Schooltaal-vaktaal: het verhaal van een ontmijning. - Centrum voor ...
Schooltaal-vaktaal: het verhaal van een ontmijning. - Centrum voor ...
Schooltaal-vaktaal: het verhaal van een ontmijning. - Centrum voor ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
KPC Groep<br />
SCHOOLTAAL-VAKTAAL: HET VERHAAL VAN EEN ONTMIJNING<br />
Bogaert, N. Universiteit Leuven, Steunpunt Nederlands als Tweede Taal<br />
"Stel je <strong>voor</strong> dat je <strong>een</strong> heel groot vel papier hebt dat zo dun is als sigarettenpapier: laten we zeggen<br />
ongeveer tweehonderdste millimeter (dit is 0,02 mm of 0,002 cm).<br />
Je scheurt dit vel doormidden en legt de twee helften op elkaar. Deze twee helften scheur je ook weer<br />
doormidden en je legt alles zodanig dat je <strong>een</strong> stapeltje <strong>van</strong> vier vellen hebt. Scheur ook deze doormidden<br />
zodat je <strong>een</strong> stapeltje <strong>van</strong> acht vellen krijgt. Zo ga je door tot je dit vijftig maal hebt gedaan. Hoe hoog is<br />
dan de stapel, denk je? Kijk niet met<strong>een</strong> naar de oplossing hieronder, maar doe eerst <strong>een</strong> gokje: <strong>een</strong> halve<br />
meter? honderd meter? <strong>een</strong> kilometer? Het juiste antwoord is: 22 520 000 kilometer! Hoe komen we daar<br />
nu bij uit? Het zit zo. Nadat je <strong>het</strong> vel de eerste keer doormidden had gescheurd, waren er twee vellen. Na<br />
de tweede keer waren er vier: 2 x 2. Na de derde keer waren er acht: twee maal de twee maal twee <strong>van</strong><br />
daar<strong>voor</strong>, dit is 2 x 2 x 2. En hoeveel waren er na de vierde keer? 2 x 2 x 2 x 2. En na de vijfde keer?<br />
2x2x2x2x 2.<br />
Na de vijftigste keer zou <strong>het</strong> aantal vellen gelijk zijn aan 2x 2 x 2 x 2 x 2 x2 x 2 x 2 en zo verder tot die<br />
vermenigvuldiging met 2 vijftig keer is gebeurd. De uitkomst <strong>van</strong> die vermenigvuldiging is ongeveer<br />
1 126 000 000 000 000. Je hebt uiteindelijk dus 1 126 000 miljard vellen op elkaar liggen.<br />
Als één vel tweehonderdste <strong>van</strong> <strong>een</strong> millimeter dik is, dan moet je verder de rekening maken:<br />
1 126 000 000 000 000 x 0, 02 mm = 22 520 000 000 000 mm<br />
De stapel papier is dus 22 520 000 000 000 millimeter hoog; dat is dus 22 520 000 000 meter of<br />
22 520 000 kilometer."<br />
Met dit raadsel als uitgangspunt hoef je, om <strong>het</strong> begrip macht duidelijk te maken, nog slechts <strong>een</strong><br />
kleinigheid toe te voegen: namelijk dat <strong>het</strong> uitschrijven <strong>van</strong> <strong>een</strong> vermenigvuldiging onder de vorm 2 x 2<br />
x 2 x 2 x 2... wel heel omslachtig is en dat men daar in de wiskunde iets op heeft gevonden; als je <strong>een</strong><br />
vermenigvuldiging met <strong>het</strong>zelfde getal bij<strong>voor</strong>beeld vijftig maal wil laten gebeuren, dan schrijf je dat<br />
gewoon neer als 2 tot de vijftigste macht.<br />
Waarom afstappen <strong>van</strong> de klassieke werkwijze, waarbij <strong>het</strong> de leerkracht is die aan de leerlingen vertelt<br />
wat machtsverheffing is en hoe je ze moet uitvoeren?<br />
Het overheersende onderwijsmodel en de inherente eisen er<strong>van</strong><br />
In <strong>het</strong> onderwijsmodel dat aan die klassieke werkwijze ten grondslag ligt en <strong>van</strong>daag de dag nog op vele<br />
plaatsen geldt, wordt de leerling beschouwd als <strong>een</strong> vat dat door de leerkracht moet worden gevuld met<br />
kennis. De leerkracht is de bron en overdrager <strong>van</strong> die kennis, die de lessen grotendeels vult met zijn<br />
uit<strong>een</strong>zetting en de leerling slechts in bepaalde gevallen aan <strong>het</strong> woord laat: om de aandacht bij de les<br />
te houden of om te controleren of de leerboodschap is begrepen en de leerling ze kan weergeven; in<br />
beide gevallen ligt <strong>het</strong> antwoord bij <strong>voor</strong>baat vast (zie ook Geudens en Rymenans '92; Van der Aals<strong>voor</strong>t<br />
& Van der Leeuw '82). Dit zogenaamde 'transmissiemodel' heeft <strong>voor</strong> kinderen uit etnische en socioeconomische<br />
minderheden slechts <strong>een</strong> zeer beperkt effect (zie Dembo, 1994).<br />
Dat hoeft g<strong>een</strong> verbazing te wekken. De typische kenmerken <strong>van</strong> transmissieonderwijs leggen de lat op<br />
allerlei fronten wel heel hoog.<br />
1 Leerkrachten en leerboeken hebben <strong>het</strong> doorgaans over dingen die op dat ogenblik niet door de<br />
leerlingen worden waargenomen doordat ze zich elders en/of in <strong>een</strong> andere tijd bevinden of<br />
doordat <strong>het</strong> abstracte begrippen betreft. Dat vereist <strong>een</strong> heel eigen taalgebruik (onder meer met<br />
specifieke vakterminologie en vakgebonden uitdrukkingswijzen). Daarbij komt nog dat de<br />
communicatie die daartoe wordt opgezet 'gedecontextualiseerd' is: doordat ze niet handelt over<br />
aanwezige dingen dient alle informatie via taal te worden overgedragen en is er g<strong>een</strong><br />
situatiecontext die de betekenis <strong>van</strong> onbekende woorden desgevallend kan verhelderen<br />
('contextuele steun').<br />
Cluster 8: <strong>Schooltaal</strong>-Vaktaal<br />
113
KPC Groep<br />
Tenslotte is <strong>het</strong> zo dat leerkrachten en leerboekschrijvers vakspecialisten zijn: ze hebben zich<br />
verdiept in <strong>een</strong> kennisgeheel dat <strong>een</strong> bepaald domein <strong>van</strong> de werkelijkheid met <strong>een</strong><br />
wetenschappelijke bril benadert (dit is op veralgemenende en situatieoverstijgende wijze). Ze zijn<br />
daarenboven opgegroeid in <strong>een</strong> welbepaalde (Westerse middenklasse) cultuur. Die beide soorten<br />
'insiderschap' drukken <strong>een</strong> stempel op de wijze waarop ze hun boodschappen verpakken in taal.<br />
Insiders gaan vaak <strong>voor</strong>bij aan <strong>het</strong> feit dat leken niet <strong>het</strong>zelfde interpretatiekader hanteren en<br />
maken daardoor hun boodschappen <strong>voor</strong> die leken geheel of gedeeltelijk ontoegankelijk.<br />
Dat <strong>vaktaal</strong>, gedecontextualiseerdheid, wetenschappelijke perspectivering en insiderschap <strong>van</strong> de<br />
boodschapper boodschappen erg complex kunnen maken, zelfs als <strong>het</strong> <strong>een</strong>voudige inhouden<br />
betreft, illustreert <strong>het</strong> onderstaande <strong>voor</strong>beeld. De tekst beschrijft, <strong>van</strong>uit <strong>een</strong> wetenschappelijk<br />
perspectief, de spelregels <strong>voor</strong> <strong>een</strong> gezelschapsspel (Alquerque genaamd) dat erg gelijkt op <strong>het</strong><br />
damspel, en dat niet in de kamer aanwezig is:<br />
Het Alquerquespel wordt gespeeld op <strong>een</strong> vierkant spelbord dat gevormd wordt door vijf parallelle<br />
verticale lijnen die zich op regelmatige afstand <strong>van</strong> elkaar bevinden en die loodrecht gesneden<br />
worden door vijf zich op dezelfde manier tegenover elkaar bevindende horizontale lijnen. Dit raster<br />
wordt nog <strong>een</strong>s doorkruist door twee diagonalen die de tegenoverstaande hoekpunten <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
spelbord met elkaar verbinden én door vier diagonalen die de middens <strong>van</strong> de aan elkaar grenzende<br />
zijden <strong>van</strong> <strong>het</strong> spelbord met elkaar verbinden. Zo ontstaat <strong>een</strong> netwerk <strong>van</strong> lijnen dat vijfentwintig<br />
knooppunten telt.<br />
Het spel vereist twee actoren, die de twaalf hun ter beschikking staande stenen één <strong>voor</strong> één op de<br />
drie <strong>voor</strong> hen dichtstbijzijnde horizontale rijen knooppunten plaatsen, beginnend met de<br />
dichtstbijzijnde rij, telkens <strong>van</strong> rechts naar links, totdat <strong>het</strong> hun toegewezen aantal stenen op is.<br />
De actoren moeten beurtelings <strong>een</strong> st<strong>een</strong> verschuiven naar <strong>een</strong> aangrenzend vrij punt op <strong>het</strong> spelbord.<br />
Als <strong>een</strong> aangrenzend punt bezet wordt door <strong>een</strong> vijandige st<strong>een</strong>, kan deze, mits <strong>het</strong> knooppunt achter<br />
deze st<strong>een</strong> vrij is, geslagen worden door er overh<strong>een</strong> te springen en hem <strong>van</strong> <strong>het</strong> bord te verwijderen.<br />
Indien mogelijk is <strong>een</strong> serie <strong>van</strong> aansluitende sprongen toegestaan, waarbij onderweg eventueel <strong>van</strong><br />
richting kan worden veranderd. Als men <strong>een</strong> st<strong>een</strong> kan slaan dan dient dit effectief te gebeuren, zo<br />
niet mag de opponent, <strong>voor</strong> hij met zijn beurt begint, de st<strong>een</strong> waarmee niet is geslagen bij wijze <strong>van</strong><br />
bonus verwijderen.<br />
Winnaar is degene die als eerste alle twaalf stenen <strong>van</strong> zijn tegenspeler heeft weten buit te maken.<br />
Om te kunnen gedijen in <strong>het</strong> transmissiemodel moet <strong>een</strong> leerling met andere woorden over de<br />
volgende bagage beschikken:<br />
<strong>een</strong> voldoende ontwikkelde algem<strong>een</strong>-schoolse taalvaardigheid om de<br />
gedecontextualiseerde boodschappen te begrijpen waarmee hij in de verschillende<br />
vakken zal worden geconfronteerd en door middel <strong>van</strong> dewelke hij de aangeboden<br />
wetenschappelijke kennis (feiten, begrippen, principes/wetten en procedures) dient<br />
te verwerven; bij die taalvaardigheid hoort even<strong>een</strong>s <strong>het</strong> begrijpen <strong>van</strong> de cultureel<br />
bepaalde uitdrukkingswijzen waarmee de taal <strong>van</strong> leerkracht en leerboek doorspekt<br />
zijn; <strong>een</strong> voldoende ontwikkelde ervaringskennis <strong>van</strong> de werelden die in de<br />
verschillende vakken worden bestudeerd: de natuur in al haar aspecten (<strong>het</strong> uitzicht<br />
<strong>van</strong> de aarde; fauna en flora en dergelijke), <strong>het</strong> verleden, de samenleving en haar<br />
functioneren, et cetera en <strong>een</strong> voldoende vermogen tot wetenschappelijke<br />
perspectiefneming.<br />
114
KPC Groep<br />
2 'Hoe dichter ze (de leerlingen) bij de bewoordingen <strong>van</strong> de leerkracht blijven, hoe beter ze scoren.'<br />
(Geudens en Rymenans '92, pagina 96). Het transmissiemodel is in zijn les- en toetsingspraktijk<br />
(onbewust) in eerste instantie gericht op kennisreproductie en werkt daardoor verbalistische kennis<br />
(gebruik <strong>van</strong> de <strong>vaktaal</strong> zonder begrip <strong>van</strong> wat ermee bedoeld wordt) in de hand. Anderzijds zijn de<br />
curricula vaak zo geprogrammeerd dat eerder <strong>voor</strong>geschotelde kennis wél als bouwst<strong>een</strong> moet<br />
fungeren <strong>voor</strong> latere kennis die dan weer bouwst<strong>een</strong> is <strong>voor</strong> nog latere kennis, waardoor steeds<br />
verdergaande lijnen <strong>van</strong> specialisatie en/of <strong>van</strong> abstrahering worden uitgezet. Dit veronderstelt zowel<br />
inzicht in de essentie <strong>van</strong> elke bouwst<strong>een</strong> als in de blijvende opslag er<strong>van</strong>, als onderdeel <strong>van</strong> <strong>een</strong> heel<br />
samenhangend netwerk, in <strong>het</strong> geheugen <strong>van</strong> de leerling (zo niet is <strong>het</strong> risico op wankele<br />
bouwwerken heel reëel). Daartoe is <strong>een</strong> heel cognitief verwerkingsproces nodig, dat in<br />
transmissieonderwijs vaak aan <strong>het</strong> initiatief en <strong>het</strong> vermogen <strong>van</strong> de leerling zelf wordt overgelaten.<br />
3 De wetenschappelijke begrippen die in <strong>het</strong> zaakvakkenonderwijs aan de orde komen, worden vaak<br />
losgekoppeld <strong>van</strong> de werkelijkheid waaruit ze ontstaan zijn en waaraan ze hun zin ontlenen en in<br />
<strong>een</strong> eigen, vaak hiërarchisch getinte samenhang geïntroduceerd. Het is die interne logica die de<br />
keuze en de volgorde <strong>van</strong> de leerinhouden <strong>voor</strong> <strong>een</strong> bepaald leerjaar en <strong>voor</strong> <strong>het</strong> geheel <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
curriculum dicteert; met behoefte- en interessepatronen <strong>van</strong> <strong>een</strong> bepaalde leeftijdsgroep in <strong>het</strong><br />
algem<strong>een</strong> of <strong>van</strong> individuele leerlingen wordt doorgaans weinig of niet rekening gehouden. Vaak<br />
wordt de band met de werkelijkheid niet <strong>een</strong>s hersteld door in woorden uit te drukken wat de<br />
functie of gebruikswaarde <strong>van</strong> <strong>een</strong> begrip <strong>voor</strong> <strong>het</strong> werkelijke leven zou kunnen zijn.<br />
Het leren <strong>van</strong> dingen waar<strong>van</strong> de zinvolheid in <strong>het</strong> beste geval pas later blijkt, vergt <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />
leerling <strong>een</strong> grote dosis zelfmotivatie om de vereiste leerinspanningen op te leveren.<br />
Transmissieonderwijs en <strong>het</strong> schoolsucces <strong>van</strong> minderheden...<br />
Een en ander maakt <strong>het</strong> <strong>voor</strong> <strong>een</strong> steeds groter wordende groep (zowel allochtone als autochtone)<br />
leerlingen moeilijk om goed te functioneren in transmissieonderwijs. De kloof tussen wat de school <strong>van</strong><br />
hen als bagage vereist op de niveaus die onder <strong>voor</strong>gaande punten werden beschreven en wat ze <strong>van</strong>uit<br />
hun thuismilieu en <strong>het</strong> basisonderwijs hebben meegekregen, is te groot. Hun betrokkenheid bij <strong>het</strong><br />
onderwijs dat op de middelbare school wordt gegeven, is als gevolg daar<strong>van</strong> zeer gering of onbestaand<br />
en de aangeboden kennis belandt dan ook niet in <strong>het</strong> vat maar er faliekant naast.<br />
Hoe moet onderwijs er dan wel uitzien om ook die leerlingen te bedienen <strong>van</strong> wie de opvoeding niet<br />
goed aansluit op wat de school verwacht en die hun schoolcarrière zijn begonnen met <strong>een</strong> andere soort<br />
'bagage' (kijk op en kennis <strong>van</strong> de wereld, taalvaardigheid, cognitieve stimulering, zin in kennis en<br />
dergelijke)? In <strong>het</strong> Vlaamse Onderwijs<strong>voor</strong>rangsbeleid (OVB) <strong>voor</strong> secundaire scholen wordt sinds <strong>een</strong><br />
tiental jaar gezocht naar mogelijke wegen om rekening te houden met de culturele diversiteit <strong>van</strong> de<br />
schoolpopulatie en mechanismen <strong>van</strong> achterstelling <strong>van</strong> minderheden ongedaan te maken.<br />
Zo is in <strong>het</strong> OVB-actieterrein 'Taalvaardigheid' <strong>het</strong> doel in eerste instantie via <strong>het</strong> vak Nederlands de<br />
vaardigheid te bevorderen om uit gedecontextualiseerde formele (mondelinge en schriftelijke) teksten<br />
de informatie te kunnen halen die de situatie vereist (zie verder de bijdrage <strong>van</strong> Greet Smet in deze<br />
reader). In <strong>het</strong> actieterrein 'Nederlands als Instructietaal' is <strong>het</strong> achterliggende doel de versterking <strong>van</strong><br />
de leerkrachtvaardigheden om doelgroepleerlingen met hun specifieke beginsituatie tot succesvol leren<br />
te brengen.<br />
Onderzoek wijst uit dat <strong>een</strong> betere afstemming op de beginsituatie <strong>van</strong> de doelgroepleerlingen veel<br />
effect kan hebben. Het niveau wordt hiermee niet verlaagd en ook 'goede' leerlingen varen er wel bij.<br />
De ervaring in <strong>het</strong> OVB sterken ons steeds meer in de overtuiging dat <strong>het</strong> transmissiemodel zoals <strong>het</strong><br />
vaak in de praktijk vorm krijgt wel kan worden 'bijgeschaafd' via <strong>een</strong> grotere leerlinggerichtheid (zie<br />
onder meer Ebbens en andere, 1996) en door <strong>een</strong> bewuster en efficiënter omgaan met de leerdoelen,<br />
maar dat meer heil te vinden is in <strong>het</strong> creëren <strong>van</strong> leeromgevingen die de leerling <strong>een</strong> nog actievere rol<br />
toebedelen in <strong>het</strong> kennisverwervingsproces. Het uitgangspunt daarbij is dat effectief leren slechts<br />
plaatsgrijpt als de leerling zelf actief construerend bezig is met de leerstof.<br />
115
KPC Groep<br />
Gepaste leeromgevingen <strong>voor</strong> effectief leren<br />
Het bovenstaande <strong>voor</strong>beeld <strong>van</strong> de machtsverheffing illustreert bepaalde kenmerken <strong>van</strong> <strong>een</strong> tot<br />
actieve constructie leidende leeromgeving.<br />
De leerlingen krijgen <strong>het</strong> begrip machtsverheffing niet als zodanig <strong>voor</strong>geschoteld, maar via <strong>een</strong><br />
probleemoplossende opdracht: ze moeten de hoogte schatten <strong>van</strong> de papierberg die ontstaat na de<br />
vijftig scheurbewegingen. Een vergelijking <strong>van</strong> hun persoonlijke schatting met <strong>het</strong> spectaculaire<br />
antwoord confronteert de leerlingen met de vraag hoe dat in hemelsnaam kan, zo'n ontzettend hoge<br />
berg. De gewekte verwondering en nieuwsgierigheid doen de behoefte ontstaan om aan <strong>het</strong> berekenen<br />
te slaan en leiden dan noodgedwongen tot <strong>het</strong> concept machtsverheffing. Een nieuwe leerinhoud<br />
introduceren via <strong>een</strong> opdracht ('taak') <strong>van</strong> probleemstellende of <strong>van</strong> handelingsgerichte aard, maakt <strong>een</strong><br />
leerinhoud hier-en-nu <strong>voor</strong> de leerling persoonlijk rele<strong>van</strong>t en schept zo de intrinsieke motivatie om die<br />
te leren kennen.<br />
Een tweede kenmerk dat kennisconstructie in de hand werkt, heeft te maken met <strong>het</strong> niveau waarop<br />
<strong>het</strong> begrip machtsverheffing wordt aangebracht. De opdracht is zo gekozen en opgezet dat <strong>het</strong> begrip<br />
<strong>een</strong> vulling kon krijgen zonder dat hieraan veel abstracte terminologie en 'gedecontextualiseerd'<br />
taalgebruik is te pas gekomen. Het voer <strong>voor</strong> die vulling was <strong>van</strong> concrete aard en werd geleverd via<br />
hier-en-nu taalgebruik. Op basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> ervaren <strong>van</strong> <strong>het</strong> begrip zoals <strong>het</strong> zich in de realiteit <strong>voor</strong>doet,<br />
hebben de leerlingen zelf <strong>een</strong> begin gemaakt aan <strong>het</strong> bouwwerk dat om en rond machtsverheffing dient<br />
te worden opgetrokken. Verdere verfijning komt gaandeweg, via later opgezette ervaringen, op gang.<br />
Dit aspect zal in de workshop verder geïllustreerd worden.<br />
Elk <strong>van</strong> de georganiseerde ervaringen is <strong>een</strong> stap naar en <strong>een</strong> steiger <strong>voor</strong> <strong>het</strong> moment dat <strong>het</strong> begrip<br />
wordt losgemaakt <strong>van</strong> <strong>het</strong> concrete toepassingsniveau en <strong>van</strong>uit <strong>een</strong> veralgemenend, abstract<br />
perspectief wordt bekeken. De formele definitie <strong>van</strong> macht (die ter verduidelijking of omdat de kennis<br />
er<strong>van</strong> <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> curriculum als doelstelling wordt <strong>voor</strong>opgesteld, dan uiteindelijk wel in<br />
gedecontextualiseerde vorm en met behulp <strong>van</strong> vakjargon wordt geformuleerd) is <strong>voor</strong> de leerlingen veel<br />
toegankelijker, zowel op <strong>het</strong> cognitieve als op <strong>het</strong> talige vlak. Van talige struikelblokken is hier weinig<br />
of g<strong>een</strong> sprake meer.<br />
Naarmate <strong>een</strong> begrip complexer en veelzijdiger is, zullen meer steigers moeten worden aangebracht om<br />
de inbezitneming <strong>van</strong> <strong>het</strong> gebouw als geheel mogelijk te maken.<br />
In de workshop zullen nog meer kenmerken concreet worden uitgewerkt, die construerend leren<br />
bevorderen:<br />
Cooperatieve werkvormen<br />
Het zal daarbij gaan over werkvormen die aan de leerlingen de gelegenheid bieden om over de nieuwe<br />
leerinhoud in dialoog te gaan, niet all<strong>een</strong> en zozeer met de leerkracht dan wel met medeleerlingen.<br />
Samenwerking tussen leerlingen schept namelijk ruimte <strong>voor</strong> de verwoording <strong>van</strong> de te verwerven<br />
leerinhouden 'op eigen niveau' en in toegankelijkere termen: dat is gunstig <strong>voor</strong> wie nog niet aan<br />
inzicht toe is, maar ook <strong>voor</strong> wie die verwoording uitvoert. In beide gevallen is de greep op de<br />
leerinhoud vaster en <strong>het</strong> persoonlijk structureren en verwerken er<strong>van</strong> diepgaander.<br />
Dat samenwerking ook nog andere <strong>voor</strong>delen heeft (onder meer <strong>voor</strong> de ontwikkeling <strong>van</strong> sociale<br />
vaardigheden en de vaardigheid tot zelfstandig werken en leren leren en <strong>voor</strong> <strong>het</strong> verhogen <strong>van</strong> de<br />
betrokkenheid) is mooi meegenomen.<br />
116
K PC Groep<br />
Veilig klimaat<br />
Samenwerking (bij <strong>voor</strong>keur in <strong>het</strong>erogene groepjes) draagt met<strong>een</strong> ook bij tot <strong>het</strong> scheppen <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />
veilig klimaat in de klas, waardoor faalangst wordt tegengegaan en competentiegevoel verhoogt. Een<br />
andere factor die dat veilige klimaat in de hand werkt, is de wijze waarop de leerkracht met de<br />
leerlingen interageert, onder meer tijdens gesprekken over de leerinhoud en naar aanleiding <strong>van</strong> uit te<br />
voeren en uitgevoerde opdrachten. Zijn interactiewijze dient op zodanige manier vorm te krijgen dat ze<br />
actieve kennisconstructie ondersteunt, stimuleert en op <strong>een</strong> hoger niveau brengt. De leidende functie<br />
die de leerkracht waarneemt in <strong>het</strong> transmissiemodel maakt plaats <strong>voor</strong> <strong>een</strong> 'mediërende' functie.<br />
Gebruik <strong>van</strong> leerteksten<br />
Leerteksten kunnen worden gebruikt als voer <strong>voor</strong> beoogde vakkennis en bovendien als instrument <strong>voor</strong><br />
de ontwikkeling <strong>van</strong> informatieverwerkingsvaardigheden. Bij <strong>het</strong> illustreren hoe dat bij <strong>voor</strong>keur<br />
gebeurt, komen twee aspecten aan de orde: hoe <strong>het</strong> lezen <strong>voor</strong> de leerlingen tot <strong>een</strong> zinvolle en<br />
motiverende activiteit kan worden gemaakt en welke vormen <strong>van</strong> ondersteuning bij <strong>het</strong> lezen <strong>van</strong> die<br />
vaak complexe teksten kunnen worden opgezet.<br />
Besluit<br />
De hinderpalen die inherent zijn aan transmissieonderwijs worden door <strong>het</strong> scheppen <strong>van</strong><br />
leeromgevingen die aan de beschreven kenmerken voldoen, <strong>voor</strong> <strong>een</strong> zeer groot gedeelte uit de weg<br />
geruimd. De uitleg <strong>van</strong> leerkracht en leerboek in typische (gedecontextualiseerde) school- en <strong>vaktaal</strong> is<br />
niet meer de enige bron <strong>van</strong> kennis. Kennis wordt via <strong>een</strong> uitgebreide inductieve weg <strong>van</strong><br />
contextgebaseerde ervaring opgebouwd, waardoor de cognitieve én de talige basis wordt gelegd <strong>voor</strong><br />
zelf te construeren abstrahering. Verwoording gebeurt op allerlei niveaus en ook door niet-insiders in<br />
<strong>het</strong> vak. Het perspectief dat wordt gehanteerd is niet met<strong>een</strong> <strong>van</strong> wetenschappelijke aard; de leerinhoud<br />
wordt in eerste instantie benaderd <strong>van</strong>uit <strong>een</strong> <strong>voor</strong> de leerling werkelijkheidsgebonden, zinvolle situatie<br />
waarin hij met de leerinhoud probleemoplossend moet handelen.<br />
De problemen die school- en <strong>vaktaal</strong> vaak stellen worden met andere woorden niet zozeer als <strong>een</strong> puur<br />
talige aangelegenheid benaderd en opgelost. Door <strong>het</strong> opzetten <strong>van</strong> <strong>een</strong> welbepaalde leeromgeving<br />
worden de problemen als <strong>het</strong> ware <strong>van</strong>zelf ontmijnd.<br />
Met <strong>een</strong> zucht <strong>van</strong> verlichting kan de vakleerkracht <strong>het</strong> vaak wrevelopwekkende gevoel <strong>van</strong> zich<br />
afzetten dat hij tot <strong>een</strong> wandelend woordenboek is gereduceerd: met <strong>een</strong> gerust geweten mag hij zich<br />
eindelijk weer toeleggen op zijn vakdoelstellingen, deze bij <strong>een</strong> grotere groep leerlingen dan <strong>voor</strong>h<strong>een</strong><br />
realiseren en daarenboven, in één en dezelfde beweging, bijdragen tot <strong>het</strong> verwezenlijken <strong>van</strong> heel wat<br />
vakoverschrijdende doelen.<br />
Cluster 8: <strong>Schooltaal</strong>-Vaktaal<br />
117
KPC Groep<br />
Literatuur<br />
Bogaert N., Kennisverwerving en taal: de puntjes op de i; In: Kluwer, Handboek Leerlingenbegeleiding,<br />
Aflevering 24, december 1998, 109-142.<br />
Dembo M., Applying educational Psychology, White Plains, N.Y.: Longman, 1994.<br />
Ebbens S., S. Ettekoven & J. <strong>van</strong> Rooijen, Effectief leren in de les. Basisvaardigheden <strong>voor</strong> docenten,<br />
Groningen: Wolters-Noordhoff, 1996.<br />
Geudens V. & R. Rymenans, Nederlands in de niet-taalvakken. Eindrapport 1992, Antwerpen: UFSIA/ICTL,<br />
1992.<br />
Hajer M. & T. Meestringa, <strong>Schooltaal</strong> als struikelblok, Bussum: Coutinho, 1995.<br />
Van der Aals<strong>voor</strong>t M. & B. Van der Leeuw, Leerlingen, taal en school. De rol <strong>van</strong> taal in elke<br />
onderwijsleersituatie, Enschede: SLO-ACLO, 1982.<br />
118