Het schoeisel van de KNIL-militair - Collectie

Het schoeisel van de KNIL-militair - Collectie Het schoeisel van de KNIL-militair - Collectie

collectie.legermuseum.nl
from collectie.legermuseum.nl More from this publisher
24.09.2013 Views

Modificaties uit 1921 In 1921 werd de zeildoekse schoen wederom in een vernieuwd model in de intendancepijplijn gebracht met diverse verbeteringen. Het zeildoek was nu zeer goed en zo sterk van kwaliteit dat er niet meer, als voorheen, nog een voering daarbij nodig was. De bovenste helft van de ringgaten voor veters bij de sluiting, was voor het gemak bij het aan- en uittrekken vervangen door de bekende stevige haakjes; de neus van chroomleder was nu van een voldoende hoogte en recht afgesneden. En deze neus had nu een harde punt; hierdoor waren de tenen van de drager goed beschermd tegen knellingen door zware voorwerpen die de man op zijn tenen kon krijgen, zoals een balk, een rad van een kar of de hoef van een paard. Ook werden tot 1925 nog een paar lederen schoenen uitgetest, doch wij konden niet vinden wat daarvan de opzet was: immers men had voor allen de zeildoekse schoen. Dat was volkomen juist, want na 1925 was het definitief de zeildoekse schoen geworden. Slechts hier en daar bracht men nog een enkele verbetering aan. Dat zelfde geschiedde nogmaals in 1933 en toen was de prijs intussen al gezakt tot f 3,-. Een lange ontwikkelingscyclus was ten einde. Het KNIL, gecompliceerd zowel in zijn personeels-samenstelling als in zijn specifieke dislocatie, met alle soorten van terrein in dit reusachtige gebied tussen de Indische Oceaan en de Pacific, had eindelijk zijn goede schoen gekregen. En die was voor iedereen. En dit deed de journalist die ook veteraan was uit het KNIL (oud-onderofficier uit Atjeh) H. C. Zentgraaff in zijn bekende boek `Atjeh' bevestigen, dat het zelfvertrouwen van de Javaanse infanteristen belangrijk was verbeterd toen iedereen van hen schoenen kreeg, evenals Oom Ambon, Oom Menado en Oom Belanda (= Holland) 31). Slobkousen Nu even in vogelvlucht naar de verdere beenbekleding: de slobkous, die in de aanvang van de 19e eeuw erg bekritiseerd werd en een bron van ergernis vormde. Nadien zijn de slobkousen verschillende keren verbeterd, want ze bleken onmisbaar te zijn en even noodzakelijk als de schoen; zij vormden er een combinatie mee. Alleen het aan en uitdoen van de slobkous was een tijdrovende handeling, maar tijdens de mars had de man er een behoorlijke steun aan bij het enkelgewricht en de spieren van het onderbeen. Door het bevestigen van de slobkous schuurden de broekspijpen niet meer hinderlijk langs elkaar en kleine steentjes konden niet meer gemakkelijk in de schoen dringen. Slobkousen waren verder van veel nut in moerasgebied, natte rijstvelden of sawah's, in laag struikgewas, bij alang-alang (wild gras) en doornige planten en zij gaven blijvende bescherming tegen schadelijk kruipend gedierte. In de gebruikte slobkousen trof men een grote variëteit aan, met sluiting voor en opzij, met knopen of door rijgen. De bovenste sluitriem mocht noch te vast, noch te los zitten, mocht de bloedsomloop van de drager niet hinderen, maar hij moest zo vast zijn, dat hij niet kon afzakken en los gaan zitten. De riemen onder de schoen door (souspieds) kregen veel te lijden en werden vaak hard; zij beletten het opkruipen van de slobkous. Ook de kleur van de slobkous wisselde nog al eens; soms in de kleur van de broek en ook wel wit. Dit laatste was in de veldtenue natuurlijk tactisch onjuist, want door dat wit zag de inheemse vijand onze soldaten al van uit de verte naderen. In 1905 kwamen groflinnen exemplaren van bruine kleur met handige gespsluitingen, die gemakkelijk waren voor het snel wijder of nauwer maken. De troep had ook daar kritiek op, want bij nachtelijke geheime sluippartijen en op patrouille kon men in het duister nu niet meer zijn nevenman ontwaren, wat eerst met de witte slobkous wel ging; toch kwam wit niet meer terug. Een nadeel van slobkousen was verder dat knopen er gemakkelijk af gingen en dat gespen afscheurden, zodat immer reparatie nodig was, hetgeen weer betekende, dat de man het artikel moest missen terwijl de slobkous door al dat werk er aan een duur uitrustingsstuk werd. Door

onoordeelkundig dragen werden de artikelen vaak stijf en hard. Het gewicht was ook niet te verwaarlozen, bijna een pond, vanwege de souspieds en andere lederen hulpstukken. Toch waren die souspieds erg practisch, want de man kon zijn schoenen in een drassige bodem nauwelijks kwijtraken. Slobkousen waren markante uitrustingsstukken die gingen verdwijnen toen in 1912 de puttees begonnen te komen. Curieus is echter wel dat - naar analogie met de uitrusting van Britse en Commonwealth eenheden uit de Tweede Wereldoorlog - men in het KNIL van na 1945 tot 1950 weer een moderne soort slobkous terug zag, zij het in het veel kleinere en losse beenstuk van leer of canvas dat `anklet' heette. Puttees Deze praktische beenwindsels werden in 1912 ingevoerd. Tevoren waren zij al jaren op proef gedragen in Atjeh en in Celebes; de resultaten waren gunstig. De gebruikers vonden ze erg doelmatig, want ze pasten iedereen en er was derhalve ook geen taille-verdeling, zoals bij de slobkousen noodzakelijk was. De windsels sloten zonder druk en gaven aangename steun aan het been. Alles was simpel: geen knopen of riemen of gespen: alleen maar twee sluitbandjes; en het aan- en uitdoen ging ook snel en zonder problemen. Maar de beste puttees konden toch ook niet beletten dat de man in zeer soppig terrein marcherende zijn schoeisel kon verliezen. De puttees konden echter niet voor bereden militairen worden bestemd; voor ruiters deugden ze niet, en deze categorie kregen dan ook hoge lederen rijkappen verstrekt. Verder waren puttees alleen maar gunstig: zij waren goedkoop, behoefden nauwelijks reparatie en waren eenvoudig te wassen en te drogen. De eerste windsels waren nog van wol, maar in 1917 werd het katoen. De kleur van de puttees wisselde wel eens van geheel bruin tot grijs en groen. Merkwaardigerwijs werden de puttees tot 1915 in bruikleen aan de man verstrekt (zoals bijvoorbeeld zijn veldfles); bij overplaatsing moest betrokkene dus zowel veldfles als puttees bij de fourier inleveren. Bij zijn nieuwe onderdeel kreeg hij dan puttees, . . . mogelijk van een ander . . ., welke dan naar het been van die andere stonden. Het nummeren, dat bij de puttees geschiedde met opgenaaide nummerlapjes gaf ook veel gehannes als die er op of er weer af moesten. Totdat de puttees `in eigendom' van de soldaat kwamen. De windsels gaven in koude bergstreken de nodige warmte aan het been en voorkwamen aldus ongemakken of kramp en bloedzuigers gingen er minder makkelijk doorheen als door de slobkous en tenslotte zaten zelfs natte puttees nog correct. De prijs bij eerste aanschaf was nog vrij hoog (f 3,25 per paar in 1918), maar ze waren erg degelijk en werden op den duur goedkoper. Rijkappen Met de invoering van de puttees voor onberedenen in 1912 kregen de beredenen rijkappen van leder verstrekt, omdat puttees te paard los gingen en afrolden. Deze rijkappen gaven op de schoen precies slijtage op het zeildoek bij de wreef, zodat daar gaten ontstonden. Het was om deze reden dat bij de beredenen in 1916 een schoensoort beproefd was, waarbij het bovenwerk geheel van chroomleer was vervaardigd. En zo kreeg men hier dan voor deze vrije kleine categorie weer de dienstschoen van leder, zij het ook dat die afgeleid was van de zeildoekse. Bij de rijkappen droegen de beredenen sporen die door riempjes bevestigd werden. Bivakschoeisel Was al eerder in dit artikel gesproken over het opgedrongen en mislukte uittesten van sandalen in Atjeh in de tijd van het bewind van generaal Van der Heijden, naar het voorbeeld bij inheemse eenheden in Frans Indo-China, later ging nog eens zoiets bij het KNIL op beproeving. Bij de Franse militaire operaties in 1895 op Madagaskar (groot eiland voor de

onoor<strong>de</strong>elkundig dragen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> artikelen vaak stijf en hard. <strong>Het</strong> gewicht was ook niet te<br />

verwaarlozen, bijna een pond, <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> souspieds en an<strong>de</strong>re le<strong>de</strong>ren hulpstukken.<br />

Toch waren die souspieds erg practisch, want <strong>de</strong> man kon zijn schoenen in een drassige<br />

bo<strong>de</strong>m nauwelijks kwijtraken. Slobkousen waren markante uitrustingsstukken die gingen<br />

verdwijnen toen in 1912 <strong>de</strong> puttees begonnen te komen. Curieus is echter wel dat - naar<br />

analogie met <strong>de</strong> uitrusting <strong>van</strong> Britse en Commonwealth eenhe<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog<br />

- men in het <strong>KNIL</strong> <strong>van</strong> na 1945 tot 1950 weer een mo<strong>de</strong>rne soort slobkous terug zag, zij<br />

het in het veel kleinere en losse beenstuk <strong>van</strong> leer of canvas dat `anklet' heette.<br />

Puttees<br />

Deze praktische beenwindsels wer<strong>de</strong>n in 1912 ingevoerd. Tevoren waren zij al jaren op proef<br />

gedragen in Atjeh en in Celebes; <strong>de</strong> resultaten waren gunstig. De gebruikers von<strong>de</strong>n ze erg<br />

doelmatig, want ze pasten ie<strong>de</strong>reen en er was <strong>de</strong>rhalve ook geen taille-ver<strong>de</strong>ling, zoals bij <strong>de</strong><br />

slobkousen noodzakelijk was. De windsels sloten zon<strong>de</strong>r druk en gaven aangename steun aan<br />

het been. Alles was simpel: geen knopen of riemen of gespen: alleen maar twee sluitbandjes;<br />

en het aan- en uitdoen ging ook snel en zon<strong>de</strong>r problemen. Maar <strong>de</strong> beste puttees kon<strong>de</strong>n toch<br />

ook niet beletten dat <strong>de</strong> man in zeer soppig terrein marcheren<strong>de</strong> zijn <strong>schoeisel</strong> kon verliezen.<br />

De puttees kon<strong>de</strong>n echter niet voor bere<strong>de</strong>n <strong>militair</strong>en wor<strong>de</strong>n bestemd; voor ruiters <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n<br />

ze niet, en <strong>de</strong>ze categorie kregen dan ook hoge le<strong>de</strong>ren rijkappen verstrekt. Ver<strong>de</strong>r waren<br />

puttees alleen maar gunstig: zij waren goedkoop, behoef<strong>de</strong>n nauwelijks reparatie en waren<br />

eenvoudig te wassen en te drogen. De eerste windsels waren nog <strong>van</strong> wol, maar in 1917 werd<br />

het katoen. De kleur <strong>van</strong> <strong>de</strong> puttees wissel<strong>de</strong> wel eens <strong>van</strong> geheel bruin tot grijs en groen.<br />

Merkwaardigerwijs wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> puttees tot 1915 in bruikleen aan <strong>de</strong> man verstrekt (zoals<br />

bijvoorbeeld zijn veldfles); bij overplaatsing moest betrokkene dus zowel veldfles als puttees<br />

bij <strong>de</strong> fourier inleveren. Bij zijn nieuwe on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el kreeg hij dan puttees, . . . mogelijk <strong>van</strong> een<br />

an<strong>de</strong>r . . ., welke dan naar het been <strong>van</strong> die an<strong>de</strong>re ston<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Het</strong> nummeren, dat bij <strong>de</strong> puttees geschied<strong>de</strong> met opgenaai<strong>de</strong> nummerlapjes gaf ook veel<br />

gehannes als die er op of er weer af moesten. Totdat <strong>de</strong> puttees `in eigendom' <strong>van</strong> <strong>de</strong> soldaat<br />

kwamen. De windsels gaven in kou<strong>de</strong> bergstreken <strong>de</strong> nodige warmte aan het been en voorkwamen<br />

aldus ongemakken of kramp en bloedzuigers gingen er min<strong>de</strong>r makkelijk doorheen<br />

als door <strong>de</strong> slobkous en tenslotte zaten zelfs natte puttees nog correct. De prijs bij eerste<br />

aanschaf was nog vrij hoog (f 3,25 per paar in 1918), maar ze waren erg <strong>de</strong>gelijk en wer<strong>de</strong>n<br />

op <strong>de</strong>n duur goedkoper.<br />

Rijkappen<br />

Met <strong>de</strong> invoering <strong>van</strong> <strong>de</strong> puttees voor onbere<strong>de</strong>nen in 1912 kregen <strong>de</strong> bere<strong>de</strong>nen rijkappen<br />

<strong>van</strong> le<strong>de</strong>r verstrekt, omdat puttees te paard los gingen en afrol<strong>de</strong>n. Deze rijkappen gaven op <strong>de</strong><br />

schoen precies slijtage op het zeildoek bij <strong>de</strong> wreef, zodat daar gaten ontston<strong>de</strong>n. <strong>Het</strong> was om<br />

<strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n dat bij <strong>de</strong> bere<strong>de</strong>nen in 1916 een schoensoort beproefd was, waarbij het<br />

bovenwerk geheel <strong>van</strong> chroomleer was vervaardigd. En zo kreeg men hier dan voor <strong>de</strong>ze vrije<br />

kleine categorie weer <strong>de</strong> dienstschoen <strong>van</strong> le<strong>de</strong>r, zij het ook dat die afgeleid was <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

zeildoekse. Bij <strong>de</strong> rijkappen droegen <strong>de</strong> bere<strong>de</strong>nen sporen die door riempjes bevestigd<br />

wer<strong>de</strong>n.<br />

Bivak<strong>schoeisel</strong><br />

Was al eer<strong>de</strong>r in dit artikel gesproken over het opgedrongen en mislukte uittesten <strong>van</strong> sandalen<br />

in Atjeh in <strong>de</strong> tijd <strong>van</strong> het bewind <strong>van</strong> generaal Van <strong>de</strong>r Heij<strong>de</strong>n, naar het voorbeeld bij<br />

inheemse eenhe<strong>de</strong>n in Frans Indo-China, later ging nog eens zoiets bij het <strong>KNIL</strong> op<br />

beproeving. Bij <strong>de</strong> Franse <strong>militair</strong>e operaties in 1895 op Madagaskar (groot eiland voor <strong>de</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!