

een school, maar ook een relatief<br />

getal. Want wat is een school nu<br />

eigenlijk? Zijn het de leerkrachten<br />

en leerlingen? Of hebben we het<br />

over een gebouw? In 2012 viert<br />

Openbare Basisschool De Singel<br />

haar honderdjarig bestaan; zo oud<br />

is immers haar hoofdgebouw. Maar<br />

geldt die leeftijd ook voor de stijl van<br />

lesgeven? Voor de identiteit van de<br />

school? Daar lijkt het wel op.<br />

tekst: Theo van Giezen en Robert van Herk<br />

foto’s: collectie Theo van Giezen<br />

Woensdagochtend. Om iets voor half negen is het een<br />

drukte van belang aan de Achtersingel. Een blanke<br />

vader parkeert zijn bakfiets - de linkse equivalent van<br />

de rechtse Hummer – en levert zijn zoontje af bij het<br />

hoofdgebouw van OBS de Singel; een statig pand met<br />

een vleugje jugendstil. Kennelijk mag een Antilliaans<br />

jongetje al zelf naar school fietsen; hij parkeert zijn<br />

rallyfietsje onder aan de afrol achter “het Hema-flat”.<br />

Een Turkse moeder duwt haar onwillige zoontje de<br />

school binnen. Iedereen wordt bij de entree begroet<br />

door een aardige juf. Ze doet exact om half negen de<br />

deur dicht.<br />

OBS De Singel, al honderd jaar een baken in het<br />

Singelkwartier, heeft over leerlingen niet te klagen. 850<br />

kinderen telt ze nu. Tegen het eind van het schooljaar<br />

loopt dat, door instromende kleuters, zelfs op tot 900.<br />

Daarmee is de Singel de grootste school van <strong>Schiedam</strong>.<br />

De kinderen wordt niet alleen in het hoofdgebouw<br />

ondergebracht - dat zou niet passen - verderop in de<br />

wijk heeft de school nog drie locaties. Daardoor is<br />

er eigenlijk sprake van vier afzonderlijke schooltjes.<br />

Prettige scholen, die niet alleen bezocht worden door<br />

kinderen uit de wijk, maar ook uit andere delen van<br />

<strong>Schiedam</strong>.<br />

Kakkersschool<br />

“Het was en is geen kakkersschool”, zegt oudleerling<br />

Joke Hol (68). Ze bezocht in de jaren 1950 de<br />

Comeniusschool, de voorganger van OBS De Singel<br />

die in 1985 samen met kleuterschool Het Draaitolletje<br />

op zou gaan in de huidige basisschool. In Joke’s tijd<br />

was de Comeniusschool een begrip: wereldberoemd in<br />

<strong>Schiedam</strong>. Dat was niet in de laatste plaats te danken<br />

aan haar gerespecteerde directeur, meneer Bijloo.<br />

Een legendarisch hoofdmeester. Veel <strong>Schiedam</strong>mers<br />

kunnen zich hem nog steeds voor de geest halen: een<br />

statige man met een in brillcream gedrenkte autoriteit.<br />

Ook in de tijd van Bijloo was de Comeniusschool een<br />

grote school met parellelklassen. Opvallend, want<br />

het overwegend katholieke <strong>Schiedam</strong> beleefde de<br />

hoogtijdagen van de verzuiling. Alles deed je binnen<br />

je eigen zuil: je ging naar je eigen katholieke kapper,<br />

katholieke groenteboer, katholieke slager; je las je eigen<br />

katholieke krant; en speelde je eigen katholieke potje<br />

voetbal. En dus zou je verwachten dat het katholieke<br />

onderwijs het gros van de leerlingen voor de neus van<br />

de openbare Comeniusschool wegkaapte. Toch niet.<br />

Ook toen was de school al in trek. En net als nu niet<br />

alleen in de eigen wijk, maar ook bij ouders uit andere<br />

buurten.<br />

“Het was een duidelijke school”, verklaart Joke: “Met<br />

heldere regels. En iedereen was er welkom, of je nu<br />

katholiek was of protestant. Dat maakte niet uit. Ik weet<br />

nog dat er een poster voor het raam hing met de slogan:<br />

‘Onverdeeld naar de openbare school!’” Ouders die hun<br />

kinderen buiten het keurslijf van hun zuil wilden laten<br />

opgroeien, kozen voor de Comeniusschool. En eigenlijk<br />

zien we dat nog steeds gebeuren, ook al bestaan de<br />

zuilen van toen niet meer. Tegenwoordig zien we de<br />

segregatie van autochtone en allochtone leerlingen;<br />

een soort etnische verzuiling van onze multiculturele<br />

maatschappij. Steeds vaker zijn scholen overwegend<br />

zwart of spierwit. Maar niet op De Singel. De geest van<br />

hoofdmeester Bijloo waart nog steeds rond: iedereen is<br />

welkom.<br />

Bijna gesloten<br />

Toch was De Singel niet altijd synoniem voor een<br />

overvloed aan leerlingen. In 1985, toen het Comenius<br />

overging in De Singel, bungelde de school, met<br />

minder dan 150 leerlingen, gevaarlijk dicht tegen de<br />

opheffingsnorm. Het is aan het energieke beleid van<br />

de huidige directeur, Margaret Gosens, te danken dat<br />

de school langzaam maar zeker uit het dal kroop. En<br />

Musis 20


hoe! Ze profileerde de school daadkrachtig als een thuis<br />

voor elke <strong>Schiedam</strong>mer en wist met creatieve projecten<br />

regelmatig het plaatselijke nieuws te halen. Vandaar<br />

ook, ongetwijfeld, dat het honderdjarig bestaan van de<br />

school in vrijwel alle <strong>Schiedam</strong>s media aandacht kreeg.<br />

Ook in Musis. Net als hoofdmeester Bijloo veranderde<br />

directeur Gosens haar school in een magneet voor<br />

kinderen vanuit de wijk en daarbuiten. Zelfs kinderen<br />

die aan de Lange Haven wonen, <strong>Schiedam</strong>s bescheiden<br />

grachtengordel, of in de voormalige ziekenhuisbuurt,<br />

weten de Singel te vinden. Dat was in de tijd van<br />

hoofdmeester Bijloo ook al zo.<br />

Concurrentie met de Erasmusschool<br />

“Als je aan de ‘goede’ kant van de BK-laan<br />

woonde, ging je vroeger bijna automatisch naar<br />

de Erasmusschool. Toch wist de Comeniusschool<br />

ook kinderen uit deze buurt te trekken”, vertelt Lex<br />

Tigges (74). Tigges was eind jaren 1960 directeur<br />

van de <strong>Schiedam</strong>se Thorbeckeschool en herinnert<br />

zich hoofdmeester Bijloo goed: “Bijloo afficheerde de<br />

Comeniusschool als een vernieuwingsschool. Dat trok<br />

progressieve ouders van buiten het Singelkwartier<br />

aan. Pierre Jansen bijvoorbeeld, de directeur van het<br />

Stedelijk Museum. Eind jaren 1960 gaf hij voor één<br />

van zijn zonen de voorkeur aan de Comeniusschool<br />

boven mijn Thorbeckeschool. Naar eigen zeggen<br />

omdat het Comenius een vernieuwingsschool was.<br />

Dat vond ik heel frustrerend, want juist op mijn school<br />

werden de echte vernieuwingen doorgevoerd.” Waar<br />

de vernieuwingen op de Comeniusschool op gebaseerd<br />

21 Musis<br />

waren, is anno nu moeilijk te achterhalen. Joke Hol: “We<br />

hadden tafeltjes in plaats van bankjes; wij schreven in<br />

blokschrift in plaats van het gangbare schuine schrift en<br />

we hadden letters in plaats van cijfers op ons rapport.”<br />

De vernieuwing zat hem dus meer in vorm dan in<br />

inhoud, want de stijl van onderwijs was traditioneel<br />

klassikaal. Ook de vaak gememoreerde parallelklassen<br />

op het Comenius waren geen teken van vernieuwing.<br />

Niks gelijke kansen voor iedereen. De zesde klas van<br />

meester Utens was voor de minder getalenteerde<br />

leerlingen, terwijl de zesdeklassers van hoofdmeester<br />

Bijloo werden klaargestoomd voor HBS en Gymnasium.<br />

Comenius A of B<br />

En naast de parallelklassen kende de Comeniusschool<br />

nog een opmerkelijke tweedeling. Tot in de jaren<br />

zestig huisvestte het gebouw namelijk twee aparte,<br />

zelfstandige scholen. Comenius A en Comenius<br />

B. Comenius B was de “bovenschool” van meneer<br />

Bijloo, bedoeld voor de meest talentvolle kinderen<br />

die voorbereid werden op de HBS. En Comenius A, de<br />

“benedenschool” van hoofdmeester Van Woerkom,<br />

was voor het gewone volk. Meer dan een carrière op<br />

de ambachts- of huishoudschool zat er voor leerlingen<br />

van A niet in. Er viel dus wel wat af te dingen aan<br />

de onverdeelde schoolgang. Iedereen was inderdaad<br />

welkom, net als tegenwoordig op De Singel, maar wel<br />

gesorteerd op afkomst en/of intelligentie.<br />

“Op Comenius A noemden de kinderen de leerkrachten<br />

‘meester’ of ‘juf’”, herinnert Joke Hol zich: “Op<br />

Comenius B zeiden we meneer of mevrouw.” Een<br />

subtiel onderscheid, maar zo zorgde Bijloo er kennelijk<br />

voor dat de concurrentiestrijd met het Erasmus in<br />

ieder geval niet werd verloren op etiquette. Ook<br />

leerlingen van de goede kant van de BK-laan konden<br />

zich zo thuis voelen op het Comenius, althans op<br />

Comenius B. Daar zorgde trouwens ook de architectuur<br />

voor. De Erasmusschool, inmiddels gesloopt, en het<br />

schoolgebouw aan de Singel vertoonden opvallend veel<br />

gelijkenis. De gevel, de indeling van de hal en lokalen…<br />

ze waren praktisch inwisselbaar. Daar zat overigens<br />

geen gedachte achter. Het was een logisch gevolg van<br />

twee gebouwen door één stadsarchitect, A.P.P. Roovers.<br />

Wederzijds respect<br />

Iets na half negen. Alle leerlingen zijn binnen. De<br />

vrolijke kinderstemmen op straat zijn vervlogen.<br />

Enkele ouders, vooral moeders, babbelen nog na voor<br />

het schoolgebouw. Op het eerste gezicht wil het nog<br />

steeds niet mengen. Blanke ouders praten vooral met<br />

blanke ouders; Turkse met Turkse en Antilliaanse met<br />

Antilliaanse. Niets nieuws onder de zon. Ook op de<br />

Comeniusschool mengden rijke ouders maar moeizaam<br />

met het arbeidersvolk. Belangrijk was echter dat er<br />

wederzijds respect was, of in ieder geval tolerantie. Net<br />

als nu. De winst werd en wordt behaald bij de leerlingen<br />

zelf. Die leren kinderen van buiten hun eigen subcultuur<br />

kennen en worden zo voorbereid op een leven in onze<br />

heterogene maatschappij. Honderd jaar onderwijs op<br />

OBS De Singel mag daarom met recht gevierd worden.<br />

Een respectabele leeftijd voor een gebouw en een<br />

mooie leeftijd voor een school waar altijd iedereen<br />

welkom is.


GEEN WE<strong>DE</strong>R-<br />

OPBOUW OP OPEN<br />

MONUMENTENDAG<br />

‘Arm en rijk’ was het thema van<br />

de Open Monumentendag 2012.<br />

<strong>Schiedam</strong> koos – het wordt bijna<br />

traditie – echter voor een andere<br />

invalshoek namelijk het groen in<br />

deze stad. Ook mooi natuurlijk,<br />

maar als er in Nederland één<br />

stad is waar het thema arm en<br />

rijk’ bepalend is geweest voor de<br />

stedenbouwkundige ontwikkeling<br />

dan is het wel <strong>Schiedam</strong>. Al vanaf<br />

1910, toen de SDAP-voorman en<br />

latere wethouder Piet de Bruijn, zijn<br />

brochure schreef over de erbarmelijke<br />

omstandigheden waaronder de<br />

<strong>Schiedam</strong>se arbeiders werkten en<br />

woonden, werd de armoede van het<br />

oude <strong>Schiedam</strong> vast beleidsgegeven.<br />

Bijna tot op de dag van vandaag is<br />

het wegwerken van de sporen van<br />

vroegere armoede het leidend motief<br />

is geweest bij stadsontwikkeling<br />

en stadsvernieuwing. Dit is<br />

eigenlijk zo goed gelukt dat de het<br />

arbeidsverleden van de <strong>Schiedam</strong>se<br />

binnenstad, vrijwel volledig is<br />

weggevaagd. Maar gelukkig heeft<br />

<strong>Schiedam</strong> in oktober de ‘Nacht<br />

van de geschiedenis’ waarin Han<br />

van der Horst cs wel aandacht<br />

durven besteden aan ‘Arm en rijk in<br />

<strong>Schiedam</strong>’.<br />

tekst: Wim Henkes<br />

Voor wie het naslaan de brochure van De Bruijn een<br />

stap te ver is en al evenmin de beschikking heeft over<br />

‘Staken en stempelen’ van Henk Slechte kan in de<br />

bibliotheek terecht voor de in de bundel ‘Sjofelen’<br />

verzamelde verhalen van Henri Hartog(1869-1904).<br />

Hierin geeft deze onderwijzer aan de armenschool en<br />

zoon van de gemeenschap van zeer ‘kleine Israëlitische<br />

kleinhandelsmenschen’ een méér dan schrijnend<br />

beeld van het leven van de arbeiders in de bedompte,<br />

stinkende binnenstad van <strong>Schiedam</strong>.<br />

In <strong>Schiedam</strong> is niets meer dat aan dit verleden<br />

herinnert. Met de toenemende invloed van<br />

de socialisten in de <strong>Schiedam</strong>se raad en het<br />

gemeentebestuur werd de roep om af te rekenen met<br />

het verleden als vanaf de late jaren ’30 van de vorige<br />

eeuw een mantra dat in vrijwel elk stuk en elk artikel<br />

met stedenbouw en stadsontwikkeling tot onderwerp.<br />

Ook na de Tweede Wereldoorlog ging het<br />

stadsbestuur hierop door. Het ‘Memorandum over de<br />

Stedenbouwkundige ontwikkeling van <strong>Schiedam</strong>’, dat<br />

vanaf 1948 tot ver in de jaren ’60 het belangrijkste<br />

beleidsstuk voor de stadsvernieuwing was, ging uit van<br />

een volledig neerhalen van de oude, volkse binnenstad.<br />

Zonder enige terughoudendheid werd daarom gesloopt<br />

wat er te slopen viel, zelfs als er geen enkele reden toe<br />

bestond of plannen waren gemaakt voor vervangende<br />

nieuwbouw.<br />

Ook werd door planmatige verwaarlozing van de<br />

binnenstad en tegenwerking van verbeterplannen<br />

kunstmatig inhoud gegeven aan het argument van<br />

verkrotting. Dit gold niet alleen voor de woningen,<br />

maar ook straten als de Nieuwe Buurt, Zijlstraat, St.<br />

Annazusterstraat en Schie. Momenteel zouden heel<br />

wat buurtjes, huizen en hofjes als kleinood worden<br />

gekoesterd wat toen zonder pardon, zelfs zonder dat de<br />

noodzakelijke procedures werd neergehaald.<br />

Niet van horen zeggen<br />

In de conflicten met de voorstanders van behoud van de<br />

oude buurten schrokken burgemeester en wethouders<br />

niet terug voor intimidatie en verdraaien van de<br />

werkelijkheid. Nagenoeg alle her bestuur welgevallige<br />

publicaties over de <strong>Schiedam</strong>se binnenstad tussen 1910<br />

en 1970 schermen veelvuldig met de ‘verpauperde<br />

binnenstad’. Wie echter in de beschikbare archieven<br />

op zoek gaat naar objectieve gegevens op dit punt zal<br />

verbijsterd moeten constateren dat deze verpaupering<br />

door geen enkel objectief onderzoeksgegeven wordt<br />

bevestigd. In de loop der tijd was dit begrip een<br />

mantra geworden, dat zo vaak werd herhaald dat<br />

het in de publieke en bestuurlijke opinie waarheid<br />

werd.. Achteraf mag worden vastgesteld dat de<br />

tegenstanders van de grootschalige sloop van de<br />

<strong>Schiedam</strong>se binnenstad gelijk hebben gekregen en wie<br />

de moeite neemt om de krant erop na te slaan wordt<br />

in de indruk bevestigd dat de toenmalige bestuurders<br />

letterlijk hebben gelogen dat het gedrukt stond om<br />

hun sloopwoede bot te rechtvaardigen. Zelfs de<br />

mooiste delen van de stad, de Lange en Korte Haven,<br />

en omgeving van de Noordvest worden ontsierd door<br />

smakeloze nieuwbouw op de plaats van gesloopte<br />

branderijen en woonbuurten. Zonder overdrijving mag<br />

worden gezegd dat het negeren van het volkse verleden<br />

van <strong>Schiedam</strong> en eigendunk het lelijkste hebben<br />

bovengehaald in achtereenvolgende bestuurders als<br />

Roelfsema, Bolmers, Zijdeveld en Reijnhout.<br />

De omvangrijke sloopoperatie gedurende twintig<br />

jaar heeft oud-wethouder Cor Bolmers de bijnaam<br />

‘sloper van <strong>Schiedam</strong>’ bezorgd. Ten onrechte. De<br />

planmatige vernieling de erfenis van het <strong>Schiedam</strong>se<br />

proletariaat –inclusief de sloop van de Brandersbuurt<br />

nam ver voordat Bolmers zijn entree in de politiek<br />

maakte een aanvang. En pas na hem zou deze een<br />

treurig hoogtepunt krijgen in de afbraak van het<br />

prachtige, door Piet Sanders ontworpen hoofdgebouw<br />

van Weeshuis der Hervormden, de Laan, de Lange<br />

en de Korte Achterweg, het Willemshofje, Nieuwe<br />

Buurt en de Baanstraten. Daarvoor was de eveneens<br />

PvdA-wethouder Chris Zijdeveld verantwoordelijk.<br />

Musis 22


Wie hiervoor belangstelling<br />

heeft en een compleet<br />

overzicht wil hebben van alle<br />

controverses en conflicten kan<br />

in de bibliotheek goed terecht<br />

in Bram Uils geschiedenis<br />

van provo en flowerpower in<br />

<strong>Schiedam</strong> in ‘Niet van horen<br />

zeggen’.<br />

Onderzoeken vol meet-<br />

en zichtbare resultaten<br />

Het uitgummen van de<br />

uiterlijke armoede was ook<br />

een belangrijk gegeven in<br />

de besluitvorming rond<br />

de stadsontwikkeling in<br />

de wederopbouwperiode<br />

in <strong>Schiedam</strong>. Over de<br />

stedenbouwkundige<br />

ontwikkeling van <strong>Schiedam</strong><br />

in deze periode en de<br />

architectuur in dit tijdvak<br />

zijn twee zeer gedetailleerde<br />

studies verschenen. Deze zijn<br />

officieel aan de gemeenteraad<br />

aangeboden, maar wat de<br />

verdere status van deze stukken<br />

zal zijn, is nog onzeker. Gesteld<br />

is wel dat ze gebruikt zullen<br />

worden bij de ontwikkeling<br />

van toekomstig beleid, maar<br />

aan de grote betekenis van<br />

beide studies is nog geen<br />

aandacht besteedt. Tijdens de<br />

voorbereiding van de Open<br />

Monumentendag had het voor<br />

de hand gelegen om aan beide<br />

studies aandacht te geven in<br />

het licht van de politiek wil<br />

om alles dat herinnerde aan<br />

<strong>Schiedam</strong> jeneververleden<br />

en dan vooral de arbeiders<br />

daarin met de grond gelijk<br />

te maken. In de uitgave ‘Een<br />

omgeving licht en blij van kleur,<br />

waarin Hans van der Sloot<br />

de ontwikkeling schets van<br />

de stadsontwikkeling na de<br />

Tweede Wereldoorlog tekent hij<br />

uit de mond van de toen verantwoordelijke ambtenaren<br />

op hoe met de sloop van contingenten woningen in de<br />

binnenstad die best gespaard hadden kunnen worden,<br />

Den Haag werd overtuigd om extra inspanningen in de<br />

wederopbouw te sanctioneren. H Schmitz concludeert<br />

in zijn proefschrift, ‘<strong>Schiedam</strong> in de tweede helft van de<br />

negentiende eeuw’ dat bij het begin van de twintigste<br />

eeuw weinig meer herinnerde aan het <strong>Schiedam</strong> van<br />

vijftig jaar daarvoor. Wat hij niet kon weten, was dat<br />

honderd jaar later exact dezelfde gevolgtrekking kon<br />

worden gemaakt. Van het kenmerkende <strong>Schiedam</strong> dat<br />

in de jaren ’50 nog vol leven was, is in het begin van<br />

de eenentwintigste eeuw niets meer over. <strong>Schiedam</strong><br />

heeft elke herinnering aan zijn arbeiders in de<br />

jeneverindustrie om zeep geholpen. En vergenoegt zich<br />

23 Musis<br />

ermee zich op Open Monumentendag te vermeien in<br />

het groen.<br />

Het is ronduit zonde dat aan het ‘Onderzoek naar de<br />

<strong>Schiedam</strong>se stedenbouw uit de wederopbouwperiode<br />

en een inventarisatie van architectuur en beeldende<br />

kunst in wederopbouwwijken’ door respectievelijk<br />

Hebly Teunissen architecten uit Delft en architect<br />

Rikkert Wijk uit <strong>Schiedam</strong> dat in 2011 verscheen, niet<br />

meer aandacht wordt besteed. Van alle theorie en<br />

beschouwingen over de toekomst van <strong>Schiedam</strong>,<br />

de groei tot een grote welvarende gemeente en de<br />

schoonheid van de nieuwe stadswijken die in het<br />

verleden zijn verschenen, geven Hebly Teunissen<br />

architecten en Rikkert Wijk de zicht- en meetbare


Het Fonds scHiedam Vlaardingen e.o. is op zoek naar een nieuw<br />

bestuurslid<br />

Stichting Fonds <strong>Schiedam</strong> Vlaardingen e.o. heeft als doelstelling om de kwaliteit van de samenleving<br />

te verhogen door het verlenen van financiële steun aan, of het zelf realiseren van projecten van algemeen<br />

maatschappelijk belang met een ideële of sociale strekking. Het Fonds verstrekt donaties aan organisaties<br />

die zich inzetten voor de maatschappij. Op het gebied van maatschappelijk welzijn, sport en vrije tijd,<br />

kunst en cultuur, educatie, gezondheid en natuur en milieu worden jaarlijks 400 aanvragen behandeld.<br />

Kijkt u op onze website voor de vacaturetekst: www.fondssv.nl/organisatie/vacatures<br />

Musis 24


esultaten. Het eerste deel van de studie door Hebly<br />

Teunissen architecten vat een belangrijk uitgangspunt<br />

als volgt samen: ‘De Wederopbouw is historisch<br />

gezien [eveneens] belangwekkend vanwege de grote<br />

veranderingen die optraden in planologie, stedenbouw,<br />

architectuur en bouwnijverheid. Het was een periode<br />

met een verscheidenheid in opvattingen daarover.<br />

Vooral tot eind jaren vijftig waren er felle discussies<br />

tussen diverse<br />

uitgesproken meningen’. In <strong>Schiedam</strong> komt dit<br />

tot uitdrukking in het volgen van traditionele<br />

stedenbouwkundige opvattingen in modernistische<br />

trant door Joszef Hórváth met een zwaar accent op<br />

het stedelijk groen en recreatievoorzieningen. Al in<br />

het begin constateren de onderzoeker dat in het begrip<br />

Wederopbouw in <strong>Schiedam</strong> tevens de stadsuitbreiding<br />

ten behoeve van de groei als industriestad en<br />

centrum van scheepsbouw waren vervat, alsmede de<br />

stadsvernieuwing tengevolge van het slopen van de<br />

binnenstad.<br />

De waardering van de naoorlogse wijken in <strong>Schiedam</strong><br />

is door de onderzoekers grotendeels gebaseerd op de<br />

criteria van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Die<br />

het onderzoek van de wederopbouwarchitectuur in alle<br />

grote Nederlandse steden stimuleert. De onderzoekers<br />

beoordeelden de wijken op cultuurhistorische waarden,<br />

stedenbouwkundige en architectonische waarden,<br />

ensemblewaarden, gaafheid en herkenbaarheid en<br />

zeldzaamheid.<br />

Bij zeldzaamheid werd gekeken of een ontwerp<br />

binnen het oeuvre van de ontwerper of in <strong>Schiedam</strong><br />

relatief weinig voorkomt. De onderzoekers hebben de<br />

naoorlogse wijken, ensembles en bijzondere plekken<br />

25 Musis<br />

gewaardeerd op al deze aspecten en daar is een score<br />

uitgekomen, die een vergelijkbare waardering van de<br />

gebieden, ensembles en plekken oplevert.<br />

Ideologie en praktijk<br />

De eerste uitbreiding rond de Troelstralaan in de Nieuwlandse Polder; ‘de Hongerput’.<br />

Collectie <strong>Gemeente</strong>archief <strong>Schiedam</strong>.<br />

Van het kenmerkende<br />

<strong>Schiedam</strong> dat in de jaren<br />

1950 nog vol leven was,<br />

is in het begin van de<br />

eenentwintigste eeuw niets<br />

meer over. <strong>Schiedam</strong> heeft elke<br />

herinnering aan zijn arbeiders<br />

in de jeneverindustrie om<br />

zeep geholpen. En vergenoegt<br />

zich ermee zich tijdens Open<br />

Monumentendag te vermeien<br />

in het groen.<br />

Helder en voor de [betrekkelijke] leek prettig leesbaar<br />

zetten de onderzoekers de ideologie van de direct<br />

naoorlogse stedenbouw uiteen. ‘De organische<br />

stedenbouw is een vorm van stedenbouw waarbij de<br />

stad wordt beschouwd als een levend organisme’,<br />

schrijven ze. ‘De onderdelen van de stad worden<br />

beschreven alsof het lichaamsdelen zijn. In het


concept van de organische stad zijn uitbreidingen<br />

(uitbreidingswijken) als organen onderdeel van het<br />

stadsorganisme. Groene urban motorways verbinden<br />

als aderen en zenuwbanen van de stad de wijken<br />

en buurten met elkaar. Open ruimtes functioneren<br />

als longen. Groene wiggen verdelen de stad in<br />

wijken. Samen met kerken en scholen zorgen deze<br />

voorzieningen ervoor dat het organisme goed kan<br />

functioneren. In <strong>Schiedam</strong> is organische stedenbouw<br />

een vervolg op de vooroorlogse monumentale, op een<br />

coherent stadsbeeld gerichte vorm van stadsuitbreiding.<br />

Hét voorbeeld van organische stedenbouw in <strong>Schiedam</strong><br />

is de wijk Nieuwland, waar de stedenbouwkundige in<br />

gemeentelijke dienst Joszef Horváth van 1950 tot 1960<br />

zijn stempel op drukte.’<br />

Dit laatste is overigens niet helemaal juist. In het<br />

maandblad de <strong>Schiedam</strong>se Gemeenschap zijn het met<br />

name de architect Emile Groosman die in navolging<br />

van de gezaghebbende visie van de Rotterdamse<br />

adjunct-directeur van <strong>Gemeente</strong>werken ‘De stad der<br />

toekomst, de toekomst der stad’ (1946) het organisch<br />

toekomstmodel van Nieuwland beschreef en de<br />

visionaire landschapsarchitect J.J. Schippers die in<br />

vele artikelen uiteenzette hoe het landschappelijk<br />

karakter stedenbouwkundig moest worden ingepast.<br />

Ook cultuurdragers als onder vele anderen de auteur<br />

en jurist Marinus M. van Praag en de directeur van het<br />

Stedelijk Museum Daan Schwagermann deden een duit<br />

in het zakje en bepleitten een nieuwe stad waarin alle<br />

plaats moest zijn voor licht, ruimte en kleur. Zonder<br />

Hórváth tekort te willen doen, mag gevoeglijk worden<br />

gesteld dat hij in <strong>Schiedam</strong> één van velen was.<br />

Bos introduceerde in Rotterdam de wijkgedachte als<br />

centraal element in de stadsuitbreiding. Zijn idee<br />

was dat nieuwe woonwijken een satellietmodel<br />

moesten volgen, waarin alle voorzieningen, zoals<br />

kerken, winkels, scholen en woonbuurten, waren<br />

ondergebracht zodat deze wijk zelfstandig kon<br />

functioneren. Deze woorden werden door Emile<br />

Groosman bijna letterlijk herhaald bij de aanvang<br />

van de bouw van een nieuwe woonwijk rondom<br />

een eigen centrum, het Wibautplein. Hierop waren<br />

ontmoetingsruimten, een dependance van de<br />

bibliotheek en gezondheidcentrum gesitueerd. Ook<br />

was er ruimte voor een gedifferentieerde en zelfs luxewinkelstand.<br />

Het Wibautplein was een echt centrum<br />

voor een welgestelde, jonge buurt, in de <strong>Schiedam</strong>se<br />

volksmond vanwege de forse huren, spottend de<br />

‘Hongerput’ genaamd. Naast Tuindorp Kethel noemen<br />

de onderzoekers Nieuwland een goed voorbeeld van<br />

zo’n zelfstandige wijk, waarin de wijkgedachte tot op<br />

de dag van vandaag een rol van betekenis heeft en<br />

<strong>Schiedam</strong> het genoegen mag smaken dat de centrale<br />

winkelstraat, de Nolenslaan, nog steeds tot de drukst<br />

bewandelde straten van de stad behoort.<br />

<strong>Schiedam</strong> was trots op de resultaten die in de<br />

wederopbouwperiode werden geboekt. De<br />

onderzoekers vatten de eerste periode aldus samen:<br />

‘In een interview met Gerard Lutke Meijer in De<br />

<strong>Schiedam</strong>se Gemeenschap van 1959, bestempelt Mr.<br />

J.W. Peek, burgemeester van <strong>Schiedam</strong> van 1946 tot<br />

De prestigieuze hal van de Grensflat en het centrale<br />

trappenhuis- ontwerp Spruijt en Den Butter. Foto Chr. Breur,<br />

Collectie <strong>Gemeente</strong>archief <strong>Schiedam</strong><br />

Musis 26


1964, het jaar 1959 als een<br />

mijlpaal in de geschiedenis van<br />

de stad’, ‘Voor de komende<br />

decennia staat het beeld<br />

van onze tijd nu vast. Dat<br />

is het resultaat van al het<br />

voorbereidende werk der<br />

laatste acht à negen jaren.<br />

... Eigenlijk was de opening<br />

van Restaurant Europoort<br />

reeds de bekroning van ons<br />

recreatieplan. [...] De Groene<br />

Gordel sluit als een geheel. [...]<br />

Bewust hebben wij gestreefd<br />

naar een gezonde harmonie<br />

tussen de stad als werkstad en<br />

als leef-stad, want het gaat er<br />

niet om een hoop mensen in<br />

onze stad op te bergen, maar<br />

om hen er gezond en gelukkig<br />

te laten leven.’<br />

Gemiste kans<br />

In de inleiding van het tweede<br />

deel van het onderzoek geeft<br />

architect Rikkert Wijk op<br />

detailniveau een overzicht van<br />

de in de wederopbouwperiode<br />

gerealiseerde architectuur. Wijk<br />

hanteerde hierbij de uitgebreide<br />

nationale definitie wat onder<br />

het begrip cultuurhistorisch<br />

erfgoed moet worden begrepen<br />

waar het om architectuur<br />

gaat, namelijk de resultaten<br />

van (steden)bouwkunst uit de<br />

periode 1940-1965 en omvat<br />

zowel het feitelijk herstel<br />

van oorlogsschade als de<br />

stadsuitbreiding en vernieuwing<br />

met inbegrip van interieur en<br />

toegepaste kunst.<br />

In dit deel beschrijft<br />

Rikkers Wijk vele tientallen<br />

bouwwerken en geeft<br />

tot in detail aan waarom<br />

deze als voorbeelden van<br />

wederopbouwarchitectuur<br />

kunnen worden beschouwd,<br />

hun waarde als object of<br />

als onderdeel van een ensemble en zeldzaamheid<br />

in lokaal of zelfs nationaal verband. Als extra geeft<br />

Wijk bovendien een overzicht van toegepaste kunst<br />

in de openbare ruimte en beperkt zich daarbij niet<br />

tot objecten die in deze periode in opdracht van de<br />

overheid of instellingen tot stand zijn gebracht, maar<br />

besteed op gelijkwaardige basis ook aandacht aan<br />

particuliere versieringen. Hiermee completeert Rikkert<br />

Wijk de meer algemene beschouwing van het eerste<br />

deel door Hebly Teunissen architecten en geeft hieraan<br />

een menselijke maat. Het resultaat van Wijks onderzoek<br />

is een wandeling langs al het bijzondere en minder<br />

bijzondere dat in de periode 1945 (in de oorlogsjaren<br />

werd in <strong>Schiedam</strong> nagenoeg niets gebouwd) en 1965<br />

verrees en laat vooral zien hoe de grote ambities van<br />

27 Musis<br />

deze tijd zich tot op het kleinste niveau van bijvoorbeeld<br />

een transformatorhuisje aan de Couwenhovenstraat<br />

materialiseerden.<br />

Eén zin in de samenvatting van Rikkert Wijk stemt<br />

extra tot nadenken namelijk waar hij meedeelt dat zijn<br />

onderzoek diende om meer aandacht te geven aan de<br />

naoorlogse bebouwing in het kader van de beleidsnota<br />

Monumenten 2008-2012. Gegeven het feit dat in<br />

<strong>Schiedam</strong> in de periode 1945-1965 definitief dacht af<br />

te rekenen met de armoede uit het verleden en beide<br />

rapporten duidelijk in zicht- en tastbare resultaten<br />

vertellen welke ambities hierbij een rol speelden,<br />

zouden ze, juist in het eindjaar van de beleidsnota<br />

Monumenten, een prachtig uitgangspunt zijn voor een<br />

Open Monumentendag.


De nieuwste collecti es<br />

merkbrillen zijn binnen<br />

Prada, Trussardi, Tom Ford en<br />

alle andere topmerken!<br />

* Bij inruil van uw oude bril ontvangt u € 75,- korti ng bij multi focale glazen en € 35,- korti ng bij enkelvoudige glazen. Geldig bij aankoop van een bril uit de<br />

nieuwste collecti es i.c.m. de nieuwste generati e glazen. Vraag in de winkel naar de voorwaarden. Tempel Opti ek verzorgt uw declarati e bij alle bekende<br />

zorgverzekeraars. Deze acti e geldt tot 31 maart 2012.<br />

<strong>Schiedam</strong><br />

Hoogstraat 2<br />

3111 HH <strong>Schiedam</strong><br />

tel. (010) - 473 59 19<br />

Handling HACCP Cleanroom<br />

Drukwerk Printen Mailing<br />

Postbezorging Houtindustrie<br />

Groen- en Milieuservices<br />

Detachering Enquêtes<br />

Arbeidsintegratie<br />

Tel. (010) 204 10 00<br />

www.tempelopti ek.nl<br />

€ € € € € € € € € 75,- 75,- 75,- 75,- 75,75,75,- 75,- 75,-<br />

kor ti ng * kor kor korkorkor ti ti ti ti ti ng ng ng ng ng<br />

Bij inruil van uw<br />

oude bril<br />

Musis 28


29 Musis<br />

Zorgen voor de stad<br />

Dat doen we graag samen met u. Op straat en<br />

in de wijk. Wij verzorgen het onderhoud van de<br />

openbare ruimte en halen uw huis-, tuin- en<br />

grof afval op. Zo houden we samen onze stad<br />

schoon en leefbaar.<br />

Schoon<br />

is wel zo<br />

gezellig<br />

Tips of vragen?<br />

Bel 010-262 1000 of kijk op www.irado.nl<br />

Samen houden we <strong>Schiedam</strong> schoon<br />

ALLES IN <strong>DE</strong><br />

BOEKHAN<strong>DE</strong>L<br />

Boekhandel J.S. van Leeuwen<br />

Broersvest 85<br />

3111 ED <strong>Schiedam</strong><br />

Boekhandel Post Scriptum<br />

Hof van Spaland 31<br />

3121 CA <strong>Schiedam</strong><br />

MAAR OOK<br />

COMPLEET OP<br />

INTERNET<br />

www.boekhandelvanleeuwen.nl<br />

www.postscriptum.nl


SCHIEDAMMERS<br />

MOETEN LEREN<br />

MET AN<strong>DE</strong>RE OGEN<br />

NAAR<br />

<strong>DE</strong> HOOGSTRAAT<br />

TE KIJKEN.<br />

Als mijn vader een halve eeuw geleden op zaterdagmiddag<br />

van zijn werk thuis kwam, ging hij zich<br />

onmiddellijk scheren. Ook trok hij een behoorlijk pak<br />

aan want als degelijk <strong>Schiedam</strong>s werkman hoorde hij<br />

nu met moeder en kind “naar de stad” te gaan. Die regel<br />

gold voor heel de stad, misschien met uitzondering<br />

van de Gorzen. Tegen een uur of drie kon je op de<br />

Hoogstraat dan ook over de hoofden lopen. Aan beide<br />

kanten van de straat bevonden zich smalle trottoirs<br />

waarop mensen zich voor de etalages verdrongen.<br />

Toch was ook de rijweg het domein van de voetgangers.<br />

Zij flaneerden onder de elektrische straatlantaarns, die<br />

ver boven hun hoofden zachtjes deinden in de wind,<br />

want ze hingen aan draden die tussen de gevelwanden<br />

waren gespannen.<br />

Kleine speciaalzaken<br />

tekst: Han van der Horst<br />

foto’s: Cornelia Montfoort<br />

De Hoogstraat was het domein van kleine<br />

speciaalzaken. Je kon het zo gek niet bedenken of het<br />

was ergens wel te koop. Voor de tweede Wereldoorlog,<br />

had A. van Duinhoven, oprichter en voorzitter van de<br />

eerste grote winkeliersvereniging, dan ook de leuze<br />

verzonnen “De Hoogstraat is Uw warenhuis”. Grote<br />

winkelketens hadden <strong>Schiedam</strong> nog niet bereikt. De<br />

Hema op de Koemarkt was weliswaar een ankerpunt in<br />

het geografisch inzicht van de meeste <strong>Schiedam</strong>mers<br />

maar daar bleef het toch wel bij. Het was dus aan<br />

vaak traditionele familiebedrijven om Van Duinhovens<br />

droom te realiseren en zij deden dat meet verve<br />

Wie zich die Hoogstraat nog voor de geest kan halen,<br />

wordt alleen maar somber gestemd als hij besluit op<br />

een middag naar de stad te gaan.. Je ziet als het ware<br />

de condens nog opstijgen uit de neusgaten van de<br />

zware trekpaarden voor de wagens van Van Gent en<br />

Loos. Je hoort hun gesnuif. Je herinnert je hun hoefslag.<br />

Je weet nog precies hoe de koetsier van de bok kwam<br />

om bij de winkeliers pakketten te bezorgen. Nu raast<br />

hoogstens een pizzabezorger voorbij op zijn scooter. Je<br />

loopt door een verlaten voetgangerszone met aan twee<br />

kanten steeds weer lege etalages.<br />

Het probleem is: de vergelijking met een halve eeuw<br />

terug is niet eerlijk: die tijden komen niet meer terug.<br />

In de jaren vijftig was zelfs een reis naar het centrum<br />

van Rotterdam – met tramlijn 4 van de Koemarkt –<br />

Gerenoveerde gevels Hoogstraat met rechts de door de<br />

Historische Vereniging onderscheiden restauratie van het<br />

pand Hoogstraat 86. Foto’s Cornelia Montfoort<br />

een expeditie die werd voorbereid. Voor de 82000<br />

<strong>Schiedam</strong>mers – bijeengepakt in een bebouwde kom<br />

die nog niet half zo groot was als tegenwoordig –<br />

golden Hoogstraat en Koemarkt als centrum van het<br />

stedelijk bestaan. Nu is men veel mobieler geworden. .<br />

De drukte en de winkelstand van toen zullen nooit meer<br />

terugkeren. Daarvoor zijn de randvoorwaarden teveel<br />

veranderd.<br />

Eerbied voor de panden<br />

Aan wie onaangeraakt door het verleden, de Hoogstraat<br />

betreedt, valt niet meteen de leegstand op, maar<br />

iets volstrekt anders: de eerbied voor de panden is<br />

teruggekeerd. Ooit was de Hoogstraat het domein van<br />

de gezeten middenstand, die op de begane grond hun<br />

bedrijf uitoefenden. Daarom kreeg e in een zeer lang<br />

proces het karakter van een winkelstraat. Dat gebeurde<br />

toen gaslicht en spiegelruiten etalages mogelijk<br />

maakten, zoals wij die nog steeds kennen. Elke<br />

winkelier deed dat naar eigen smaak en inzicht zodat<br />

de gevelrijen een r divers aanzicht kregen. Bovendien<br />

werd er hier en daar wel eens iets nieuws gebouwd<br />

zoals op de hoek van de Hoogstraat en de Korte Dam.<br />

Wie naar de bovenverdiepingen kijkt in plaats van naar<br />

de etalages, wordt dan ook aangenaam verrast door<br />

de vele bouwstijlen – van vroeg negentiende eeuws<br />

klassicisme tot eenvoudige tuitgeveltjes, art nouveau<br />

en zelfs enig modernisme. Op de begane grond was<br />

daar decennia lang niet veel van te zien. In hun<br />

zucht om klanten te lokken, bedekten winkeliers hun<br />

Musis 30


gevelwanden met reusachtige opschriften. Zij vervingen<br />

de traditionele uitstalkasten door spiegelruiten met<br />

zwaaideuren. Zij creëerden met decorbouw iets<br />

wat eigentijds en modern moest ogen. De grootste<br />

architectonische vloek in de Hoogstraat is het destijds<br />

veel bewonderde pand van de gebroeders Coster<br />

waarvoor de pastorie van de Havenkerk moest wijken.<br />

Tot voor kort was er een Schoenenreus in gevestigd.<br />

De laatste tijd worden al die toevoegingen er weer<br />

afgepeld. Ondernemers als Van Doorn en Salari<br />

of de ideële Stichting Stadsgezicht zijn bezig om<br />

de verkommerde Hoogstraat een facelift te geven.<br />

Daarbij herstellen zij de gevels in hun oude – of anders<br />

vergelijkbare – glorie. Eindelijk verdwijnen overal die<br />

afschuwelijke glazen zwaaideuren van het toneel om<br />

plaats te maken voor een winkelfront zoals dat in<br />

de eerste helft van de vorige eeuw gebruikelijk was,<br />

met als één der eerste hoogtepunten het met een<br />

monumentenschildje beloonde herstel van de klassieke<br />

winkelpui door van Doorn en Salari. De fantasie en<br />

de veelvormigheid van de bovenverdiepingen keren<br />

op die manier naar de begane grond terug. Daar is<br />

maar een woord voor: mooi. In al zijn betekenissen. De<br />

Hoogstraat hervindt haar karakter.<br />

Afschuwelijke straatlantaarns<br />

Dat is een compliment waard maar geen reden tot<br />

tevredenheid. De Hoogstraat wordt nog steeds ontsierd<br />

doordat rare voetgangerszoneplaveisel en vooral<br />

die afschuwelijke straatlantaarns. Er zou al veel<br />

31 Musis<br />

gewonnen zijn als die met wortel en tak uit de grond<br />

werden getrokken. Misschien hebben zij er in Almere<br />

of Nieuwengein nog wat aan. Op de Hoogstraat hoort<br />

een retrostraatverlichting zoals op de Dam of de Lange<br />

Haven. Of anders lampen die aan een tussen twee<br />

gevelwanden gespannen kabel hangen.<br />

Dan nog blijft het probleem van de lege etalages.<br />

Je kunt je afvragen of het in deze tijd van crisis en<br />

internetshoppen niet verstandiger was geweest meer<br />

panden ook op de begane grond hun woonfunctie<br />

terug te geven. Maar gedane zaken nemen voorlopig<br />

geen keer. Wij kunnen er hoogstens blij mee zijn dat er<br />

tegenwoordig steeds meer boven de winkels gewoond<br />

wordt. Daardoor ontstaat een bijkomend, onbedoeld<br />

voordeel. Eigen uitgangen voor die appartementen<br />

kunnen alleen aan de achterkant van de panden tot<br />

stand worden gebracht Daarnaast zal het nodig zijn<br />

om in aansluiting daarop oude steegjes weer in gebruik<br />

te nemen of nieuwe poortjes te bouwen, zoals op de<br />

Nieuwstraat al is gebeurd. Zo wordt <strong>Schiedam</strong> opnieuw<br />

een stegenstad. Daarbij past het plan van rasschiedamse<br />

Ineke Govaart om in plaats van dat lelijke Coster- en<br />

Schoenenreusgebouw een Museumplein(tje) aan te<br />

leggen als pleisterplaats voor terrasliefhebbers en<br />

doorgang van de Havenkerk en het Jenevermuseum<br />

naar het Stedelijk op de Appelmarkt. Al kun je nog steeds<br />

een kanon afschieten op de Hoogstraat en hoogstens<br />

een pizzabezorger raken, toch lijken we in de buurt<br />

van een soort keerpunt te komen. Wie de Hoogstraat<br />

meer mensen trekken, dan moet ze eerst haar karakter<br />

hervinden. Zij lijkt dat nu voorzichtig te doen.


Musis 32


CORRY<br />

VAN <strong>DE</strong>R<br />

POEL-SOETERS<br />

Namen zijn de<br />

sleutel tot<br />

het verleden<br />

Peter de Lange spreekt met <strong>Schiedam</strong>mers en<br />

Vlaardingers voor wie hun liefhebberij een manier van<br />

leven is geworden. In deze Musis Corry van der Poel-<br />

Soeters in Vlaardingen<br />

Nieuwsgierigheid naar het verleden dreef Corry van<br />

der Poel-Soeters (91) veertig jaar lang naar archieven<br />

in alle uithoeken van het land. Op zoek naar gegevens<br />

over verre voorvaderen, besteedde ze al haar vakanties<br />

aan het uitpluizen van stoffige akten en registers.<br />

Voor de buitenwereld lijkt het monnikenwerk in een<br />

oersaaie omgeving, waar grijs als een uitbundige<br />

kleur wordt beleefd en zwijgen voorschrift is. Maar<br />

Corry ziet dat anders. Zij kan zich geen spannender<br />

bezigheid voorstellen. ‘Je bent nooit tevreden met wat<br />

je vindt, je wilt altijd verder zoeken. Het is een soort<br />

ontdekkingsreis.’<br />

What’s in a name. Die vraag moet je niet stellen aan<br />

Corry van der Poel. Namen zijn in haar beleving de<br />

sleutel tot het verleden. Leuk hoor, een stamboom<br />

uitzoeken. Maar als je het laat bij het samenstellen van<br />

een geslachtsregister alleen ben je niet erg zinvol bezig.<br />

Dan heb je alleen een rijtje namen, en wat weet je daar<br />

nou aan. Als je iets over je voorouders wilt weten, moet<br />

je ook, voor zover mogelijk, feiten over hun dagelijks<br />

leven erbij zoeken. Dan pas komen die dode mensen<br />

weer tot leven. Zo ongeveer luidt Corry’s visie op<br />

genealogisch onderzoek.<br />

Wie is Corry van der Poel? Een hoogontwikkelde,<br />

welbespraakte en montere Vlaardingse op leeftijd,<br />

33 Musis<br />

tekst: Peter de Lange<br />

foto’s: Sjaak van Beek<br />

alleenstaand maar dankzij uitgebreide kennissenkring<br />

nooit alleen. Ooit was ze gehuwd; ze trouwde in 1950<br />

met Jan van der Poel, van wie ze zo’n 30 jaar later<br />

weer scheidde, nadat ze samen drie kinderen hadden<br />

grootgebracht.<br />

Tot op de dag van vandaag staat zij bekend als<br />

mevrouw Van der Poel, terwijl gebruik van haar<br />

meisjesnaam toch veel meer voor de hand zou liggen.<br />

Maar die stap heeft ze nooit gezet. Als verklaring voert<br />

zij haar beroep aan: als onderwijzeres voor moeilijk<br />

lerende kinderen vond ze het lastig van de ene dag op<br />

de andere een andere naam aan te nemen. ‘Ik was voor<br />

mijn leerlingen mevrouw Van der Poel. Ze hadden er<br />

niets van begrepen als ze mij opeens mevrouw Soeters<br />

hadden moeten noemen.’<br />

Corry is sinds jaar en dag de drijvende kracht achter<br />

het genealogisch onderzoek naar het geslacht Van<br />

der Kooij, de familie van haar moeder. Dit onderzoek<br />

wordt verricht door de stichting Familie Van der Kooij<br />

– waarvan zij bestuurslid is – en heeft geresulteerd in<br />

een boek ‘Genealogieën Van der Kooij’ dat eens in de<br />

zoveel jaar wordt aangevuld met gegevens over de<br />

jongste generaties. Volgend jaar mei tijdens de jaarlijkse<br />

lustrumbijeenkomst in Het trefpunt in Maasland<br />

verschijnt weer een nieuwe editie. De stichting houdt<br />

kantoor te Vlaardingen in een ruimte boven de<br />

showroom van Opeldealer Van der Kooij.<br />

De naam heeft een lange geschiedenis en gaat<br />

tenminste terug tot de 15e eeuw, met een stamvader<br />

Harmen Dirckxz in het Overschie van 1490, wiens<br />

kleinzoon Pleun Michielsz als eerste officiële Delflandse<br />

Van der Kooij wordt aangemerkt omdat hij woonachtig<br />

was op de ‘kooijwoning’: de woning horend bij de<br />

eendenkooi. Waaruit volgt dat de oorsprong van de<br />

geslachtsnaam ligt bij de eendenkooi, een plaats waar<br />

langstrekkende eenden in een fuik werden gelokt om<br />

vervolgens voor consumptie te worden geslacht. Op<br />

veel plaatsen in het Hollandse polderlandschap lag in<br />

de Middeleeuwen zo’n door bomen omzoomde plas.<br />

Omdat eenden nauwelijks nog worden gegeten zijn<br />

de meeste kooien in de loop der tijd verdwenen. In<br />

Midden-Delfland beschikken alleen Schipluiden en<br />

Vlaardingen nog over een eendenkooi.<br />

Om materiaal over oude geslachten te vergaren, ging<br />

Corry de rijksarchieven in alle provincies af. Meestal<br />

ging haar zus mee. ‘Tijdens de schoolvakanties huurden<br />

we een zomerhuisje in een dorp in de buurt van een<br />

archief, meestal voor een midweek, en gingen we ’s<br />

morgens per auto naar het archief. Ik heb bijna al mijn<br />

vakanties in onderzoek gestoken. En heel veel geld. Ik<br />

reed overal naar toe.’<br />

Leuke uitjes waren dat. ‘Zoeken is zo heerlijk,’ zegt ze<br />

opgetogen. ‘Je leeft je in in mensen en in de tijd waarin<br />

zij leefden. Als je geen interesse in mensen hebt, moet<br />

je niet aan dit werk beginnen. De mens begrijpen. Daar<br />

gaat het om.’<br />

Met namen en jaartallen alleen nam ze zelden<br />

genoegen. ‘Ik zoek de mens en zijn geschiedenis.<br />

Ik probeer zoveel mogelijk details over iemand te<br />

verzamelen. Soms vind je die in notariële stukken, soms<br />

in andere aktes, zoals politieberichten – al heetten die<br />

in vroeger eeuwen anders - of in kronieken. Ik ben tot<br />

1580 teruggeweest, ik mocht heel oude boeken inzien<br />

met speciale handschoenentjes aan. Je komt zo de<br />

wonderlijkste verhalen op het spoor. Of bijzonderheden<br />

die iets prijsgeven van iemands karakter. Ik herinner me


een verhaal van een man die stokslagen kreeg omdat<br />

hij was betrapt met twee vrouwen in bed.’<br />

In de Genealogieën kom je saaie, maar ook mysterieuze<br />

figuren tegen. Wat bewoog bijvoorbeeld Bartholomeus<br />

van der Kooij uit Den Haag, van beroep spekslager,<br />

die omstreeks 1865 naar Rome vertrok en daar dienst<br />

nam in het leger van de paus om strijd te leveren met<br />

Garibaldi en zijn nationalisten? Was het uit religieuze<br />

overtuiging of sensatiezucht dat hij zich in dit avontuur<br />

stortte? Hij schijnt het in elk geval te hebben overleefd<br />

- volgens opgave van de burgerlijke stand stierf hij op<br />

hoge leeftijd in 1936 in Rijswijk.<br />

Stamboomonderzoek is voor Corry van der Poel veel<br />

meer dan een hobby. ‘Ik zie het bijna als een baan.<br />

Het is een fascinerende bezigheid die me nooit loslaat.<br />

Ik wil altijd verder, wat ik niet kan vinden, wil ik toch<br />

zoeken.’<br />

Corry’s inbreng is voor de stichting Familie Van<br />

der Kooij altijd van grote waarde geweest. Als<br />

onderwijzeres beschikt zij over een gedegen kennis van<br />

de taal, de geografie en de geschiedenis – en dat zijn bij<br />

stamboomonderzoek onmisbare elementen, heeft zij<br />

geleerd. ‘Je kan niet even zoeken,’ zegt ze docerend.<br />

Zo is er bijvoorbeeld de kwestie van de juiste spelling<br />

van de naam. Je moet weten – of uitzoeken - in welke<br />

eeuwen een ij met puntjes werd geschreven en in welke<br />

tijd de y zonder puntjes werd gebruikt. Of was het<br />

ontbreken van puntjes ook wel eens toeval, te wijten<br />

bijvoorbeeld aan slordigheid of gemakzucht van de<br />

klerk die de akte opmaakte?<br />

De stichting was gewend zijn werkzaamheden te<br />

beperken tot de Van der Kooij’en gespeld met ij en<br />

liet pas later, na lang wikken en wegen, ook een<br />

beperkt aantal gevallen eindigend op y toe. De Van<br />

der Kooi’en met een eenvoudige i op het eind hebben<br />

pech. ‘Dat is een geheel andere familie,’ zegt Corry<br />

streng. Overigens zijn er ook her en der naamgenoten<br />

met ‘ij’ die onvoldoende zuiver bloed hebben om tot de<br />

Genealogieën te worden toegelaten. Maar naamgeving<br />

Wie is Corry van der Poel?<br />

Een hoogontwikkelde,<br />

welbespraakte en montere<br />

Vlaardingse op leeftijd,<br />

alleenstaand maar dankzij<br />

uitgebreide kennissenkring<br />

nooit alleen. Ooit was ze<br />

gehuwd; ze trouwde in 1950<br />

met Jan van der Poel, van<br />

wie ze zo’n 30 jaar later weer<br />

scheidde, nadat ze samen drie<br />

kinderen hadden grootgebracht.<br />

blijft, blijkt uit Corry‘s relaas, nooit aan een zekere<br />

willekeur te ontkomen. Zo kon het gebeuren dat de<br />

zonen van een kooiker hun naam verbasterden omdat<br />

er voor hen op de eendenkooi geen emplooi was; om<br />

verwarring te voorkomen noemden zij zich bijvoorbeeld<br />

Kooiman of Kooistra.<br />

In Nederland leven enkele duizenden Van der Kooij’en<br />

die volgens de definities van de stichting een vermelding<br />

in de Genealogieën waard zijn. Corry kent ze bij<br />

wijze van spreken allemaal persoonlijk, de levenden<br />

zowel als de doden. Iedere in het boek opgenomen<br />

persoon moest eerst in een kerkelijk dan wel burgerlijk<br />

archief worden opgespoord, om vervolgens op een<br />

goudschaaltje te worden gelegd, tegen het licht te<br />

worden gehouden en en plein comité door de stichting<br />

Musis 34


te worden besproken, alvorens hij of zij een plaats in<br />

de rij der doorluchte voorouders kreeg toegewezen.<br />

Andere heeft Corry uitvoerig gesproken tijdens een<br />

persoonlijke ontmoeting of over de telefoon. Niet zelden<br />

liep zo’n gesprek uit op een intiem onderhoud. ‘Het<br />

gaat altijd over huwelijken, echtscheidingen, geboorten<br />

en sterfgevallen. Sommigen bellen mij op om hun<br />

complete levensverhaal te vertellen. Ik voel mij af en<br />

toe net een maatschappelijk werkster.’<br />

Het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag<br />

zendt haar met enige regelmaat overlijdensberichten<br />

van telgen uit het geslacht Van der Kooij. Maar ze<br />

krijgt ook,van verwanten in het land, overlijdens- en<br />

geboorteadvertenties toegestuurd. Zo blijft zij op de<br />

hoogte van alle mutaties in de familie.<br />

Hoewel Corry ook voor menige andere familie<br />

stamboomonderzoek deed, mag het Van der Kooijregister<br />

als haar levenswerk worden beschouwd. Ze is<br />

nog dagelijks bezig met het verzamelen en verwerken<br />

van materiaal. In het boek worden vijf takken<br />

beschreven langs welke de familie zich over diverse<br />

regio’s uitbreidde. Onderscheid wordt gemaakt tussen<br />

de Delflandse, de Alblasserwaardse, de Voorburgse, de<br />

Wassenaarse en de Flakkeese Van der Kooij’en.<br />

Behalve dat haar moeder een Van der Kooij was, heeft<br />

ze eigenlijk geen reden om zich zo intensief met juist<br />

deze familie bezig te houden, geeft ze toe. ‘Ik heb er<br />

zelf niet zo gek veel mee. Ik heb er vrijwel niemand,<br />

afgezien van twee mannelijke nazaten, maar die zijn<br />

allebei homo. Eigenlijk heb ik alleen één achterneef.’<br />

Het lag gewoon in de lijn der dingen dat ze meer wilde<br />

weten over haar moeders familie, zegt ze. Ze herinnert<br />

zich nog goed het moment waarop zij besloot actief op<br />

zoek te gaan naar historische bijzonderheden. ‘Het was<br />

op de 90-jarige verjaardag van mijn grootmoeder. Ik<br />

had haar in de voorgaande jaren al heel veel gevraagd<br />

over haar voorouders, ze kon me gewoon niet meer<br />

vertellen. Maar ik wilde wel meer weten. De enige<br />

manier om dat te bereiken was zoeken in archieven.’<br />

Aan haar eigen moeder kon Corry niets vragen. Zij stierf<br />

op jonge leeftijd, toen Corry nog op de mulo zat. Haar<br />

broertje was pas een paar jaar oud, haar oudere zus<br />

had zojuist het mulodiploma gehaald. Vader zat op zee.<br />

De zorg voor en de opvoeding van de kinderen kwam<br />

op de kinderen zelf neer. Haar zus, die van plan was<br />

geweest onderwijzeres te worden, ging het huishouden<br />

doen, geholpen door Corry, die er desondanks in<br />

slaagde de mulo af te maken. ‘Mensen vroegen ons<br />

later hoe we het toch hadden gerooid, zo alleen met ons<br />

drietjes. Ze hadden het zo zielig voor ons gevonden.<br />

Nou, we waren helemaal niet zielig! We hadden het<br />

juist hartstikke leuk met elkaar!’<br />

‘Om mijn roots te achterhalen,’ geeft Corry als reden op<br />

als je vraagt waarom zij zoveel moeite heeft gedaan om<br />

haar voorgeslacht zo gedetailleerd in beeld te brengen.<br />

‘Ik ben er dankzij dit onderzoek achter gekomen dat<br />

twee van mijn voorvaderen van vaderskant in Zeeland<br />

schoolmeester waren. Ik ben ook het onderwijs in<br />

gegaan. Zou dat soms in de genen zitten?’<br />

Corry beluisterend, krijg je de indruk dat het vroege<br />

verlies van haar moeder het onderzoek misschien ook<br />

wel heeft gestimuleerd. Alsof ze die abrupte breuk met<br />

haar voorgeslacht kon herstellen door een bruggetje<br />

te leggen vanuit het archief. En wellicht biedt het op<br />

een rijtje zetten van het verleden haar enig houvast<br />

in een bestaan, dat werd gekenmerkt door de vele<br />

35 Musis<br />

onvoorspelbare en soms wrede wendingen die het nam.<br />

Twee van haar kinderen stierven op betrekkelijk jonge<br />

leeftijd. Er is nog één zoon in leven. Groter verdriet is<br />

haar nooit overkomen.<br />

‘Ik heb een veelbewogen leven achter de rug,’ zegt ze.<br />

Er klinkt geen bitterheid in door. Het is, zoals het is.<br />

‘Ik heb in een noodhospitaal gewerkt als verpleegster<br />

waar slachtoffers van het bombardement op Rotterdam<br />

werden opgevangen. Dan zie je dingen die je normaal<br />

niet ziet. Na de oorlog heb ik voor het Rode Kruis<br />

kindertransporten begeleid. Ik bracht kinderen uit<br />

Duitsland en Oostenrijk die hierheen kwamen om aan<br />

te sterken, terug met de trein. Dat was leuk, maar zwaar<br />

werk. We reden langs steden waar geen steen meer<br />

overeind stond. In München werden we uitgescholden<br />

en bespuugd. De Duitsers hadden een uitgesproken<br />

hekel aan ons.’<br />

De laatste tijd gaat het wat minder met haar<br />

gezondheid. Ze is minder goed ter been en dat<br />

is voor iemand die graag archieven bezoekt een<br />

onoverkomelijke handicap. ‘In archieven moet je lopen.<br />

Je moet zelf boeken pakken en tillen. Dat kan ik niet<br />

meer,’ zegt ze. Een paar maanden geleden heeft ze haar<br />

auto weggedaan. ‘Ik ben zestig jaar lid geweest van de<br />

ANWB. Dat was kennelijk nogal bijzonder, want ik heb<br />

er een speciaal bedankje voor gekregen.’<br />

Natuurlijk vindt ze het jammer dat ze minder mobiel is.<br />

Maar ze blijft er nuchter onder. ‘Ik heb er vrede mee. Ik<br />

ben dankbaar dat ik heel lang in staat ben geweest dit<br />

werk te doen.’<br />

En helemaal vleugellam is ze niet. Een paar jaar<br />

geleden drongen de kleinkinderen aan dat ze een<br />

computer zou nemen. Om hen een plezier te doen,<br />

ging ze uiteindelijk akkoord. ‘Daar ben ik nu blij om.<br />

Ik heb er een hoop plezier van. Ik heb zelfs een eigen<br />

Facebook-account. Dat blijkt een heel leuke manier om<br />

met de familie in contact te blijven.’<br />

Met namen en jaartallen alleen<br />

nam ze zelden genoegen. ‘Ik zoek<br />

de mens en zijn geschiedenis. Ik<br />

probeer zoveel mogelijk details<br />

over iemand te verzamelen. Soms<br />

vind je die in notariële stukken,<br />

soms in andere aktes, zoals<br />

politieberichten – al heetten die<br />

in vroeger eeuwen anders - of<br />

in kronieken. Ik ben tot 1580<br />

teruggeweest, ik mocht heel<br />

oude boeken inzien met speciale<br />

handschoenentjes aan. Je komt zo<br />

de wonderlijkste verhalen op het<br />

spoor. Of bijzonderheden die iets<br />

prijsgeven van iemands karakter. Ik<br />

herinner me een verhaal van een<br />

man die stokslagen kreeg omdat<br />

hij was betrapt met twee vrouwen<br />

in bed.’


<strong>DE</strong> UITGAVE VAN MUSIS WORDT ME<strong>DE</strong> MOGELIJK GEMAAKT DOOR:<br />

HERMAN JANSEN BEVERAGES B.V., SCHIEDAM<br />

<strong>DE</strong> UITGAVE VAN MUSIS WORDT ME<strong>DE</strong> MOGELIJK GEMAAKT DOOR:<br />

BASTIAANS & VAN RIET ACCOUNTANTS, SCHIEDAM<br />

BOKX VASTGOED BGS GRAFISCH, ONTWIKKELING SCHIEDAM B.V., ROTTERDAM<br />

BASTIAANS & VAN RIET ACCOUNTANTS, SCHIEDAM<br />

FACILICOM BEDRIJFSDIENSTEN, SCHIEDAM<br />

BOKX VASTGOED ONTWIKKELING B.V., ROTTERDAM<br />

FONTIJNE BEHEER B.V., VLAARDINGEN<br />

FACILICOM BEDRIJFSDIENSTEN, SCHIEDAM<br />

HATENBOER WATER FONTIJNE – DRINKWATERBEHAN<strong>DE</strong>LING, BEHEER B.V., VLAARDINGEN SCHIEDAM<br />

IRADO, HATENBOER AFVAL, WATER REINIGING – DRINKWATERBEHAN<strong>DE</strong>LING, EN DIENSTVERLENING, SCHIEDAM<br />

IRADO, AFVAL, NICOVERKEN REINIGING HOLLAND EN DIENSTVERLENING, B.V., SCHIEDAM SCHIEDAM<br />

NICOVERKEN SNELWEG TRANSPORT, HOLLAND B.V., SCHIEDAM<br />

SNELWEG TRANSPORT, SCHIEDAM<br />

Musis 36


SCHIEDAMSE<br />

BLEEKNEUSJES<br />

Binnen afzienbare tijd verschijnt ‘De <strong>Schiedam</strong>se<br />

bleekneusjes’. Een fraaie uitgave van circa 180 pagina’s<br />

die het resultaat is van een omvangrijk onderzoek<br />

naar de kinderuitzending in <strong>Schiedam</strong> door Caroline<br />

Nieuwendijk van het <strong>Gemeente</strong>archief <strong>Schiedam</strong>. Kern<br />

van het boek zijn de herinneringen van kinderen aan<br />

hun uitzending in of direct na de oorlog.<br />

Caroline Nieuwendijk hoorde voor het eerst de term<br />

bleekneusjes tijdens een interview dat ze in het<br />

kader van de 5 mei-viering afnam. Een vrouw, zelf<br />

bleekneusje, vertelde dat ze als kind in de Hongerwinter<br />

’s avonds hoorde dat ze misschien mee mocht op<br />

transport. Gehaast ging ze naar een plaats waar het<br />

transport vertrok. Na sperrtijd, in het donker, bracht<br />

een vrachtwagen haar naar Gelderland, waar ze terecht<br />

kwam bij een onbekende familie.<br />

Nieuwendijk, zelf moeder, was hiervan onder de indruk.<br />

“Haar moeder moest wel heel desperaat zijn geweest<br />

om haar kind mee te geven met wildvreemden naar een<br />

onbekende bestemming. Ouders hebben dit natuurlijk<br />

gedaan omdat ze dachten dat dit beter was voor hun<br />

kind. Buiten de steden in het Westen was er meer<br />

voedsel. Eten is nu zo vanzelfsprekend, maar als je het<br />

niet meer hebt….”<br />

Ook de verhalen en ervaringen van de kinderen<br />

intrigeerden haar. “Kinderen wenden snel en hechten<br />

zich aan hun tijdelijke familie. Meerdere kinderen<br />

vertelden me dat ze het moeilijk vonden om terug te<br />

gaan naar huis.”<br />

Levendige herinneringen<br />

Een subsidie van het nationale project ‘erfgoed van<br />

de oorlog’ bood het <strong>Gemeente</strong>archief <strong>Schiedam</strong> de<br />

mogelijkheid om de geschiedenis van de <strong>Schiedam</strong>se<br />

bleekneusjes te onderzoeken. Nieuwendijk: “Dit<br />

nationale project had tot doel om gegevens te<br />

verzamelen over de oorlog. Het ging met name om<br />

verhalen van ooggetuigen, die anders verloren raken.”<br />

Hoezeer het onderwerp nog leeft, bleek tijdens de<br />

<strong>Schiedam</strong>se Archiefdag van 2009, die als thema<br />

bleekneusjes had. “Onverwacht kwamen er zo’n<br />

tweehonderd mensen. We konden de stoelen wel<br />

blijven aanslepen. Toen de stoelen op waren, kwamen<br />

er krukjes. Een ongekende opkomst voor een jaarlijkse<br />

Archiefdag.”<br />

Bijzonder was ook dat de meeste bezoekers zelf<br />

bleekneusje waren geweest. “Een mevrouw ging tijdens<br />

de pauze bij de microfoon staan en zei dat ze naar<br />

Engeland was geweest in oktober 1945. Een ander<br />

was naar Frankrijk geweest en hoopte reisgenoten te<br />

ontmoeten. Veel mensen hadden foto’s meegenomen<br />

en ook andere herinneringen. Vooral de buitenlandse<br />

reizen zijn mensen bijgebleven. Als je haast nog<br />

37 Musis<br />

tekst: Wilma Straathof<br />

foto: <strong>Gemeente</strong>archief <strong>Schiedam</strong><br />

nooit op reis bent geweest en je gaat ineens voor drie<br />

maanden of langer naar het buitenland, is dat een<br />

sleutelherinnering.”<br />

150 interviews<br />

Haar onderzoek concentreerde zich op de uitzending<br />

van <strong>Schiedam</strong>se bleekneusjes in de Hongerwinter<br />

en uitzendingen direct na de bevrijding naar het<br />

buitenland. Van zo’n 150 mensen, die zich hiervoor<br />

hebben aangemeld, heeft ze vastgelegd hoe en<br />

waarheen ze zijn uitgezonden. De meeste mensen<br />

heeft ze telefonisch geïnterviewd. Op basis van deze<br />

informatie heeft ze de geschiedenis van de <strong>Schiedam</strong>se<br />

kinderuitzending in en na de oorlog gereconstrueerd.<br />

Lange traditie<br />

Tijdens haar onderzoek viel haar op dat de<br />

kinderuitzendingen ook onder de moeilijke<br />

omstandigheden in en na de oorlog goed waren<br />

georganiseerd. “Dit heb ik pas goed kunnen begrijpen<br />

door me verder te verdiepen in de geschiedenis van de<br />

kinderuitzending.” De eerste kinderuitzending die ze<br />

in de archieven vond was een particulier initiatief in<br />

1900 van de welgestelde <strong>Schiedam</strong>se juffrouw Laura<br />

Maas. “Ze bracht veertien kinderen vier weken onder<br />

bij gezinnen op het platteland en aan zee. Diezelfde<br />

juffrouw Maas besloot vervolgens om een commissie<br />

op te richten die dit vanaf dat moment ieder jaar deed:<br />

de <strong>Schiedam</strong>se Gezondheidskolonies. Dat was het<br />

begin van een lange traditie.” Het boek ‘De <strong>Schiedam</strong>se<br />

bleekneusjes’ - met veel nog nooit gepubliceerde foto’s<br />

- beschrijft deze boeiende geschiedenis van het prille<br />

begin tot het einde in 1971.<br />

De term bleekneusje is tussen 1883 en 1970<br />

gebruikt voor een kind dat door de gevolgen van<br />

oorlog, ondervoeding, tuberculose en andere<br />

gezondheidsproblemen, in een zogenaamde<br />

vakantie- of gezondheidskolonie werd gehuisvest<br />

om weer op sterkte te komen. De winkelprijs van<br />

deze uitgave zal 25, zijn. Hebt u belangstelling<br />

voor deze uitgave dan kunt u profiteren van een<br />

voorintekeningsprijs van 20,- Stuurt u dan een e-mail<br />

met uw naam, adres en postcode aan redactie@<br />

musis.info. U ontvangt dan binnenkort nadere<br />

gegevens over betaling en aflevering


Museumvondsten<br />

Een oog voor pittoreske plekjes kan Louis Heijmans<br />

(1890-1977) niet ontzegd worden. Nauwe sfeervolle<br />

straatjes en stegen, bruggetjes, boerderijen: ze staan<br />

alle op zijn <strong>Schiedam</strong>se repertoire. Commercieel<br />

aantrekkelijk ook, in de wat romantisch-realistische stijl.<br />

Ze doen erg denken aan de tekeningen van tijdgenoot<br />

Anton Pieck en met hun verstilde sprookjesachtige<br />

atmosfeer zouden ze als decor voor de Efteling niet<br />

misstaan. De getoonde tekening van de Zijlstraat<br />

(1943) uit particulier bezit straalt dezelfde dromerige<br />

en wat geheimzinnige sfeer uit. Echt stroken met de<br />

bedrijvigheid tijdens de bloeitijd van de Brandersbuurt<br />

doet deze echter niet. Op een enkel figuurtje na<br />

ontbreken mens, dier en alles wat de jeneverindustrie<br />

met zich meebracht. Heijmans heeft ze of bewust<br />

weggelaten of een stille zondagochtend uitgekozen.<br />

Hij tekende in de oorlogsjaren enkele tientallen<br />

<strong>Schiedam</strong>se straat- en poldergezichten en maakte af en<br />

toe een uitstapje in de omgeving. Diverse boerderijen<br />

uit Schipluiden, Maasland en Vlaardinger-Ambacht<br />

legde hij toen ook vast. Tijdens de voor kunstenaars<br />

moeilijke oorlogsperiode zal hij getracht hebben door de<br />

verkoop van herkenbaar werk in zijn levensonderhoud<br />

te voorzien. Of dit succesvol was, is twijfelachtig.<br />

De tekening van de Zijlstraat is afkomstig uit een<br />

particuliere verzameling, maar de meeste werden pas<br />

in de loop van de jaren 1950 door Heijmans zelf aan het<br />

<strong>Gemeente</strong>archief <strong>Schiedam</strong> verkocht. Louis (doopnaam<br />

Laurentius) Heijmans werd in 1890 in Utrecht geboren<br />

als zoon van een scheepsbouwer/smid. De artistieke<br />

inslag had hij gemeen met zijn oom Johannes Heijmans<br />

die beeldhouwer in Amsterdam was. Hij volgde de<br />

Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag,<br />

waar hij in 1909 afstudeerde. In Zeeland kreeg zijn<br />

kunstenaarsloopbaan gestalte. Hij werd tekenleraar aan<br />

enkele middelbare scholen in Middelburg, waaronder<br />

de Rijkskweekschool en het plaatselijk Gymnasium.<br />

Daarnaast was hij actief als ‘kunstnijveraar’ (beoefenaar<br />

tekst : Jeroen ter Brugge<br />

©Arie Wapenaar<br />

Heijmans’ Zijlstraat<br />

Particuliere collectie<br />

van de toegepaste kunst). In het Zeeuwse stond hij aan<br />

de wieg van enkele kunstenaarsgezelschappen, zoals<br />

de in Vlissingen gevestigde ‘Het Zuiden’ en de Zeeuwse<br />

Kunstenaarskring. Zijn vrije werk was impressionistisch<br />

en kreeg na de oorlog een meer abstract karakter.<br />

Met zijn werk oogstte hij kort na het afzwaaien aan<br />

de Academie succes. Tijdens de Wereldtentoonstelling<br />

in Brussel (1910) behaalde hij een gouden en bronzen<br />

medaille. Grote roem was voor hem na deze vliegende<br />

start echter niet weggelegd. Hoewel zijn werk enkele<br />

jaren geleden centraal stond in een tentoonstelling in<br />

de ‘Schotse Huizen’ in Veere, geniet hij tegenwoordig<br />

weinig bekendheid. Hoe hij tijdelijk in <strong>Schiedam</strong> verzeild<br />

raakte, laat zich verklaren uit zijn familierelaties. Het<br />

ouderlijk gezin Heijmans verhuisde vanuit Utrecht<br />

naar <strong>Schiedam</strong> en zowel Louis als zijn broer en zuster<br />

trouwden met <strong>Schiedam</strong>se ingezetenen. Direct na zijn<br />

huwelijk in 1910 met Wilhelmina Scheffer vestigde hij<br />

zich in Vlissingen, maar familiebezoek zal hem met<br />

enige regelmaat in <strong>Schiedam</strong> gebracht hebben. Mogelijk<br />

verbleef hij tijdens de oorlogsjaren wat regelmatiger<br />

in de stad, gezien het grote aantal tekeningen. Van de<br />

Zijlstraat maakte Heijmans een serie van ten minste<br />

vijf tekeningen, steeds vanuit een ander standpunt. De<br />

hier getoonde tekening/crayon laat het bruggetje naar<br />

de Noordmolenstraat zien, met links de melkzaak van<br />

Kleinekoort. De andere tekeningen, alle in de collectie<br />

van het <strong>Gemeente</strong>archief, laten als een stripverhaal<br />

een steeds opvolgend deel van de Zijlstraat zien. Een<br />

daarvan toont de enige nog resterende panden die<br />

aan de slopershamer wisten te ontkomen en die nu<br />

onderdeel uitmaken van de distilleerderij van Herman<br />

Jansen. Hoewel deze er anno 2012 wat desolaat bijstaan,<br />

is het de hoop dat ze definitief behouden blijven. Het is<br />

een fraai aaneengesloten rijtje pandjes met halsgevels<br />

dat misschien niet de grandeur uitstraalt van een groots<br />

monumentenpand, maar wel de sfeer ademt van de oude<br />

Brandersbuurt, waarvan zo weinig bewaard is gebleven<br />

Musis 38


39 Musis<br />

Iedere Musis worden twee museale objecten uit niet-<strong>Schiedam</strong>se en niet-Vlaardingse collecties<br />

gepresenteerd, soms onbekende stukken, soms in de vergetelheid geraakte.<br />

Wat het meest bevorderlijk, Is aan Vlaarding’s beste<br />

leven’ is de retorische vraag die de dichter zich in<br />

1857 stelt. Het kan haast niet missen dat het ultieme<br />

‘Vlaardings Leven’ werd ingegeven door de beug- en<br />

haringvisserij: ‘Daarvoor vlag en hoed geheven, Die<br />

geeft welvaart, die geeft bloei, Die geeft Vlaarding ’t<br />

ware leven.’ En dus niet de toenmalige nieuwlichterij<br />

in de gedaante van een ‘pelmachien’ (de door stoom<br />

aangedreven rijstpellerij ‘De Pelmolen’ aan het<br />

havenhoofd) of de <strong>Schiedam</strong>se ‘mout- of branderij’.<br />

Het zijn citaten uit een heildronk door reder IJzermans,<br />

uitgebracht bij de stapelloop van zijn visserijhoeker<br />

‘Vlaardings Leven’ op 14 oktober van genoemd jaar op<br />

de werf ’s Lands Welwaren. Een toepasselijke naam dus,<br />

of zoals IJzermans meende: ‘Neen, geen naam werd<br />

door ons ’t liefst, Aan het Hoekerschip gegeven, voor de<br />

visscherij bestemd, Als de naam van Vlaardings Leven’.<br />

Het is een naam die voortborduurde op vergelijkbare<br />

scheepsnamen welke als het ware de voorspoedige<br />

uitkomst van de visserij moesten bezweren. De naam<br />

Vlaardings Welvaren en dito Hoop en Bloei zijn daarvan<br />

mooie voorbeelden. IJzermans, zijn collega-reders<br />

en ook de scheepsbouwers konden in 1857 nog niet<br />

bevroeden dat de Vlaardings Leven de laatst gebouwde<br />

Vlaardingse vishoeker zou zijn. Nog sterker, het schip<br />

was ook de laatste hoeker die nog ter visserij ging.<br />

In 1886 maakte deze haar laatste reis om een paar<br />

jaar later verkocht te worden aan een Sliedrechtse<br />

scheepssloper. Het schip geniet de eer de enige hoeker<br />

te zijn die op een foto voorkomt. De onttakelde romp is<br />

te zien op een foto van Henri de Louw, liggende in de<br />

Oude Haven bij het rederijkantoor van IJzermans vlakbij<br />

de Visbank. Dat de rederij trots was op zijn schip blijkt<br />

niet alleen uit de uitgesproken rede bij de tewaterlating.<br />

Tezamen met andere schepen werd het in opdracht<br />

door Huib Luns vastgelegd op een groot schilderij dat<br />

in het rederijkantoor hing en zich nu in de collectie<br />

van het Visserijmuseum bevindt. Ook verscheen het<br />

©Nationaal Maritieme Museum (Greenwich)<br />

Vlaardings leven<br />

op reclameprenten van IJzermans & Co. Per toeval of<br />

misschien toch ook omdat de hoeker opviel, werd de<br />

Vlaardings Leven rond 1880 in vermoedelijk Lerwick<br />

door een Engelse kunstenaar geschetst. John Fraser<br />

(1858-1927) maakte toen een reis in Schotland en<br />

zal het toen tussen de vele in de baai van Lerwick op<br />

de Shetlands voor anker liggende Hollandse loggers<br />

hebben zien liggen. Na zijn introductie in 1866 had<br />

dit scheepstype razendsnel de overhand genomen<br />

vanwege de gunstige resultaten en eigenschappen.<br />

De veel robuuster uitziende hoeker moet de aandacht<br />

getrokken hebben. Duidelijk zijn de hoekervormen op<br />

de schets herkenbaar met de beide openingen in het<br />

ronde achterschip en het berghout, dat als verdikking op<br />

het boeisel te herkennen valt. Op de schets gaf Fraser<br />

in woorden de kleuren van de diverse onderdelen aan<br />

en vermeldde ook de naam van het schip, die door hem<br />

op de twee naamborden bezijden de helmstok gelezen<br />

zal zijn. Of Fraser de schets ooit tot een aquarel of<br />

olieverfschilderij uitwerkte, is onbekend. De Vlaardings<br />

Leven heeft een zeer lange carrière gekend. Ook een<br />

aanvaring met een Duitse bark op 27 september 1880<br />

maakte daar geen einde aan. Een van de matrozen<br />

sprong overboord, zwom naar de bark en kon het<br />

thuisfront begin oktober berichten dat de hoeker niet<br />

lek was geraakt en weldra thuis verwacht kon worden.<br />

In de collectie van het National Maritime Museum in<br />

Greenwich (Londen) maakt de schets onderdeel uit van<br />

een serie van tientallen schilderijen en aquarellen en<br />

60 schetsboeken van Frasers hand. Binnenkort mag<br />

‘Museumvondsten’ deze schetsboeken inzien en wie<br />

weet duikt daarbij meer Vlaardings materiaal op.


Bezoek de nieuwe website van NOTARIS<br />

www.NOTARISjenever.nl<br />

Geniet, maar drink met mate

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!