Rapport: Veiligheid brandweerduiken beschouwd

Rapport: Veiligheid brandweerduiken beschouwd Rapport: Veiligheid brandweerduiken beschouwd

brandweerkennisnet.nl
from brandweerkennisnet.nl More from this publisher
23.09.2013 Views

6.6 O V E R G A A N O P R E S E R V E L U C H T Er zijn verschillende methoden om te waarschuwen dat de reguliere lucht op raakt, en de duiker over moet gaan op reservelucht. De meest gebruikelijke is een sterk toenemende ademweerstand. De duiker kan die mechanisch uitschakelen met een handeling en gaat daarmee over op reservelucht. Een ander systeem werkt met een opvallend geluidssignaal dat niet alleen in het gelaatstuk te horen is, maar ook op de wal via de spraakcommunicatie. Ook is een optische waarschuwingsinrichting beschikbaar. Er is dan geen handeling nodig om op reservedruk over te gaan. Er zijn toestellen met ademweerstand waarbij de reguliere lucht vanaf het begin van de ademweerstand na 2 tot 5 maal ademen helemaal op is, afhankelijk van de diepte waar de duiker zich op bevindt6 . Als de duiker de reservelucht niet heeft ingeschakeld nadat hij (de laatste maal) heeft uitgeademd, krijgt hij bij opnieuw inademen ineens geen lucht meer. Dit is zeer alarmerend voor de duiker en kan acute stress veroorzaken. Als de duiker dan niet onmiddellijk zijn reservelucht kan inschakelen kan hij, door de optredende ademreflex en de stress die ontstaat, zijn gelaatstuk afrukken en meteen water in plaats van lucht binnen krijgen. Als het overgaan op reservelucht dan niet lukt, is meteen sprake van een acute, levensbedreigende situatie, met name op grotere diepte waarbij meer tijd nodig is om het wateroppervlak te bereiken dan in ondiep water. Dit geldt niet als de duiker beschikt over een apart bijtmondstuk dat vóór de reserveweerstand is geschakeld en de duiker praktijkgericht is getraind in het gebruik hiervan. De goede werking van de reservedrukwaarschuwingsinrichting en het mechanisme om over te gaan op reservedruk moeten vóór de duik worden gecontroleerd. De duiker moet weer aan het wateroppervlak zijn vóórdat de reservedruk is bereikt zodat, in ieder geval bij toestellen met ademweerstand, wordt voorkomen dat de reguliere luchtvoorraad van de duiker onder water onverwacht op is. Dit is vooral kritisch op locaties waar een reële kans op vast raken bestaat en vooral als de duiker een auto of andere besloten ruimte (object) is binnengegaan of zich onder een object bevindt. Op grond van de Europese normering moet de reservedrukwaarschuwing beginnen vóórdat een druk van 50 bar7 is bereikt. De Leidraad BWB stelt dat de ademweerstand moet optreden bij een druk van 55 bar8 . Daarbij is geen marge aangegeven, zodat die waarde exact zou moeten worden gehanteerd. De firma Interspiro bijvoorbeeld hanteert als reservedruk 20% van de vuldruk, met een minimum van 50 bar. Bij een vuldruk van 300 bar is dat dus minimaal 60 bar. Bij die vuldruk stelt Interspiro de reservedruk dan in op 65 bar +/- 5 bar. De ademweerstand kan zodoende al bij 70 bar beginnen. 6 Bij de toestellen van de firma Interspiro wordt de waarschuwing gegeven in de vorm van vermindering van de luchttoevoer aan het einde van de inademingsfase. De waarschuwing wordt nog een paar keer herhaald, tenzij de ademreserve eenheid wordt geactiveerd. De inademingsfase wordt steeds korter tot de klep volledig gesloten is. Dit is de laatste waarschuwing om de klep handel omlaag te duwen tegen het huis (reservestand). 7 NEN-EN 250: ‘The reserve valve shall perform as described above when the cylinder pressure has fallen to not below 50 bar’. 8 Leidraad BWB. Bijlage 11. Punt 9.3. 71

Als voorwaarschuwingsmoment, dat op een manometer duidelijk is af te lezen, kan een druk van circa 100 bar worden aangehouden. Als extra reminder kan op duikcomputers voor een dergelijke druk meestal een voorwaarschuwing worden ingesteld. Een akoestische waarschuwing kan bij de brandweer slecht hoorbaar zijn in verband met de communicatieset. Vanaf dat moment kan dan de resterende duiktijd tot het begin van de ademweerstand met een veilige marge worden bepaald. Overigens is bij een flesinhoud van 6 liter en een luchtverbruik van 40 liter/minuut de duiktijd tussen 100 tot 70 bar op een diepte van 10m nog maar circa 2 minuten. Het is daarom van belang dat de druk, waarbij de ademweerstand begint, bekend is en bij elk toestel in het korps zo dicht mogelijk bij eenzelfde waarde ligt. Op dit moment is het meer regel dan uitzondering dat brandweerduikers doorduiken tot de ademweerstand begint en dan opkomen. In ondiep water gebeurt dit zelfs zonder over te gaan op reserve. Indien de duiker ondankt alle voorzorgen toch op reservelucht over moet gaan, moet hij onmiddellijk naar het wateroppervlak komen zodra dat mogelijk is (voorzorgsopstijging). De duiker kan immers, voordat hij aan de wal is, met nog een obstakel te maken krijgen of (opnieuw) vast komen te zitten. Bij een inrichting met ademweerstand moet in korte tijd een extra handeling worden uitgevoerd om verder te kunnen ademen. Het mechanisme hiervoor moet gemakkelijk te vinden zijn en gemakkelijk te bedienen, ook met dikke handschoenen. De totale handeling moet reflexmatig en binnen 3 seconden kunnen worden uitgevoerd. Ook deze handeling moet vóór de duik zijn gecheckt. De buddycheck of eindcontrole voordat de duiker te water gaat, moet altijd worden uitgevoerd door of onder direct toezicht van de duikploegleider9 . Het onderhoud van het ademweerstandmechanisme is een kritisch punt. Het risico van storing door vervuiling of anderszins moet tot het uiterste worden teruggebracht. 6.7 I N S C H AT T I N G VA N D E D U I K T I J D Aan de hand van de waterdiepte en het geschatte (extra) luchtverbruik door verzwarende en/of stressverhogende omstandigheden kan een inschatting worden gemaakt van de resterende duiktijd met de reguliere luchtvoorraad/druk en kan de resterende duiktijd worden bewaakt en zonodig bijgesteld. Bij Defensie, in de off-shore en bij de politie is dit de verantwoordelijkheid van de duikploegleider. Het inschatten van de (resterende) duiktijd is een noodzakelijke veiligheidsvoorziening, maar is nu bij de brandweer geen gemeengoed. Ook na de ongevallen blijkt bij de brandweer nog geen consensus te bestaan over het belang van het inschatten en bewaken van de duiktijd. 9 In de model Werkinstructie (en de Leidraad BWB) is dit nu niet geregeld. 72

6.6 O V E R G A A N O P R E S E R V E L U C H T<br />

Er zijn verschillende methoden om te waarschuwen dat de reguliere lucht op raakt,<br />

en de duiker over moet gaan op reservelucht. De meest gebruikelijke is een sterk<br />

toenemende ademweerstand. De duiker kan die mechanisch uitschakelen met een<br />

handeling en gaat daarmee over op reservelucht. Een ander systeem werkt met een<br />

opvallend geluidssignaal dat niet alleen in het gelaatstuk te horen is, maar ook op de<br />

wal via de spraakcommunicatie. Ook is een optische waarschuwingsinrichting beschikbaar.<br />

Er is dan geen handeling nodig om op reservedruk over te gaan.<br />

Er zijn toestellen met ademweerstand waarbij de reguliere lucht vanaf het begin van de<br />

ademweerstand na 2 tot 5 maal ademen helemaal op is, afhankelijk van de diepte waar<br />

de duiker zich op bevindt6 . Als de duiker de reservelucht niet heeft ingeschakeld nadat<br />

hij (de laatste maal) heeft uitgeademd, krijgt hij bij opnieuw inademen ineens geen<br />

lucht meer. Dit is zeer alarmerend voor de duiker en kan acute stress veroorzaken. Als<br />

de duiker dan niet onmiddellijk zijn reservelucht kan inschakelen kan hij, door de<br />

optredende ademreflex en de stress die ontstaat, zijn gelaatstuk afrukken en meteen<br />

water in plaats van lucht binnen krijgen. Als het overgaan op reservelucht dan niet<br />

lukt, is meteen sprake van een acute, levensbedreigende situatie, met name op grotere<br />

diepte waarbij meer tijd nodig is om het wateroppervlak te bereiken dan in ondiep<br />

water. Dit geldt niet als de duiker beschikt over een apart bijtmondstuk dat vóór de<br />

reserveweerstand is geschakeld en de duiker praktijkgericht is getraind in het gebruik<br />

hiervan.<br />

De goede werking van de reservedrukwaarschuwingsinrichting en het mechanisme om<br />

over te gaan op reservedruk moeten vóór de duik worden gecontroleerd.<br />

De duiker moet weer aan het wateroppervlak zijn vóórdat de reservedruk is bereikt<br />

zodat, in ieder geval bij toestellen met ademweerstand, wordt voorkomen dat de reguliere<br />

luchtvoorraad van de duiker onder water onverwacht op is. Dit is vooral kritisch<br />

op locaties waar een reële kans op vast raken bestaat en vooral als de duiker een auto<br />

of andere besloten ruimte (object) is binnengegaan of zich onder een object bevindt.<br />

Op grond van de Europese normering moet de reservedrukwaarschuwing beginnen<br />

vóórdat een druk van 50 bar7 is bereikt. De Leidraad BWB stelt dat de ademweerstand<br />

moet optreden bij een druk van 55 bar8 . Daarbij is geen marge aangegeven, zodat die<br />

waarde exact zou moeten worden gehanteerd.<br />

De firma Interspiro bijvoorbeeld hanteert als reservedruk 20% van de vuldruk, met een<br />

minimum van 50 bar. Bij een vuldruk van 300 bar is dat dus minimaal 60 bar. Bij die<br />

vuldruk stelt Interspiro de reservedruk dan in op 65 bar +/- 5 bar. De ademweerstand<br />

kan zodoende al bij 70 bar beginnen.<br />

6 Bij de toestellen van de firma Interspiro wordt de waarschuwing gegeven in de vorm van vermindering<br />

van de luchttoevoer aan het einde van de inademingsfase. De waarschuwing wordt nog een<br />

paar keer herhaald, tenzij de ademreserve eenheid wordt geactiveerd. De inademingsfase wordt<br />

steeds korter tot de klep volledig gesloten is. Dit is de laatste waarschuwing om de klep handel<br />

omlaag te duwen tegen het huis (reservestand).<br />

7 NEN-EN 250: ‘The reserve valve shall perform as described above when the cylinder pressure has<br />

fallen to not below 50 bar’.<br />

8 Leidraad BWB. Bijlage 11. Punt 9.3.<br />

71

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!