Rapport: Veiligheid brandweerduiken beschouwd
Rapport: Veiligheid brandweerduiken beschouwd Rapport: Veiligheid brandweerduiken beschouwd
8 9 Beschikbaarheid van ademlucht onder water (vervolg) Noodzakelijke maatregelen/voorzieningen Toelichting (huidige situatie, consequenties et cetera) 15m. Dit moet met een preventieve maatregel zijn geborgd. Bij een grotere diepte dan 15m moet de ligging van de 15m lijn met een veilige marge zijn aangegeven. Bovendien moet op de waterkaart zijn aangegeven hoe wordt geborgd dat een duiker niet dieper dan 15m kan komen. Op een duiklocatie waar de druk waarschijnlijk niet kan worden afgelezen, dus ook niet met een standaard fluorescerende manometer zoals omschreven in de toelichting van punt 2, is dit op de bereikbaarheids(inzet)kaart vermeld. Het duiken op die locatie wordt als een duik met verhoogd risico beschouwd met de daarbij behorende maatregelen. Ieder SCUBA-toestel met ademweerstand is voorzien van een 2 e (gescheiden) automaat met bijtmondstuk (back-up automaat), een octopus of een vergelijkbare voorziening voor noodlucht buiten het gelaatstuk om. Deze noodluchtvoorziening loopt tevens buiten de ademweerstand om en werkt dus ook als het niet lukt om over te schakelen op reservelucht. Een back-up automaat is iets bedrijfszekerder dan een octopus, omdat die ook nog werkt bij een de duiktijd et cetera de maximale diepte van 4m wordt aangehouden. Voor grotere diepten is het toch gewenst om inzicht te hebben in de actuele diepte van de duiker. Als grens is hier de diepte van 9m aangehouden waarvoor ook een meldingsplicht aan de Arbeidsinspectie geldt. Als echter op een kleinere diepte de maximale duiktijd bij een normaal luchtverbruik al minder is dan 20 min, moet die kleinere diepte worden aangehouden. Voor het bepalen van de diepte kan, afhankelijk van het verloop van de bodem, worden volstaan met een seinlijn met afstandindicatie, of kan toch een dieptemeter nodig zijn. Dit geldt niet als de diepte binnen een redelijke marge constant is. Deze benadering is expliciet afgestemd met de Arbeidsinspectie 7 . Het restrisico van de duikers kan aanzienlijk worden teruggebracht als die over een eigen noodluchtvoorziening kunnen beschikken als de reguliere luchtvoorziening wegvalt, bijvoorbeeld als het gelaatstuk plotseling wordt afgestoten of als het niet lukt om over te gaan op reservelucht. Uit duikongevallen en bijna-ongevallen is gebleken dat toestellen met ademweerstand een extra risico kunnen geven. 7 De systeembeschouwing is uitgevoerd in afstemming met de Arbeidsinspectie, dus ook de bevindingen en adviezen. Voor bepaalde punten die kritisch kunnen zijn op het punt van voldoen aan de Arboregelgeving is dat nog eens aanvullend gebeurd. Ten aanzien van het bepalen van de duikdiepte: Bij een aangelijnde SCUBA-duiker, zoals de brandweer, is het mogelijk om de diepte te bepalen aan de hand van dieptemerken op de seinlijn. De aflezing van de diepte van de duiker is dan alleen juist als de seinlijn loodrecht omlaag loopt. In combinatie met vooraf de diepte van de plaats van de werkzaamheden te peilen of te scannen is het ook mogelijk de globale diepte van de duiker te bepalen. Hierbij weet men niet voortdurend de exacte diepte waarop de duiker zich bevindt, maar wel de maximaal bereikbare diepte. 167
Beschikbaarheid van ademlucht onder water (vervolg) Noodzakelijke maatregelen/voorzieningen Toelichting (huidige situatie, consequenties et cetera) 10 storing in de eerste trap van de normale luchtvoorziening. Een ‘standaard’ spare air wordt niet geadviseerd 8 . Aanvulling op de eerste voorziening voor toestellen met ademweerstand: Alle SCUBA-toestellen beschikken over een voorziening voor eigen noodlucht zoals omschreven in het vorige punt. De noodzaak van deze aanvullende zelfredvoorziening is mede afhankelijk van het totale veiligheidsniveau van het duiken door het korps of de duikploeg. Als een korps deze aanvullende maatregel niet treft, moet dit in de risico-inventarisatie en -evaluatie zijn onderbouwd. De geoefendheid in het gebruik van de noodluchtvoorziening en het periodiek testen zijn kritisch. Alle duikers, die niet te allen tijde beschikken over een noodluchtvoorziening, kunnen hun gelaatstuk na afstoten of dergelijke op de tast en met dikke handschoenen aan weer routinematig opzetten en klaren in het buitenwater. Aanbevolen wordt om verder te onderzoeken in hoeverre het weer opzetten en klaren, ook na voldoende oefening, kan worden belemmerd door een lage watertemperatuur. De reserveduiker en de overige duikers die zijn uitgerust met een eigen noodluchtvoorziening buiten het gelaatstuk om, kunnen na een onverwachte opdracht in 6 seconden op de tast en met dikke duikhandschoenen aan reflexmatig op noodlucht overgaan. Aanbevolen wordt om na te gaan of na voldoende oefening blijkt dat het tijdscriterium kan worden aangescherpt. Ook wordt aanbevolen om te onderzoeken in hoeverre het overgaan op noodlucht, ook na voldoende oefening, kan worden belemmerd door een lage watertemperatuur. De voorzieningen voor noodlucht variëren sterk. In sommige korpsen heeft elk toestel een octopus of back-up automaat en in sommige korpsen geen enkel; dit terwijl het duikwater in het verzorgingsgebied, de werkwijze en de rest van de duikuitrusting vergelijkbaar zijn. Ook komt het voor dat de octopus wel aanwezig is op een toestel, maar geen of te weinig rekening wordt gehouden met het gebruik daarvan. 8 De gebruikelijke spare air (octopus met eigen fles) heeft een flesje met een inhoud van nog geen halve liter bij een druk van 200 bar. Op een diepte van 6m en bij een normaal luchtverbruik van 40 l/min SAC is dit slechts anderhalve minuut toereikend. Bij grotere flessen spreekt men over een pony bottle. Als de norm voor de reservelucht wordt gehanteerd van ten minste 2 minuten op de maximale duikdiepte voor het betreffende korps bij een extra hoog luchtverbruik als gevolg van stress, is bij 15m diepte een fles van 2 liter nodig. Een extra fles, zeker met die inhoud, is voor reddingduiken ongewenst omdat die de duiker kan belemmeren bij zijn werk en de kans op vastraken vergroot. 168
- Page 117 and 118: Opvallend is dat de bevelvoerder vo
- Page 119 and 120: houder nodig. Bij een duikdiepte to
- Page 121 and 122: e. Overige taken van de TS-bemannin
- Page 123 and 124: 10.3 D U I KO P L E I D I N G E N ,
- Page 125 and 126: Verder kan een verschuiving van (ac
- Page 127 and 128: duik’ worden getoetst1 . Voor dez
- Page 129 and 130: c. Bij het combineren van veilighei
- Page 131 and 132: de Taak-risico analyse wordt de inv
- Page 133 and 134: verleden opgelegde duikverboden met
- Page 135 and 136: geworven binnen het potentieel van
- Page 137 and 138: en de loodgordel en de seinlijn los
- Page 139 and 140: Eens in de 4 jaar moet de brandweer
- Page 141 and 142: Aanvulling II T E KO RT KO M I N G
- Page 143 and 144: Aanvulling III O N D E R D E L E N
- Page 145 and 146: Beschikbaarheid van ademlucht onder
- Page 147 and 148: Effectiviteit van de reserveduiker
- Page 149 and 150: Vastraken onder water beperken (ver
- Page 151 and 152: De werkgever moet (mede) voor het d
- Page 153 and 154: 7 8 9 10 11 12 13 Op basis van de R
- Page 155 and 156: De werkinstructie en procedures voo
- Page 157 and 158: g. Investeren in het verwerken van
- Page 159 and 160: II Bijlage: Samenstelling beschouwi
- Page 161 and 162: 160
- Page 163 and 164: 162
- Page 165 and 166: 5 Beschikbaarheid van ademlucht ond
- Page 167: 6 7 Beschikbaarheid van ademlucht o
- Page 171 and 172: Beschikbaarheid van ademlucht onder
- Page 173 and 174: Effectiviteit van de reserveduiker
- Page 175 and 176: Effectiviteit van de reserveduiker
- Page 177 and 178: Effectiviteit van de reserveduiker
- Page 179 and 180: Vastraken onder water beperken (ver
- Page 181: 180
Beschikbaarheid van ademlucht onder water (vervolg)<br />
Noodzakelijke maatregelen/voorzieningen Toelichting (huidige situatie, consequenties et cetera)<br />
10<br />
storing in de eerste trap van de normale luchtvoorziening.<br />
Een ‘standaard’ spare air wordt niet geadviseerd 8 .<br />
Aanvulling op de eerste voorziening voor toestellen<br />
met ademweerstand:<br />
Alle SCUBA-toestellen beschikken over een voorziening<br />
voor eigen noodlucht zoals omschreven in<br />
het vorige punt.<br />
De noodzaak van deze aanvullende zelfredvoorziening<br />
is mede afhankelijk van het totale veiligheidsniveau<br />
van het duiken door het korps of de<br />
duikploeg. Als een korps deze aanvullende maatregel<br />
niet treft, moet dit in de risico-inventarisatie<br />
en -evaluatie zijn onderbouwd.<br />
De geoefendheid in het gebruik van de noodluchtvoorziening<br />
en het periodiek testen zijn kritisch.<br />
Alle duikers, die niet te allen tijde beschikken over<br />
een noodluchtvoorziening, kunnen hun gelaatstuk<br />
na afstoten of dergelijke op de tast en met dikke<br />
handschoenen aan weer routinematig opzetten en<br />
klaren in het buitenwater.<br />
Aanbevolen wordt om verder te onderzoeken in hoeverre<br />
het weer opzetten en klaren, ook na voldoende<br />
oefening, kan worden belemmerd door een lage<br />
watertemperatuur.<br />
De reserveduiker en de overige duikers die zijn uitgerust<br />
met een eigen noodluchtvoorziening buiten<br />
het gelaatstuk om, kunnen na een onverwachte<br />
opdracht in 6 seconden op de tast en met dikke<br />
duikhandschoenen aan reflexmatig op noodlucht<br />
overgaan.<br />
Aanbevolen wordt om na te gaan of na voldoende<br />
oefening blijkt dat het tijdscriterium kan worden<br />
aangescherpt.<br />
Ook wordt aanbevolen om te onderzoeken in hoeverre<br />
het overgaan op noodlucht, ook na voldoende<br />
oefening, kan worden belemmerd door een lage<br />
watertemperatuur.<br />
De voorzieningen voor noodlucht variëren sterk. In<br />
sommige korpsen heeft elk toestel een octopus of<br />
back-up automaat en in sommige korpsen geen<br />
enkel; dit terwijl het duikwater in het verzorgingsgebied,<br />
de werkwijze en de rest van de duikuitrusting<br />
vergelijkbaar zijn. Ook komt het voor dat de<br />
octopus wel aanwezig is op een toestel, maar geen<br />
of te weinig rekening wordt gehouden met het<br />
gebruik daarvan.<br />
8 De gebruikelijke spare air (octopus met eigen fles) heeft een flesje met een inhoud van nog geen<br />
halve liter bij een druk van 200 bar. Op een diepte van 6m en bij een normaal luchtverbruik van<br />
40 l/min SAC is dit slechts anderhalve minuut toereikend. Bij grotere flessen spreekt men over een<br />
pony bottle. Als de norm voor de reservelucht wordt gehanteerd van ten minste 2 minuten op de<br />
maximale duikdiepte voor het betreffende korps bij een extra hoog luchtverbruik als gevolg van<br />
stress, is bij 15m diepte een fles van 2 liter nodig. Een extra fles, zeker met die inhoud, is voor<br />
reddingduiken ongewenst omdat die de duiker kan belemmeren bij zijn werk en de kans op vastraken<br />
vergroot.<br />
168