24.09.2013 Views

CLAIR-LIEU - Canons Regular Blog

CLAIR-LIEU - Canons Regular Blog

CLAIR-LIEU - Canons Regular Blog

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>CLAIR</strong>-<strong>LIEU</strong><br />

TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE<br />

GESCHIEDENIS DER KRUISHEREN<br />

2de AFLEVER1NG<br />

INHOUD<br />

A. R., Gouden Jubileum bij de Kruisheren in Amerika 1910-1960 . 3<br />

A. VAN DE PAS.CH, lie: Klooster ClaJrlieu te lloci en zijn priorengeiteraal<br />

.1210-1796 (slot) . . . . . . . 13<br />

L. HEERE, Da1 nit de statutenstrijd van 1765 . . 71<br />

R. FORGEUR, Une me inedite de I'igliss de ClaJrlieu . . . 81<br />

K r o n i e k :<br />

Meclcdelingen ....... .85<br />

Bibliographic! .... ... 99<br />

ACHTTIENDE<br />

I960<br />

JAARGANG<br />

I.ICHTLAND — DIEST


<strong>CLAIR</strong>-<strong>LIEU</strong><br />

TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE<br />

GESCHIEDENIS DER KRUISHEREN<br />

ACHTTIENDE<br />

I960<br />

JAARGANG<br />

LICHTLAND — DIEST


UITGEGEVEN IN OPDRACHT<br />

VAN DE GESCHIEDKUNDIGE<br />

KRING<br />

C L A I R L I E U<br />

H. VERSTAPPENPLEIN 12 - DIEST


GOUDEN JUBILEUM BIJ DE<br />

KRUISHEREN IN AMERIKA<br />

1910-1960<br />

In de loop van dit jaar vierde de provincie van de kruisheren<br />

in Noord-Amerika het gouden jubileum van de orde in Amerika.<br />

Het was immers vijftig jaar geleden dat drie kruisheren vanuit<br />

Nederland naar de Verenigde Staten vertrokken, samen met een<br />

groep nederlandse emigranten, en zich vestigden in de staat Min<br />

nesota.<br />

Samen met dit jubileum had de viering plaats van het zevenhonderdvijftig-jarig<br />

bestaan van de orde, daar men hiervoor het<br />

jaar 1210 als stichtingsdatum nam, zoals dit door meerdere histo-<br />

rici gehouden wordt.<br />

Het erg moeilijke begin van de drie eerste ,,missionarissen" die<br />

vijftig jaar geleden naar Amerika vertrokken, is onder Gods zegen<br />

uitgegroeid tot een bloeiende provincie, die op het ogenblik zes<br />

kloosters telt (de zesde stichting werd onlangs begonnen te St-<br />

Paul, Minnesota, waar de kruisheren een parochie kregen toege-<br />

wezen in een geheel nieuwe stadswijk) met samen 180 leden, terwijl<br />

twee jaar geleden een missie aanvaard werd in Nederlands<br />

Nieuw-Guinea.<br />

Wij houden er aan om bij deze gelegenheid in naam van de geschiedkundige<br />

kring Clairlieu aan de Prior-provinciaal H. E. Heer<br />

Benno Mischke, en aan de Prioren en leden van de amerikaanse<br />

provincie onze welgemeende geluk- en zegenwensen aan te bieden,<br />

en hen tevens hartelijk te danken voor de belangstelling en de<br />

steun die onze kring en dit tijdschrift van het begin af van zijn<br />

bestaan van hen mochten ondervinden.


4 GOUDEN JUBILEUM<br />

De amerikaanse kruisheren hebben van dit jubeljaar gebruik<br />

gemaakt om een gedenkboek uit te geven, waarin de geschiedenis<br />

van de orde in Noord-Amerika wordt weergegeven :<br />

J. W. Rausch, The Crosier Story. A History of the Crosier Fa<br />

thers in the United States (with contributions from confreres L.<br />

J. Kerich, F. P. Pitka and B. C. Mischke) \<br />

In samenwerking ontstaan, is de uiteindelijke schrijver en samensteller<br />

van dit werk J. W. Rausch. Alles samen is het een lijvig<br />

boek geworden, zeer rijk en goed ge'illustreerd, waarvan de inhoud<br />

die van de gebruikelijke jubileumuitgaven ver te boven gaat en een<br />

waardevolle - zelfs enige - bijdrage vormt voor de ordegeschie-<br />

denis van de laatste honderd jaar.<br />

Het boek opent met een inleidend hoofdstuk over de geschiede<br />

nis der orde in Europa en haar spiritualiteit (p. 3-25). We vinden<br />

hierin enkele interessante gezichtspunten over de verspreiding der<br />

orde in de laatste honderd jaar, waarin ze van zuiver ,,nederlands<br />

getint" weer internationaal wordt and must again attempt to find<br />

itself; ook het gedeelte over de spiritualiteit is origineel behandeld,<br />

terwijl zowel aan het kanonikaal karakter als aan de speciale<br />

kruiscultus - ook voor deze tijd - de nodige aandacht besteed<br />

wordt.<br />

Een eerste deel (p. 27-90) behandelt dan het vroegere apostolaat<br />

van de kruisheren in Wisconsin van 1850-1879. Het is verheugend<br />

dat deze ,,voorgeschiedenis" van de orde in de Verenigde Staten<br />

in dit jubileumboek werd opgenomen. Het midden der vorige eeuw<br />

was de tijd van de vele emigranten die ook vanuit Nederland naar<br />

Amerika vertrokken. Doordat de brabanders hierbij flink vertegenwoordigd<br />

waren, o.a. van uit Uden, Volkel, Grave, Cuyk en<br />

Boekel, werden de kruisheren van Uden als vanzelf hierin betrokken,<br />

zodat de orde in 1849 aan de bisschop van Milwaukee een<br />

aanvraag deed om zich in zijn diocees te vestigen. Father Pitka,<br />

de auteur van dit gedeelte, liet niets onverlet voor de vervollediging<br />

van de tot nu toe bekende documentatie, zodat in het archief van<br />

het aartsbisdom Milwaukee een reeks brieven werden gevonden<br />

van Mgr van den Wijmelenberg, die zowel belang hebben voor de<br />

1 Uitgegeven door : Crosier Press, Onamia, Minnesota (U.S.A.), I960 ; 384 bladzijden<br />

met 93 foto's en 28 tekeningen. Prijs 6.50 dollar.


GOUDEN JUBILEUM 5<br />

amerikaanse als voor de algemene ordesgeschiedenis tijdens de heropleving<br />

in de negentiende eeuw. Ze maken dit gedeelte van het<br />

boek niet slechts tot een flinke brok geschiedenis maar ook tot<br />

een boeiend verhaal - in het kader van de plaatselijke omstandig-<br />

heden - over de negen kruisheren die in die tijd naar Wisconsin<br />

vertrokken, er echt pioniers- en missionariswerk deden, de emi-<br />

granten steunden in hun vele aanpassingsmoeilijkheden en er<br />

nieuwe parochies stichtten. Toen vanaf 1853 vele belgische kolo-<br />

nisten, voornamelijk afkomstig uit Waals-Brabant, rond Greenbay<br />

aankwamen, vonden zij in kruisheer Edward Daems (van Schaffen<br />

bij Diest) een uitstekende raadgever en helper, die ze weldra als<br />

een vader gingen vereren. De poging om er tot een blijvende vesti-<br />

ging der orde te komen, mislukte, hoewel in 1857 een klooster te<br />

Bay-Settlement werd opgericht. Doch wat men voor eigen orde<br />

niet vermocht, dat deed father Ed. Daems, de tweede overste en la<br />

ter vikaris-generaal van het bisdom Green-Bay, door de stichting<br />

van een nu nog bloeiende congregatie van zusters Franciskanessen<br />

van het H. Kruis, waar zijn nagedachtenis blijvend leeft.<br />

Het is enigszins jammer dat van de archiefstukken, die geheel<br />

of gedeeltelijk in engelse vertaling in de tekst voorkomen, de oorspronkelijke<br />

versie niet in een appendix kon worden opgenomen.<br />

Het zou deze uitgave wellicht te uitgebreid hebben gemaakt, doch<br />

ze zou er voor de historicus aan hebben gewonnen. Ook een meer<br />

gespecificeerd kaartje waarop meer van de geciteerde plaatsnamen<br />

voorkwamen, zou veel dienst hebben bewezen.<br />

Alvorens tot de stichting van 1910 over te gaan, wordt een<br />

tweede gedeelte van dit boek gewijd aan the old country back<br />

ground (p. 91-135), het kruisherenklooster van Sint-Agatha rond<br />

de jaren 1910, toen de eerste kruisheren vandaar uit naar Min<br />

nesota vertrokken. Het is immers op die achtergrond dat men leven<br />

en werk van die kruisheren in de Verenigde Staten moet zien :<br />

a transplantation of St Agatha on American soil. Het Sint-Agatha<br />

van die jaren, kloostergebouwen en bewoners onder hun Prior, te-<br />

vens generaal der orde, Mgr Hollmann, en de invloed die van dit<br />

milieu moet zijn uitgegaan op de stichtingen in Amerika, worden<br />

goed, hier en daar zeer scherp en kritisch, getekend. We kunnen<br />

de klacht van schrijver (p. 101) volledig bijvallen, als hij het ge-


6 GOUDEN JUBILEUM<br />

mis aan een degelijk werk of artikel over dit klooster betreurt,<br />

terwijl de geschiedenis ervan van 20 veel en 20 groot belang voor<br />

de orde 2011 2ijn. Wellicht 2al de2e leemte kunnen worden aangevuld<br />

bij het 600-jarig bestaan van dit klooster binnen enkele jaren !<br />

Of het oordeel dat hier wordt uitgesproken over de toen heersende<br />

toestanden in Sint-Agatha overal juist is ? Veel uit de2e hoofdstukken<br />

is 2eker 2eer objectief en 2uiver weergegeven. Soms kan men<br />

echter moeilijk aan de enigS2ins pijnlijke indruk ontkomen dat hier<br />

te veel de nadruk wordt gelegd op de negatieve 2ijden en de gebreken,<br />

indruk die door wat lof aan het einde van dit gedeelte<br />

moeilijk kan worden weggenomen<br />

Het derde gedeelte (p. 137-245) over de eerste jaren in Min<br />

nesota (1910-1922) brengt ons weer meerdere nieuwe vondsten<br />

en ge2ichtspunten. Evenals in de vorige delen is ook hier een van<br />

de niet geringe verdiensten van de schrijver, dat hi] ons een duidelijk<br />

beeld schetst van de achtergrond waarop we de gebeurtenis-<br />

sen van die jaren moeten 2ien ; hier de vanuit Amerika gedane<br />

pogingen om katholieke kolonisten uit Nederland en Belgie te<br />

trekken naar het uitgebreide maar weinig bevolkte bisdom Duluth,<br />

en de rol die daarin gespeeld werd door de amerikaanse 2akenman<br />

Francis Murray en de Udense priester August van den Heuvel,<br />

sinds jaren in Amerika werk2aam. De2e kreeg het gedaan dat sa-<br />

men met de door hem gecharterde emigranten ook drie kruisheren,<br />

twee priesters en een broeder, op 12 maart 1910 vanuit Antwerpen<br />

naar Minnesota vertrokken : W. van Dinter, de latere generaal der<br />

orde, H. Ij2ermans en broeder H. van der Aa. Aan de hand van de<br />

uitgebreide briefwisseling uit die eerste jaren, van notas en archief-<br />

stukken, wordt ons het moei2ame begin getekend, 2owel voor de<br />

emigranten als voor de kruisheren, in de een2ame en afgelegen ne-<br />

der2etting Butler. Het wordt een objectief en boeiend relaas van<br />

die eerste harde winter en de 2eld2aam droge 2omer, van de daar-<br />

uit voorkomende desillusies en heimwee, van misverstanden tussen<br />

kolonisten en werkgevers en tussen kruisheren en bisdom, van<br />

moedelo2e families die verbitterde brieven schreven aan pastoor<br />

van den Heuvel, waarschuwingen stuurden aan andere families in<br />

het vaderland, terwijl sommigen vertrokken naar betere streken of<br />

terug naar Europa. Ook voor van Dinter bleek spoedig dat Butler


GOUDEN JUBILEUM 7<br />

voor een toekomstig klooster nooit een geschikt centrum worden<br />

zou, zodat hij zijn heil zocht in Onamia, parochie die samen met<br />

Butler in perpetuum aan de kruisheren werd afgestaan, al ging ook<br />

dit niet zonder de nodige moeilijkheden en misverstanden. Armoede,<br />

erg primitieve omstandigheden en weinig vooruitzichten, dat is<br />

't beeld van die eerste jaren. Voor een klooster enkel als centrum<br />

van zielzorg leek ook Onamia ongeschikt; aan een onderwijsinstelling<br />

scheen van Dinter niet te denken ; en al spoedig raakten de<br />

kruisheren, nu vier priesters en drie broeders, dan ook verspreid<br />

op ver van elkaar afgelegen parochies en assistentieplaatsen. Al is<br />

dit voor hun ,,amerikanizering" zeker nuttig geweest, toch lijkt de<br />

overste te lang geaarzeld te hebben voor de definitieve stap van<br />

een kloosterstichting, die twaalf jaar op zich zal laten wachten.<br />

Worden deze beginjaren 1910 en 1911 tot in de details getekend,<br />

- en de auteur weet hiervan een nuchter, objectief maar zeer interessant<br />

geheel te maken, - over de volgende jaren zijn de gtgt-<br />

vens erg schaars zodat ze in kroniekvorm worden opgesteld. Een<br />

pieteitsvol hoofdstukje over father H. IJzermans, van de hand van<br />

B. Mischke, sluit dit gedeelte af.<br />

In het vierde en laatste deel, The American Foundations, (p.<br />

247-366) volgt iather Rausch een enigszins eigenaardige maar<br />

praktische methode om tot een goed en sluitend geheel te komen.<br />

Daar elk klooster zijn eigen geschiedenis heeft, die moeilijk helemaal<br />

in dit boek kon worden opgenomen, wordt telkens onze aandacht<br />

gevraagd voor de stichting en lotgevallen van het ene kloos<br />

ter tot aan de stichting van het volgende. De stoot tot de eerste<br />

kloosterstichting werd gegeven door father van der Hulst, na de<br />

oorlog. De overste van Dinter had heel de oorlogstijd rustig zijn<br />

parochie bestuurd te Bluegrass en scheen ook na de oorlog geen<br />

toebereidselen te maken voor de definitieve vestiging van de kruis<br />

heren in kloosterverband. Het lijkt een tamelijk hopeloze situatie,<br />

een groepje kruisheren-pastoors die zeker goede zielzorgers waren,<br />

maar voor de orde dezelfde afloop deden vrezen als die van<br />

de vroegere stichting te Wisconsin. Father van der Hulst schrijft in<br />

oktober 1919 een ,,stevige" brief aan Mgr Hollmann, waarin hij<br />

vraagt om een spoedige visitatie, jonge krachten en de oprichting<br />

van een college. Op Mgr Hollmann moet dit schrijven wel indruk


8 GOUDEN JUBILEUM<br />

hebben gemaakt, want in mei 1920 komt hij inderdaad op visitatie,<br />

brengt drie priesters en een broeder mee, en bezoekt onmiddellijk<br />

de bisschop om de oprichting van een college te bespreken. Als<br />

weer een jaar verloopt zonder verder resultaat, raakt het geduld<br />

van de generaal uitgeput en stuurt hij, juni 1921, een bevel om een<br />

vergadering bijeen te roepen en te beslissen, niet of maar waar het<br />

nieuwe klooster komen moet. Op 13 en 14 juli wordt deze vergade<br />

ring gehouden in Onamia, en besluit men onmiddellijk tot de bouw<br />

van een klooster aldaar over te gaan en in de naaste toekomst een<br />

college te openen in Duluth ; plan dat later veranderd werd omdat<br />

men de facto reeds in September 1922 een college opent te Onamia<br />

zelf waar tevens de eerste amerikaanse novice binnentreedt, 13<br />

September het klooster plechtig wordt ingewijd en 14 September<br />

father Van Dinter als eerste prior wordt gekozen.<br />

De verdere groei van klooster, college en parochie, de oprichting<br />

van een tijdschrift The Crosier Missionary en de lotgevallen ervan,<br />

worden erg summier weergegeven in enkele bladzijden, terwijl in<br />

een hierbij aansluitend hoofdstuk een van de eerste studenten van<br />

het college, nu novicenmeester, father Kerich, ons de kostelijke<br />

memoirs of a crosier student brengt, herinneringen aan dat eerste<br />

studiejaar 1922-23, en natuurlijk gezien vanuit het standpunt van<br />

de student; levendig en met veel humor verteld.<br />

Met het toenemen van studenten voor het college en van roepingen<br />

voor het noviciaat der Orde, werden de gebouwen te Ona<br />

mia te klein, niettegenstaande de bouw van een nieuwe vleugel<br />

in 1925, en werd verdere uitbreiding noodzakelijk. Een aanbod<br />

voor overname van een college te Sioux Falls in 1929 werd geweigerd<br />

door generaal Van Dinter vanwege de vooral in die depressietijd<br />

grote financiele moeilijkheden. Zijn voorstel om te<br />

Onamia te vergroten vond bij de kruisheren in Amerika zelf geen<br />

bijval, omdat men inzag dat een verdere verspreiding in meerdere<br />

diocesen voor de Orde gunstiger was. Enkele mislukte pogingen<br />

leidden tensiotte tot de overname van een klooster te Hastings, een<br />

stadje van 15.000 inwoners, waar zusters Dominikanessen hun onderwijsinrichting<br />

moesten sluiten omdat ze hun schulden onmo^<br />

gelijk nog konden voldoen. In de zomer van 1932 vertrokken en<br />

kele priesters en fraters van Onamia naar Hastings. De volgende<br />

bladzijden geven nadere bijzonderheden over het verleden van het


GOUDEN JUBILEUM 9<br />

aangekochte klooster, de moeilijkheden met de zusters bij de over-<br />

name, de vorming der eerste communiteit, de studies, de overname<br />

van enkele parochies, de eerste priesterwijding enz. Op dit klooster,<br />

als studie- en vormingshuis voor de fraters, werd zeker een stempel<br />

gedrukt door father Leo van Dijk, die er van 1933-1948 als pro<br />

fessor werkzaam was, en aan wie door een zijner oud-studenten,<br />

de tegenwoordige Prior-provinciaal B. Mischke een sympathiek<br />

hoofdstuk wordt gewijd (p. 307-327).<br />

Als derde stichting volgt in 1938 het klooster te Fort-Wayne.<br />

Weer is het een zusterklooster dat aan de kruisheren wordt aange-<br />

boden, en volgen we de onderhandelingen met de zusters, de re-<br />

akties van bisschop Noll en generaal Van Dinter - beider uitingen<br />

over het teveel aan priesterroepingen klinken ons nu, twintig jaar<br />

later, vreemd in de oren - de eerste groep kruisheren die onder<br />

leiding van de dynamische Brandon te Fort-Wayne begint, en de<br />

aangroei van klooster en college in de volgende jaren. De erg afwijzende<br />

houding van de bisschop verandert al spoedig in grote<br />

sympathie, met het praktische gevolg dat 't college waarvan de<br />

bisschop eerst uitdrukkelijk had verzekerd dat er geen enkele stu<br />

dent voor het bisdom heen zou komen, vanaf 1942 praktisch het<br />

klein-seminarie van het diocees is. Als enkele jaren later plannen<br />

voor uitbreiding onuitvoerbaar blijken, komt de bisschop met het<br />

even onverwachte als fantastische voorstel dat hij 'n hotel met 130<br />

kamers wil kopen in Wawasee, als klein-seminarie zal laten inrichten<br />

en de leiding ervan aan de kruisheren toevertrouwen, die dan<br />

met leraren en studenten vanuit Fort-Wayne naar Wawasee moeten<br />

verhuizen. Op 15 augustus 1948 wordt dit plan verwezenlijkt<br />

en het klein-seminarie overgebracht naar Wawasee, terwijl Fort-<br />

Wayne studiehuis wordt, eerst van philosofie, in 1955 ook van<br />

theologie. Hastings wordt noviciaatshuis voor clerici en broeders,<br />

en in 1958 vindt er ook het dan ingevoerde pastoraal jaar een<br />

onderkomen.<br />

In deze korte geschiedenis van de derde en vierde amerikaanse<br />

stichting heeft schrijver zeer verdienstelijk ook de algemene ordegeschiedenis<br />

van deze jaren ingewerkt : de laatste visitatie van Mgr<br />

van Dinter in 1939, zijn dood in het begin van de oorlog, de aanstelling<br />

door de H. Stoel van aparte vicarii voor Amerika, Nederland<br />

en Belgie gedurende de oorlogsjaren, de overkomst van de


10 GOUDEN JUBILEUM<br />

amerikaanse kruisheren na de oorlog voor generaalskeuze en generaal<br />

kapittel, en de oprichting van een apart vikariaat voor Amerika<br />

met father Brandon als vikaris. Het verhaal van Fort-Wayne zelf<br />

wordt hierdoor erg dikwijls onderbroken, terwijl van de andere<br />

kant de verdere ontwikkeling van de amerikaanse afdeling der<br />

orde zonder deze meer algemene gegevens moeilijk te begrijpen<br />

zou zijn, zodat de auteur van de twee kwalen toch wel de minste<br />

gekozen heeft Uiteraard worden al de gebeurtenissen van de<br />

laatste twintig jaren tamelijk kort beschreven omdat de feiten te<br />

kort bij liggen om er de volledige dossiers van bekend te maken.<br />

Latere historici vinden hier echter een degelijk schema voor ver<br />

dere uitwerking. Eveneens zeer beknopt handelt het laatste hoofd-<br />

stuk over het nieuwe klein-seminarie te Wawasee, ontstaan uit de<br />

overplaatsing van het college van Fort-Wayne, over de bouw- en<br />

veranderingswerken, enz.<br />

Reeds lang was bij de amerikaanse kruisheren het verlangen<br />

ontstaan naar missiewerk, waar men in eigen land gelegenheid toe<br />

meende te vinden bij de kleurlingen in de zuidelijke staten. Als<br />

,,springplank" hiertoe bood de bisschop van Alexandria in de<br />

staat Louisiana hen aan te Cottonport het Don Bosco Home over<br />

te nemen, een soort Boys Town, drie jaar van te voren opgericht<br />

maar op dat ogenblik in tamelijk verwaarloosde toestand. Ongeveer<br />

vier jaar lang hebben twee priesters en drie broeders er gewerkt,<br />

van oktober 1950 tot juli 1954. Daar het echter voor werk onder de<br />

kleurlingen geen geschikt centrum kon vormen, en op zichzelf<br />

nooit uitgroeien tot een klooster waar de beleving van het ge-<br />

meenschapsleven mogelijk zou zijn, keerden de kruisheren naar<br />

hun kloosters terug. Juist in die tijd wordt ook het begin gemaakt<br />

van een stichting te White-Plains (New-York) waarheen twee<br />

kruisheren vertrekken om er les te gaan geven in de Stepinac<br />

High School, een diocesane instelling maar met een lerarenkorps<br />

gevormd uit diocesane clerus, paters oblaten, broeders Xaverianen<br />

en sinds 1954 ook kruisheren. Daar hun aantal er spoedig aan-<br />

groeit, stelt Kardinaal Spellman hen in 1956 een door hem aangekocht<br />

huis ter beschikking, waar ze volgens eigen constitutes kunnen<br />

leven ; vier van hen blijven werkzaam in de Stepanic School,<br />

terwijl drie anderen de leiding krijgen over een nieuwe afdeling<br />

van deze school te Tarrytown.


GOUDEN JUBILEUM 11<br />

Als in 1957 in de orde provincies worden opgericht, een ameri-<br />

kaanse, nederlandse en bclgische, komt er al spoedig een eigen<br />

missie voor Amerika ter sprake, nl. Nederlands Nieuw-Guinea,<br />

waar de missionarissen van het H. Hart hulp zoeken voor hun<br />

moeilijk en veel te uitgestrekt missiegebied, het apostolisch vika-<br />

riaat van Merauke. Schrijver geeft ons in enkele bladzijden een<br />

overzicht van de onderhandelingen, het onderzoek ter plaatse door<br />

de Prior-provinciaal, en het aanvaarden van deze missie in het moe-<br />

rassige land der meest primitieve koppensnellers, waar op *t ogen-<br />

blik vier priesters en vier broeders kruisheren, samen met de<br />

missionarissen van het H. Hart werkzaam zijn.<br />

Het boek sluit met 12 biz. notas, aansluitend bij de verschillende<br />

hoofstukken, en een alphabetisch register.<br />

We moeten de schrijver en zijn groep van medewerkers dankbaar<br />

zijn voor dit boek, niet alleen voor het verzamelen van veel<br />

materiaal, maar ook om de degelijke bewerking ervan, om de<br />

schildering der plaatselijke toestanden waardoor deze kruisherengeschiedenis<br />

in het concrete en levensechte kader komt te staan en<br />

een beoordeling van personen en situaties mogelijk wordt gemaakt.<br />

Nergens wordt geprobeerd de zaken mooi en enthousiast<br />

voor te stellen ; integendeel, steeds wordt getracht naar werkelijke<br />

objectiviteit, en meer dan eens schrikt men terug voor het harde<br />

oordeel van de auteur over toestanden en personen, die er met hun<br />

hoedanigheden, maar ook met al hun gebreken en tekortkomingen<br />

worden voorgesteld. Gelukkig ! Want daardoor is dit boek geen<br />

loflitanie geworden op de orde of de amerikaanse provincie, die<br />

trouwens in deze tijd niet meer leesbaar zou zijn, maar een stevig<br />

stuk echt ingeleefde geschiedenis. En ook hier gaat daardoor het<br />

,,historia docet" op. Men komt ertoe zijn overgeerfde inzichten,<br />

die men op het jongste verleden van de orde had, te herzien, en<br />

zich werkelijk te bezinnen op de les die deze geschiedenis duidelijk<br />

te zien geeft: waar kloosterlingen als enkelingen gaan werken,<br />

zonder kloosterverband of het vooruitzicht dit in de toekomst te<br />

kunnen bereiken, zullen ze hun eigen karakter niet kunnen bewaren<br />

en voor de orde niets blijvends bereiken, al kan hun werk op<br />

zichzelf beschouwd natuurlijk vruchtbaar zijn. Het werk van jaren<br />

van de kruisheren in Wisconsin werd voor de orde een mislukking,


12 GOUDEN JUBILEUM<br />

al had Mgr van de Wijmelenberg voldoende op een kloosterstichting<br />

aangedrongen. Ook het werk van de kruisheren in Minne<br />

sota zou in individuele werkzaamheden zijn doodgelopen als niet<br />

father van der Hulst en Mgr Hollmann de situatie doorzien hadden<br />

en uitdrukkelijk de oprichting van een klooster hadden doorgezet.<br />

Zonder dat zou er nu van een eigen amerikaanse provincie<br />

geen sprake kunnen zijn.<br />

Dit boek heeft zijn gebreken. Enkele gedeelten zijn erg zwak,<br />

en wel juist daar waar de lijn van het verhaal ophoudt, en men<br />

een massa gegevens wil inlassen, - zogenaamd om volledig te zijn<br />

en dit boek tevens tot een referentiewerk te maken, - die men<br />

waarschijnlijk uit pieteit of om persoonlijke redenen niet wilde<br />

weglaten. Ze hadden in een appendix hun plaats kunnen vinden,<br />

terwijl ze nu eerder hinderlijk zijn. Dit, en 'n enkele fout (p. 189 :<br />

Honhon is nooit prior in Uden geweest) doet echter aan de waar-<br />

de van het geheel geen afbreuk, evenmin als de opmerkingen die<br />

we bij de afzonderlijke hoofdstukken maakten. Daarom blijft dit<br />

boek belangrijk, speciaal voor de geschiedenis van de amerikaanse<br />

kloosters, maar evenzeer voor de geschiedenis van de orde in de<br />

laatste honderd jaar die tot nu toe nergens zo kritisch en objectief<br />

werd neergeschreven. We blijven er father Rausch dankbaar voor.<br />

A. R.


HET KLOOSTER <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong> TE HOEI<br />

EN<br />

ZIJN PRIOREN-GENERAAL<br />

1210-1796<br />

ii<br />

DE PRIOREN-GENERAAL VAN 1410-1630<br />

In dit hoofdstuk worden de generaals behandeld, die aan het<br />

hoofd stonden van de Orde na haar hervorming tot in het begin<br />

van de zeventiende eeuw.<br />

In deze periode - vooral in de vijftiende eeuw - heeft de Orde,<br />

inwendig en uitwendig haar grootste bloei gekend, waaraan de<br />

invloed van een reeks uitstekende generaals niet vreemd geweest is.<br />

In 1630 verkrijgt generaal Augustinus Neerius voor zichzelf en<br />

voor zijn opvolgers het privilege om de pontificalia te dragen en<br />

tevens bepaalde wijdingsmachten uit te oefenen voor eigen onder-<br />

danen.<br />

Daarom wordt dit hoofdstuk afgesloten met de laatste niet-<br />

gemijterde generaal, Herman Haas.<br />

18. Libertus Janssen van Bommel x {Libertus Johannis de<br />

Bomelia2, Bommelensis3) was conventuaal en later prior van St-<br />

Agatha.<br />

De brief, waarmee de overheid der stad Venlo instemt met de<br />

stichting van een klooster, is 26 juni 1399 gericht aan fr. Lubbertus,<br />

prior der Kruisbroeders te St.-Agatha bij Kuyck4 en de brief<br />

1 Nieuw Ned. Biografisch Woordenboek, II, Leiden, 1912, col. 632.<br />

1 Frrtzworms, o.c, d. 137.<br />

8 Russelius, o.c, p. 91.<br />

* Ann., II, p. 78.


14 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

waarmee op 1 juli 1399 het nieuwe klooster van Venlo werd<br />

gei'ncorporeerd m de orde is gegeven door Joannes d'Avins, prior<br />

generaal, en de definitoren Hugo, prior van Luik, Lubbertus, prior<br />

van Venlo, Jacobus, prior van St-Agatha en Joannes, supprior van<br />

Hoei5. Libertus Janssen, die de onderhandelingen te Venlo heeft<br />

gevoerd, zal dan ook definitief naar Venlo gegaan zijn, toen de<br />

goedkeuring der stad er was, en het convent van St.-Agatha koos<br />

een nieuwe prior. Libertus Janssen was dan de eerste prior van<br />

Venlo. Toen de nieuwe stichting goed op gang was, heeft blijkbaar<br />

het convent van St.-Agatha Libertus Janssen weer opnieuw gekozen,<br />

daar behalve Russelius en de anderen die hem volgen, ook<br />

het necrologium van St.-Agatha zegt dat hij als prior van St.-<br />

Agatha in 1410 tot generaal werd gekozen 6.<br />

Slechts met veel moeite kon men hem ertoe bewegen dit ambt<br />

te aanvaarden. De hervorming der orde werd flink aangepakt,<br />

doordat op het generate kapittel van 1410 alle definities van voorgaande<br />

generate kapittels werden afgeschaft en vernietigd, en men<br />

terug ging enkel op de constituties van 1248 7. Libertus Janssen<br />

verplaatste enige kloosterlingen vanuit Hoei en haalde anderen ter<br />

reformatie erheen.<br />

In het volgende jaar 14118 is hij, na de visitatie der Maaslandse<br />

kloosters, op de terugreis naar Hoei gestorven en begraven bij de<br />

Karthuizers te Zelem bij Diest °. Volgens Russelius stierf hij op<br />

8 januari (aangeduid door de lopende liturgische dagen : octava<br />

Dominicae Circumcisionis), maar volgens het necrologium van<br />

St.-Agatha op 8 nov.<br />

19. Joannes van Merten10 (Martonius11, Martini12) werd<br />

generaal gekozen op 27 febr. 1411 volgens Russelius, of 1412<br />

volgens het necrologium van St.-Agatha. Hij was conventuaal en<br />

prior van Asperen, en tevens definitor toen hij generaal werd. Hij<br />

8 Codex Pont'is Coeli, p. 74 ; R.A.L., 3139, fol. 287 r° ; Ann., II, p. 180.<br />

6 Necrologium van St. Agatha, fol. 17 r° : jr. Lubbertus Johannis de Bo em el,<br />

prior et conventualis hujus domus... hinc pro reformation ordinis assumptus.<br />

1 Ann., II, p. 205.<br />

8 D., fol. 22 v°.<br />

9 D., I.e. ; Russelius, o.c, p. 94.<br />

10 In de documenten van de officiaal van Keulen en van Luik. Ann.t II, p. 535-<br />

546 ; Russelius, o.c, p. 95.<br />

" Russelius, o.c, p. (XIX).<br />

" Hertzworms, o.c, p. 137.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 15<br />

heeft het hervormingswerk van zijn voorganger krachtig voort-<br />

gezet.<br />

Tegen de sterke reactie - soms gesteund door bisschoppen en<br />

andere kerkelijke waardigheidsbekleders - vroeg Johannes van<br />

Merten de hulp van Paus Johannes XXIII. Deze zond 19 mei 1413<br />

een schrijven aan de dekens van Kamerijk en Luik en aan de<br />

officiaal van Keulen 13, met de opdracht de generaal in zijn hervor-<br />

mingspogingen te steunen, en te zorgen dat de straffen haar doel<br />

bereikten. Ze konden de schuldigen straffen met kerkelijke censuur<br />

ondanks hoger beroep, ondanks privileges, desnoods met behulp<br />

van de wereldlijke macht De afgevaardigde deken van Luik,<br />

Egidius de Venalmont, maakte 27 juli 1413 de inhoud van deze<br />

brief bekend 14. De officiaal van Keulen, Christianus van Erpel,<br />

zond 11 nov. 1413 aan de prioraten een brief15, waarin hij krach-<br />

tens de gehoorzaamheid beveelt, onder straffe van excommunicatie,<br />

suspensie en interdict, zich binnen zes dagen te onderwerpen aan<br />

de visitatie en de hervorming door de generaal. De aartsbisschop-<br />

pen, bisschoppen en andere prelaten werden erop gewezen, dat ze<br />

voortaan geen steun mochten verlenen aan opstandigen ; en op alle<br />

kerkelijke waardigheidsbekleders in de bisdommen Keulen, Trier,<br />

Luik, Utrecht en Kamerijk werd een beroep gedaan om aan de<br />

uitvoering van het pauselijk mandaat mee te werken 1G.<br />

Johannes van Merten stierf in het klooster van Asperen 12 febr.<br />

1415 17.<br />

20. Helmicus Amoris, geboortig van Zutphen, is ingetreden te<br />

Venlo18 of in Schwarzenbroich19, werd prior in Namen, was<br />

13 Hs. LGS 25D11, fol. 19 r° ; D., col. Ixxi ; R.A.L., 2763, fol. 105 r° ; Ann.,<br />

II, p. 209-211.<br />

14 Hs. LGS 25D11, fol. 43 v° ; Ann., II, p. 545-546.<br />

15 Hs. LGS 25D11, fol. 38 v° ; R.A.L., 2763, fol. 108 r° ; Ann., II, p. 535-544.<br />

10 Ramaekers, I.e., p. 66-67.<br />

17 Necrologium van Maastricht, gepubliceerd door A. P. H. Van Hasselt, in<br />

Publications de la societe historique et archeologique dans le duehe de Limbourg,<br />

39 (1903), p. 69 ; Necrologium van St. Agatha, fol. 2 r° ; Hertzworms, o.c.,<br />

p. 137.<br />

18 R.A.L., 3139, fol. 296 r° ; M. Paquot, Memoires pour servir a Vhistoire<br />

litteraire des dix-sept provinces des Pays-Bas, et de la principaute de Liege, Leuven,<br />

1765, t. I, p. 123.<br />

19 J. Hartzheim, Bibliotheca Coloniensis, Keulen, 1747, p. Ill ; C. H. Ferrier,<br />

Geschichtliche Mittheilungen u'ber das ehemalige Kreuzbruderkloster zu Koln, Koln,<br />

1869, p. 16.


16 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

definitor in 1413 en 141420 en werd in 1415 tot generaal gekozen.<br />

Op 31 dec. 1417 verkreeg hij de bescherming van koning Sigismund21.<br />

Op 9 Jan. 1424 verklaarden Helmicus Amoris en de acht con-<br />

ventualen van Hoei, dat zij voor het convent 1458 Arnhemse<br />

guldens ontvangen hebben van Stouwe Minne alias Zerboldes,<br />

waarvoor een jaarlijkse rente aan haar betaald moet worden<br />

zolang zij leeft, en na haar dood aan de conventen waar Helmicus<br />

of zijn broer Johannes Minne zullen verblijven 22.<br />

Op 13 april 1424 gaf Martinus V aan de generaal zelf de macht<br />

om voortvluchtigen en opstandigen gevangen te zetten en te ex-<br />

communiceren, zonder vrees voor excommunicatie of andere kerke-<br />

lijke straffen, niettegenstaande de wetten, die hiermee in strijd<br />

waren23.<br />

In 1430 ging hij met enige confraters naar Engeland om daar de<br />

hervorming door te voeren. In 1431 was hij nog niet terug en werd<br />

het generaal kapittel voorgezeten door zijn vicarius Gisbertus24.<br />

Deze Gisbertus was in 1425 supprior van Hoei en in 1433 prior in<br />

Hohenbusch. Op 3 maart 1431 verklaarde Eugenius IV opnieuw,<br />

dat er elk jaar een generaal kapittel moest gehouden worden en<br />

er geregeld visitatie moest zijn, wat er op wijst dat er kloosters<br />

waren die zich daaraan wilden onttrekken. Tevens bevestigde de<br />

Paus de vroeger gegeven privileges en vermeerderde deze nog25.<br />

Op 24 maart 1432 gaf Eugenius IV aan de bisschop van Luik,<br />

Johannes van Heinsbergh, opdracht om te oordelen over het<br />

instituut der donaten26 en 21 mei 1433 keurde deze de statuten<br />

I 27<br />

der donaten goed'<br />

28 Dtm. ; D.<br />

21 Hs. LGS 25D11, fol. 16 v° ; B., fol. 22 r° ; D., col. xxv-xxvii ; R.A.L., 2763,<br />

fol. 69 r° ; Ann., II, p. 215.<br />

22 A.E.L., Charter van 9 Jan. 1424. Fr. Jo de Zutphania videlicet Amoris was<br />

conventuaal te Namen en werd in 1423 een jaar naar Luik gezonden voor de<br />

hervorming van het klooster aldaar. Dtm.<br />

28 Codex Pontis Coeli, p. 15 ; D., col. xxxi ; Ann., II, p. 219 ; Ramaekers,<br />

I.e., p. 68.<br />

24 D. ; B.<br />

25 Codex Pontis Coeli, p. 15 ; R.A.L., 3139, fol. 287 v° en 2763, fol. 29 r° ; B.,<br />

fol. 12 v° ; D., col. xxxii-xxxvii ; Ann., II, p. 228.<br />

26 Codex Pontis Coeli, p. 20 ; hs. LGS 6L33, fol. 15 r° ; B., fol. 15 r° ; D.,<br />

col. xxxix-xl ; R.A.L., 2763, fol. 35 r° ; Ann., II, p. 233.<br />

27 Codex Pontis Coeli, p. 19 ; hs. LGS 25D11, fol. 14 v° ; hs. LGS 6L33, fol.<br />

15 v° ; B., fol. 16 r° ; D., col. xxxix-xlii ; R.A.L., 2763, fol. 38 r° ; Ann., II,<br />

p. 237.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 17<br />

Op 9 mei 1433 legde Helmicus Amoris zijn ambt neer en koos<br />

het klooster van Asperen om daar te wonen. Maar reeds het<br />

volgende jaar werd hij prior in Schwarzenbroich gekozen en daar<br />

ge'incorporeerd28. Toen enkelen het hem hier lastig maakten, vroeg<br />

hij zijn ontslag, waarop de generaal hem prior van Ivoix-Carignan<br />

maakte. Hier stierf hij 28 juli 144129.<br />

Onder zijn bestuur werd in 1419 een klooster gesticht te Roermond30,<br />

welke stichting een goedkeuring ontving van Martinus V<br />

in 142231, in 1429 te Osterberg32 en te Goes33, en in 1432 te<br />

Falkenhagen34.<br />

Op 24 sept. 1424 gaf Helmicus Amoris een openbaar getuigenis<br />

voor de goede en stichtelijke levenswijze in de huizen der Broeders<br />

van het gemene leven, die hij - en zeer vele Kruisbroeders met<br />

hem - zeer goed kenden, vooral te Keulen, Deventer en Zwolle35.<br />

j. Hartzheim vermeldt in zijn Bibliotbeca Coloniensis een handschrift<br />

in het convent der Kruisheren te Keulen, dat hij aldus<br />

aangeeft: Anatome sen medullata et exactissima explicatio parabolarum,<br />

seu proverbiorum sapientissimi Salomonis juxta quadruple<br />

cent sacrae scripturae sensum, per Revm D.Helmicum de Amove,<br />

Zutphaniensem ordinis S. Cruets a restauratione XIXm a reformatione<br />

vero tertium generalem, domus Nigrae Paludanae professum<br />

circa annum 1420 s6. Dit handschrift heeft een nieuwere band,<br />

maar het opschrift op papier, geplakt op de rug van de oude leren<br />

band, is nog bewaard : (E)xpositio in Pro / (v)erbia Salomonis<br />

Rvn I (D)ni Helmici De Amore / (Gn)lis OrdStae Crucis*7. Het<br />

is een copie, door drie handen geschreven en niet die van een fr.<br />

28 Russelius, o.c, p. 103.<br />

29 Hertzworms, o.c, p. 137 ; Necrologium van Maastricht, I.e.. p. 96 ; Necrologium<br />

van St.-Agatha, fol. 8 v°.<br />

80 BRUSSEL, Algemeen Rijksarehief, J.A.720.<br />

^ Ann., II, p. 468-472.<br />

" C Stuve, Osnabriicker Geschichtsquellen, Bd. Ill, Die Iburger Klosterannalen<br />

des Abts Maurus Rost, Osnabriick, 1895, p. 48.<br />

83 Russelius, Stochemius, Halloix, in Ann., II, p. 191-199 ; BRUSSEL, Kon.<br />

Bibl., 7408, fol. 24 v° ; D., fol. 23 v° ; Ann., II, p. 220-226.<br />

M Hs. DETMOLD, Landesarchiv, 3, Diplomalarium Falkenbagense, p. 10-13 :<br />

overdracht door Theodoricus, aartsbisschop van Keulen en administrator van<br />

Paderborn. Hierin wordt de generaal Wilhelmus genoemd ; men heeft Helmicus<br />

dus als een afleiding van Wilhelmus beschouwd.<br />

58 A.G.A.U., 2 (1875), p. 272-275.<br />

* O.c, p. 111-112 ; M. Paquot, o.c, p. 124, geeft volkomen dezelfde titel,<br />

terwijl hij p. 123 schreef : prit Vhabit a Venlo.<br />

87 Hs. KEULEN, Hist. Archiv der Stadt, GBf 69 (Mededeling van de stadsarchivaris<br />

Dr. H. Gerig); Haass, o.c, p. 96 heeft GB8 in plaats van GBf.


1& <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

Helmicus, die te Keulen na 1454 een ander handschrift afmaakte38.<br />

Aantekeningen bewaard te Maastricht, en overgenomen van Van<br />

Lith (overl. 1642), zeggen, dat een commentaar van Helmicus<br />

Amoris op de parabels van Salomon op de bibliotheek te Keulen<br />

aanwezig is39. De uitvoerige titel, zoals Hartzheim deze geeft, doet<br />

vermoeden, dat hij deze werkelijk gezien heeft. Mogelijk ging een<br />

blad verloren, toen het handschrift een nieuwe band kreeg. Zo is<br />

het wel waarschijnlijk, dat Helmicus Amoris de auteur is, en kdn<br />

het oorspronkelijke handschrift in Schwarzenbroich geweest zijn.<br />

In 1427 was er in Hoei een straatje, dat Thier des Croisiers<br />

genoemd werd40, nogmaals vermeld in 1590 pres la thout des<br />

gabelles en in 1649 aux traux de I'Empereur41.<br />

21. Henricus van Nijmegen was zeven jaar pastoor van St-<br />

Martin-de-1'Isle te Luik voordat hij aldaar intrad in de orde. In<br />

1427 werd hij naar Parijs gezonden voor de hervorming van dat<br />

klooster. Het volgende jaar kwam hij als prior van Parijs op het<br />

generaal kapittel, werd definitor en kreeg enkele priesters voor<br />

reformatie mee naar Parijs42. Op 9 mei 1433 werd hij generaal<br />

gekozen43.<br />

Op 18 augustus 1434 verleende Eugenius IV aan alle leden der<br />

orde een voile aflaat tijdens hun leven en in het uur van sterven44.<br />

In 1440 bracht Henricus van Nijmegen de relikwieen van de<br />

H. Odilia over in een nieuw schrijn. De oorkonde hiervan bleef<br />

tot 1949 in het reliekschrijn in Kerniel en berust thans in het<br />

kruisherenklooster te Diest. Behalve de prior, telde het convent van<br />

Hoei toen twaalf priesters, waarvan er een in Doornik was, twee<br />

clerici en een novice, twee conversen, twee donaten en drie commensalen,<br />

'n kok, *n portier en 'n bakker45. Bij de overplaatsing<br />

van de relikwieen was ook iemand van het Florenshuis te Deventer<br />

aanwezig, die een relikwie kreeg en ze naar Deventer bracht, waar<br />

88 Hs. KEULEN, Hist. Archiv der Stack, GB4 168.<br />

w R.A.L., 3139, fol. 296 r°.<br />

49 A.C.H., Cartulaire du Grand Hopital, Stock vim et moutures, fol. 115 v°.<br />

41 Ibid., fol. 179 v°.<br />

41 Dtm.<br />

4* Russelius, o.c., p. 104 ; B. : 10 mei ; D. : 7 mei.<br />

44 Codex Pontis Coeli, p. 41 ; hs. LGS 6L33, fol. 12 v° ; B., fol. 18 r° i D.,<br />

col. lxiii-lxvi ; Ann., II, p. 255-260.<br />

45 Van Lieshout, o.c., p. 129.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 19<br />

deze later in een zilveren arm werd geplaatst46 Later, in 1446,<br />

liet de generaal het hoofd van de H. Odilia in een zilveren schrijn<br />

plaatsen47, wellicht voor het altaar van de H. Odilia, waarvan in<br />

1441 reeds een beneficie bestond48.<br />

Op 14 dec. 1440 stichtten fr. Gillebert de Fraiture, geprofest bij<br />

de Kruisheren, en zijn zusters een fundatie, aangenomen door<br />

George de Bruge, waardoor de Kruisheren een huis kregen, waar<br />

van de opbrengst aan de armen gegeven moest worden49.<br />

Russelius verhaalt, dat Henricus in vijfendertig dagen door de<br />

confraters een kelder liet bouwen onder de gastenkamers en daarna<br />

een grotere refter voor de generate kapittels, wat voor sommigen<br />

te veel gevraagd was, zodat zij het klooster verlieten en de generaal<br />

de hulp van de bisschop van Luik moest inroepen50.<br />

Op het generaal kapittel van 1443 werd Henricus, bisschop van<br />

Munster en administrator van Osnabriick door de generaal tot<br />

participans verklaard, vanwege zijn welwillende bescherming voor<br />

de Orde, bijzonder voor de getroffen broeders van Osterberg51.<br />

In 1449, de 18de maart, werd door Johannes Sancti Angeli<br />

Cardinalis, pauselijk legaat in Duitsland, op verzoek van de gene<br />

raal aan de officiaal van Keulen en aan die van Luik bevolen, dat<br />

ze in de kerken zouden laten afkondigen, dat de roerende en<br />

onroerende goederen aan de huizen der Orde van het H. Kruis<br />

moesten worden teruggegeven52.<br />

De schrijver van wie het Detmoldse handschrift gecopieefd<br />

werd, verhaalt, dat Henricus van Nijmegen 3 dec. 1451 zeer<br />

godvruchtig overleed : ejus corpusculum sepelivimus ... in dextero<br />

latete chori nostri inter stallum suum et lapidem poncelet de<br />

welen53.<br />

Onder zijn bestuur werd een klooster gesticht te Bentlage in<br />

143754, te Maastricht in 1437 of 143855, te Diisseldorf in 143856,<br />

* J. Banelt, o.c., p. 143-144 ; Van Lieshout, o.c, p. 35-36.<br />

41 Van Lieshout, o.c, p. 33-34.<br />

48 J. Stiennon, I.e., p. 41.<br />

49 A.C.H., CCCXLI, Stock des communs pauvres, fol. 130.<br />

: M Ann., I, 1, p. 106-107.<br />

11 Los blad in hs. LGS 25D11.<br />

M D., col. Ixviii. Zie ClairUeu, 1 (1943), p. 76-77.<br />

18 Dtm.<br />

04 MONSTER, Staatsarchiv, Urk., 4 Martii 1437.<br />

,w Van Hasselt, I.e., p. 13-14.<br />

M Haass, o.c., p. 116.


2° <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

Mariae laudis te Kolen in 143857, te Schiedam in 1443 58, en<br />

Mariae pads hi) Ringenberg in 1444 of 144659.<br />

22. Georgius van Brueggen (de Bruges, Brugius, de Brugis)<br />

conventuaal van Hoei, in 1440 procurator te Hoei60, visiteerde als<br />

prior van Hohenbusch in 1445 en 1450 de huizen in Westfalen.<br />

Hij was definitor in 1446, 1449 en 1451 en werd 12 jan. 1452 met<br />

algemene stemmen tot generaal gekozen 61.<br />

Russelius beschrijft hem als 'n nederig en wijs man, weinig spraakzaam<br />

maar n waardige figuur; hij had zeer bijzonder de geest<br />

van gebed en ook de gave der tranen 62. Wie zich ijverig toelegt<br />

op de godsvrucht, maar de soberheid mist, vergeleek hij met een<br />

lamp, die vuil is ; die wel walmt maar geen licht geeft63.<br />

Veel moeilijkheden had hij met de hervorming der kloosters te<br />

Londen en te Toulouse. Het is deze generaal geweest, die de<br />

kloostermuren om Clairlieu liet bouwen64.<br />

Op 24 mei 1454 verklaarde Johannes van Heinsberg, bisschop<br />

van Luik, op verzoek van Georgius van Bruggen - en in aansluiting<br />

bij de goedkeuring, die hij, als afgevaardigde van de Paus, in<br />

1433 gaf - dat de donaten aan de drie geloften gehouden waren **.<br />

Op 25 mei 1456 nam keizer Fredericus de Orde in zijn bescherming68.<br />

Georgius van Bruggen is 29 nov. 1458 te Luik gestorven67 en<br />

aldaar begraven voor het hoogaltaar68.<br />

23. Theodericus van Hall uit een ridderlijk geslacht uit het<br />

57 Van Lieshout, o.c, p. 73 ; A. Van Asseldonck, Franc. Vaes, in Clairlieu;<br />

15 & 16 (1957-58), p. 17-20.<br />

68 Stochemius, in Ann., II, p. 194.<br />

09 Haass, o.c., p. 132-133.<br />

60 J. Banelt, o.c, p. 139 ; Van Lieshout, o.c, p. 129.<br />

61 Dtm.<br />

M Russelius, o.c, p. 112 ; Hertzworms, Vacatio sacra, Luik, 1684, p. 101<br />

Ambrosius Huensis, o.cy p. 104 ; Hertzworms, Rel. S. Cruets, p. 82.<br />

64 Russelius, o.c, p. 113-114 ; Gorrissen, o.c, p. 325.<br />

68 Codex Pontis Coeli, p. 23 ; D., col. xlvii-xlix ; Ann., II, p. 283.<br />

SINT-AGATHA, Arch. Kruisheren, charter 28, apographum authenticum, en<br />

Da2 ; Codex Pontis Coeli, p. 46-47 ; B., fol. 20 r° ; D., col. xxviii-xxxi ; Ann.,<br />

II, p. 284-287.<br />

01 Hertzworms, o.c, p. 137 ; Necrologium van Maastricht I.e., p. 119 : hs.<br />

LUB 188, in Ann., II, p. 527.<br />

68 Russelius, o.c, p. 114 ; grafschrift ibid., p. 115 ; Dtm., aantekening na de<br />

definities ; Hist, de la transL d. S. Odile, p. 49.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 21<br />

land van Julich, studeerde te Keulen en trad daar in de orde. Als<br />

prior van Keulen was hij definitor in 1443, 1445, 1447, 1449, 1451,<br />

1453 en 1455, en visiteerde in 1453 Hohenbusch, Venlo, St.-Agatha,<br />

Asperen, Goes en Schiedam69. De negende januari 1459 werd<br />

hij tot generaal gekozen, terwijl hij afwezig was. Twee definitoren<br />

en de procurator van Hoei gingen hem de keuze in Keulen mededelen<br />

en konden hem met veel moeite eerst de volgende dag er toe<br />

brengen, de keuze als Gods wil te aanvaarden 70.<br />

Op 4 mei 1461 verklaarde hij Walter de Leent, prior der<br />

Karthuizers te Roermond, tot partkipans71.<br />

Reeds op 8 mei 1463 legde hij op het generaal kapittel zijn ambt<br />

neer, daar hij wegens een ernstige ziekte zijn werk niet meer doen<br />

kon72, en liet zich terugbrengen naar Keulen, waar hij 28 Jan. 1467<br />

als 'n heilige is gestorven. Gelenius noemt hem Venerabilis73. Onder<br />

zijn bestuur werd het klooster te Hoorn overgenomen 74<br />

24. Peregrinus van Kampen (a Campis), conventuaal van<br />

Luik, was als prior van Luik definitor in 1457, 1459 en 1461 ; hij<br />

visiteerde samen met de generaal Georgius van Briiggen in 1455,<br />

1456 en 1458 de meeste huizen van de Orde. Onder de volgende<br />

generaal visiteerde hij in 1460 en 1461 weer meerdere huizen75,<br />

zodat hij de toestand van de orde wel kende, toen hij tijdens het<br />

generaal kapittel van 1463 met algemene stemmen tot opvolger<br />

werd gekozen van Theodericus van Hall, die zijn ambt neerlegde.<br />

Ook hem heeft men met moeite kunnen overhalen dit ambt te<br />

aanvaarden.<br />

In de eerstvolgende jaren blijkt zijn zorg voor de Franse kloosters<br />

door de verplaatsingen in en naar deze huizen 76.<br />

69 Dtm.<br />

70 Dtm., aantekening na de definities van 1458.<br />

71 Las blad, in hs. LGS 25D11.<br />

72 Russelius, o.c, p. 114 ; D., fol. 22 v° : propter corports nimtam crassitudinem.<br />

73 Russelius, I.e., Necrologium van Maastricht, I.e., p. 67 ; Ann., II, p. 527.<br />

Gelenius, Aeg., De admiranda... Magnitudine Coloniae, Keulen, 1645, p. 500 en<br />

665 ; zie ook Schuette, A., Handbuch der Deutschen Heiligen, Keulen, 1941, p.<br />

222 en Torsy, J., Lexikon der deutschen Heiligen, Seligen, Ebrtuurdigen und Gottseltgen,<br />

Keulen, 1959, kol. 518.<br />

74 C. J. Gonnet & R. D. Baart de la Faille, Inventaris van bet arcbiej der<br />

stad Hoorn, Haarlem, 1918, p. 303 ; Regest 661, en p. 306 ; Regest 671 ; Ann.,<br />

I, 1, p. 118-123.<br />

75 Dtm.<br />

76 Dtm.


22 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

Russelius citeert Van Clotingen, die zegt, dat hij bij geestelijken<br />

en leken algemeen zeer gezien was en geacht om zijn wijsheid. Hij<br />

heeft de steun van Pius II gevraagd, en op 16 sept. 1464 werd hem<br />

deze verleend door Paulus II, die de abt van S. Victor te Parijs<br />

en de deken van de H. Apostelen te Keulen en van S. Paulus te<br />

Luik tot beschermers der orde aanstelde77.<br />

Russelius noemt hem ook een zeer bekwaam architekt. Hij heeft<br />

het koor der kerk vergroot, er prachtige koorbanken in geplaatst,<br />

de retabel van het altaar met een schilderij verfraaid, de refter<br />

voltooid, een nieuwe keuken gebouwd en het grootste gedeelte van<br />

het kruispand vernieuwd.<br />

In 1467 werd Hoei geplunderd en gedeeltelijk in brand gestoken,<br />

terwijl Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik, zich in de<br />

citadel had teruggetrokken. Clairlieu leed weinig schade, daar de<br />

kruisheren heel hun inboedel binnen de stad gebracht hadden uit<br />

vrees voor brand ; als ze hun goederen in het klooster zouden<br />

gelaten hebben, waren ze geplunderd geweest78.<br />

Peregrinus van Kampen stierf te Luik 21 aug. 1473 79 en werd<br />

te Hoei begraven rechts van het hoogaltaar, voor het altaar van<br />

O.-L.-Vrouw.<br />

Onder het bestuur van deze generaal werd een klooster gesticht<br />

te Sneek in 1464, te Ter Apel in 1465, te Franeker in 146780, te<br />

's Hertogenbosch in 146881 en te Honscheid in 146982.<br />

25. Nicolaus van Haarlem, conventuaal van Keulen, prdfes-<br />

sor in de theologie83, was de eerste prior van Hoorn. Als zodanig<br />

was hij definitor in 1466, 1468, 1470, 1472, en visitator in 1467,<br />

1470, 1471 en 1473 84. In dit laatste jaar werd hij op 21 sept, tot<br />

77 Codex Pontis Coeli, p. 24 ; hs. LGS 25D11, fol. 23 v* ; B., fol. 26 v° ; D.,<br />

col. xlix-liiii ; Ann., II, p. 300-305.<br />

78 Hs. LGS 6B17, fol. 155 v° - 156 v°.<br />

70 Russelius, o.c, p. 117 ; Necrologium van Maastricht, I.e., p. 100 ; Necrologium<br />

van St.-Agatha, fol. 10 v° ; Ann., II, p. 527.<br />

80 Ann., I, 1, p. 126, 127 en 129.<br />

81 Ibid., p. 129 ; J. F. Foppens, Historia episcopates Silvaeducensis, Brussel, 1721,<br />

p. 299.<br />

82 Dtm. ; W. Dersch, Hessiscbes Klosterbuch, 2 Aufl., Marburg, 1940, (in<br />

Veroffentlichungen der historischen Kommission fur Hessen und Waldeck, XII, p.<br />

85).<br />

83 Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek, II, col. 537-538.<br />

M D. en Dtm.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 23<br />

generaal gekozen in Hoei. Hij was een grote krachtige man, een<br />

ernstige religieus en een harde werker.<br />

Aan het klooster bouwde hij een nieuw dormitorium.<br />

Hij was van mening, dat verslapping volgde uit het verwaarlozen<br />

van de studie en het niet genoeg onderhouden van het silentium.<br />

Daarom liet hij jongere krachten studeren in Leuven, Parijs, Caen<br />

en Toulouse. In de brief van Nicolaus van Haarlem, die Russelius<br />

hierover citeert, wordt Keulen niet genoemd. Toch studeerden<br />

Keulse kruisheren aan universiteiten : fr. Joh. de Unna in 1447 te<br />

Wenen85 en fr. Joh. de Schopingen in 1480 kerkelijk recht te<br />

Keulen86.<br />

Voor het jubeljaar 1475 zond Nicolaus van Haarlem Henricus<br />

van Wesel, prior te Luik, en Henricus van Keulen, prior van<br />

Marienlof te Kolen naar Rome om privileges voor de Orde te<br />

verkrijgen, waarop de bul Benigna Sedis van Sixtus IV op 27 mei<br />

1475 volgde : de Paus bevestigde de privileges der orde87.<br />

In 1479 werd op zijn verzoek in de kloostergang Magister<br />

Wolterus (Waltherus) de Horion (Hoerion) begraven, die in<br />

1453, als kapelaan in de kerk van O.-L.-Vrouw, Speculum historiole<br />

van Vincentius Bellovacensis schonk88, een copie van Summa<br />

Theologiae II II van S. Thomas van Aquino voor het klooster<br />

betaalde89 en de Summa juris canonici van Monaldus90 aan de<br />

Kruisheren vermaakte91.<br />

Nicolaus van Haarlem stierf tijdens een visitatie te Keulen op<br />

1 nov. 1482 92, en werd daar begraven non sine opinione sancti-<br />

tatis8S. Hertzworms noemt hem V(enerabilis) Dei servus; Geleni-<br />

us spreekt van Venerabilis Pater... zelosus et exemplaris generalis °4.<br />

85 KEULEN, Hist. Archiv der Stadt, GBf 11, fol. 138, en GB4 65, fol. 133.<br />

86 Ibid., GBf 85.<br />

87 Codex Pontis Coeli, p. 29 ; 25D11, fol. 26 v°; D. col. liv-lvi; SINT-AGATHA,<br />

Arch. Kruisheren, charter 32 ; Ann., II, p. 378-384.<br />

88 Hs. BRUSSEL, Kon. Bibl., 9330.<br />

89 Hs. LUB 300 (146).<br />

90 Hs. LGS 6G9.<br />

81 Een zekere Bertelos de Horrion is een der burgerlijke autoriteiten van Hoei<br />

bij de overbrenging der relikwieen der H. Odilia in 1292. Van Lieshout, I.e.,<br />

p. 19.<br />

w Russelius, o.c, p. 120 ; Necrologium van Maastricht, I.e., p. 116 ; Necrolo*<br />

gium van St.-Agatha, fol. 16 v° ; D., fol. 22 v° ; Ann., II, p. 527 : 1483.<br />

93 D., fol. 22 v°.<br />

M Hertzworms, o.c, 138 ; Gelenius, o.c, 73.5 ; Schuette, Handbuch der deutschen<br />

He/ligen, p. 269 en Torsy, Lexikon der deutscben Heiligen..., kol. 413.


24 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

Onder zijn bestuur werd een klooster gesticht te Lannoy in 1474<br />

en te Woudrichem in 1475, te Maaseik in 1476, te Diilken in 1480<br />

en Novi Fundi in Zeeland in 148105.<br />

26. Everardus van Orsoy, enige zoon van een adellijke fami<br />

lie, studeerde bij de Broeders van het gemene leven te Deventer.<br />

Hij liet zich door zijn familie niet weerhouden om in te treden te<br />

Bentlage. Russelius citeert een handschrift Speculum exemplorum,<br />

waaruit de hoge deugd van Everardus van Orsoy blijkt. Als prior<br />

van Bentlage gaf hij voortreffelijk geestelijke leiding en stimuleerde<br />

hij het verlangen naar de volmaaktheid 96. Hij was definitor<br />

in 1468, 1471, 1474, 1476, 1478 en 1482 en visitator in 1476, 1479<br />

en 1482 97. Einde 1482 werd hij tot generaal gekozen.<br />

In maart 1483 werd Hoei van de pest bevrijd na een plechtige<br />

processie met de relikwieen der H. Odilia98.<br />

In 1485 werd het convent door het stadsbestuur vrij gesteld van<br />

belasting ".<br />

Op 18 juli 1487 gaf Innocentius VIII aan de dekens van Maas<br />

tricht, Luik en Aken opdracht te bewerken, dat het klooster van<br />

Aken terug in het bezit zou komen van vervreemde goederen 10°.<br />

Op 14 febr. 1488 werden door Innocentius VIII de privileges van<br />

Johannes XXII, Eugenius IV en Sixtus IV bevestigd en verkreeg<br />

de Orde algehele exemptie van de bisschoppelijke rechtsmacht 10\<br />

Dezelfde dag gaf de Paus opdracht aan de abt van S. Victor en de<br />

dekens van de H. Apostelen te Keulen en van S. Paulus te Luik<br />

voor de uitvoering van de bul Licet ea te zorgen 102.<br />

In 1489 werd het generaal kapittel in St.-Agatha gehouden. Het<br />

convent van Hoei meende daardoor in zijn rechten te kort gedaan<br />

te zijn, en deed beroep op Innocentius VIII. Door Rome werden<br />

a D. en Dtm.<br />

88 Hs. LUB 1015-1035 : F.NJ.-B. Delvaux, Memoires pour servit a Vhistoire du<br />

pays et du diocese de Liege, t. IV, p. 765.<br />

87 Dtm.<br />

98 J. Banelt, o.c, p. 110-115.<br />

99 Hs. LGS 25D-, fol. 45 v°.<br />

100 Ann., II, p. 415.<br />

J01 In de bul Licet ea staat o.a. : eximimus et totaliter Uberamus ac praefatae Sedi<br />

immediate subiicimus. Codex Pontis Coeli, p. 34 ; hs. LGS 25D11, fol. 31 r° ; B.,<br />

fol. 30 r° ; D., col. Ivi-lxiii ; SINT-AGATHA, Arch. Kruisheren, charter 35 ; Ann.,<br />

II, p. 416-423.<br />

iat D., col. lxix ; Ann., II, p. 424.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 25<br />

dan judices et conservatores afgevaardigd, die van Everardus en<br />

zijn opvolgers een verklaring onder ede eisten om voortaan nergens<br />

anders als in Hoei het generaal kapittel te houden en in Hoei te<br />

resideren 103. In L'histoire de la translation de Sainte Odile van de<br />

Kruisheren van Luik (1765) wordt de authenticiteit van dit docu<br />

ment in twijfel getrokken, daar er bij de twee laatste keuzen geen<br />

sprake van geweest was en wellicht ook niet bij de voorgaande ;<br />

ook in de constitutes van 1660 stond er geen woord van 104.<br />

Op 29 okt. 1489 bepaalde Innocentius VIII, dat de keuze van de<br />

generaal moest geschieden door de acht definitoren, van het laatste<br />

en voorlaatste kapittel, en door de conventualen van Hoei. Als<br />

er geen acht definitoren waren, moesten de aanwezigen deze aan-<br />

vullen met prioren105. Op dezelfde dag droeg de Paus de uitvoe-<br />

ring dezer bul op aan de dekens van Dinant, Namen en Luik106.<br />

In het laatste jaar van zijn generalaat zond Everardus van Orsoy<br />

prior Gerbrand van Hoorn naar Engeland als zijn vicarius.<br />

Hij is gestorven in dec. 1493 107 en voor het hoogaltaar begraven.<br />

Hertzworms noemt hem V(enerabilis) Dei Servus108.<br />

Onder zijn bestuur werden elf kloosters gesticht: Emmerich in<br />

1483, Briiggen in 1484, Brandenburg in 1484109, Ehrenstein in<br />

1487, Chauny in 1487, Helenenberg in 1488, Waten in 1489,<br />

Verger in 1490, Wickrath in 1490, Dinant in 1490 110 en Scharmer<br />

in 1490 1U.<br />

27. Gerbrand Engelsz van Sneek (Gerbrandus Angeli de<br />

Snekis, Angelus112, Ange 113) conventuaal van Sneek, was van 1473<br />

103 27 Sept. 1489 ; hs. LGS 25D11, fol. 35 v° ; R.A.L., 2763, fol. 76 r° ;<br />

Ann., II, p. 428-430.<br />

104 O.c, p. 53.<br />

305 Hs. LGS 25D11, fol. 48 r° ; R.A.L., 2763, fol. 82 r° ; Ann., II, p. 431-434 ;<br />

B. en D. na de definities van 1538.<br />

m Hs. LGS 25D11, fol. 37 r° ; R.A.L., 2763, fol. 80 r° ; B. en D., I.e. ; Ann.,<br />

II, p. 435.<br />

10' Russelius, o.c, p. 133 : 16 dec. ; Necrologium van Maastricht, I.e., p. 123 :<br />

19 dec. ; Ann., II, p. 527 : 18 dec. MONSTER, Staatsarchiv A.I., p. 77 : (Bentlage)<br />

18 dec.<br />

m O.c, p. 138.<br />

303 Ofwel in 1491. BRUSSEL, Alg. Rijksarchief, J.A. 881.<br />

110 LUIK, Arch, de l'Eveche\ Rayon 3, n. 57, fol. 282 r° - 285 r°.<br />

111 Russelius, Stochemius en Halloix, in Ann., II, p. 191-199 ; hs. BRUSSEL,<br />

Kon. Bibl., 7408, fol. 26 r° - 26 v° ; D., fol. 23 v°.<br />

112 Russelius, o.c, p. 133.<br />

113 Saumery, in Ann., II, p. 465.


26 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

tot 1493 prior te Hoorn en werd in 1493 als vicarius naar Engeland<br />

gezonden om daar de tucht in de kloosters te herstellen. Op 2 febr.<br />

1494 werd hij generaal gekozen.<br />

Hij was een voorbeeld van religieuze discipline, gaf op sympa-<br />

tieke wijze daadwerkelijke leiding, en legde niemand iets op wat<br />

hij zelf niet voordeed. Hij stond in hoog aanzien bij koning<br />

Karel VIII van Frankrijk.<br />

Hij stierf op 8 oktober 1500 tijdens een visitatie te Parijs. Op<br />

zijn grafsteen voor het hoogaltaar stond o.a. auctor justitiae foedera<br />

pads amans114.<br />

Onder zijn bestuur werden nog vier kloosters gesticht: Peder-<br />

nach in 1497 115, Duisburg in 1498 116, St.-Annaland in 1499 11T en<br />

Glindfeld in 1499118. Op 15 mei 1498 aanvaardde het generaal<br />

kapittel de legaten van Franco de Meldert en van Philippus Nico-<br />

laus de Hondt (Hont) aan de orde aangeboden door de prioren<br />

van Namen en van Goes voor een college der orde te Leuven119.<br />

28. Cornelius van Clotingen {Kloetingen120, Clutingen) was<br />

als prior van Goes definitor in i486, 1488, 1490, 1492, 1494 en<br />

149612\ Vandaar werd hij naar Hoei verplaatst als professor. Zijn<br />

colleges over de libri sententiarum werden door vele seculiere en<br />

reguliere geestelijken gevolgd122. De twaalfde november 1500<br />

werd hij met algemene stemmen tot generaal gekozen.<br />

In jan. 1502 doctoreerde hij te Leuven. Waarschijnlijk had hij<br />

daar gestudeerd en heeft hij een rol gehad in de stichting van het<br />

college der orde te Leuven.<br />

Delvaux schrijft van hem, dat zijn handschriften, die met zorg<br />

op de bibliotheek van zijn convent bewaard worden, een bewijs zijn<br />

van zijn grote eruditie, dat de Prins-Bisschop van Luik, Erard de la<br />

Marck, hem zijn hoge achting bewees telkens als hij de generaal<br />

114 Russelius, o.c, p. 135.<br />

115 Haass, o.c, p. 215.<br />

118 Haass, o.c, p. 218.<br />

117 Ann., I, 1, p. 4.<br />

118 MONSTER, Staatsarchiv, Urk. 122, uitgegeven in Claitlieu, 10 (1952), p.<br />

51-53.<br />

119 Ann., II, p. 450 ; D., fol. 72 v° - 73 r°.<br />

120 Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek, II, col. 688.<br />

121 B. en D.<br />

122 Russelius, o.c, p. 136 ; G. Simenon, Les jondations monasiiques au diocbse<br />

de USge, in Rev. Eccl. de Liege, IV (1908-1909), Luik, p. 144.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 27<br />

ontmoette; dat hij hem nooit heeft kunnen bewegen een van zijn<br />

religieuzen als wijbisschop af te staan ; en dat hij een grote zorg<br />

had voor het aannemen van novicen en zorgvuldig de motieven<br />

examineerde waarom ze wilden intreden123.<br />

Toen hij leed aan een verschrikkelijke ziekte, waarbij heel zijn<br />

lichaam vol zweren was, kwam er nooit een klacht over zijn lippen.<br />

God mocht hem meer doen lijden, als Hij hem maar de genade gaf<br />

dit te kunnen dragen124. Hij stierf 12 okt 1512125 en werd<br />

begraven voor het hoogaltaar. Merkwaardig is, dat hij twee maan-<br />

den voor zijn dood geld gaf aan het convent van Maastricht voor<br />

zijn anniversarium126. Wellicht wilde hij op deze manier onder-<br />

steuning geven aan dit convent.<br />

29. Wilhelmus van den Oever 127 {Wilhelmus de Rivo, Guilhelmus<br />

a Rivo) geboren te Maastricht, ingetreden te Hoei, werd<br />

prior te Kolen, Mariae laudis, op 31 okt. 1497 en daarna te Luik<br />

op 6 dec. 1502128. Hij was definitor in 1497, 1503, 1505 en<br />

1507 129. Toen hij het klooster wilde restaureren, kreeg hij moeilijkheden<br />

met de procurator, bij wie anderen zich aansloten. Hierop<br />

bood hij bij een visitatie zijn ontslag aan, waarop Cornelius van<br />

Clotingen hem als supprior te Dinant aanstelde. Door zijn welspfekendheid<br />

en door heel zijn optreden bracht hij dit klooster in<br />

aanzien. Na de dood van Cornelius van Clotingen, wensten alle<br />

conventualen van Hoei hem als prior. Verscheidene definitoren<br />

waren het hiermee eens en zo werd hij 14 nov. 1512 gekozen.<br />

Geduldig in moeilijkheden en een goed zakenman, was hij<br />

toegefelijk in de kloostertucht. Hij verwierf vrienden en fr. Franciscus<br />

Conioels, een goed financier en kruisheer te Kolen, maakte<br />

hij conventuaal en procurator van Hoei. Er werd een koor gebouwd<br />

en een prachtige toren met een beiaard. In het koor kwam een<br />

M3 Delveaux, Memoires, t. IV, p. 943-944.<br />

124 Russelius, o.c, p. 137 ; Hertzworms, Vacatio sacra, p. 83.<br />

326 Russelius, o.c, p. 137 ; Hertzworms, Religio S. Crucis, p. 82, 138 : V. Dei<br />

Servus ; Necrologium van Maastricht, I.e., p. 112 ; Ann., II, p. 528 : Cluttingen ;<br />

Necrologium van St.-Agatha, fol. 15 r°. 15 okt., Cloetynghen.<br />

129 Cornelius Clutingen dedit conventui Trajectensi pro anniversario suo et pitantia<br />

pro jratribus de vino renensi anno domini 1512 in mense augusto 30 florenos<br />

bornenses jacientes 36 florenos currentes. Necrologium van Maastricht, I.e., p. 112.<br />

127 Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek, II, col. 1019.<br />

128 Ann., Ill, p. 705.<br />

129 B. ; D. ; Dtm.


28 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

koperen adelaar. Hij schafte een kostbare koorkap aan van goudlaken<br />

en nog twee van damast, een verguld zilveren kruis, waarin<br />

de relikwie van het H. Kruis werd geplaatst en andere zilveren<br />

reliekhouders 13°.<br />

De akte van onderwerping der stad Hoei aan Erard de la Marck,<br />

bisschop van Luik, werd in tegenwoordigheid van de afgevaardigde<br />

van de keizer opgemaakt in de refter der Kruisbroeders. In tegen<br />

woordigheid en op verzoek van de keizerlijke afgevaardigde werden<br />

scheidsrechters aangesteld, om een einde te maken aan de<br />

hangende conflicten over rechten op de heerlijkheid Hoei; van de<br />

kant van de bisschop de abt van Saint-Jacques te Luik en van<br />

de kant van de stad Wilhelmus van den Oever, generaal der<br />

Kruisbroeders. Het waren deze twee, die op 30 april 1516 de tekst<br />

van hun uitspraak bekend maakten m.<br />

Op 6 aug. 1516 gaf Leo X aan de Engelse Kruisherenkloosters<br />

van Londen en Colchester met de bul A superno wonderlijk veel<br />

privileges, waaronder de pontificalia voor de prioren en de rozenkransaflaat,<br />

die 20 aug. d.a.v. ook aan de generaal gegeven werd,<br />

nl. de bekende Kruisherenaflaat132.<br />

Het zal in 1520 geweest zijn, dat Michael Mulot, prior van<br />

Parijs, met steun van de bisschop van Parijs, zijn convent afscheidde<br />

van de Orde. Het kwam tot een proces voor de burgerlijke<br />

rechtbank, wat de generaal verloor. Op het volgende generaal<br />

kapittel adviseerden de definitoren hem het generalaat neer te<br />

leggen. Buiten weten van het convent vertrok hij 19 juli 1521 en<br />

stuurde vanuit Antwerpen zijn procurator terug met de opdracht,<br />

dat men een andere prior zou kiezen. Hij ging naar Doniton en<br />

180 Russelius, o.c, p. 138, 139.<br />

131 A. Cauchie en A. Van Hove, Documents sur la pricipaute de Liege, 1230-<br />

1532, t. I, Brussel, 1908, n. 59, p. 313 ; n. 60, p. 315 ; n. 71, p. 372 ; n. 73,<br />

p. 375 ; n. 74, p. 377.<br />

138 ARCHIV. VATIC, Leon. X, Bull. div. an. IV, V, VI, Tom. Ill, lib. 217,<br />

n. 1207, f. 296 ; hs. LGS 25D11, fol. 37 v° ; Ann., Ill, p. 16-17 : de omnipotentis<br />

Dei et beatorum Petri et Pauli apostolorum ejus auctoritate confisi, Christifldelibus<br />

in rosariis beatae Mariae nuncupates per te et successores tuos pro ternpore benedictis<br />

orationem dominicam vel salutationem angelicam devote dicentibus. quotiens<br />

id fecerint, indulgentiam quingentorum dierum misecricorditer in Domino concedimus<br />

et elargimur, non obstantibus praemissis ac constitutionibus et ordinationibus<br />

apostolicis ceterisque contrariis quibuscumque ; Ramaekers, De kruisherenaflaat, in<br />

Clairlieu, 6 (1948), p. 3-52.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 29<br />

later naar Londen, waar hij als goed en nederig religieus op<br />

17 Jan. 1528 stierf133.<br />

30. Laurentius van Gladbach (Laurencius Gladbeeck 134) was<br />

ingetreden in Keulen. Als prior van Keulen was hij definitor in<br />

1521. Nadat eerst, vanwege de moeilijkheden met het klooster van<br />

Parijs, het ontslag van Wilhelmus van den Oever officieel was<br />

vastgesteld, werd Laurentius van Gladbach op 10 sept. 1521 tot<br />

generaal gekozen.<br />

Hij schreef aan Michel Mulot, prior te Parijs, om hem tot de<br />

gehoorzaamheid terug te brengen, stuurde daarna Thomas van<br />

Gouda, prior van Kolen als zijn vicarius om het proces opriieuw<br />

aanhangig te maken. Het volgende jaar benoemde hij Mulot tot<br />

zijn vicarius in Frankrijk. Deze kwam ook hierdoor niet tot inkeer,<br />

en trachtte zelfs de andere Franse kloosters van de Orde los te<br />

maken. Hierop werd hij in 1530 door een uitspraak van het parle-<br />

ment uit zijn ambt ontzet en weggezonden.<br />

In 1523 consacreerde kardinaal Erard de la Marck, bisschop van<br />

Luik, de voltooide kerk van Clairlieu. De kardinaal had veel<br />

sympathie voor Laurentius van Gladbach, bijzonder om zijn geeste-<br />

lijke gesprekken, en zat meerdere malen mee aan in de refter. In<br />

1523 werd reeds geld ingezameld voor een nieuw raam in het<br />

koor135 en in 1528 werd een gebrandschilderd raam, mede door de<br />

broederschap van de H. Odilia geplaatst136. Dit raam stelde de<br />

bverbrenging der relikwieen der H. Odilia voor.<br />

Op 18 dec. 1528 gaf Erard de la Marck verlof aan de Kruisheren<br />

van Hoei hun eigen graan te malen in een molen, die ze gebouwd<br />

hadden op hun terrein 137.<br />

Onder het bestuur van Laurentius werd door Clemens VII het<br />

grijze scapulier in een zwart veranderd.<br />

In 1528 heerste er een pestepidemie, sudor anglicanus genoemd,<br />

waaraan ook Laurentius van Gladbach op 3 okt. overleed.<br />

138 Hertzworms, o.c, p. 138 ; Necrologium van Maastricht, I.e., p. 64 ; Ann.,<br />

II, p. 528.<br />

134 Necrologium van St.-Agatha, fol. 14 r°.<br />

135 D. in margine.<br />

130 J. Banelt, o.c, p. 2.<br />

137 Hs. LGS 25D11, fol. 46 r° ; Ann., Ill, p. 714.


30 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

31. Thomas van Gouda kwam waarschijnlijk uit Gouda, daar<br />

hij van Hollandse nationaliteit was zoals fr. Franciscus Vaes, prior<br />

van Kolen, in 1540 in de kroniek van zijn klooster optekende138.<br />

Als prior van het convent Viridarium S. Cruets te Verger in Frank-<br />

rijk, waar hij ingetreden was, verdedigde hij de rechten en privile<br />

ges van zijn huis en kwam daardoor in botsing met de zoon van de<br />

stichter, marechal de Gye, die bij de provinciaal bewerkte, dat hij<br />

in 1518 verplaatst werd. De generaal Wilhelmus van den Oever<br />

stuurde hem naar Kolen, waar hij het volgende jaar supprior werd<br />

en 23 Jan. 1520 prior. Als zodanig was hij definitor in 1520, 1522,<br />

1524, 1526 en 1528 139. Hij was nog al eens afwezig, daar hij in<br />

moeilijke omstandigheden visitatiereizen moest doen door Holland,<br />

Zeeland, Brabant, Friesland, Westfalen en Engeland. Sommigen<br />

vonden hun prior te streng en gaven hem, toen hij in 1529 naar<br />

het generaal kapittel ging, duidelijk te verstaan, dat ze graag<br />

zouden hebben, dat hij naar een ander klooster ging. Op het<br />

generaal kapittel werd hij van zijn prioraat te Kolen ontslagen en<br />

tot provinciaal in Frankrijk benoemd, met duidelijk uitgesproken<br />

algemene volmacht140.<br />

Hij was reeds prior te Caen gekozen, toen hij op 6 dec. het<br />

bericht ontving, dat hij 13 nov. 1529 tot prior van Hoei en generaal<br />

gekozen was141. Russelius citeert fr. Henricus van Bree, in 1533<br />

supprior van Hoei, die de generaal prijst om zijn wijsheid, zijn<br />

strikte observantie, zijn zwijgzaamheid en die verhaalt, dat kardi-<br />

naal Erard de la Marck in iastige gevallen zijn raad vroeg. Hij<br />

stelde Henricus van Deventer aan tot provinciaal in Westfalen en<br />

Friesland.<br />

Thomas van Gouda heeft een zwaar generalaat gehad, vooral<br />

vanwege de ondergang der Engelse kloosters in 1534. De gevluchte<br />

confraters verdeelde hij over de verschillende huizen. Op 10 april<br />

1534 kreeg het convent van St.-Agatha door zijn bemiddeling van<br />

de abt van Orval relikwieen van zijn patrones, de H. Agatha142.<br />

388 Ann., Ill, p. 709.<br />

330 B. en D.<br />

M0 B. en D.<br />

341 Russelius, o.c, p. 147-148 ; Ann., Ill, p. 709-710 ; A. Van Asseldonk,<br />

Franciscus Vaes, in Clairlieu, 15 & 16 (1957-58), p. 23, 46.<br />

342 SINT-AGATHA, Arch. Kruisheren, charter 44 ; Ann., Ill, p. 26.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 31<br />

Hij weigerde het verzoek van de kardinaal om fr. Gregoire van<br />

Luik wijbisschop te laten worden143.<br />

Hij stierf tijdens een visitatie te Luik op 15 dec. 1537 144. De<br />

kardinaal stierf 16 febr. 1538 ; zijn lichaam werd begraven in de<br />

kathedraal, zijn hart werd volgens zijn wens overgebracht naar<br />

Clairlieu, waar hij reeds tijdens zijn leven zijn beeld in marmer had<br />

laten plaatsen, het hart in de handen houdend en opdragend aan<br />

God. Hierbij stond de inscriptie : Votis decipimur, tempore falli-<br />

mur: mots ridet curas, anxia vita nihil145. De kardinaal had in<br />

Clairlieu een fundatie gesticht146.<br />

V66r de keuze van een nieuwe generaal ontstond er menings-<br />

verschil tussen de definitoren en de conventualen van Hoei over de<br />

wijze, waarop de keuze moest geschieden. Een consult aan de<br />

Universiteit te Leuven wees op de normen door Innocentius VIII<br />

gegeven147.<br />

32. Henricus van Deventer, conventuaal en prior van Osterberg<br />

{Montis orientis), provinciaal van Westfalen en Friesland,<br />

definitor in 1532, 1534 en 1536148, een eenvoudig, rustig en godvrezend<br />

man, werd eenstemmig tot prior van Hoei en generaal<br />

gekozen. Na allerlei bezwaren aanvaardde hij de keuze en kwam<br />

24 maart 1538 naar Hoei. Het volgende jaar 23 mei is hij reeds<br />

gestorven149. Kort tevoren 1 mei 1538 had hij een brief geschreven<br />

aan de graaf van Tecklenburg, om het klooster Osterberg terug<br />

te krijgen150.<br />

33. Theodoricus van Ubach, conventuaal van Hoei, was van<br />

jongsaf een groot Mariavereerder en trouw in het onderhouden van<br />

143 Zie BERLieRE, Les eveques auxiliaires de Liege, in Rep. Ben., XXX (1913),<br />

p. 84.<br />

144 Necrologium van Maastricht, l.c, p. 121 : 12 rec. ; Necrologium van St.-<br />

Agatha, fol. 19 v° : 15 dec. ; Ann., Ill, p. 528 : 15 dec.<br />

145 Russelius, o.c, p. 149-152 ; Balau-Fairon, Chroniques Liegeoises, t. II,<br />

p. 393 ; Saumery, Delices, t. II, p. 60 ; Th. Bouille, Histoire de la ville et du<br />

pays de Liege, t. II, LUIK, 1731, n. 332.<br />

140 A.C.H., Registre du secretaire communale A.F. de Namur, Reg. 28, fol. 24 ;<br />

Ann.t III, p. 36-41.<br />

147 SINT-AGATHA, Arch. Kruisheren, Ecb5 ; B. en D. na de definities van<br />

1537 ; Ann., Ill, p. 30-36.<br />

148 B. en D.<br />

149 Russelius, o.c, p. 155.<br />

Ma MONSTER, Staatsarchiv, Reichskammergerkbt, O 1229/30, 1351, Anhang<br />

n. 9, fol. 79 r° - 80 r°.


32 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

het silentium. Na zijn priesterwijding studeerde hij te Keulen.<br />

Laurentius van Gladbach riep hem vandaar terug en stelde hem<br />

aan tot sacrista. Als sacrista copieerde hij in 1529, voor lezing in<br />

de refter, Epistole ad fratres in eremo, waarvan men toen meende,<br />

dat ze van S. Augustinus waren 15\ In dit keurig geschreven handschrift152,<br />

tekende hij bij deze brieven aan, dat ze naar oud gebruik<br />

tijdens het generaal kapittel gelezen werden. Van hieruit werd hij<br />

prior in Sneek en vandaar generaal in 1539.<br />

Theodoricus hield vast aan een strenge opleiding der novicen<br />

en clerici, door de letterlijke onderhouding der statuten. Van<br />

familie of vrienden der aspiranten nam hij geen geschenk of<br />

aalmoes aan. Hij was sober en zachtmoedig, spoorde vooral aan<br />

tot het onderhouden van het silentium en tot voortdurend gebed,<br />

werk en studie.<br />

De 24ste oktober 1540 schreef hij een brief aan het Domkapittel<br />

van Osnabriick om het klooster Osterberg terug te krijgen153.<br />

In 1541 copieerde fr. Henricus van Bree sermones beati Leonis<br />

pape de tempore 154 en liet daarop twee preken volgen, door de<br />

prior-generaal gehouden op de dag en op de verjaardag zijner<br />

keuze155. De tweede schreef Van Bree zeker om gelezen te worden<br />

telkens op de verjaardag der keuze ; het is een omwerking van drie<br />

preken van S. Leo.<br />

De boeken van de procurator te Luik ondertekende de generaal<br />

bij visitaties in 1542, 1545, 1547, 1548 en 1549 als Theodericus ab<br />

Ubach 156. Aan de prior fr. Gadrain Locquifier en aan het convent<br />

van Lannoy gaf hij 13 mei 1544 verlof voor een transactie met<br />

Maximilien d'Egmont en zijn vrouw Frangoise de Lannoy157.<br />

In 1550 heeft fr. Johannes Duys van Venlo aan de generaal een<br />

gedicht opgedragen over de H. Odilia158.<br />

Toen in 1557 de kerk te Wickrath gesloten werd en de Kruisheren<br />

de godsdienstoefeningen alleen nog in de vertrekken van<br />

181 Ons Geestelijk Erf, XXV (1951), p. 148.<br />

182 Hs. BRUSSEL, Kon. Bibl., 9175.<br />

188 MONSTER, Staatsarchiv, Reichskammergericht, O 1229/30, 1351, Anhang<br />

n. 9, fol. 93 v° - 94 r°.<br />

184 Hs. LUB 136.<br />

185 Ibidem, fol. 101 v° - 103 r°.<br />

388 A.E.L., Croisiers, 34.<br />

387 RIJSEL, Arch, du Nord, 66 H 20 : brief met generaalszegel, 13 mei 1544.<br />

388 J. Banelt, ox., p. 167-170.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 33<br />

het klooster konden voortzetten, protesteerde Theodericus van<br />

Ubach bij de keizer159.<br />

Hij overleed 23 mei 1561 en werd in het koor begraven160.<br />

34. Antonius Fresen van Odorp (Fresenius Odorpius). Rus-<br />

selius vertelt van hem dat hij in zijn jeugd een afschrik had van<br />

het kloosterleven. Toen hij op 'n zondag de mis bijwoonde in de<br />

kerk van Clairlieu, werd hij plotseling ongesteld ; men moest hem<br />

in het klooster binnendragen, waar hij enkele dagen verzorging<br />

genoot. Getroffen door het leven der kloosterlingen, bleef hij in<br />

het klooster, zonder nog eerst zijn vrienden vaarwel te zeggen,<br />

terwijl hij de regeling van zijn bezit aan zijn zuster overliet. Hij<br />

werd een voorbeeldig kloosterling, en toen hij later prior was te<br />

Hoorn, zond de prior-generaal van Hoei meermalen minder goede<br />

kloosterlingen daarheen om de kloostertucht te leren beleven 161.<br />

Als prior van Hoorn was hij definitor der orde in 1555, 1557,<br />

1559 en 1561162. Van zijn hand zijn meerdere handschriften be-<br />

waard gebleven. In een commentaar op Aristoteles noteert hij in<br />

1547, dat hij voor het zesde jaar hieraan werkt, op drieendertigjarige<br />

leeftijd en in het derde jaar van zijn ambt te Hoorn163. Op<br />

het einde van deze librorum physicorum Aristotelis, staat aangetekend<br />

dat hij de commentaren in 1531 opnam te Leuven in jalconis<br />

gymnasio waar hij ze op 31 juli van dat jaar beeindigde. Hij moet<br />

dus op zeventienjarige leeftijd, voor zijn intrede te Hoei, deze<br />

colleges te Leuven hebben gevolgd. Dit gedeelte van het handschrift,<br />

een afschrift dus van zijn vroegere cursus, voltooide hij de<br />

veertiende februari 1549, terwijl heel het handschrift af was in<br />

1556164. Aan het einde van elk traktaat schrijft hij de datum en<br />

zijn naam : fr Anthonius Fresen seu Odorpius; fr Anthonius Fresen<br />

Odorpius, fr Anthonius Odorpius 165.<br />

In 1561 werd hij generaal gekozen. Uit de boeken van de<br />

150 H. P. A. Van Hasselt, Geschiedenis van het klooster der Kruisheeren te<br />

Whkrath, overdruk uit Geschiedkundige Bladen, Amsterdam, 2 (1906), p. 6.<br />

1(50 Russelius, o.c, p. 161 ; Ann., II, p. 528.<br />

181 Russelius, o.c, p. 162-163.<br />

162 B. en D.<br />

163 Hs. LUB 213c, fol. 187 r°.<br />

364 Ibidem, fol. 316 r° en 422 v°.<br />

m Ibidem, fol. 172 r°, 187 r°, 316 r°. Odorp is wel Oudorp bij Alkmaar (Ned.).


34 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

procurator van Luik blijkt, dat hij daar visiteerde in 1563, 1564,<br />

1567, 1571, 1573 en 1574 166.<br />

In 1566 ondervond Clairlieu moeilijkheden van protestantse<br />

zijde167. In 1569 heeft hij met gunstig gevolg beroep gedaan op<br />

Philips, koning van Spanje, om met behulp van de burgerlijke<br />

macht op te treden tegen enkelen, die door de hervorming atge-<br />

vallen waren 168. Op visitatie te Parijs ontmoette hij om dezelfde<br />

reden de grootste moeilijkheden. De hulp van de koning bracht<br />

enigszins een oplossing.<br />

Vanwege de oorlogsgevaren kon hij niet elk jaar een generaal<br />

kapittel houden : er zijn er negen gehouden in de dertien jaar van<br />

zijn bestuur.<br />

De kloosterlingen van Asperen werden in 1567 verdreven en<br />

over andere huizen verspreid1G9, terwijl St.-Agatha in 1566 de<br />

bescherming van Willem van Oranje verkregen had 17°.<br />

Antonius Fresen van Odorp stierf 2 sept. 1575 1T1. Een gebeds-<br />

verbondenheid, die bestond tussen Clairlieu, de Cisterciensers van<br />

Moulins en de abdij van Marche-les-Dames, zal door Ant. Fresen<br />

van Odorp gesloten zijn, daar hij in de necrologieen van deze<br />

abdijen de eerste generaal is, die vermeld wordt172.<br />

35. Wilhelmus van Heinsberg {Gulielmus ab Heinsberch,<br />

Hynsbergh, Heinsbergius) conventuaal van St.-Agatha, was als<br />

prior van Emmerich in 1575 definitor173 en werd in datzelfde jaar<br />

tot generaal gekozen 17\ Hij had het licentiaat in de theologie.<br />

Op 5 aug. 1580 verkreeg hij van Gregorius XIII de faculteit om<br />

kerken en kloosters door ketters ontwijd te reconcilieren 175, en een<br />

voile aflaat, te verdienen op Kruisvinding en Kruisverheffing in de<br />

kerk van Clairlieu176. In de boeken van de procurator van Luik<br />

188 A.E.L., Croisiers, 36, 37, 38.<br />

187 A.E.L., Reg. aux enquetes et au decharge de la cour de Huy, p. 51, 52.<br />

168 Russelius, o.c, p. 164.<br />

189 Ann., Ill, p. 64, 65.<br />

170 Ann., Ill, p. 62, 63.<br />

171 Russelius, o.c, p. 165 ; Hertzworms, o.c, p. 138 ; Ann., II, p. 528 : 3 sept.<br />

172 V. Barbier, Obituaire de I'abbaye de Moulins, in A.H.E.B., 34 (1908), p.<br />

181 ; Necrologe de I'abbaye de Marche-les-Dames, pres de Namur, Ibid., 8 (1871),<br />

p. 181.<br />

173 D.<br />

174 D., fol. 22 v°.<br />

175 Ann., Ill, p. 100-101.<br />

178 Ibid., p. 101-102.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 35<br />

ondertekende hij zijn goedkeuring bij de visitatie in 1577> 1582,<br />

1584 en 1585 jr. Wylhelmus ab Heinsberch 177.<br />

Tijdens een visitatie te St.-Agatha op 1 aug. 1577, gaf hij verlof<br />

om gelden op te nemen. De oorkonde, gezegeld met het generaalszegel,<br />

geeft als reden op de noodtoestand en de ellendige<br />

staat waarin het convent door invallen van soldaten gebracht<br />

was178.<br />

Hij was streng in het vermanen, zonder aanzien van personen,<br />

wat natuurlijk ontevredenheid wekte. Hij zorgde er voor dat de<br />

procurator van Hoei, die hem, met instemming van de supprior en<br />

de senioren niet genoeg geld gaf, in Namen prior gekozen werd ;<br />

en een der senioren verplaatste hij naar Kolen. De ontevredenen<br />

maakten hun beklag bij de nuntius apostolicus, die op 15 sept.<br />

1586 de definitoren te Hoei bij elkaar riep, en na beide partijen<br />

gehoord te hebben, Wilhelmus van Heinsberg aanraadde afstand<br />

te doen van het generalaat. Deze ging er niet dadelijk op in, maar<br />

toen hij zag, dat het verzet aanhield en groeide, reisde hij naar<br />

de nuntius te Luik en verklaarde zijn ambt neer te leggen. Datzelfde<br />

jaar nog vertrok hij naar Diisseldorf.<br />

Tijdens de elf jaar van zijn bestuur heeft hij wegens de moeilijke<br />

tijdsomstandigheden slechts vier maal een generaal kapittel bijeen<br />

kunnen roepen. Hierin bleek zijn bijzondere zorg voor het college<br />

te Leuven. De hervorming van het brevier werd opgedragen aan<br />

fr. Robert Wyart, prior van Parijs, doctor van de Sorbonne. Toen<br />

deze afgevallen was, werd een nieuwe bewerking uitgesteld, terwijl<br />

in 1583 het overnemen van het hervormde brevier van de Dominikanen<br />

werd aanbevolen. Op het kapittel van 1583 werden als<br />

overleden in de vijf laatste jaren opgegeven : dertien prioren en<br />

drieennegentig fratres 170.<br />

Wilhelmus van Heinsberg overleed als rector der zusters van<br />

Jerusalem te Venray 9 febr. 1603 1S0.<br />

377 A.E.L., Croisiers, 38, 40.<br />

178 RIJKSARCHIEF TE 'S HERTOGENBOSCH, Verslagen omtrent 's Riiks oude<br />

archieven, XXXVII, 1° deel, 1914, p. 301, n. 649.<br />

170 Russelius, o.c, p. 166-168 ; Ann., I, 2, p. 29-30 ; III, p. 89. Er zal hier<br />

nog herhaaldelijk sprake zijn over het brevier van de Orde ; voor de volledige<br />

geschiedenis van dit brevier raadplege men A. Van Asseldonk, Het Brevier der<br />

Kruisheren, Diest, 1944 (ook in Clairlieu, 2 (1944), p. 7-144).<br />

180 Ann., I, 2, p. 29 ; III, p. 98 ; Hertzworms, o.c, p. 139 ; L. Verschueren<br />

& C Ibelings, Jerusalem 1422-1802, 1838-1938, (Venray), 1938, p. 58.


36 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

36. Georgius Constantini, conventuaal en prior van Luik, was<br />

een ernstig, energiek, zeer welsprekend en nederig man. Reeds<br />

definitor in 1586, werd hij in 1587 op nauwelijks dertigjarige<br />

leeftijd tot generaal gekozen.<br />

De opstandige kloosterlingen bracht hij weer tot de gehoorzaamheid.<br />

Vanwege de moeilijke tijdsomstandigheden schreef hij voor,<br />

dat's zaterdags de antifoon Haec est praeclarum vas gezongen zou<br />

worden. Hij bleef van 1592 tot 1593 negen maanden in het convent<br />

van Keulen, dat financieel dreigde ten gronde te gaan, tot hij het<br />

weer veilig wist 18\ Als visitator ondertekende hij de boeken van<br />

de procurator te Luik in 1587, 1589, 1590, 1592, 1593, 1594, 1599<br />

en 1601182. In een brief van 2 nov. 1588 stond hij het convent van<br />

St.-Agatha toe hun huis te verplaatsen naar Nijmegen of Grave 183,<br />

Uit een notariele acte van 1594 blijkt dat de magister generaal het<br />

benoemingsrecht bezat van een prebende in het begijnhof van<br />

Hoei184. In een brief van 18 juli 1598 benoemde hij fr. Quirinus<br />

Judensis, die reeds procurator was van het convent Vallis B.M.V. te<br />

Ehrenstein tot prior aldaar185. Rond 1600 had de generaal moeilijkheden<br />

met de bisschop van Luik, die het klooster van Maaseik<br />

wilde aanslaan om er een seminarie in te richten, wat echter<br />

mislukte186.<br />

Nog in de kracht van zijn leven overleed hij te Aken op 28 mei<br />

1602 187.<br />

37. Herman Haas {Hues, Hass, Hasius) werd geboren te<br />

Stralen, zoon van Petrus Haas en Mechtilda Damen. Zijn grootmoeder<br />

van vaders zijde was Magdalena Puteana (van der Putte),<br />

uit dezelfde Venlose familie als Ferricus Puteanus, de generaal der<br />

orde, die in 1393 gestorven is188. Hij was conventuaal van St.-<br />

Agatha, werd prior te Briiggen en reeds in 1590 te Diisseldorf 18°,<br />

181 Russelius, o.c, p. 170 ; Haass, o.c, p. 82.<br />

382 A.E.L., Croisiers, 40, 41, 42.<br />

183 Ann., Ill, p. 118-120.<br />

184 Hs. LGS 25D11, fol. 46 v° ; Ann., Ill, p. 715-718.<br />

185 Ann., Ill, p. 122-123 ; Haass, o.c, p. 187.<br />

180 L. Heere, Het Kruisherenklooster te Maaseik voor de Franse Revolutie, in<br />

De Kruisheren te Maaseik, Diest, 1955, p. 26.<br />

187 Russelius, o.c, p. 170 ; Hertzworms, o.c, p. 139 ; Necrologium van St.-<br />

Agatha, fol. 6 v° ; Obituaire ... de Moulins, p. 149 ; Necrologe ... de Marche-les-<br />

Dames, p. 296 : 1620.<br />

188 Hertzworms, o.c, p. 13, 14.<br />

389 Haass, o.c, p. 125.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 37<br />

waar hij bij de hertog van Julich, Cleve en Berch een zeer gewenste<br />

predikant was. Als prior van Briiggen was hij definitor in 1589.<br />

Door Constantini op zijn sterfbed aanbevolen, werd hij 9 juli 1602<br />

tot generaal gekozen 18°.<br />

Hoewel hij geen Frans sprak, was hij gr&ug in Hoei. Als hij<br />

vanwege een uitnodiging soms in de stad moest zijn, kwam hij<br />

steeds voor de vespers terug. In de completen ontbrak hij hoogst<br />

zelden vanwege gasten, en als hij dan bezoek had ging hij toch<br />

bijtijds naar zijn eel, om 's nachts te elf uur weer met de anderen<br />

in de metten te zijn. Iedereen kon gerust bij hem komen, maar van<br />

nodeloos gepraat had hij een afkeer. Russelius verhaalt, dat hij<br />

zich herinnert, hoe de generaal op de eerste vrijdag van de advent<br />

of van de vasten, en op de vigilies van feestdagen, in het kapittel<br />

zo overtuigend sprak, dat men soms tot tranen toe getroffen was.<br />

De pauselijke legaat Antonius Albergati kwam in Hoei en ook in<br />

Clairlieu, hij prees de Kruisheren gelukkig met zo'n nederig pre-<br />

laat en schonk hem een zilveren ciborie.<br />

Haas haalde fr. Henricus Waltheri Verheyen van St.-Agatha<br />

naar Hoei; hij had in de generaal een voortreffelijk leermeester.<br />

Verheyen werd reeds jong prior van Roermond, daarna van St.-<br />

Agatha, en was later een hoog geacht provinciaal van de Maas- en<br />

Rijnprovincie lel.<br />

De generaal ondertekende de boeken van de procurator van<br />

Luik bij visitaties in 1603, 1604, 1609 en 1616192. Op 19 febr.<br />

1615 gaf Herman Haas aan het convent van Kolen verlof om<br />

enige jaarrenten en pachten te verkopen193. Toen de stad Hoei in<br />

1615 de betaling van rente aan de gilden overdroeg, moest het<br />

bakkersgilde 11 flor. 10 pat. betalen aan de Kruisheren van<br />

Brandenburg194.<br />

Reeds in 1612 vroeg generaal Haas aan de verschillende huizen<br />

een contributie voor de studenten te Leuven 195. Toch moest hij op<br />

15 maart 1616 het college aldaar verkopen aan de Franciskanen,<br />

omdat de opbrengst van de stichting van Philip Nicolai de Hondt<br />

180 Hs. LUB 34 lc Reg/strum notarii conventus buyens is, fol. 260 r°.<br />

""* Russelius, o.c, p. 171-176 ; Hertzworms, o.c, p. 14.<br />

102 A.E.L., Croisiers,~42, 43.<br />

103 R.A.L., charter van 19 febr. 1615.<br />

aM A.C.H., Reg. 8, Actes du conseil (16 okt. 1615), fol. 24, 25.<br />

186 Ann., Ill, p. 129.


38 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

niet meer volstond voor het onderhoud van drie studerende pries^<br />

ters en een broeder, zoals de testamentaire beschikking luidde. Nog<br />

nauwelijks genoeg voor een, was de stichting wel voldoende, als<br />

de Kruisheren geen huis behoefden te onderhouden 196.<br />

Hasius schonk een relikwie van de H. Odilia aan de Kapucijnen<br />

van Hoei197. Onder deze generaal, of mogelijk nog onder zijn<br />

opvolger, moet ft. Herman Pietkin van het convent van Namen in<br />

Clairlieu en andere huizen orgels gebouwd hebben198.<br />

Herman Haas stierf 9 dec 1618 199.<br />

Onder zijn bestuur werd om de drie jaar een generaal kapittel<br />

gehouden. In 1615 ging het klooster van Scharmer verloren ;<br />

St.-Agatha mocht in dat jaar de bescherming van Prins Maurits<br />

ondervinden200.<br />

Ill<br />

DE PRIOREN-GENERAAL VAN 1630-1796<br />

In dit hoofdstuk worden de generaals behandeld uit de laatste<br />

periode voor de Franse revolutie.<br />

Zonder dat ze de eigenlijke abtswijding ontvingen kregen zij<br />

het voorrecht der pontificalia en tevens de macht om aan hun<br />

onderdanen de kruinschering en de lagere orden toe te dienen en<br />

benodigdheden voor de eredienst te wijden.<br />

In hun kloosterkleed vervangen zij de zwarte mozetta tegen<br />

een paarse, donkergroene of blauwe en dragen borstkruis en ring.<br />

Bij liturgische plechtigheden gebruiken zij mijter en staf. Zij<br />

hebben een eigen wapen en voeren de titel van Monseigneur of<br />

Hoogwaardigst Heer.<br />

Terwijl hun voorgangers de door hen afgeleverde dokumenten<br />

verzegelen met een algemeen generaalszegel, hebben zij een eigen<br />

aw A.H.E.B., 23 (1892), p. 214-218.<br />

397 J. Banelt, o.c, p. 3.<br />

108 Necrologium van Maastricht, I.e., p. 66, bijgeschreven door prior Martin Pauli<br />

1619-1645.<br />

399 Russelius, o.c, p. 177 ; Hist. d. I. transl. d. S. Odile, p. 58 ; Necrologium<br />

van St.-Agatha, fol. 18 v° : 8 dec. ; Necrologe ... de Marcbe-les-Dames, p. 323 :<br />

11 dec.<br />

200 Ann., I, 2, p. 37.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 39<br />

zegel. Van de meeste van deze generaals, dus vanaf Augustinus<br />

Neerius, bestaan er geschilderde portretten.<br />

* * *<br />

38. Renerus Augustinus Neerius, geboren te Luik, geprofest<br />

te Hoei, werd eerst naar Namen en daarna naar Doornik gezonden,<br />

waar hij in 1617 prior werd, en het klooster door uitstekende gebou-<br />

wen uitbreidde. Hij was zeer geacht door de aartsbisschop van<br />

Kamerijk. Bijzonder sympathiek bij de conventualen van Hoei,<br />

werd hij magister generaal op 21 jan. 1619 1-<br />

Als generaal ondertekent hij in 1619, 1623, 1624, 1630, 1635,<br />

1638, 1641, 1642 en 1647 2 de boeken van de procurator te Luik.<br />

Op 13 sept. 1622 opende hij het reliekschrijn van de H. Odilia<br />

en plaatste relikwieen op het altaar in twee met zilveren bas-reliefs<br />

gesierde schrijnen, zoals Saumery ze in 1769 nog aantrof. In 1630<br />

bracht hij de relikwieen over in een nieuw schrijn van gedreven<br />

zilver, dat een waarde vertegenwoordigde van 3350 Brabantse<br />

guldens3. In de oorkonde bij de opening van het reliekschrijn in<br />

1622 opgemaakt, staan alle conventualen met name genoemd o.a.<br />

de latere generaal Nicolaus de Haneffe en de geschiedschrijvers<br />

Henricus Russelius, Joannes Banelt. Hieruit blijkt, dat er toen in<br />

Clairlieu behalve de prior, veertien priesters, twee clerici, drie<br />

novicen en negen donaten war en, terwijl zes priesters functies<br />

hadden in andere kloosters en acht aan diverse universiteiten stu-<br />

deerden4. Tussen 1594 en 1624 zijn in Hoei zesendertig nieuwe<br />

leden ingetreden 5.<br />

Op 30 sept. 1622 ontving Augustinus Neerius een vrijgeleide<br />

van het stadsbestuur 6. De dertiende maart 1623 dienden de Kruis-<br />

heren een request in bij het stadsbestuur voor de reiniging van<br />

straatje en plein langs de kloostermuren7.<br />

In 1624 worden als overleden participantes vermeld : Gaspar<br />

Gaen chanoine, Leon Bardoul consul, Hercule Portis, Jean Bardoul,<br />

alien uit Hoei; in 1627 Jac. Bardoul uit Hoei en in hetzelfde jaar<br />

Russelius, o.c, p. 181-182.<br />

A.E.L., Croisiers, 44, 45, 46, 47.<br />

Van Lieshout, I.e., p. 46-54, 67, 69, 139.<br />

Van Lieshout, I.e., p. 133-137.<br />

Hs. LUB 341c, fol. 260 r°.<br />

A.C.H., Reg. 10, fol. 19.<br />

A.C.H., Reg. 10, fol. 39.


40 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

werd Johannes Wilhelmus van Wachtendonck uit Cleve door<br />

Augustinus Neerius tot participant verklaard8.<br />

De vijfde januari 1625 verplichtte Augustinus Neerius alien de<br />

nieuwe uitgave van het brevier te gebruiken °.<br />

Op 9 febr. 1629 gaf hij in een notariele acte verlof aan het<br />

convent van Maastricht om geld op te nemen, en daarmee hun<br />

prior, die door de Hollandse soldaten te Emmerich gevangen<br />

gehouden werd, los te kopen10.<br />

De tiende juli 1630 verleende Urbanus VIII aan de generaal het<br />

privilege der pontificalia. Als motivering stond in de suppliek dat<br />

de generaal anders uitwendig niet onderscheiden was van de an-<br />

deren en dat de andere generaals meestal de pontificalia hadden ".<br />

Het zal wel grotendeels hieraan liggen, dat de generaal ad vitam<br />

bleef, toen dit voor de prioren niet meer gold.<br />

In 1632 correspondeerde de magistraat van Roermond met de<br />

generaal der Kruisheren over de keuze van een prior aldaar12.<br />

In 1629 werd een provinciaal kapittel te Hohenbusch gehouden,<br />

in 1630 in Roermond, in 1632 in Venlo, in 1633 te St.-Agatha, in<br />

1640 en 1644 te Keulen. Deze provinciale kapittels hebben zeer<br />

goed werk gedaan, al stond de generaal er gereserveerd tegenover,<br />

omdat er zoals in Frankrijk een afscheiding uit zou kunnen<br />

volgen 13.<br />

In 1634 is er op het generaal kapittel sprake van het geld van<br />

Falkenhagen. De generaal had het klooster te Falkenhagen, blijk-<br />

baar te veel op eigen gelegenheid, afgestaan aan de Jezui'eten. Nog<br />

meerdere malen werd hierover gesproken en er werden ook pogin-<br />

gen gedaan om het weer terug te krijgen14.<br />

8 Ann., Ill, p. 175.<br />

9 Ann., Ill, p. 172-174. Brevarium patrum ordinis sanctae cruets, sub regula<br />

canonicorum regularium S. Augustini militant}um, jussu et auctoritate Reverendissimi<br />

Patris F. Augustint Neerii, ejusdem ordinis Generalis restitutum, ac opera et studio<br />

reverendi Patris Fr Paul Reineri, conventus Ruremundensis Prioris, concinnatum,<br />

Luik (Joan. Tournay), 1625, 1026 en 95 bladzijden.<br />

10 R.A.L., charter van 9 febr. 1629.<br />

11 Hs. LGS 25D11, fol. 44 r° ; Ann., Ill, p. 186-189.<br />

12 W. Goossens e.a. Voorlopige inventaris van het oud-arcbief der gemeente<br />

Roermond, (1941), p. 13, Kruisheren n. 169.<br />

18 Ann., I, 2, p. 42-43. Deze provinciale kapittels waren meer s t r e e k - kapittels.<br />

Want de Orde was onverdeeld en kende geen eigenlijke provincies. Tussen de<br />

Maas- en Rijnkloosters werd een soort federatie opgericht, die men de naam gaf<br />

van Maasprovincie, Rijnprovincie.<br />

34 Ann., I, 2, p. 43 ; III, p. 152, 154, 157.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 41<br />

In 1634 werd voor het noviciaat in Belgie Hoei aangewezen, in<br />

Frankrijk Parijs, voor de Maas- en Rijnprovincie St.-Agatha ; voor<br />

de studie werd in Belgie de universiteit van Leuven aangewezen,<br />

voor Frankrijk de universiteit van Caen of waar de provinciaal en<br />

de prioren het wensten, terwijl voor de Maas- en Rijnprovincie de<br />

philosophic te Briiggen werd ingericht en de theologie te Keulen.<br />

Alleen in de studiehuizen mochten de metten - in plaats van te<br />

middernacht - 's morgens om vier uur gehouden worden.<br />

In datzelfde jaar werd Aegidius de Vrese tot prior in Ehrenstein<br />

benoemd15 waar hij in opdracht van de generaal een nieuwe<br />

uitgave van Vestis nuptialis van Pinchar verzorgde.<br />

In 1639 deed men pogingen om het klooster Osterberg (Montis<br />

orientis) terug te krijgen 16, terwijl men te Wegberg een nieuwe<br />

stichting aanvaardde 1T.<br />

In 1641 legde de burgemeester van Hoei L. Melart een goed<br />

getuigenis af over de Kruisheren, waarin o.a. staat, dat ze 's nachts<br />

om elf uur de metten zingen 18.<br />

In een brief van 16 sept. 1643 gaf Augustinus Neerius opdracht<br />

aan de provinciaal fr. Henricus Walteri Verheyen, prior van St.-<br />

Agatha, om het college te Venlo van leraren te voorzien 19. Op<br />

27 febr. 1647 confirmeerde hij de keuze van fr. Gerardus Golt als<br />

prior van St.-Agatha20.<br />

Hij stierf 6 jan. 1648 en werd onder grote toeloop van volk<br />

plechtig begraven 21.<br />

39. Petrus Blavier was prior in zijn domus nativa te Namen,<br />

toen hij 23 febr. 1648 tot prior van Hoei en generaal gekozen<br />

werd.<br />

Op het eerste generaal kapittel, dat hij hield in 1648, is er reeds<br />

sprake van, dat alles wat men op welke wijze ook ontvangt voor<br />

gemeenschappelijk gebruik moet worden afgestaan 22.<br />

35 Ann., Ill, p. 150-152.<br />

M Ann., Ill, p. 154, 155.<br />

37 Ann., Ill, p. 156 ; BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, J.A. 721 ; Haass, o.c.,<br />

p. 225.<br />

• M Geciteerd bij F. Gorissen, o.c, p. 294.<br />

39 SINT-AGATHA, Arch. Kruisheren ; Ann., Ill, p. 214-216.<br />

M SINT-AGATHA, Arch. Kruisheren ; Ann., Ill, p. 219-221.<br />

21 Ann., I, 2, 72-73. Voor de van deze generaal bewaarde portretten, wapen en<br />

*egel, zie Clairlieu, 17 (1959), bl. 81.<br />

22 Ann., Ill, p. 222.


42 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

Op 26 maart 1650 las hij sub officio preciosa een brief voor van<br />

de bisschop, waarop de prior van Luik werd afgevaardigd han-<br />

gende kwesties bij de bisschop te gaan bespreken23. Uit die uitdrukking<br />

blijkt dat het officium capituli dus nog van het officium chori<br />

was gescheiden.<br />

De negentiende november 1650 gaf de generaal in het kapittel<br />

lezing van een brief waarin de nuntius Fabius Chigi insinueerde op<br />

misbruiken, ingeslopen door tijdsomstandigheden, door de hoge<br />

leeftijd en wellicht gedwongen onachtzaamheid van de vorige<br />

generaal. Petrus Blavier wees op een noodzakelijke eenheid in<br />

koor, zang en kleding. Op straffe van excommunicatie moest ieder-<br />

een alle geschenken afstaan, die hij ontving. Zowel bij het werk<br />

als buiten het klooster moesten ze altijd met twee zijn24.<br />

In 1648 werd de benoeming van een rector voor de zusters te<br />

Venray overgelaten aan de bisschop, daar het te lastig werd<br />

regelmatig hiervoor iemand af te staan 25.<br />

De zesde juni 1648 werden de goederen van St.-Agatha door<br />

Willem van Oranje in beslag genomen. In 1653 mochten de<br />

kloosterlingen van St.-Agatha blijven wonen tegen betaling van<br />

twaalfhonderd gulden per jaar26. In deze jaren ook kreeg het<br />

convent van 's Hertogenbosch, sedert 1629 in ballingschap, een<br />

vast verblijf in Uden 27.<br />

In 1652 werd een nieuwe uitgave van de statuten voorbereid en<br />

werd een commissie van drie aangewezen om de bewerking van<br />

het brevier door Jordanus de Raedt van Emmerich na te kijken28.<br />

Petrus Blavier visiteerde te Luik in 1648 en 1652 20. Hij stierf<br />

25 Jan. 1654 in de ouderdom van vierenveertig jaar en werd voor<br />

het hoogaltaar begraven30.<br />

40. Nicolaus de Haneffe (Haneffe) geprofest te Hoei81 tussen<br />

23 Hs. LUB 341, fol. 15 v°.<br />

24 Ann., I, 2, p. 81-82 ; III, p. 721-723 : jamais sans chaperon.<br />

25 Ann., Ill, p. 223.<br />

26 Ann., I, 2, p. 85 ; III, p. 227 en 238.<br />

27 Ann., I, 2, p. 86 ; III, p. 231.<br />

28 Ann., Ill, p. 225 ; A. Van Asseldonk, Het Brevier van de Kruisheren, Diest,<br />

1944, p. 40 vv.<br />

29 A.E.L., Croisiers, 47.<br />

80 Ann., I, 2, p. 87.<br />

31 Hs. BRUSSEL, Kon. Bibl., 9266, fol. 19 r° ; Hist. d. I. transl. d. S. Odile,<br />

p. 59.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 43<br />

1610 en 162032, was achtereenvolgens prior in Toulouse, Chauny<br />

en Doornik. Als prior van Doornik was hij definitor in 1634, 1644<br />

en 1652. In 1652 visiteerde hij met de generaal te Luik ; later als<br />

generaal in 1659, 1663 en 1674 33. Na moeilijkheden over het<br />

stemrecht der elocati van Hoei (de conventuales van Hoei die in<br />

andere kloosters waren geplaatst), kwam men 28 febr. 1654 tot<br />

een keuze, waarbij Nicolaus de Haneffe, senior der definitoren, tot<br />

generaal werd gekozen34.<br />

In 1655 noteerde de notarius van het convent bij de datum,<br />

waarop de generaal naar Frankrijk vertrok voor visitatie : sumpta<br />

benedictione itinerantium in sacristia®5.<br />

In 1656 vond men bij het graven voor de fundamenten van een<br />

nieuw altaar van de H. Odilia, de resten van twee lichamen,<br />

waarvan de Haneffe meende, dat het de lichamen waren van<br />

Theodorus van Celles en Johannes van Eppa36.<br />

De twaalfde februari 1656 ondertekende de Haneffe ter goed-<br />

keuring een regeling van bezittingen tussen de abdis en het convent<br />

van onser Lievervrouwen Munster te Roermond en de Kruisheren<br />

aldaar37.<br />

In 1657 bood Gilles Wansoule zijn ontslag aan als overste van<br />

de zusters Poenitenten van S. Franciscus te Hoei38.<br />

In 1660 werden de statuten opnieuw uitgegeven, aangevuld met<br />

de definities der generale kapittels. Deze uitgave was verzorgd door<br />

J. Spyck definitor, S. Theologiae Licentiatus en prior te Diilken39.<br />

Aanvankelijk is hier enig verzet tegen geweest40. Ook van het<br />

brevier verscheen in 1665 te Keulen een nieuwe uitgave, daar die<br />

van generaal Aug. Neerius uitgeput raakte41.<br />

De Maas- en Rijnprovincie hield een provinciaal kapittel in<br />

1662, 1672, 1675 en 1677 42.<br />

82 Hs. LUB 341, fol. 260 r°.<br />

83 A.E.L., Croisiers, 48, 49.<br />

34 Ann., I, 2, p. 88.<br />

85 Hs. LUB 341, fol. 61 r° ; Ann., I, 2, p. 91.<br />

88 Hertzworms, o.c, p. 91.<br />

87 BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, charter van 12 febr. 1656.<br />

88 Ann., I, 2, p. 92.<br />

89 Regula S. Augustini episcopi et constitutiones sacri canonici ordinis S. Cruets,<br />

Keulen, 1660, 120 bladzijden.<br />

40 Ann., I, 2, p. 89.<br />

41 Brevarium sacri ac canonici ordinis Sanctae Cruets ex decreto capituli generalis<br />

Breviario ac Missali Romano accommodatum ac editum, Keulen, 1665.<br />

42 Ann., I, 2, p. 90 ; III, p. 322, 339, 350, 353.


44 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

De vijftiende juni 1671 verkreeg Nic. de Haneffe van keizer<br />

Leopold I een bevestiging en uitbreiding van de privileges door<br />

Fredericus III in 1456 en Karel V in 1547 gegeven43.<br />

De zevende juni 1675 gaf de kardinaal aartsbisschop van Keulen,<br />

Maximilianus Henricus, in antwoord aan Rome, een gunstig verslag<br />

over de orde, waarin hij zegt dat ze contemplatief en actief<br />

het woord Gods preekt en verdedigt, professoren aan de universiteit<br />

te Keulen heeft en op sommige andere plaatsen Latijnse<br />

scholen**.<br />

Meer dan vijftig jaar priester stierf Nic. de Haneffe 30 juli<br />

167745.<br />

41. Johannes Georgius Hachten, geboren te Gelder, geprofest<br />

te Roermond, was achtereenvolgens professor in philosophic<br />

en theologie in Namen en in Hoei. Kort na het overlijden van Nic.<br />

de Haneffe tot generaal gekozen, maakte hij 17-19 okt. 1677 het<br />

kapittel mee dat door de Maas- en Rijnprovincie te Keulen gehouden<br />

werd46.<br />

De vijftiende oktober 1677 stond Innocentius XI aan de generaal<br />

en definitoren toe het generaal kapittel om de drie jaar te houden<br />

en een provinciaal kapittel elk jaar waarin geen generaal kapittel<br />

gehouden werd47.<br />

In de veertiende maand van zijn bestuur op de terugweg van<br />

een visitatie der Franse kloosters stierf hij te Namen, vierenveertig<br />

jaar oud, op 21 okt. 1678 48.<br />

42. Lambertus Feron, geboren te Hoei, geprofest in Clairlieu<br />

26 sept. 1638 49, studeerde aan de universiteit te Leuven, woonde<br />

in 1654 in het klooster te Parijs, werd daarna lector in de theologie<br />

te Leuven en vandaar eerst supprior en 6 maart 1658 prior te<br />

43 Ann., Ill, p. 329-336.<br />

44 Ann., Ill, p. 348.<br />

45 Hertzworms, o.c, p. 140 ; Necrologium van Maastricht, I.e., p. 94 ; Obituaire<br />

... de Moulins, p. 165 : 1 juli ; Necrologe ... de Marche-les-Dames, p. 304 ;<br />

hs. BRUSSEL, Kon. Bibl., 9266, fol. 19 r°. Voor het zegel van deze generaal zie<br />

Clairlieu, 17 (1959), bl. 82.<br />

43 Ann., Ill, p. 354.<br />

47 Hs. LGS 25D11, fol. 49 v° ; Ann., Ill, p. 734.<br />

48 Ann., I, 2, p. 108 ; Necrologium van St.-Agatha, fol. 15 v° : Necrologe ...<br />

de Marche-les-Dames, p. 316 ; hs. BRUSSEL, Kon. Bibl. 9266, fol. 19 r°. Voor het<br />

portret van deze generaal, zie Clairlieu, 17 (1959), bl. 82.<br />

49 Hs. LUB 341, fol. 5 v°.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 45<br />

Kolen50. In 1678 werd hij op reeds gevorderde leeftijd generaal<br />

gekozen. Hoewel hij zich hiertoe niet waardig achtte, kon men hem<br />

toch bewegen dit ambt te aanvaarden.<br />

Petrus Hansothe werd zijn secretaris.<br />

In 1682 werd een einde gemaakt aan het bezwaar, dat hier en<br />

daar nog voortbestond tegen de constituties van 1660 en waar<br />

trouwens reeds vijf generale kapittels overheen waren gegaan.<br />

Krachtens de gehoorzaamheid - en voor de prioren op straffe van<br />

ontheffing uit hun ambt - moesten ze onderhouden en onder de<br />

pretiosa voorgelezen worden.<br />

De acten van het provinciate kapittel van Roermond in 1680 en<br />

van Keulen in 1681 werden goedgekeurd. Er werd een jaarlijkse<br />

retraite van acht dagen voorgeschreven 51.<br />

De tweede oktober 1679 visiteerde de generaal St.-Agatha 52 en<br />

9 nov. het convent te Luik 53.<br />

Naar aanleiding van een geval te Uden, werd in 1686 nog eens<br />

herhaald, dat niemand geldig tot het noviciaat kon worden toege-<br />

laten zonder verlof van de generaal!<br />

Lambert Feron stierf 21 aug. 1686!<br />

43. Michael Lambrecht, geboren te Kortessem 56 in het graaf-<br />

schap Loon, werd 29 sept. 1658 te Hoei gekleed. Hij was prior te<br />

Suxy, toen hij 23 sept. 1686 generaal werd gekozen 57.<br />

Met Petrus Hansothe, zijn secretaris, visiteerde hij St.-Agatha in<br />

1687, 1690 en 1695 G8 en ondertekende de boeken van de procu<br />

rator te Luik bij de visitaties in 1687, 1691 en 1695 59.<br />

In de kloostermuur langs de Rue des hauls chenes zit een hoek-<br />

steen met het jaartal 1688. In dat jaar zijn te Hoei achthonderd<br />

huizen en twee kerken door oorlogsgeweld vernield en moest<br />

blijkbaar ook de kloostermuur hersteld worden.<br />

60 Ann., Ill, p. 713.<br />

81 Ann., Ill, p. 357-358.<br />

62 Ann., Ill, p. 361.<br />

63 A.E.L., Croisiers, 49.<br />

M Ann., Ill, p. 360.<br />

K Ann., I, 2, p. 110 ; Necrologium van St.-Agatha, fol. 10 v° ; Obhuaire ... de<br />

Moulins, p. 185 : 22 aug.<br />

53 Hs. BRUSSEL, Kon. Bibl., 9266, fol. 19 r° ; Ann., I, 2, p. 112 : Cortersom<br />

(— Kortessem, prov. Belg. Limburg, arr. Tongeren).<br />

87 Ibid.<br />

68 Ann., Ill, p. 368-374.<br />

69 A.E.L., Croisiers, 39, 50, 51.<br />

54<br />

; 55


46 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

Onder het bestuur van deze generaal is er geen generaal kapittel<br />

gehouden. Hij stierf de zesde november 1695 60.<br />

44. Petrus Hansothe (Hansotte, Hansotthe) visiteerde als<br />

secretaris van generaal Lambertus Feron met Nic. Lambotte, prior<br />

van Dinant, in 1686 te Maaseik en keurde daarbij de tweede uitgave<br />

van Religio SS. Crucis van A. Hertzworms goed 61. Als secre<br />

taris en socius van generaal Michael Lambrecht visiteerde hij mee<br />

te St.-Agatha in 1687, 1690 en 1695 62 en te Luik in 1695, waar<br />

de boeken van de procurator door hem als generaal ondertekend<br />

zijn in 1699 63. De juiste datum der generaalskeuze is niet bekend.<br />

Op het generaal kapittel van 1698 werd aan de vicarius van de<br />

generaal, Henricus Palm, prior te Emmerich, opdracht gegeven het<br />

brevier te herzien ; ook werden meerdere hervormingsbesluiten uit-<br />

gevaardigd : in Maas- en Rijnprovincie moest de rasura behouden<br />

blijven; in de Franse provincie moesten aanvaarde beneficies<br />

worden afgegeven of zij die zulk beneficie bekleedden, uittreden<br />

uit de orde; het bezoeken van eetgelegenheden werd streng ver-<br />

boden ; eveneens, vanwege een geval in Parijs, het aannemen van<br />

geschenken, in welke vorm dan ook, van de familie van een<br />

candidaat64.<br />

De financiele toestand van Clairlieu moet in die tijd goed ge-<br />

weest zijn, daar het klooster in staat was een lening toe te staan<br />

aan de stad Hoei, waarvan in 1697 voor het eerst rente betaald<br />

werd65.<br />

In 1699 visiteerde generaal Hansothe met zijn secretaris Jean<br />

Eugene Stassart te St.-Agatha 66. In hetzelfde jaar gaf hij verlof<br />

aan de Kruisheren van Uden het klooster te verleggen naar een<br />

terrein bij de kapel van O.-L.-Vrouw-ter-Linde, terwijl in 1700<br />

generaal en definitoren een aanbeveling stuurden aan de andere<br />

kloosters om te helpen bij de bouw van het Udense klooster. In<br />

1702 kreeg Uden zelf verlof het zilver voor dit doel te verkopen 67.<br />

60 Necrologium van St.-Agatha, fol. 17 r° ; Obituaire ... de Moulins, p. 378 :<br />

5 nov. 1695 ; Ann., I, 2, p. 112.<br />

61 Hertzworms, o.c, p. 142.<br />

82 Ann., Ill, p. 368-374.<br />

e3 A.E.L., Croisiers, 51.<br />

M Ann., Ill, p. 390-391.<br />

65 A.C.H., Reg. 19, p. 130.<br />

w Ann., Ill, p. 402.<br />

61 Ibid., p. 403, 405, 410-412.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 47<br />

In 1709 machtigde Hansothe de supprior van Uden om een kerke-<br />

lijk beneficie aan te nemen, onder clausule, dat de opbrengst aan<br />

het huis zou komen en de diensten in de kapel en zijn ambt van<br />

supprior er niet onder zouden lijden. In december 1710 onder-<br />

tekende hij een verlof voor Uden om hun huis op de Vorstenburg<br />

te verkopen aan de Birgitinessen 68.<br />

Dat jaar visiteerde de generaal met de prior van Luik, Matthias<br />

Goffin, te St.-Agatha 69.<br />

Hij stierf 15 febr. 171170.<br />

45. Matthias Goffin was protonotarius apostolicus, prior van<br />

Luik en definitor, toen hij in 1711 tot generaal werd gekozen. Een<br />

half jaar tevoren vergezelde hij zijn voorganger als socius bij een<br />

visitatie te St.-Agatha 71.<br />

In 1716 en 1719 visiteerde hij te Luik72; te St.-Agatha in juni<br />

1719 en gaf er zijn goedkeuring voor een verkoop 73.<br />

Op het generaal kapittel van 1715 werd gewaarschuwd voor<br />

het Jansenisme en werd Arnold Lahey, prior van Luik en definitor,<br />

aangewezen om in overleg met de generaal voor de druk van het<br />

nieuwe brevier te zorgen74.<br />

In 1718 staat, in plaats van de gebruikelijke aanhef van het<br />

relikt van het generaal kapittel In nomine Domini. Amen, het<br />

later algemeen verspreide devies In cruce salus75.<br />

Saumery noemt Matthias Goffin een hoogstaande, wijze en zeer<br />

verdienstelijke man ; vermeldt, dat hij de laatste publieke audientie<br />

van Lodewijk XIV, koning van Frankrijk, heeft gehad ; dat hij de<br />

kerk van Clairlieu zeer verfraaid heeft76. Ook moet hij de financien<br />

van het huis zo beheerd hebben, dat zijn opvolger hiermee kerk en<br />

klooster kon restaureren 77.<br />

Hij stierf 23 mei 1720 78.<br />

** Ibid., p. 419 en 423.<br />

89 Ibid., p. 421, 422.<br />

70 Necrologium van St.-Agatha, fol. 2 r° ; Obituaire ... de Moulins, p. 102 ;<br />

Necrologe ... de Marche-les-Dames, p. 158.<br />

71 Ann., Ill, p. 421, 422.<br />

72 A.E.L., Croisiers, 53.<br />

78 SINT-AGATHA, Arch. Kruisheren.<br />

74 Ann., Ill, p. 426.<br />

78 Ann., Ill, p. 427.<br />

78 O.c, t. II, p. 64.<br />

77 Ann., I, 2, p. 119.<br />

78 W. Wynantz, in Ann., Ill, p. 593 ; Obituaire ... de Moulins, p. 148 : 21<br />

mei ; Necrologe ... de Marche-les-Dames, p. 296 : 22 mei.


48 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

46. Werner d'Audace. De gebroeders Albert en Vincent<br />

d'Audace, uit een familie van Asti in Piemonte, vestigden zich in<br />

het midden der zestiende eeuw te Namen en later in Hoei. De<br />

eerste, doctor in de medicijnen, woonde met zijn broer te Hoei in<br />

het huis, dat heden nog een Pot d'Or aan zijn gevel heeft. Een<br />

Werner d'Audace huwde in 1645 met Catharina, de dochter van<br />

Antoine del Tombor, burgemeester van Hoei en Marie Willot. Dit<br />

waren de ouders van Jerome d'Audace ; van Jean d'Audace, kanun-<br />

nik van Flone en proost van Hermalle; van Werner d'Audace,<br />

Kruisheer van Hoei en prior van Carignan, de latere magister<br />

generaal; van Pierre d'Audace, in 1700 burgemeester van Luik79.<br />

Iemand uit het convent schreef in 1720 een Waals hekeldicht,<br />

waaruit blijkt, dat er bij de keuze spanningen waren tussen de con-<br />

ventualen en de definitoren ; bij de vijfde keuze mocht het convent<br />

zich verheugen met zijn nieuwe prior Werner d'Audace, een be-<br />

minnelijke figuur, die ook door de stad met vreugde werd begroet<br />

als een vader voor de werklieden en een eer voor de Kruisheren80.<br />

Uit de jaren 1723-34 zijn er honderd eenentwintig acten bewaard<br />

gebleven, die betrekking hebben op Clairlieu : meestal koopacten,<br />

huurcontracten, processen en een enkele keer een fundatie of een<br />

testamentaire beschikking van een novice81 ; eenmaal betreft het<br />

een financiele kwestie van Dinant82. Enkele keren worden de<br />

priesters van Clairlieu met name genoemd ; behalve de generaal<br />

zijn er in 1723 negen speciaal in kapittel bijeen, in 1726 elf M en<br />

in 1734 zijn er nog drie nieuwe namen bij84.<br />

In 1726 maakte de bisschop van Roermond moeilijkheden over<br />

de litterae dimissoriae voor enkele wijdelingen van het klooster<br />

van Venlo, vanwege tonsuur en lagere wijdingen. D'Audace ant-<br />

woordt dat hij inderdaad de faculteit heeft deze toe te dienen en<br />

zijn voorgangers in de eigen huizen in verschillende bisdommen<br />

TO J. Stekke, Pierre-Antoine Audace, bourgmestre liegeois d'origine italienne, in<br />

Chronique archeologique du Pays de Liege, Luik, 41 (1950), p. 29-31.<br />

80 J. Haust, Une pasqueye inedhe de 1720, in Bulletin du Diciionnaire general<br />

de la langue wallonne, Luik, 3 (1908), p. 106-119.<br />

81 A.C.H., Fonds Vierset Godin, vol. 13-17.<br />

82 Ibidem, vol. 15, p. 165.<br />

83 Ook eens 6 en 7, maar dan zijn niet alien aanwezig. Ibidem, vol. 14, p. Ill,<br />

84 Ibidem, vol. 17, p. 5.


Mgr, A. NEERIUS<br />

Mgr. N. DE HANEFFE<br />

Mgr. P. BLAVIER


Mgr. G. HACHTEN<br />

Mgr. M. LAMBRECHT<br />

Mgr. L. FERON


Het GENERAALSZEGEL,<br />

da/ voor 1630 in gebruik was<br />

Gebruikt door Theodoricus van Ubach (1539-1561) en bewaard<br />

aan een akte van 6 Jan. 1545 (Rijsel, Arch, du Nord)


52<br />

SINT AUGUSTINUS<br />

met Mgr. Aiignstinus Neerius geknield op het voorplan<br />

Schilderij afkomstig van Clairlieu, thans<br />

in het kruisherenklooster te Hannuit


MGR. AUGUSTINUS NEERIUS<br />

(1619-1648)<br />

is;**:-<br />

Schilderij in het generalaat van de Kruisheren te Amersfoort


54<br />

MGR. I. GEORGIUS HACHTEN<br />

(1677-1678)<br />

Schilderij in het generalaat van de Kruisheren te Amtrsfoort


MGR. WERNER D'AUDACE<br />

(1720-1735)<br />

Schilderij in het generalaat van de Kruisheren te Amersfoort<br />

55


56<br />

MGR, JOANNES REYNDERS<br />

(1735-1741)<br />

Schilderij in het generalaat van de Kruisheren tc Amersfoort


MGR. LAMBERTUS FISEN<br />

(1741-1778)<br />

Schilderij in hc-t generalaat van de Kruisheren te Amersfoort<br />

57


58<br />

MGR. JACOBUS DUBOIS<br />

(1778-1796)<br />

Schilderij van M. Aubee in bet Museum Curtius te Luik


xispi<br />

sis<br />

* * * *^/HUI1 Hmrfnlff *- * * * *<br />

NT<br />

Mgr. P. HANSOTHE<br />

Mgr. Wo D'AUDACE<br />

Mgr. M. GOFFIN


Mgr. J. REYNDERS<br />

Mgr, J. DUBOIS<br />

Mgr. L. FISEN


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 61<br />

deze faculteit reeds ongeveer honderd jaar hebben uitgeoefend 85.<br />

In 1727 verscheen er een nieuwe uitgave van het brevier88.<br />

In het register van de gemeentesecretaris van Hoei noteerde<br />

deze, dat de procurator van de Kruisheren hem op 29 dec. 1727<br />

eraan herinnerd heeft, dat hij *s middags om drie uur in hun kerk<br />

moest zijn bij de metten voor het jaargetijde van kardinaal Erard<br />

de la Marck, dan de wijn proberen die na de dienst voor de<br />

burgemeesters werd geschonken, de volgende morgen het plechtig<br />

jaargetijde bijwonen en daarna met de burgemeesters der stad<br />

dineren, volgens testamentaire beschikking van 1534 van genoemde<br />

kardinaal87.<br />

In 1729 schreef de magistraat van Dinant drie brieven aan<br />

generaal d'Audace, waarop deze korte antwoorden gaf, ondertekend<br />

door zijn secretaris fr. J. M. Loncin. De stad maakte<br />

bezwaar, dat er te weinig Kruisheren waren, de jaargetijden niet<br />

meer gehouden werden en de stichting niet meer beantwoordde<br />

aan haar doel, dag en nacht de lof des Heren te zingen. Tenslotte<br />

volgde een verslag van de stad over de staat der gebouwen, gestuurd<br />

aan de Prins-bisschop88.<br />

De Kruisheren van Luik hebben d'Audace geprezen om zijn<br />

moed en ondernemingsgeest, omdat hij aan de kerk van Clairlieu,<br />

die slechts een zijbeuk met kapellen had, een andere zijbeuk met<br />

kapellen toevoegde, aan de kerk een toren bouwde voor de klokken,<br />

en omdat hij van de oude klokkenstoel boven de ingang van<br />

het koor een mooi open torentje liet makenS9. Saumery heeft deze<br />

kerk beschreven : een mooie gotische kerk, die van buiten sierlijk<br />

gehouwen steunbogen heeft en een vierkante toren, ongeveer tweehonderd<br />

voet hoog, met een koepeldak. De kerk is honderddertig<br />

voet lang en zevenennegentig breed, de zijbeuken meegerekend.<br />

Aan weerszijden van het koor is een kapel, afgesloten met een<br />

prachtig ijzeren hek en in de zijbeuken zijn nog tien andere<br />

ffi ROERMOND, Bisschoppelijk Archief, Afd. II, Ada en correspondentie der<br />

bhschoppen, Bundel 45, 15b.<br />

88 Brevarium canonicorum regularium sacri et exempti ordinis sanctae cruets,<br />

authoritate reverendissimi Domini D. Werneri d'Audace dicti ordinis magistri generalis,<br />

ejusdemque generalis capituli ordinatione et decreto emendatius reimpressum,<br />

Maastricht 1727.<br />

87 A.C.H.. Reg. 28, fol. 24.<br />

88 LUIK, Archives de l'Eveche, Rayon 3, n. 57, fol. 286 r° - 296<br />

88 Hist. d. 1. transl. d. S. OdiJe, p. 61.


62 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

kapellen. De vloer van het schip is van marmer. Het koor is<br />

negentig voet lang en van het schip gescheiden door een jubee in<br />

allerlei soorten marmer90.<br />

D'Audace ondertekende de boeken van de procurator te Luik bij<br />

visitaties in 1722, 1725, 1728 en 1731 91.<br />

Op het einde van zijn leven heeft hij moeilijkheden gehad met<br />

zijn onderdanen, die het met de generaal niet eens waren, vooral<br />

over geldelijke aangelegenheden. De zaak werd aanhangig gemaakt<br />

bij de pauselijke nuntius te Keulen, maar zijn antwoord kwam te<br />

Hoei pas aan kort na het overlijden van d'Audace op 17 juni<br />

1735 92.<br />

47. Joannes Reynders, geboren te Maaseik op 24 mei 1692,<br />

als oudste van acht kinderen uit het huwelijk van Godefridus<br />

Reynders en Catharina Houbie93. Hij werd geprofest te Roermond,<br />

behaalde het licentiaat in de theologie te Leuven, was meerdere<br />

jaren professor in philosophic en theologie te Roermond en vanaf<br />

1718 94 te Hoei. Als professor te Hoei was hij prior van Osterberg.<br />

Er werd nog sieeds een prior van Osterberg aangewezen, omdat er<br />

enige goederen in Osnabriick van het vroegere klooster Montis<br />

Orientis (Osterberg) in Tecklenburg overgebleven waren. Hij<br />

ondertekende mede de goedkeuring van het nieuwe brevier van<br />

1727, in plaats van de overleden definitor Antonius Bovys, prior<br />

van Namen. Van 1727 tot 1735 was hij prior te Wegberg en<br />

in 1727 en 1733 definitor. Toch had hij in 1727 nog de leiding<br />

over de studie der theologie te Hoei °5. Saumery, die hem gekend<br />

heeft, zegt, dat hij door zijn fijne manieren en zijn deugden de<br />

harten der confraters gewonnen had en daarom als generaal gewenst<br />

werd. Hij werd op 19 juli 1735 unaniem gekozen, als bij<br />

99 Saumery, o.c, t. II, p. 64.<br />

01 A.E.L., Croisiers, 53, 54.<br />

w Wynantz, in Ann., Ill, p. 593 ; Obituaire ... de Moulins, p. 154. 7 juni ;<br />

E. Fontaine, JJne premiere crise a Clairlieu, au XVIIIe siecle (1733-1752), in<br />

Clairlieu, 8 (1950), p. 3-30. Voor portret en wapen van deze generaal zie Clairlieu,<br />

17 (1959), bl. 82.<br />

M G. Daniels, Maaseiker Epigraphie, in Miscellanea Gessleriana, Antwerpen,<br />

1948, p. 341. Zijn jongere broer Hubertus, geboren te Maaseik 15 September 1704,<br />

Kruisheer te Maastricht, volgde in 1735 de generaal op als prior-pastoor van<br />

Wegberg. Hij stierf 5 maart 1783.<br />

M Ann., Ill, p. 427.<br />

* Ann., Ill, p. 436.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 63<br />

acclamatie en met applaus van heel de orde06. Met voorzichtigheid<br />

en takt heeft hij de spanning, die er bestond tussen de kloostergemeenschap<br />

en zijn voorganger, trachten weg te nemen97.<br />

Het is wel onder zijn invloed geweest, dat er publieke verdedigingen<br />

van theologische thesen werden gehouden. Drie gedrukte<br />

programma's met thesen zijn op de bibliotheek te St.-Agatha bewaard<br />

: een van Hohenbusch van 1735, een van St.-Agatha van<br />

1736, een van Hoei van 1736, waar de verdediging onder leiding<br />

stond van Lambertus Fisen, professor der theologie te Hoei, die in<br />

zijn opdracht aan Joannes Reynders vermeldt, dat deze nauwelijks<br />

veertig jaar was, toen hij gekozen werd en dat hij zelf op voorstel<br />

van Johannes Reynders naar Leuven gezonden was °8.<br />

Te St.-Agatha visiteerde de generaal in 1737, waarbij fr. M. J.<br />

Loncin hem vergezelde ". Op 27 april 1739 ondertekende hij daar<br />

een verlof voor een verkoop 10°; te Luik de boeken van de procu<br />

rator op 15 juli 1740101. Meerdere malen heeft hij in Parijs<br />

gevisiteerd, zowel vroeger met generaal d'Audace als tijdens zijn<br />

eigen generalaat: ook de andere huizen heeft hij gevisiteerd, en<br />

tweemaal een generaal kapittel gehouden.<br />

Na een ziekte van acht maanden stierf hij te Maastricht de<br />

eerste november 1741, vijftig jaar oud, na nauwelijks zeven jaar<br />

de orde bestuurd te hebben. Hij werd overgebracht naar Hoei en<br />

daar begraven102.<br />

48. Lambertus Engelbertus Fisen, geboren te Luik, geprofest<br />

te Hoei, studeerde te Leuven 103 en was sinds oktober 1728 lector<br />

in Hoei104. Als zodanig was hij prior van Osterberg en leidde hij<br />

w O.c, t. II, le partie, p. 64 ; Ann., I, 2, p. 124.<br />

97 Fontaine, Une premiere crise, p. 7.<br />

98 Ann., I, 2, p. 126.<br />

90 Ann., Ill, p. 449.<br />

100 SINT-AGATHA, Arch. Kruisheren.<br />

101 A.E.L., Croisiers, 55.<br />

102 Hist. d. I. transl d. S. Odile, p. 62 ; Wynantz, in Ann., Ill, p. 593 ;<br />

Necrologium van St.-Agatha, fol. 16 v° : 1740 ; Obituaire ... de Moulins, p. 376 ;<br />

Necrologe ... de Marche-les-Dames, p. 316 : 16 okt. Voor portretten en wapen van<br />

deze generaal, zie Clairlieu, 17 (1959), bl. 82-83.<br />

103 A.C.H., Fonds Vierset Godin, vol. 15, p. 105. De notaris schreef enkele<br />

malen : Fisenne.<br />

104 Th. Huijbers, Een philosophische cursus van Kruisheer L. de Fisen (1728-29),<br />

in Clairlieu, 10 (1952), p. 3-21. Hierin bestudeert schrijver het hs. LUB 2041,<br />

waarin een leerling van professor de Fisen, Kruisheer Joannes Sacre, de cursus<br />

opschreef, die in 1728-29 te Hoei gegeven werd.


64 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

de verdediging van theologische thesen, tijdens het generaal kapit-<br />

tel van 1736 gehouden. Toen generaal Reynders gestorven was,<br />

koos men 4 dec. 1741 de Luikenaar Arnold de la Haye, geprofeste<br />

en prior van het Luikse klooster als zijn opvolger. Reeds op jaren<br />

en daarbij lijdend aan de gevolgen van een ongeval, weigerde deze<br />

absoluut de keuze aan te nemen. Terstond werd met algemene<br />

stemmen Lambertus Engelbertus Fisen gekozen. Reeds tijdens de<br />

eerste jaren van zijn generalaat is hij krachtdadig moeten optreden<br />

tegen onwillige onderdanen 105.<br />

Er is nog een rij programma's bewaard van verdedigingen van<br />

thesen in verschillende huizen onder zijn generalaat106. In de<br />

opdracht van deze thesen aan de generaal werd hij in 1764 ge-<br />

prezen om zijn wetenschap en zijn onvermoeide ijver voor de glorie<br />

van God en het koorgebed, waar hij altijd en mee van de eerste<br />

aanwezig was. In 1767 werd gezegd, dat hij dubbel jubilaris was,<br />

vijftig jaar geprofest en vijfentwintig jaar generaal en dat hij zijn<br />

vermaningen op sympathieke wijze gaf. In 1773 werd het dispuut<br />

geleid door Nicolaus Josephus Stabulensis, Capucijn, lector in de<br />

theologie in Clairlieu. Deze zei in zijn opdracht dat de generaal<br />

met zijn voornaamheid {elegantia morum), godsvrucht en weten<br />

schap ook de wetenschap der heiligen verenigt en dat hij alle<br />

huizen der orde, ook de verste in Duitsland en Frankrijk, viermaal<br />

heeft bezocht.<br />

In 1752 affilieerde Fisen de Orde aan de Capucijnen107. Op 14<br />

mei 1752 gaf hij drie relikwieen van de H. Odilia aan de priorij<br />

van Brandenburg108. De vijftiende februari 1762 bevestigde hij de<br />

keuze van Rudolf Lefahrt als prior van Glindfeld 109. Deze werd<br />

in 1762 door de nuntius Caesar Albericus Lucinius benoemd tot<br />

protonotarius apostolkus. De achtste juni 1765 gaf de generaal<br />

verlof om binnen zijn dekanaat Medebach borstkruis en ring te<br />

dragen110.<br />

105 Hist. d. I. transl. d. S. Odile, p. 63 ; E. Fontaine, Une premiere crise , in<br />

Clairlieu, 8 (1950), p. 3-30.<br />

*"• SINT-AGATHA, Bibl. Kruisheren, H.O.232.<br />

w Wynantz, in Ann., Ill, p. 593.<br />

** A. Buchet, Notes d'histoire limbourgeoise. Le prieure des croisiers de<br />

Brandebourg a Raeren (1477-1784), Verviers, 1948, p. 34 (Overdruk uit Bulletin<br />

de la societe Vervietoise d'archeologie et d'histoire, t. 35, 1946-1947)<br />

1OJ MONSTER, Staatsarchiv, Urk. 150.<br />

110 Ibid.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 65<br />

Op het generaal kapittel van 1752 was besloten om de zes jaar<br />

kapittel te houden ; ook zou de generaal eens in de zes jaar visiteren.<br />

Daar dit in strijd was met de bul van Innocentius XI Honestis<br />

petentium van 15 okt. 1677 U1 riep de generaal in 1756 weer een<br />

kapittel bijeen, waarop door enkele ordeleden te Rome werd<br />

geprotesteerd. Voor de nuntius moesten deze verklaren, waarom ze<br />

een kapittel om de zes jaar voldoende vonden. De volgende kapittels<br />

werden gehouden in 1764 en 1767. Weer werd geprotesteerd<br />

en te Rome een jaar uitstel gevraagd ; maar toch ging het kapittel<br />

door, ook weer in 1770 en 1773 112. In 1774 verzoeken de definitoren<br />

de generaal in Rome verlof te vragen het generaal kapittel<br />

na zes jaar te houden en maar een visitatie van de generaal in die<br />

zes jaar. L. Meyers kreeg opdracht deze suppliek in te dienen 113.<br />

Voor een keer stond Rome dit toe114.<br />

Een heviger strijd ontstond over een nieuwe uitgave van de<br />

statuten, waar reeds eerder riaar gevraagd was, maar die in 1765<br />

verscheen. De oppositie kwam vooral van de prioren der Maas- en<br />

Rijnprovincie, met als ernstigste bezwaar dat er teksten in stonden,<br />

die niet door drie generate kapittels waren goedgekeurd. De eindbeslissing<br />

van Rome de tweede december 1768 was, dat men zich<br />

moest houden aan de constituties van 1660 115. Zeer terecht hield<br />

generaal L. Fisen daarna ook vast aan de hier en daar in onbruik<br />

geraakte onthouding in de advent en op alle woensdagen 116.<br />

Omdat in verschillende huizen de feesten van de heilige reguliere<br />

kanunniken van St. Augustinus, door Innocentius XI toegestaan<br />

aan het convent van Parijs, gevierd werden, vroeg de generaal te<br />

Rome deze feesten aan voor heel de Orde, wat door de Ritencongregatie<br />

op 26 maart 1757 werd toegestaan ; hetzelfde jaar werden<br />

deze gedrukt117.<br />

Op 22 april 1774 stond Clemens XIV voor goed toe een voile<br />

111 Hs. LGS 25D11, fol. 49 v° ; Ann., Ill, p. 734.<br />

112 Ann., I, 2, p. 146 ; Ann., Ill, p. 457-462.<br />

113 LUIK, Archives de l'Eveche, Rayon 3, n. 57, fol. 279-281.<br />

114 Ann., Ill, p. 559-560.<br />

m Ann., I, 2, p. 148-149 ; Ann., III. p. 490-532 ; L. Heere, Dokumenten uh de<br />

Statutenstrijd van 1765, hieronder bl. 71-80.<br />

116 Ann., I, 2, p. 149 ; Ann., Ill, p. 490, 538-540.<br />

"7 Officia propria sanctorum ex speciali concessione SS.D.N.Pii Papae V, a canonicis<br />

regularibus S. Augustini celebranda cum insertis officiis sanctorum novis, post<br />

tmpressionem breviarii ordin'ts S. Cruets, breviario romano superaddltis, Maastricht,<br />

1757.


66 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

aflaat te verdienen in de kerken der Kruisheren op Kruisvinding en<br />

KruisverhefEng118.<br />

Het archief te St.-Agatha heeft de visitatieacten van 1744 en<br />

1750 en een brief van de secretaris van de generaal aan de prior,<br />

waarin wordt meegedeeld, dat de generaal op visitatie te Emmerich<br />

is, 11 juli in St.-Agatha komt en 15 juli in Uden. Bij visitatie<br />

ondertekende hij de boeken van de procurator te Luik in 1744,<br />

1764 en 1771119.<br />

In 1758 vroeg de generaal aan J. Coebergh, prior van St.-Agatha,<br />

zich terug te trekken, omdat de prins van Oranje de huur van het<br />

huis aan deze prior niet langer wilde toestaan120. In 1761 confirmeerde<br />

hij de nieuwe prior van St.-Agatha F. W. Loverix 12\<br />

Een zeer onaangename en moeilijke geschiedenis ondervond<br />

generaal Fisen, doordat een groot gedeelte van het convent van<br />

Luik toestemde in de saecularisatie, die door de prins-bisschop<br />

gewenst werd om van het klooster een hospitaal te maken. Bijzonder<br />

door de hulp van Jacobus Dubois, prior van Kolen, werd dit<br />

vanuit Rome in 1775 verhinderd 122.<br />

Na een generalaat van zevenendertig jaar is generaal Lambertus<br />

Fisen godvruchtig overleden op 4 jan. 1778, op de leeftijd van<br />

eenentachtig jaar 123.<br />

Negentien schilderijen van de Luikse schilder Engelbert Fisen,<br />

de vader van de generaal, sierden kerk en klooster124, waarvan<br />

twaalf in de refter het lijden van Christus voorstelden125. In het<br />

koor van de kerk hingen landschappen van Jean-Baptiste Juppin126;<br />

49. Jacobus Gisbertus Joseph Dubois werd te Luik geboren<br />

op 19 dec. 1730, als derde van drie kinderen van Jean Francois du<br />

Bois en Jeanne Cologne127. Hij deed zijn professie in 1751, was<br />

118 Ann., Ill, p. 547.<br />

319 A.E.L., Croisiers, 56, 58.<br />

120 Ann., Ill, p. 480-481.<br />

121 Ann., Ill, p. 485.<br />

122 E. Fontaine, Mgr. Jacques Dubois general des PP. Croisiers a Huy 1778-1796.<br />

Diest, 1947, p. 13-15.<br />

123 Wynantz, in Ann., Ill, p. 593.<br />

324 Wilmotte, o.c, p. 35.<br />

325 Saumery, o.c, t. II, p. 60 ; Wilmotte, o.c, p. 53.<br />

326 Wilmotte, o.c, p. 36 ; J. Helbig, La peinture au pays de Liege et sur les<br />

bords de la Meuse, Luik, 1903, p. 365. Voor portretten en wapen van deze generaal,<br />

zie Clairlieu, 17 (1959), bl. 83. Er is bovendien een schilderij van Mgr. L. Fisen in<br />

het kasteel van Ahin te Ben-Ahin (prov. Luik). Zie Clairlieu, jg. 8 (1950), bl. 8.<br />

327 Fontaine, o.c, p. 9.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 67<br />

professor in philosophic en theologie en werd in 1763 prior te<br />

Kolen, waar hij koor en sacristie smaakvol liet inrichten. Op 17<br />

febr. 1778 werd Dubois generaal gekozen. De orde telde toen nog<br />

negen huizen in Belgie, vijf in Nederland, achttien in Duitsland en<br />

twaalf in Frankrijk. Te Clairlieu, rijk aan bezittingen 128, kwam<br />

29 augustus 1778 de bouw klaar van de zuidelijke vleugel van het<br />

klooster, in 1777 door generaal Fisen begonnen.<br />

Het generalaat van Dubois is een lijdensweg geweest In 1778<br />

werd het klooster van Namen opgeheven, in de jaren 1779-1792<br />

alle kloosters in Frankrijk. In 1779 bevestigde de generaal H. J.<br />

Hoogen als prior van Wegberg129 en verzocht om subsidie voor<br />

het herstel van het klooster te Diilken 13°. In 1783 werden met vele<br />

andere kloosters in de Oostenrijkse Nederlanden, die van Branden<br />

burg, Roermond en Doornik opgeheven 13\<br />

Van 1787-89 moest de generaal een langdurig proces voeren<br />

tegen een Franse geestelijke, Fernand Fourrier, die probeerde de<br />

priorij van Carignan in beslag te doen nemen om zelf in het bezit<br />

te komen van de inkomsten 132.<br />

Tijdens de visitatie van het klooster te Venlo 6-9 juli 1789 moest<br />

J. Dubois maatregelen nemen om de slechte finantiele toestand<br />

aldaar te verbeteren133.<br />

In augustus 1789 begon de opstand te Luik. Nog in hetzelfde<br />

jaar trokken Pruisische troepen het Land van Luik binnen. De<br />

vijftiende december werden vijfhonderd soldaten te Hoei ingekwartierd,<br />

waarvan honderdvijftig in Clairlieu.<br />

Frankrijk verklaarde 20 april 1791 de oorlog aan Oostenrijk en<br />

behaalde 6 november een eerste overwinning. De Oostenrijkse<br />

Nederlanden en het Land van Luik lagen voor hen open. De priorgeneraal<br />

bracht einde oktober 1792 een aantal archiefstukken en<br />

de voornaamste kostbaarheden naar kloosters, die nog veilig lagen.<br />

Op 31 dec. kwamen de Fransen een inventaris opmaken van<br />

Clairlieu. Toen ze in 1793 werden teruggeslagen, legden de<br />

Oostenrijkers een zware boete op. Hoei alleen moest tienduizend<br />

128<br />

Fontaine, o.c, p. 25.<br />

129<br />

Ann., Ill, p. 572.<br />

130 Haass, o.c, p. 153-154.<br />

131 Fontaine, o.c, p. 33.<br />

188 E. Fontaine, Mgr. Jacques Dubois et la fin du prieure de Carignan, in<br />

Clairlieu, 8 (1950), p. 49-66.<br />

133 L. Heere, Hoogwaardig Heer Jacques Dubois, in Clairlieu, 7 (1949), p. 3-13.


68 <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

florijnen opbrengen. De geestelijkheid nam deze boete op zich<br />

voor het zwaar beproefde volk, zodat ook Clairlieu een aanzienlijk<br />

deel moest opbrengen.<br />

Toen generaal Dubois 22 nov. 1793 Wynantz als praeses van<br />

St-Agatha aanstelde, totdat er een nieuwe prior gekozen kon<br />

worden, was hij juist terug van zijn reis 134. Het koflfer met kost-<br />

baarheden had hij in het klooster te Maastricht achtergelaten.<br />

Ook binnen de kloosters ontstonden moeilijkheden, daar de<br />

rationalistische beginselen der Franse revolutie stilaan door-<br />

drongen.<br />

De koning van Pruisen en de keurvorst drongen er bij de gene<br />

raal op aan de prioren van Dulken, Diisseldorf en Marienfrede<br />

af te zetten.<br />

In juni 1794 vielen de Fransen voor de tweede maal Belgie<br />

binnen. Generaal Dubois ging onmiddellijk met twee confraters<br />

naar het noorden en raakte tenslotte tot over de Rijn. Het werd<br />

een lange weg met veel moeilijkheden, oorlogsgevaren en verwoes-<br />

tingen. Toen 20 juli 1794 de Fransen Hoei binnenrukten was de<br />

revolutionaire geest zover doorgedrongen, dat ze zelfs in Clairlieu<br />

als bevrijders werden begroet en onthaald. De bezetters eisten<br />

honderdvijftig duizend francs van de stad, waarvan Clairlieu er<br />

twintig duizend moest betalen. De republikeinse legers voerden<br />

niet minder dan zeshonderdveertien vorderingen uit. Bij verdere<br />

verkopen en in het beheer der goederen is veel kwaad gedaan door<br />

Devaux, notaris te Moha, die als zaakwaarnemer zichzelf verrijkte,<br />

en door citoyen Donnay, een fanatiek republikein, zogenaamd ver-<br />

dediger van de rechten der Kruisheren.<br />

De zesde januari 1795 werden de gemeenten verplicht alle<br />

klokken, koper en ander materiaal, dat in de kerken te vinden was,<br />

in te leveren 135. De twaalfde maart werden inventarislijsten opgemaakt<br />

van de meubels en andere voorwerpen in kerk en klooster<br />

van Clairlieu ; de citoyens-religieux mochten bewaarders zijn, maar<br />

reeds zes dagen later werd alles geconfiskeerd op titel van afwezig-<br />

heid van reiigieuzen. Toen tien leden van het convent een verklaring<br />

inzonden, waarin ze de generaal niet alleen als vluchteling<br />

aM Ann., Ill, p. 588.<br />

135 Fontaine, Mgr. J. Dubois, General des PP. Croisiers a Huy, p. 56.


EN ZIJN PRIOREN-GENERAAL 69<br />

maar ook als dief aangaven, kregen ze het beheer der goederen<br />

weer terug.<br />

In het voorjaar van 1795 mochten de eerste vluchtelingen terugkomen.<br />

Half September kwam generaal Dubois in Luik aan. Voor<br />

repatriating werd een verklaring gevorderd, dat men alleen gevlucht<br />

was voor het schrikbewind van Robespierre, dat men<br />

terstond terug wilde, toen men hoorde, dat het nu anders was en<br />

dat men beloofde zich aan de wet aan te passen 136. Jac. Dubois<br />

kon dit niet tekenen : vooreerst omdat het niet waar, maar ook<br />

otndat hij, als hij zich als vluchteling opgaf, van elke bestuursfunctie<br />

was uitgesloten en alle recht op eigendom verloor. In een<br />

brief aan het gemeentebestuur verklaarde hij voor ordeszaken naar<br />

Duitsland te zijn gegaan en verzocht hij niet als vluchteling te<br />

worden beschouwd. Na een weigering ging hij zelf naar Hoei. Zijn<br />

verdediging baatte niet. Dan probeerde hij het bij de administra<br />

tion centrale te Luik, die het verzoek weer aan Hoei doorgaf. Het<br />

gemeentebestuur vaardigde een besluit uit, dat al wie zilver,<br />

papieren, registers of andere waardevolle dingen had weggebracht<br />

voor de intocht der republikeinse troepen, deze moest terugbrengen<br />

op de plaats vanwaar ze waren weggenomen op straffe als dief<br />

gearresteerd te worden 137. Dit was een vinding van een afvallige<br />

priester Arnold. Tijdens een verhoor op 25 okt. weigerde de<br />

generaal de naar Duisburg gebrachte documenten te laten terug-<br />

halen. Hij werd niet onmiddellijk in hechtenis genomen, maar er<br />

werd een gendarme voor de ingang van zijn verblijf geplaatst.<br />

Waarschijnlijk op instigatie van Donnay schreven de kloosterlingen<br />

een brief aan het gemeentebestuur om de over de Rijn gebrachte<br />

voorwerpen terug te vorderen. Op 26 oktober deden ze de generaal<br />

een proces aan voor de burgerlijke rechtbank te Luik. De dertigste<br />

oktober werd de beslagneming van het bezit van Jac. Dubois<br />

opgeheven. De elfde december werd hij gevangen gezet in het<br />

gemeentehuis, maar op verlangen ener schreeuwende menigte weer<br />

vrij gelaten. De veertiende januari 1796 volgden nieuwe inventari-<br />

satie en allerlei hatelijke bepalingen en vorderingen, doch de<br />

dertiende april werd de generaal voor de burgerlijke rechtbank in<br />

zijn administratierechten hersteld. Op 30 mei werden hem deze<br />

186 Fontaine, o.c, p. 67.<br />

337 Fontaine, o.c., p. 70.


70<br />

<strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

echter weer afgenomen en aan de meerderheid van het kapittel<br />

toegewezen. Op 16 juli verschenen voor het bureel van nationale<br />

eigendommen te Luik van de ene kant generaal Dubois en van de<br />

andere kant drie Kruisheren van Hoei. Er werd geen definitieve<br />

uitspraak gedaan, doch de zesde augustus werd de bepaling van<br />

30 mei ingetrokken. Het kon niet meer baten, want reeds op 29<br />

sept. 1796 werd de wet van de opheffing der kloosters te Hoei<br />

bekend gemaakt.<br />

Op 21 dec. stierf Jac. Dubois in het klooster der Kruisheren te<br />

Luik138.<br />

De zestiende juni 1798 werd Clairlieu gekocht door P. J.<br />

Henkart, notaris te Luik, voor 504.000 F. De prachtige kerk werd<br />

in brand gestoken139, het klooster gesloopt en tenslotte werd ook<br />

het laatste overblijfsel, de hoge vierkante toren in 1818 afgebroken<br />

om hiermee het fort weer op te bouwen140.<br />

Dr. A. VAN DE PASCH, o.s.c.<br />

De WAPENS van de prioren-generaal<br />

(bl. 49-50, 59-60) werden getekend door<br />

architekt M. Hendrickx, stadsarchivaris te<br />

Maaseik, naar een kopie uit het kruisherenklooster<br />

te Diest. Ze werden eertijds<br />

verzameld door L. EMOND, o.s.c. (overleden<br />

11 april 1931).<br />

138 Fontaine, o.c, p. 119.<br />

133 Gorrissen, o.c, p. 485. Pour la vaste eglise des Croisiers, on enleva le jet,<br />

le plomb, le boh, les marbres, puts les colonnes etant minees et soutenues settlement<br />

par des etancons. On y mit le feu et Vedifice s'ecroula avec fracas. Lijst der eigen<br />

dommen van het convent in 1795 bij Wilmotte, o.c, p. 53-54.<br />

140 E. Fontaine, La fin de Clair-Lieu, in Clairlieu, 9 (1951), p. 6-24. Voor<br />

portretten en wapen van generaal Dubois, zie Clairlieu, 17 (1959), bl. 83.


DOKUMENTEN UIT DE<br />

STATUTENSTRIJD VAN 1765<br />

Alles voor het volk, niets door het volk was het devies van de<br />

verlichte despoten van de achttiende eeuw, van de meeste absolute<br />

monarchen van Europa. Allen vonden het noodzakelijk hervor-<br />

mingen in te voeren, maar volgens eigen plannen, zonder raadple-<br />

ging hunner onderdanen, die als abstrakte wezens behandeld<br />

werden. Zo was de tijdgeest. Zodra men in overheid gesteld was,<br />

ademde men dit despotisme als *n aangename lentebries in.<br />

Wonend tussen prinsbisschoppen, vorstabten en rijksabdissen<br />

met even hevige despotische neigingen, was het voor 'n prelaat<br />

als de magister-generaal der kruisheren, Lambert De Fisen, moeilijk<br />

om aan de bekoring te weerstaan, om zonder blok aan 't been te<br />

regeren, zonder het generaal-kapittel, dat hem door en uit zijn<br />

onderdanen ter zijde werd gesteld om met hem wetten of statuten<br />

te ontwerpen en uit te vaardigen.<br />

Voor 'n achttiende eeuwse prelaat moeten de statuten der Orde,<br />

in 1660 gedrukt, maar in hoofdzaak reeds uit 1248 daterend, wel<br />

erg middeleeuws en verouderd geklonken hebben, waarom hij aan<br />

de prior der kruisheren van Luik, Henri Seulen, opdracht gaf,<br />

een volledige codex van nieuwe statuten op te stellen.<br />

In 1741 aan 't bestuur gekomen, houdt Hoogwaardig Heer De<br />

Fisen op 4 mei 1749 zijn eerste generale kapittel en legt de ver-<br />

gadering 'n exemplaar voor van de door hem - eigenlijk door prior<br />

Seulen, - ontworpen nieuwe statuten. De kapittelvaders moeten ze<br />

beoordelen en aantekenen wat ze geschrapt, toegevoegd of veran-<br />

derd willen zien \<br />

1 C R. Hermans, Annales... O.S.C., Den Bosch, 1858, III, 451.


72 DOKUMENTEN UIT DE STATUTENSTRIJD<br />

Door velerlei tegenspoed in verschillende kloosters wordt de<br />

studie op de ontworpen statuten vertraagd en verhinderd, zodat<br />

De Fisen de statutenwijziging op *t generale kapittel van 1752 opnieuw<br />

aan de orde zal brengen 2.<br />

Op 't kapittel van 1756 wordt bepaald, dat in 't wekelijkse huiskapittel<br />

de oude en de ontworpen statuten beurtelings moeten<br />

worden voorgelezen om de kruisheren te doen inzien, dat de ont<br />

worpen statuten substantialiter niet van de oude verschillens.<br />

Prior Seulen tracht zelfs reeds in 1756 deze ontworpen maar nog<br />

niet door 't generale kapittel aanvaarde statuten in zijn priorij te<br />

Luik in te voeren, doch zijn onderdanen prosteteren bij de pauselijke<br />

nuntius te Keulen4.<br />

Op 't generale kapittel van 1764 wordt bevolen, dat zo snel<br />

mogelijk exemplaren van de ontworpen statuten aan alle prioren<br />

moeten worden gezonden om ze te lezen en te beoordelen en om<br />

mogelijke aanmerkingen binnen veertien dagen aan twee defini-<br />

toren o.a. aan Seulen, op te zenden. Dezen zullen 'n nieuw ont-<br />

werp opstellen en de generaal aanbieden om het te laten drukken5.<br />

Op 22 april 1765 geeft de generaal inderdaad verlof om dit ont-<br />

werp uit te geven 6.<br />

Het Liber Constitutionum Sacri et Exempti Ordinis Canonicorum<br />

S. Cruets sub regula S. Augustini, per sedem Apostolicam radicaliter,<br />

id est, vigore Bullarum Pontificiarum, dudum huic Ordini concessarum,<br />

approbatus, werd in 1765 bij Jacob Lekens te Maastricht<br />

gedrukt en uitgegeven. Hoogwaardig Heer De Fisen legde die<br />

nieuwe statuten aan zijn kruisheren ter onderhouding op zonder<br />

dat ze door het generale kapittel waren goedgekeurd en aanvaard7.<br />

Bij 'n oppervlakkige vergelijking van deze statuten van 1765 met<br />

die van 1660 merkt 'n niet-kanonist quoad substantiam weinig<br />

noemenswaardige verschillen. De vele verschillen in redaktie en<br />

indeling zijn van bijkomstige aard. 't Latijn is klassieker dan dat<br />

van de statuten van 1660, die immers grotendeels op de kerklatijnse<br />

statuten van 1248 teruggaan. Er hangt 'n achttiende-eeuwse barok-<br />

Clairlieu, 8 (1950), 27.<br />

Hermans, III, 455.<br />

Id., Ill, 505.<br />

Id., Ill, 457.<br />

Id., Ill, 488.<br />

Id., Ill, 490-494.


DOKUMENTEN UIT DE STATUTENSTRIJD 73<br />

sfeer in de wijze van redaktie. Men spreekt gedurig over canonici,<br />

canonia en camera in plaats van fratres, conventus en cella in de<br />

oudere tekst.<br />

Bevatten de statuten van 1660 reeds veel wat in 'n ceremoniale<br />

thuis hoort, in de statuten van 1765 is dat nog sterker. Seulen<br />

schijnt veel uit het Ceremoniale Episcoporum te hebben overge-<br />

nomen.<br />

Er zijn vele. verzachtingen aangebracht, die waarschijnlijk al<br />

lang tevoren in de meeste huizen in gebruik waren. In plaats van<br />

te middernacht zijn de Metten om vier uur in de morgen ; de<br />

Ordesvasten is tot vier dagen in de week teruggebracht; de kleding<br />

is naar die der sekuliere kanunniken vervormd. De retraite moet<br />

volgens de metode van prior Hertzworms' Vacantia Sacra, in 1684<br />

gedrukt, gehouden worden. Novicen worden in 'n centraal novi-<br />

ciaatshuis opgeleid. In iedere provincie worden studia generalia<br />

voor filosofie en teologie opgericht. Men studeert een jaar filosofie,<br />

twee jaar teologie voor de priesterwijding; daarna nog een jaar<br />

om jurisdictie te verkrijgen.<br />

Bij de keuze van de generaal wordt in deze statuten veel invloed<br />

aan de kruisheren van Hoei gegeven, 'n moeilijkheid waarover al<br />

eeuwen onenigheid bestond en die nu bijzonder gevoeld wordt.<br />

Elke drie jaren zal het generate kapittel gehouden worden in<br />

plaats van het jaarlijkse. Ook hierin zijn het de onderdanen niet<br />

eens met de generaal, want zij willen slechts om de zes jaren ka<br />

pittel en om de zes jaren visitatie van de generaal.<br />

In plaats van over provinciaals wordt er over vicarii generates<br />

gesproken, die zonder verlof van de generaal niet mogen visiteren<br />

of een provinciaal kapittel bijeenroepen.<br />

Tekenend voor de tijd, waarin bisschoppen zich de jurisdiktie<br />

over exempten aanmatigen, is de bepaling, dat geen bisschop zon<br />

der opdracht van de H. Stoel de kloosters mag visiteren.<br />

Elke week worde er huis-kapittel gehouden, - geen sprake meer<br />

van schuldkapittel - maar daags voor de hoogfeesten vragen en<br />

schenken prior en konventualen elkaar op de beurt vergiffenis.<br />

De seniores, conventualen die een jaar priester en vier jaar ge-<br />

profest zijn, beraadslagen met de prior over de aan te stellen<br />

supprior en procurator, over verkoop van bezittingen en nieuw-<br />

bouw. De kapitularissen, - alle geprofeste priesters, - nemen deel


74 DOKUMENTEN UIT DE STATUTENSTRIJD<br />

aan de priorkeuize en beraadslagen over inkleding en professie of<br />

over 't aannemen van levenslange kommensaals en knechten.<br />

Op de kamers mogen de konventualen niet te veel geld hebben<br />

en daarover mogen ze niet zonder verlof van de prior beschikken.<br />

Niemand reize tenzij uit noodzaak of tot verkwikking van<br />

lichaam en ziel. Daarom dure de tempus ambulationis quotannis<br />

of vakantie niet langer dan vier weken.<br />

Er is slechts sprake van lekebroeders, niet meer van konversen<br />

en donaten. Broeders die kunnen lezen, bidden 't Maria-officie;<br />

de anderen 'n rozenhoedje van zes tientjes. Minstens eens in de<br />

maand zullen ze biechten en kommuniceren.<br />

Deze statuten door prior Seulen ontworpen en door Hoogwaardig<br />

Heer De Fisen uitgevaardigd geven waarschijnlijk 'n tamelijk<br />

nauwkeurig beeld van 't werkelijke kloosterleven, zoals het in de<br />

kruisherenkloosters van Hoei en Luik en misschien wel in de<br />

meeste huizen der Orde omstreeks 1750 geleefd werd. De verzachtingen,<br />

die er in voorkomen, waren wellicht reeds lang in zwang<br />

en zeker aan de meeste 18e eeuwse kruisheren welkom. Daartegen<br />

zal de oppositie niet gestreefd hebben. Als de generaal deze sta<br />

tuten langs de normale weg van drie generate kapittels had voorgesteld,<br />

zouden ze wel in 't derde kapittel tot statuut opgenomen<br />

zijn.<br />

Ofschoon de opgedrongen statuten dus substantialiter niet veel<br />

van de geldende statuten verschillen, volgde hiertegen begrijpelijk<br />

'n rechtmatig protest van de onderdanen, die achtendertig grieven<br />

tegen de ontworpen statuten opsomden, waarvan sommige zeer<br />

gezocht lijken 8.<br />

De prioren van Rijn- en Maasprovincies tekenden protest aan en<br />

wendden zich tot de pauselijke nuntius te Keulen 9. De proteste-<br />

rende partij was samengesteld uit de prioren en kloosters van<br />

Venlo, Hohenbusch, Wegberg, Dulken, Briiggen, Keulen, Marien-<br />

frede, Maaseik, Roermond, Sint-Agatha, Aken, Bentlagen, Glindfeld,<br />

Wickrath, Schwarzenbroich, Beyenburg, Dusseldorp, Sint-<br />

Helenenberg, het klooster van Emmerik en zes kruisheren van ...<br />

Luik (zonder prior Seulen natuurlijk). Ze konsulteerden 'n pro-<br />

8 Hermans, III, 494.<br />

* Id., Ill, 495.


DOKUMENTEN UIT DE STATUTENSTRIJD 75<br />

fessor van Keulen, doctor Hyacinth Franck, 'n dominikaan 10, die<br />

het pleit voor de protesterenden opnam, bewees dat de nieuwe stastuten<br />

de noodzakelijke forma et materia misten, en deze kwestie<br />

voor Rome bracht11. Daar trad 'n zekere Maximiliaan Roli als<br />

agens in deze aangelegenheid op12.<br />

Voor de wettigheid van de ontworpen statuten streden de magister-generaal<br />

De Fisen en zijn klooster te Hoei, prior Seulen met<br />

de meerderheid van zijn Luikse kruisheren, vijf Waalse prioren<br />

o.a. de prior van Dinant, en ook de prior en 't klooster van ...<br />

Uden13 !<br />

'n Schisma dreigt. De kloosters in Limburg en Rijnland gaan<br />

fel tegen de invoering der ontworpen statuten in. Op 't generale<br />

kapittel van 1767 worden vier definitoren uit de opponenten gekozen.<br />

Men spreekt van ,,germaanse" definitoren. Antonius van<br />

Oeyen prior van Venlo, definitor en tevens vicarius-generalis van<br />

de Maasprovincie, wordt tijdens heel deze aangelegenheid de leider<br />

der oppositie, a ceteris deputatus commissarius generalts actua-<br />

Us. Vandaar dat pater doctor Franck met Van Oeyen het meest<br />

over deze zaak korrespondeert14.<br />

Bovendien gaat de Venlose prior herhaalde malen op reis om<br />

deze aangelegenheid te bespreken. Op 23 maart 1767 vertrekt hij<br />

naar professor Franck te Keulen; op 4 mei naar de eerste definitor,<br />

Hubert Reynders, prior en pastoor te Wegberg, ten oosten van<br />

Roermond 15 ; op 16 augustus naar de prior en oud-definitor, An<br />

ton Loverix te Hohenbusch bij Erkelenz16. Het daaropvolgende<br />

jaar moet hij 5 april opnieuw naar professor Franck, die dan ziek<br />

is en te Aken verblijft; op 8 juni naar de prior van Wegberg en<br />

nog voor de winter naar de prioren van Hohenbusch en Roer<br />

mond 17.<br />

Eindelijk op 2 december 1768 beslist Rome ten gunste van de<br />

protesterenden : de ontworpen en opgedrongen statuten zijn ongel-<br />

30 Hermans, III, 495 en 503.<br />

11 Id., Ill, 507.<br />

12 Id., Ill, 519.<br />

13 Id., Ill, 504.<br />

14 Id., Ill, 503, 508, 490.<br />

m Id., Ill, 502 ; R. Haass, Die Kreuzherren in den Rheinlanden, Bonn, 1932,<br />

S. 229.<br />

18 Hermans, III, 502.<br />

17 MAASTRICHT, Rijksarchief in Limburg, 3140, I, 133.


76 DOKUMENTEN UIT DE STATUTENSTRIJD<br />

dig en mogen niet onderhouden worden, maar men moet 't kloos-<br />

terleven voortzetten volgens de oude konstituties 18. Eerst op 18<br />

december krijgt doctor Franck hiervan bericht, terwijl het autentieke<br />

stuk pas later in Keulen aankomt. Op 20 december schrijft<br />

Franck aan Van Oeyen 'n zeer entousiaste en na'ieve brief en heft<br />

'n driewerf Victoria aan, want zijn hart verheugt zich buitenmate -<br />

wij zouden zeggen onmatig - en hij tracht de kruisheren geestdrif-<br />

tig te stemmen : bibite cum laetitia ... abeat nunc Reverendissimus<br />

... discat servare silentium...19<br />

Men vraagt zich af, waarover Franck zich 't meeste verheugt,<br />

over de overwinning van 't recht of over de overwinning der<br />

,,Germanen". Van waar dit entousiasme voor 'n ,,Germaanse"<br />

overwinning in een hem vreemde orde. Bestonden misschien bij de<br />

dominikanen ook dergelijke konflikten ?<br />

Opvallend is, hoe sterk Franck op betaling der proceskosten<br />

aandringt. Waren de kruisheren daarin traag geweest ? We zien<br />

Franck reeds in 1765 voor de kruisheren werken en het is einde<br />

1768 als hij op betaling aandringt. Van 't klooster Sint-Agatha bij<br />

Cuyk weten we, dat het wegens deze statutenkwestie aan de prior<br />

van Venlo van Oeyen in de jaren 1768 en '69 viermaal 42 imperia-<br />

len betaalde 20. Schijnbaar stortte dit klooster voor 1768 hiervoor<br />

geen geld, ofschoon het reeds op 28 februari 1767 bijdragen be-<br />

loofde21.<br />

Zo ging 't misschien ook met de andere ,,Germaanse" kloosters.<br />

Dan is het te begrijpen, dat Franck zo sterk op betaling der hono<br />

raria voor Roli en zichzelf aanspoort en daarom op 't ,,fiere" ge-<br />

moed der ,,Germanen" werkt.<br />

Ook blijkt dat, hangende 't proces, enige prioren of kloosters<br />

van richting zijn veranderd en zich voor de nieuwe statuten heb-<br />

ben uitgesproken om, volgens Franck's zeggen, bij de generaal<br />

in 't gevlei te komen, terwijl ze toch ,,Germanen" willen zijn. De<br />

prior van Keulen schijnt tot dezen te behoren.<br />

Franck heeft het druk met deze kruisherenaffaire. Hij heeft zijn<br />

overwinning reeds aan de kloosters van Dusseldorp en Aken ge-<br />

meld en hij verzoekt Van Oeyen om de kloosters van Marienfrede,<br />

38 Hermans, III, 520.<br />

19 MAASTRICHT, R.A.L., 3140, III, 12.<br />

20 Hermans, III, 510 voetnoot.<br />

21 Id., Ill, 509.


DOKUMENTEN UIT DE STATUTENSTRIJD 77<br />

Bentlagen, Roermond en Maaseik in te lichten. Maar Keulen verdient<br />

geen tijding !<br />

Voor 'n wetenschapsmens als Franck klinkt dit alles erg nai'ef,<br />

allesbehalve bezonken, onsympatiek en onkristelijk.<br />

Terecht oordeelde de historiograaf Hermans : Charitas fraterna<br />

et prudentia Christiana non nihil laesae sunt22.<br />

Uit 't feit dat Sint-Agatha 168 imperialen betaalde, mag men<br />

wel veronderstellen, dat ook de andere ,,Germaanse" kloosters hun<br />

aandeel hebben gestort. Ze hadden ten opzichte van Franck dezelfde<br />

verplichtingen als Sint-Agatha en financieel zaten de meeste<br />

van die kloosters er toen goed voor. Ongeveer twintig protesterende<br />

priorijen hebben we genoemd. Indien vijftien daarvan ieder<br />

gemiddeld 150 gulden hebben opgebracht, dan kreeg professor<br />

Franck er ongeveer 2.000 in handen.<br />

Niet te verwonderen dat prior Van Oeyen zich nog eens bedacht<br />

heeft en ook 'n rekening is gaan schrijven, die hij op zijn beurt<br />

aan ... professor Franck presenteerde23 ! Hij had toch immers<br />

ook zijn onkosten gemaakt om Franck zijn overwinning te doen<br />

behalen. De port van alle brieven, die Franck, de prioren en definitoren<br />

gedurende drie jaar tot hem, Van Oeyen, mandatarius<br />

causae, richtten, had hij volgens 't toenmalige portrecht moeten<br />

betalen. Ook betaalde Van Oeyen de port van de antwoordbrieven,<br />

die hij aan Franck, definitoren en prioren zond. Bovendien dntving<br />

en verzond hij die brieven in Venlo, dus in ,,Holland", waar<br />

de brievenport duurder was dan elders.<br />

Voor deze ordesaangelegenheid had Van Oeyen, zoals we reeds<br />

zeiden, verschillende reizen naar Franck en andere prioren moeten<br />

maken, wat nog meer geld had gekost.<br />

Alles bijeen heeft dit proces aan Van Oeyen 72 gulden en 15<br />

stuivers gekost en deze rekening biedt hij Franck aan, waarschijnlijk<br />

kort nadat Franck op 20 december de kruisheren tot betalen<br />

heeft gemaand.<br />

Wat er in die ,,goede oude tijd", zonder telefoon of telegrammen<br />

maar met trage postwagens, binnen achttien dagen tussen Keulen<br />

en Venlo gekorrespondeerd kon worden, is niet duidelijk, maar<br />

22 Hermans, I (2), 148.<br />

28 MAASTRICHT, R.A.L., 3140, I, 133.


78 DOKUMENTEN UIT DE STATUTENSTRIJD<br />

reeds op 6 januari 1769 schrijft Van Oeyen, dat Franck hem die<br />

72 gulden en 15 stuivers heeft betaald.<br />

't Is in dit perspectief dat men de stukken moet zien uit 't<br />

Rijksarchief in Limburg te Maastricht, die we hier laten volgen.<br />

BIJLAGEN<br />

L. HEERE<br />

1768, 20 dec.<br />

Professor Dr. H. Franck O.P. schrijft aan Antontus van Oeyen,<br />

prior van de Kruisheren te Venlo over de beslissing van Rome die<br />

de statuten, door de magister-generaal L. de Fisen uitgevaardigd,<br />

verwerpt.<br />

(MAASTRICHT, Rijksarchief in Limburg, 3140, III, 12)<br />

Amplissime Domine Prior ac Definitor, Patrone colendissime !<br />

Victoria Victoria Victoria<br />

Die 18va hujus laetus ex Italia ad me venit nuncius, ferens vic-<br />

toriam ac canens triumphum, nam 2da hujus in causa nostra a S.<br />

Congregatione decretum fuit: negative ad lam par tern dubii pro-<br />

positi; affirmative ad 2am partem et amplius<br />

videlicet: an statuta, de quibus agitur, typis data 1765, substi-<br />

neantur, ut sint servanda ?<br />

Negative, respondit Sacra Congregatio.<br />

Seu potius servanda sint antiqua, in casu etc. ?<br />

Affirmative, decrevit.<br />

Et amplius non loquatur de hac controversia et pars adversa<br />

acquiescat.<br />

Ideoque exultat summopere cor meum ; bibite vos cum laetitia.<br />

Abeat nunc Reverendissimus Praepositus generalis cum suis novi-<br />

tatibus, discatque servare perpetuum silentium, quod ei a Sacra<br />

Congregatio eo circa impositum est<br />

Decretum authenticum necdum vidi, ubi tamen obtinuero con-<br />

tinuo hie imprimi faciam ac exemplar indilate communicabo.<br />

Satagite nunc, ubi Germani victores congregent summam capita-<br />

lem quantocijus ; scribit enim mihi Dominus Roli, quod proximis<br />

diebus ad me dirigere velit computum omnium expensarum una<br />

cum suo onerario ; confidents in benignitate amplissimorum Priorum,<br />

quod grati animi memoriam in hac circumstantia eidem


DOKUMENTEN UIT DE STATUTENSTRIJD 79<br />

ttibuere non dubitabunt. Verba sunt strenui agentis Roli in hunc<br />

finem.<br />

Statim in initio anni proxime futuri cogito pergere ad Altum-<br />

Nemus, onustus omnibus litteris et scripturis causam hanc concernentibus<br />

et Romae non sine magnis sumptibus praelo datis.<br />

Praevie tamen Amplitudini suae diem mei ab hinc ad Altum-<br />

Nemus discessus intimabo, ut ibidem invicem conveniamus ; et<br />

quamquam iter isthoc praecique hocce brumali tempore fragili mei<br />

corporis constitutione haud expediat, cogor tamen pro bono canonici<br />

ordinis vestri (quern visibiliter et strenue, sine jactantio tamen<br />

dictum est sit, hucusque feliciter defendi) omnia ad optatum finem<br />

gloriose perducam.<br />

Mirabilia legenda sunt in actis hujus causae, nam Reverendissimus<br />

pro sua defensione ad acta posuit litteras, quas unus et alter<br />

ex nostris (qui tamen vere Germani audire volunt) stante lite ad<br />

captandam Reverendissimi benevolentiam clanculo Hujum dederunt.<br />

Sane palam confundantur pudore, ubi acta produxero. Diese<br />

seynd (ut vocant) daumen dreher, apud quos animus et calamus<br />

non consentiunt. Abeant hi, non enim merentur nomen Germani.<br />

Vale et fave, tantummodo (repeto) satagite, ne nummi post<br />

quindenam desint, multis enim indigeo pro redemptione sententiae<br />

ac aliis expensis in Urbe factis, sicut et pro egregio honorario<br />

Domino Roli specialiter debito. Non putem nunc Germanos victores<br />

amplius tenaces, sufficit triumphasse, et certe dolerem, operam<br />

meam huic causam locasse, si modo Germani renuerent contribuere.<br />

Ipsemet scripsi eapropter Amplissimis Dussellano et Aquensi.<br />

Der Coloniensis non meretur nominari, uti patebit ex actis. Curet<br />

Amplitudo sua una cum arnica mea salute contentum litterarum<br />

communicare Amplissimis Mariae-Pacis, Bentlacensi, Ruremundensi<br />

et-Mosacensi, nam mihi de facto negotiis ordinis verstri summum<br />

occupato non vacat. Quilibet interessatus debebit concurrere pro<br />

onerario mihi praestando, qui jam per duos annos in hac causa<br />

egi advocatum et procuratorem simul, nee pro labore cum summa<br />

vigilantia praestito ne vel minimum obulum ad computum (quern<br />

post quindenam coram producam) notavi, qui cum perenni veneratione<br />

dicor<br />

Amplitudinis suae „ . .<br />

Famulus devotus<br />

Coloniae 20 Decembris 1768 f. H. Franck


80 DOKUMENTEN UIT DE STATUTENSTRIJD<br />

1769, 6 jan.<br />

Professor Dr. H. Franck betaalt prior A. van Oeyen de onkosten,<br />

die deze gemaakt heeft tijdens het proces over de statuten van de<br />

magister-generaal L. de Fisen.<br />

(MAASTRICHT, Rijksarchief in Limburg, 3140, I, 133)<br />

Computum expensarum in causa statutorum canonici ordinis<br />

nostri pendente in S. Congregatione epp. et reg. contra Rdmum<br />

Glem ordinis.<br />

Pro porto literarum turn ab eximio agente Coloniensi, turn ab<br />

amplmis prioribus et definitoribus ordinis in hac causa per trien-<br />

nium receptarum et affrancationibus literarum responsalium (hie<br />

Venlonae in Hollandia, ubi porto carius solvitur) 34 gld 15 st<br />

1767 23 Martii in itinere versus Coloniam ad eximi-<br />

um agentem et in reditu versus Venlonam 10 20<br />

4ta Maii in itinere ad amplm D. Wegbercanum de-<br />

finitorem primum ordinis 4 40<br />

16 Augusti in itinere ad amplm D. ex-definitorem et<br />

priorem in Alto-Nemore 5 —<br />

1768 5ta Aprilis in itinere versus Aquisgranum ad<br />

eximium agentem ibidem infirmum in negotiis ordinis 9 40<br />

8 Junii in itinere ad amplm Wegbergcanum primum<br />

definitorem in negotiis ordinis 4 —<br />

10 Octobris in itinere ad amplm D. Altinemorensem<br />

sicut et amplm Ruremundensem 4 20<br />

Summa 72 15<br />

hos septuaginta duos imperiales et quindecim stufferos a dno Doctore<br />

Franck, causae agente, mihi debite solutos esse testor Venlonae<br />

hac die 6 Jan. 1769.<br />

fr. A. ab Oeyen ord. S. Crucis<br />

prior Venlonensis<br />

mandatarius causae


UNE VUE INEDITE DE L'EGLISE<br />

DE <strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong><br />

Parmi les nombreux dessins d'Englebert Fisen que conserve de<br />

nos jours, le musee d'Art wallon a Liege, il en est un qui retiendra<br />

notre attention quelques minutes. II s'agit d'une vue d'une eglise,<br />

dessinee a la plume sur du papier verge1. Traite d'une maniere<br />

large, - on pourrait parler d'une esquisse —, il date sans aucun<br />

doute du 17e ou 18e siecle mais est depourvu de signature et de<br />

texte. Les anciens catalogues l'ont inventorie comme une ,,vue de<br />

l'eglise Saint-Jacques de Liege". II s'agit en effet, d'une eglise go<br />

thique, depourvue d'arcs-boutants, de deambulatoire, dotee d'un<br />

clocheton de section polygonale au milieu de la toiture comme la<br />

celebre abbatiale benedictine liegeoise mais l'absence de transept,<br />

de chapelles absidales et surtout du westbau roman nous incite a<br />

chercher ailleurs l'identification de l'eglise de Fisen. Celle-ci est<br />

construite sur une colline comme le prouve le long escalier qui<br />

conduit au grand portail gothique bien dissemblable du porche<br />

Renaissance de St Jacques de Liege.<br />

Je crois pouvoir affirmer, au contraire, qu'il s'agit de l'eglise du<br />

monastere de Clairlieu a Huy car tous les elements de cette eglise<br />

se retrouvent sur le dessin publie par Remade le Loup, quelques<br />

annees plus tard2. Seule la grande tour, edifiee a l'ouest de l'eglise<br />

ne figure pas encore sur le dessin de Fisen mais nous savons qu'elle<br />

1 Catalogue sous la cote 271, il mesure 12 centimetres sur 19 de long. Les A.C.L.<br />

(I.R.P.A.) possedent la photo de ce dessin, cote 117178 A. .<br />

2 Dans l'ouvrage de P. SAUMeRY, Les delices du pays de Liege, t. 2, p. 60, Liege,<br />

1740. Cette gravure a ete publiee recemment, en grandeur originale par le Pere Van<br />

de Pasch dans Clairlieu, t. 17 (1959), p. 76, et par L. Wilmotte, Notice historique<br />

sur le couvent des croisiers de Huy, cfr. infra, p. 195.


82 UNE VUE INEDITE DE L'EGLISE<br />

fut edifiee peu de temps avant la mort du peintre par le prieur<br />

general Werner d'Audace (1720-1735) 3.<br />

Les rapports entre le peintre Englebert Fisen et les chanoines<br />

croisiers de Huy et de Liege sont tellement connus que je pense<br />

qu'il est inutile de les rappeler : il peignit de nombreuses toiles<br />

pour ces deux monasteres4, ainsi qu'un groupe de famille ou Ton<br />

voit le peintre, sa femme et ses enfants dont un n'est autre que le<br />

futur prieur general des Croisiers Lambert-Englebert, alors age de<br />

25 ans seulement.<br />

Le dessin de Fisen est en tous points d'accord avec une autre<br />

vue de TEglise des Croisiers de Huy, publiee il y a quelques jours5,<br />

montrant la fage sud vue de Test tandis que celui de Fisen depeint<br />

la face nord, comme celui que J. Schott-Loffler junior publia a<br />

Cologne en 1665 6.<br />

Ces vues represented 1'eglise dans son aspect gothique avant les<br />

modernisations du 18e siecle. Celle de Fisen est, sans conteste, la<br />

plus precise et la plus utile pour l'etude architecturale de 1'eglise.<br />

Quoiqu'edifiee en gothique peut-etre tardif, cette eglise rappelle<br />

celles que les ordres religieux imbus de Tideal de pauvrete comme<br />

les ordres mendiants edifierent aux 13 et I4e siecles. En effet, les<br />

memes caracteristiques s'y retrouvent. Long choeur voute, a chevet<br />

polygonal sans chapelles ni deambulatoire, nef avec collateraux<br />

et surtout absence de transept et de tour de pierre ,,per se existens".<br />

Si Tedifice hutois nous parait difficile a dater, en l'absence de<br />

8 L. WlLMOTTE, p. 216.<br />

4 On trouvera les details de ces peintures dans L. Wilmotte, Notice htstortque sur<br />

le couvent des croisiers a Huy dans Annales du cercle hutois des sciences et des<br />

beaux-arts, t. 20 (1929); pour Liege dans T. Gobert, Liege a travers les ages,<br />

t. 2 (1925), p. 465 ; P. Saumery, op. cit., decrit les deux eglises tandis qu'une<br />

liste des peintures de Fisen est publiee dans Bulletin de la Societe d'Art et d'Histoire<br />

du diocese de Liege, t. 1 (1881), p. 17-67. Hamal enumere aussi les peintures<br />

de Liege cfr. R. Lesuisse, dans Bulletin Societe des Bibliophiles liegeois, t. 19<br />

(1956), p. 234-235.<br />

a Clairlieu, t. 17 (1959), p. 76 ; par le Pere Van de Pasch, o.s.c.<br />

6 Ibidem, p. 80. La sixieme travee est depourvue de fenetre. II ne faut pas y<br />

trouver un argument en faveur d'un transept projete et non construit car il est<br />

certain que, s'il y a eu une fenetre, on a du la boucher pour supporter le contrefort<br />

qui epaule la tourelle de section hexagonale, edifice sur la toiture a une epoque<br />

posterieure au reste de la construction car elle est hors d'axe par rapport a la division<br />

de 1'eglise en travels. Elle a du succeder, a mon avis, a une petite lanterne avec<br />

fleche en bois, relativement legere, reposant sur la charpente de la grande nef<br />

comme aux eglises dominicaines et franciscaines qu'on etudiera a l'aide des ouvrages<br />

de R. Krautheimer, F. Scheerer, R. K. Donin et Olerst pour l'Allemagne, la<br />

Thuringe, l'Autriche et la Suisse.


Dessin d'Englebert Fisen.<br />

(Musee d'Art wallon, UZge.) Ueglise de Clairlieu vers 1700<br />

Copyright A.C.L., BruxelUs


84 UNE VUE INEDITE DE L'EGLISE<br />

textes ou de details architectural^ caracteristiques d'une epoque<br />

bien definie, il nous parait manifeste que les chanoines qui l'edi-<br />

fierent ont eu la volonte d'eviter les signes exterieurs de richesse et<br />

qu'ils etaient restes fideles a l'ideal de la pauvrete qui avait, aux<br />

lie et 12e siecle renouvele Tordre canonial. La grandeur conside<br />

rable de l'edifice prouve que ce ne sont pas les moyens financiers<br />

qui firent defaut, mais plus probablement un attachement indefec<br />

tible a Fideal de desappropriation qui avait rajeuni Tordre des<br />

chanoines quand soufflaient les idees gregoriennes. L'architecture<br />

de Teglise de Clairlieu prouve que Torigine de Tordre doit evidem-<br />

ment etre rattachee a ce courant et, a ce titre aussi, elle est un<br />

temoignage, non seulement pour les archeologues mais pour les<br />

historiens de Tordre.<br />

R. FORGEUR,<br />

Archiviste de VEtat a Liege


K R O N I E K<br />

MEDEDELINGEN<br />

De NEGENTIENDE JAARVERGADERING van de geschiedkundfge kring<br />

r:LAlR<strong>LIEU</strong> werd gehouden te Uden op 28 april I960. Aanwezig waren : dr A.<br />

Ramaekers, voorzitter, dr A. van Asseldonk, dr A. van de Pasch, dr H. van Rooijen,<br />

L. Heere, J. Francino, C. van Dal, W. Sangers, dr J. van de Bosch en M. Colson,<br />

secretaris. Na her gebruikelijk verslag over de werkzaamheden van het afgelopen<br />

jaar, over de laatste bijeenkomst van 1959 en over de finantiele toestand, werd een<br />

uitvoerige bespreking gewijd aan de inhoud van de aanstaande afleveringen van het<br />

tijdschrift Clairlieu. Op de tweede plaats kwam het eeuwfeest der Orde (1210/11-<br />

1961) ter sprake. De amerikaanse provincie van de Kruisheren heeft het zevenhonderdvijftigjarig<br />

bestaan gekoppeld aan de jubileeviering van de aankomst van de<br />

Kruisheren in de Verenigde Staten van Amerika (1910-1960). In Belgie, Nederland,<br />

Duitsland, in de overzeese huizen en stichtingen dient de viering georganiseerd in<br />

1961. De geschiedkundige kring zal van de jaargang 1961 van het tijdschrift Clairlieu<br />

een jubileumnummer trachten te maken, zo mogelijk door de publikatie van een<br />

studie over de oorsprong der Orde. Na enkele mededelingen en de rondvraag over<br />

de activiteiten der leden, werd overgegaan tot de bestuursverkiezing. Zowel voorzitter<br />

en secretaris als de leden van de redaktieraad (A. van Asseldonk en L. Heere) werden<br />

herkozen. j^ q<br />

Op de tentoonstellmg van Middeleeuwse Kunst der Noorderlijke Nederlanden,<br />

gehouden in 1958 te Amsterdam stond 'n schilderij waarop de H. AUGUSTINUS en<br />

de H. ODILIA staan afgebeeld. Odilia draagt er de vaan met het kruisherenkruis,<br />

wat doet vermoeden dat deze schilderij ooit aan *n kruisherenklooster behoorde.<br />

Volgens Friedlander en Hoogewerff zou het door de ,,Meester van Alkmaar",'<br />

Cornelis Buys zijn geschilderd. Volgens Mejutfrouw C. van Hees en Dom J. Hof o.s.b.<br />

2ou het door Pieter Gerritsz(?) uit Haarlem geschilderd zijn. Omstreeks 1502 was<br />

hij te Alkmaar en tussen 1515 en 1529 werkte hij geregeld voor de abdij van Egmond<br />

en voor de Sint-Laurens te Alkmaar. In 1540 is hij te Haarlem overleden. Zie de<br />

Catalogs van de Jubileumtentoonstelling Middeleeuwse Kunst der noordelijke Nederlanden,<br />

1958, biz. 91 n. 90 en afbeelding 51. L. H.<br />

In een onlangs ontvangen schrijven deelde Dom Jean Leclercq O.S.B. mee, dat<br />

het hem bij zijn studie omtrent St.-Bernardus herhaaldelijk is opgevallen, dat de<br />

Kruisheren der vijftiende eeuw hun BERNARDUS-TEKSTEN hebben gecopieerd van<br />

Mss der Xlle eeuw, afkomstig uit cister denser- abdij en van het tegenwoordige Belgie.<br />

Dit lijkt ons een bevestiging van het reeds eerder door ons geconstateerde feit, dat<br />

het Humanisme toen zijn intrede had gedaan in de conventen der Orde en daar een<br />

critische zin gekweekt. Bovendien is het een gegeven te meer voor de nauwe relaties,<br />

die er toen bestonden tussen de Cisterciensers en de Kruisheren, die een geestelijke<br />

verwantschap in spiritualiteit waarschijnlijk maken. r ,7AXT nAT


86 KRONIEK<br />

In zijn Annales... O.S.C., den Bosch, 1858, I, 2, p. 160 vermeldt Hermans dat<br />

in 1789 een verdediging van theses plaats had van wijsbegeerte, theologie en<br />

kerkelijk recht te EMMERICH (D.), onder leiding van Henricus Boesten, kruisheer<br />

en professor aldaar. Deze komt ook voor in een overlijdensregister van Bingelrade,<br />

'n dorpje in Nederlands-Limburg (Rijksarchief in Limburg te Maastricht), waar hij<br />

als volgt herdacht wordt : ,,Anno 1791. Die secunda mensis Novembris hora quarta<br />

matutina in Bingelraede obiit pie in Domino, moribundorum sacramentis rite munitus,<br />

Eximius Dominus Henricus Boesten, Canonicus regularis Ordinis Sanctae Crucis<br />

conventus Embricensis sacerdos et in Universitate Paderbornensis Sacrae Theologiae<br />

Doctor, et sepultus est in caemeterio de Bingelraede post sacrum die quarta eiusdem<br />

mensis."<br />

In Clairlieu 1951, p. 89-90 werd een boekje vermeld van Matthys Brouwers,<br />

kruisheer van 's HERTOGENBOSCH, Een excellente oeffeninghe van het lijden ende<br />

passie O. H. J. C. ende wordt ghenaemt het Cruysgebet, door hem geschreven in<br />

1610. Matthys Brouwers, die te Aken geboren werd, en in den Bosch overleed als<br />

subprior, sacrista en organist van dit convent, op 27 aug. 1617, schreef nog een ander<br />

werk in 1600, als handschrift bewaard in de bibliotheek van het Genootschap voor<br />

Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant te Den Bosch : Boeck der afcomst ons<br />

liefs beeren Jhesu Christi ; 259 papieren bladen 211X141 ; watermerk : een gekroon-<br />

de adelaar met open vleugels, dragend op zijn borst een schild waarop een kromstaf.<br />

Het is een der vele papiersoorten, tussen 1572 en 1600 door Nicolaus Heusler te<br />

Bazel vervaardigd.<br />

De tekst is in een soort fraai gotisch schrift uitgevoerd en heeft rode initialen.<br />

Het werk werd gebonden in een bruin leren band. Op de kaften werden vierkanten<br />

gedrukt, die op de hoeken met enig gouden ornament versierd zijn. In het midden<br />

in goud een gekruisigde Kristus in stralenkrans. Daaronder IHS en drie nagels. Weer<br />

lager : 1600. Aan de binnenzijde van de voorkaft een ex libris van Van Ittersum.<br />

De inhoud bestaat hoofdzakelijk uit een leven van Jezus, in 50 hoofdstukken<br />

verdeeld.<br />

f. 5r° Hier beghint die genealogie ofte afcomste ons heeren Jhesu Christi met veel<br />

soeter contemplatien.<br />

f. 13r° Dit is die gheboorte van Maria die moeder Godts.<br />

f. 18v° Hoe dat Maria van haer ouders inden tempel ghepresenteert is gheweest.<br />

f. 26r° Hoe dat die maghet Maria van den Enghel die bootschap ontfinck, dat sy den<br />

heeren baren soude.<br />

f. 4lr° Hoe dat Maria haer nicht Elysabeth visiteerden en sint Jan gheboren waert<br />

f. 50r° Van die gheboorte ons Heeren Jhesu Christi.<br />

f. 59r° Hoe die herderkens quamen ende loefden den Heer.<br />

f. 67v° Van die Besnydenisse des Heeren.<br />

f. 71r° Hoe die drie Coninghen quamen met haer offerhande.<br />

f. 77v° Hoe dat Maria haeren kerckganck dede.<br />

f. 82r° Hoe dat Maria vluchden metten kindeken nae Egppten.<br />

f. 90r° Hoe onse lieven heer weder uit Egypten quam tot Nazareth.<br />

f. 94v° Hoe dat Jhesus inden tempel was onder die doctoren.<br />

f. 100r° Wat onse lieven heer dede in synder ionckheyt.<br />

f. 102r° Als onse lieven heer XXX iaer oudt was.<br />

f. 104v° Hoe dat Jhesus in die Jordaen ghedoopt waert.<br />

f. 105v° Hoe onse lieven heer indie woestyn quam.<br />

f. 109v° Hoe dat die heer syn XII apostelen vergaderde.<br />

f. Il6r° Hoe die heer van water wyn maecten in die bruyloft.


KRONIEK 87<br />

f. 121v° Van het mirakel dwelck onse lieven heere dede met die vyf gerste brooden<br />

en twee visschen.<br />

f. 123v° Van dat Cananeeschen vrouken.<br />

f. 125v° Van dat Samaritaensche vrouken sittende opten put.<br />

f. 128r° Van veel verscheyden sermonen, die ons lieve heere tot syn discipelen hadde.<br />

f. 132r° Hoe dat onse lieven heer in Simons des leprozen huysen adt.<br />

f. 137r° Hoe dat Martha murmereerden op haer suster omdatse niet en halp dienen.<br />

f. I46r° Hoe onse lieven heer Lazarum van den doot verweckten.<br />

f. l48v° Hoe die scryben ende Phariseen raet hidden om onse lieven heer te dooden.<br />

f. l49v° Hoe Magdalena die voeten ons heeren salfden.<br />

f. 151v° Hoe die heer opten Palmsondach binnen Jherusalem ghereden quam.<br />

f. 155v° Wat onse lieven heer opten maendach ende Dinstdach dede.<br />

f. l60r° Hoe dat die heer van Judas vercocht waert.<br />

f. 167r° Hoe onse lieven heer adt het paeschlam met synen discipulen.<br />

f. I68v° Hoe onsen Heer syder apostelen voeten wiesch.<br />

f. 170r° Hoe die heere consacreerde syn heylighe lichaem.<br />

f. 181v° Van die drie ghebeden ons heeren int hooftken.<br />

f. 186v° Hoe onse lieven heer int hoefken ghevangen ende ghebonden waert.<br />

f. 189r° Hoe onse lieven heer in Annas huys quam.<br />

f. T91ro Hoe onse lieven heer in Cayphas huys quam.<br />

f. 196r° Hoe onse lieven heer voor Pylatus quam.<br />

f. 199r° Hoe onse lieven heer voor Herodus quam.<br />

f. 201 r° Hoe onse lieven heer wederom voor Pilatus quam.<br />

f. 206v° Hoe onse lieven heer ghegeeselt waert in Pilatus huys.<br />

f. 21 Or0 Hoe dat onse lieven heer gecroont waert.<br />

f. 213v° Hoe onse lieven heer syn hylich cruys droech.<br />

f. 221v° Hoe onse lieven heer ghecruyst waert.<br />

f. 234v° Hoe onse lieven heer begraven waert.<br />

f. 240v° Hoe onse lieven heer verresen is.<br />

f. 251r° Hoe onse lieven heer ten hemel voer.<br />

f. 252v° Hoe die apostelen den heylighen Gheest ontfinghen.<br />

f. 256v° Onse liever vrouwen hemelvaert.<br />

f. 259v° : ,,Den almachtighen, eeuwighen goeden Godt, Maria de ghenaden Conin-<br />

ghinne, en alle dat hemelsche heyr tot lof en eere eyndt dit boeck der afcomst ons<br />

liefs heeren Jhesu Christi.<br />

Ghescreven door Broeder Mathys Brouwer van Aken Cruysbroederen ordens<br />

woonende binnen 'sHertogenbossche, ter begheerten van Joffrouw Alken Anthonissen<br />

van Erp Religieuse tot Marien water gheleghen tot Roosmalen, Voleyndt int iaer ons<br />

heeren duysent seshondert den derden Martij."<br />

Onder op deze bladzijde staat het ordeskruis der kruisheren, rood en wit op zwarte<br />

achtergrond, gevat in een cirkel met randschrift : Crux vexillum summi duds. Anno<br />

do mini 1600, die 3 Martii.<br />

Waarschijnlijk kwam dit handschrift eerst in het bezit van bovengenoemde Birgit-<br />

tines van Marienwater of Koudewater, Aelken Thonis, die in 1595 29 jaren oud was<br />

en eerst na 1591 geprofest schijnt te zijn.<br />

Later kwam het in het bezit van een Van Ittersum, zoals uit het ex librh op de<br />

v66rkaft blijkt. Thans is het bezit van de biblioteek van het Genootschap voor Kunsten<br />

en Wetenschappen in Noordbrabant te Den Bosch.<br />

L. H.


88 KRONIEK<br />

Tot nog toe heeft men meestal vastgehouden aan 1273 als stichtingsjaar van het<br />

KRUISHERENKLOOSTER TE LUIK. De omstandigheden, die tot de oprichting<br />

ervan geleid hebben zijn onbekend gebleven. Wei bestaat er een overeenkomst van<br />

26 September 1273, die betrekking heeft op de deSnitieve oprichting van het klooster.<br />

Ze werd gesloten tussen de Kruisheren - die op dat ogenblik al te Luik blijken te<br />

wonen - en de abt Michael van de Sint-Jakobsabdij (1256-1283). De Kruisheren<br />

moesten met hem onderhandelen, omdat zij him klooster wilden bouwen in de<br />

parochie van sint Maria Magdalena, die sinds 1151 met genoemde abdij verbonden<br />

was. Vermoedelijk is de dagtekening van deze akte steeds aanleiding geweest om<br />

1273 als stichtingsjaar te aanvaarden.<br />

Enkele testamenten uit die tijd spreken reeds over de Kruisheren van Luik v66r<br />

het jaar 1273 : 1° Helm D'Ais in maart 1272 l ; 2° Etienne li Pors (of //' Fors) een<br />

burger van Hoei op 26 juli 12702. Daar deze laatste zowel de Kruisheren van Hoei<br />

als die van Luik vermeldt is het zeer duidelijk, dat het stichtingsjaar van dit laatste<br />

klooster zeker naar 1270 (en misschien wel vroeger) verschoven moet worden.<br />

M. C.<br />

In het Rijksarchief te Maastricht bevindt zich in reg. 1673, Minuten Notaris W.<br />

Kicken Maastricht 1720, een akte over kruisheer Bernard Peters van Kolen<br />

(Kerniel).<br />

Comparerende op heden den 19 9ber 1720 voor mij openbaren onderges. notrs<br />

binnen Maestrigt residerende in de presentie van de geloofw: getuijgen naergenoemt<br />

d'Eerw: Pater Frangois Guilleaume Le fort, priester en prior van t'clooster der patres<br />

Cruijsbroders tot Colen bij Borchloon ter eenre, ende Sr. Petrus Peters borger en<br />

brouwer ter andere sijden partijen, verclarende den eersten comparant met den twee<br />

den /:wijens soone genaemt Bernard Peters van intentie is, het geestelijck habijt in<br />

d'ordre der Cruysbroders tot Colen voors.eerstdaegs te aenveerden:/ wegens sijne<br />

tafel ten tijde van t'jaer der professie, sijn studie en dote geconvenieert en veraccor-<br />

deert te sijn in maniere en conditie naervolgende, als te weeten dat den tweeden<br />

comparant gedurende het proeffjaer off novitiat, van sijnen voors. soon belooft voor<br />

sijne tafel en woninge te betalen vijfftig pattacons eens, voor sijne studien te vervolgen<br />

aenstonts naer de professie, seshondert gls eens, ende voor de dote, jaerlix,<br />

gedurende het leven des tweeden comparants soone, aen den selven en nijemanden<br />

anders betalen vijfftig guldens eens, alwecke vijfftig gls naer de doodt van dito soone<br />

off eerder aen het geseijde clooster sullen konnen geredimeert worden, door den<br />

tweeden comparant off sijne representanten met eene somme van duijsent gls eens als<br />

mede dat de voors. jaerlixe vijfftig gls door het gem. clooster niet en sullen op<br />

eenige maniere off exceptie aen des voors. tweeden comparants soone Bernard<br />

Peters konnen ont(t)rocken off ontfangen worden maer deselve alleen tot sijn<br />

privatijf gebruijck genieten, heeft den tweeden comparant daer en boven geaccepteert<br />

volgens sijn welgevallen eerlijck sijnen soone van habijt en andere nootsaeckelijckheijt<br />

bij het incomen en op sijne professie te sullen versien, sonder ijets verders dan<br />

voors. verobligeert te sijn te fourneren, sal hem gepermitteert wesen op de professie<br />

en eerste misse vijff a ses persoonen off vrinden mede te brengen, en nogh is gecon-<br />

ditioneert en verders verstaen dat den prior off clooster voors. sal gehouden wesen<br />

de maeltijden tot de professie en misse, te doen op de selve maniere en fatsoen, als<br />

op de cledinge gehouden en op costen van het clooster gedaen is, waermede partijen<br />

1 L. Lahaye, Les Sacs a Liege, in Leodium, Luik, jg. 14 (1921), bl. 94.<br />

2 A. Joris, Documents relatifs a I'histoire economique et sociale de Huy au moyen<br />

age, in Handelingen Kon. Comrn. voor Geschiedenis, Brussel, 1959, bl. 244.


KRONIEK 89<br />

verclaerden geconvenieert te wesen, ende met belofte van de voors. condition te sullen<br />

achtervolgen, onder verbant als naer rechten, met consent in de realisatie en constitutie<br />

op alien thoonders deses. Aldus gepasseert ende gestipuleert binnen Maestrigt<br />

op dag en dato als boven in de presentie van den hr. Petrus Roumans ende Hans<br />

Meijer beijde borgers alhier als getuygen hiertoe versoght.<br />

peter peters.<br />

dit is de+merck van Hans meijer.<br />

P. Romans.<br />

francois guill Le Fort,<br />

prieur de Colen.<br />

quod attestor<br />

W. Kicken notrs publs.<br />

J. Verzijl<br />

Meerdere namen van KRUISHEREN TE MAASTRICHT vinden we in volgende<br />

akten die we danken aan de medewerking van de heer J. Verzijl, en waarvan we de<br />

korte inhoud hier weergeven :<br />

Op 18 december 1640 doen Prior Martinus Pauli, subprior Walter Licanne en<br />

senior Lambertus a Castro ,,hem sterck ende machtich maeckend voor de andere<br />

conventuelen oft gemeijnte desselven convents" aan Petrus Rutten te Eysden afstand<br />

van twee van de drie mudden spelt, die Rutten aan het klooster schuldig was, voor<br />

200 brabantse guldens die de kruisheren nodig hadden voor de aankoop van twee<br />

beemden en 17 roeden land te Houtem.<br />

Achter deze akte volgt het verlof van de magister-generaal Augustinus Neerius,<br />

gedateerd 13 nov. 1640, waaruit blijkt dat die drie mudden zeer slecht werden<br />

opgebracht, terwijl het klooster wel aan verschillende heren belasting moest betalen,<br />

zodat er voor het klooster zelf niets overschoot (Rijksarchief in Limburg, portef.<br />

1032, minuten van notaris Lamb. De Vaulx, Maastricht 1640).<br />

Een Walter Licanne was in 1647 professor van philosoiie bij de kruisheren te<br />

Keulen, cfr Hermans, Annales, III, 719.<br />

Op 21 oktober 1742 liet Joannes Matthias Reesen, novice bij de kruisheren zijn<br />

testament maken, daar hij de volgende dag zijn solemnele professie zou doen. Na<br />

voorafgaande afstand van het vruchtgebruik door zijn moeder, schenkt hij een pattacon<br />

tot onderhoud van de Maasbrug en een stuiver voor de bouw van de Sint Lambertus<br />

te Luik ; zijn moeder Maria Margaretha Bours maakt hij tot universele erfgename,<br />

op voorwaarde dat zij hem en zijn broer Jacobus Antonius jaarlijks een speelrente<br />

zal geven van 50 gulden, afkomstig van een huis in de Lenculenstraat, tussen het<br />

gereformeerd weeshuis en het huis ,,de dubbele Arend". Na haar dood moeten haar<br />

erfgenamen hem en zijn broer jaarlijks 100 gulden uitbetalen, terwijl als een van<br />

beiden sterft, de langstlevende 200 gulden moet ontvangen. (R. A. L. reg. 2016,<br />

minuten van notaris A. Ruyters, Maastricht 1741-1743).<br />

Joannes Matth. Reesen overleed te Maastricht 23 dec. 1764 ; Jacobus Antonius<br />

Reesen op 5 maart 1763 als oud-professor in de theologie en subprior van de kruis<br />

heren te Hoei (Hermans, Annales, I, 2, 143 ; Annalectes pour servk a I'Histoire<br />

eccl. de la Belgique, VIII, 1871, p. 160).<br />

Op 21 febr. 1756 verklaren de Zeer Eerw. Heer Michiel Jorissen en de Zeer Eerw.<br />

Heer Joes Verliers, Prior en Procurator van het Kruisheerenklooster, namens het<br />

klooster uit te geven en te verpachten ,,een stuk akkerland groot vier groot roeden<br />

gelegen onder Heerderen in de Mould, reygen. naar Maastricht de Cellebroeders, ter


90 KRONIEK<br />

andere zijde naar Tongeren Franck Meers, zulks aan en ten behoeve van Nelis<br />

Hanssen, ingezeten tot Heerderen." (R. A. L., reg. 2091, Minuten Notaris P. Frederix<br />

Maastricht 1756).<br />

Op 29 juli 1760 verklaren Michael Jorissen, Prior van het Kruisheerenklooster,<br />

Joannes Verliers procurator, en de Heer Lenard Schrammen, inwonende burger en<br />

koopman alhier, in huwelijk met Jufvrouw Anna Gijsela Thiessen, te verhuren en<br />

uit te geven twee huizen met de daarbij horende hoven en stallen gelegen op de<br />

Commel tegenover het klooster Calvarienberg, ,,reigenoten ter eenre het voorschreven<br />

Kruisherenklooster, ter andere zijde de Princesse van (Hessen) Philisthalz, zulks aan<br />

en ten behoeve van Peter Servaes, burger en hovenier dezer stad." (R.A.L., reg.<br />

2095. Minuten Notaris P. Frederix Maastricht 1760).<br />

Op 24 april 1762 bekent de weduwe Barbara Willems geb. Veugen te Smeermaas<br />

voor notaris A. M. Gudi te Maastricht, dat ze van de ,,Seer Eerw. Heeren Michael<br />

Jorissen, Barth. Van Haren en Matth. Resen, prior en capitulairen van het Cruys<br />

Heeren Clooster" 2600 Maastrichter guldens heeft ontvangen, welke som haar man,<br />

Willem Willems op 11-10-1753 op het klooster had uitgezet.<br />

Notariele akte van 9-1-1769, waarin Matthias van Uytrecht, burger en koperslager<br />

te Maastricht, gehuwd met Maria Fiets, ten behoeve van zijn zoon de eerwaarde Heer<br />

Joannes van Uytrecht, ,,Cruysheer in 't vermaerd Cruysheeren Clooster" te Maas<br />

tricht, ,,affecteerde" op zijn woonhuis in de Grotestraat, ,,reygenoten aen beyde zijden<br />

de Eerw. Patres Predickheeren", een jaarlijkse ,,spelrente" van 48 gulden. Prior W.<br />

Jacobs. (R.A.L., reg. 2142, minuten van notaris H. Hupkens te Maastricht, Januari-<br />

Juni 1769).<br />

Anna Harling, weduwe van Carel Tatterbach, in leven kapitein van de Hoogmogende<br />

Staten, sticht in de kloosterkerk te Maastricht een plechtig Jaargetijde en<br />

vier ,,Leesmissen", waarvoor zij 600 gulden geeft. De hebdomadarius die de Hoogmis<br />

celebreert moet ee"n gulden ontvangen, de leden van het konvent een pint wijn aan<br />

tafel. 't Stuk is mede ondertekend door W. Jacobs, prior, J. Verliers senior, P.<br />

Vrindts, A. Hellinx, J. Haenen, J. van Utrecht, R. Mulckens, J. L. Franssen,<br />

canonikken Regulier van het Cruysheeren clooster. (R.A.L., reg. 2104, minuten van<br />

notaris P. Frederix Maastricht, 21-9-1769).<br />

Petrus Caspar Vrindts (Vrients), kruisheer te Maastricht, werd geboren te<br />

Herderen en gedoopt te Riempst 15 juni 1730 als zoon van Theodoricus (Theodoor,<br />

Thiry) Vrindts en Catharina Lysens. '<br />

Voor zijn professie in het Kruisherenklooster te Maastricht deed zijn moeder,<br />

die weduwe was, op 10 mei 1756 afstand van het vijfde gedeelte der vaste goederen<br />

voor de naakte eigendom aan haar zoon toebehorende, die met Fr. Michael Jorissen,<br />

Prior, Fr. Matthias Geelen, Senior, Fr. Joannes Verliers, Procurator, Fr. Bartholo-<br />

maeus van Haren, Fr. Joannes Anthonius Loyens, Fr. Joannes Matthias Reesen,<br />

Kruisheren van genoemd klooster, de volgende overeenkomst sloot : Hij zou in het<br />

geheel betalen de som van 1050 guldens brabands Maastrichter cours, zulks in twee<br />

termijnen, nml. 450 gulden op heden, en 600 guldens binnen een half jaar na<br />

dato dezes, onder obligatie van zijn filiale portie in de vaderlijke goederen.<br />

Als getuigen dezer overeenkomst fungeerden de Eerw. Heer Theodoor Vrindts<br />

1 Piet Peumans-Meens, Fragment-genealogie van het geslacht Vrindts te Herderen<br />

in De Limburgse Leeuw, 6e jg. (1957-1958), biz. 80.


KRONIEK 91<br />

priester en kapelaan tot Millen, en Adamus Matthias Gudi, inwoonder van Maas<br />

tricht. *<br />

Fr. P. C. Vrindts raaakte eveneens op 10 mei 1756 zijn testament. Hij benoemde<br />

zijn moeder tot zijn universele erfgename van zijn ouderlijk aandeel in de goederen<br />

aan hem toegevallen ; zijn moeder zou echter geen meesterschap of dispositie hebben<br />

van het huis en winning door haar ,,actuelyck" bewoond wordende en aan den<br />

testateur als oudste zoon ,,jure-primo»-geniturae" vooruit competerende, maar alleen<br />

haar leven lang de tocht daaraan, maar waarvan de eigendom na haar afsterven<br />

zal komen aan des testateurs broeder Joannes Vrindts, of ingeval van vooraflijvigheid,<br />

aan dengeve van des testateurs andere broeders, die bij moeders dood zal bevonden<br />

worden de oudste te wezen.<br />

Zijn moeder moest behalve de bovengenoemde 1050 guldens aan het klooster ook<br />

nog aan hem testateur fourneren en bekostigen zijn verdere klederen en andere<br />

behoeften tot zijn lijf specterende.<br />

Verder reserveerde zich de testateur een jaarlijkse vitale rente of pensioen van<br />

30 guldens luiks of maastrichter cours, welk bedrag hij vestigde op het voorschreven<br />

huis en winning, welke rente op St. Servaasdag te Maastricht aan hem moest worden<br />

betaald.<br />

Kruisheer P. C. Vrindts, die sedert 15 april 1762 procurator van zijn klooster te<br />

Maastricht was, welk ambt hij bij de opheffing van het klooster in 1797 nog bekleedde3,<br />

overleed als gepensioneerd kloosterling te Herderen op 19 april 1810.<br />

JAN VERZIJL<br />

De biblioteek van het kruisherenklooster te SINT AGATHA (Cuyk) bezit volgend<br />

fcoek van Matthaeus Tympius : Vita Christi. Das Leben unsers Erlosers und Seligmachers<br />

Jesu Christi, und seiner gebenedeyten Mutter Mariae ... in zwey und funffzig<br />

andachtige Betrachtungen ... abgetheilt. Auss den ... Betrachtungen ... Francisci<br />

Costeri, Vincentii Bruni der Societet Jesu Tbeologen und des geistreichen P. Ludovici<br />

Granatensis inn diese kurtze form und ordnung zusammen gezogen durch M. T.<br />

Gedruckt zu Munster in Westpbal. bey Lambert Rassjeldt, im Jahr 1607.<br />

De ,,Dedication" beslaat ff. 2-7 en begint : ,,Dom Ehrwiirdigen, andachtigen unnd<br />

wologelehrten Herrn P. Dietrich Loman von Stralen Priori dess hochpreisslichen<br />

Gotteshauses der Creutzbriider inn Colin, unnd desselbigen Ordens Provincial u.<br />

meinem grossgiinstigen Herren und guten freunde zeitliche und ewige wolfahrt und<br />

Seligkeit durch Christum Jesum." Hier staat bijgeschreven : hie in choro sepultus est,<br />

en wel door dezelfde hand als op het titelblad : Ad S. Agatham.<br />

De ,,Dedication" eindigt : ,,Datum Ossenbr. anno 1607 an S. Pauli bekehrung tag.<br />

E. Ehrw. dienstwilliger Matthaeus Tympius rector der uralten Keys. Thumschul zu<br />

Osnabriick."<br />

Matteus Timpe, Tympe of Tympius was 'n vruchtbaar teologisch schrijver, die<br />

volgens eigen opgave in 1615 reeds 79 boeken had uitgegeven. Na drie jaren Con-<br />

rector te Jiilich en vier jaren professor in filosofie en welsprekendheid te Keulen te<br />

zijn geweest, werd hij in 1595 door het Domkapittel van Osnabriick tot rector van<br />

de Domschool aangesteld. Als streng katoliek kon Timpe zich daar niet handhaven<br />

en werd in 1608 rector van het Von Detten'se College in Munster.<br />

In het Keulse kruisherenklooster woonde omstreeks 1601 een Bernardus Tympius<br />

a Reg. 2091. Minuten Notaris P. Frederix Maastricht 1756.<br />

3 H. P. A. van Hasselt o.s.c, Geschiedenis van het klooster der Kruisheeren te<br />

Maastricht, in Publ... de Umbourg, 39e jg. (1903), biz. 55.


92 KRONIEK<br />

en omstreeks 1620 is een Bernardus Tympis of Tympius prior van het kruisherenklooster<br />

Ehrenstein im Westerwald.<br />

Theodorus Looman was kruisheer van Sint-Agatha ; daarna prior te Keulen c.<br />

1600-1613 ; vervolgens prior van Sint-Agatha, waar hij in 1618 overleed. Deze<br />

gegevens verklaren voldoende bovengenoemde ,,Dedication".<br />

G. VAN HOORN O.S.C<br />

Franciscus Emans, kruisheer te SINT-AGATHA, trad aldaar in de Orde in 1729.<br />

Uit de gegevens van Hermans in zijn Annales... O.S.C., I, 2, p. 126, II, p. 135 en<br />

140 en III, p. 444 en 714 ontstaat enige verwarring. Franciscus Emans was geboren<br />

te Venlo in 1706 ; in 1736 verdedigde hij theologische thesen te Sint-Agatha, en in<br />

1771 stierf hij er als subprior. Daarentegen geeft een dodenlijst van Sint-Agatha,<br />

alsook het obituarium, een Franciscus Emans aan die eveneens kruisheer was van<br />

Sint-Agatha, later onderpastoor werd te Kerniel, en daar in 1760 prior werd gekozen,<br />

terwijl hij tevens pastoor was van de geincorporeerde parochie van Kerniel. Hij stierf<br />

in 1763 op acht en vijftigjarige leeftijd. Hij moet dus in 1705 geboren zijn.<br />

Over Franciscus Emans van Venlo bevinden zich in een overdrachtsregister, Venlo<br />

18 juli 1729-5 augustus 1735, bewaard in het Rijksarchief in Limburg te Maastricht<br />

enkele akten :<br />

fol. 61 : Clooster Stae Agathae. Den 24 Julii 1730 compareerde voor H. H. Ruys<br />

stadthouder, G. W. de Bretone ende J. Bucken Lict. schepenen der stadt Venlo<br />

Joannes Rycken als man ende momboir van Catharina Berens, vorts deselve Catharina<br />

in de voors. qualiteijt geassisteert bij denselven Rycken, ende hebben ingevolgh contracte<br />

den 3 Junij 1729 mit den Seer Eerw. Heere Christianus Goldt, prior vant<br />

Clooster Stae Agathae ingegaen, heden bij desen EE. gerichte geaggreert ende vuyt<br />

crachte van authorisatie van deselve bij ons gesien, verclaert voor de dote van der<br />

tweede comparante soone Franciscus Emans, novitius int voorss. clooster bedragende<br />

ter somme van drij hondert pattacons, verbonden te hebben, gelijck sij verbinden<br />

bij dese den eijgendomb van seecker huys ende erfTe gelegen in de Jodenstrate<br />

genoemt de stevel op den voors. Emans door overlijden van sijnen vader respe verstorven<br />

ende gedevolveert, onder conditie dat de voorss. tweede comparante haer<br />

levenlanck de tochte daervan sal blijven behouden, welcke voors. drij hondert patta<br />

cons naer de doode van de voors. tweede comparante op otfte vuyt het voors. huys<br />

sullen verhaelt worden, als wanneer de naeste vrienden van den voorn. Emans<br />

edogh sal vrijstaen het voors. huys als erffgenamen tot hun te nemen, mits in dijen<br />

valle de voors. capitale somme betalende mit den interesse tegens vier parcent,<br />

beginnende mit den daegh naert overlijden van de tweede comparante. Welcken<br />

volgens hebbe ick stadthouder als vooren mede in naeme van den gemelten Fran<br />

ciscus Emans ter concurrentie van de voors. somme vant gemelte huys onterfft ende<br />

ontguet ende den Adt P. van Darth in naeme vant voors. clooster daer aen geerilt<br />

ende geguet, den Heere ende jederman sijn goedt recht voorbehouden, welcke erffnisse<br />

den voors. Adt. als volmacht van den voors. heere prior ende capitulairen<br />

des gemelte cloosters heeft geaccepteert.<br />

fol. 62 : Wij Christiaen Goldt, prior der Cruysheeren tot St. Agatha ende ondergess.<br />

Capitulairen desselve clooster verclaeren, geconstitueert ende bevolmachtight te<br />

hebben den heer Adt. van Darth, om in onsen naeme ende van onsent wegen<br />

gerichtelijck te laeten verbonden het huis den Stevel op de Jodenstraet tot Venlo<br />

gelegen ende sulx voor alsulcke drijhondert pattacons als ons van tselve pro dote<br />

van Franciscus Emants bij incomen van ons clooster vuytwijsens contracte van den<br />

3 Junij 1729 sijn beloeft ende geassigneert, alles cum clausulis ratihabitionis, indem-


KRONIEK 93<br />

nisationis aliisque de jure solitis. Oirkonde dese eijgenhandigh geteeckent ende met<br />

ons gewoonelijck segel besegelt tot St.-Agatha den 5 Junij 1730.<br />

Was geteeckent : F. Christianus Golt prior, Fr. Paulus de Clippelus, F. Gerardus<br />

Schelen, F. Wilhelmus Brieel, F. Gerardus Lubbers.<br />

Opt spatium stont een segel gedruckt in roode hostie overdeckt mit wit papier.<br />

EDAM OP DE PREEKSTOEL TE VENLO<br />

TAccordeert<br />

B. A. van Baerlle<br />

J. VERZIJL<br />

Edam, 'n stadje ten noorden van Amsterdam, pronkt met 'n sobere, ernstig massale<br />

hallenkerk. Voor de Hervorming en ook nog v66r de brand van 1602 was ze rijker<br />

gemeubileerd dan nu. Ze behield drie orgels deels met zilveren pijpen, 'n goudgelen<br />

koorhek vol ranken, loofwerk, bloemen, vruchten en vogels, oude en vermaarde<br />

gebrandschilderde ramen, gewelven met engelen beschilderd.<br />

Op 24 februari 1602 sloeg de bliksem op de peer van de hoge torenspits en<br />

brandden toren, kerk en zesentwintig huizen in het stadje af. *<br />

Hoe de katolieken over de oorzaak van die brand dachten, blijkt o.a. uit 'n preek<br />

van de kruisheer Godfried van Lit in de Klaaskerk te Venlo gehouden. Van Lit was<br />

te Venlo (of te Venray) geboren, trad voor 1581 in het Klaasklooster te Venlo, was<br />

in 1581 procurator2, studeerde na 1606 te Leuven, waar hij kollege liep bij de<br />

beroemde Ericius Puteanus3. In Venlo terug beklom hij dikwijls de preekstoel van<br />

zijn kloosterkerk en hield er 'n veertigtal passiepreken, later in het Latijn vertaald<br />

en in 1628 gedrukt en gebundeld onder de titel :<br />

SACRJFICIUM VESPERTINUM she DE PASSIONE et cruenta Christi in ara<br />

ctucis immolatione, condones quadraginta, ex verbis utriusque testamenti diisque<br />

scriptoribus tarn antiquis quam neotericis summo studio contextae Per V. P. F.<br />

Godejridum a Lit cruciferorum Venlonensium Priorem etc. COLONIAE. Sumptibus<br />

Bernardi Gualtheri Anno MDCXXVIII<br />

Van Lit blijkt zeer belezen in de H. Schrift, de Vaders en de schrijvers der Oudheid<br />

en moet 'n vurig predikant zijn geweest, wat men uit de stijl zijner preken mag<br />

besluiten.<br />

In 1614 prior van het Klaasklooster gekozen bleef hij dit tot zijn dood in 1642.<br />

Deiinitor van het generaal-kapittel in 1627, werd hij in 1634 vikaris-generaal om<br />

de kloosters der Maasprovincie te visiteren4.<br />

Tijdens zijn prioraat openden de Venlose kruisheren op aandringen van Puteanus<br />

een Latijnse school. Zelf gaf Van Lit enige boeken van ascetische aard uit.<br />

In zijn vijfde passiepreek, opgenomen in genoemde prekenbundel wil hij aantonen,<br />

dat de kerkelijke ceremonien God welgevallig zijn8. Daarom wendde ook Christus<br />

tijdens zijn gebed uiterlijke vormen aan, zoals in de Hof van Olijven, waar Hij<br />

met zijn gelaat naar de grond gebogen bad. Dat het minachten van ceremonien en<br />

plechtigheden God zeer mishaagt blijkt volgens Van Lit uit een recent voorbeeld,<br />

dat we hier, uit de Latijnse tekst vertaald, aanhalen :<br />

1 Van der Aa, Aardrijksk. Woordenboek, IV, 21 . Vermeulen, Handboek tot de<br />

gescbiedenis der Nederl. Bouwkunst, II, 41 ; Bijdragen v. d. Geschiedenis v. h.<br />

bisdom Haarlem, 31 (1908), 129-170.<br />

2 Van Lit, Sacfificium Vesp., 338.<br />

3 O.c, Dedicatio, VIII.<br />

4 C. R. Hermans, Annales ... O.S.C., III, 140, 150.<br />

B Van Lit, o.c, 91 ev.


94 KRONIEK<br />

,,Op de Vastenavonddagen van 1602, op 22 februari, dreven in de stad Edam<br />

dertig soldaten, onlangs uit Oostende aangekomen, de spot met de katolieke plechtigheden.<br />

Ze trokken hun hemd boven hun bovenkleren om de kledij der geestelijken<br />

(de superplie), bespottelijk te maken. Een trok een kazuifel aan, ging op een<br />

verhoging staan en droeg 'n soort ciborie en 'n nabootsing van het H. Sakrament.<br />

'n Ander droeg 'n kruik met water en 'n bezem. Allen dansten en zongen en<br />

herhaalden Dominus vobiscum. De soldaat met het kazuifel ging voorop de kerk<br />

binnen.<br />

Daar bekleedden ze 'n soldaat met priesterlijke gewaden, bekogelden hem, op<br />

'n boom gebonden, met papieren bommen, begroeven hem alsof hij dood was, hieven<br />

hem uit 't graf op en leidden hem de kerk rond. (Deze bespotting betrof de plecbtigheden<br />

van Goede Vrijdag en Paasmorgen, waarbij men in 't Utrechtse bisdom><br />

waartoe Edam vroeger behoord had, op Goede Vrijdag een kruisbeeld in het graf<br />

legde en het op Paasmorgen uit het graf ophief en het onder zangen in processie<br />

door de kerk droeg. L. H.) De magistraat beloonde de spotters met vier tonnen<br />

bier, die ze met de burgemeesters in de kerk opdronken.<br />

De volgende dag kleedden ze een hunner als bisschop, zetten hem 'n mijter en<br />

'n bril op, gaven hem 'n grote kaars in de hand en bespotten hem alsof hij niets<br />

zag en niet begreep, waarop hij antwoordde 'Waartoe dienen mij kaars en bril, als<br />

ik toch niet wil zien ?'<br />

Ik verzwijg de verdere spotternijen, waaraan ze de katolieke godsdienst aan het<br />

volk prijs gaven.<br />

Toen ze diezelfde spotternijen op Sint Matthias (24 februari), tevens eerste zondag<br />

van de Vasten wilden herhalen, sloeg de bliksem 's morgens om vier u. in deze kerk<br />

en spuwde de duivel in slangengedaante met 'n staart als van 'n komeet, waarmee<br />

hij de toren in zijn greep omvatte, grote vlammen uit zijn muil, waardoor vier<br />

huizen bij de kerk in brand vlogen. Intussen schreeuwde hij Dominus vobiscum en<br />

herhaalde de soldatenvloeken. Toren, kerk en huizen gingen in vlammen op. Slechts<br />

e£n huis bleef gespaard, dat waarin vroeger de pastoor had gewoond en waarin nu<br />

zijn verwanten, brave katolieken woonden.<br />

Leert hieruit, beminde gelovigen, de goddelijke zaken niet te verachten. Leert de<br />

vrome plechtigheden der Kerk te onderhouden en wilt ze niet verachten om niet<br />

in de wrekende handen van de levende God te vallen."<br />

Tot zover het afschrikkend voorbeeld en vermaan waarmee Van Lit zijn preek<br />

besluit. In margine vermeldt hij dit verhaal in een boek te hebben gevonden, waarvan<br />

hij schrijver en titel zeer verkort als volgt opgeeft : Tymp. in theat. vind. divinae,<br />

'n werk dat tussen 1602 en 1626 moet uitgegeven zijn. Het was mij niet mogelijk<br />

de naam van schrijver en de titel volledig terug te vinden.<br />

De tekst van Van Lit komt in hoofdzaken met de feiten overeen. De brand is<br />

inderdaad op 24 februari 1602 uitgebroken ; behalve de voormalige pastorie brandde<br />

de kerk en vele huizen af.<br />

Dat ook andere katolieke tijdgenoten die brand als 'n straf beschouwden, blijkt uit<br />

de Kerckelijcke Historie van Nederlandt van de jezu'iet Heribert Rosweyde, 'n werk<br />

dat waarschijnlijk in 1623 verscheen8. In hoofdzaken komen Van Lit en Rosweyde<br />

met elkaar overeen. Bij Rosweyde is echter geen sprake van 'n duivel in slangen<br />

gedaante met kometenstaart en vlammende muil, die beurtelings vloekt en Dominus<br />

vobiscum wenst. Moeten we uit deze legendarische toevoegsels besluiten dat prior<br />

Godfried van Lit 'n naieve, lichtgelovige man was met weinig kritisch oordeel, die<br />

wel als humanist keurig Latijn schreef, maar de vrome Middeleeuwen nog niet<br />

0 H. Rosweydus, Kerckelijcke Historie van Nederlandt, 201.


KRONIEK 95<br />

ontgroeid was ? Of dienden deze sprookjesachtige toevoegsels misschien als retorischc<br />

kunstgreep om diepere indruk bij de eenvoudige burgers van Venlo na te<br />

laten ?<br />

fr. L. HEERE o.s.c.<br />

Meerdere gegevens en akten over KRUISHEREN VAN VENLO werden ons<br />

bezorgd door de heer J. J. M. H. Verzijl ; we betuigen hem hierbij onze oprechte<br />

dank. Vooreerst een uittreksel uit zijn studie Genealogie der Familie van Lom te<br />

Venlo, Roermond, Gelder enz, handschrift van 72 biz. in folio, biz. 18 :<br />

Nicolaus van Lorn, de enige niet jong gestorven zoon van Seger van Lom en<br />

Anna Puteanus, gedoopt te Venlo 24-2-1619, overleden v66r maart 1663, was<br />

eerst vaandrig in het regiment van zijn schoonbroeder Juan Salez de Warnes,<br />

daarna (c. 1655) kapitein van het regiment van de graaf van Ysenburg. Hij was<br />

20-3-1655 te Gelder met dispensatie in de roepen en wegens de gesloten tijd<br />

gehuwd met Anna Maria Haegdorn (Hagedores, van Hagedoren, Hagedoorn,<br />

Hagedorn enz.). Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren :<br />

1) SEGER VAN LOM, geboren 1656 (?), trad 4-5-1683 als novice in het<br />

klooster der kruisheren van Venlo, aan hetwelk hij al zijn ouderlijke goederen<br />

afstond, onder voorwaarde echter aan zijn zuster de som van 20 pattacons uit te<br />

reiken. (Archieven Hof van Gelder te Roermond. Bijlagen Proces Johan Hubert<br />

Boermans tegen de erfgenamen van kapitein N. van Lom 1694).<br />

2) Magdalena Cunera van Lom, gedoopt te Gelder 28-4-1660, jong gestorven.<br />

3) Anna Elisabeth van Lom, gedoopt te Gelder 5-12-1661.<br />

Hun moeder, Joifrouwe Anna Maria Hagendorn, hertrouwde 23-5-1663. Hare<br />

kinderen uit het eerste huwelijk stonden in 1665 onder voogdij van de kapiteins<br />

Arnold de Will (de Wilt) en Henrick van Aefferden, zoals blijkt uit een overdracht<br />

van 9-9-1665. (Overdrachtsregister Venlo 1662-1697, f. 97v).<br />

Het zal zeer waarschijnlijk deze Seger van Lom zijn, die in het generale kapittel<br />

van 1698 ter sprake kwam : ,,Examinata a nobis causa patris Lom in conventu<br />

nostro Trajectensi manentis, declaramus nihil invenisse relevabile contra validitatem<br />

professionis illius, ideoque in perpetuo maneant silentio controversiae et exprobationis<br />

occasione illius saepius ipsi objectae, mandantes R. Adm. D. P. Priori Venlonensi,<br />

ut illi competentem et congruam sarcinam ocyus transmittat (Crucijerana, XI, 21).<br />

Speelpenning of lijfrente van de kruisheer Petrus Dungelhoeff. Hij werd<br />

te Venlo op 12 maart 1749 gedoopt, trad in het kruisherenklooster te Maastricht<br />

en werd daar in december 1772 geprofest. Op 1 September 1796 werd hij uit<br />

het klooster verdreven en deed de eed aan de Franse Republiek op 28 februari<br />

1798. Toch werd hij in datzelfde jaar tot deportatie veroordeeld. Op 29 april 1802<br />

verschenen hij en zijn broer Martin, voormalige Carmeliet van Mechelen, die eveneens<br />

de eed had afgelegd, niet bij de verzoening tussen beedigde en onbeedigde<br />

priesters in het stadhuis te Venlo. Hij overleed te Venlo op 24 januari 1814.<br />

Zijn ouders waren Petrus Dungelhoeff (geboren te Capellen-Pr. in 1709 ; over<br />

leden te Venlo 21 juli 1786) en Anna Barbara Francisca Schauwenbergh uit<br />

Maasbracht, waar zij op 9 October 1735 huwden.<br />

Op 4 november 1772 schonk zijn vader hem als jaarlijkse speelpenning of<br />

lijfrente een som van 32 guldens Cleefs, gevestigd op een baand met houtgewassen<br />

gelegen bij de Houtmolen. De akte volgt hier in extenso.<br />

Peter Dungelhoeff speelpenninck voor synen soone.<br />

Den 4 9ber 1772 compareerde coram J. V. D. Vaero, scholtis, A. T. Junckers<br />

ende J. J. Heutz der Rechten Licentiaeten, schepenen der stadt Venlo, Peter


96 KRONIEK<br />

Dungelooff inwoonder deser stadt, ende heeft verclaert, dat hij aen synen soone<br />

Peter Dungeloaff tegenwoordigen Novitius in 't Clooster der Cruys Heeren tot<br />

Mastricht, nu in het cort onder Godts segen staende geprofest te worden, heeft<br />

belooft ende versproecken eenen jaerlijxen speelpenninck bij forme van lijffrenthe<br />

voor dessens leven lanck, ende ten effecte van dyen aen ende ten behoeve van<br />

denselven geassigneert te hebben eene somme van twee en dertigh guldens Cleeffs,<br />

ofte weerde van dyen, jeder gulden tot twintigh stuyvers Cleefs gereeckent, welcke<br />

denselve alle ende jeder jaer, te loopen aenvanck nemende mit dato deses in den<br />

toecomende jaere 1773 ende soo voorts van jaere tot jaere te vervallen, sal trecken<br />

ende genieten uyt ende van des comparants baendt mit holtgewassen daerin ende<br />

omme staende gelegen bijde Holtmoolen ter eenre den Broeckerwegh, ende ter<br />

andere sijden aenschietende aen den bergh, groot 7 1/2 morghen, in des comparants<br />

weduwelijcken staeth aengecocht, ende aen hem ingevolge zegel en brieff van<br />

den 30 junij 1769 judicielijck getransporteert, ende overgedraeghen, sijnde den<br />

voorss. baendt vrije ende onbeswaerde erve, gelijck den comparant naer voorgaende<br />

affvraeghe verdaerde, oock in gedeeltens mit halve ende vierde deel jaeren ten<br />

advenante sulx sal noodigh hebben, verclaerende hij comparant deselve erve ende<br />

jaerlijx revenuen ende opcomsten van dyen mits desen daervoor te verbinden ende<br />

te assigneren ende te willen ende te begeeren, dat den voorgem. speelpenninck alle<br />

jaeren, ende soo voorts van jaere tot jaere sal vervallen, ende oock naer sijne<br />

doodt, betaelt worden door sijns respe erffgenaemen ende toecomende besitteren van<br />

den voorss. baendt, vrij van alle oncosten, binnen het voorss. clooster off elders<br />

alwaer voorss. synen soone sigh sal bevinden, off aen alsulcke persoonen, als<br />

denselven daer toe mit heele, halve off vierde deel jaeren successivelyck sal as<br />

signeren, sullende nochtans den voorgen. jaerlijxen speelpenninck off lijffrenthe<br />

naer doodt van sijnen meergenoemden soone vervallen ende verblijven op des<br />

comparants kinderen ende erffgenaemen.<br />

Welcken volgens hebbe ick scholtis den voornoemden comparant van den voorss.<br />

speelpenninck off lijffrenthe onterft ende ontguedt, ende Theod. Dungelooff in<br />

naeme ende behoeve van sijnen voorgen. broeder frater Petrus Dungelooff tegen<br />

woordigen novitius in 't Cruys Heerenclooster tot Mastricht in vail van professie<br />

voor sijn levenlanck daer aen geerft ende geguedt, den Heere ende een jeder sijn<br />

goedt recht voorbehouden.<br />

Zie Daris, Histoire ... de Liege, IV, 161 ; J. Verzijl in De Maasgouw, 73<br />

(1954), 89 ; Maastricht, Rijksarchief in Limburg. Overdrachtsregister Venlo<br />

3 mei 1769 - 3 mei 1783, f. 86.<br />

Voor notaris Ruyters te Maastricht ,,renuntieert" op 23 oktober 1751 Sr Pascasius<br />

La Haye met zijn echtgenote Agnes Bertrand, weduwe van Sr. Hend.<br />

Janssens, de ,,togte of ususfruit" van het kindsgedeelte van zijn stiefzoon fr.<br />

MARTINUS JANSSENS, novice bij de kruisheren van Venlo, die dankbaar deze<br />

renuntiatie aanvaardt. Binnen ,,corte" weken zal hij zijn plechtige professie doen,<br />

waarom hij aan de ,,finantie deser stadtsmaesbrugge" (te Maastricht) e'en pattacon<br />

en aan de ,,St. Lambrichtsbouw tot Luyk" een stuiver vermaakt en verder zijn<br />

moeder tot universeel erfgename aanstelt, ,,met expressen last van tempestive te<br />

voldoen de penningen die tot sijne cloosterlijcke doote en andere nootwendigheden,<br />

volgens conventie, betaelt moeten worden. Tot obtineringe van welcke penningen,<br />

die gerekent worden wel te sullen monteren tot eene somme van ses en twintig<br />

hondert guldens, sijne voorseijde moeder bij desen geautoriseert wordt, om deselve<br />

ten interesse te mogen negotieeren en sijns testamenteurs naetelatene goederen,<br />

daer voor en alien aencleven van dien in communi forma te verobligeeren, ofwel


KRONIEK 97<br />

deselve ter concurrentie van dien vercopen en met verdere serieusen last dat sijne<br />

voorschreve moeder aen hem testateur sijn leven gedurende, jaerlijx ... sal geven<br />

voor eene soetigheijt of spelrente eene somme van drij goude ducaten off vijff en<br />

twintig guldens en thien stuyvers. Voor de sekerheijt van welcke jaerlijxe somme<br />

sijn voors.5. goederen mede sullen verobligeert sijn en blijven tot den sterfdag van<br />

hem, testateur, ten waer sake hij middeler tijdts, aliunde door imand van sulcke<br />

eene of betere spelrente voorsien werd, wanneer de dese sal cesseeren ... ten<br />

behoeve van sijne moeder, dewelcke eijndelijck nog serieuselijck cragte deses gelast<br />

wort, van naer hare doot sijns testateurs ... goederen te restitueeren en te laten<br />

overgaen aen sijns testateurs broeders en susters met name Hubertus, Maria en<br />

Peter Hend. Janssens, die als dan over deselve ... goederen sullen connen disponeeren<br />

naer hun welgevallen". (Rijksarchief in Limburg, Maastricht, reg. 2022,<br />

Minuten van Notaris A. M. Ruyters, Maastricht 1751).<br />

Raadpleeg over deze Martinus Janssens, laatste prior van het Klaasklooster te<br />

Venlo, de studie van M. Colson, De kruisberen van Venlo tijdens de Frame<br />

Revolutie, in Clairlieu, 13 (1955) passim, en bijzonder biz. 52.<br />

In het Rijksarchief te Maastricht bevindt zich in het Overdrachtsregister van<br />

Venlo, lopend van 3-11-1758 tot 7-4-1769 een akte van 4-2-1763, waarin twee<br />

schepenen van Venlo verklaren, dat ten huize van C. L. van Bornem te Venlo<br />

voor hem verscheen de heer Anthoin Joseph Bernard SCHENCK VAN NYDEG-<br />

GEN, novitie int Clooster Sti Nicolai Cruysheeren Ordens ... ,,denwelcken door<br />

den Eerwaerden heere Petrus Anthonius van Oeyen, prior van 't selve clooster,<br />

ten desen gestelt synde in voile liberteyt en buyten cloosterlycke macht gelyck en<br />

heeft gebleecken". Deze heer Schenck verklaarde hun, dat hij zijn professie in<br />

genoemd klooster wilde aileggen en aan zijn moeder, Maria Francisca Conincx,<br />

vrouwe douariere van wijlen de heere amptman Maximiliaan Theodoor Schenck van<br />

Nydeggen, heere tot Oyen en Broeckhuysenvorst, afstand deed van zijn vaderlijk<br />

erfdeel, bestaande uit 1) 1500 rijksdaalders Cleefs, uitgezet op het hertogdom<br />

Gelder ; 2) een huis met erf ,,door hun bewoont" in de stad Gelder in de Cremer-<br />

straete ; 3) een moeshof ,,in de bruyll banthuyn der stad Gelder" ; 4) 500 pat-<br />

tacons op jonker Ingenhoven te Leuth ; 5) ,,seeckeren caeth genoemt buthens<br />

caeth onder Wetten, alles met syne gerechtigheeden, ap- ende dependentien".<br />

Zijn moeder verplichtte zich, zijn ,,dote", zijn kleding, andere onkosten en een<br />

levenslange en behoorlijke speelpenning te zullen betalen en de speelpenning van<br />

zijn zuster Theresia, religieuze in het klooster Mariaweide te Venlo tot haar en<br />

zijn tevredenheid te zullen verhogen.<br />

Zic over de kruisheer A. J. B. Schenck van Nydeggen : Clairlieu, 3 (1945), 21-<br />

30. Hij legde zijn professie enige dagen later af op 9-2-1763. Als speelpenning<br />

of ,,rente de douceur", een in de 18e eeuw algemeen verspreide inbreuk op de<br />

gelofte van armoede, ontving Schenck jaarlijks 60 gulden, die hem bij gedeelten<br />

werden uitgekeerd en waarover hij vrij kon beschikken. Hij werd ,,Reverendus<br />

Dominus Lector" genoemd, daar hij filosoiie en teologie doceerde.<br />

Het Rechterlijk Archief van Venlo, 1561/62 f. 28v - 32 (R. A. L.) bevat een<br />

akte, gesloten tussen Bartolth en Tryncken van Lith, ouders van Fridrich van<br />

Lith, en Bertgen Wummers, moeder van Griet Wummers, handelend over de<br />

huwelijksvoorwaarden van Fridrich en Griet. De akte eindigt : ,,Hierby oever ind<br />

ain syn geweest als van des brudigoms wegen Bartolt van Lith der vader, Her<br />

Sieger Ronde, Prior, ind Her Gort van Lith, Kellener Cruytsbruder oerden, Jan<br />

Breman, Jan Ronde, Thonis van Lith, Jost van Lith in Jan Goeriss. Van des


S>8 KRONIEK<br />

Bruyts wegen Bertgen die moeder, Johan die Heer, Johan van Tongeren, Jah<br />

Wynters, Diederich van Loen, Wilhelm Cloet".<br />

Bovengenoemde Sieger of Segerus Ronde was c. 1553 procurator van het Venlose<br />

kruisherenklooster ; c. 1555 was hij ook prior, in welke waardigheid hij tussen<br />

1768 en '70 is overleden.<br />

Bovengenoemde HER GORT VAN LITH kan moeilijk dezelfde zijn als Godefndus<br />

van Lith, de auteur en prior van Venlo, die eerst in 1642 overleed. De<br />

hier genoemde is naar alle waarschijnlijkheid de Venlose kruisheer, wiens overlijden<br />

in de Codex Definitionum der kruisheren van Keulen na de kapittelbesluiten<br />

van 1570 aldus staat vermeld : Godefridus Lydt, cellarius in Venlo.<br />

In De Limburgse Leeuw, 6 (1958), 91, schrijft Jan Verzijl dat de vader van<br />

Leonard Ingenhuys, o.a. prior der kruisheren van VENLO van 1642 tot c. 1656,<br />

n.l. Goert (Godefridus) van Ruweel Ingenhuys, peyburgemeester in 1595, 1606<br />

en 1613, raadsverwant 1605 tot 1620, op 18 juni 1620 overleden en in de kruisherenkerk<br />

is begraven. Zijn vrouw (=Mechtild van Laet) overleed op 14 augustus<br />

1629 en werd ook in de Klaaskerk begraven.<br />

Op 2 december 1735 verschenen voor de schepenen J. J. van Wessem en A. F.<br />

Junckers te Venlo de echtgenoten Matthijs Peeters en Maria Magdalena Scheepers,<br />

die verklaarden vanwege de aanstaande professie van hun zoon Mathias Peeters,<br />

kruisheer te Venlo, een dos te hebben beloofd van 400 rijksdalers, elk van twee<br />

gulden en tien hollandse stuivers ; ze staan hiervoor aan het klooster een jaarlijkse<br />

rente af van 16 rijksdalers, telkens op Sint Nikolaasdag te beuren ,,vuyt ende van<br />

een huys en erve genoemt het bonte peerdt, gelegen op de jodestraete" tussen het<br />

goed van Johan Swinckels en van weduwe Jacobus Alberts. Deze rente kan steeds<br />

door de familie worden afgekocht voor 400 rijksdalers mits aankondiging een half<br />

jaar op voorhand. Prior Henricus Peeterssen verklaart ,,mit wille en consent der<br />

semptelycke capitulairen ende religieusen" de rente kwijt te schelden voor de levensduur<br />

van beide componenten.<br />

Op de rugzijde van het origineel, aldus een nota van het overdrachtsregister, was<br />

opgetekend dat de som van 400 rijksdalers ten behoeve van het klooster was afgelost<br />

te Venlo door Michiel Janssen op 29 September 1753 ; deze kwitantie was ondertekend<br />

door prior F. P. A. van Oeyen.<br />

Matthias Peeters, waarover in deze akten, geboren te Venlo, was priester omstreeks<br />

1742. In 1760 renegaat en protestant, ging hij een burgerlijk huwelijk aan met Anna<br />

Suzanna Terstegen. In 1772, de 20e januari, verzocht hij het hof te Venlo om vrije<br />

disposities over de erfenis zijner moeder en om restitutie van de ,,dos" door hem<br />

in het klooster gebracht. Het eerste werd hem toegestaan, het tweede echter geweigerd.<br />

Voor 13 juli 1773 is hij bekeerd en in onderwerping aan zijn oversten naar<br />

het klooster teruggekeerd. Zie Habets, Gescbiedenh van het bisdom Roermond, II,<br />

277, 665 ; overdrachtsregister Venlo 15 aug. 1735-10 jan. 1741, fol. 10v-ll.<br />

In de bundel ,,Overdrachten Venlo 7 Jan. 1701-5 sept. 1708" te Maastricht<br />

(Rijksarchief) bevindt zich een akte over Henricus Goldt, kruisheer te WICKRATH<br />

(D.).<br />

,,Den Xllen Augusti 1701 coram J. M. van Darth stadthouder, A. Bloemarts ende<br />

Hendrik van Darth St. schepenen gecompareert den He Borgemr. ende schepen<br />

J. Goldt ende den Medicinae doctor Petrus van Breugel Junior in qualiteyt als<br />

momboirs van Henricus Goldt, tegenwoordigh Novitius int Clooster der Eerw. P.<br />

Cruysbroeders tot Wickraet, vermoegh octroy deses Eers. Gerichts onder dato deses


KRONIEK 99<br />

2den July lestleden (so gesien) vercoght opgedragen ende overgegeven om eene<br />

somme geldts, Cornells ende Maria Moeitz, ende hunnen erven, seven ende twintigh<br />

ende eenen halven rijxdalder jaerlijxer erffthins renthe, welcke XXVII ende eenen<br />

halven rijxdalder voors. den gemelten Cornells ende Maria Moeitz, jaerlicx op dato<br />

deses, ende eerst op den selven daghe in den toecommenden jaere 1702 ende soo<br />

voorts jaerlijx vervallende heffen ende opbeuren sullen vuyt ende van hun voors.<br />

pupille aenpaerte namentlijck vuyt ende van de hellichte van seecker huys ende erfF,<br />

mit opvaert, achter huys, hoven, ap- ende dependence van dyen op den Verckens-<br />

merckt eensyts Peter Perivano, andersyts ...<br />

Item vuyt ongevheer ses morgen min een quart bouwlandt op het Maesvelt,<br />

eensyst Br. J. Matthys van Darth, andersyts de wede Noten, gelegen. Alnoch vuyt<br />

ende van een capitael van vijffhondert gulden, cap. gevest op het huys van Hendrick<br />

Pelgrom op de Lomstraet alhier, nu bewoont door Hent. Welters, volgens zegelen<br />

ende brief onder dato des ... mitsgaders vuyt ende van eenen zegel ende brief<br />

meldende van vierhondert vijfftigh guldens capitael onder dato deses 29e Aug. 1697<br />

opgericht gevest op seecker huys ende erft, oock op de Lomstraet, eensyts Tyt.<br />

Rycken, andersyts Michiel van de Schaffelt gelegen sijnde de voors. parceelen vrij<br />

ende onbeswaert, wie de comparanten verclaerden. De loossen mit vijffhondert vijff<br />

tigh Rijxdalders capitael voorbehouden de loos een half jaer te vooren te verkun-<br />

digen."<br />

Henricus Silvester Golt was van 1720 tot '41 prior te Wickrath ; daarna prior<br />

te Hohenbusch bij Erkelenz ; definitor in 1727, '33, '39 ; 1720-'4l provinciaal van<br />

de Maasprovincie ; in 1749 moeten de provinciaals van Rijn- en Maasprovincies zijn<br />

raad inwinnen ; in 1724 was hij 43 jaar oud ; zijn portret hing in de zaal der<br />

pastorie van Wickrath (1906). Zie C. R. Hermans, Annales ... O.S.C., III, 433,<br />

439, 446f 453 ; R. Haass, Die Kreuzberren i. d. Rheinlanden, 69, 206, 209 ; Van<br />

Hasselt in Geschiedkundige Bladen, 2 (1906), 35.<br />

BIBLIOGRAPHICA<br />

J. VERZIJL<br />

De Analecta Vaticano-Belgica, serie II, Nonciature de Flandre X, Correspondance<br />

de Richard Pauli-Stravius, Brussel, 1955, bevatten enkele regesten met betrekking<br />

tot de kruisherenkloosters van NAMEN en DOORNIK.<br />

Nr 139 op p. 65 : ,,La Congregation des Reguliers a Lelio Falconieri, nonce de<br />

Flandre ; 18 mai 1635.<br />

On a appris que les religieux du monastere des Croisiers de Namur vivent en<br />

relachement de la discipline et commettent journallement des exces graves et<br />

scandaleux. Le nonce doit prendre information et au besoin visiter le monastere<br />

in capite et in membris pour y introduire les reformes necessaires. Reg. reg.<br />

1635, fol. 173."<br />

Nr 973 op p. 453 : ,,Stravius a F. Barberini, nonce de Flandre. Bruxelles 4 aout<br />

1640.<br />

Le 30 juillet il a fait un second precepte pSnal a l'e*veque de Tournai et a<br />

son official et promoteur fiscal pour relacher dans les 6 heures Henri Sanctorum<br />

et le transferer au couvent des Croisiers a. Tournai. Cet ordre, appuye par un<br />

ordre identique du Conseil prive, fut execute" dans le delai fixe. L'eveque persiste<br />

cependant dans sa desobeissance en vilipendant l'autorite apostolique..."


100 KRONIEK<br />

Annexes XX p. 631 : ,,9 aout 1640 : Ad sopiendas difficultates ortas inter R. D.<br />

archidiaconum Stravium, Sedis Apostolicae Internuntium ex una, necnon R. D.<br />

Episcopum Tornacensem eiusque R. D. Officialem ac promotorem ex alia partibus<br />

tam ratione Henrici Sanctorum civis Tornacensis die 12a julii 1640, quam ob non<br />

paritionem mandatorum eiusdem R. D. Internuntii super praedicti carcerati relaxatione<br />

et translatione ad conventum Cruciferorum civitatis Tornacensis emanatorum<br />

1° Agnoscat Episcopus ... et declarat se tam in vim mandati apostolici quam regii<br />

praedictum Henricum e carceribus sui palatii ad dictum conventum, ut sub sequestro<br />

ibidem detineatur, transferri curasse... 3° R. D. Officialis pariter agnoscat<br />

dedarando eundem Henricum e carceribus praedictis relaxatum et ad dictum con<br />

ventum modo supra narrato translatum..."<br />

Henri Santorum, burger van Doornik, verdacht van enkele buitensporigheden,<br />

had na vonnis door de bisschop of zijn ofnciaal beroep gedaan op de nuntiatuur.<br />

De zaak werd toevertrouwd aan de ofnciaal van Kamerijk, doch niettegenstaande<br />

deze Henri Sanctorum voor zijn rechtbank daagde, hield de bisschop hem gevangen.<br />

(o.c. nr 970, p. 452) Men weet dat in die tijd de stad Doornik was<br />

verdeeld tussen twee bisdommen, dat van Doornik aan de linkeroever, dat van<br />

Kamerijk aan de rechteroever van de Schelde. Het kruisherenklooster lag aan de<br />

rechteroever, en dus in het diocees Kamerijk. Door het overbrengen van H.<br />

Sanctorum naar het kruisherenklooster, werd hij onttrokken aan de macht van de<br />

bisschop van Doornik.<br />

L. H.<br />

Over het KRUISHERENKLOOSTER TE MARIENFREDE vonden we enkele<br />

gegevens in de Annalen des historischen Vereins fur den Niederrhein, Heft 157,<br />

1955, biz 110 : ,,Der Kaiser nimmt am 5 Januar 1628 in seinen und des hi.<br />

Reiches besonderen Schutz, Schirm und Protektion den gesammten Klerus in<br />

seinen und des hi Reiches Fiirstentum Kleve, namlich archidiakonal- und Kollegiatkirchen...,<br />

Abteien und Gotteshaiiser ... zu Marienfrede."<br />

biz. 123 : ,,Im Kloster ,,Maria Pads" spendet Johann Sternenberg als Weihbisschof<br />

am 23 Juni 1648 das hi Sacrament der Firmung und erteilt daselbst Weihen,<br />

quod quidem magno popult affectu, non sine multorum aedificatione et lachrymis<br />

peractum est."<br />

A. v. d. P.<br />

COLSON, M., Konings (Johannes, Mattheus, Lambertus), in Belgische Koloniale<br />

Biografie, Brussel, 1958, deel V, kol. 513-516.<br />

Levensschets van Mgr. M. Konings, geboren te Maaseik op 17 april 1870 en<br />

overleden te Bondo (Rep. Kongo) op 9 juni 1929. S. behandelt hier zijn werk-<br />

zaamheden als leraar aan het kollege te Maaseik (1892-98), als professor van<br />

teologie te St.-Agatha (1898-1904), als prior-direkteur te Hannuit (1904-1920), als<br />

kruisheer-missionaris in Kongo (1920-29). Toen de kruisherenmissie in 1926 haar<br />

zelfstandigheid verkreeg als apostoloische prefektuur van Bondo werd Mgr. Konings<br />

eerste apost. prefekt.<br />

A. R.<br />

C. De Clercq, De pastoorsbenoemingen in het departement van de Nedermaas<br />

na het Concordaat (1901-03), in Het Oude Land van Loon, Hasselt, jg. 14 (1959),<br />

bl. 149 vermeldt een enkele kruisheer T. LUYTGENS van Roermond op de lijsten<br />

van beedigde priesters, en zegt dat hij geboren werd te Strijp. ,,Liste des pretres<br />

assermentes ... qui jouissant de 1'estime publiquc, meritent la confiance du Gouvernement"<br />

geeft drieennegentig namen, met als n. 72 : ,,T. Luytgens. Ex-superieur


KRONIEK 101<br />

des croisiers a Ruremonde. Pretre a Ruremonde. Tres edaire et ge*ne*ralement estime,<br />

n'exerce pas."<br />

L. H.<br />

DESSART (H.) e.a., Inventaire anal, de doc. rel. a I'hist, du dioc. de Liege<br />

sous le regime des nonces de Cologne 1584-1606, Brussel-Rome, 1957.<br />

Steunend op dokument 416 en 442, waarin sprake van ,,le general des chanoines<br />

reguliers de S. Augustin a Cologne", wordt in Clairlieu, 1959, bl. 54-55 de vraag<br />

gesteld of hiermee de generaal van de Kruisheren kan bedoeld zijn. Als men<br />

echter dokument 336 eraan wil toevoegen, dan is het wel duidelijk dat de<br />

generaal van de WINDESHEIMERS bedoeld moet zijn :<br />

bl. 147 " 336. -Ernest de Baviere a Aldobrandini.<br />

Arnsberg, 4 sepembre 1600.<br />

Les villes de Stokkem, Maaseik et Bree, les plus proches de la Hollande dans le<br />

dioc&se de Liege, etant menacees d'etre contaminees par l'heresie, Ernest de<br />

Baviere avait cree un seminaire dans le prieure desarTecte de Sainte-Elisabeth dans<br />

le comte de Homes pour y former une pepiniere de jeunes pretres capables de<br />

battre Theresie en breche. Mais le prieur general residant a. Cologne et de qui<br />

dependait Sainte-Elisabeth a, avec l'aide des Hollandais, expulse les seminaristes<br />

du prieure et lance contre exix les plus graves anathemes. L'eveque de Liege de-<br />

mande que le seminaire soit retabli et qu'on impose silence au prieur general1.<br />

Original en latin : Arch. Vat., Borgh., Ill, 112, c.d., f° 109.<br />

[In voetnoot staat :]<br />

1 Le seminaire ne fut pas retabli, mais le prieure reprit une vie nouvelle sous<br />

i'impulsion du prieur Pierre Steghmans, cfr M. J. WOLTERS, Notice historique<br />

sur I'ancien comte de Homes, p. 166-170, Gand, 1850."<br />

M. C.<br />

De Dictionnaire d'Histoire et de Geographie ecclesiastiques geeft in fasc. 81,<br />

verschenen in 1959, drie artikels over de kruisheren ; van col. 942-943 een artikel<br />

van prof. R. Aubert over Mgr Jacques Dubois, de laatste magister-generaal der<br />

Orde voor de franse revolutie, een beknopte maar knappe en volledige samenvatting<br />

van het boek van Emile Fontaine, o.s.c. over deze generaal ; van col. 990-<br />

991 een korte geschiedenis en priorenlijst van het klooster van Dulken en van col.<br />

1010-1011 van het klooster van Duisburg, beide van de hand van A. van de Pasch.<br />

A. R.<br />

In een bijdrage A. DIMIER, O beata solitudo ! O sola beatitudo, in Citeaux,<br />

Commentarii Cistercienses, Westmalle, jg. 11 (I960), bl. 133-136 vestigt schrijver<br />

de aandacht op een lang gedicht van de Nederlandse teoloog en martelaar Cor<br />

nelius MUSIUS (Delft 11 juni 1500 - Leiden 10-11 december 1572) : Solitudo<br />

she vita solitaria laudata waarin hij ook de Kruisheren noemt. Het verscheen<br />

te samen met enkele andere gedichten in C. MUSIUS, Encomium solitudinis, Antwerpen<br />

(Plantijn), 1566. Onder de fragmenten, die A. Dimier hierbij aanhaalt,<br />

verdient er een onze aandacht :<br />

Hie Sancti Cluniancenses,<br />

lntegri Cistercienses,<br />

Duri ciliciferi.<br />

Hie demissi Francis cani,<br />

Hie graves Dominicani,<br />

Fortesque Crucigeri.


102 KRONIEK<br />

Misschien leerde Musius de Kruisheren kennen aan de Universiteit te Leuven<br />

waar hij rond 1520 studeerde, en waar ook de Kruisheren hun ,,college" hadden.<br />

M. C.<br />

Fernand DISCRY, Uancien archidiacone de Huy, in Bulletin de la Soc. d'Art et<br />

d'Histoire du Diocese de Liege, Luik, deel 41 (1959), bl. 1-72 vermeldt het<br />

MARTINI-incident met het kapittel van O. L. Vrouw te Hoei, waarin de generaal<br />

van de Kruisheren betrokken werd. (bl. 68)<br />

In 1687 werd door de bekende beeldhouwer Jean Delcour een grafmonument<br />

gemaakt voor Louis MARTINI, oud-burgemeester van Hoei. Het werd geplaatst<br />

in de kerk S. Mengold. De tekst, die erop te lezen stond herinnerde aan de<br />

schenkingen, die de overledene gedaan had aan de kollegiale kerk, aan de abdij<br />

van Neufmoustier en aan de Kruisheren.<br />

De beeldhouwer had echter de naam van de deken van het kapittel geplaatst na<br />

de namen van de generaal van de Kruisheren en van de abt van Neufmoustier. Het<br />

kapittel zag hierin een aanslag op haar recht van voorrang als eerste geestelijke<br />

instelling van de stad. Het protesteerde, weigerde de schenking en eiste, dat de<br />

gewraakte tekst zou verdwijnen. De schending van het monument is tot heden toe<br />

onveranderd gebleven.<br />

M. C<br />

Gerhard EVERTZ, Die Zeit der Franzosischen Fremdherrschaft (1794-1814) in<br />

der Gemeinde Wegberg, Wegberg, I960.<br />

Mit grofier Liebe fiir seine Heimat hat Oberrentmeister Gerhard Evertz im<br />

Staatsarchiv Diisseldorf die Geschichte von Wegberg nachgesucht, und bereits in<br />

mehreren Veroffentlichungen alien Heimatfreunden nahegebracht. In diesem Werk<br />

behandelt er die franzosische Zeit und die Spannungen daraus in der Bevolkerung.<br />

Er gibt die Geschichte in Erzahlungen, worin geschichtliche Personen Zwiesprach<br />

halten. Das Buch ist so volkstiimlich gehalten, dafi man es fiir wissenschaftliche<br />

Arbeit kaum beniitzen kann, aber deutet trotzdem an", was in diesen Archivalien zu<br />

ifinden ist. Fiir die Ordensgeschichte ist es interessant, dafi er S. 24 ein Bild gibt<br />

von Prior Hoogen, und S. 25-29 den ganzen Text einer Bittschrift von 1791 an<br />

Seine Majestat den Kaiser und Konig, die wohl vom Prior Hoogen geschrieben<br />

sein wird. S. 97 ,,glaubt der Verfasser dafi sich in Wegberg die neue Entwicklung<br />

durch die Toleranz des Pfarrers hier reibungsloser vollzogen hat, wie anderswo".<br />

A. v. d. P.<br />

FABIANUS o.f.m.cap., De Broeders van Boekel, in Bijdragen voor de Geschiedenis<br />

van de Provincie der Minderbroeders in de Nederlanden, 31 (1959), 26.<br />

In 1757 hield pater A. van Willigen s.j., deken van Ravenstein, de eerste visitatie<br />

bij deze Broeders op last van de bisschop van Luik. Hij nodigde de prior der<br />

kruisheren te Uden als co-visitator uit. ,<br />

In Het Huisgezin schreef de korrespondent uit Boekel (N. Br.) op 4 juli 1959,<br />

dat Henricus van der Velden de enige Boekelse bisschop is geweest. Dit moet 'n ver-<br />

gissing zijn. Wei was hij enige jaren apostolisch vicaris van enige kerkdistrikten<br />

en korte tijd kommissaris-generaal van de kruisheren. In 1842 trad hij als novice<br />

bij de kruisheren binnen, maar uit vrees dat hij daar zijn verdere leven als le-<br />

raar zou moeten optreden, verliet hij de kruisheren en trad bij de franciskanen<br />

binnen, waar hij heel zijn verder leven lector in de teologie bleef ! Dit laatste is<br />

*n mededeling van Hoogw. Heer Hollman.<br />

L. H.


ICRON1EK 103<br />

HAASS (EL), Devotio moderna in der Stadt Koln kn 13. und 16. Jahthundert,<br />

in Veroffentlichungen des Kolnischen Geschichtsvefesns, Keulen (Verlag der<br />

Lowe), 1960, bl. 133-154.<br />

Hierin worden vier keulse kloosters behandeld, Waarop de moderne devotie<br />

haar stempel heeft gedrukt : (bl. 134-141) Weidenbach (breeders van het Gemeiie<br />

Leven), (bl. 141-144) Herrenleichnam (koorheren van Windesheim), (bl. 144-<br />

148) Kruisheren, (bl. 148-153) Kartuizefs.<br />

De bekende aanbevelingsbrief, gegeven door da generaal van de Kruisheren<br />

Helmicus Minne van Zutfen, ten voordele van de Broeders van het Gemene Leven<br />

(24.9.1424) vermeldt op de eerste plaats het klooster Weidenbach, nog voor de<br />

oudere stichtingen Deventer en Zwolle. De generaal moet het klooster hebben<br />

leren kennen tijdens herhaalde visitaties bij de keulse Kruisheren rond 1420.<br />

(bl. 136 en 145).<br />

In de vijftiende eeuw werdeii twee leden van het klooster tot magister-generaal<br />

gekozen : Diederik van Hall en Nikolaas van Haarlem. Beiden stonden sterk onder<br />

invloed van de moderne devotie. Vanuit Keulen werden vier nieuwe kloosters gesticht.<br />

Aan de bibliotheek werd veel zorg besteed door het afschrijven van werken<br />

van Ruusbroek, Groote, Thomas van Kempen, Seuse, Hildegard van Bingen,<br />

Elisabeth van Schdnau, Mechtild en Gerson. Tijdens de Hervorming stonden twee<br />

uitstekende prioren aan het hoofd van het klooster : Laurentius van Gladbach, die<br />

als generaal der orde in 1524 sterk optrad tegen Luthers leer en geschriften ; Jan<br />

van Bongart, die in 1560 naar Wichrath ging en er klooster en parochie voor<br />

het katoliek geloof wist te behouden ondanks het optreden van de wereldlijke<br />

gezagdragers.<br />

Tenslotte mag hier de aandacht gevestigd op het vierde gedeelte van deze bijdrage<br />

waarin gesproken wordt over het kartuizerklooster. Vele van de door Haass<br />

vermelde namen wijzen op betrekkingen, die de prior van Kolen, Frans Vaes,<br />

gehad moet hebben met de (keulse ?) kartuizers. Uitdrukkelijke gegevens daaromtrent<br />

vindt men al in de boekenkataloog van Kolen, maar de gegevens van Haass<br />

doen vermoeden dat de band Keulen-Kolen veel belangrijker geweest is. Vgl. A.<br />

VAN ASSELDONCK, Franciscus Vaes, Hasselt, 1958.<br />

M. C.<br />

M. HERESWITHA, Le monastery des chanoinesses reguUeres du Saint-Sepulchre<br />

a Malmedy : 1627-1798, in Bulletin de la Soc. d'Art et d'Histoire du Diocese de<br />

Liege, Luik, deel 41 (1959), bl. 97-163, vermeldt dat de Luikse suffragaan-bisschop<br />

Henricus SYLVIUS, oud-prior van de Kruisheren te LUIK op 29 juli 1639 de<br />

kloosterkerk van de Sepulchrijnen te Malmedy gekonsakreerd heeft (bl. 122).<br />

In voetnoot 2 wordt erop gewezen, dat Sylvius in datzelfde jaar eveneens de<br />

kerk van de Sepulchrijnen te Hoei gekonsakreerd heeft, zoals vermeld in U.<br />

BERLIfire, Les eveques auxiliaires de LJege, Brugge, 1919, bl. 115. Daar Berliere<br />

niet de dag aangeeft waarop dit te Hoei gebeude en niet spreekt over Malmedy<br />

moet men veronderstellen, dat de wijbisschop op een andere dag te Hoei moet ge<br />

weest zijn.<br />

M. C.<br />

W. Jappe & A. L. Hulshoff, Het Frensweg£r Handschrift betreffende de<br />

geschiedenis van de Moderne Devotie, in Werken uitgegeven door h$t Historisch<br />

Genootschap te Utrecht, 3e serie, n. 82. Groningen, Wolters, 1958, biz. 185<br />

(= f. 130) „... prior Henricus (Loeder, prior der Windesheimers van Frenswegen)<br />

als hy sine vleischeliken vader enen olden borchman, van sinen huse ende veste


104 KRONIEK<br />

Loeder (=Laer) ghenoemt, by der stat Osenburg (=Osnabruck) ghelegen, van der<br />

ydelheiden der werlt bekiert hadde, bracht hyene in een crucebruederscloester wal<br />

reformiert daer by gheleghen (-= OSTERBERG), waer hy langhe tyt in oetmoedicheit<br />

Gode diende om synre sielen salicheit, daer hy oec nae den eynde syns levens<br />

salichlike rustede." Hendrik Loeder overleed 13-7-1439 ; o.c, biz. 177, voetnoot 1.<br />

In verband met de aanstaande restauratie van een huis in de Molenstraat 6/8 te<br />

WOUDRICHEM, dat het ,,Huis van Jacoba van Beieren" of ,,Het Klooster" genoemd<br />

wordt, deelt men mede, dat dit huis waarschijnlijk op de plaats van een<br />

tolhuis staat, dat van 1356 tot 1420 dienst deed. Dit tolhuis ,,staende an die<br />

Waiterpoirt" werd door Jacoba van Beieren aan Floris van Kijfhoek geschonken,<br />

waarna het ten slotte in 1474 eigendom van de kruisheren werd, die het tot klooster<br />

inrichtten.<br />

Thans is dit huis een der weinige gebouwen te Woudrichem, die de verwoesting<br />

der stad in 1573 hebben overleefd. Kort v66r 1832 werd een vleugel van dit<br />

klooster, die de zogenaamde Hoftoren met het nog bestaande huis verbond, afgebroken.<br />

De Hoftoren, waarin een klok hing, door de reguliere kanunniken van<br />

Eemstein aan de kruisheren geschonken of geleend, werd in 1852 gesloopt.<br />

Haaks op het middeleeuwse gedeelte, staat een vleugel met een jaartalsteen 1639.<br />

Later werden nog enige lagere vleugels aangebouwd.<br />

Tekeningen van dit gebouw bevinden zich in het Provinciaal Archief te Den Bosch.<br />

Aldus het Bulletin van de kontnklijke Nederlandsche Oudheidkundige Bond, 12<br />

(1959) Monumentennieuws, 28, 48 ; zie ook Clairlieu, 8 (1950), 34-39. In Sint-<br />

Willibrord-Apostolaat, VI (1959), bl. 2 wordt vremeld dat het gerestaureerde<br />

gebouw door de Zusters Franciskanessen van Bennebroek zal bewoond worden.<br />

Aan de Z.E. Pater LANGEVELD, professor in de Liturgie en cantor aan het<br />

studiehuis der Augustijnen te Nijmegen is een Spaanse prijs toegekend voor zijn<br />

werk Geschichte des Augustin-Officium ,,Laetaere Mater nostra Jerusalem", im<br />

Rahmen der liturgischen Verehrung des H. Augustin.<br />

Aan de hand van een zestal 12e en 13e-eeuwse handschriften heeft S. in dit<br />

werk onderzocht en vastgesteld, dat de herkomst van dit OFFICIE VAN ST.<br />

AUGUSTINUS terugloopt tot Ruprecht van Deutz, in 1129 overleden.<br />

Behalve dit kapitale punt, waardoor opgehelderd is, dat noch Sint Thomas van<br />

Aquino, noch Adam of Richard van St. Victor er de auteur van zijn, bevat deze<br />

studie tal van gegevens omtrent de liturgische verering van Sint Augustinus en de<br />

geschiedenis der Augustijnenorde.<br />

De wetenschappelijke behandeling en de overstelpende overvloed aan gegevens,<br />

in dit werk voorkomend, waren de punten die door de jury bijzonder werden<br />

geprezen. Het ligt in de bedoeling deze studie in druk uit te geven.<br />

Daar ook de kruisheren dit officie op 28 augustus bidden, is deze studie ook ons<br />

bijzonder welkom.<br />

L. H.<br />

Vulgariserende artikels over de geschiedenis van de Kruisheren verschenen in<br />

Kruistriomf, orgaan van de geestelijke Vereniging van het H. Kruis (Hees-Nijmegen).<br />

De vroeger reeds besproken jaargang 33 (1954-55) wordt onmiddellijk opgevolgd<br />

door jg 35 (1955-56), zodat er een onderbreking is ontstaan in de<br />

volgorde. In deze jg. 35 vinden we een reeks artikelen van L. HEERE, Eeuwgetij<br />

van het Kuisherenklooster te Maaseik, 1855-1955, bl. 7-9, 38-41, 67-70, 134-137,<br />

165-167. In de volgende jg 36 (1956-57) begint dezelfde schrijver een reeks over


KRONIEK 105<br />

De Kruisheren in Nederland. Achtereenvolgens gaat het over de kloosters van<br />

Asperen, bl. 2-7, 37-41, 69-73 ; Sint-Agatha, bl. 98-102, 131-136, 163-167. Daarna<br />

in jg. 37 (1957-58), over Venlo, bl. 3-8, 35-40, 72-79, 103-107, 134-139 ; over<br />

Roermond, bl. 169-172 ; jg. 38 (1958-59), bl. 3-6, 35-38, 79-83, 103-107, 131-<br />

133 ; over Maasticht, bl. 186-189 ; jg. 39 (1959-60), bl. 21-25, 56-64, 84-93, 118-<br />

123, 144-149, 176-183. Al deze artikels zijn rijk geillustreerd, heel bijzonder de<br />

laatste reeks over het klooster van Maastricht, dat in het begin van de twintigste<br />

eeuw schitterend gerestaureerd werd, dank zij de bemoeienis van Victor de Stuers.<br />

Een laatste bijdrage over Maastricht verscheen in jg. 40 (1960-61), bl. 42-45.<br />

Uit Kruis en Wereld, maandblad van de Kruisheren (Diest) kan vermeld<br />

worden : in jaargang 34 (1955), bl. 161-184 een speciaal nummer (juli-augustus),<br />

gewijd aan het eeuwfeest van de terugkeer van de Kruisheren te Maaseik ; bl.<br />

49-54, 74-81, 102-107, 147-152, 176-183, het vervolg van C. VAN DAL, De Orde<br />

van het H. Kruis in de gescbiedenis : Herrijzend leven (1796-heden). Heel deze<br />

reeks artikelen werd gebundeld onder de titel : Volg mij. De Kruisheren in de ge~<br />

schiedenis (Diest, 1956), 104 bl. aangevuld met een bibliograiische Verantwoording.<br />

In jaargang 36 (1957) veschenen korte stukjes over de Kruisverering, in neder-<br />

landse vertaling overgenomen uit werken van Kruisheren uit 15de en 17de eeuw :<br />

van A. Tonsorius (bl. 8), H. Woestenraedt (bl. 39), G. van Lit (bl. 91, 180, 239,<br />

278), A. Hertzworms (bl. 135-136) ; uit handschrifen van Marienfrede (bl. 101)<br />

en Keulen (bl. 39).<br />

Tenslotte M. COLSON, Sint Odiliaverering te Luik, jg. 36 (1957), bl. 102-108 ;<br />

Sint Odiliaverering te Godscheid, jg. 37 (1958), bl. 136-137 ; Sint Odiliaverering<br />

te Maaseik, jg. 38 (1959), bl. 141-143.<br />

M. C.<br />

• R. LEJEUNE, L'Eveque de Toulouse Folque de Marseille et la principaute de<br />

L/ege, in Melanges Felix Rousseau, 1958, pp. 433-448. ,,Folquet, abbe o. cist, et<br />

eveque, un des organisateurs de la Croisade contre les Albigeois, vint a Liege vers<br />

la fin 1211 ou en 1212. II se trouve a l'origine de la carriere de Jacques de Vitry<br />

... En second lieu, il semble que la tradition lui ait attribuee une grande part dans<br />

la creation de l'ordre des Croisiers." Vergelijk hiervoor H. VAN ROOYEN, Theodo-<br />

rus van Celles, Cuyk, 1936, biz. 103, 110.<br />

Das Munster, kunsthistorisch tijdschrift, 13 (I960) 51 ev. bevat foto's en korte<br />

beschrijving van de Sankt Hedwigs Kirche te WUPPERTAL-ELBERFELD, parochie<br />

toevertrouwd aan de Kruisheren. S. 51 foto van exterieur en een van de hoogte-<br />

doorsnede van de maquette ; S. 52 foto's van binnenaanzicht van oost naar west en<br />

van het hoogaltaar ; tekeningen van breedtedoorsnede ; plattegrond van het exte<br />

rieur met de geplande toren.<br />

Enkele bijzonderheden over de KRUISHEREN VAN 'S HERTOGENBOSCH<br />

geeft L. PIRENNE in zijn dissertatie aan de Nijmeegse Universiteit 's Hertogenbosch<br />

tussen Atrecht en Utrecht, 1959.<br />

Het voorstel van de Staten van Brabant om 600 ruiters en 1100 man voervolk<br />

in dienst te nemen tegen de wil van de koning, werd door de dekens der ambach-<br />

ten van den Bosch twee maal verworpen. Op 9 april 1575 vergaderden de ambachten<br />

opnieuw, en wel in verchillende koosters ; smeden, mulders en korenkopers<br />

om 3 uur bij de kruisbroeders, waar ze door de pensionaris Hessels werden toegesproken.<br />

Eerst nu gaven de meeste ambachten hun stem aan het voorstel van de<br />

Staten van Brabant (bl. 13, nota 21).


106 KRONIEK<br />

In 1578 was de financi-ele toestand oorzaak dat men in den Bosch op inlevering<br />

van zilverwerk aandrong. Vier ambachten weigerden hun goedkeuring, terwijl de<br />

kramers een uitzondering wilden maken voor de zilverschat van de Sint Jan, en de<br />

bakkers pleitten voor alle ,,grooten kercken" waarmee ze waarschijnijk bedoelden :<br />

de Sint Jan, de Sint Pieter en Sinte Cathrien, de kloosterkerk der kruisheren (biz.<br />

145, nota 452), die sinds 1570 tevens parochiekerk was en door seculieren bediend<br />

werd. Van 1575 tot 1602 was Gerard Breuckelaer er pastoor. Hij werd op 8<br />

januari 1579 op het stadhuis ontboden, waar de hervormde schepenen hem verweten<br />

dat hij door zijn scherpe predikaties de geest van animositeit in de stad<br />

aanwakkerde en de religievrede stoorde. Op 4 april opnieuw ontboden, moet hij<br />

een voor hem bezwarende verklaring ondertekenen. Twee dagen later, maandag<br />

na passiezondag, werd hij verbannen en onder gewapend geleide heimelijk buiten<br />

de poort gebracht. De hoogschout greep echter in, en voerde hem met assistentie<br />

van de manschappen van een der stadsvendels in triomf naar de stad terug (biz.<br />

210 en 213).<br />

Over het voormalige kruisherenklooster van SNEEK geeft O. POSTMA, De<br />

magistraat van Sneek als beheerder van gemene scharten, in De Vrije Fries, 44<br />

(I960), 92-101, het volgende : Na 1580 kreeg Sneek de vrijheid om over de<br />

landerijen van de in de stad of in het stadsgebied gelegen kloosters te beschikken,<br />

n.l. 1) Cruysebroederklooster ; 2) klooster Nazareth ; 3) klooster-hospitaal ; 4)<br />

klooster Groendijk. Bij de twee eersten kwam geen ,,maenschar" voor. De stad<br />

schijnt deze landerijen, in en bij de stad, zonder machtiging van de Gedeputeerde<br />

Staten aan zich getrokken te hebben. In 1587 werd dit door de Staten goedgekeurd<br />

als nodig voor het onderhoud van de kerken- en scholendienst ,,met 't gene daeran<br />

cleeft" n.l. ,,twee predicanten, een rector, twee conrectors, drie ondermeysters, een<br />

organist ende coster".<br />

In 1581 werd het Cruycebroedersklooster tot weeshuis ingericht en werden de<br />

eerste twaalf kinderen opgenomen.<br />

In het Kaiholiek Bouwblad van 6 augustus I960, biz. 301 (uitgegeven te<br />

Heerlen, Nobelstraat 21) verscheen 'n artikel van A. J. J. VAN ROOY, Discussies<br />

rond de kerkelijke architectuur, waarin bijzondere aandacht voor de kerk van het<br />

H. Kruis in SINT-ODILIAPEEL werd gevraagd. Dit artikel werd geillustreerd<br />

met foto's van de voorruimte met doopkapel, van 'n zicht op 't hoogaltaar, van de<br />

dagkerk, van de ambiance achter 't hoogaltaar, van de kerkzaal, van 't Maria-<br />

altaar, en met situatietekening, plattegrond en tekening van de voorgevel.<br />

L. H.<br />

SMET (Antoine de), La Communaute beige du Nord-Est du Wisconsin. Ses<br />

Origines. Son Evolution jusque vers 1900, Waver, 1957, 25 x 16,5 cm, 64 bladzijden.<br />

Sinds geruimen tijd bestudeert S. de emigratie vanuit Belgie naar de Verenigde<br />

Staten van Noord-Amerika in de negentiende eeuw. Hij schreef deze studie bij<br />

gelegenheid van het eeuwfeest van de stichting der Belgische kolonie in Wisconsin<br />

(U.S.A.) in augustus 1953. Ze werd uitgegeven door de geschied- en oudheidkundige<br />

kring van Waver en Omgeving, omdat ze gewijd is aan de emigranten, die vooral<br />

afkomstig waren uit dat gedeelte van Waals-Brabant.<br />

Toen deze landverhuizers in 1853 - en hoofdzakelijk tijdens de jaren 1855-56 -<br />

in de streek van Green Bay aankwamen, troffen ze er o.a. de kruisheer-missionaris<br />

Edward Daems aan, die zich van meet af aan hun lot bijzonder heeft aangetrokken.<br />

Twee plaatsnamen kregen daarom zijn naam : Grez-Daems en Thiry-Daems. Deze


KRONIEK 107<br />

bijdrage is bijzonder interessant omdat ze veel bijzonderheden geeft over de omstandigheden,<br />

waarin Daems en andere kruisheren-missionarissen daar geleefd<br />

hebben.<br />

In een Note additionnelle (bl. 57-61) volgt een bibliografisch overzicht van wat<br />

gepubliceerd werd in verband met de belgische emigratie in de negentiende eeuw.<br />

Het is een rijke dokumentatie, die voor verdere studie van de missionering der<br />

Kruisheren in Wisconsin van groot nut kan zijn.<br />

M. C.<br />

STADERMANN, G., Voorlopige beknopte opgave van de inboud van het Oudr<br />

arcbief van de stad Goes. 1449-1851, Goes (1957).<br />

n. 469 : Procuratie van burgemeesters en raden van Goes aan Corn. Franss. te<br />

Den Haag om over te gaan tot verpachting van landen, behorende, aan de Armen<br />

van Goes, en hun aangekomen door de prins van Oranje, voordien aan de Kruisbroeders<br />

te Goes en gelegen te Abbenbrouck, Zuidland en Heenvliet. 1574. 1 stuk.<br />

n. 471 : Oorkonde van de magistraat van Goes : Twee Armmeeters hebben de sekretaris<br />

van Goes gemachtigd om bij de Staten van Holland bevestiging te krijgen<br />

van de inkomsten, vroeger toebehoord hebbend aan de kruisbroeders te Goes,<br />

spruitende uit landerijen te Wolphaartsdijk en Abbenbrouck. 1592. 1 stuk.<br />

n. 472 : Overeenkomst waarbij de Staten van Zeeland aan de Staten van Holland<br />

overdragen vier gemeten, 200 roeden lands te Voorne, Abbenbrouck, Nieuwland<br />

en Welgersdijk, afkomstig van het Kruisbroederskonvent en aan de Armen geschon-<br />

ken. 1614. 1 omslag. Zie ook n. 147 (1626).<br />

VERHOOFSTAD, P.M., Inventaris van de archieven van bet Bisdom Haarlem,<br />

1559-1853, Haarlem, 1956, geeft op biz. 113 een stuk (n. 796) over de Kruisheren<br />

n.l. een ingekomen brief van de nuntius Spinelli betreffende het ongeoorloofd uitoefenen<br />

van pastoralia te Wognum door pater P. HAMAECKER, 1729- Zie over<br />

Pieter Hamaecker in : L. EMOND, Kruisheeren-Missionarissen in de Nederlanden,<br />

Cuyk, z.j., biz. 49. Hamaecker was van 1713 tot 1740 pastoor in het oostelijk<br />

gedeelte van Spanbroek (N.H.) waar inderdaad Wognum ligt. Misschien was hij<br />

'n kruisheer van Briiggen ten oosten van Roermond.<br />

L. H.<br />

La Vie Wallonne, revue trim., 13, rue Wiertz, Liege, Tome XXXIII, nouvelle<br />

serie, n° 286, 2d trim. 1959, p. 79 : Testaments liegeois et legs de livres de droit<br />

au moyen-age, par Raoul van der Made.<br />

Dans cet article nous lisons a la p. 90 :<br />

,,De meme, Henri de Lovenberch, docteur en Decret, chanoine de Saint-Lambert,<br />

legue, le ler juillet 1485, tous ses livres utriusque iuris a son neveu Henri, fils de<br />

son frere Martin de Lovenberch et, ensuite, a tous autres de sa linea consanguinitatis<br />

qui se consacreront aux etudes de droit. Us n'en seront pas proprietaires, mais<br />

plutot ususfruitiers car les livres seront inalienables. Si, cependant il ne se trouve<br />

pas de parents aux etudes, les livres seront remis au couvent des CROISIERS DE<br />

BRANDEBURG, au diocese de Liege. Reference en note (2): A. E. L. ; Cathedrale<br />

Saint-Lambert, Testaments, Reg. n° 265, f° 51.<br />

Nous lisons a la p. 92 :<br />

,,Ce chanoine (il s'agit de Arnold de Merode, chanoine de 4 avril 1487 St<br />

Lambert) decide, en effet que ses executeurs testamentaires devront acheter un<br />

Corpus juris canonici et un Corpus juris civilis qui seront deposes au couvent des<br />

Croisiers du Val Saint-Mathieu situe sur le territoire de Merode, avec la reserve


108 KRONIEK<br />

habituelle au profit de membres de la familie qui voudraient faire des Etudes de<br />

droit. (en note (3) en bas de la page se trouve : ,,ad daustrum Cruciferorum in<br />

territorio de Merode, situatum et nuncupatum vallis Sancti Mathie" (SCHWARZEN<br />

BROICH) ref. A. E. L., Cathedrale St Lambert, Testaments, Reg. n° 265, fol. 55).<br />

Le texte poursuit : ,,En outre, le testateur signale que les freres de Saint-Mathieu<br />

possedent deux livres qui lui appartiennent, a savoir le Speculum doctorale et une<br />

Lecture super quatuor libros sentenciarum ; il veut que ces ouvrages restent au<br />

monastere ou ses parents pourraient eventuellement s'en servir."<br />

R. BUSS&<br />

Over SCHWARZENBROICH vindt men nog enkele aantekeningen met betrekking<br />

tot het kruisherenklooster c. 1778-'82, o.a. de requisitis ad investitionem, professio-<br />

nem et primam missam in een aantekenboekje van Petrus Matthias Nyssen, thans in<br />

de biblioteek der Kruisheren van Maaseik.<br />

Dom. Hub. VISSERS, Vie canoniale, Ideal tres ancien toujours actuel, 441 biz.,<br />

(Bressoux-Luik, 1958).<br />

Al gaat dit boek niet, tenzij in enkele korte passages, over de Kruisheren (p. 24,<br />

42, 213, 300, 369, 377), toch verdient het in dit tijdschrift de aandacht, omdat het<br />

zeer uitgebreid handelt over heel de familie van reguliere kanunniken die de regel<br />

van S. Augustinus tot hun levensregel maakten. Voor hen alien is deze uitgave<br />

een aanwinst, omdat ze hen helpen kan, door de studie van verleden en heden<br />

van deze aparte kloostervorm in de Kerk, hun ideaal beter te leren zien en beleven.<br />

Men dient er bij de lezing van dit wek rekening mee te houden dat het<br />

d66r een kanunnik van Lateranen v66r de eigen orde, en dan nog speciaal voor de<br />

de fraters-studenten geschreven is. Dit verklaart de dikwijls erg familiale toon. In<br />

de inleiding voorkomt schrijver reeds enigszins de kritiek door dit boek een<br />

,,liber non doctoris sed inquisitoris" te noemen, wat geen eigen opinies wil ver-<br />

dedigen maar die van competenten in deze materie weergeven. Daardoor is het<br />

meer een verzameling geworden van documenten dan een eigenlijke synthese over<br />

de reguliere kanunniken. Dit is enigszins jammer, omdat veel citaten van dezelfde<br />

aard de lezing soms minder aantrekkelijk maken. Ook betreuren we het bijna<br />

volledig ontbreken van het wetenschappelijk apparaat. Toch is de inhoud er niet<br />

minder degelijk en nuttig om.<br />

Een historisch overzicht ,,in vogelvlucht" vormt het eerste hoofdstuk (p. 7-42).<br />

We volgen er de gestadige ontwikkeling vanaf Eusebius van Verceil, die in de<br />

IVe eeuw aan zijn clerici een gemeenschapsleven oplegde, langs de grote pro-<br />

motor Sint Augustinus, de regels van Metz en Aken, en de hervorming van Gregorius<br />

VII, tot het ontstaan van de reguliere kanunniken ; het tweede gedeelte geeft<br />

dan een overzicht van de voornaamste kanunnikencongregaties van de Xlle eeuw<br />

tot nu toe, waarin alleen Windesheim en Lateranen wat uitgebreider behandeld<br />

worden. Bij de passage over de Kruisheren zegt S. : ,,son ideal de vie s'ecarte de<br />

la tradition canoniale" ; de gronden die hem tot deze conclusie brachten zijn ons<br />

uit zijn werk, waar hij toch uitgebreid de kenmerken en het ideaal van de reguliere<br />

kanunnik bespreekt, niet duidelijk geworden, zodat we ze aan een gebrek aan<br />

voldoende documentatie over de Orde menen te moeten wijten.<br />

Zeer mooi is het hoofdstuk over Augustinus' kloosterleven (p. 43-119), waar,<br />

gevat in een bescheiden commentaar, de sermones 355 en 356, Possidius, andere<br />

werken van Augustinus, en natuurlijk vooral de Regel worden nagegaan. S. geeft<br />

hier een welgeslaagde en levendige reconstructie van het kloosterleven te Hippo,<br />

een kernachtige regelcommentaar met de grote nadruk op de liefde, en een inleiding


KRONIEK 109<br />

(zou de oplossing wel ooit te geven zijn ?) in het zo omvangrijke probleem van<br />

de authenticiteit en ecrste bestemming van de Regel. Jammer dat dit laatste gedeelte<br />

eerder een dorre opsomming van opinies en een lange reeks citaten geworden is<br />

dan een klare uiteenzetting van het eigenlijke probleem.<br />

Het derde hoofdstuk, A la lumiere des his, brengt ons meer van nabij in aanraking<br />

met de kanunnikenwetgeving in de loop der tijden (p. 123-249). Al is<br />

het criterium in de keuze der teksten niet direkt duidelijk, toch is dit een rijke verzameling<br />

en bloemlezing uit de wetteksten, vanaf de regels van Metz en Aken tot<br />

de canons van het tegenwoordige kerkelijke wetboek en de huidige statuten van<br />

vier congregaties van reguliere kanunniken. De oudere teksten zijn uiterst interessant<br />

vanwege de vele details die ons inlichten over allerlei gebruiken in koor, kapittel<br />

en refter, en ons de zorg doen kennen waarmee over het primaire element van het<br />

kanonieke ideaal, het liturgische gebed, gewaakt werd. Duidelijk en mooi weet S.<br />

telkens de voornaamste punten der kanonikale discipline en levenswijze naar voren<br />

te brengen, terwijl hij tevens blijk geeft van voorzichtige gematigheid om niet<br />

door beschouwing van het ideaal uit het verleden de historische ontwikkeling<br />

over het hoofd te zien ; terecht waarschuwt hij dan ook tegen het doen aan ,,reconstructies<br />

uit een ver verleden naar de tegenwoordige tijd". Ook uit de nieuwere<br />

teksten leren we veel eigen karaktertrekken kennen van de bestaande kanunnikenstichtingen<br />

in Oostenrijk en Zwitserland en van de eigen orde van de auteur. Met<br />

recht kan hij uit Codex en hedendaagse statuten, in het licht van het verleden,<br />

besluiten tot de dubbele essentiele functie van het vita canonica, de publieke en<br />

plechtige cultus divinus en het ministerium pastorale, waarvan hij verderop de<br />

verschillende vormen nader bespreekt. Zeer stcrk onderlijnt hij zijn conclusie : als<br />

men bij andere orden het koorgebed wegneemt, blijven ze toch hun bestaansrecht<br />

behouden ; doet men dit echter bij een kanunnikenorde, dan blijft slechts een<br />

rechtsfictie bestaan, een naam zonder inhoud en objectieve waarde.<br />

Van het vierde zeer uitgebreide hoofdstuk, En face de notre ideal (p. 250-438)<br />

is het eerste gedeelte tot p. 309 een verzameling van gezaghebbende getuigenissen<br />

over het kanonieke ideaal, vanaf de XVIIe eeuw tot nu ; belangrijk zijn die van<br />

Dom Gr6a (1884), Y. Bossiere (1945) en Dom Egger (1947) als her-denking<br />

van het kanunnikenideaal voor de zending van de Kerk in deze tijd, al zal men<br />

het - evenals de auteur trouwens - met al hun beweringen, zoals de afwijzing van<br />

de exemptie, moeilijk kunnen eens zijn. Meer persoonlijk is het tweede gedeelte van<br />

dit hoofdstuk Precisions et perspectives, voor alle reguliere kanunniken actueel.<br />

Het intrinsieke doel van de reguliere kanunnik, de plechtige liturgische viering<br />

en de zorg voor de zielen van anderen, wordt degelijk uiteengezet (Notre place dans<br />

VEglise d'aujourdhui); twee functies die essentieel zijn, en door en in het ge-<br />

meenschapsleven evenwichtig moeten worden vervuld. Als de ideale vorm noemt<br />

S. de collegiale-paroisse en de prieure-cure, waar de communiteit zich bezighoudt<br />

met de omliggende parochies die elk op zich geen dagtaak voor een priester vormen ;<br />

doch niet als gei'soleerde personen op elke parochie, maar als een communitas in<br />

kloosterlijke en kanonikale samenleving. Juist de tegenwoordige noden zouden hier<br />

kunnen helpen tot de revaiorizatie van het reg. kanunnikenleven. In art. 2, Nos<br />

sources de vie ou notre genre de spiritualite geeft S. rijke bladzijden over liturgische<br />

beleving, waardoor de liturgie voor de reg. kannunnik het element wordt van zijn<br />

spiritualiteit, doel (Godscultus) en middel (bron van persoonlijke en andermans<br />

heiliging) tegelijk ; tevens garantie voor de realizatie van de juiste eenheid van<br />

gebed en aktie. In deze bladzijden is de magister spiritus aan 't woord, die de<br />

jonge religieuzen inleidt tot 't juiste begrip van hun roeping en taak, en van de<br />

middelen om deze te beleven : conventsmis en koor, lezing van H. Schrift en kerk-


110 KRONIEK<br />

vaders, theologische studie die niet zuiver intellectueel blijft maar door meditatie<br />

tot persoonlijke beleving wordt ; maar daarnaast de kennis en liefde tot de mensen,<br />

begrip voor hun noden van geestelijke en tijdelijke aard. Voor de beleving van<br />

zulk ideaal acht S. bepaalde elementen nodig, die hij behandelt in het derde<br />

artikel Le cadre normal de notre vie; les centres de nos activites ; interessante<br />

beschouwingen over kerk en ,,monasterium" met claustrum, kapittelzaal en reftef,<br />

die de nodige ruimte en schoonheid dienen te bezitten ; over de ,,prieure-parotsse>f<br />

van de toekomst, vooral nu zich ook bij de seculiere priesters in sommige landen<br />

het communitaire streven vertoont ; over het seminarie of ,,college canonial", daar<br />

zowel in verleden als heden het onderwijs bij de reg. kanunniken steeds als e*cht<br />

apostolaat gezien werd en wordt ; en tenslotte over het werk in de missie, waar toch<br />

na de beginperiode de een of andere post een centrum moet worden van kanonikaal<br />

leven. Apart behandelt een vierde artikel Le probleme de nos freres convers, een<br />

zowel delikaat als akuut probleem waar, aldus S., de wetgeving der religieuze in:stituten<br />

niet de sociale ontwikkeling van de christelijke wereld gevolgd heeft. Het<br />

tekort aan roepingen, het weinig aantrekkelijk levensideaal voor eventuele candidaten,<br />

en toch de mogelijkheid van roepingen als het terrein hiervoor voldoende wordt<br />

voorbereid, brengt de auteur ertoe niet slechts de grote innerlijke waarde van dit<br />

leven te onderlijnen maar ook nieuwe perspectieven te openen en suggesties te<br />

doen, die voor elke Orde het overwegen waard zijn. Grotere toenadering van derici<br />

en conversi, en wel door meer dogmatische, liturgische en religieuze vorming, door<br />

verhoging van het culturele peil, door grotere deelname aan het liturgische gebed,<br />

door het eventueel ontvangen van de lagere wijdingen, zouden ervoor moeten zorgen<br />

dat de voor alle ordeleden zonder onderscheid gebruikte titel ,,fratres" weer<br />

zijn hoogste betekenis krijgt. Enkele hiertoe gedane pogingen en ervaringen door S.<br />

vermeld uit eigen orde, kunnen leerrijk zijn voor anderen. Een artikel over de<br />

moniales besluit dit hoofdstuk.<br />

Dit boek heeft zijn gebreken. Het voornaamste lijkt ons een tekort aan synthese,<br />

waardoar het aan leesbaarheid inboet. Toch is het een welkom werk, gedurfd, en<br />

rijk door vele persoonlijke opmerkingen en suggesties.<br />

A. R.<br />

WIEERS, A., Pastoor A. Froyen en de heropbloei van de devotie tot O. L. Vr.<br />

van Rust te Heppeneert, in Mariaklokje uit Heppeneert, 1958, 1959, en I960 ;<br />

reeks artikeltjes waarin ook enkele gegevens over de activiteit der kruisheren te<br />

Heppeneert.<br />

Vermelden we tenslotte enkele werken en artikels van kruisheren, zonder verband<br />

met de Ordesgeschiedenis :<br />

ASSELDONK, A. VAN, Zedenleer bij Paulus (Col. 3, 12-17) in Tijdschrift<br />

voor Geestelijk Leven, Antwerpen, jg. 15, 1959, bl. 640-657.<br />

BOLY, J., L'annonce jaite a Marie. Etude et Analyse, Paris (Les Editions de<br />

l'Ecole), 1957, 143 biz., gei'llustreerd.<br />

BOLY, J., Pierre van der Meer de Walcheren. De la Maison du Peuple a<br />

VOrdre de 5. Benoit, Luik, 1958, 21 biz.<br />

BOLY, J. reeks van artikel en verschenen in Vie francaise, Quebec (Canada) :<br />

Sa Majeste la Langue francaise (1954) ; Peut-on parler d'une decadence francaise ?t<br />

Lettre de Belgique, Le Val d'Aoste (1957) ; Le Grand-Duche de Luxembourg,<br />

Lettre de Suisse romande (1958).<br />

BOLY, J., artikelen verschenen in L'Ecole, Parijs : Ou en sont les Etudes claudeliennes<br />

? (1957) ; La synthese chez Claudel des aspirations romantiques et classj-


KRONIEK 111<br />

ques, La correspondance Claudel-Gide, Pourquoi ecrivent-ils en frangais ? (1958) ;<br />

De Gaulle ecrivain, Le Val d'Aoste (1959).<br />

BOLY, J., Pourquoi choisissent-ils les anges frangais ? (etude sur les ecrivains<br />

etrangers de langue franchise) in Revue 'Internationale de Culture frangaise, Parijs,<br />

jaargang 1958.<br />

BOLY, J., Bossuet, notes pour la rhetorique, Leuven, 1958.<br />

BOLY, J., ,,Poesie et Mystique" du pere Van Hoorn, in Lettres romanes, Leu<br />

ven, 1958.<br />

BOLY, J., Lettre sur les ,,Dialogues des Carmelites" de Bernanos, in Le Figaro<br />

Utteraire, Parijs, 16 mei 1959.<br />

BOLY, J., Dialogues des Carmelites. Etude et Analyse, Parijs (Les Editions de<br />

l'Ecole), I960, 134 biz., geillustreerd.<br />

BROUNS, M., Tbeodoor Sevens 1848-1927, in Oostland, Hasselt, 1957, bl.<br />

17-22, en 1958, bl. 3-20.<br />

BROUNS, M., Theodoor Sevens, Onderwijzer, Schrijver, Vlaams Strijder 1848-<br />

1927. Met een Voorwoord van J. Droogmans, Diest, 1958, 35 biz, geillustreerd.<br />

BROUNS, M., Guido Gezelle en Tbeodoor Sevens, in Tijdspiegel, Hasselt, 1958,<br />

bl. 118-123 ; Twee Vrienden, Sevens en Gezelle, in West-Vlaanderen, Roeselare,<br />

1958, bl. 332-334 ; Sevens en Groeninge, in De Tijdspiegel, Hasselt, 1959, bl.<br />

122-129 ; Sevens en de Boerenkrijg, in Limburg, Maaseik, I960, bl. 153-158, en<br />

in Mededelingen van het Centrum voor studie v. d. Boerenkrijg, Hasselt, nr. 20.<br />

BROUNS, M., Sevens en Stintssen ,,Vriend en Vijand t evens", in Oostland (Driemaandelijks<br />

Orgaan van Limburgse Schrijvers), Hasselt, I960, bl. 39-47.<br />

BUS£, A., publiceerde enkele artikels en beschouwingen rond de Afrikaanse<br />

studiedagen 1958 te Dakar (Frans-West-Afrika) : Driemaal Dakar, in Rernieuwen,<br />

Roeselare, jaargang 1958-1959, bl. 8-13, 70-75 ; Drie maal Dakar en Nu is het de<br />

tijd, in Bronnen (studentinnentijdschrift), 1958-1959, bl. 8-9 en 17-18 ; Afrikaanse<br />

Toekomst, in De Linie, Brussel, 19 sept. 1958.<br />

BUSE, A., Internationale Katholieke Studerende Jeugd, voordracht, gehouden<br />

voor de Afrikakring 26 nov. 1958, en in het tijdschrift Afrikakring uitgegeven, Leu<br />

ven, 1958, bl. 245-256.<br />

BUSSE, R., schreef een reeks van vijf artikels Systeme Bibly-Centre in Le Bibliothecaire,<br />

Luik, 1958, nrs 2, 3, 4, 5, 6.<br />

COLSON, M., Twee vrienden, Roemers en Bouteville, in Limburg, Maaseik, jg.<br />

37, 1958, bl. 77-84 (eveneens verschenen in de Mededelingen van het Centrum voor<br />

studie van de Boerenkrijg, Hasselt, nr 4).<br />

DELBRASSINE, P., Roger Cousinet, Frans Pionier der progressieve opvoeding,<br />

in Tijdschrift voor Opvoedkunde, Antwerpeh, jg. 3, 1957-58, bl. 20-36, en 65-67.<br />

DOOREN, A. VAN, Op en rond de Aardbol, reeks van 2 filmstroken over<br />

kosmografie voor het lager onderwijs, Leuven, Centrale voor Projectie-onderwijs,<br />

1957 ; dezelfde reeks met franse teksten en afzonderlijk tekstboekje Autour et sur<br />

la globe terrestre ; in tweede uitgave verscheen van dezelfde auteur Kosmografie<br />

in Beelden, zeven filmstroken met handboekje voor de leerling, (La cosmographie<br />

en images), leergang in sterrekunde voor het M.O., Maaseik, 1957 ; in 1959 pu<br />

bliceerde A. van Dooren, eveneens bij de Centrale voor Projectie-onderwijs te<br />

Leuven : Algemene Aardrijkskunde (Geographie generale) een reeks van zeven<br />

kleurennlmstroken met tekstboekje voor het M.O.<br />

HEERE, L., De Kapucijnen te Maaseik, in Limburg, jg. 37, 1958, bl. 142-152.<br />

LINDUSKY, E., Manuale Cantionum. A Collection of Hymns composed, compiled<br />

and arranged by Fr Eugene Lindusky o.s.c, second edition I960. Printed at<br />

the Crosier Press, Onamia, Minnesota.


112 KRONIEK<br />

LINDUSKY, E., Mass ,,In Manibus Dei" ; vierstemmige mis voor mannenkoor,<br />

zonder plaats, zonder jaartal.<br />

LINDUSKY, E., The Polypbonie of Palestrina, An Anthologie of examples for<br />

use in the study of sixteenth century counterpoint and musical form, Onamia,<br />

Minnesota, I960, 205 pp.<br />

JUTTE, F., Voor het Voetlicht. Het Evangelie in honderd taferelen, vrije bewerking<br />

met inleiding naar O'Rahilly, Gospel Meditations, Hilversum, I960, drie<br />

delen.<br />

SANGERS, W., en SIMONIS, A. H., De Kerk van Susteren, Karolingische familieabdij,<br />

Adellijk Vrouwenstift, Parochie, Susteren, 1958, 17 biz, geillustreerd, in<br />

de Gulden Reeks van Limburgse Monumenten, nr 10.<br />

SANGERS, W., Limburgse Verhalen, in Ons Contact, maandblad van de Zusters<br />

van het Kostbaar Bloed, afl. aug.-dec, 1957.<br />

SANGERS, W., De Maaseiker Musea, in Nieuws uit Limburg, Hasselt, 1959,<br />

bl. 8-11.<br />

SANGERS, W., in samenwerking met G. Cornips, M. Hendrickx en A. Simonis,<br />

Historische Schoonheid van Maaseik, Maaseik, I960, 70 biz.<br />

SANGERS, W., Het oudste boek van Belgie, en Een Rondwandeling door de<br />

Kerk van Neeroeteren, de eerste artikels van een reeks over kunstschatten, legenden<br />

en merkwaardigheden van Maaseik en omstreken in Wij smeden de Toekomst,<br />

tijdschrift van de technische school te Sint Jansberg (Maaseik), III, nr 3 biz. 8-9,<br />

nr 5 biz. 3 en 11.<br />

SNIJDERS, D. (GEERKENS, H. J. en -), De Schutterijen van Ophoven en<br />

Geistingen, in Het Oude Land van Loon, Hasselt, jg. 15 (i960), bl. 45-51.<br />

SNIJDERS, D. (GEERKENS, H. J. en -), Gegevens over de school te Ophoven<br />

voor 1830, in Limburg, Maaseik, jg. 39 (I960), bl. 316-320.


<strong>CLAIR</strong><strong>LIEU</strong>"<br />

Tija id aan de geschiedenis der Krtihheren. Verschijnt tweel>er<br />

/,!.■!>■ op ongeveer i'ij[lig blddzijden per nrin/iiier of eenmad op<br />

anger. -den.<br />

Ls en mededeling'en aan de Red;:, ve men le zenden r/,ni<br />

Dr. A. l< Vbor medewerkiiiy<br />

ibriek ,,Teksten" schrijve men aan Dr. A. van Aneldnnk, PP.Crthsier$,<br />

Hafwut.<br />

Geschiedkundige Kring ,,Clair-Lieu"',<br />

Voor BELGIE :<br />

/-/. Vefstapf'enplein 12, Diest.<br />

Postrekeriing 1226.79.<br />

Voor NEDERLAND :<br />

Katie Bredestrttat IS, Nijmegen<br />

Giro : Adnamsirdteur<br />

Chiirlieti, 816,<br />

Cum permissu Superiorum et Ordinarii

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!