23.09.2013 Views

Harde kazen - Nice

Harde kazen - Nice

Harde kazen - Nice

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hilde De Geeter<br />

Projectmanager NICE<br />

Het is een bekende televisiespot: op de woorden "Een stukje van<br />

elk" glijdt de camera over een lange tafel rijkelijk gevuld met<br />

Belgische <strong>kazen</strong>. De tafel is zo lang omdat er op dit ogenblik meer<br />

dan 300 soorten Belgische <strong>kazen</strong> op de markt zijn. In oorsprong,<br />

vele eeuwen geleden, was de bereiding van kaas vooral een<br />

manier om van de zeer bederfbare melk een langer houdbaar<br />

product te maken. De wetenschappers hebben door de eeuwen<br />

heen meer inzicht gekregen in de ingewikkelde biochemische<br />

processen die bij de bereiding van kaas optreden. Deze kennis<br />

maakte een sturing van deze processen mogelijk en zorgde<br />

ervoor dat kaas kon evolueren naar een gevarieerd en<br />

gastronomisch product zoals we het vandaag kennen.<br />

Nutrinews april 2000<br />

Slechts weinigen lusten geen kaas. De Belg verbruikt per jaar gemiddeld 17 kg kaas (omgerekend ongeveer 47<br />

g per dag). Hij evenaart hiermee het verbruik van de Nederlander. Koploper inzake de kaasconsumptie is de<br />

Fransman (24 kg). De Brit bengelt aan de staart met 10 kg kaas per jaar.<br />

Hoewel België tot enkele decennia geleden niet de naam had een kaasland te zijn, hebben de Belgische<br />

kaasproducenten in sneltempo hun achterstand ingehaald. De Belgische <strong>kazen</strong> hebben bovendien een goede<br />

reputatie opgebouwd. Hun imago blijft volgens de consument nog wat achter op dat van de meer elitaire Franse<br />

<strong>kazen</strong>, maar stijgt wel uit boven dat van de meer alledaagse Hollandse <strong>kazen</strong>.<br />

Waar komen de verschillende kaasvariëteiten vandaan? Hoe worden ze bereid en hoe verschillend is hun<br />

samenstelling. Een overzicht.<br />

De bereiding van kaas<br />

Kaas maken is een mooi staaltje van biotechnologie. Dankzij het gebruik van geschikte micro-organismen en<br />

enzymen wordt een eindproduct bekomen met een hoge toegevoegde waarde, economisch maar ook wat<br />

houdbaarheid en smaak betreft.<br />

De eerste stap is de voorbereiding van de melk. De artisanale kaasmaker zal deze voorbereiding tot een<br />

minimum beperken. Vaak gaat hij zelfs meteen van start met de rauwe melk als dusdanig. Bij de industriële<br />

bereiding van kaas omvat de voorbereiding meestal verschillende handelingen. Variaties in vetgehalte worden<br />

weggewerkt door de melk te standaardiseren op een gewenst en constant vetgehalte. Hogere vetgehaltes<br />

worden bekomen door volle melk te mengen met room, lagere vetgehaltes door de melk af te romen.<br />

Vervolgens wordt de melk gepasteuriseerd, dit wil zeggen ongeveer vijftien seconden lang verhit tot een<br />

temperatuur van 65°C. Bij de productie van rauw-melkse <strong>kazen</strong> wordt geen pasteurisatie uitgevoerd.<br />

Pasteurisatie zorgt ervoor dat de meeste bederfveroorzakende bacteriën en alle ziekteverwekkende bacteriën<br />

uit de melk worden verwijderd. De sporenvormende bacteriën worden door pasteurisatie niet onschadelijk<br />

gemaakt. Wanneer zij later in de kaas tot ontwikkeling komen, kunnen zij de kaas doen bederven. Deze<br />

bacteriën kunnen echter wel via bactofugatie, een procédé waarbij de melk door een soort centrifuge (de<br />

bactofuge) gaat, uit de melk worden gehaald.<br />

De eigenlijke kaasproductie, schematisch weergegeven in figuur 1, verloopt in 3 fasen.<br />

Figuur 1: Schematische weergave van de kaasbereiding<br />

Nutrinews - p. 1


De eerste fase is het stremmen van de melk. De homogene vloeistof verandert hierbij in een mengsel van vaste<br />

deeltjes (de wrongel) en een lichtgele vloeistof (de wei). Om de melk te laten stremmen worden een zuursel en<br />

een stremsel toegevoegd.<br />

Het zuursel is een concentraat van melkzuurbacteriën, met als voornaamste functie het omzetten van de<br />

aanwezige lactose in melkzuur waardoor de zuurheidsgraad (pH) van de melk daalt. Deze verzuring werkt<br />

enerzijds de stremming in de hand en zorgt er anderzijds voor dat ziekteverwekkende en technologisch<br />

schadelijke bacteriën worden onderdrukt. Dit laatste is vooral ook belangrijk bij de bereiding van rauw-melkse<br />

<strong>kazen</strong>. Andere belangrijke effecten van het zuursel zijn de ontwikkeling van de smaak en het aroma, de<br />

gasvorming (vorming van ogen in de kaas) en de opbouw van de consistentie en de textuur. De keuze van het<br />

zuursel en meer bepaald van de soorten melkzuurbacteriën, is dan ook in grote mate bepalend voor de<br />

eigenschappen van de kaas.<br />

Het stremsel is een extract uit de maag van jonge kalveren dat het enzym "chymosine" bevat. Dit enzym zorgt<br />

ervoor dat de caseïne-eiwitten die normaal in de vorm van kleine bolletjes (micellen) in de melk zweven, gaan<br />

coaguleren of samenklonteren.<br />

De tweede fase in de kaasbereiding omvat het bewerken van de wrongel tot kaas.<br />

Wanneer de wrongel voldoende stevig is, wordt hij door middel van een voortdurend ronddraaiend raamwerk<br />

gesneden. Dit snijden is vooral bedoeld om de wei gemakkelijker te laten uittreden door vergroting van het<br />

oppervlak. Afhankelijk van het kaastype wordt de wrongel na het snijden en het afvoeren van een deel van de<br />

wei in lauw water gewassen en soms ook nog verwarmd. Als gevolg van de hogere temperatuur treedt nog<br />

meer vocht uit en worden <strong>kazen</strong> met een lager vochtgehalte bekomen.<br />

Wanneer de afgescheiden wei is verwijderd, bezinkt de wrongelkoek. Deze wordt vervolgens in stukken<br />

gesneden en overgebracht in een vorm die overeenkomt met de uiteindelijke vorm van de kaas. De laatste<br />

overtollige wei wordt geleidelijk uit de wrongel geperst. Het persen zorgt er eveneens voor dat de<br />

wrongeldeeltjes beter aansluiten en vergroeien, zodat een homogene kaasstructuur ontstaat en gesloten<br />

korstvorming mogelijk wordt. Na het ontvormen worden de verse kaasblokken ondergedompeld in een<br />

pekelbad. Het zout dat tijdens het pekelen in de kaas wordt gebracht, is van belang voor de houdbaarheid, de<br />

smaak, de textuur, de rijpingssnelheid en de korstvorming van de kaas.<br />

De derde en laatste fase in de kaasbereiding is de rijping of affinage in speciaal daartoe ingerichte en<br />

Nutrinews - p. 2


geklimatiseerde rijpingskamers. De duur van de rijping of de zogenaamde leeftijd van de kaas (tabel 1)<br />

beïnvloedt zeer sterk de smaak. Tijdens de rijping vinden een groot aantal omzettingsprocessen plaats die de<br />

kaas zijn uiteindelijke aroma, smaak en textuur geven. Elk rijpingsproces is zeer specifiek voor elk type kaas.<br />

Het feit dat het rijpingsproces tot op vandaag nog niet volledig is ontrafeld, biedt bovendien perspectieven op<br />

nog nieuwe kaassoorten. Tijdens de rijping worden ten slotte nog vaak een aantal handelingen doorgevoerd<br />

zoals het aanbrengen van een laagje paraffine of plastiek coating op de korst, het wassen van de kaas, het<br />

inenten van het oppervlak met schimmel- of bacterieculturen en het regelmatig keren van de kaas.<br />

Tabel 1: Indeling van kaas op basis van zijn leeftijd.<br />

Jonge kaas 4 weken rijping<br />

Jong belegen 8 weken rijping<br />

Belegen 4 maanden rijping<br />

Extra belegen 7 maanden rijping<br />

Oude kaas 10 maanden rijping<br />

Verschillende soorten kaas<br />

De productietechniek bepaalt het type kaas dat wordt bekomen. Door het grote aantal variëteiten is het niet<br />

eenvoudig een sluitende indeling van de verschillende soorten kaas te maken. De volgende indeling wordt in<br />

België het meest gebruikt.<br />

Verse kaas<br />

Verse kaas is het oudst bekende kaastype. Bij de bereiding ervan laat men de wrongel op een doek "uitlekken",<br />

zodat de wei er vanzelf kan uittreden. Het vochtgehalte van verse kaas is daarom ook hoger dan van de verder<br />

genoemde kaassoorten. Soms wordt de kaas achteraf gemixt of fijngemalen. De wrongel ondergaat geen<br />

verdere rijping. Het vetgehalte geeft aan of de kaas uit volle melk met of zonder roomtoevoeging is bereid, dan<br />

wel uit magere of halfvolle melk.<br />

Gerijpte kaas<br />

● Zachte kaas<br />

Voor de productie van zachte <strong>kazen</strong> wordt meer vocht uit de wrongel verwijderd en laat men de wrongel<br />

na het persen verder rijpen. In de groep van de zachte <strong>kazen</strong> onderscheidt men 4 groepen:<br />

❍ Zachte <strong>kazen</strong> met een gewassen korst<br />

De <strong>kazen</strong> worden tijdens de rijping veelvuldig met pekel gewassen of bevochtigd, waardoor<br />

tijdens de rijping een korst ontstaat.<br />

Bijvoorbeeld: Herve, Trou d’Sottai, Bou d’Fagne, Schepkaas ...<br />

❍ Zachte <strong>kazen</strong> met een schimmelkorst<br />

Voor het zouten en het rijpen van de kaas wordt de massa ingeënt met eetbare<br />

schimmelculturen, die tijdens het rijpen voor de typische korst zorgen.<br />

De meest bekende <strong>kazen</strong> van dit type zijn van Franse oorsprong (bijvoorbeeld Camembert en<br />

Brie). Belgische varianten zijn bijvoorbeeld Bouquet des Moines, Paillardin, ...<br />

❍ Zachte <strong>kazen</strong> met een rode korst<br />

De typische roodgele korst wordt bekomen door de zogenaamde roodbacteriën (Brevibacterium<br />

limens).<br />

Bijvoorbeeld: Wijnendale, Brigand ...<br />

Nutrinews - p. 3


❍ Zachte <strong>kazen</strong> zonder korst<br />

De geperste kaasmassa wordt gezouten, licht gepeperd en gerijpt op een vrij hoge temperatuur.<br />

Ten slotte wordt de kaas verbrokkeld en krijgt hij de kans om te "gisten".<br />

Bijvoorbeeld: Brusselse kaas.<br />

● Halfharde kaas<br />

In deze groep vinden we de grootste keuze aan Belgische <strong>kazen</strong>: van de aloude abdij- of paters<strong>kazen</strong><br />

tot tal van nieuwigheden die de jongste vijftien jaar op de markt zijn gebracht. Bij de productie van deze<br />

<strong>kazen</strong> wordt de wei in de kaasvorm uit de wrongel geperst. Omdat de wrongel niet wordt opgewarmd,<br />

bedraagt het resterende vochtgehalte ongeveer 50 %. Deze <strong>kazen</strong> zijn licht gezouten, hebben een<br />

gewassen korst en weinig openingen.<br />

Bijvoorbeeld: Passendale, Echte Loo, Rubens, Damme, Père Joseph, Affligem, Belgomilk, Corsendonk,<br />

Westmalle, Postel, Chimay, Floreffe, Orval, Maredsous, ...<br />

● <strong>Harde</strong> kaas<br />

Indien de wrongel wordt opgewarmd, is het resultaat een harde kaas. De consistentie van deze <strong>kazen</strong> is<br />

steviger, de korst is hard en droog. Door het geringer vochtgehalte kunnen deze <strong>kazen</strong> beter worden<br />

bewaard en zijn zij goed geschikt om te laten verouderen. Men onderscheidt 2 categorieën:<br />

❍ <strong>Harde</strong> <strong>kazen</strong> met ongekookte zuivel<br />

De wrongel wordt opgewarmd tot een temperatuur van maximaal 35°C. Deze <strong>kazen</strong> zijn <strong>kazen</strong><br />

van het type Gouda.<br />

Bijvoorbeeld: Breugelkaas, Fagnar, Beauvoorde, ...<br />

Blauwschimmelkaas<br />

❍ <strong>Harde</strong> <strong>kazen</strong> met gekookte zuivel<br />

Om de kaas zeer droog te krijgen wordt de wrongel opgewarmd tot een temperatuur boven de<br />

35°C (ongeveer 50°C). Deze extra harde <strong>kazen</strong> behoren tot het type Cheddar.<br />

Bijvoorbeeld: Nazareth, Ardennetal, Belgische Cheddar, ...<br />

De typische blauwe aders in deze <strong>kazen</strong> worden bekomen door de schimmels Penicilium glaucum of Penicilium<br />

roquefortii, die na het draineren van de wei en voor het invormen van de wrongel als sporen in de kaasmassa<br />

worden gemengd. De schimmels hebben ongeveer een maand nodig om de kaas volledig te doorgroeien en<br />

aan de kaas de typische smaak en aroma te geven.<br />

Belgische voorbeelden van dit type kaas zijn de zachte <strong>kazen</strong> Chateau d’Arville en Bleu de Franchimont en de<br />

harde kaas Pas de Bleu.<br />

Geiten- en schapenkaas<br />

De productie van geiten- en schapenkaas neemt in ons land verder toe. Vandaag telt België enkele tientallen<br />

kaasmakerijen die op professionele basis een rijk gamma aan geiten<strong>kazen</strong> produceren. Geitenkaas bestaat in<br />

harde en zachte variëteiten. Ook schapenkaas is in opgang, wellicht mede dankzij de verhoogde interesse voor<br />

de mediterrane voeding. De Fetakaas uit Griekenland is een bekend voorbeeld van zachte kaas op basis van<br />

schapenmelk.<br />

Smeltkaas<br />

Smeltkaas wordt gemaakt van normaal gerijpte kaas (hard, halfhard of zacht), die eerst wordt vermalen en<br />

fijngeplet. Vervolgens wordt de massa opgewarmd tot ongeveer 100°C, met toevoeging van een<br />

emulgeermiddel en/of smeltzout, zodat een homogeen, goed smeerbaar product wordt verkregen. Voorbeelden<br />

van smeltkaas zijn de talrijke zogenaamde smeer<strong>kazen</strong> voor op de boterham maar ook de <strong>kazen</strong> die in de vorm<br />

van plakjes verkocht worden en doordat zij gemakkelijk smelten geschikt zijn om pizza’s en andere warme<br />

bereidingen te garneren.<br />

Ongeveer 1/3 van alle kaas die in België wordt geproduceerd is van het type smeltkaas.<br />

Nutrinews - p. 4


De aanduiding van het vetgehalte<br />

Het vet dat aanwezig is in melk blijft bij de bereiding van kaas achter in de wrongel. Hoe hoger het vetgehalte<br />

van de gebruikte melk, hoe meer vet de wrongel en dus uiteindelijk de kaas zal bevatten. Zoals eerder<br />

beschreven wordt naargelang het gevolgde productieproces meer of minder vocht uit de wrongel verwijderd. De<br />

oorspronkelijke hoeveelheid vet in de wrongel verandert hiermee echter niet. Met andere woorden, hoe minder<br />

restvocht de kaas bevat of hoe hoger het gehalte aan droge stof, hoe hoger het absolute vetgehalte. Bovendien<br />

daalt het vochtgehalte in kaas naarmate deze ouder wordt. Het vetgehalte van kaas wordt daarom steeds<br />

aangeduid als het percentage vet op de droge stof (g vet/100 g DS), een vaste waarde in tegenstelling tot het<br />

absolute vetgehalte (g vet/100 g kaas).<br />

Een Ministerieel Besluit van 1947 stelt dat het vetgehalte (per droge stof) van alle harde en halfharde <strong>kazen</strong><br />

moet worden weergeven met een cijfer en een plusteken. De verschillende categorieën worden samengevat in<br />

tabel 2. Deze aanduiding is voor de consument die het werkelijke vetgehalte van zijn sneetje kaas wenst te<br />

kennen echter niet altijd duidelijk. In tabel 3 vindt u ter illustratie enkele rekenvoorbeelden. De modale<br />

consument kent het exacte vochtgehalte van de diverse <strong>kazen</strong> niet. Om alsnog een idee te hebben van het<br />

vetgehalte van de kaas kan volgend vuistregeltje helpen: het vochtgehalte van de meeste <strong>kazen</strong>, verse kaas<br />

uitgezonderd, bedraagt 40 tot 50 %. Het absolute vetgehalte is daarom ongeveer gelijk aan het vetgehalte op<br />

droge stof gedeeld door twee.<br />

Tabel 2: Verplichte vermelding van het vetgehalte voor harde en halfharde <strong>kazen</strong> (MB 16/08/1947).<br />

Vermelding Vetgehalte (g vet/100 g DS)<br />

Mager minder dan 20<br />

20 + tussen 20 en 30<br />

30 + tussen 30 en 40<br />

40 + tussen 40 en 45<br />

45 + tussen 45 en 48<br />

48 + tussen 48 en 50<br />

50 + tussen 50 en 60<br />

60 + meer dan 60<br />

Tabel 3: Enkele rekenvoorbeelden van het vetgehalte per droge stof naar het werkelijke vetgehalte per sneetje<br />

kaas.<br />

● 48+ Gouda kaas bevat per 100 g<br />

42 g vocht en 58 g droge stof<br />

48+ wil zeggen: 48 g vet per 100 g droge stof<br />

Deze Gouda bevat dus 28 g vet per 58 g droge stof en per 100 g kaas.<br />

1 sneetje 48+ Gouda van 30 g bevat dus 8,5 g vet.<br />

Nutrinews - p. 5


● 50+ Passendale bevat per 100 g<br />

47 g vocht en 53 g droge stof<br />

50+ wil zeggen: ongeveer 50 g vet per 100 g droge stof<br />

Deze Passendale bevat dus ± 26,5 g vet per 53 g droge stof of per 100 g kaas.<br />

1 sneetje 50+ Passendale van 30 g bevat dus 8 g vet.<br />

Dit voorbeeld toont aan dat hoewel een kaas een hoger vetgehalte heeft per droge stof toch een<br />

lager absoluut vetgehalte kan hebben omwille van een hoger vochtgehalte.<br />

Naast het Ministerieel Besluit van 1947 bestaat er ook een Koninklijk Besluit van 1932 dat een bijkomende<br />

indeling van de kaas op basis van zijn vetgehalte toelaat. Deze indeling kan eveneens worden toegepast voor<br />

verse en zachte <strong>kazen</strong> (tabel 4).<br />

De benamingen "double crème" en "triple crème" zijn niet vastgelegd in de Belgische wetgeving, maar worden<br />

soms vermeld op verse kaassoorten met een vetgehalte van meer dan 60 g/100 g DS.<br />

Tabel 4: Toegelaten benamingen op basis van het vetgehalte (KB 15/012/1932).<br />

Benaming Vetgehalte (g vet/100 g DS)<br />

Mager minder dan 35<br />

Halfvet tussen 20 en 35<br />

Vet meer dan 35<br />

Roomkaas meer dan 45<br />

De voedingswaarde van kaas<br />

De belangrijkste pluspunten van kaas met betrekking tot de voedingswaarde zijn het hoge eiwitgehalte, de<br />

aanwezigheid van belangrijke hoeveelheden calcium en bepaalde vitaminen. Minder positieve aspecten van<br />

kaas zijn het vetgehalte en het zoutgehalte.<br />

De eiwitten in kaas leveren zoals deze in melk een belangrijke bijdrage in de voorziening van essentiële<br />

aminozuren. Kaaseiwitten zijn bijgevolg van een uitstekende biologische kwaliteit. De hoeveelheid eiwit in kaas<br />

varieert tussen 5 en 10 % voor verse kaassoorten en 25 en 30 % voor harde <strong>kazen</strong>.<br />

Kaas is een zeer rijke bron van calcium. Calcium aanwezig in melk wordt tijdens het stremmen gebonden aan<br />

de caseïnes en komt zo in de kaas terecht. Bij de meeste kaasbereidingen wordt tijdens het stremmen een<br />

oplossing van calciumchloride toegevoegd, wat de hoeveelheid calcium nog verhoogt. De aanwezigheid van<br />

eiwitten en de goede fosfor/calciumverhouding zou de opname van de aangeboden hoeveelheid calcium<br />

bovendien bevorderen. Verse kaas bevat ongeveer 100 mg calcium per 100 g, extra harde kaas zoals<br />

Emmental kan tot 1000 mg of meer calcium per 100 g bevatten. Gemiddeld levert 100 g kaas 750 mg calcium.<br />

Twee plakjes kaas (ongeveer 60 g) per dag, overeenkomstig de voedingsaanbevelingen voor België, leveren 50<br />

% van de aanbevolen hoeveelheid voor een volwassene.<br />

De wateroplosbare vitaminen B2 en B12 worden hoofdzakelijk door de kaasflora gesynthetiseerd tijdens de<br />

rijping. Gerijpte kaas vormt als bron van vitamine B12 een goede aanvulling op een vegetarische voeding.<br />

De belangrijkste vetoplosbare vitaminen in kaas zijn vitamine A en D. Het spreekt voor zich dat vette <strong>kazen</strong><br />

rijker zijn aan vitamine A en D dan magere <strong>kazen</strong>.<br />

Vette kaassoorten worden omwille van hun hoge vetgehalte en het sterk verzadigde karakter van de<br />

vetzuursamenstelling best met mate gebruikt. Magere en halfvette <strong>kazen</strong> en kaas waaraan bepaalde<br />

Nutrinews - p. 6


plantaardige vetten zijn toegevoegd waardoor de hoeveelheid verzadigd vet is verminderd, bieden een goed<br />

alternatief.<br />

Zout wordt niet alleen toegevoegd voor de smaak, maar ook om technische redenen. Kaas bevat gemiddeld 1,5<br />

gram zout per 100 g. Deze hoeveelheid kan echter oplopen tot 4 % bij blauwe schimmel<strong>kazen</strong>. Vandaag zijn<br />

echter ook diverse variëteiten op de markt met een verlaagd zoutgehalte.<br />

Omwille van het hogere vet- en zoutgehalte kan kaas melk als leverancier van calcium niet volledig vervangen.<br />

De gulden regel van de variatie geldt dus niet alleen voor de voeding in het algemeen maar ook binnen de<br />

groep van de zuivelproducten.<br />

Kaas bewaren<br />

Kaas is een levend product. De micro-organismen, die het rijpingsproces op gang brengen en zo<br />

verantwoordelijk zijn voor de gewenste smaakstoffen en de juiste kwaliteit, blijven in het eindproduct doorleven.<br />

Koel bewaren is dan ook nodig om bederf tegen te gaan. Veel van de waardevolle smaakstoffen gaan echter<br />

verloren wanneer kaas bij een te lage temperatuur wordt bewaard. Daarom de volgende tips:<br />

● Bewaar kaas best helemaal onderaan in de koelkast waar de temperatuur iets hoger is, indien mogelijk<br />

liefst in de groentebak.<br />

● Uitzonderingen zijn verse kaas, blauwschimmelkaas en sterk gerijpte kaas: zij moeten hoger in de<br />

koelkast worden bewaard waar de temperatuur lager is.<br />

● Net als alle zuivelproducten neemt kaas gemakkelijk geurtjes op, bijvoorbeeld van andere producten in<br />

de koelkast. Daarom is het aan te bevelen kaas altijd luchtdicht verpakt te bewaren, in hermetisch<br />

gesloten dozen, in aluminiumfolie of in de oorspronkelijke vacuümverpakking.<br />

● Neem kaas een half uur voor gebruik uit de koelkast. De kaas krijgt dan de tijd om te "chambreren" en al<br />

zijn smaakstoffen vrij te maken. Neem echter niet meer uit de koelkast dan nodig.<br />

Literatuur<br />

1. "Belgische <strong>kazen</strong> blijven verbazen" (1998), informatiedocument uitgegeven door VLAM<br />

2. "De bereiding van Nederlandse kaas", brochure uitgegeven door het Nederlands Zuivelbureau<br />

3. De Praeter H. (1994), "Produktie en voedingswaarde van diverse kaassoorten", De melk en wij, 3-1994,<br />

p.18-23<br />

4. Henderickx H. (1997), "Kaas: voedzaam en gevarieerd", De Eetbrief, 63, p. 3-5<br />

5. KB 15/12/1932, Warenwetgeving, Die Keure<br />

6. MB 16/08/1947, Warenwetgeving, Die Keure<br />

7. Test-Aankoop (1997), "Belgische <strong>kazen</strong>", Test-Aankoop Magazine, 404, p. 20-25<br />

8. Van Gaver D. (1997), "Van melk tot kaas", De Eetbrief, 44, p. 3-4<br />

Nutrinews - p. 7

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!