Rapport: Veiligheid brandweerduiken beschouwd
Rapport: Veiligheid brandweerduiken beschouwd Rapport: Veiligheid brandweerduiken beschouwd
In de Leidraad BWB en de model Werkinstructie wordt het inschatten van de duiktijd niet voorgeschreven of geadviseerd. In de leerstof brandweerduiker van 2007 is het berekenen van de duiktijd wèl opgenomen onder ‘natuurkunde voor de duiker’ 10 en wordt ook tijdens het examen en in de toets voor de hercertificering gevraagd. Het inschatten van de duiktijd blijft dus momenteel bij theorie. De diepte waarop de duiker zich bevindt bepaalt mede het luchtverbruik en de tijd die nodig is om weer aan het wateroppervlak te komen. Die aspecten worden belangrijker naarmate de diepte groter is. Er zijn dieptemeters beschikbaar, al dan niet geïntegreerd in een duikcomputer, waarmee de actuele diepte kan worden afgelezen. Een reddingsduiker moet zich echter optimaal kunnen concentreren op zijn taak onder water. Het regelmatig uitlezen en doorgeven van extra gegevens naast de flesdruk is om die reden ongewenst. Bovendien moet de diepte al kunnen worden ingeschat voordat de duiker te water gaat. De diepte moet daarom zoveel mogelijk zijn vermeld op de bereikbaarheids(inzet)kaart van de duiklocatie. In sommige gebieden is het echter ondoenlijk om voor iedere sloot, vijver et cetera een bereikbaarheidskaart te maken. Bovendien leidt dat voor die gebieden tot een bundel kaarten die onder operationele omstandigheden niet meer hanteerbaar is. Om die reden is een ondergrens gewenst. Een diepte van 4m is een goed compromis tussen praktische werkbaarheid en veiligheid. Dat betekent wel dat tot die grens voor het inschatten van de duiktijd et cetera de maximale diepte van 4m moet worden aangehouden. Voor grotere diepten is het toch gewenst om inzicht te hebben in de actuele diepte van de duiker. Als grens is hier de diepte van 9m aangehouden waarvoor ook een meldingsplicht aan de Arbeidsinspectie geldt. Als echter op een kleinere diepte de maximale duiktijd bij een normaal luchtverbruik al minder is dan 20 minuten, moet die kleinere diepte worden aangehouden. Voor het bepalen van de diepte kan, afhankelijk van het verloop van de bodem, worden volstaan met een seinlijn met afstandindicatie, of kan toch een dieptemeter nodig zijn. Dit geldt niet als de diepte binnen een redelijke marge constant is. De feitelijke duikdiepte mag uiteraard niet groter worden dan 15m. Dit moet ook preventief zijn geborgd. Deze benadering is expliciet afgestemd met de Arbeidsinspectie11 . 10 Zie voor de berekening van verblijftijd onder water de aanvullende module ‘brandweerduiker’ 4e druk, 3e oplage, februari 2007. 11 De systeembeschouwing is uitgevoerd in afstemming met de Arbeidsinspectie, dus ook de bevindingen en adviezen voor bepaalde punten die kritisch kunnen zijn op het punt van voldoen aan de Arboregelgeving is dat nog eens aanvullend gebeurd. Ten aanzien van het bepalen van de duikdiepte: Bij een aangelijnde SCUBA-duiker, zoals de brandweer, is het mogelijk om de diepte te bepalen aan de hand van dieptemerken op de seinlijn. De aflezing van de diepte van de duiker is dan alleen juist als de seinlijn loodrecht omlaag loopt. In combinatie met vooraf de diepte van de plaats van de werkzaamheden te peilen of te scannen is het ook mogelijk de globale diepte van de duiker te bepalen. Hierbij weet men niet voortdurend de exacte diepte waarop de duiker zich bevindt, maar wel de maximaal bereikbare diepte. 73
6.8 M O N I T O R I N G VA N H E T L U C H T V E R B R U I K Omdat het luchtverbruik door allerlei omstandigheden kan afwijken van de ingeschatte waarde, moet het feitelijke luchtverbruik vervolgens worden gemonitord. Dat geldt ook als al rekening is gehouden met het luchtverbruik van de duiker zelf, dat wellicht van het gemiddelde afwijkt. Het monitoren begint met het registreren van de druk en de tijd waarop de duiker feitelijk begint met uit het toestel te ademen. Vervolgens moet de duiker regelmatig de druk aflezen en die doorgeven. Zodoende kan de duikploegleider al aan het begin van de duik zonodig de geschatte maximale duiktijd aanpassen en kan tijdens de laatste 100 bar de duik tijdig worden afgerond vóórdat de reservedruk is bereikt. Ook kan zo beter worden geanticipeerd op plotseling gewijzigde omstandigheden met een onverwacht groter luchtverbruik. Ook daarom is het van belang dat de duiker die omstandigheden meteen doorgeeft. De duiker moet regelmatig de druk doorgeven en de signaalhouder vraagt zonodig naar de druk als de duiker die onvoldoende doorgeeft. De duikploegleider houdt toezicht op het doorgeven van de druk en stelt zonodig de geschatte maximale duiktijd bij. Verder moet de druk worden doorgegeven bij bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld voordat de duiker een object binnengaat of als de seinlijn vast zit. De duikploegleider kan zodoende de resterende duiktijd meenemen in zijn beoordeling van het risico op dat moment. In de Leidraad BWB en de model Werkinstructie duiken brandweer 2004 staat het inschatten van de duiktijd, het aflezen van de druk onder water en het afbreken van de duik vóór het bereiken van de reservedruk in het geheel niet genoemd, dus ook niet voor het oefenen12 . Als reden hiervoor is aangevoerd dat het zicht onder water vooral op grotere diepte zeer gering is. De manometer of andere voorziening zou dan niet kunnen worden afgelezen. Uit onderzoek van ongevallen blijkt dit niet. Zo kon een duiker in een haven op een diepte van circa 10m zijn druk nog aflezen met een standaard fluorescerende manometer die ook vlak bij het gelaatstuk nog afleesbaar is. Zodoende is de hoeveelheid verontreiniging tussen oog en manometer minimaal. Het fluoresceren werkt overigens alleen goed als er vooraf voldoende licht op de manometer is gevallen. Dit is een aandachtspunt voor het opbergen van toestellen met een dergelijke manometer en het plaatsen hiervan in de waterongevallenwagen. Dat een standaardmanometer met fluorescerende schaalindeling en wijzer goed kan worden afgelezen als hier vooraf voldoende licht op is gevallen is ook uit een test gebleken. Wanneer desondanks in bepaald duikwater de druk, ook met een standaard fluorescerende manometer tegen het gelaatstuk gedrukt, niet is af te lezen moet dit op de bereikbaarheids(inzet)kaart zijn vermeld en moet het duiken hierin als een duik met verhoogd risico worden beschouwd met de daarbij behorende maatregelen. 12 De model Werkinstructie; par. 6.11: ‘De duiker die tijdens zijn/haar werkzaamheden over moet schakelen op de reservevoorraad ademlucht of het middels de terugtochtwaarschuwingsinrichting het signaal krijgt dat aan de reservevoorraad lucht is begonnen, breekt zijn werkzaamheden direct af en stijgt op een verantwoorde manier op naar de oppervlakte.’ 74
- Page 23 and 24: De toepassing van nieuwe technieken
- Page 25 and 26: ehandeld, maar bij andere onderwerp
- Page 27 and 28: lijvendheid niet alleen terug te ki
- Page 29 and 30: Om die redenen wordt dit samenhange
- Page 31 and 32: genomen preventieve veiligheidsmaat
- Page 33 and 34: 2 Verschillende onderdelen van dit
- Page 35 and 36: Toepassing van de schema’s in de
- Page 37 and 38: De goede werking van het totale vei
- Page 39 and 40: 2 Aanvulling I H O O F D - E N D E
- Page 41 and 42: Detailschema voor ‘Extra drijfver
- Page 43 and 44: 1 Ongewenste situatie: Reguliere lu
- Page 45 and 46: 2 2.2 2.3 (Gedeeltelijk) Falen van
- Page 47 and 48: 2 2.5 3.2 (Gedeeltelijk) Falen van
- Page 49 and 50: 4 Ongewenste situatie: Seinlijn loo
- Page 51 and 52: 6 Ongewenste situatie: Lekkend volg
- Page 53 and 54: 4. Duiker kan gevaren niet goed waa
- Page 55 and 56: 5.3 TA A K F U N C T I E S • Het
- Page 57 and 58: In de leerstof staat ten onrechte d
- Page 59 and 60: 5.5 V E I L I G T O E PA S S E N VA
- Page 61 and 62: De mogelijkheden die een duiker hee
- Page 63 and 64: . Creëren van extra drijfvermogen
- Page 65 and 66: De kosten van het afhuren van een b
- Page 68 and 69: Beschouwing Luchtverbruik, maximale
- Page 70 and 71: Duiktijd op een bepaalde diepte (vo
- Page 72 and 73: 6.6 O V E R G A A N O P R E S E R V
- Page 76 and 77: Bij het onderzoek van ongevallen va
- Page 78 and 79: Toestellen met een reserveluchtwaar
- Page 80 and 81: e. Afleesbaarheid van de druk en lo
- Page 82: i. Leidraad, model Werkinstructie e
- Page 85 and 86: De belangrijkste, voorzienbare nood
- Page 87 and 88: In een noodsituatie telt iedere sec
- Page 89 and 90: e. Beschikbaarheid van noodlucht Ge
- Page 91 and 92: Die aanvullende maatregelen, zowel
- Page 93 and 94: Tijdens oefeningen zal regelmatig m
- Page 95 and 96: Aanvulling P R A K T I J K P RO E V
- Page 97 and 98: Die functie is van toepassing bij o
- Page 99 and 100: duiken verplicht. Het gaat dus om e
- Page 101 and 102: In een aantal gevallen heeft (eerst
- Page 103 and 104: Daarom mag alleen aan de lijn worde
- Page 105 and 106: De kleur van de seinlijn moet duide
- Page 107 and 108: h. Door middel van een stopmarkerin
- Page 109 and 110: c. Handelingsvolgorde van de duiker
- Page 111 and 112: 110
- Page 113 and 114: De duikploeg wordt bij een spoedeis
- Page 115 and 116: van het duiken en het inschatten va
- Page 117 and 118: Opvallend is dat de bevelvoerder vo
- Page 119 and 120: houder nodig. Bij een duikdiepte to
- Page 121 and 122: e. Overige taken van de TS-bemannin
- Page 123 and 124: 10.3 D U I KO P L E I D I N G E N ,
6.8 M O N I T O R I N G VA N H E T L U C H T V E R B R U I K<br />
Omdat het luchtverbruik door allerlei omstandigheden kan afwijken van de ingeschatte<br />
waarde, moet het feitelijke luchtverbruik vervolgens worden gemonitord. Dat geldt ook<br />
als al rekening is gehouden met het luchtverbruik van de duiker zelf, dat wellicht van<br />
het gemiddelde afwijkt.<br />
Het monitoren begint met het registreren van de druk en de tijd waarop de duiker<br />
feitelijk begint met uit het toestel te ademen.<br />
Vervolgens moet de duiker regelmatig de druk aflezen en die doorgeven. Zodoende kan<br />
de duikploegleider al aan het begin van de duik zonodig de geschatte maximale duiktijd<br />
aanpassen en kan tijdens de laatste 100 bar de duik tijdig worden afgerond vóórdat de<br />
reservedruk is bereikt. Ook kan zo beter worden geanticipeerd op plotseling gewijzigde<br />
omstandigheden met een onverwacht groter luchtverbruik. Ook daarom is het van<br />
belang dat de duiker die omstandigheden meteen doorgeeft.<br />
De duiker moet regelmatig de druk doorgeven en de signaalhouder vraagt zonodig naar<br />
de druk als de duiker die onvoldoende doorgeeft. De duikploegleider houdt toezicht op<br />
het doorgeven van de druk en stelt zonodig de geschatte maximale duiktijd bij.<br />
Verder moet de druk worden doorgegeven bij bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld<br />
voordat de duiker een object binnengaat of als de seinlijn vast zit. De duikploegleider<br />
kan zodoende de resterende duiktijd meenemen in zijn beoordeling van het risico op<br />
dat moment.<br />
In de Leidraad BWB en de model Werkinstructie duiken brandweer 2004 staat het<br />
inschatten van de duiktijd, het aflezen van de druk onder water en het afbreken van de<br />
duik vóór het bereiken van de reservedruk in het geheel niet genoemd, dus ook niet voor<br />
het oefenen12 . Als reden hiervoor is aangevoerd dat het zicht onder water vooral op grotere<br />
diepte zeer gering is. De manometer of andere voorziening zou dan niet kunnen worden<br />
afgelezen.<br />
Uit onderzoek van ongevallen blijkt dit niet. Zo kon een duiker in een haven op een<br />
diepte van circa 10m zijn druk nog aflezen met een standaard fluorescerende manometer<br />
die ook vlak bij het gelaatstuk nog afleesbaar is. Zodoende is de hoeveelheid<br />
verontreiniging tussen oog en manometer minimaal. Het fluoresceren werkt overigens<br />
alleen goed als er vooraf voldoende licht op de manometer is gevallen. Dit is een<br />
aandachtspunt voor het opbergen van toestellen met een dergelijke manometer en het<br />
plaatsen hiervan in de waterongevallenwagen. Dat een standaardmanometer met<br />
fluorescerende schaalindeling en wijzer goed kan worden afgelezen als hier vooraf<br />
voldoende licht op is gevallen is ook uit een test gebleken.<br />
Wanneer desondanks in bepaald duikwater de druk, ook met een standaard fluorescerende<br />
manometer tegen het gelaatstuk gedrukt, niet is af te lezen moet dit op de bereikbaarheids(inzet)kaart<br />
zijn vermeld en moet het duiken hierin als een duik met verhoogd<br />
risico worden <strong>beschouwd</strong> met de daarbij behorende maatregelen.<br />
12 De model Werkinstructie; par. 6.11: ‘De duiker die tijdens zijn/haar werkzaamheden over moet<br />
schakelen op de reservevoorraad ademlucht of het middels de terugtochtwaarschuwingsinrichting<br />
het signaal krijgt dat aan de reservevoorraad lucht is begonnen, breekt zijn<br />
werkzaamheden direct af en stijgt op een verantwoorde manier op naar de oppervlakte.’<br />
74