23.09.2013 Views

onderzoek - LTO Noord

onderzoek - LTO Noord

onderzoek - LTO Noord

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

‘De toekomst van de agrarische sector in Utrecht’<br />

Een analyse van de toekomstige bestemming van landbouwgrond


‘De toekomst van de agrarische sector in Utrecht’<br />

Een analyse van de toekomstige bestemming van landbouwgrond<br />

2


Has Kennis Transfer<br />

Onderwijsboulevard 221<br />

Postbus 90108<br />

5200 MA ´s-Hertogenbosch<br />

Telefoon: (073) 692 36 37<br />

Documenttitel: ‘De toekomst van de agrarische sector in Utrecht’<br />

Een analyse van de toekomstige bestemming van landbouwgrond<br />

Opdrachtgever: <strong>LTO</strong> <strong>Noord</strong> Provincie Utrecht<br />

Contactpersoon <strong>LTO</strong>: Theo Stam<br />

Projectbegeleiders: Jaqcues Lammers<br />

Tom van Muijlwijk<br />

Jeroen Oomen<br />

Projectleden: Gaston Franssen<br />

Peet Willemse<br />

Ruben Harmsen<br />

Plaats: ´s-Hertogenbosch<br />

Datum: 29 juni 2010<br />

Bij gebruik van geodata is de opdrachtgever gehouden aan het bij de gebruikte geodata<br />

geldende copyright.<br />

3


Voorwoord<br />

Belemmeren de ruimtelijke claims van ondermeer natuur, water, infrastructuur en recreatie<br />

de ontwikkeling van de agrarische sector? Met deze vraag in het achterhoofd heeft <strong>LTO</strong><br />

<strong>Noord</strong> afdeling Utrecht aan HAS Kennis Transfer de opdracht gegeven om uit te zoeken<br />

welke ruimtelijke claims er gesitueerd zijn op cultuurgrond. Daarnaast wordt een vergelijking<br />

gemaakt met het totaal areaal aan claims welke afgezet zijn tegen de ontwikkelingen<br />

(grondbehoefte) van de agrarische sector.<br />

In dit kader heeft HAS Kennis Transfer drie studenten van Hogeschool HAS Den Bosch de<br />

opdracht gegeven om een analyse uit te voeren op de ruimtelijke claims en de<br />

ontwikkelingen in de agrarische sector. Deze drie studenten zijn afkomstig van twee<br />

verschillende opleidingen binnen Hogeschool HAS Den Bosch, te weten; Bedrijfskunde &<br />

Agribusiness en Stad & Streekontwikkeling. Door deze twee verschillende opleidingen de<br />

opdracht uit te laten voeren zijn diverse competenties (zowel persoonlijk als vakinhoudelijk)<br />

met elkaar gecombineerd.<br />

Deze combinatie is gedurende de uitvoering van de analyse de kracht geweest van het<br />

team. Vakinhoudelijk was het voor de studenten van Stad & Streekontwikkeling eenvoudiger<br />

om inhoudelijk over de materie te praten. Voor het overzicht en de kwaliteits-waarborging<br />

heeft de student van Bedrijfskunde & Agribusiness garant gestaan. Door een duidelijke<br />

planning en heldere afspraken is het proces gedurende de analyse boven verwachting<br />

verlopen.<br />

Dit was niet alleen afhankelijk van de planning en de duidelijk afspraken. Ook het contact<br />

met de <strong>LTO</strong> kringvoorzitters, gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat en de provincie is<br />

goed verlopen. Aan het begin van de gesprekken waren er af en toe wat onduidelijkheden<br />

waardoor het gesprek niet goed op gang kwam maar na een duidelijke uitleg waren alle<br />

partijen bereid de gevraagde informatie te verstrekken. Wij willen hierbij dan ook een<br />

speciaal woord van dank uitspreken naar de bovengenoemde partijen.<br />

Naast deze gesprekken zijn er bij de analyse van de ontwikkelingen van agrarische sector<br />

(melkveehouderij, intensieve veehouderij, akkerbouw, fruitteelt en glastuinbouw) een aantal<br />

gesprekken gevoerd. Ondermeer de Rabobank, LEI, Wageningen UR, NFO, Fruitmasters,<br />

ING en Rijnvallei hebben achtergrondinformatie verschaft. Deze partijen hebben<br />

ontwikkelingen in de sector geschetst. Hiervoor danken wij ook deze partijen.<br />

Het <strong>onderzoek</strong> is begeleid door Jacques Lammers, Tom van Muijlwijk en Jeroen Oomen.<br />

Deze heren danken wij voor hun begeleiding en inzet. Daarnaast is een speciaal dankwoord<br />

op de plaats voor onze opdrachtgever Theo Stam (<strong>LTO</strong> <strong>Noord</strong>) voor zijn kritische feedback<br />

gedurende de voortgang van het project en danken wij hem voor de mogelijkheid om dit<br />

interessante project als afstudeeropdracht te kunnen doen.<br />

Met trots presenteren wij u dan ook dit <strong>onderzoek</strong> en hopen dat dit rapport bijdraagt aan een<br />

constructieve samenwerking waarin een duurzaam platteland centraal zal staan.<br />

´s-Hertogenbosch, 29 juni 2010<br />

Gaston Franssen<br />

Peet Willemse<br />

Ruben Harmsen<br />

4


Samenvatting<br />

De land- en tuinbouw heeft in Utrecht een wezenlijk belang voor zowel de economie en<br />

werkgelegenheid als voor het beheer van het landelijk gebied. Er worden tal van plannen<br />

ontwikkeld voor natuur, waterberging, woningbouw en infrastructuur, die alle ten koste gaan<br />

van landbouwgrond. Om hier verder inzicht in te krijgen heeft <strong>LTO</strong> <strong>Noord</strong> een <strong>onderzoek</strong><br />

laten uitvoeren door HAS Kennis Transfer. In dit <strong>onderzoek</strong> is voor de hele provincie Utrecht<br />

in kaart gebracht op welke percelen landbouwgrond een niet-agrarische claim (=<br />

functieverandering) gepland is. De toekomstige agrarische behoefte aan grond is vergeleken<br />

met de niet-agrarische claims. Daaruit zijn diverse conclusies gekomen. In dit rapport wordt<br />

verslag gedaan van het <strong>onderzoek</strong>.<br />

De bovenstaande instanties (het Rijk, overheden, gemeenten, waterschappen en<br />

natuurorganisaties) zijn in het <strong>onderzoek</strong> naar ruimtelijke claims betrokken. Deze partijen zijn<br />

geïnterviewd om op deze manier de claims per gemeente in kaart te brengen. Dit is gebeurd<br />

met behulp van het Geografisch Informatie Systeem (GIS). De claims zijn onverdeeld in twee<br />

verschillende groepen:<br />

Harde claims (claims die daadwerkelijk een functieverandering met zich<br />

meebrengen).<br />

Beïnvloedingsgebieden (gebieden waarbinnen ambities van overheden en anderen<br />

hun invloed hebben op behoud en ontwikkeling van de land- en tuinbouw).<br />

De <strong>onderzoek</strong>ers zijn tot de volgende conclusies gekomen met betrekking tot de claims. Het<br />

areaal harde claims bestaat uit 12.120 hectare. Deze claims zullen voor 2030 daadwerkelijk<br />

uitgevoerd worden. Hierbij gaat het om 16% van de landbouwgrond in 2009 in de provincie<br />

Utrecht. Daarvan is de realisatie van de EHS Nieuwe Natuur met 6.127 hectare de grootste<br />

claim.<br />

Dat betekent dat voor ca. 69% (16% + 53%) van het landelijk gebied van Utrecht de land- en<br />

tuinbouw de gevolgen ondervindt van de diverse beleidsambities van de overheden. Het<br />

huidige areaal cultuurgrond in Utrecht bedraagt ca. 75.000 ha. Door diverse harde claims zal<br />

die oppervlakte de komende jaren met 12.000 ha afnemen tot ca, 63.000 ha. Aan de andere<br />

kant zal de grootste grondgebonden sector, de melkveehouderijsector, de komende jaren<br />

sterk veranderen. De melkquotering verdwijnt en naar verwachting ook de derogatie.<br />

Verschillende scenario’s gaan dan ook uit van het stijgen van de melkproductie in Nederland,<br />

óók in Utrecht. In principe is hiervoor méér grond nodig, dan nu in gebruik bij de<br />

melkveehouderij; de verwachting is 23.000 ha meer, bovenop de huidige oppervlakte<br />

cultuurgrond. We zien dus niet alleen een grote claim aan niet-agrarische functies, maar ook<br />

de sector zelf heeft veel ruimte nodig. Anders komen beide actoren in de toekomst met<br />

elkaar in confrontatie.<br />

5


Het algemene gevolg hiervan is een toenemende druk op landbouwgrond waardoor de<br />

prijzen voor deze gronden stijgen. Daarnaast zijn er voor de verschillende actoren specifieke<br />

gevolgen:<br />

Gevolgen voor land- en tuinbouw:<br />

Ontwikkelingen die stagneren<br />

Langdurige onzekerheid<br />

Vertraging van innovaties<br />

Bedrijfsverplaatsing wordt bemoeilijkt<br />

Concurrentie positie verslechterd<br />

Gevolgen voor niet-agrarische instanties:<br />

Vertraging diverse projecten (EHS, waterberging etc.)<br />

Realisatie van bepaalde doelen loopt gevaar (vooral natuur)<br />

Langdurige procedures<br />

Veel bezwaren op nieuwe bestemmingsplannen<br />

Negatieve publiciteit (door onteigeningen etc.)<br />

Wanneer de land- en tuinbouw zich wil blijven ontwikkelen en de overheid/beleidsmakers de<br />

plannen op landbouwgrond willen blijven uitvoeren dan zal er samen gekeken moeten<br />

worden naar een duurzame en constructieve oplossing. De volgende algemene speerpunten<br />

komen hieruit naar voren:<br />

Ga zuiniger om met de ruimte die in Utrecht beschikbaar is om doelen op te<br />

realiseren probeer hierin zaken te combineren (meervoudig ruimtegebruik).<br />

Stimuleer de landbouw om samen met andere actoren plannen te maken naar een<br />

invulling van het buitengebied, waarbij de landbouw een toonaangevende rol vervult.<br />

Stimuleer duurzame ontwikkelingen voor zowel de landbouw als de overige sectoren.<br />

Zorg dat de diverse instanties die plannen maken voor cultuurgrond op de hoogte<br />

komen van elkaars plannen.<br />

De speerpunten zijn vertaald in diverse aanbevelingen. Deze gelden voor zowel de overheid<br />

als voor de landbouwsector. Er zullen in de toekomst prioriteiten gesteld moeten worden om<br />

de diverse (lopende) ontwikkelingen in goede banen te leiden. Het gaat hierbij om de<br />

volgende aanbevelingen:<br />

1. Creëer draagvlak voor het <strong>onderzoek</strong> om uiteindelijk gevolg te geven aan het gedane<br />

<strong>onderzoek</strong> en met alle partijen tot een constructieve oplossing te komen<br />

2. Stel als agrarische sector een eigen gebiedontwikkelingsplan op en ga met een open<br />

houding onderhandelen.<br />

3. Werk aan een herverkaveling van het buitengebied.<br />

4. Stimuleer technologische ontwikkelingen.<br />

5. Beoordeel kritisch de niet agrarische claims en schep duidelijkheid.<br />

6. Realiseer Natuur gemeentelijk beleid binnen de Ecologische Hoofdstructuur.<br />

7. Realiseer de plannen van waterschappen binnen de Ecologische Hoofdstructuur.<br />

8. Realiseer natuur compensatie binnen de EHS.<br />

9. Zorg voor revitalisering en herinrichting oude bedrijventerreinen.<br />

10. Zorg voor realistische claims voor woningbehoefte.<br />

11. Zorg voor het behouden van de derogatie.<br />

12. Investeer in <strong>onderzoek</strong> naar mest- be en –verwerking.<br />

6


Inhoud<br />

Samenvatting.........................................................................................................................5<br />

1.Inleiding...............................................................................................................................8<br />

1.1 Achtergrond en doelstellingen..................................................................................8<br />

1.2 Onderzoeksopdracht....................................................................................................8<br />

1.3 Projectaanpak...............................................................................................................8<br />

1.4 Leeswijzer.....................................................................................................................9<br />

2. Inventarisatie ruimteclaims tot 2030.................................................................................10<br />

2.1 Inleiding en methodiek................................................................................................10<br />

2.2 ´Opvallende gebieden´................................................................................................15<br />

2.3 Gebieden die buiten het <strong>onderzoek</strong> vallen..................................................................17<br />

2.4 Ruimteclaims.............................................................................................................17<br />

2.4 Algemene conclusie ruimteclaims...............................................................................20<br />

3. Sectorverkenning.............................................................................................................21<br />

3.1 Algemene ontwikkelingen...........................................................................................21<br />

3.2 Melkveehouderij..........................................................................................................21<br />

3.3 Intensieve veehouderij................................................................................................22<br />

3.4 Fruitteelt.....................................................................................................................23<br />

3.5 Akkerbouw..................................................................................................................23<br />

3.6 Glastuinbouw..............................................................................................................23<br />

3.7 Conclusie....................................................................................................................24<br />

4. Conclusies & Aanbevelingen............................................................................................25<br />

4.1 Conclusie....................................................................................................................25<br />

4.2 Aanbeveling................................................................................................................29<br />

Bronnenlijst..........................................................................................................................33<br />

Bijlage 1 Melkveehouderij.................................................................................................36<br />

Bijlage 2 Intensieve veehouderij.......................................................................................45<br />

Bijlage 3 Fruitteelt in Utrecht.............................................................................................51<br />

Bijlage 4 Glastuinbouw Utrecht.........................................................................................53<br />

7


1.Inleiding<br />

1.1 Achtergrond en doelstellingen<br />

Als gevolg van diverse ruimtelijke plannen is het areaal landbouwgrond in Utrecht in de<br />

periode van 1977 tot en met 2006 afgenomen met 5%. Hiermee kwam in 2006 de totale<br />

oppervlakte in agrarisch gebruik ten opzichte van de totale oppervlakte van de provincie uit<br />

op 57%. Door diverse plannen en visies lijkt de trend -van afname van het areaal in agrarisch<br />

gebruik- zich de komende jaren voort te zetten. Deze visies en plannen worden ondermeer<br />

gevormd door het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en natuurorganisaties.<br />

Deze ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Utrecht zullen in de komende decennia<br />

opnieuw gevolgen hebben voor het grondgebruik in de provincie. <strong>LTO</strong> <strong>Noord</strong> in de provincie<br />

Utrecht is als belangenbehartiger van agrariërs benieuwd welke ruimtelijke consequenties<br />

deze ontwikkelingen hebben voor de landbouwgrond in de provincie. De resultaten van dit<br />

project worden gebruikt om meer inzicht in de plannen te krijgen en om zo naar een<br />

gezamenlijke en ontwikkelingsgerichte uitwerking te zoeken voor de diverse belangen.<br />

1.2 Onderzoeksopdracht<br />

De <strong>onderzoek</strong>sopdracht kan als volgt omschreven worden:<br />

Het in kaart brengen van de grondclaims op landbouwgrond in de provincie Utrecht en een<br />

overzicht van de daarbij horende consequenties voor de land- en tuinbouw. Daarnaast wordt<br />

in een advies aangegeven hoe <strong>LTO</strong> <strong>Noord</strong> om kan gaan met de toekomstige ontwikkelingen.<br />

1.3 Projectaanpak<br />

De projectaanpak is duidelijk ingedeeld in vier fases;<br />

Voorbereiding<br />

In deze fase van het <strong>onderzoek</strong> is begonnen met het inventariseren van de werkzaamheden.<br />

Daarna is een strategie bedacht, waardoor het (vele) werk efficiënt kon worden verricht. Om<br />

doelgericht het eerste persoonlijke gesprek in te gaan is begonnen met het maken van GISkaarten<br />

waarin alle informatie uit het streekplan verwerkt was.<br />

Gesprekken<br />

Vervolgens zijn de GIS-kaarten met de informatie vanuit het streekplan meegenomen naar<br />

gesprekken met <strong>LTO</strong> bestuurders (welke de uitvoerders een globaal beeld konden geven<br />

van de ontwikkelingen in hun <strong>LTO</strong>-gebied). Daarna zijn met dezelfde kaart gemeenten,<br />

waterschappen en Rijkswaterstaat bezocht om de toekomstige ontwikkelingen concreet in te<br />

kunnen tekenen.<br />

Verwerking in GIS<br />

Na deze inventarisatie is alle verkregen informatie verwerkt in nieuwe GIS-kaarten. Op deze<br />

manier wordt een duidelijk beeld verkregen van het aantal claims in de provincie Utrecht en<br />

het daarbij horende areaal. Deze kaarten zijn tevens voorzien van een tekstuele (losse)<br />

bijlage met daarin een beknopte uitleg over hetgeen ingetekend is op de kaart.<br />

8


Synthese<br />

In deze fase is er een analyse gemaakt van de diverse agrarische sectoren in Utrecht, te<br />

weten; de melkveehouderij, intensieve veehouderij, glastuinbouw, akkerbouw en fruitteelt. In<br />

deze sectorverkenningen is geprobeerd de toekomstontwikkelingen van de diverse sectoren<br />

tot 2020 zo concreet mogelijk in kaart te brengen. Ten slotte is in de afronding een<br />

vergelijking gemaakt in de ontwikkeling van de agrarische sector en de daarbij horende<br />

grondbehoefte en de andere ruimtelijke claims op landbouwgrond.<br />

1.4 Leeswijzer<br />

In hoofdstuk 2 wordt een overzicht gegeven van de geïnventariseerde ruimte claims. Deze<br />

ruimtelijke claims zijn onderverdeeld in harde claims (claims waar een functieverandering op<br />

agrarische gronden plaatsvindt) en beïnvloedingsgebieden (gebieden waarbinnen ambities<br />

van overheden en anderen hun invloed hebben op behoud en ontwikkeling van de land- en<br />

tuinbouw). Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een overzicht gegeven van de<br />

sectorverkenningen die uitgevoerd zijn; de melkveehouderij, intensieve veehouderij,<br />

glastuinbouw en tuinbouw. Hierbij zijn de ontwikkelingen van de diverse sectoren bekeken<br />

en er is gekeken naar de ontwikkelingen van deze sectoren de komende decennia. Deze<br />

ontwikkelingen zijn vertaald naar een grondbehoefte voor de diverse sectoren. Ten slotte zal<br />

in hoofdstuk 4 ingegaan worden op de conclusies en aanbevelingen.<br />

9


2. Inventarisatie ruimteclaims tot 2030<br />

Dit hoofdstuk gaat over de claims die bij het inventariseren aan bod zijn gekomen. De<br />

gegevens zijn vergaard door middel van diverse gesprekken. Eerst met <strong>LTO</strong> kringvoorzitters<br />

(per deelgebied) en vervolgens zijn de diverse claims besproken met de gemeenten in<br />

Utrecht. Die gegevens zijn daarna verwerkt tot kaartmateriaal wat per gemeente beschikbaar<br />

is. Omdat er zoveel diverse claims in het landelijk gebied te vinden zijn, is er onderscheid<br />

gemaakt tussen de verschillende soorten claims.<br />

2.1 Inleiding en methodiek<br />

In dit hoofdstuk gaan we in op de in kaart gebrachte ruimteclaims in Utrecht. In deze studie<br />

wordt onderscheid gemaakt tussen twee verschillende soorten veranderingen die divers van<br />

aard zijn;<br />

Harde claims (claims die daadwerkelijk een functieverandering met zich meebrengen);<br />

Verbreding A-weg<br />

Infrastructuur<br />

Uitbreiding golfbanen<br />

Recreatie<br />

Woningbouw<br />

Nieuw bedrijventerrein<br />

Hermeandering<br />

Natuur vriendelijke oevers<br />

Water gemeentelijk beleid<br />

Nieuwe natuur<br />

Natuur gemeentelijk beleid<br />

Zoekgebied EVZ (hard)<br />

Visie hoogspanningsstation<br />

Beïnvloedingsgebieden (gebieden waarbinnen ambities van overheden en anderen hun<br />

invloed hebben op behoud en ontwikkeling van de land- en tuinbouw);<br />

Planstudie ring Utrecht<br />

Nieuwe landgoederen (streekplan)<br />

Projectontwikkelaars<br />

Waterberging waterschappen<br />

Wateropgave AGV<br />

Visies op landgoederen<br />

Natura 2000 beïnvloedingsgebied<br />

Zoekgebied nieuwe natuur<br />

Zoekgebied EVZ<br />

Natuurbeschermingswet beïnvloedingsgebied<br />

10


Korte toelichting bij bovenstaande claims<br />

Harde claims<br />

Nieuwe natuur (EHS)<br />

Deze percelen vallen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De doelstelling<br />

van de overheid is om voor 2018 de EHS gerealiseerd te hebben. De nieuwe natuur<br />

bestaat uit gronden die nu hoofdzakelijk nog in gebruik zijn als landbouwgrond, maar<br />

die in de toekomst zullen worden ingericht als natuur. Welk type dat zal zijn is te<br />

vinden op de nationale natuurdoelenkaart van Nederland.<br />

Te realiseren hectares in zoekgebied EVZ (EHS)<br />

In de kaarten wordt verwezen naar de zoekgebieden voor de Ecologische<br />

Verbindingszone (EVZ). Een gedeelte van deze zoekgebieden zullen hard worden en<br />

dus worden gerealiseerd. In tabel 10 is het werkelijke aantal ‘harde’ hectares<br />

opgenomen van de realisatie van EVZ’s.<br />

Natuur gemeentelijke beleid<br />

Dit zijn gronden waarop de betreffende gemeente natuur wil realiseren die buiten de<br />

EHS valt. Het type inrichting verschilt per gemeente. De gronden zullen uiteindelijk<br />

een bestemming krijgen als hoofdfunctie natuur. Daarnaast is ook vaak recreatie<br />

binnen deze plannen mogelijk.<br />

Woningbouw<br />

Locaties voor de realisatie van (nieuwe) woningen op huidige landbouwpercelen.<br />

Nieuw bedrijventerrein<br />

Op deze locaties zullen in de toekomst nieuwe kantoren en bedrijven gevestigd<br />

worden.<br />

Recreatie<br />

Landbouwgrond die in de toekomst een verandering van functie ondervindt van<br />

landbouw naar recreatie. Het type claim is per gemeente afhankelijk. Het kan hierbij<br />

gaan om o.a. de ontwikkeling van een nieuwe (kleinschalige) haven of om de<br />

ontwikkeling van een park.<br />

Uitbreiding golfbanen<br />

Zowel nieuwvestiging als uitbreiding van bestaande golfbanen.<br />

Infrastructuur<br />

Op verschillende locaties in Utrecht komen nieuwe wegen. In diverse gevallen heeft<br />

dit met een verbeterde ontsluiting te maken, maar de aanleg van wegen kan ook het<br />

gevolg zijn van de uitbreiding van een kern (woningbouw). Tevens vallen nieuwe<br />

rondwegen en de uitbreiding van het provinciale wegennet onder deze claim.<br />

11


Verbreding A-wegen<br />

De provincie Utrecht heeft een centrale ligging en fungeert als verkeersader voor de<br />

rest van Nederland. Het is daarom belangrijk om een goede ontsluiting op het<br />

hoofdwegennet te kennen. Momenteel worden diverse snelwegen (A-wegen) al<br />

verbreed en ook in de toekomst zullen er extra rijstroken op diverse plaatsen worden<br />

aangelegd t.b.v. de doorstroom.<br />

Hermeandering<br />

Diverse rivieren en beken worden hermeanderd. Daardoor wordt de breedte die een<br />

beek in de huidige situatie inneemt groter<br />

Natuurvriendelijke oevers<br />

Een gedeelte van de huidige beken en rivieren krijgt natuurvriendelijke oevers. De<br />

oevers zullen hierbij worden verbreed en het talud wordt minder steil. Dit valt buiten<br />

de hermeanderingsprojecten.<br />

Water gemeentelijke beleid<br />

Sommige gemeenten hebben zich als doel gesteld om buiten de plannen van<br />

waterschappen waterberging te realiseren. Dit kan ook in combinatie zijn met de<br />

ontwikkeling van bijvoorbeeld een park of andere plannen. .<br />

12


Beïnvloedingsgebieden<br />

Natura 2000 beïnvloedingsgebied<br />

Rondom de Natura 2000 gebieden ondervinden agrariërs hinder van de regelgeving.<br />

Dit gebied is ook meegenomen in dit <strong>onderzoek</strong>. In het <strong>onderzoek</strong> is uitgegaan van<br />

een zone van 3 km rondom de Natura 2000 gebieden. Wettelijk gezien wordt deze 3<br />

km zone aangehouden. Hoe verder van het Natura 2000 gebied, des te minder de<br />

invloed.<br />

Invloed NBW (Natuurbeschermingswet)<br />

De bedrijfsvoering kan ook worden beïnvloed wanneer men dichter dan 3 km van een<br />

gebied ligt wat onder de Natuurbeschermingswet valt. Een groot gedeelte van deze<br />

gebieden valt binnen de Natura 2000 gebieden, maar er vallen ook diverse (kleinere)<br />

percelen buiten. Wettelijk gezien wordt deze 3 km zone aangehouden. Hoe verder<br />

van het Natura 2000 gebied des te minder de invloed.<br />

Zoekgebied Nieuwe Natuur (EHS)<br />

Zoekgebied voor de realisatie van Nieuwe Natuur (onderdeel van de EHS). Binnen<br />

dit zoekgebied zal een nader te definiëren oppervlakte nieuwe natuur worden. Het<br />

gedeelte wat dus uiteindelijk ‘hard’ zal worden, wordt onttrokken aan de landbouw.<br />

Zoekgebied EVZ (EHS)<br />

Ecologische Verbindingszones zorgen voor een doorstroom en verbinding tussen<br />

natuurgebieden. Deze verbindingen zijn belangrijk voor de potentie van flora en<br />

fauna. Het zoekgebied is op de kaarten ruimer aangegeven dan de daadwerkelijke<br />

harde claim die hiervan uitgaat. Binnen dit zoekgebied zal de EVZ namelijk worden<br />

gerealiseerd en dus niet over de gehele breedte van het zoekgebied. In hectares<br />

bekeken zal ongeveer 12% van dit zoekgebied daadwerkelijk ‘hard’ worden.<br />

Waterberging waterschappen<br />

Locaties voor de realisatie van waterberging door diverse waterschappen.<br />

Wateropgave AGV<br />

Waterschap Amstel Gooi en Vechtstreek heeft diverse locaties aangewezen voor<br />

waterberging.<br />

Planstudie ring Utrecht<br />

Momenteel wordt een <strong>onderzoek</strong> gedaan voor de mogelijkheden om rondom Utrecht<br />

een grotere Ring aan te leggen. Het tracébesluit is nog niet genomen. De<br />

mogelijkheden worden onderzocht.<br />

13


Nieuwe Landgoederen (streekplan)<br />

Ontwikkelingsruimte voor de realisatie van nieuwe landgoederen. Dit<br />

beïnvloedingsgebied is ingedeeld in twee soorten; de locaties voor de ontwikkeling<br />

van nieuwe landgoederen uit het streekplan en de gemeentelijke visies op<br />

landgoederen. Deze laatste visie geeft aan waar het volgens de gemeente wenselijk<br />

is om nieuwe landgoederen te realiseren.<br />

Visies op landgoederen<br />

Locaties voor de ontwikkeling landgoederen die door de gemeente zijn aangewezen.<br />

Gronden in bezit van projectontwikkelaars<br />

Projectontwikkelaars hebben (vaak langs dorpen of steden) diverse gronden in bezit.<br />

Momenteel hebben deze gronden nog een agrarische functie. Projectontwikkelaars<br />

kopen deze gronden met in het achterhoofd de gedachte dat op de aangekochte<br />

percelen woningbouw of tot nieuwe bedrijven- of industrieterreinen wordt<br />

gerealiseerd. De invloed op de omgeving vanuit de projectontwikkelaars is groter als<br />

het gebied wat nu is aangebracht. Prijzen zullen door grondspeculaties stijgen. Dit is<br />

niet meegenomen in de rapportage omdat deze invloedsfeer niet duidelijk te meten<br />

is.<br />

Visie hoogspanningsstation<br />

In het streekplan zijn locaties aangegeven voor de ontwikkeling van een<br />

hoogspanningsstation.<br />

De claims en beïnvloedingsgebieden die in kaart zijn gebracht zijn uitsluitend claims<br />

gesitueerd op landbouwgrond, waarbij landbouwgrond verandert in een andere functie of de<br />

bedrijfsontwikkeling hinder ondervindt van de claim op deze grond. De geïnventariseerde<br />

claims en beïnvloedingsgebieden zijn afkomstig van planologische visies en plannen van de<br />

overheid, waterschappen, natuurbeherende instanties en projectontwikkelaars. Na<br />

deskresearch/<strong>onderzoek</strong> naar de verschillende claims zijn de claims in een Geografisch<br />

Informatie Systeem (GIS) ingetekend per gemeente.<br />

14


2.2 ´Opvallende gebieden´<br />

Bij de inventarisatie is gebleken dat diverse claims regelmatig in veel gemeenten voorkomen.<br />

Bijna elke gemeente heeft bijvoorbeeld wel locaties voor de ontwikkeling van woningbouw.<br />

Ook de EHS loopt door veruit de meeste gemeenten. Andere claims zijn juist weer<br />

gebiedsspecifiek en komen slechts in een gering aantal gemeenten voor. In dit hoofdstuk<br />

wordt aandacht geschonken aan claims die regelmatig voorkomen, maar ook aan andere<br />

opvallende claims op landbouwgronden. Naast de algemene beschrijving van paragraaf 2.1,<br />

zullen hieronder enkele opvallende zaken worden uitgelicht.<br />

Nieuwbouw<br />

De meest frequente claim is toch wel de nieuwbouw. Het gaat dan voornamelijk om<br />

veelvuldige voorkomende kleinere locaties die te maken krijgen met deze functieverandering<br />

in de komende jaren. Het is echter niet de grootste claim als gekeken wordt naar de<br />

oppervlakte. Toch kunnen deze vaak voorkomende locaties meer invloed hebben op de<br />

omgeving dan één groot gebied.<br />

Opvallend is dat er veelvuldig nieuwbouw zal plaatsvinden in een groot aantal gemeenten;<br />

dat is namelijk niet vanzelfsprekend in deze tijden. Deze ontwikkeling is toe te schrijven aan<br />

de demografische cijfers die voor Utrecht (in vergelijking met andere provincies) niet<br />

ongunstig te noemen zijn voor de (economische) ontwikkeling en de leefbaarheid. Vanuit het<br />

oogpunt van de landbouw bekeken is de toekomstige nieuwbouw lastig. Percelen worden er<br />

namelijk mee doorsneden of vallen helemaal weg.<br />

Infrastructuur<br />

De verbreding van diverse snelwegen in Nederland neemt niet veel hectares aan<br />

landbouwgrond in beslag. Toch kan de aanleg van een snelweg voor agrariërs grote<br />

gevolgen hebben. De gronden in de buurt van een agrarisch bedrijf kunnen namelijk<br />

doorkruist worden bij de aanleg van zo’n snelweg, waardoor het bedrijf opeens een gedeelte<br />

van de grond aan de linkerzijde van de weg heeft liggen en het andere resterende deel ligt<br />

nog aan het bedrijfsperceel. Hoewel er een financiële vergoeding wordt betaald, kan de<br />

bedrijfsvoering in gevaar komen. Anderzijds kan worden opgemerkt dat nieuwe wegen vaak<br />

een groot belang dienen voor de totale economie.<br />

Nieuwe natuur<br />

Deze claim is onderdeel van de EHS (Ecologische Hoofdstructuur) en is tevens de grootste<br />

harde claim die er gerealiseerd gaat worden in de provincie Utrecht (totaal: 6.130 hectare).<br />

Dit aantal te realiseren hectares is vastgesteld in het Natuurbeleidsplan 2009.<br />

In 2018 dient de EHS gerealiseerd te zijn (doelstelling van overheid). De nieuwe natuur<br />

bestaat uit gronden die nu hoofdzakelijk nog in gebruik zijn als landbouwgrond, maar die in<br />

de toekomst zullen worden ingericht als natuur. Welk type dat zal zijn is te vinden op de<br />

nationale natuurdoelenkaart van Nederland.<br />

15


Natuur gemeentelijk beleid<br />

Natuur gemeentelijk beleid is natuur die de gemeente wil ontwikkelen buiten de EHS<br />

(Ecologische Hoofdstructuur). Het is een doelstelling die de gemeente zichzelf heeft gesteld.<br />

Het Natuur gemeentelijk beleid wordt gefinancierd vanuit de gemeente en is ontwikkeld om<br />

een combinatie te maken tussen woningbouw en natuur.<br />

Beïnvloedingsgebieden Natura 2000<br />

In deze gebieden hebben agrariërs beperkingen in hun bedrijfsvoering door de uitwerking<br />

van omringende Natura 2000 gebieden. Een agrariër kan namelijk te maken krijgen met<br />

diverse beperkingen die kunnen worden opgelegd door de aanwijzing van het Natura 2000<br />

gebied. Het merendeel van de Natura 2000 waar de provincie Utrecht invloed van ondervindt<br />

ligt buiten de provincie. Maar door de omvang van beïnvloedingsgebieden van deze Natura<br />

2000 gebieden hebben veel agrariërs te maken met beperkingen van het<br />

beïnvloedingsgebied. In dit <strong>onderzoek</strong> is uitgegaan van een beïnvloedingszone van 3 km<br />

rondom de Natura 2000 gebieden.<br />

Zoekgebieden EVZ en Nieuwe Natuur<br />

Deze beïnvloedingsgebieden vallen binnen de EHS. Zoals de naam al zegt betreft het hier<br />

zogenaamde zoekgebieden. Het zijn wel concrete gebieden, maar slechts een gedeelte van<br />

het gebied zal in de toekomst ‘hard’ worden. Niet overal in het zoekgebied wordt dus<br />

daadwerkelijk iets gerealiseerd. Voor het merendeel geldt dat er vrijwel niets verandert aan<br />

de huidige situatie. De zoekgebieden vormen toch wel degelijk een belemmering voor een<br />

duurzaam perspectief van de landbouw. Men verwacht namelijk sommige gronden te<br />

vergaren in de loop der tijd. Wanneer bepaalde percelen rondom een bedrijf plotseling<br />

veranderen in natuur, wordt de agrariër in onzekerheid gesteld. De percelen kunnen opeens<br />

niet meer door het bedrijf worden aangekocht. Deze onzekerheid vormt dus een<br />

belemmering voor de agrariër.<br />

Waterberging waterschappen<br />

Waterschappen hebben momenteel diverse zoekgebieden aangewezen voor waterberging.<br />

De zoekgebieden zijn meestal vrij groot, waardoor er onzekerheid over de toekomst van<br />

bedrijven in dat gebied ontstaat.<br />

16


2.3 Gebieden die buiten het <strong>onderzoek</strong> vallen<br />

Een aantal gebieden zijn vooral om het aantal categorieën niet nog groter te maken niet<br />

meegenomen in het <strong>onderzoek</strong>. Echter hebben verschillende categorieën wel degelijk effect<br />

op het perspectief van de landbouw. De niet-onderzochte gebieden zijn;<br />

1. Extensiveringgebieden (Reconstructie);<br />

2. Archeologische beschermingsgebieden;<br />

3. Zones binnen de WAV (Wet ammoniak en veehouderij);<br />

4. Nationale Landschappen;<br />

5. Voor bodemdaling kwetsbare diepe veenweidegebieden;<br />

6. Gebieden waarvoor de Wvg (Wet voorkeursrecht gemeente) van toepassing is;<br />

7. Gronden voor verdrogingbestrijding.<br />

2.4 Ruimteclaims<br />

In de provincie Utrecht zijn diverse claims te vinden. Bij deze inventarisatie is een<br />

onderscheid gemaakt tussen harde claims en beïnvloedingsgebieden. Op percelen met een<br />

harde claim kan een duidelijke functieverandering worden verwacht worden in de komende<br />

jaren. Percelen die beïnvloed worden door ambities van diverse overheden hebben te maken<br />

met onzekerheid.<br />

Gronden die bijvoorbeeld vallen onder planstudies voor de aanleg van nieuwe wegen<br />

kunnen worden onteigend. Het is dan niet aantrekkelijk voor agrariërs om deze gronden aan<br />

te kopen. Dit brengt een nadeel met zich mee voor de verkopende partij (men kan zijn/haar<br />

grond niet kwijt), maar ook voor de kopende partij (gronden waarop geen claim rust worden<br />

op die manier veel duurder).<br />

In de onderstaande tabellen (10 en 11) is allereerst de bruto oppervlakte weergegeven. Bij<br />

deze bruto oppervlakte is het mogelijk dat claims elkaar doorsnijden. Hierbij kan bijvoorbeeld<br />

worden gedacht aan een waterbergingsgebied dat over een nieuwbouwlocatie heen valt.<br />

Vervolgens is de netto oppervlakte berekend (tabel 12) waarbij alle claims die over elkaar<br />

liggen samengevoegd zijn om op deze manier een netto oppervlakte aan te duiden van het<br />

aantal claims.<br />

17


Harde claims<br />

Op percelen met een harde claim daadwerkelijk een duidelijke functieverandering verwacht<br />

worden de komende jaren. In tabel 10 is een overzicht weergegeven van de totale harde<br />

claims welke over zowel elkaar kunnen liggen als over beïnvloedingsgebieden.<br />

Tabel: 10 Overzicht harde claims (bruto oppervlakte)<br />

Onderwerp Deelonderwerp Hectare<br />

Infrastructuur<br />

Verbreding A-weg 86<br />

Infrastructuur 24<br />

Recreatie<br />

Uitbreiding golfbanen 144<br />

Recreatie 667<br />

Nieuwbouw<br />

Woningbouw 2.221<br />

Nieuw bedrijventerrein 613<br />

Water<br />

Hermeandering 38<br />

Natuurvriendelijke oevers 54<br />

Water gemeentelijke beleid 538<br />

Natuur<br />

Nieuwe natuur 6.127<br />

Natuur gemeentelijk beleid 955<br />

Te realiseren hectares in<br />

zoekgebied EVZ 650<br />

Overig<br />

Visie hoogspanningsstation 2<br />

Totaal 12.119<br />

Uit voorgaande tabel blijkt dat de Nieuwe Natuur (onderdeel van de EHS) de grootste claim<br />

is op de huidige cultuurgrond in de provincie Utrecht. Daarnaast zijn er ook nog een aantal<br />

kleinere claims te vinden..<br />

18


Beïnvloedingsgebieden<br />

Beïnvloedingsgebieden zijn gebieden waarbinnen ambities van overheden en anderen hun<br />

invloed hebben op behoud en ontwikkeling van de land- en tuinbouw. In de onderstaande<br />

tabel 11 is een overzicht van de totale beïnvloedingsgebieden. Het betreft hier dus de bruto<br />

oppervlakte aan beïnvloedingsgebieden. Dit betekent dat het aantal hectare (deels) kan<br />

vallen over harde claims (tabel 10) en over een beïnvloedingsgebied zelf.<br />

Tabel: 11 Overzicht beïnvloedingsgebieden (bruto oppervlakte)<br />

Onderwerp Deelonderwerp Hectare<br />

Infrastructuur<br />

Planstudie ring Utrecht N.t.b.<br />

Recreatie<br />

Landgoederen (streekplan) 10.495<br />

Nieuwbouw<br />

Projectontwikkelaars 788<br />

Water<br />

Waterberging waterschappen 4.323<br />

Wateropgave AGV 30<br />

Natuur<br />

Visies op landgoederen 139<br />

Natura 2000 beïnvloedingsgebied 39.506<br />

Zoekgebied nieuwe natuur 4.190<br />

Zoekgebied EVZ 5.808<br />

Natuurbeschermingswet beïnvloedingsgebied 43.379<br />

Totaal 108.658<br />

Uit voorgaande tabel blijkt dat het totaal aan areaal van deze beïnvloedingsgebieden<br />

aanzienlijk is. Opvallend is het Natura 2000 beïnvloedingsgebied en het<br />

Natuurbeschermingswet beïnvloedingsgebied die samen 76% van het totaal aan<br />

beïnvloedingsgebied voor haar rekening nemen. Ook het zoekgebied EVZ is opvallend.<br />

Indien de EVZ gerealiseerd zal worden (en op die manier dus ‘hard’ wordt) zal er niet veel<br />

grond aan de landbouw ontrokken hoeven te worden. Het totaal aantal te realiseren hectares<br />

aan EVZ binnen dit zoekgebied komt uit op 12% van het totale zoekgebied. Toch zorgt de<br />

claim als zoekgebied ervoor dat er momenteel onzekerheid bestaat bij zeer veel agrariërs.<br />

19


2.4 Algemene conclusie ruimteclaims<br />

Er zijn diverse plannen voor het buitengebied binnen de provincie Utrecht. De plannen<br />

variëren sterk qua oppervlakte. Niet alles zal worden gerealiseerd. Van plannen voor het<br />

aanleggen van waterbergingsgebieden zal maar een gedeelte worden gerealiseerd. Het is<br />

niet fijn om niet te weten waar men aan toe is. Dat zorgt voor onzekerheid. Momenteel is die<br />

onzekerheid er door de ontwikkeling van diverse plannen waarbij de exacte locatie nog niet<br />

duidelijk is.<br />

Het merendeel van de claims in Utrecht zijn te vinden in het zuidoosten van de provincie<br />

(rondom de Utrechtse Heuvelrug) en in het noordwesten (rondom de gemeente Abcoude en<br />

de Ronde Venen). De claim die provinciebreed het meest voorkomt is de realisatie van<br />

nieuwbouw in de toekomst. Het gaat dan niet om een groot aantal hectare, maar wel om een<br />

flink aantal (verspreide) locaties.<br />

In de onderstaande tabel (12) is een overzicht gegeven van het areaal harde claims en<br />

beïnvloedingsgebieden in Utrecht.<br />

Tabel 12. Plannen in Utrecht (netto)<br />

Plannen Hectare Agrarisch areaal 2009<br />

Harde claims 12.120<br />

Beïnvloedingsgebieden 39.600<br />

Totaal 54.500 75.190<br />

Duidelijk waarneembaar is dat het aantal hectares harde claims een groot deel van de<br />

provincie in beslag neemt. Deze harde claims zijn niet alleen op de locatie waar ze worden<br />

gerealiseerd maar ook rond deze percelen prijsopdrijvend. Het areaal<br />

beïnvloedingsgebieden in de provincie Utrecht aanzienlijk is. Dit levert een duidelijke<br />

beperking op in de ontwikkelingen van de betrokken bedrijven in Utrecht is ongeveer de helft<br />

van de bedrijven betrokken bij een dergelijke invloedssfeer.<br />

20


3. Sectorverkenning<br />

In dit hoofdstuk is een korte beschrijving gegeven van de sectorverkenning. Met allereerst de<br />

algemene ontwikkelingen in Utrecht. Vervolgens worden de diverse sectoren in Utrecht<br />

nader bekeken waaronder de melkveehouderij, intensieve veehouderij, fruitteelt, akkerbouw<br />

en glastuinbouw. Daarna wordt er een indicatieve conclusie getrokken van de ontwikkelingen<br />

(in grondbehoefte) van agrarische sector in Utrecht. Voor een uitgebreide analyse zie bijlage<br />

1 tot en met 4.<br />

De onderstaande verwachtingen zijn gebaseerd op studies van ondermeer (zie ook<br />

bronnenlijst):<br />

Rabobank<br />

ING<br />

ABN – AMRO<br />

LEI<br />

Wageningen UR<br />

Productschap Zuivel<br />

Royal FrieslandCampina<br />

<strong>LTO</strong> <strong>Noord</strong><br />

NAJK<br />

NZO<br />

NFO<br />

Fruitmasters<br />

Rijnvallei<br />

3.1 Algemene ontwikkelingen<br />

Het aantal land- en tuinbouwbedrijven in Nederland is sinds 2000 afgenomen met ongeveer<br />

25% van 97.392 bedrijven in 2000 naar 73.008 bedrijven in 2009.<br />

In Utrecht is het aantal land- en tuinbouwbedrijven sinds 2000 afgenomen met circa 23%;<br />

namelijk van 3.821 bedrijven in 2000 naar 2.498 bedrijven in 2009 (= 4% van het geheel van<br />

Nederland). Hiermee is de afname van het aantal land- en tuinbouwbedrijven 2% minder dan<br />

de gemiddelde landelijke afname. Zowel qua aantal bedrijven als qua areaal is in Utrecht is<br />

de melkveehouderij de belangrijkste sector.<br />

3.2 Melkveehouderij<br />

In Nederland werd in 2009; 11 miljard kilogram melk geproduceerd. Onder de huidige<br />

omstandigheden van marktregulering is het niet mogelijk om zonder sancties meer te<br />

produceren.<br />

Onder steeds grotere druk van de Wereld Handelsorganisatie (WTO) die streeft naar eerlijke<br />

wereldhandel, zal Europa naar alle verwachting de exportsubsidies en marktbescherming<br />

verder afbouwen. In Europa zal hierdoor het prijspeil van de zuivelmarkt verder onder druk<br />

komen te staan. Hierdoor is schaalvergroting noodzakelijk om zo een efficiëntere productie<br />

te kunnen genereren. Naar alle waarschijnlijk zal de melkquotering in 2015 af worden<br />

geschaft.<br />

21


Na afschaffing van de melkquotering zijn melkveebedrijven nagenoeg vrij om te produceren.<br />

De verwachting is dat de melkproductie in Nederland met circa 20% zal toenemen naar<br />

ongeveer 14 miljard kilogram melk.<br />

Vertaald naar de ontwikkelingen in Utrecht zal de melkproductie ten opzichte van 2009<br />

toenemen van 614 miljoen kilogram melk naar 781 miljoen kilogram melk in 2020. Het aantal<br />

stuks vee in Utrecht zal hierdoor met ongeveer 19% toenemen. Waardoor de grondbehoefte<br />

van de melkveebedrijven (gekenmerkt als grondgebonden bedrijven) in Utrecht zal stijgen<br />

met 34% ten opzichte van het gebruik in 2009. De areaalbehoefte zal stijgen van 67.660<br />

hectare in 2009 naar een behoefte van 90.920 hectare (dit getal is indicatief) in 2020.<br />

Deze gegevens zijn berekent naar aanleiding van het meest waarschijnlijke scenario dat in<br />

de toekomst zal gaan lopen voor de melkveehouderij en dat is afschaffing van de<br />

melkquotering en derogatie. Voor de uitgebreide berekening van het scenario van vrije<br />

marktwerking en de gevolgen van behoud van marktregulering en of derogatie zie bijlage 1<br />

op bladzijde .<br />

3.3 Intensieve veehouderij<br />

De intensieve veehouderij is ingedeeld in de varkenshouderij en pluimveehouderij. De<br />

varkenshouderij staat aan de vooravond van een zeer belangrijke ontwikkeling. In 2013<br />

worden nieuwe welzijnseisen ingevoerd voor varkens. De verwachting is dat het aantal<br />

bedrijven door de invoering van deze eisen drastisch af zal nemen. Daarnaast is<br />

aangenomen dat het aantal dieren wat in 2030 overblijft 75% is van het huidige aantal.<br />

Voor de pluimveehouderij gaat de huidige voorspelling van diverse actoren tot 2015. Om<br />

deze reden is de trendlijn van de voorgaande jaren doorgezet daarbij is wel rekening<br />

gehouden met het verbod op legbatterijen in 2015.<br />

Het areaal wat in 2009 in gebruik is in Utrecht bedraagt 4.473 hectare. Dit areaal is naar alle<br />

verwachting in eigendom van de intensieve veehouderijbedrijven. De verwachting is dat het<br />

areaal constant blijft richting 2020. De intensieve veehouderij heeft qua voer en<br />

mestproductie een groter areaal nodig maar deze sector is per definitie niet grondgebonden.<br />

Veel voer komt daarom vanuit buiten de provincie Utrecht en veel mest wordt ‘geëxporteerd’.<br />

22


3.4 Fruitteelt<br />

In de Nederlandse fruitteelt zit de laatste jaren flink wat beweging. Er zijn namelijk nieuwe<br />

rassen bij gekomen en er worden steeds meer opbrengsten van een hectare gehaald. Daar<br />

staat wel tegen over dat het aantal telers terug loopt. Tussen 1985 en 2008 is het aantal<br />

fruitteeltbedrijven met 60% afgenomen. De gemiddelde bedrijfsgrootte stijgt. Door<br />

samenwerking, professionalisering en schaalvergroting kan de Nederlandse fruitteler toch<br />

aan de wensen en eisen van de consumenten voldoen. In 2008 waren er in Nederland 2.660<br />

gespecialiseerde fruitteeltbedrijven met een gezamenlijke oppervlakte aan fruit van bijna<br />

19.500 hectare.<br />

In Utrecht waar vooral het gebied tussen de Kromme Rijn en Lopikerwaard wordt<br />

gekenmerkt door de fruitteelt, vertegenwoordigden appels en peren in 2006 en 2007 88%<br />

van de totale hectares fruit. In 2008 – 2009 is dit afgenomen tot 86% van het totale areaal<br />

fruitgewassen. De overige 12% tot 14% aan areaal dat de fruitsector in gebruik heeft bestaat<br />

uit steenfruit, houtig kleinfruit en noten.<br />

Het areaal in gebruik van de fruitteelt bedraagt in 2009; 1852 hectare. De verwachting is dat<br />

dit areaal richting 2020 constant zal blijven. Daarentegen zal het aantal bedrijven wat zich<br />

heeft gespecialiseerd in de fruitteelt wel afnemen, maar de overige bedrijven zullen middels<br />

schaalvergroting het areaal constant houden. Voor een uitgebreide analyse van de<br />

fruitteeltsector zie bijlage 3 op bladzijde .<br />

3.5 Akkerbouw<br />

Het aantal akkerbouw bedrijven in Utrecht blijft vrij constant en is in de periode van 2000 tot<br />

en met 2008 gedaald met 6 bedrijven van 62 bedrijven naar 56 bedrijven. Akkerbouw speelt<br />

in Utrecht geen prominente rol het areaal akkerbouw bestaat uit 1.062 hectare. De<br />

verwachting is dat dit areaal richting 2020 constant zal blijven.<br />

Het CBS geeft aan dat het areaal akkerbouw in Utrecht circa 13.000 hectare is hieronder valt<br />

ook het areaal wat geschaard wordt onder de melkveehouderij. Dit areaal is ten behoeve van<br />

de productie van snijmaïs.<br />

3.6 Glastuinbouw<br />

De glastuinbouw in Utrecht is sedert 2000 afgenomen van circa 200 hectare naar 137<br />

hectare in 2009. Daarbij moet wel geschetst worden dat het aantal bedrijven harder afneemt<br />

dan het areaal glastuinbouw. Deze ontwikkeling is vanzelfsprekend door te trekken, omdat<br />

de ontwikkeling van de glastuinbouw door de Ruimtelijke Ordening wordt beïnvloed. Zo heeft<br />

de provincie Utrecht in het streekplan een aantal beleidslijnen opgesteld voor de ontwikkeling<br />

van glastuinbouwlocaties. Dat betekent dat op sommige locaties wel mag worden uitgebreid,<br />

maar op het merendeel van de locaties niet.<br />

Nieuwvestiging van glastuinbouw is alleen mogelijk aansluitend aan het concentratiegebied<br />

Harmelerwaard ten noorden van de dorpeldijk. Binnen dit gebied wat aangewezen is voor<br />

nieuwvestiging is 25 hectare beschikbaar voor glastuinbouw. Op diverse locaties in Utrecht<br />

wordt glastuinbouw gesaneerd om deze reden zal het areaal glastuinbouw nagenoeg gelijk<br />

blijven richting 2020.<br />

23


3.7 Conclusie<br />

In de voorgaande sectorverkenning zijn de melkveehouderij, intensieve veehouderij,<br />

fruitteelt, akkerbouw en glastuinbouw in Utrecht geanalyseerd. Duidelijk waarneembaar is<br />

dat de melkveehouderij (kenmerkend als grondgebonden sector) de grootste hoeveelheid<br />

cultuurgrond van de provincie in gebruik heeft en ook richting de toekomst de grootste<br />

grondgebruiker van de sector is, onder het verwachte scenario van afschaffing van de<br />

melkquotering. Met een benodigd (indicatief) areaal van 91.000 hectare om een goede<br />

balans te vinden tussen het aantal stuks vee, de productie van voer en afzet van mest.<br />

Hiermee is de areaalbehoefte van de melkveehouderij ten opzichte van 2009 35% groter.<br />

Ondanks de intensieve veehouderij in Utrecht niet de grootste grondgebruiker is, is deze<br />

sector wel de grootste producent van stikstof en fosfaat. Het merendeel van de<br />

geproduceerde stikstof en fosfaat van de intensieve veehouderij wordt afgezet buiten de<br />

provincie, hier is verder geen <strong>onderzoek</strong> naar verricht. Het areaal wat in gebruik is in 2009<br />

wordt constant gehouden (ivm. eigendommen) richting behoefte van 2020 en komt uit op<br />

4.473 hectare.<br />

In Utrecht is 9% van het totale areaal fruitteelt in Nederland gevestigd. Hiermee komt het<br />

areaal fruitteelt in 2009 uit op 1.852 hectare. Het areaal zal richting 2020 constant blijven.<br />

Daarentegen zal het aantal bedrijven wel afnemen maar de schaalvergroting toenemen. Het<br />

areaal glastuinbouw en akkerbouw zal nagenoeg constant blijven.<br />

In de onderstaande tabel (9) is het areaal van de diverse sectoren in Utrecht samenvattend<br />

in kaart gebracht.<br />

Tabel 9. Areaal landbouw in Utrecht<br />

Sector In gebruik 2009 Behoefte 2020<br />

Procentuele<br />

verandering<br />

Melkveehouderij 67.663 90.924 +35%<br />

Intensieve veehouderij 4.473 4.473 0%<br />

Fruitteelt 1.852 1.852 0%<br />

Akkerbouw 1.062 1.062 0%<br />

Glastuinbouw 137 137 0%<br />

Totaal 75.187 98.448<br />

24


4. Conclusies & Aanbevelingen<br />

In dit rapport is geïnventariseerd welke ruimtelijke claims er op de huidige landbouwgronden<br />

liggen. Daarnaast is er een toekomstvoorspelling gemaakt voor het ruimtegebruik van<br />

verschillende sectoren in de landbouw. Hieronder volgen de conclusies (paragraaf 4.1). In<br />

paragraaf 4.2 wordt verder ingegaan op de aanbevelingen.<br />

4.1 Conclusie<br />

Grondclaims van buiten de landbouw<br />

Diverse percelen in Utrecht zullen in de toekomst een functieverandering kennen. Deze<br />

functieverandering zijn ingedeeld in twee verschillende soorten plannen, te weten;<br />

Harde claims (claims die daadwerkelijk een functieverandering met zich meebrengen);<br />

Verbreding A-weg<br />

Infrastructuur<br />

Uitbreiding golfbanen<br />

Recreatie<br />

Woningbouw<br />

Nieuw bedrijventerrein<br />

Hermeandering<br />

Natuur vriendelijke oevers<br />

Water gemeentelijk beleid<br />

Nieuwe natuur<br />

Natuur gemeentelijk beleid<br />

Zoekgebied EVZ (hard)<br />

Visie hoogspanningsstation<br />

De bovenstaande harde claims zullen in de toekomst doorgang vinden. Van deze claims<br />

staat vast dat deze daadwerkelijk worden gerealiseerd voor 2030. Harde claims zijn claims<br />

die daadwerkelijk een functieverandering met zich meebrengen. Het agrarisch gebruik wordt<br />

hier dus volledig stop gezet. De harde claims zijn divers van aard.<br />

Beïnvloedingsgebieden (gebieden waarbinnen ambities van overheden en anderen hun<br />

invloed hebben op behoud en ontwikkeling van de land- en tuinbouw);<br />

Planstudie ring Utrecht<br />

Nieuwe Landgoederen (streekplan)<br />

Projectontwikkelaars<br />

Waterberging waterschappen<br />

Wateropgave AGV<br />

Visies op landgoederen<br />

Natura 2000 beïnvloedingsgebied<br />

Natuurbeschermingswet beïnvloedingsgebied<br />

Zoekgebied nieuwe natuur<br />

Zoekgebied EVZ<br />

25


Daarnaast zijn er ook nog beïnvloedingsgebieden. In deze gebieden kan een agrariër<br />

worden beperkt door een (niet concrete) claim. Het tast de bedrijfsontwikkeling aan, omdat er<br />

nog niet duidelijk is wat er in de toekomst precies zal gaan gebeuren. De onzekerheid of een<br />

claim daadwerkelijk wordt uitgevoerd is bij deze bedrijven groot. Wat tot gevolg heeft dat<br />

gronden in dit gebied niet zomaar worden verkocht. Wanneer een plan daadwerkelijk<br />

doorgang vindt kan de prijs van deze gronden stijgen en ondernemers in een<br />

beïnvloedingsgebied, wachten daar liever dan gronden te verkopen tegen de agrarische<br />

waarden. Bedrijven die willen groeien worden hierdoor beperkt omdat het financieel niet<br />

haalbaar is om te betalen boven de marktconforme prijs.<br />

Een groot onderdeel hiervan zijn de zogenaamde zoekgebieden. In theorie hoeft een<br />

zoekgebied niets te betekenen voor de agrariër, -maar omdat de exacte locatie (dus harde<br />

claim) vaak jarenlang onduidelijk blijft door langdurige procedures- beïnvloedt de potentiële<br />

claim de bedrijfsontwikkeling. Door de jarenlange onzekerheid wordt modernisering of<br />

investering uitgesteld dan wel afgesteld. Ontwikkeling van bedrijven is vaak ingewikkeld<br />

omdat bij een aanvraag om een bedrijf te ontwikkelen aannemelijk gemaakt moet te worden<br />

dat de ontwikkeling niet schadelijk is voor de omliggende plannen (‘nee, tenzij-benadering’).<br />

De claims die momenteel op de cultuurgrond liggen zijn als volgt (zie tabel 14);<br />

Tabel 14; overzicht van diverse soorten grondclaims in Utrecht<br />

Plannen Hectare landbouwgrond<br />

Percentage van<br />

Cultuurgrond<br />

Harde claims 12.120 75.190 16%<br />

Beïnvloedingsgebieden 39.600 75.190 53%<br />

Totaal 51.720 75.190 69%<br />

Uit tabel 5.2 is op te maken dat op 16% van de landbouwgrond in 2009 een harde claim (=<br />

functieverandering) ligt. Daarnaast wordt 53% van de overige landbouwgrond (waarop dus<br />

geen harde claim ligt) beïnvloed; gebieden waarvan het exacte ligging van de claim nog niet<br />

geconcretiseerd is of de bestaande claim invloed uitoefent op het omliggende gebied. Als<br />

beide claims worden opgeteld komt het totaal uit op 51.720 hectare. Dit is 69% van de<br />

landbouwgrond in 2009.<br />

26


Sectorverkenning<br />

Het aantal land- en tuinbouwbedrijven is in Utrecht sinds 2000 afgenomen met circa 23%;<br />

namelijk van 3.821 bedrijven in 2000 naar 2.498 bedrijven in 2009 (= 4% van het geheel van<br />

Nederland). Zowel qua aantal bedrijven als qua areaal is in Utrecht is de melkveehouderij de<br />

belangrijkste sector.<br />

In de onderstaande tabel (13) is het areaal in gebruik 2009 in kaart gebracht en daarnaast is<br />

de areaal behoefte van 2020 geschetst.<br />

Tabel 13; areaal landbouw Utrecht<br />

Sector In gebruik 2009 Behoefte 2020<br />

Procentuele<br />

verandering<br />

Melkveehouderij 67.663 90.924 +35%<br />

Intensieve veehouderij 4.473 4.473 0%<br />

Fruitteelt 1.852 1.852 0%<br />

Akkerbouw 1.062 1.062 0%<br />

Glastuinbouw 137 137 0%<br />

Totaal 75.190 98.450<br />

De melkveehouderij in Utrecht heeft het grootste areaal landbouwgrond van de provincie in<br />

handen. In 2009 bedraagt het areaal in gebruik van de melkveehouderij 89% van de totale<br />

oppervlakte landbouwgrond. Dit mede doordat de melkveesector (gekenmerkt als<br />

grondgebonden sector) een groot areaal nodig heeft voor een goede balans tussen het<br />

aantal stuks vee, productie van voer en de afzet van mest. Mede door deze<br />

grondgebondenheid en de toename van het aantal stuks vee kent de melkveehouderij<br />

richting 2020 de grootste behoeftetoename in hectares. Deze toename bedraagt 35% in<br />

vergelijking met 2009 onder het meest waarschijnlijke scenario met afschaffing van<br />

melkquotering en derogatie.<br />

De intensieve veehouderij voert momenteel al veel mest af buiten de provincie. Het<br />

areaalgebruik van de intensieve veehouderij zal binnen de provincie Utrecht niet toenemen.<br />

Wel zal de productie van stikstof en fosfaat licht stijgen waardoor de afvoer van mest ook zal<br />

stijgen. De mest die momenteel wordt afgevoerd naar gronden van melkveehouders zal in de<br />

toekomst bemoeilijkt worden, doordat de grondgebonden melkveesector zelf de gronden<br />

nodig zal hebben om in de toekomst mest op te kunnen afvoeren.<br />

Verder blijkt dat de areaal behoefte van de fruitteelt en akkerbouw richting 2020 niet of<br />

nauwelijks toe zal nemen. Dit komt door de sterke afname van het aantal bedrijven. Wel zal<br />

bij de blijvende bedrijven schaalvergroting plaatsvinden waardoor het areaal van beide<br />

sectoren gelijk zal blijven. Het areaal glastuinbouw zal naar verwachting toenemen met 25<br />

hectare door de mogelijkheid om op een nieuwe locatie glastuinbouw te ontwikkelen daar<br />

staat tegenover dat, elders in de provincie verspreid liggende glas gebieden worden<br />

gesaneerd.<br />

27


Algemene conclusie<br />

De <strong>onderzoek</strong>ers zijn tot de volgende conclusies gekomen met betrekking tot de claims. Het<br />

areaal harde claims bestaat uit 12.120 hectare. Deze claims zullen voor 2030 daadwerkelijk<br />

uitgevoerd worden. Hierbij gaat het om 16% van de landbouwgrond in 2009 in de provincie<br />

Utrecht. Daarvan is de realisatie van de EHS Nieuwe Natuur met 6.127 hectare de grootste<br />

claim.<br />

Dat betekent dat voor ca. 69% (16% + 53%) van het landelijk gebied van Utrecht de land- en<br />

tuinbouw de gevolgen ondervindt van de diverse beleidsambities van de overheden.<br />

Het huidige areaal cultuurgrond in Utrecht bedraagt ca. 75.000 ha. Door diverse harde<br />

claims zal die oppervlakte de komende jaren met 12.000 ha afnemen tot ca, 63.000 ha. Aan<br />

de andere kant zal de grootste grondgebonden sector, de melkveehouderijsector, de<br />

komende jaren sterk veranderen. De melkquotering verdwijnt en naar verwachting ook de<br />

derogatie. Verschillende scenario’s gaan dan ook uit van het stijgen van de melkproductie in<br />

Nederland, óók in Utrecht. In principe is hiervoor méér grond nodig, dan nu in gebruik bij de<br />

melkveehouderij. De verwachting is 23.000 ha meer, bovenop de huidige oppervlakte<br />

cultuurgrond. We zien dus niet alleen een grote claim aan niet-agrarische functies, maar ook<br />

dat de sector zelf heeft veel ruimte nodig. Anders komen beide actoren in de toekomst met<br />

elkaar in confrontatie.<br />

Het algemene gevolg hiervan is een toenemende druk op landbouwgrond waardoor de<br />

prijzen voor deze gronden stijgen. Daarnaast zijn er voor de verschillende actoren specifieke<br />

gevolgen;<br />

Gevolgen voor land- en tuinbouw:<br />

Ontwikkelingen die stagneren<br />

Langdurige onzekerheid<br />

Vertraging van innovaties<br />

Bedrijfsverplaatsing wordt bemoeilijkt<br />

Concurrentie positie verslechtert<br />

Gevolgen voor niet-agrarische instanties:<br />

Vertraging diverse projecten (EHS, waterberging etc.)<br />

Realisatie van bepaalde doelen loopt gevaar (vooral natuur)<br />

Langdurige procedures<br />

Veel bezwaren op nieuwe bestemmingsplannen<br />

Negatieve publiciteit (door onteigeningen etc.)<br />

Wanneer de land- en tuinbouw zich wil blijven ontwikkelen en de overheid/ beleidsmaker de<br />

plannen op landbouwgrond willen blijven uitvoeren dan zal er samen gekeken moeten<br />

worden naar een duurzame en constructieve oplossing.<br />

28


4.2 Aanbeveling<br />

Uit de conclusies komt naar voren dat er een groot aantal ruimtelijke claims liggen op de<br />

landbouwgrond. Daar staat tegenover dat de landbouw meer grond zal nodig hebben om de<br />

noodzakelijke groei en de schaalvergroting voort te kunnen zetten. Hieronder volgen een<br />

aantal speerpunten waarop aanbevelingen zijn gebaseerd.<br />

Ga zuiniger om met de ruimte die in Utrecht beschikbaar is om doelen op te<br />

realiseren probeer hierin zaken te combineren (meervoudig ruimtegebruik);<br />

Stimuleer de landbouw om met de diverse actoren te kijken naar een invulling van het<br />

buitengebied;<br />

Stimuleer duurzame ontwikkelingen voor zowel de landbouw als de overige sectoren;<br />

Zorg dat de diverse instanties die plannen maken voor cultuurgrond op de hoogte<br />

komen van elkaars plannen;<br />

Uit de bovenstaande speerpunten zijn een aantal aanbevelingen nader uitgewerkt en daarbij<br />

is aangegeven welke partij het meest geschikt is om gevolg te geven aan de gegeven<br />

aanbevelingen. Ten eerste met een aantal algemene aanbevelingen en vervolgens<br />

aanbevelingen die toegespitst zijn op de niet-agrarische claims en de agrarische sector.<br />

Algemene aanbevelingen<br />

Aanbeveling 1: Creëer draagvlak voor het <strong>onderzoek</strong> om uiteindelijk gevolg te geven aan<br />

het gedane <strong>onderzoek</strong> en met alle partijen tot een constructieve oplossing te komen (allen).<br />

Eén van de belangrijkste aanbevelingen is om daadwerkelijk gevolg te geven aan het<br />

gedane <strong>onderzoek</strong>. De cijfers schetsen een indrukwekkend beeld van de diverse claims<br />

gesitueerd op cultuurgrond. Onderneem hierin daadwerkelijk actie en ga als<br />

belangenbehartiger, gemeente, overheid, waterschap, natuurbeheerorganisatie<br />

daadwerkelijk met elkaar in gesprek komen en probeer tot een constructieve wijze te komen<br />

tot een overeenstemming over de diverse claims op cultuurgrond. Op deze manier wordt het<br />

voor de diverse partijen eenvoudiger om de gestelde doelstellingen te behalen.<br />

Gebiedscommissies spelen hierin een belangrijke rol, omdat er diverse actoren betrokken<br />

zijn bij de planvorming en uitvoering. Ook op provinciaal niveau is het belangrijk om tijdens<br />

het ontwerp van het streekplan actief met elkaar aan tafel te gaan zitten.<br />

29


Aanbeveling 2: Stel als agrarische sector een eigen gebiedontwikkelingsplan op en ga met<br />

een open houding onderhandelen. Wees realistisch met betrekking tot andere belangen.<br />

(<strong>LTO</strong>).<br />

Op dit moment worden er door allerlei stakeholders plannen en visies gesitueerd op<br />

cultuurgrond. Door in de toekomst als agrarische sector zelf een gebiedsontwikkelingsplan<br />

op te stellen kan rekening gehouden worden met de diverse belangen van de betrokken<br />

ondernemers in het buitengebied. Dit betekent niet dat er geen concessies gedaan moeten<br />

worden, maar bij deze concessies kan bekeken worden welke concessies de minste invloed<br />

hebben op de omringende omgeving. Noot: de agrarische sector moet proactief met andere<br />

partijen onderhandelen over de ontwikkelingsmogelijkheden en maatschappelijke<br />

gebiedsdoelen op landbouwgrond en zo tot een constructieve oplossing komen voor het<br />

tekort aan landbouwgrond..<br />

Aanbeveling 3: Werk aan een herverkaveling van het buitengebied (allen partijen)<br />

Middels herverkaveling kan er een goede combinatie gevonden worden tussen de diverse<br />

belangen die er spelen in het landelijk gebied. Door perceelruil en concessies te doen vanuit<br />

zowel de natuur als de agrarische sector is het eenvoudiger ontwikkelingsmogelijkheden en<br />

maatschappelijke gebiedsdoelen te behalen. Tevens is dit van belang voor<br />

structuurversterking van de landbouw.<br />

Aanbeveling 4: Stimuleer technologische ontwikkelingen (alle partijen)<br />

Stimuleer technologische ontwikkelingen op een zodanige wijze dat de negatieve effecten<br />

van de agrarische bedrijfsvoering worden geminimaliseerd.. Via technologische<br />

ontwikkelingen (denk aan luchtwassers) kan de ammoniak uitstoot beperkt worden. Op deze<br />

manier is het voor agrarische bedrijven mogelijk om zich in te passen in een<br />

verzuringsgevoeliggebied.<br />

Aanbeveling 5: Beoordeel kritisch de niet agrarische claims en schep duidelijkheid<br />

(overheid)<br />

Bij de provinciale plannen van onder andere het waterschap en de provincie zijn er diverse<br />

zoekgebieden te vinden. Dit zijn vaak gebieden waarvan maar een beperkte oppervlakte<br />

daadwerkelijk wordt gerealiseerd (harde claim). Men zou erop gericht moeten zijn de<br />

zoekgebieden in de toekomt sneller te concretiseren zodat de betreffende agrariërs sneller<br />

weten of het zinvol is de noodzakelijke bedrijfsinvesteringen te doen en de anderen weer<br />

vooruit kunnen denken. Soms liggen er ook meerdere claims op hetzelfde perceel. Het is dus<br />

vaak niet mogelijk om deze claims allen uit te voeren. Hierdoor is het onduidelijk of alle<br />

doelen wel gehaald zullen worden. Om tot een beter resultaat te komen is het wenselijk om<br />

integraal met alle actoren de huidige claims te bekijken. Dit geldt zowel voor het aantal<br />

dubbele claims, als voor de zoekgebieden. Dat zorgt ook voor een snellere realisatie en<br />

daardoor minder onzekerheid bij de betrokken agrariërs; geef planologische duidelijkheid.<br />

30


De onderstaande aanbevelingen zijn specifieker gericht op de gevonden claims;<br />

Aanbeveling 6: Realiseer Natuur gemeentelijk beleid binnen de Ecologische Hoofdstructuur<br />

(overheid)<br />

Natuur gemeentelijk beleid is een doelstelling die gemeentes zichzelf hebben gesteld om<br />

natuurontwikkeling binnen de gemeente in te passen. Deze doelstelling valt volledig buiten<br />

de Ecologische Hoofdstructuur. Door natuur gemeentelijk beleid in te passen in de<br />

Ecologische Hoofdstructuur kan natuurontwikkeling binnen de EHS met subsidies van<br />

gemeenten op een kortere termijn gerealiseerd worden. Hiermee komt de realisatie van de<br />

EHS voor 2018 niet in het geding en blijft de cultuurgrond behouden. Tevens maakt dit de<br />

burger meer betrokken bij de activiteiten op het agrarisch gebied omdat percelen waar<br />

natuur gemeentelijk beleid gesitueerd is in veel gevallen grenst aan een dorp of stad.<br />

Aanbeveling 7: Realiseer de plannen van waterschappen binnen de Ecologische<br />

Hoofdstructuur (overheid)<br />

De diverse waterschappen in Utrecht hebben een waterbeheersplan opgesteld met daarin<br />

plannen en visies. Hieronder vallen maatregelen, zoals waterberging, Hermeandering en het<br />

realiseren van natuurvriendelijke oevers. Door deze plannen en visies in te passen in de<br />

Ecologische Hoofdstructuur kan de originele functie van een combinatie tussen natuur en<br />

water terug gevonden worden in die Ecologische Hoofdstructuur. Tevens beperkt dit de druk<br />

die op de cultuurgrond wordt gelegd.<br />

Aanbeveling 8: Realiseer natuur compensatie binnen de EHS (alle partijen)<br />

Wanneer er een claim wordt gelegd op landbouwgrond voor bijvoorbeeld de verbreding van<br />

een snelweg, is het nodig om de natuur te compenseren. Momenteel gebeurt dit<br />

voornamelijk buiten de EHS. Er kan in de toekomst gekeken worden naar compensatie<br />

binnen de EHS. Hierdoor zal de druk op de landbouwgrond verminderen.<br />

Daarnaast hebben lokale en nationale natuurverenigingen ook gronden in bezit. Deze<br />

kunnen uitgeruild worden tegen agrarische gronden die zich binnen de EHS bevinden. Door<br />

deze natuurcompensaties binnen de EHS te verrichten kan men de EHS sneller realiseren.<br />

Hierdoor worden de overheidsdoelstellingen versneld behaald. Een voorbeeld hiervan is het<br />

beleid in Limburg. Bovendien zal de realisatie van de EHS sneller verlopen dan tot nu toe.<br />

Aanbeveling 9: Zorg voor revitalisering en herinrichting oude bedrijventerreinen (overheden)<br />

Op dit moment zijn er veel oude bedrijventerreinen waar een groot gedeelte van leeg staat<br />

en in sommige gevallen al vervallen is. Daarnaast zijn er op deze terreinen ook veel<br />

onbebouwde plekken. Door inbreiding, revitalisering of door de bestemming te wijzigen<br />

kunnen de huidige claims op landbouwgronden (vaak in het kader van woningbouw of een<br />

nieuw bedrijven- of industrieterrein) beperkt worden. Tevens zal het de landschappelijke<br />

kwaliteit ten goede komen.<br />

31


Aanbeveling 10: Zorg voor realistische claims voor woningbehoefte (overheden)<br />

De vraag kan gesteld worden of alle geclaimde grond voor toekomstige woningbehoefte wel<br />

realistisch is. Landbouwgrond omzetten in bouwgrond is tot op heden een belangrijke<br />

inkomstenbron voor gemeenten geweest. Dat was ook nodig vanwege de bevolkingsgroei en<br />

het dalen van het aantal bewoners per wooneenheid. Dit blijft echter niet doorgaan, terwijl<br />

bestuurders wel de neiging hebben deze inkomstenbron ook voor de toekomst in te zetten.<br />

Nu zal de provincie Utrecht door haar centrale ligging minder snel met bevolkingsdaling te<br />

maken krijgen dan de noordelijke, westelijke en zuidelijke provincies. Toch zal men rekening<br />

moeten houden met de demografische ontwikkelingen. Niet overal in de provincie Utrecht<br />

zullen nieuwbouwlocaties noodzakelijk zijn. Daarnaast heeft de trend van inbreiding een<br />

positief effect op de onttrekking van cultuurgrond.<br />

De onderstaande aanbevelingen zijn specifieker gericht op de agrarische sector;<br />

Aanbeveling 11: Zorg voor het behouden van de derogatie (<strong>LTO</strong> en de overheid)<br />

Derogatie maakt het voor melkveebedrijven mogelijk om bij gebruik van 70% grasland meer<br />

mest aan te wenden dan de Europese nitraatrichtlijn (91/676/EEG) toeschrijft. Door gebruik<br />

van de derogatie is op dit moment 70% van het areaal van melkveebedrijven grasland. Dit<br />

heeft verschillende voordelen; voor de landschapsvormgeving en recreatieontwikkeling is dit<br />

heeft het een positieve uitstraling. Daarnaast gaat grasland efficiënter om met stikstof en<br />

fosfaat, waardoor er minder uitspoeling en vervluchtiging optreed, ten opzichte van<br />

bijvoorbeeld akkerbouwgronden.<br />

Door de derogatie te behouden wordt de areaalbehoefte in de toekomst minder groot dan bij<br />

afschaffing hiervan. Het behoud van de derogatie stimuleert ook het behoud van het<br />

grasland. Daarnaast wordt hiermee de kans vergroot dat melkveehouders weidegang toe<br />

blijven passen, wat intensivering van de sector zal beperken.<br />

Aanbeveling 12: Investeer in <strong>onderzoek</strong> naar mest- be en –verwerking (allen).<br />

Duurzaamheid is de ‘licence-to-produce’ voor de toekomst. Het zoeken naar mestbewerking-<br />

en mestverwerking kan een grote bedrage leveren aan de verduurzaming van de landbouw.<br />

Als mest be- of verwerkt wordt is minder ruimte nodig voor mestafzet. Dit heeft een positieve<br />

ontwikkeling op de hoeveelheid beschikbare grond. Stimuleer als overheid zijnde de<br />

innovatieve <strong>onderzoek</strong>en naar deze mest be- en verwerking.<br />

32


Bronnenlijst<br />

Literatuur<br />

Rabobank, ‘Kiezen voor Kip, Boom’, H. van den. April 2008<br />

Rabobank, ‘De nieuwe schaal van eieren’, Hout, B van. Januari 2007<br />

<strong>LTO</strong> Projecten (augustus 2005). Plan van aan pak voor de fruitteelt in Gelderland en Utrecht.<br />

Hortipoint (2009). Vakblad voor de bloemisterij. Glastuinbouwlocaties 2009, 37, p26-29.<br />

Gesprekken<br />

Van Brandenburg, F.W.M. (FNO). Mondelinge mededeling, 26 mei 2010.<br />

K. van Beek (april 2009). Sectorvisie fruitteelt. ING agrarisch advies.<br />

H. Luesink, WUR, Mondelinge mededeling 18 mei 2010<br />

Van Haarlem, P. (Rabobank west Betuwe). Mondelinge mededeling, 18 mei 2010.<br />

Vermeulen, H. (Rijnvallei). Mondelinge mededeling, 18 mei 2010.<br />

Websites<br />

Agrarisch Dagblad, ‘Eenderde varkenshouders stopt voor 2013’. 1 juni 2010,<br />

www.agd.nl/1050975/Nieuws/Artikel/Eenderde-varkenshouders-stopt-voor-2013.htm<br />

CBS Statline. Geraadpleegd op 12 mei 2010,<br />

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71466NED&D1=28,40&D2=0&D3<br />

=11&D4=a&HDR=G2,G3&STB=T,G1&VW=T<br />

CBS,<br />

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71466ned&D1=1-<br />

2,5,18,28,45&D2=a&D3=0,10-11&D4=l&HDR=G2,G3&STB=T,G1&VW=T<br />

Afschaffing derogatie 2013. Geraadpleegd op 19 april 2010,<br />

www.cpb.nl/nl/pub/cpbreeksen/bijzonder/85/bijz85_bijlage_n.pdf<br />

Afschaffing derogatie 2013. Geraadpleegd op 18 april 2010,<br />

www.vrom.nl/pagina.html?id=16654<br />

Neveneffecten van afschaffing melkquotering (CLM). Geraadpleegd op 20 april 2010,<br />

www.clm.nl/publicaties/data/clm_melkquotering.pdf<br />

Compendium voor de leefomgeving ‘Mestproductierechten en dierrechten 1998-2006’.<br />

Geraadpleegd op 20 mei 2010,<br />

http://www.kennisonline.wur.nl/BO/BO-05/002/beschrijving.htm<br />

Europeese Commisie ‘Tegemoetkoming uitbraak aviaire influenza’. Geraadpleegd op 20 april<br />

2010,<br />

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/agriculture-2005/n102-05.pdf<br />

Verwachting naar 2015. Geraadpleegd op 20 april 2010,<br />

www.frieslandcampina.com/.../melkquotering-en-superheffing.aspx<br />

33


Afschaffing melkquotering 2015. Geraadpleegd op 17 april 2010,<br />

http://www.hendrixutd.nl/dealerbedrijven/nieuws/afschaffing-melkquotum-2015-1351-<br />

39727.html<br />

Derogatie. Geraadpleegd op 20 april 2010,<br />

http://www.hetlnvloket.nl/portal/page?_pageid=122,1785895&_dad=portal&_schema=PORT<br />

AL&p_document_id=289130&p_node_id=4813504&p_mode=<br />

Melkveehouderij op scherp voor 2015. Geraadpleegd op 20 april 2010,<br />

http://www.melkveebedrijf.nl/uploadedFiles/MelkveeActueel/Berichten/2100953-<br />

Melkveehouderij.pdf<br />

LEI: Afschaffing melkquotering. Geraadpleegd op 15 april 2010,<br />

http://www.lei.dlo.nl/nl/content/agrimonitor/pdf/PDF_Zuivelbeleid%20afschaffing%20quotering%20kan%20voordelen%20bieden<br />

.pdf<br />

LNV: Europees melkquota beleid. Geraadpleegd op 14 april 2010,<br />

www.minlnv.nl/txmpub/files/?p_file_id=18210<br />

LEI, ‘Varkens- en pluimveerechten vóór 2015 afschaffen of niet?’. 1 juni 2010,<br />

horst.sp.nl/werkgroepen/LEI_3_07_061.pdf<br />

LNV, ‘Mest-tabellen 2010-2013’.<br />

http://www.hetlnvloket.nl/portal/page?_pageid=122,1785923&_dad=portal&_schema=PORT<br />

AL&p_document_id=289200&p_node_id=4209149&p_mode=<br />

LNV, ‘Wijziging Varkensbesluit’. Geraadpleegd op 11 april 2010,<br />

http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640803&_dad=portal&_schema=PORTAL&p<br />

_news_item_id=21494<br />

Duurzame melkveehouderij. Geraadpleegd op 20 april 2010,<br />

http://www.innovatieagendamelkveehouderij.nl/<br />

Gevolgen naar 2015. Geraadpleegd op 18 april 2010,<br />

http://library.wur.nl/way/bestanden/clc/1879915.pdf<br />

Grond van meer betekenis. Geraadpleegd op 17 april 2010,<br />

http://library.wur.nl/veeteelt/v25/a3p12-14.pdf<br />

Verslag studie zuivelsector. Geraadpleegd op 12 april 2010<br />

www.ltonoord.nl/.../Visie+Nederlandse+zuivelsector+op+melkquotering+<strong>LTO</strong>,+NZO,+NAJK.p<br />

df<br />

Productschap Zuivel. Geraadpleegd op 20 april 2010,<br />

www.prodzuivel.nl<br />

34


Provincie Gelderland (2004). Streekplan 2005. Geraadpleegd op 13 mei 2010,<br />

http://streekplan.gelderland.nl/text.aspx?p=61<br />

Provincie Gelderland (2010). GLD.info Glastuinbouw.Geraadpleegd op 12 mei 2010,<br />

http://www.rivierengebied.nl/documenten/Gld.info_glastuinbouw_def.pdf<br />

Provincie Utrecht (2004). Streekplan 2005-2015. Geraadpleegd op 13 mei<br />

2010, http://www2.provincie-utrecht.nl/prvutr/internet/j20_10.nsf/files/TekstStreekplan2005-<br />

2015.pdf/$FILE/TekstStreekplan2005-2015.pdf<br />

Anders melken studie 2020. Geraadpleegd op 18 april 2010,<br />

www.rabobank.nl/images/3469_anders_melken_29180579.pdf<br />

Toekomst landbouw in het Groene hart. Geraadpleegd op 20 april 2010,<br />

http://www.rlg.nl/adviezen/092/092_2_1.html<br />

Europese commissie blijft voor afschaffing van melkquotering. Geraadpleegd op 15 april<br />

2010,<br />

http://www.voorwie.eu/ec-en-handel/270-europese-commissie-blijft-bij-afschaffingmelkquota-melkveehouders-willen-juist-een-duurzaam-en-flexibel-quotasysteem.html<br />

WUR, ‘Europeese Nitraatrichtlijn’. Geraadpleegd op 19 april 2010,<br />

http://www.kennisonline.wur.nl/BO/BO-05/002/beschrijving.htm<br />

35


Bijlage 1 Melkveehouderij<br />

Om een relatie te kunnen leggen tussen de grondbehoefte van de melkveehouderij en het<br />

beschikbare areaal wordt in deze paragraaf de toekomstverwachting van de melkveehouderij<br />

weergegeven. Eerst worden de ontwikkelingen in Nederland beschreven.<br />

Algemeen<br />

In 1984 was de invoering van de melkquotering noodzakelijk om de groei van melkplas en<br />

boterberg terug te dringen en de kosten van het Europese zuivelbeleid te beperken.<br />

Daarnaast werd de milieubelasting van de Nederlandse melkveehouderij enigszins<br />

begrensd. Onder steeds grotere druk van de Wereld Handelsorganisatie (WTO) die streeft<br />

naar eerlijke wereldhandel, zal Europa naar alle verwachting de exportsubsidies en<br />

marktbescherming verder afbouwen. In Europa zal hierdoor het prijspeil van de zuivelmarkt<br />

verder onder druk komen te staan. Hierdoor is schaalvergroting noodzakelijk om zo een<br />

efficiëntere productie te kunnen genereren. Naar alle waarschijnlijk zal de melkquotering in<br />

2015 af worden geschaft.<br />

Het is echter nog niet officieel vastgelegd dat de melkquotering in 2015 zal worden<br />

afgeschaft. Tot op heden worden er alleen nog maar verwachtingen geschetst. Mogelijk komt<br />

er een variant op de huidige melkquotering. Daarom wordt er in dit rapport uitgegaan van<br />

twee scenario’s; het eerste scenario kent een afschaffing van de melkquotering (vrije markt)<br />

en in scenario staat marktregulering centraal.<br />

36


Nederland<br />

Melkproductie<br />

Zoals figuur 1 weergeeft is de melkproductie in Nederland sinds 2000 vrij constant. Omdat<br />

onder de huidige regulering een toename van de zuivelproductie niet mogelijk is. Bij een<br />

toekomst scenario waar de huidige marktregulering of een vorm van marktregulering<br />

behouden blijft zal de zuivelproductie niet of nauwelijks toenemen of toe kunnen nemen en<br />

de productie zal koersen rond de 11 miljard kilogram melk.<br />

Wanneer daarentegen de marktregulering afgeschaft wordt en de melkveebedrijven<br />

nagenoeg vrij zijn om te groeien zal de melkproductie in Nederland met 20% toenemen naar<br />

ongeveer 14 miljard kilogram melk in 2020. Dit komt door de schaalvergroting die het<br />

merendeel van de melkveehouders in zal zetten om efficiënter te produceren, om hiermee de<br />

kosten per kilogram melk om laag te brengen.<br />

Figuur 1 Zuivelproductie in Nederland (*1000 KG melk) (Bron: 2000 – 2009: CBS)<br />

Aantal stuks vee<br />

De groei van het aantal stuks vee in Nederland is de komende jaren is sterk afhankelijk van<br />

de beslissing van de Europese Unie om al dan niet de melkquotering af te schaffen.<br />

37


Marktregulering<br />

Figuur 2 geeft een toekomstvoorspelling weer van het aantal stuks vee in 2020 bij behoud<br />

van marktregulering. Daarbij is uitgegaan van een totale zuivelproductie van 11.000.000.000<br />

kilogram melk, waarbij de productie per dier toeneemt met vier procent. Dat is hetzelfde<br />

percentage als in de periode van 2000 tot en met 2008. Het totaal aantal stuks vee in<br />

Nederland zal bij behoud van marktregulering dalen met ongeveer 13% ten opzichte van<br />

2008.<br />

Figuur 2 Aantal stuks vee (Marktregulering) (Bron: 2000 – 2009: CBS)<br />

Vrije markt<br />

Figuur 3 geeft een toekomstvoorspelling weer van het aantal stuks vee in 2020 bij<br />

afschaffing van de marktregulering. Daarbij is uitgegaan van een totale zuivelproductie van<br />

14.000.000.000 kilogram melk, waarbij de productie per dier toeneemt met vier procent. Dat<br />

is hetzelfde percentage als in de periode van 2000 tot en met 2008. Het totaal aantal stuks<br />

vee in Nederland zal bij vrije marktwerking stijgen met ongeveer 19% ten opzichte van 2008.<br />

Figuur 3 Aantal stuks vee (Vrije markt) (Bron: 2000 – 2009: CBS)<br />

38


Mestwetgeving<br />

Het mestbeleid in Nederland is gebaseerd op de Europese nitraatrichtlijn (91/676/EEG).<br />

Deze nitraatrichtlijn bevat afspraken over de toegestane concentratie nitraat in het grond- en<br />

oppervlaktewater. De lidstaten van de Europese Unie zijn door deze richtlijn verplicht om<br />

maatregelen te nemen om de gewenste waterkwaliteit te bereiken.<br />

Nederland heeft een aantal maatregelen opgesteld om de gewenste maatregelen te behalen.<br />

Eén van de maatregelen die de meeste invloed heeft op het benodigd grondareaal zijn de<br />

gebruikersnormen voor de hoeveelheden stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en kunstmest<br />

die mogen worden toegepast bij de teelt van gewassen. Deze gebruikersnormen zijn tot<br />

2013 vastgesteld waarna er een evaluatie plaats zal vinden. Voor deze gebruikersnormen is<br />

het dus niet mogelijk om verder te kijken dan 2013.<br />

In Nederland geldt sinds 1 januari 2006 een nieuwe mestwetgeving. Eén van de<br />

voorwaarden die de Europese Unie aan alle lidstaten stelt is dat er niet meer dan 170<br />

kilogram stikstof per hectare uit dierlijke mest mag worden aangewend. Nederlandse<br />

melkveehouders kunnen onder een aantal specifieke voorwaarden een beroep doen op<br />

derogatie. Via de regeling derogatie is het mogelijk om 250 kilogram stikstof uit dierlijke mest<br />

op een hectare voedergrasland aan te wenden. Deze regeling is goed gekeurd door de<br />

Europese Unie omdat onder Nederlandse omstandigheden de graslandopbrengsten erg<br />

hoog zijn maar ook over gegevens als luchtkwaliteit is het mogelijk om de derogatie te<br />

verkrijgen.<br />

Door het gebruik van derogatie wordt de Europese nitraatrichtlijn (91/676/EEG)<br />

overschreden. De speculaties richting 2020 zijn dat de derogatie wordt afgeschaft. Dit heeft<br />

als gevolg dat de gebruikersnormen voor voedergrasland naar 170 kilogram stikstof gaan.<br />

.<br />

39


Utrecht<br />

In deze paragraaf zullen de ontwikkelingen van de melkveehouderij nader worden bekeken<br />

bij vrije marktwerking en bij marktregulering. Van deze ontwikkelingen wordt later een<br />

analyse beschreven van de grondbehoefte van de melkveehouderij in Utrecht.<br />

Zuivelbeleid Utrecht<br />

Zoals in de onderstaande figuur (4) te zien is de zuivelproductie van 2000 tot en met 2014<br />

vrij constant omdat het onder de huidige marktregulering niet aantrekkelijk is om meer te<br />

produceren. Vervolgens zijn er voor de periode van 2015 tot en met 2020 twee scenario’s<br />

geschetst. In scenario één staat het behoud van marktregulering of een vorm daarvan<br />

centraal en scenario twee gaat uit van vrije marktwerking waarbij vrije productie mogelijk is.<br />

Naar alle verwachting zal scenario twee in de toekomst van toepassing zijn maar omdat<br />

beide scenario’s een verschillende invloed hebben op de grondbehoefte worden beide<br />

scenario’s geschetst;<br />

• Scenario één schetst behoud van marktregulering of een vorm daarvan. Wanneer dit<br />

scenario in de toekomst doorgang vindt, zal de productie vrijwel constant blijven met<br />

de productie zoals die op dit moment is. De totale productie van Utrecht komt<br />

daarmee op ongeveer 614.000.000 kilogram melk per jaar.<br />

• Scenario twee schetst vrije marktwerking waarbij vrije productie mogelijk is. Wanneer<br />

dit scenario in de toekomst speelt zal de productie met ongeveer 20% stijgen. Naar<br />

een totale productie van ongeveer 781.000.000 kilogram melk per jaar.<br />

Figuur 4 Zuivelproductie Utrecht (Bron: 2000 – 2009: CBS)<br />

Veebezetting Utrecht<br />

Het benodigd landbouwareaal voor de melkveehouderij in Utrecht is sterk afhankelijk van de<br />

beslissing van de Europese Unie om al dan niet een vorm van marktregulering te behouden.<br />

Om het benodigde landbouwareaal te bepalen wordt in het onderstaande een voorspelling<br />

gemaakt van het aantal stuks vee bij vrije marktwerking en marktregulering.<br />

40


Marktregulering<br />

In de onderstaande figuur (5) is het aantal stuks vee bij behoud van markregulering<br />

weergegeven. Duidelijk waarneembaar is dat het aantal stuks vee bij dit scenario afneemt<br />

omdat de totale zuivelproductie onder dit scenario niet of nauwelijks kan groeien maar de<br />

productie per dier wel toeneemt. Het totaal aantal stuks vee neemt in de periode van 2000<br />

tot en met 2020 naar alle waarschijnlijkheid af met 13%.<br />

Figuur 5 Aantal stuks vee bij ‘marktregulering’ (Bron: CBS)<br />

Vrije marktwerking<br />

Figuur 6 geeft het aantal stuks vee weer bij vrije marktwerking. Duidelijk waarneembaar is<br />

dat het aantal stuks vee bij dit scenario tot 2015 afneemt, omdat de totale zuivelproductie<br />

onder dit scenario niet of nauwelijks kan groeien maar de productie per dier wel toeneemt.<br />

Na 2015, wanneer vrije zuivelproductie mogelijk is, zal de zuivelproductie met ongeveer 20%<br />

toenemen evenals het aantal stuks vee, welke toeneemt met ongeveer 23% ten opzichte van<br />

2014.<br />

Figuur 6 Aantal stuks vee bij ‘vrije marktwerking’ (Bron: 2000 – 2009: CBS)<br />

41


Grondbehoefte<br />

In paragraaf 1.2.1 en 1.2.2 is een toekomstverwachting geschetst van de melkveehouderij in<br />

Utrecht. In deze paragraaf wordt aan de hand van deze toekomstverwachting een<br />

grondbehoefte bepaald voor de melkveehouderij in Utrecht.<br />

Marktregulering<br />

In de onderstaande tabel wordt de stikstof- en fosfaatproductie berekend van de<br />

melkveehouderij in Utrecht in 2009. De stikstof- en fosfaatexcretie is bepaald op een<br />

productie tussen de 7.375 en 7.624 kilogram melk met een bijbehorend Ureumgehalte van<br />

25. Vervolgens wordt de grondbehoefte bepaald met de toepassing van derogatie.<br />

Tabel 1: Stikstof & Fosfaatproductie 2009.<br />

Aantal<br />

Stikstof<br />

(N)*<br />

Productie<br />

Stikstof (kg) Fosfaat (P)*<br />

Productie<br />

Fosfaat (kg)<br />

Melkkoeien 83.600 111 9.279.600 39,8 3.327.280<br />

Jongvee < 1 jaar 30.848 35,1 1.082.765 9,7 299.226<br />

Jongvee 1 - 2 jaar 27.310 66,7 1.821.577 22,3 609.013<br />

Jongvee > 2 jaar 4.284 66,7 285.743 22,3 95.533<br />

Vlees en weide koeien >= 2 jaar 2.357 71,2 167.818 27,2 64.110<br />

Stieren voor Fokkerij >= jaar 494 72,9 36.013 25,2 12.449<br />

Totaal 12.673.516 4.407.611<br />

*excretie runderen<br />

2009 met derogatie<br />

12.673.516/ 250 = 50.694 hectare nodig voor N.<br />

4.407.611/ 90,5 = 48.702 hectare nodig voor P.<br />

Het areaal voor de melkveehouderij in 2009 benodigd was om de geproduceerde stikstof en<br />

fosfaat te plaatsen was 50.694 hectare.<br />

In de onderstaande tabel wordt de stikstof- en fosfaatproductie berekend van de<br />

melkveehouderij in Utrecht in 2020. Voor de berekening van marktregulering in 2020 is<br />

rekening gehouden met een productie toename per dier van gemiddeld vier procent. Om<br />

deze reden zal het aantal dieren in 2020 met behoud van marktregulering dalen. De stikstof-<br />

en fosfaatexcretie is bepaald met een productie tussen de 7.625 – 7.874 kilogram melk met<br />

een bijbehorend Ureumgehalte van 25. Vervolgens wordt grondbehoefte bepaald met de<br />

toepassing van derogatie en zonder de toepassing van derogatie omdat deze naar alle<br />

waarschijnlijkheid zal worden afgeschaft.<br />

42


Tabel 2: Stikstof & Fosfaatproductie 2020 bij marktregulering.<br />

Aantal<br />

Stikstof<br />

(N)*<br />

Productie<br />

Stikstof (kg) Fosfaat (P)*<br />

Productie<br />

Fosfaat (kg)<br />

Melkkoeien 79.371 113 8.968.923 40,5 3.214.526<br />

Jongvee < 1 jaar 26.391 35,1 926.324 9,7 255.993<br />

Jongvee 1 - 2 jaar 25.978 66,7 1.732.733 22,3 579.309<br />

Jongvee > 2 jaar 3.903 66,7 260.330 22,3 87.037<br />

Vlees en weide koeien >= 2 jaar 3.049 71,2 217.089 27,2 82.933<br />

Stieren voor Fokkerij >= jaar 539 72,9 39.293 25,2 13.583<br />

Totaal 12.144.692 4.233.380<br />

*excretie runderen<br />

2020 met derogatie<br />

12.144.692/ 250 = 48.579 hectare nodig voor N.<br />

4.233.380/ 85,8 = 49.340 hectare nodig voor P.<br />

2020 zonder derogatie<br />

12.144.692/ 170 = 71.439 hectare nodig voor N.<br />

4.233.380/ 85,8 = 49.340 hectare nodig voor P.<br />

Het areaal dat de melkveehouderij in 2020 nodig heeft om de geproduceerde stikstof en<br />

fosfaat op te plaatsen, bij derogatie is 49.340 hectare en zonder derogatie is 71.439 hectare.<br />

Opvallend is dat bij scenario van marktregulering met derogatie de fosfaat (P) de<br />

beperkende factor is. Zonder derogatie is de stikstof (N) juist de beperkende factor.<br />

Vrije markt<br />

In de onderstaande tabel wordt de stikstof- en fosfaatproductie berekend van de<br />

melkveehouderij in Utrecht in 2009. De stikstof- en fosfaatexcretie is bepaald op een<br />

productie van 7.625 – 7.874 kilogram melk met een bijbehorend Ureumgehalte van 25.<br />

Vervolgens wordt de grondbehoefte bepaald met de toepassing van derogatie en zonder de<br />

toepassing van derogatie omdat deze, naar alle waarschijnlijkheid, wordt afgeschaft.<br />

Tabel 3: Stikstof & Fosfaatproductie 2020 bij vrije marktwerking<br />

Aantal<br />

Stikstof<br />

(N)*<br />

Productie<br />

Stikstof Fosfaat (P)*<br />

Productie<br />

Fosfaat<br />

Melkkoeien 101.019 113 11.415.147 40,5 4.091.270<br />

Jongvee < 1 jaar 33.589 35,1 1.178.974 9,7 325.813<br />

Jongvee 1 - 2 jaar 33.064 66,7 2.205.369 22,3 737.327<br />

Jongvee > 2 jaar 4.967 66,7 331.299 22,3 110.764<br />

Vlees en weide koeien >= 2 jaar 3.881 71,2 276.327 27,2 105.563<br />

Stieren voor Fokkerij >= jaar 686 72,9 50.009 25,2 17.287<br />

Totaal 15.457.125 5.388.025<br />

*excretie runderen<br />

43


2020 met derogatie<br />

15.457.125/ 250 = 61.829 hectare nodig voor N.<br />

5.388.025/ 85,8 = 62.797 hectare nodig voor P.<br />

2020 zonder derogatie<br />

15.457.125/ 170 = 90.924 hectare nodig voor N.<br />

5.388.025/ 85,8 = 62.797 hectare nodig voor P.<br />

Het areaal wat de melkveehouderij in 2020 nodig heeft om de geproduceerde stikstof en<br />

fosfaat op te plaatsen, bij derogatie is 62.797 hectare en zonder derogatie is 90.924 hectare.<br />

Zowel bij het eerste als bij het tweede scenario is dus met derogatie P het meest beperkend<br />

waar zonder derogatie N de meest beperkende factor is.<br />

Conclusie<br />

In de toekomst is de grondbehoefte van de melkveehouderij sterk afhankelijk van een aantal<br />

factoren van de Europese Unie om al dan niet de melkquotering af te schaffen. Daarnaast<br />

kan de evaluatie die Nederland in 2013 uit gaat voeren op de huidige gebruikersnormen en<br />

de derogatie grote gevolgen hebben voor de grondbehoefte in Nederland, door het<br />

verscherpen van de gebruikersnormen en of het afschaffen van de derogatie.<br />

Uit de ‘0-analyse’ die is uitgevoerd op het huidige beleid blijkt dat de melkveehouderij in<br />

Utrecht 50.629 hectare nodig heeft om de geproduceerde mest op te plaatsen. Wanneer de<br />

Europese Unie beslist om marktregulering te behouden en de huidige gebruikersnormen en<br />

derogatie blijven zal de grondbehoefte van de melkveehouderij in Utrecht in 2020 49.340<br />

hectare bedragen. Maar bij behoud van de huidige gebruikersnormen en afschaffing van<br />

derogatie zal de grondbehoefte van de melkveehouderij in Utrecht 71.439 hectare bedragen.<br />

Bij het scenario waarbij de Europese Unie beslist om de marktregulering af te schaffen maar<br />

de huidige gebruikersnormen en derogatie blijven zal de grondbehoefte van de<br />

melkveehouderij in Utrecht 62.797 hectare bedragen. Beslist de Nederlandse regering om de<br />

derogatie af te schaffen maar blijven de huidige gebruikersnormen gelijk dan wordt de<br />

grondbehoefte van Utrecht bij vrije marktwerking 90.924 hectare.<br />

De grondbehoefte in Utrecht zal in de toekomst dus sterk afhankelijk zijn van het beleid waar<br />

de melkveehouderij mee te maken krijgt. De grondbehoefte zal in 2020 variëren tussen<br />

49.340 en 90.924 hectare.<br />

Wanneer het meest waarschijnlijke traject aangenomen wordt van afschaffing van de<br />

derogatie en melkquotering zal de grondbehoefte van de grondgebonden melkveehouderij in<br />

Utrecht in 2020 90.924 hectare bedragen.<br />

44


Bijlage 2 Intensieve veehouderij<br />

Om een relatie te kunnen leggen tussen de grondbehoefte van de intensieve veehouderij en<br />

het beschikbare areaal wordt in deze paragraaf de toekomstverwachting van de<br />

pluimveehouderij en varkenshouderij weergegeven. Eerst zullen de ontwikkelingen in<br />

Nederland bekeken worden om daarna de provincie Utrecht nader te bekijken. Daarna volgt<br />

een toelichting op het mestbeleid om dit vervolgens te vertalen naar de grondbehoefte van<br />

de intensieve veehouderij in Utrecht.<br />

Pluimveehouderij in Nederland<br />

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de pluimveesector in Nederland en Utrecht. Deze<br />

beschrijving bestaat uit twee scenario’s. Scenario één gaat over de voortzetting van de<br />

huidige situatie. De toekomstvoorspelling is gebaseerd op cijfers van 2000 t/m 2009 die door<br />

middel van een trendlijn zijn doorgetrokken tot aan het jaar 2030. Er is geen rekening<br />

gehouden met nieuwe wetgeving op het gebied van dierwelzijn en mest .<br />

Scenario twee schetst een trendbreuk. Daarnaast worden in 2015 legbatterijen bij kippen<br />

verboden. Met behulp van voorspellingen van de Rabobank is voor 2015 een waarde<br />

bepaald. Er is aangenomen dat deze waarde richting 2030 ongeveer gelijk blijft.<br />

Pluimveehouderij in Nederland<br />

Figuur 7 Pluimveehouderij in Nederland * 1000 (Bron: 2000 – 2009: CBS)<br />

In figuur 7 is te zien dat in Nederland in het jaar 2003 een sterke daling heeft plaatsgevonden<br />

in het aantal dieren. Dit komt door de aviaire influenza uitbraak in Nederland. Verder is te<br />

zien dat richting het jaar 2030 bij scenario één het aantal stuks pluimvee iets afneemt.<br />

Wanneer er wordt gekeken naar scenario twee is te zien dat in 2015 een daling wordt<br />

ingezet omdat in dat jaar legbatterijen verboden worden. Aangenomen is dat in 2030 het<br />

aantal dieren ongeveer gelijk is als in het jaar 2015.<br />

45


Pluimveehouderij in Utrecht<br />

Figuur 8 Pluimveehouderij in Utrecht (Bron: 2000 – 2009: CBS)<br />

Scenario twee volgt in Utrecht de trend op die we ook in Nederland zullen zien. Wanneer de<br />

huidige situatie wordt voortgezet (scenario één), zal in Utrecht het aantal dieren licht stijgen,<br />

terwijl op nationaal niveau het aantal dieren juist daalt.<br />

Varkenshouderij in Nederland<br />

In deze paragraaf zal de varkenshouderij besproken worden in Nederland en Utrecht. Er<br />

zullen 2 verschillende scenario’s bekeken worden:<br />

Scenario één gaat uit van een voortzetting van de huidige situatie. De toekomstvoorspelling<br />

is gebaseerd op cijfers van 2000 t/m 2009 door middel van een trendlijn zijn doorgetrokken<br />

tot aan het jaar 2030. Er is geen rekening gehouden met nieuwe wetgeving op het gebied<br />

van dierwelzijn en mest .<br />

Scenario schets een gewijzigde situatie door trendbreuk. In 2013 worden daarnaast nieuwe<br />

welzijnseisen ingevoerd voor varkens. Met behulp van voorspellingen van het LEI is<br />

aangenomen dat in 2013 75% van het aantal dieren overblijft. Er is aangenomen dat dit<br />

aantal richting 2030 ongeveer gelijk blijft.<br />

46


Varkenshouderij in Nederland<br />

Figuur 9 Varkenshouderij in Nederland *1000 (Bron: 2000 – 2009: CBS)<br />

In figuur 9 is te zien dat in het jaar 2002 een flinke daling heeft plaats gevonden in het aantal<br />

dieren in Nederland. Dit is te verklaren door dat in 2002 het verplicht werd voor de<br />

varkenshouder om mestproductierechten te bezitten, de voorloper van de varkensrechten<br />

(2005).<br />

Volgens scenario één zal het aantal dieren in de toekomst gaan toenemen. Wanneer wordt<br />

gekeken naar scenario twee is er in 2013 een sterke daling te signaleren in het aantal dieren.<br />

De oorzaak hiervoor zijn de van kracht wordende nieuwe welzijnseisen in het jaar 2013. Het<br />

aantal dieren richting het jaar 2030 zal ongeveer gelijk blijven.<br />

Varkenshouderij in Utrecht<br />

Figuur 10 Varkenshouderij in Utrecht (Bron: 2000 – 2009: CBS)<br />

In figuur 10 is te zien dat in het jaar 2002 een flinke daling heeft plaats gevonden in het<br />

aantal dieren in Utrecht. Dit was ook al te zien in figuur 9 (varkenshouderij in Nederland).<br />

Verder volgt Utrecht de landelijke trend op. Scenario twee zal vanaf 2013 een constante lijn<br />

blijven volgen. Er komen dus vrijwel geen extra dieren bij. In scenario één stijgt daarentegen<br />

het aantal dieren wel.<br />

47


Mestbeleid<br />

Het mestbeleid in Nederland is gebaseerd op de Europese Nitraatrichtlijn (91/676/EEG).<br />

Deze nitraatrichtlijn bevat afspraken over de toegestane concentratie nitraat in het grond- en<br />

oppervlaktewater. De lidstaten van de Europese Unie zijn door deze richtlijn verplicht om<br />

maatregelen te nemen om de gewenste waterkwaliteit te bereiken.<br />

Nederland heeft een aantal maatregelen opgesteld om de gewenste niveaus te behalen. Eén<br />

van de maatregelen die de meeste invloed heeft op het benodigd grondareaal zijn de<br />

gebruikersnormen voor de hoeveelheden stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en kunstmest<br />

die mogen worden toegepast bij de teelt van gewassen. Deze gebruikersnormen zijn tot<br />

2013 vastgesteld waarna er een evaluatie plaats zal vinden. Voor deze gebruikersnormen is<br />

het dus niet mogelijk om verder te kijken dan 2013. Om een voorspelling richting 2030 te<br />

maken is contact opgenomen met Wageningen UR (WUR). Dhr. H. Luesink geeft aan dat in<br />

2030 naar verwachting 25% van de in Nederland geproduceerde varkensmest geëxporteerd<br />

wordt. Het merendeel van de pluimveemest zal tegen die tijd verbrandt worden of droog<br />

geëxporteerd. In de onderstaande berekeningen is aangenomen dat 75% van de<br />

varkensmest en 33% van de pluimveemest op Nederlands grondgebied wordt aangewend.<br />

Grondbehoefte<br />

In onderstaande tabellen zijn berekeningen gemaakt over het benodigde areaal om de in<br />

Nederland geproduceerde varkens- en pluimveemest af te zetten. Hierbij is aangenomen dat<br />

mestproductie de belemmerde factor voor productie en groei gaat worden. Het benodigd<br />

areaal is berekend met behulp van onderstaande formule:<br />

Benodigd areaal = (dieraantallen * stikstof- en fosfaatproductie per jaar) / gebruiksnorm per<br />

hectare.<br />

Hierbij is het uitgangspunt dat alle in Nederland geproduceerde mest in Nederland blijft. In de<br />

laatste twee kolommen, hectares nodig met overige bestemming, is rekening gehouden met<br />

de voorspelling van WUR op het gebied van export en verbranding.<br />

48


Varkenshouderij en pluimveehouderij Utrecht scenario één<br />

Scenario één heeft als uitgangspunt dat de trend van de jaren 2000 – 2009 zich ongewijzigd<br />

voortzet.<br />

Tabel 5. Berekening van de grondbehoefte varkenshouderij en pluimveehouderij in Utrecht<br />

Scenario 1<br />

Varkens<br />

2009<br />

Varkens<br />

2030<br />

Kippen<br />

2009<br />

Kippen<br />

2030<br />

Aantal 170.618 180.570 1.089.537 1.099.688<br />

Stikstof productie per dier 30,40 30,40 0,79 0,79<br />

Totale stikstof productie 5.186.787 5.489.328 860.734 868.754<br />

Gebruiksnorm 110 110 110 110,00<br />

Hectares nodig 47.153 49.903 7.825 7.898<br />

Fosfaat productie per dier 13,5 13,5 0,36 0,36<br />

Totale fosfaat productie 2.303.343 2.437.695 392.233 395.888<br />

Gebruiksnorm 75 75 75 75<br />

Hectares nodig 30.711 32.503 5.230 5.279<br />

Hectares nodig met export stikstof N.V.T. 37.427 N.V.T 2.606<br />

Hectares nodig met export fosfaat N.V.T. 24.377 N.V.T 1.742<br />

Uit tabel 5 blijkt dat stikstof de limiterende factor is omdat er minder fosfaat productie is.<br />

De totale grondbehoefte in 2009 voor de afzet van stikstof uit varkens- en pluimveemest was<br />

54.987 hectare. In 2030 is de totale grondbehoefte voor de afzet van stikstof uit varkens- en<br />

pluimveemest 57.801 hectare. Dit betekent dat er in 2030 ± 5%, ofwel 2814 hectare, meer<br />

grond nodig is ten opzichte van het jaar 2009 bij gelijkblijvende omstandigheden.<br />

Als er mest geëxporteerd gaat worden dan is in 2030 40.033 ha nodig. Dit komt neer op een<br />

afname van ± 31% ten op zichten van 2009.<br />

Overigens wordt de mest nu al grotendeels buiten de provincie afgezet. Dat zal ook in de<br />

toekomst gebeuren, waarschijnlijk in sterkere mate. Dat komt doordat de rundveebedrijven<br />

hun grond in de toekomst zelf hard nodig zullen hebben.<br />

Varkenshouderij en pluimveehouderij Utrecht scenario twee<br />

Scenario 2 heeft als uitgangspunt dat in 2013 een trendbreuk gaat plaatsvinden. De<br />

aanname van een trendbreuk in 2013 is gebaseerd op de invoering van nieuw beleid op het<br />

gebied van welzijn en huisvesting. Voorspeld wordt dat het aantal varkens met 1/3 afneemt.<br />

Weinig instanties kijken verder vooruit dan 2013. Daarom zijn de voorspellingen vanaf 2013<br />

naar 2030 gebaseerd op aannames. De gemaakte aannames zijn:<br />

- Het aantal dierplaatsen blijft gelijk,<br />

- Na de trendbreuk ontwikkelt de sector zich zoals in de periode 2000 – 2009.<br />

49


Tabel 6. Berekening grondbehoefte varkenshouderij en pluimveehouderij in Utrecht<br />

Scenario 2<br />

Varkens<br />

2009<br />

Varkens<br />

2013<br />

Varkens<br />

2030<br />

Kippen<br />

2009<br />

Kippen<br />

2015<br />

Kippen<br />

2030<br />

Aantal 170.618 108.397 108.397 1.089.537 987.000 987.000<br />

Stikstof productie per dier 30,40 30,40 30,40 0,79 0,79 0,79<br />

Totale stikstof productie 5.186.787 3.295.269 3.295.269 860.734 779.730 779.730<br />

Gebruiksnorm 110 110 110 110 110 110,00<br />

Hectares nodig 47.153 29.957 29.957 7.825 7.088 7.088<br />

Fosfaat productie per dier 13,5 13,5 13,5 0,36 0,36 0,36<br />

Totale fosfaat productie 2.303.343 1.463.360 1.463.360 392.233 355.320 355.320<br />

Gebruiksnorm 75 75 75 75 75 75<br />

Hectares nodig 30.711 19.511 19.511 5.230 4.738 4.738<br />

Hectares nodig met export<br />

stikstof N.V.T. N.V.T. 22.468 N.V.T N.V.T 2.339<br />

Hectares nodig met export fosfaat N.V.T. N.V.T. 14.634 N.V.T N.V.T 1.563<br />

Uit tabel 6 blijkt dat stikstof de limiterende factor is omdat er minder fosfaat productie is. De<br />

grondbehoefte in Utrecht volgens het tweede scenario zonder export en bewerking van mest<br />

is in 2030 37.045 hectare voor de afzet van stikstof uit varkens- en pluimveemest. In 2009<br />

was de grondbehoefte voor de afzet van stikstof uit varkens- en pluimveemest 54.978<br />

hectare. Dit betekent dat er in 2030 ± 33%, ofwel 17.933 hectare, minder grond nodig is ten<br />

opzichte van het jaar 2009 als er sprake is van scenario twee. Als er wel sprake is van export<br />

of bewerking van mest dan is in 2030 ± 55%, ofwel 30.171 hectare, minder grond nodig ten<br />

op zichten van het jaar 2009.<br />

Conclusie<br />

Gekeken naar scenario 1 zal er in het jaar 2030 een verhoogde druk op de grondbehoefte<br />

komen te liggen in Utrecht vanuit de varkens- en pluimveehouderij. Volgens scenario 1,<br />

zonder export of bewerking van mest, is er ± 5% meer grond nodig in het jaar 2030. Dit komt<br />

neer op 2.814 ha extra, wat het totale areaal brengt op 57.801 ha. Als er mest geëxporteerd<br />

gaat worden dan is in 2030 40.033 ha nodig. Dit komt neer op een afname van ± 31% ten op<br />

zichten van 2009.<br />

Volgens scenario twee zal er in het jaar 2030 een verminderde druk op de grondbehoefte<br />

komen te liggen. Er zal ± 55% , ofwel 30.171 hectare, minder grond nodig zijn voor de<br />

varkens- en pluimveehouderij. Dit brengt de totale areaal behoefte op 24.807 hectare.<br />

Momenteel wordt er echter al veel mest afgevoerd naar andere provincies c.q. landen. De<br />

druk om meer mest af te voeren zal blijven, aangezien in de toekomst de grondgebonden<br />

melkveesector meer grond nodig zelf nodig zal hebben.<br />

50


Bijlage 3 Fruitteelt in Utrecht<br />

In de Nederlandse fruitteelt zit de laatste jaren flink wat beweging. Er zijn namelijk nieuwe<br />

rassen bij gekomen en er worden steeds meer opbrengsten van een hectare gehaald. Daar<br />

staat wel tegen over dat het aantal telers terug loop. Tussen 1985 en 2008 is het aantal<br />

fruitteeltbedrijven met 60% afgenomen. De gemiddelde bedrijfsgrootte stijgt. Door<br />

samenwerking, professionalisering en schaalvergroting kan de Nederlandse fruitteler toch<br />

aan de wensen en eisen van de consumenten voldoen.<br />

In 2008 waren er in Nederland 2.660 gespecialiseerde fruitteeltbedrijven met een<br />

gezamenlijke oppervlakte aan fruit van bijna 19.500 hectare.<br />

De consumenten willen het hele jaar door een hoge kwaliteit en een keuze uit verschillende<br />

producten hebben. Maar de producten moeten ook aan alle eisen voldoen die door de<br />

Europese Unie en Nederlandse overheid worden opgelegd. Dit alles tegen een zo laag<br />

mogelijke kostprijs. Als de telers nog meer samen gaan werken dan zal het gevraagde<br />

volume kunnen worden gegarandeerd en neemt de efficiëntie toe. Specialisatie in de sector<br />

is een belangrijke factor. Daardoor zal het product een hogere kwaliteit krijgen.<br />

Een bedreiging voor de Nederlandse fruitteeltsector is de opkomst van Oost-Europese<br />

landen. Doordat er grond in overvloed beschikbaar is, er lagere uurlonen zijn en Oost-<br />

Europese landen financiële steun vanuit Europa krijgen voor het moderniseren van de<br />

infrastructuur zal er op termijn meer concurrentie vanuit Oost-Europese landen komen. Men<br />

moet hierbij niet vergeten dat daar door de groeiende economie ook kansen komen te liggen.<br />

In Utrecht vertegenwoordigen appels en peren in 2006 en 2007 88% van de totale hectares<br />

fruit. In 2008 – 2009 is dit afgenomen tot 86% van het totale areaal aan fruitgewassen. De<br />

overige 12% tot 14% aan areaal dat de fruitsector in gebruik heeft bestaat uit steenfruit,<br />

houtig kleinfruit en noten.<br />

Tabel 8. Verdeling areaal fruitteelt Utrecht 2006 t/m 2009 (Bron: CBS)<br />

2006 2007 2008 2009<br />

verschil<br />

t.o.v. 2008<br />

ha ha ha ha abs %<br />

Appels 856 815 776 738 -38 -5<br />

Peren 821 891 879 985 106 12<br />

Steenfruit 109 72 74 91 17 23<br />

Houtig kleinfruit 23 27 33 34 1 3<br />

Noten 4 4 0 0<br />

Totaal Utrecht 1.809 1.805 1.766 1.852 86 5<br />

Totaal Nederland 18.655 18.980 19.403 19.657 254 1<br />

51


Toekomstverwachtingen:<br />

Met onderstaande punten kan de fruitsector de kostprijs verlagen;<br />

• Kostprijsbeheersing ( door schaalvergroting en samenwerking)<br />

• Specialisatie op gewas en rassen<br />

• Productie van hoogwaardige onderscheidende kwaliteitsproducten<br />

• Keten samenwerking en toevoeging.<br />

De Rabobank, NFO, Fruitmasters, ING en Rijnvallei verwachten dat de trend (zie tabel 8)<br />

zich door gaat zetten. Veel fruittelers zullen stoppen en de agrariërs die hun bedrijf voort<br />

zullen zetten, worden groter. De Rabobank schat dat de komende 10 jaar 40% van de<br />

huidige fruittelers zal stoppen. Het betreft dan met name de kleinere fruitteeltbedrijven (


Bijlage 4 Glastuinbouw Utrecht<br />

Er zijn in Utrecht momenteel 102 glastuinbouwbedrijven. In de afgelopen 20 jaren is zowel<br />

het areaal als het aantal bedrijven in de glastuinbouw afgenomen in de provincie Utrecht. Het<br />

aantal bedrijven daalt harder dan het aantal hectares aan glastuinbouw, zoals te zien in<br />

figuur 11.<br />

Figuur 11 Glastuinbouw in Utrecht (Bron: CBS)<br />

Deze ontwikkeling is vanzelfsprekend door te trekken, omdat de ontwikkeling van de<br />

glastuinbouw door de Ruimtelijke Ordening wordt beïnvloed. Zo heeft de provincie Utrecht in<br />

het streekplan een aantal beleidslijnen opgesteld voor de ontwikkeling van<br />

glastuinbouwlocaties. Dat betekent dat op sommige locaties wel mag worden uitgebreid,<br />

maar op het merendeel van de locaties niet.<br />

Onderstaande aanduiding van gebieden laat de mogelijkheid voor ontwikkeling zien;<br />

Landelijk gebied 1; hoofdfunctie ‘stedelijk uitloopgebied’ ; geen nieuwvestiging of uitbreiding<br />

van glastuinbouw mogelijk<br />

Landelijk gebied 2; hoofdfunctie ‘agrarisch’ ; nieuwvestiging niet mogelijk, tenzij gelegen in<br />

een specifiek aangeduid concentratiegebied.<br />

Landelijk gebied 3; hoofdfunctie ‘verweving van functies’ ; geen nieuwvestiging van<br />

glastuinbouw mogelijk.<br />

De provincie is stellig voor wat betreft de ontwikkeling van glastuinbouw buiten de<br />

concentratiegebieden; dit is in geen geval toegestaan. Er is dus alleen uitbreiding mogelijk<br />

mits men in een glastuinbouwconcentratiegebied ligt. In de overige gevallen niet (ook geen<br />

uitzonderingen). Daarnaast mogen de glastuinbouwconcentratiegebieden zelf ook niet verder<br />

uitbreiden.<br />

53


Naar verwachting neemt het aantal glastuinbouwbedrijven in de provincie Utrecht af. Veel<br />

glastuinbouwbedrijven zijn al gestopt of vertrokken naar locaties buiten de provincie. Het<br />

ondernemersklimaat van de resterende bedrijven (binnen de concentratiegebieden) is goed.<br />

In de Harmelerwaard is nog voor +/- 25 ha aan glastuinbouwontwikkelingsgebied<br />

beschikbaar.<br />

Conclusie<br />

Nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven is alleen mogelijk binnen een specifiek aangeduid<br />

concentratiegebied (aansluitend aan Harmelerwaard), dat zich bevindt in ‘landelijk gebied 2’<br />

uit het streekplan. Bestaande glastuinbouwbedrijven mogen wel uitbreiden, mits ze binnen<br />

de grenzen van de huidige glastuinbouwconcentratiegebieden blijven.<br />

Naar verwachting neemt de oppervlakte aan glastuinbouw in de provincie Utrecht niet af<br />

binnen de concentratiegebieden. Voor het areaal betekent dit dat de huidige<br />

glastuinbouwconcentratiegebieden volledig worden ingevuld. Daarbij komt ook nog 25<br />

hectare aan glastuinbouw in de Harmelerwaard. De glastuinbouw blijft dus een relatief kleine<br />

sector binnen de provincie Utrecht.<br />

54

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!