als PDF downloaden - Emis - Vito
als PDF downloaden - Emis - Vito
als PDF downloaden - Emis - Vito
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Eindrapport<br />
(Contractnummer: 981419)<br />
Beste Beschikbare Technieken (BBT)<br />
voor de groenten- en fruitverwerkende nijverheid<br />
An Derden, Peter Vercaemst en Roger Dijkmans<br />
Studie uitgevoerd door het Vlaams Kenniscentrum<br />
voor Beste Beschikbare Technieken (<strong>Vito</strong>)<br />
in opdracht van het Vlaams Gewest<br />
1999/PPE/P/<br />
<strong>Vito</strong><br />
Oktober 1999
INHOUDSOPGAVE<br />
TEN GELEIDE ......................................................................................................................5<br />
SAMENVATTING ................................................................................................................7<br />
ABSTRACT...........................................................................................................................8<br />
HOOFDSTUK 1: INLEIDING ..............................................................................................9<br />
1.1 De opdracht...................................................................................................................9<br />
1.2 Afbakening van de bedrijfstak......................................................................................9<br />
1.3 Afbakening van de milieuaspecten...............................................................................9<br />
1.4 Werkmethode................................................................................................................9<br />
HOOFDSTUK 2: SECTORSTUDIE...................................................................................10<br />
2.1 Afbakening en omschrijving van de sector ................................................................11<br />
2.2 Socio-economische kenmerken van de sector ............................................................14<br />
2.3 Producenten van diepvriesgroenten............................................................................18<br />
2.4 De conservensector (blik en bokaal)...........................................................................23<br />
2.5 Aardappelverwerkers..................................................................................................26<br />
2.6 Aardappelschillers ......................................................................................................28<br />
2.7 Vervaardiging van groente- en fruitsappen ................................................................30<br />
2.8 Algemene conclusie van de socio-economische doorlichting....................................32<br />
2.9 Milieu-aspecten...........................................................................................................32<br />
HOOFDSTUK 3: PROCESBESCHRIJVINGEN, MILIEU-ASPECTEN EN<br />
MOGELIJKE MILIEUMAATREGELEN .............................................38<br />
3.1 Aanvoeren, lossen, opslaan en bemonsteren van grond- en hulpstoffen....................46<br />
3.2 Voorbewerking ...........................................................................................................48<br />
3.3 Blancheren ..................................................................................................................56<br />
3.4 Tussenbehandeling .....................................................................................................57<br />
3.5 Conserveren ................................................................................................................59<br />
3.6 Verpakken...................................................................................................................62<br />
3.7 Reinigen/ontsmetten van productie-installaties..........................................................63<br />
3.8 Transport van plantaardig materiaal tussen de verschillende deelprocessen..............65<br />
3.9 Koelen en conditioneren van ruimten.........................................................................66<br />
3.10 Afvalwaterzuivering en slibverwerking .....................................................................68<br />
3.11 Waterverbruik en –hergebruik....................................................................................79<br />
HOOFDSTUK 4: BBT-EVALUATIE.................................................................................82<br />
HOOFDSTUK 5: VERTALING VAN BBT NAAR<br />
VERGUNNINGSVOORWAARDEN ..................................................110<br />
5.1 Inleiding....................................................................................................................110<br />
5.2 Relatie tussen BBT en afvalwaterlozingsnormen.....................................................124<br />
5.3 Relatie tussen BBT en de behandeling van afvalwaterzuiveringsslib ......................138<br />
5.4 Relatie tussen BBT en het voorkomen en bestrijden van geurhinder.......................138<br />
5.5 Relatie tussen BBT en hygiënische maatregelen......................................................139<br />
5.6 Relatie tussen BBT en overige Vlarem II-reglementeringen ...................................139<br />
3
5.7 BBT-vergunningsnormen met betrekking tot watergebruik en waterhergebruik.....139<br />
HOOFDSTUK 6: VERTALING VAN BBT NAAR INVESTERINGSSTEUN ..............146<br />
6.1 Zwartelijststoffen gebruikt in de sector ....................................................................147<br />
6.2 Niet-limitatieve lijst van schone technologieën........................................................148<br />
HOOFDSTUK 7: MIOW + -ANALYSES VAN DE MOGELIJKHEDEN VOOR<br />
AFVALWATERZUIVERING IN DE GROENTE- EN<br />
FRUITVERWERKENDE NIJVERHEID.............................................155<br />
7.1 Methodologie............................................................................................................155<br />
7.2 Resultaten van de haalbaarheidsanalyse voor de verschillende bedrijfstakken........156<br />
7.3 Conservenindustrie ...................................................................................................157<br />
7.4 Aardappelverwerkers................................................................................................158<br />
7.5 Aardappelschillers ....................................................................................................159<br />
7.6 Producenten van groente- en fruitsappen .................................................................160<br />
HOOFDSTUK 8: MILIEUGEVOLGEN VAN BBT-AANBEVELINGEN.....................161<br />
8.1 Milieugevolgen van BBT met betrekking tot afvalwaterzuivering ..........................161<br />
8.2 Milieugevolgen van BBT met betrekking tot watergebruik en –herbruik................164<br />
BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................166<br />
LIJST MET AFKORTINGEN...........................................................................................170<br />
BIJLAGEN.........................................................................................................................180<br />
Bijlage 1: De leden van het begeleidingscomité en<br />
de bezochte bedrijven........................................................................................181<br />
Bijlage 2: Vlarem I indelingslijst van de <strong>als</strong> hinderlijk beschouwde inrichtingen ............186<br />
Bijlage 3: Wet- en regelgeving in Vlaanderen...................................................................187<br />
Bijlage 4: Lozingsnormen buiten Vlaanderen....................................................................204<br />
Bijlage 5: Evaluatie van de efficiëntie van zuiveringstechnieken voor<br />
de behandeling van afvalwater..........................................................................206<br />
Bijlage 6: Hoeveelheid en kwaliteit van water vereist in de verschillende processen van de<br />
groente- en fruitverwerkende nijverheid...........................................................224<br />
Bijlage 7: Berekening van de huidige afvalwatervervuiling en de afvalwatervervuiling na<br />
toepassing van BBT ..........................................................................................231<br />
Bijlage 8: Kostprijsberekening voor de zuivering van afvalwater.....................................239<br />
Bijlage 9: Waterbalansschema’s ........................................................................................248<br />
Bijlage 10: Schatting van het afvalwaterlozingsdebiet voor en na toepassing van BBT...257<br />
Bijlage 11: Het MIOW + -model..........................................................................................262<br />
Bijlage 12: De jaarrekeningen van de gemiddelde bedrijven uit de<br />
groente- en fruitverwerkende nijverheid.........................................................267<br />
Bijlage 13: Techniekbladen - deel 1 - deel 2 - deel 3 - deel 4 - deel 5 - deel 6...................271<br />
4
TEN GELEIDE<br />
In opdracht van de Vlaamse Regering is bij <strong>Vito</strong>, de Vlaamse Instelling voor Technologisch<br />
Onderzoek, in 1995 een Vlaams kenniscentrum voor Beste Beschikbare<br />
Technieken opgericht. Dit centrum, het BBT-kenniscentrum, heeft <strong>als</strong> taak informatie te<br />
verspreiden over milieuvriendelijke technieken in bedrijven. Doelgroepen voor deze<br />
informatie zijn enerzijds milieuverantwoordelijken in bedrijven en anderzijds de (lokale)<br />
overheden. Deze uitgave kadert binnen de opdracht om de opgebouwde kennis zo ruim<br />
mogelijk te verspreiden.<br />
Milieuvriendelijke technieken zijn erop gericht de milieuschade die bedrijven veroorzaken<br />
te beperken. Het kunnen technieken zijn om afvalwater en afgassen te zuiveren, afval te<br />
verwerken of bodemvervuiling op te ruimen. Veel vaker betreft het echter<br />
procesaanpassingen die de uitstoot van vervuilende stoffen beperken en het energie- en<br />
grondstoffenverbruik reduceren.<br />
Indien dergelijke technieken, in vergelijking met alle gelijkaardige technieken, beter scoren<br />
op milieugebied, hun praktisch nut bewezen hebben bij bedrijven én indien ze bovendien<br />
betaalbaar blijken, spreken we over Beste Beschikbare Technieken of BBT. De Vlaamse<br />
milieuwetgeving verplicht bedrijven de BBT toe te passen, of althans aan normen te<br />
voldoen die haalbaar zijn mits toepassing van de BBT. In bepaalde gevallen verleent de<br />
Vlaamse overheid ook subsidies aan bedrijven <strong>als</strong> deze de BBT toepassen.<br />
Er bestaan geen BBT die in alle bedrijven inzetbaar zijn. Afhankelijk van de aard van het<br />
bedrijf bewijzen andere technieken hun nut. Bovendien is ook het bepalen welke techniek<br />
nu een BBT is en welke niet, geen eenvoudige zaak. Om die reden is er gekozen om BBTstudies<br />
per bedrijfstak, of per groep van gelijkaardige activiteiten, uit te werken. Daarbij<br />
worden zoveel mogelijk relevante milieuvriendelijke technieken in kaart gebracht, waaruit<br />
de BBT geselecteerd worden.<br />
In deze boeken vindt u de geselecteerde BBT terug, samen met de onderbouwende<br />
argumenten waarom ze geselecteerd zijn. Daarenboven worden telkens vergunningsvoorwaarden<br />
gesuggereerd die, mits toepassing van de BBT, haalbaar zijn. De Vlaamse<br />
Overheid kan deze gesuggereerde vergunningsvoorwaarden geheel of gedeeltelijk overnemen<br />
in individuele vergunningsdossiers. Tevens bevatten de boeken achtergrondinformatie<br />
die enerzijds ambtenaren toelaat de dagelijkse bedrijfspraktijk beter aan te<br />
voelen en die anderzijds bedrijfsverantwoordelijken aangeeft wat de logica is achter de<br />
milieuregelgeving. Ten slotte bevat dit werk ook een lijst van investeringen in milieuvriendelijke<br />
technieken die in aanmerking komen voor ecologiesubsidies vanwege de<br />
Vlaamse Overheid.<br />
Deze boekdelen zijn het resultaat van een intensieve zoektocht in de literatuur, bezoeken<br />
aan bedrijven, samenwerking met sectorexperts buiten <strong>Vito</strong>, het bevragen van leveranciers,<br />
uitgebreide contacten met bedrijfsverantwoordelijken en ambtenaren, etc. Het formeel<br />
kanaal voor overleg met overheid en bedrijven werd gevormd door een<br />
begeleidingscomité. Het BBT-kenniscentrum vormt samen met het zusterproject “Energie<br />
en Milieu Informatie Systeem (EMIS)” het project BBT/EMIS. EMIS verzorgt de<br />
elektronische dataverspreiding van het BBT-kenniscentrum (www.emis.vito.be).<br />
5
BBT/EMIS wordt gestuurd door de Vlaamse ministers voor Wetenschapsbeleid en voor<br />
Milieu, de administraties Leefmilieu (AMINAL) en Economie (ANRE) en de instellingen<br />
IWT, OVAM, VLM en VMM.<br />
Technieken evolueren snel en deze evolutie stopt niet met de uitgave van dit werk. Toch<br />
hopen we dat dit werk de volgende jaren zal bewijzen een belangrijke baken te zijn voor<br />
bedrijven en overheid bij beslissingen over milieu-investeringen. Waardoor nogma<strong>als</strong><br />
moge blijken dat het verenigen van milieuzorg en economische activiteit niet alleen<br />
mogelijk, maar zelfs een absolute noodzaak is om het streefdoel van duurzame<br />
ontwikkeling in praktijk te brengen.<br />
Roger Dijkmans<br />
Projectleider Vlaams kenniscentrum voor<br />
Beste Beschikbare Technieken<br />
6
SAMENVATTING<br />
Het BBT-kenniscentrum is opgericht door de Vlaamse regering bij <strong>Vito</strong> en heeft tot taak<br />
informatie over milieuvriendelijke technieken te inventariseren. Tevens moet het centrum<br />
de Vlaamse overheid adviseren bij het concreet maken van het begrip Beste Beschikbare<br />
Technieken (BBT) in de milieuvergunningsregelgeving en de eco-investeringssteun. Dit<br />
document bevat zowel de geïnventariseerde informatie <strong>als</strong> het BBT-advies over de<br />
milieutechnieken die aangewend worden in de groente- en fruitverwerkende nijverheid.<br />
Op basis van de BBT worden:<br />
- aan de Vlaamse overheid vergunningsvoorwaarden gesuggereerd <strong>als</strong>ook technieken<br />
die in aanmerking komen voor ecologiesteun;<br />
- aan de Vlaamse bedrijven richtlijnen aangeboden om de BBT in de praktijk te<br />
brengen.<br />
De bedrijfstak 'groente- en fruitverwerkende nijverheid' die in deze studie wordt behandeld<br />
omvat volgende vijf deelsectoren: diepvriesgroentesector, groente- en fruitconservensector,<br />
aardappelverwerkende sector, sector van de aardappelschillers die rechtstreeks leveren aan<br />
de versmarkt en de groente- en fruitsappensector. De belangrijkste milieuproblemen in<br />
deze sectoren situeren zich op het gebied van het watergebruik en de afvalwaterzuivering.<br />
Er is systematisch BBT-informatie verzameld uit België en de omringende landen.<br />
Uitgaande van deze informatie worden meer dan honderd BBT geformuleerd. Deze<br />
aanbevolen BBT werden geselecteerd na een evaluatie van de technische en de<br />
economische haalbaarheid. BBT voor afvalwaterzuivering zijn bijvoorbeeld:<br />
- primaire en aërobe biologische zuivering (voor aardappelschilbedrijven die<br />
rechtstreeks leveren aan de versmarkt);<br />
- primaire zuivering, gevolgd door anaërobe en aërobe zuivering, inclusief nitrificatie /<br />
denitrificatie / defosfatatie (voor diepvriesgroente-, groenteconserven-,<br />
aardappelverwerkende en sappenbedrijven).<br />
Op basis van de BBT blijken de sectorale normen voor lozing op oppervlaktewater<br />
haalbaar en kunnen deze aangevuld worden met een norm van 25 - 50 mg/l voor totaal<br />
fosfor. Een dergelijke zuivering komt voor een gemiddeld bedrijf ongeveer overeen met<br />
een jaarlijkse globale kost van 15 tot 20 MBEF. Deze kost tast het weerstandsvermogen<br />
niet onacceptabel aan. Voor kleine aardappelschilbedrijven lijken de sectorale normen<br />
voor lozing op riool meer geschikt.<br />
Waterbesparende maatregelen en intern hergebruik van waterstromen laten toe om<br />
bijvoorbeeld bij diepvriesbedrijven het gebruik van hoogkwalitatief water (d.i.<br />
boorputwater, leiding- of stadswater, of recuperatiewater van drinkwaterkwaliteit) te<br />
beperken tot 2,6-5,1 m³/ton eindproduct, afhankelijk van het soort groente dat wordt<br />
verwerkt. Er is een voorstel geformuleerd om veel van de BBT met betrekking tot<br />
waterbesparing in aanmerking te laten komen voor ecologiesteun.<br />
Indien alle bedrijven de BBT toepassen zal naar onze schatting het verbruik van<br />
hoogkwalitatief water in de groente- en fruitverwerkende sector met 25-30 % afnemen en<br />
zal er 70 % zwevende stof, 86 % COD en BOD, 73 % totaal stikstof en 66 % totaal fosfor<br />
minder in het oppervlaktewater terechtkomen in vergelijking met de huidige situatie.<br />
7
ABSTRACT<br />
The Flemish Centre for Best Available Techniques (BAT centre) is an initiative of the<br />
Flemish Region and <strong>Vito</strong>. The BAT centre collects and distributes information on<br />
pollution prevention techniques. Moreover, it advises the Flemish authorities how to<br />
translate this information to its environmental permit regulation and to the eco-investment<br />
support policy. Central in this translation is the concept 'BAT'. BAT corresponds to the<br />
techniques with the best overall environmental performance that can be introduced at a<br />
reasonable cost. This document contains an overview of available information on the 'fruit<br />
and vegetable processing industry'. Using BAT as guidance, the study proposes<br />
- to the Flemish authorities: permit conditions and techniques for which investment<br />
support may be offered because they are favourable to environmental benefit;<br />
- to the Flemish companies: guidelines to implement the concept BAT.<br />
The 'fruit and vegetable processing industry', as described in the study, contains the sectors<br />
of 'frozen fruits and vegetables', 'canned fruits and vegetables', 'processed potatoes', 'peeled<br />
potatoes' and 'fruit juices'. The most important environmental problems are the use of large<br />
volumes of ground water and the production of wastewater polluted with organic carbon,<br />
nitrogen and phosphorus.<br />
Information on candidate BAT was mainly obtained from expertise present in Belgium and<br />
the neighbouring countries. Over hundred different BAT were selected. The technical and<br />
economical feasibility of these BAT was discussed. BAT on wastewater treatment are e.g.:<br />
- primary and aerobic wastewater treatment for small potato peeling enterprises;<br />
- primary, anaerobic and aerobic wastewater treatment, including nitrification /<br />
denitrification / defosfatation for larger companies.<br />
Based on the BAT it was concluded that the current Flemish wastewater discharge limits<br />
on surface water are technologically and economically feasible. Additional discharge<br />
limits for total phosphorus (25-50 mg/l) were suggested. Annual wastewater treatment<br />
costs for an average enterprise were estimated to be 15-20 million BEF. For small potato<br />
peeling companies, wastewater discharge into the sewers were found to be more<br />
appropriate.<br />
Water-saving measures and reuse of water may cause a 25-30 % decrease in the use of<br />
ground water. Most of the water-saving BAT are recommended for governmental<br />
investment support measures.<br />
8
HOOFDSTUK 1: INLEIDING<br />
1.1 De opdracht<br />
Als referentiepunt ter bescherming van het milieu door de invloed van bedrijven of<br />
bedrijfsactiviteiten op het milieu hanteert de Vlaamse overheid, het gebruik van de Beste<br />
Beschikbare Technieken, of afgekort BBT. “Beste” in BBT wil zeggen: het beste wat<br />
betreft milieubescherming. Hierbij moet het resultaat aanvaardbaar zijn voor de kwaliteit<br />
van de lucht, het water en de bodem, het gebruik van energie en grondstoffen, de productie<br />
van afval, geluid etc. “Beschikbare” doelt op de voorwaarde dat de technieken reeds in de<br />
praktijk dienen te zijn toegepast en op de markt aangeboden. Tevens dienen de kosten<br />
draagbaar te zijn voor bedrijven in de betrokken bedrijfstak en redelijk te zijn ten opzichte<br />
van het resultaat. “Technieken” slaan zowel op technische <strong>als</strong> organisatorische<br />
hulpmiddelen.<br />
De Vlaamse overheid wil per bedrijfstak BBT-informatie verzamelen. Hiertoe heeft ze het<br />
Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken (BBT-kenniscentrum) opgericht en<br />
ondergebracht in de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, of kortweg <strong>Vito</strong>.<br />
1.2 Afbakening van de bedrijfstak<br />
In deze studie wordt de bedrijfstak van de groente- en fruitverwerkende nijverheid<br />
behandeld. Zowel de groente- en fruitverwerkende bedrijven (groente- en<br />
fruitconserveringsbedrijven, diepvriesgroentebedrijven en fabrikanten van vruchten- en<br />
groentesappen) <strong>als</strong> de aardappelschil- en aardappelverwerkende bedrijven vallen onder de<br />
noemer ‘groente- en fruitverwerkende nijverheid’ (zie 2.1).<br />
1.3 Afbakening van de milieuaspecten<br />
Deze studie betreft emissies naar water, afval, lucht en bodem vanuit de<br />
productieprocessen naar de omgeving van het bedrijf. Daarnaast komen eveneens<br />
energieverbruik, geluids- en geurhinder aan bod.<br />
Speciale aandacht gaat naar maatregelen ter beperking van het watergebruik, <strong>als</strong>ook de<br />
mogelijkheden van waterhergebruik in het productieproces.<br />
1.4 Werkmethode<br />
De informatie werd ingezameld via literatuuronderzoek, bedrijfsbezoeken en overleg met<br />
sectorverantwoordelijken (zie bijlage 1). Voor de sappensector werd een inventarisatiestudie<br />
uitgevoerd door het studiebureau BECO.<br />
De studie is begeleid door een begeleidingscomité, bestaande uit vertegenwoordigers van<br />
de overheid en het bedrijfsleven (zie bijlage 1).<br />
9
HOOFDSTUK 2: SECTORSTUDIE<br />
2.1 Afbakening en omschrijving van de sector<br />
De ‘Lijst van <strong>als</strong> hinderlijk beschouwde inrichtingen’, opgenomen in bijlage 1 1 van<br />
Vlarem I, vormt het uitgangspunt voor de sectorafbakening. De bedrijven die <strong>als</strong><br />
economische activiteit het verwerken van groenten en fruit hebben, vallen onder rubriek<br />
45.13 ‘Groenten en andere voedingsplanten, vruchten, granen of zaden’.<br />
Voor deze BBT-studie wordt echter een beperking aangebracht: wat de rubriek 45.13 d)<br />
betreft, worden enkel die inrichtingen beschouwd die groenten en andere voedingsplanten<br />
voor menselijke consumptie behandelen.<br />
De indeling in klassen van de inrichtingen wordt gekoppeld aan het geïnstalleerd<br />
vermogen. Voor een precieze omschrijving van de rubrieken en de klasse-indeling wordt<br />
verwezen naar bijlage 2.<br />
De groenten- en fruitverwerkende nijverheid zo<strong>als</strong> beschouwd in deze studie, omvat dus:<br />
* groente- en fruitverwerkende bedrijven (diepvries, conserven en sappen);<br />
* aardappelschillers en aardappelverwerkende bedrijven.<br />
2.1.1 Omschrijving van de bedrijfstak<br />
De economische activiteit van het verwerken van fruit en groenten is ontstaan uit de<br />
behoefte om een langere houdbaarheid van producten uit de land- en tuinbouw te<br />
bewerkstelligen. Waar vroeger de gewassen van het veld veelal onmiddellijk bij de<br />
verbruikers terechtkwamen, wordt nu met behulp van verduurzamingstechnieken de<br />
houdbaarheid verlengd om aan de hedendaagse productie- en consumptiepatronen te<br />
kunnen beantwoorden.<br />
Binnen deze economische activiteit kunnen een aantal subsectoren onderscheiden worden.<br />
Blik Bokaal Diepvries Sappen<br />
Groenten X X X X<br />
Fruit X X X X<br />
Uiteraard kan één bedrijf in meerdere bedrijfstakken activiteiten hebben, zelfs op dezelfde<br />
locatie. Voor elk type groente of fruit bestaat een specifieke markt waar verschillende<br />
bedrijven met elkaar in concurrentie treden.<br />
In wat volgt, worden drie subsectoren bekeken: de conservenindustrie (groenten en fruit in<br />
blik en bokaal), de diepvriessector (diepgevroren groenten en fruit) en de sector van de<br />
groente- en fruitsappen.<br />
Naast de groente- en fruitverwerkers worden ook de aardappelschillers en –verwerkers in<br />
deze studie opgenomen, conform de hogervermelde Vlarem I-indeling.<br />
1 Lijst van <strong>als</strong> hinderlijk beschouwde inrichtingen tot vaststelling, overeenkomstig het bedoelde in artikel 3<br />
van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, bij welke van de drie klassen van<br />
inrichtingen zij worden ingedeeld, naargelang van de graad waarin zij geacht worden belastend te zijn<br />
voor de mens en het leefmilieu.<br />
10
Er bestaan verschillende benaderingen om industriële activiteiten in te delen. Voor het<br />
opmaken van (officiële) statistieken worden meestal de NACE-code en de meer recente<br />
NACE-Bel code gehanteerd.<br />
Bij de ‘oude’ NACE-indeling zijn deze activiteiten terug te vinden onder:<br />
4. Andere be- en verwerkende industrieën<br />
41/42 Voedings- en genotmiddelenindustrie<br />
414 Groente- en fruitverwerkende industrie<br />
414.0 Fruitconservenfabrikant (omvat ook fabrikanten van diepgevroren<br />
fruit, van fruitsappen en -siropen, van jam, enz.)<br />
414.1 Groenteconservenfabrikant (omvat ook fabrikanten van<br />
diepgevroren groenten, groentesappen, enz.)<br />
De ‘nieuwe’ NACE-Bel activiteitennomenclatuur 2 hanteert een andere indeling.<br />
Opvallend daarbij is dat niet meer het onderscheid fruit-groenten <strong>als</strong> uitgangspunt wordt<br />
genomen. De aardappelverwerkers, <strong>als</strong>ook de producenten van sappen, worden beide in<br />
een aparte klasse opgenomen. Tevens wordt in deze nieuwe opsplitsing de productie van<br />
diepgevroren groenten expliciet <strong>als</strong> een subklasse op zich beschouwd.<br />
15. Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken<br />
15.3 Verwerking en conservering van groenten en fruit<br />
15.31 Verwerking en conservering van aardappelen<br />
15.311 Verwerking en conservering van aardappelen<br />
15.312 Productie van diepgevroren aardappelen<br />
15.32 Vervaardiging van groente- en fruitsappen<br />
15.33 Verwerking en conservering van groenten en fruit<br />
15.331 Verwerking en conservering van groenten<br />
15.332 Productie van diepgevroren groenten<br />
15.333 Verwerking en conservering van fruit<br />
Een aantal (geïntegreerde) aardappelschilbedrijven situeren zich in de praktijk echter<br />
volgens de NACE-BEL-code in de landbouw (akkerbouw klasse 01.11) en de groothandel<br />
(aardappelproducten subklasse 51.382) 3 . Het is dan ook erg moeilijk om een volledig beeld<br />
van deze bedrijfstak te schetsen.<br />
2.1.2 Plaats van de bedrijven in de bedrijfskolom<br />
In figuur 2.1 worden de bedrijven die groenten en fruit verwerken, <strong>als</strong>ook de<br />
aardappelverwerkers gesitueerd binnen de bedrijfskolom. Daarmee wordt de fysische<br />
goederenstroom bij deze economische activiteiten voorgesteld.<br />
2 De NACE-Bel code is de Belgische versie van de NACE Rev.1-code die door het Bureau voor de<br />
statistiek van de Europese Gemeenschap (Eurostat) werd opgesteld om de industriële activiteiten logisch<br />
te ordenen.<br />
3 Bron: Presti-document ‘Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf’ (1996)<br />
11
a Groenten- en fruit<br />
De productie van groenten en fruit gebeurt in hoofdzaak door contracttelers 4 , die in de<br />
meeste gevallen gecontroleerd worden door de groente- en fruitverwerkende nijverheid<br />
zelf. De afname via de veiling wordt eerder <strong>als</strong> een alternatief in noodsituaties beschouwd.<br />
De (groente)wasserijen behandelen de groenten voor, dit wil zeggen dat zij instaan voor<br />
een eerste wassing en eventueel ook voor het versnijden. De stippellijn in de figuur geeft<br />
aan dat deze tussenstap slechts in bepaalde gevallen voorkomt. In de meeste gevallen<br />
gebeurt die eerste voorbehandeling bij de telers of zijn de groenteverwerkers dermate<br />
verticaal geïntegreerd dat ze de voorbehandeling zelf uitvoeren.<br />
De groenteverwerkende bedrijven kopen dus ofwel voorbehandelde groenten aan ofwel<br />
gaan ze de bij de telers aangekochte groenten zelf voorbehandelen; daarna volgt een reeks<br />
processen om te komen tot langer houdbare eindproducten. Welke processen precies<br />
voorkomen, is uiteraard afhankelijk van het soort groente / fruit; in hoofdstuk 3 wordt de<br />
procesbeschrijving uitvoerig toegelicht.<br />
De verwerkte groenten en fruit bereiken via diverse distributiekanalen de consumenten.<br />
Een deel gaat naar de groothandel die via 'retailing' (= distributie) de producten tot bij de<br />
consument brengt. Die 'retailing' (warenhuizen, superettes, kruideniers,…) op zich vormt<br />
ook een belangrijk direct afzetpunt voor de verwerkers. Daarnaast is er nog een specifieke<br />
klantengroep ('catering') die in de figuur <strong>als</strong> ‘herverpakkers’ staan aangegeven. Een<br />
voorbeeld hiervan zijn de grote voedingsmiddelenconcerns die kant-en-klare maaltijden op<br />
de markt brengen en daarvoor consumptieklare groenten afnemen.<br />
Uiteindelijk bereiken de verwerkte groenten en fruit via deze distributiekanalen de<br />
eindconsumenten. Daarbij wordt nog het onderscheid aangebracht tussen het ‘particulier’<br />
eindverbruik (huishoudens) en het ‘groot’verbruik in scholen, ziekenhuizen e.d. Dit<br />
klantensegment neemt ook rechtstreeks van de verwerkers af.<br />
Uit cijfers van de federatie (VEGEBE) blijkt dat ca. 30% door de retailers wordt<br />
afgenomen en ca. 55% door het ‘catering’-segment (b.v. horeca).<br />
b Aardappelverwerkers<br />
De bedrijfskolom van de aardappelverwerking is analoog aan die van de fruit /<br />
groenteverwerking. Het aardappelschillen vindt niet alleen plaats in het<br />
aardappelschilbedrijf (hoofdactiviteit), maar ook in het aardappelverwerkend bedrijf<br />
tijdens de voorbehandelingsstap en zelfs bij de landbouwer 5 .<br />
De federatie (BELGAPOM) schat dat 'retailing' voor ca. 40% en 'catering' voor ca. 50%<br />
van de afname instaat.<br />
4 Bij contractproductie sluiten de producenten (van b.v. landbouwproducten) met hun afnemers een<br />
contract af, waarin afspraken omtrent de afzet van de eindproducten en eventueel de toelevering van<br />
producten en diensten (b.v. grondstoffen, teeltzorgen, …) worden vastgelegd.<br />
5 Bron: Presti-document ‘Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf’<br />
12
Figuur 2.1: Bedrijfskolom van de verwerkers van groenten en fruit
2.2 Socio-economische kenmerken van de sector<br />
In onderstaande paragrafen wordt getracht een algemeen socio-economisch beeld van de<br />
globale sector van groente- en fruitverwerking te schetsen; daarna wordt de economische<br />
situatie van de bedrijfstakken binnen deze sector afzonderlijk bekeken (diepvries, conserven,<br />
aardappelen en sappen).<br />
2.2.1 Aantal en omvang van de bedrijven<br />
a Algemeen<br />
Figuur 2.2 geeft de evolutie van het aantal Vlaamse bedrijven in de sector weer, op basis van<br />
de BTW-statistieken van het NIS 6 voor de Nace-rubriek ‘414 Groente- en fruitverwerkende<br />
industrie’. Hieruit blijkt dat, na een gevoelige toename eind jaren ’80, het aantal verwerkers<br />
de laatste jaren stagneert.<br />
85<br />
80<br />
75<br />
70<br />
65<br />
60<br />
55<br />
50<br />
Figuur 2.2: Evolutie van het aantal bedrijven in Vlaanderen<br />
Bron: BTW-statistieken, NIS<br />
In onderstaande tabel wordt het aantal werkgevers 7 weergegeven zo<strong>als</strong> die uit de RSZstatistieken<br />
8 van 1996 naar voor komen.<br />
6<br />
Het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) groepeert de gegevens uit de BTW-statistieken per regio nog<br />
steeds op basis van ‘oude’ NACE-indeling. Om deze statistieken correct te interpreteren moet aangegeven<br />
worden dat de BTW-aangifte per onderneming gebeurt en niet per vestiging. Een onderneming met<br />
vestigingen in meer dan één gewest geeft dus het geheel van haar activiteiten aan in het gewest waar haar<br />
maatschappelijke zetel gevestigd is.<br />
7<br />
De werkgever wordt gekenmerkt door zijn (hoofd)activiteit en de geografische ligging van zijn<br />
(voornaamste) bedrijfszetel.<br />
8<br />
De statistieken van de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid (RSZ) zijn wel reeds opgemaakt volgens de<br />
NACE-Bel code.
Tabel 2.1: Aantal bedrijven, opgesplitst per klasse<br />
NACE-Bel Omschrijving Vlaan- Wallonië Brussel België<br />
Code<br />
deren<br />
15.31 Verwerking en conservering<br />
van aardappelen<br />
23 5 0 28<br />
15.32 Vervaardiging van groenteen<br />
fruitsappen<br />
6 2 2 10<br />
15.33 Verwerking en conservering<br />
van groenten en fruit<br />
54 10 1 65<br />
Bron: RSZ-Statistieken 1996, NIS<br />
Het is meteen duidelijk dat de economische activiteit in de groente- en fruitverwerkende<br />
sector zich hoofdzakelijk in Vlaanderen ontplooit. Ook Wallonië heeft nog activiteiten in deze<br />
sector, Brussel speelt bijna niet mee.<br />
b De Vlaamse groente-, fruit- en aardappelverwerkers<br />
Onderstaande tabel geeft de omvang van de Vlaamse bedrijven weer door het opsplitsen van<br />
de bedrijven naar het aantal werknemers.<br />
Aantal werknemers<br />
Tabel 2.2: Omvang van de bedrijven<br />
Aardappelen<br />
Nace-Bel<br />
15.31<br />
Sappen<br />
Nace-Bel<br />
15.32<br />
Groenten en fruit<br />
Nace-Bel<br />
15.33<br />
1-4 12 2 17<br />
5-9 3 2 5<br />
10-19 1 0 4<br />
20-49 2 0 9<br />
50-99 2 0 11<br />
100-199 2 2 5<br />
200-499 0 0 3<br />
>500 1 0 0<br />
Totaal 23 6 54<br />
Bron: RSZ-Statistieken 1996, NIS<br />
De tabel toont aan dat vooral kleine en middelgrote ondernemingen in de sector actief zijn. In<br />
de aardappelsector tellen de helft van de bedrijven opgenomen in deze statistiek minder dan<br />
vijf werknemers (vooral conserveringsbedrijven), er is echter ook één grote onderneming met<br />
meer dan 500 werknemers (aardappelverwerker). In de groenteverwerking is het aantal<br />
bedrijven met minder dan vijf werknemers beperkt tot een derde, de echte verwerkers<br />
(diepvries en conserven) zijn typisch middelgrote bedrijven.
2.2.2 Tewerkstelling<br />
Onderstaande figuur belicht de evolutie van de tewerkstelling binnen de sector. De gegevens<br />
zijn afkomstig van de productiestatistieken van het NIS 9 voor de Nace-Bel rubriek ’15.3<br />
Verwerking en conservering van groenten en fruit’.<br />
5000<br />
4000<br />
3000<br />
2000<br />
1000<br />
0<br />
1994 1995 1996 1997<br />
Arbeiders<br />
Bedienden<br />
Figuur 2.3: Evolutie van de Tewerkstelling<br />
Bron: Industriële Statistieken, NIS<br />
Uit deze figuur kan enerzijds afgeleid worden dat de totale tewerkstelling 10 de voorbije jaren<br />
is toegenomen en anderzijds dat het aantal bedienden sneller groeit in vergelijking met het<br />
aantal arbeiders (per bediende waren er in 1994 nog 4,3 arbeiders, in 1997 slechts 3,8). Dit<br />
kan duiden op een verhoogde kapita<strong>als</strong>intensiteit van de sector. De totale tewerkstelling in<br />
1997 bedroeg 5.831 mensen (4.606 arbeiders en 1.225 bedienden).<br />
9 De Industriële Statistieken worden verzameld en verwerkt door het NIS, op basis van de NACE-Bel code.<br />
10 In de betrokken bedrijven zijn een groot aantal Franse werknemers tewerkgesteld.<br />
16
2.2.3 Evolutie van de omzet en de investeringen<br />
In figuur 2.4 worden twee belangrijke parameters bijeen gebracht die een beeld geven van de<br />
evolutie van de globale sector: de omzet en de investeringen. De omzet is het voorbije<br />
decennium bijna verdubbeld (ca. 38 mia. in 1997 t.o.v. ca. 22 mia. in 1987) terwijl de<br />
investeringen minder sterk zijn toegenomen. De nominale cijfers werden gecorrigeerd voor<br />
inflatie met 1985 <strong>als</strong> basisjaar.<br />
45<br />
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
Figuur 2.4: Evolutie van de omzet en de investeringen<br />
(in miljard BEF, reële termen met basisjaar 1985)<br />
Bron: BTW-statistieken NIS<br />
Tevens wordt in onderstaand diagram de verdeling weergegeven van de geleverde waarde<br />
over de drie klassen van de Nace-Bel rubriek 15.3 (aardappelen, sappen, groenten / fruit). De<br />
gegevens zijn afkomstig van de industriële statistieken van het NIS voor 1997 en hebben<br />
betrekking op gans België.<br />
36%<br />
11%<br />
53%<br />
Figuur 2.5: Verdeling geleverde waarde 1997<br />
Bron: Industriële statistieken NIS, juni 1998<br />
2<br />
1<br />
0<br />
Groenten en fruit<br />
Sappen<br />
Aardappelen<br />
Omzet<br />
Investeringen
2.3 Producenten van diepvriesgroenten<br />
In de vorige paragraaf werd een algemeen socio-economisch beeld geschetst van de sector<br />
voor de verwerking van groenten en fruit. In de onderstaande paragrafen wordt een analyse<br />
gemaakt van de draagkracht van de verschillende subsectoren binnen de globale bedrijfstak.<br />
Achtereenvolgens komen de producenten van diepvriesgroenten, de conservenfabricanten, de<br />
aardappelverwerkers, aardappelschillers en de producenten van groenten- en fruitsappen aan<br />
bod.<br />
Voor elke subsector wordt getracht een beeld te geven van de economische gezondheid.<br />
Algemeen wordt die gezondheid of de aantrekkelijkheid (‘attractiveness’) van een bedrijfstak<br />
bepaald door twee factoren: enerzijds de evolutie van de bedrijfstak en anderzijds de felheid<br />
van concurrentie. Daarnaast wordt voor elke subsector het eerste luik van de MIOW + -analyse<br />
uitgewerkt, met name de inschatting van het weerstandsvermogen vóór milieu-investeringen.<br />
De eerste behandelde subsector is deze van de diepvriesgroenten.<br />
2.3.1 Evolutie van de bedrijfstak<br />
De evolutie van de diepvriessector kan ingeschat worden door drie factoren te onderzoeken:<br />
trends aan de vraagzijde, aan de aanbodzijde en in regulering.<br />
• Vraagfactoren<br />
- algemeen: de vraag naar diepvriesgroenten neemt nog steeds toe, maar minder snel<br />
dan de voorbije jaren;<br />
- groeiende nood aan snel bereidbare voedingswaren bij de consument;<br />
- doorbraak gebruik van diepvriezers en microgolfoven 11 stimuleert consumptie van<br />
diepvriesgroenten;<br />
- conservenverpakking ligt minder goed in de markt bij de moderne consument;<br />
- exportmogelijkheden:<br />
* relatief lage transportkosten<br />
* homogene klantenbehoeften, gelijkaardig productassortiment in verschillende<br />
landen.<br />
• Aanbodfactoren<br />
- unieke cluster van agro-bedrijven rond Ardooie en Staden (West-Vlaanderen):<br />
ontstaan in de jaren ’70, uitgegroeid tot het wereldcentrum voor de verwerking van<br />
diepvriesgroenten;<br />
- jonge, dynamische groeisector;<br />
- technologische complexiteit neemt toe en maakt de sector kapitaalintensief;<br />
- steeds meer exportgericht (>90%);<br />
- toenemende concurrentiedruk vanuit het buitenland;<br />
- groeipijnen van familiebedrijven.<br />
• Regulering<br />
- grondwaterproblematiek;<br />
- slibproblematiek;<br />
- tekort aan bedrijfsterreinen in Vlaanderen verhindert uitbreiding;<br />
- steeds strengere milieu- en veiligheidseisen.<br />
11 Bron: Verbist, S. et al. (1994)<br />
18
Conclusie:<br />
De sector van de diepvriesgroenten evolueert in de gunstige zin, enerzijds doordat het<br />
segment nog groeit in een mature bedrijfstak en anderzijds ook doordat de structuur aan de<br />
aanbodzijde stilaan vastligt. Wel wordt de sector voor een stuk geremd in de ontwikkeling<br />
door reguleringsfactoren.<br />
2.3.2 Bronnen van concurrentie<br />
Naast de evolutie van de bedrijfstak wordt de ‘aantrekkelijkheid’ ervan mee bepaald door de<br />
felheid van concurrentie. Deze wordt beïnvloed door vijf bronnen.<br />
Vooreerst speelt de interne concurrentie, daarnaast is er de macht van de leveranciers en van<br />
de afnemers (i.e. de externe concurrentie) en tenslotte is er de dreiging van substituten en van<br />
nieuwe toetreders (potentiële concurrentie). In wat volgt, wordt de invloed van deze vijf<br />
concurrentiebronnen onderzocht.<br />
a Interne concurrentie<br />
Met de productie van ca. 550 000 ton per jaar is België (Vlaanderen) koploper in Europa: in<br />
1997 werd het marktaandeel geschat op 25%. Andere belangrijke producenten zijn Groot-<br />
Brittannië, Frankrijk en Spanje.<br />
De unieke cluster van agro-bedrijven rond Ardooie en Staden bestaat vooral uit<br />
familiebedrijven, gegroeid uit landbouwactiviteiten.<br />
Het assortiment van deze sector is erg divers (erwten, schorseneren, spruiten, …); een aantal<br />
bedrijven biedt een ruim assortiment aan, een aantal anderen hebben gekozen om zich in<br />
bepaalde niches te specialiseren. Uiteraard kan de productie van de Vlaamse<br />
diepvriesbedrijven de thuisvraag volledig dekken; meer dan 90% van de productie is bestemd<br />
voor export (vooral onze buurlanden).<br />
De Franse voedingsgroep Bonduelle vormt het buitenbeentje van de tabel: enerzijds omdat dit<br />
geen familiebedrijf meer is (in 1998 kwam er zelfs een beursintroductie in Frankrijk) en<br />
anderzijds omdat ze actief zijn zowel in de subsector diepvries <strong>als</strong> in de conserven.<br />
Tabel 2.5: Overzicht van de diepvriesbedrijven<br />
Naam Vestigingsplaats<br />
Omzet<br />
(mio BEF,<br />
1996)<br />
Tewerkstelling<br />
(1996)<br />
Ardovries Ardooie 3.495 294<br />
Begro Ardooie 640 65<br />
Dejaeghere Langemark n.g. n.g.<br />
Dicogel Staden 723 44<br />
d’Arta Ardooie 1.339 94<br />
Homifreez Ardooie 395 30<br />
Horafrost Staden 1.511 75<br />
Pasfrost Passendale 624 28<br />
Pinguin Staden / Langemark 2137 191<br />
Unifrost Koolskamp 1.593 148<br />
Westfro Staden 1.203 94<br />
Bonduelle N.E. Kortemark 2.534 267<br />
Bron: Balanscentrale van de NBB, gegevens voor 1996
In onderstaande tabel worden een aantal factoren die de felheid van de interne concurrentie<br />
bepalen, bekeken voor de diepvriessector.<br />
Determinant Diepvriessector<br />
Concentratie<br />
(hogere concentratie vermindert de<br />
concurrentie)<br />
Kostenstructuur<br />
(hoge vaste kosten leiden tot<br />
prijsconcurrentie)<br />
Capaciteit<br />
(overcapaciteit verstoort marktevenwicht)<br />
Uittredingsdrempels<br />
(hoge drempels verhinderen herstructurering<br />
bedrijfstak)<br />
Samenwerking<br />
(grotere samenwerking verlaagt<br />
concurrentie)<br />
Onzekerheid<br />
(hoge onzekerheid verscherpt de<br />
concurrentie)<br />
hoge concentratie bedrijven, internationale<br />
afzetmarkt<br />
hoge vaste kosten (investeringen)<br />
⇒ prijsconcurrentie<br />
geen overcapaciteit<br />
hoog: zware investeringen (kapitaalintensief)<br />
weinig echte samenwerking, wel goede<br />
verstandhouding 12<br />
relatief hoog (technologie nog volop in<br />
ontwikkeling)<br />
Conclusie:<br />
De intensiteit van de interne concurrentie is eerder laag te noemen, daar een beperkt aantal<br />
ondernemingen concurreren in een groeimarkt. Wel creëert de toegenomen complexiteit van<br />
de technologie onzekerheid, wat op termijn kan leiden tot een verdere structurering van de<br />
sector (b.v. overnames, fusies).<br />
b Macht van de Leveranciers<br />
• Leveranciers van grondstoffen<br />
De aanvoer van de te verwerken groenten gebeurt hoofdzakelijk door Vlaamse landbouwers,<br />
enkel die soorten die hier niet worden geteeld, worden ingevoerd (b.v. paprika’s). In de<br />
meeste gevallen zijn de verwerkers dermate achterwaarts verticaal geïntegreerd dat ze de<br />
productie van de groenten volledig in eigen beheer hebben. Dit verhoogt de<br />
controleerbaarheid van het ganse productieproces, werkt efficiëntieverhogend en garandeert<br />
de kwaliteit van de aanvoer.<br />
• Leveranciers van ‘equipment’<br />
De machines worden geleverd door internationale leveranciers die zich differentiëren op basis<br />
van merknaam en service. Door het samenwerken van de verwerkers met deze leveranciers<br />
kan ‘op maat’ gewerkt worden. Dit leidt tot win-win situaties waar beide partijen hun<br />
voordeel kunnen uithalen.<br />
Conclusie:<br />
12<br />
cf. gemeenschappelijke belangen worden verdedigd door het Verbond van Groenteverwerkende Bedrijven<br />
(VEGEBE)<br />
20
Door de vergaande integratie is de macht van de grondstoffenleveranciers gering, ook de<br />
macht van de leveranciers van ‘equipment’ is beperkt.<br />
c Macht van de Afnemers<br />
De directe afnemers van de diepvriesbedrijven zijn de distributeurs (groothandel, retail,<br />
catering) die het product tot bij de eindconsument brengen. Hun macht is relatief groot:<br />
- afname van grote hoeveelheden;<br />
- kunnen vrij gemakkelijk overschakelen naar een andere leverancier en dus de<br />
verwerkers tegen mekaar uitspelen, wat leidt tot prijsconcurrentie;<br />
- grote distributeurs willen, naast de merknamen, ook uitpakken met goedkoop aanbod<br />
(cf. de eigen ‘private labels’);<br />
- eisen een ‘op maat’ behandeling.<br />
d Dreiging van Substituten<br />
De onmiddellijke substituten voor diepvriesgroenten zijn de groenten in blik en bokaal, en de<br />
verse groenten. Maar ook het overschakelen op andere voedingsmiddelen dan groenten vormt<br />
een potentiële bedreiging op langere termijn.<br />
Uit de bespreking van de vraagfactoren werd duidelijk dat de markt voor diepvriesgroenten<br />
gunstig evolueert in vergelijking met de (onmiddellijke) substituten. Met andere woorden: de<br />
dreiging van substituten is gering.<br />
e Dreiging van Nieuwkomers<br />
Een relatief jonge, dynamische sector met groeiende vraag kan aantrekkelijk zijn voor<br />
nieuwkomers. De bestaande bedrijven kunnen echter genieten van hoge structurele<br />
toetredingsdrempels waardoor potentiële toetreders worden afgeschrikt:<br />
- hoge investeringen;<br />
- specifieke know-how nodig;<br />
- voldoende capaciteit;<br />
- toegang tot distributiekanalen<br />
- leer- en ervaringscurve.<br />
Conclusie:<br />
De concurrentiedruk binnen de diepvriessector is hoofdzakelijk te wijten aan de toenemende<br />
macht van de afnemers. Ook de interne concurrentie drukt op de winstgevendheid, de andere<br />
bronnen van concurrentie zijn voor deze sector niet determinerend.<br />
2.3.3 MIOW+ analyse<br />
a Opzet van het model<br />
In de definitie van BBT is duidelijk aangegeven dat de voorgestelde maatregelen haalbaar<br />
moeten zijn voor een goed beheerd, 'gemiddeld’ bedrijf uit de sector. Om die haalbaarheid te<br />
toetsen maakt het BBT-kenniscentrum gebruik van het Nederlandse MIOW + -model 13 .<br />
Dit (eenvoudig) model laat toe de bedrijfseconomische gevolgen van een pakket milieuinvesteringen<br />
objectief in te schatten, voor een individuele onderneming. Om het model toe te<br />
passen op sectorniveau, wordt getracht een ‘gemiddeld bedrijf’ voor de bestudeerde sector te<br />
bepalen.<br />
13 Het MIOW + -model is de opvolger van het MIOW-model dat in 1986 door het Instituut voor<br />
Milieuvraagstukken (IvM) van de Vrije Universiteit van Amsterdam ontwikkeld werd. Het MIOW + -model<br />
kwam tot stand in 1995, in opdracht van de Nederlandse Provincies en het RIZA.
In eerste instantie wordt voor dat ‘gemiddeld bedrijf’ het weerstandsvermogen W1 berekend,<br />
dit is het weerstandsvermogen van het bedrijf zonder dat er sprake is van extra milieuinvesteringen.<br />
Daarna wordt het weerstandsvermogen opnieuw berekend indien die milieuinvesteringen<br />
wel uitgevoerd moeten worden (W2). Daarbij wordt rekening gehouden met<br />
zowel de marksituatie (M) <strong>als</strong> de druk van de internationale omgeving (IO).<br />
Voor een uitvoerige beschrijving van het MIOW + -model wordt verwezen naar bijlage 11.<br />
In dit hoofdstuk wordt enkel de waarde van W1 bepaald, om de huidige draagkracht van de<br />
bedrijfstak te beoordelen. Verder in deze studie (zie hoofdstuk 7) wordt dan, aan de hand van<br />
de geschatte kostprijs van de voorgestelde investeringen, deze draagkracht na de milieuinvesteringen<br />
berekend en beoordeeld.<br />
Het weerstandsvermogen W1 is een gewogen gemiddelde van een aantal interne en externe<br />
kengetallen, die in bijlage 11 in detail worden beschreven. Door de score van W1 te<br />
vergelijken met de kritische grenzen van het model, kan de bedrijfstak ingedeeld worden in de<br />
veilige, de onzekere of de onveilige zone.<br />
b Het weerstandsvermogen van de producenten van diepvriesgroenten<br />
Bij het bepalen van W1, het weerstandsvermogen vóór de investeringen, wordt uitgegaan van<br />
de jaarrekening van een ‘gemiddelde onderneming’. Om deze te definiëren, gebruikt het<br />
BBT-kenniscentrum een eigen methodiek.<br />
Bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België (NBB) werden de jaarrekeningen<br />
opgevraagd van alle producenten van diepvriesgroenten. Uiteindelijk konden van tien<br />
bedrijven de gegevens verzameld worden, dit voor 1995 en 1996. De balans en de<br />
resultatenrekening van de ‘gemiddelde onderneming’ werd dan bekomen door voor elke<br />
rubriek het rekenkundig gemiddelde te nemen van de 10 bedrijven (zie bijlage 12).<br />
Het MIOW + -model berekent het weerstandsvermogen op korte termijn (i.e. de<br />
liquiditeitspositie) en op lange termijn (i.e. solvabiliteit + rendabiliteit).<br />
Onderstaande tabel vat de resultaten samen van deze eerste stap in de MIOW + -analyse voor<br />
de producenten van diepvriesgroenten.<br />
Tabel 2.6: Het weerstandsvermogen vóór milieu-investeringen van de diepvriessector<br />
Korte Termijn<br />
(liquiditeit)<br />
Lange Termijn<br />
(solvabiliteit, rendabiliteit)<br />
1995 1996<br />
3,00<br />
veilig<br />
3,11<br />
veilig<br />
3,00<br />
veilig<br />
2,56<br />
veilig<br />
Uit de resultaten blijkt dat de financiële situatie van de producenten van diepvriesgroenten <strong>als</strong><br />
‘veilig’ kan bestempeld worden, al liggen de scores dicht bij de ‘onzekere’ zone. Vooral de<br />
winstmarges blijken in deze sector onder druk te staan.<br />
2.3.4 Conclusie<br />
De producenten van diepvriesgroenten vormen een gezonde bedrijfstak, met een stevige<br />
draagkracht. Het betreft een kapitaalintensieve sector waar zware investeringen nodig zijn om<br />
de technologische evoluties te kunnen bijbenen en te blijven voldoen aan de eisen van zowel<br />
de overheid, <strong>als</strong> de afnemers. Die investeringslast drukt op de winstgevendheid, maar opent<br />
perspectieven voor de langere termijn.<br />
22
2.4 De conservensector (blik en bokaal)<br />
2.4.1 Evolutie van de bedrijfstak<br />
• Vraagfactoren<br />
- algemeen: stagnerende vraag;<br />
- bepaalde niches met hogere marges worden aantrekkelijk (b.v. maïs), ‘traditionele’<br />
markten (erwten, bonen, wortelen) krimpen;<br />
- gewijzigde consumentenbehoeftes (cf. bespreking diepvriessector) in het nadeel van<br />
de conservenindustrie: blik en ook bokaal zijn ‘out’.<br />
• Aanbodfactoren<br />
- algemeen: ‘traditionele’, mature bedrijfstak;<br />
- duidelijke concentratietendens, ‘shake-out’ van kleinere, niet-rendabele bedrijven;<br />
- tendens naar schaalvergroting;<br />
- exportgericht;<br />
- toenemende concurrentiedruk vanuit het buitenland.<br />
• Regulering<br />
- vergelijkbaar met diepvriessector.<br />
Conclusie:<br />
Het succes van de producenten van diepvriesgroenten gaat voor een stuk ten koste van de<br />
‘traditionele’ groenteconservensector 14 .<br />
14 Bron: Presti-document ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1996)
2.4.2 Bronnen van concurrentie<br />
a Interne concurrentie<br />
Na een grondige herstructurering van de sector de voorbije jaren, blijven nog slechts enkele<br />
(grote) bedrijven actief in het conservensegment.<br />
Tabel 2.7: Overzicht van de conservenbedrijven<br />
Naam Vestigingsplaats<br />
Omzet<br />
(in mio.<br />
BEF,<br />
1996<br />
Tewerkstelling<br />
(1996)<br />
La Corbeille groep Westmeerbeek<br />
1.351 111<br />
La Corbeille 498<br />
La Corbeille Industrie<br />
386<br />
Scana Noliko Bree 2.462 112<br />
Picolo – Van De Poel Stabroek 932 89<br />
Bonduelle N.E. Kortemark 2.534 267<br />
Bron: Balanscentrale NBB, gegevens voor 1996<br />
Ook de verwerking van fruit in blik en bokaal gebeurt voornamelijk in deze geïntegreerde<br />
bedrijven. In Wallonië is er echter één bedrijf dat enkel fruit verwerkt tot compot.<br />
Determinant Conservensector<br />
Concentratie<br />
(hogere concentratie vermindert de<br />
concurrentie)<br />
Kostenstructuur<br />
(hoge vaste kosten leiden tot<br />
prijsconcurrentie)<br />
Capaciteit<br />
(overcapaciteit verstoort marktevenwicht)<br />
Uittredingsdrempels<br />
(hoge drempels verhinderen herstructurering<br />
bedrijfstak)<br />
Samenwerking<br />
(grotere samenwerking verlaagt<br />
concurrentie)<br />
Onzekerheid<br />
(hoge onzekerheid verscherpt de<br />
concurrentie)<br />
zeer hoge concentratie bedrijven,<br />
internationale afzetmarkt<br />
hoge vaste kosten (investeringen)<br />
⇒ prijsconcurrentie<br />
overcapaciteit (door krimpende vraag)<br />
hoog (zware investeringen);<br />
uittreding veelal door overnames en fusies<br />
goede verstandhouding<br />
technologische complexiteit neemt toe<br />
Conclusie:<br />
De interne concurrentie is scherper bij de conservensector door de overcapaciteit en de<br />
onzekerheid omtrent technologische ontwikkelingen.<br />
24
Macht van de Leveranciers<br />
• Leveranciers van grondstoffen: cf. diepvriessector<br />
• Leveranciers van ’equipment’: cf. diepvriessector<br />
c Macht van de Afnemers<br />
Grote macht van de afnemers:<br />
- stellen specifieke producteisen (cf. leveren zelf eigen verpakkingsmateriaal!),<br />
waardoor verwerkers meer en meer op vraag van de klant moeten produceren;<br />
- omwille van overcapaciteit en gestandaardiseerd product kunnen afnemers relatief<br />
gemakkelijk en snel overschakelen naar concurrenten;<br />
- prijsconcurrentie;<br />
- hogere kwaliteitseisen (ook voor ‘private labels’ !).<br />
d Dreiging van Substituten<br />
Zo<strong>als</strong> uit de analyse van de diepvriessector naar voor kwam, gaat de expansie van die sector<br />
ten koste van de meer ‘traditionele’ conservenindustrie.<br />
e Dreiging van Nieuwkomers<br />
De dreiging van nieuwe toetreders in Vlaanderen is gering, daar de sector matuur is en er<br />
hoge toetredingsdrempels (vergelijkbaar met de diepvriessector) bestaan.<br />
Conclusie:<br />
Ook bij de conservenindustrie ligt het zwaartepunt van de concurrentiedruk bij de afnemers<br />
die steeds én lage prijzen én kwaliteit én service verwachten.<br />
2.4.3 MIOW+ analyse<br />
Voor een beschrijving van de gebruikte methode, kan verwezen worden naar de producenten<br />
van diepvriesgroenten. Voor de conservenindustrie werden de jaarrekeningen van drie<br />
ondernemingen <strong>als</strong> basis gebruikt (zie bijlage 12).<br />
Tabel 2.7: Het weerstandsvermogen vóór milieu-investeringen van de conservensector<br />
Korte Termijn<br />
(liquiditeit)<br />
Lange Termijn<br />
(solvabiliteit, rendabiliteit)<br />
1995 1996<br />
2,67 2,67<br />
veilig veilig<br />
2,56 2,56<br />
veilig veilig<br />
Uit de resultaten blijkt dat de scores zich weliswaar in het veilig gebied bevinden, maar dat de<br />
financiële situatie niet schitterend is. In vergelijking met de diepvriessector doet de<br />
conservensector het minder goed. Vooral de winstmarge en het rendement op het totaal<br />
vermogen staan zwaar onder druk.<br />
2.4.4 Conclusie<br />
Door fusies, overnames en stopzettingen zijn nog slechts enkele bedrijven actief in de<br />
conservensector. Het zijn (middel)grote ondernemingen, die niet blaken van gezondheid en<br />
een beperktere draagkracht hebben. Door de toenemende macht van de distributeurs, de<br />
noodzakelijke investeringen in hoogtechnologische machines, de internationale concurrentie
en de krimpende vraag voor heel wat producten, zijn de winstmarges in deze sector klein<br />
geworden.<br />
2.5 Aardappelverwerkers<br />
Binnen de aardappelsector kunnen een aantal subsectoren onderscheiden worden: de telers, de<br />
handelaars, de schilbedrijven en de verwerkers. De sector situeert zich met andere woorden<br />
op het grensvlak van de landbouw, handel en voedingsindustrie, wat het nauwkeurig in kaart<br />
brengen ervan erg moeilijk maakt. Daarenboven bestaan een aantal geïntegreerde bedrijven<br />
die bijvoorbeeld zelf schillen, snijden, bakken, afkoelen en invriezen.<br />
Ondanks deze praktische moeilijkheden wordt in onderstaande analyse een poging gedaan om<br />
enkele kenmerken van de aardappelverwerkers op te lijsten.<br />
2.5.1 Evolutie van de bedrijfstak<br />
• Vraagfactoren<br />
- toenemende vraag naar nieuwe producten met hogere toegevoegde waarde;<br />
- groeiende vraag naar diepvriesproducten in het algemeen (cf. diepvriesgroenten).<br />
• Aanbodfactoren<br />
- producten: aardappelbereidingen met toegevoegde waarde;<br />
- relatief jonge groeisector;<br />
- grotere, geïntegreerde bedrijven, meer en meer in buitenlandse handen;<br />
- exportgericht, internationale merknamen.<br />
• Regulering<br />
cf. diepvriessector<br />
2.5.2 Bronnen van concurrentie<br />
a Interne concurrentie<br />
De aardappelverwerkers zijn grotere, geïntegreerde bedrijven. Zij leveren producten met een<br />
hogere toegevoegde waarde en hogere winstmarges. De concurrentiestrijd gebeurt op<br />
Europese schaal.<br />
b Macht van de Leveranciers<br />
- hoofdzakelijk contractteelt, grote verwerkers controleren de aanvoer van de aardappelen;<br />
- leveranciers van ‘equipment’: internationale bedrijven met gevestigde merknamen. De<br />
grotere verwerkers kunnen voldoende middelen besteden aan de aankoop van hun<br />
uitrusting.<br />
c Macht van de Afnemers<br />
Relatief grote macht van grote distributeurs die zorgen voor verspreiding naar de<br />
eindconsument (cf. diepvries/conserven).<br />
d Dreiging van substituten<br />
De aardappelconsumptie wordt voor een stuk verdrongen door de opkomst van rijst, pasta en<br />
graanproducten.<br />
26
e Dreiging van nieuwe toetreders<br />
Hoge toetredingsdrempels (investeringen, toegang tot distributiekanalen,…) maken de sector<br />
onaantrekkelijk voor potentiële nieuwkomers.<br />
Conclusie:<br />
Voor de aardappelverwerkers is de concurrentiële omgeving best vergelijkbaar met die van de<br />
producenten van diepvriesgroenten: grote, moderne bedrijven die investeren in<br />
hoogtechnologische machines om mee te kunnen spelen in de globaliserende markt.<br />
2.5.3 MIOW+ analyse<br />
Voor de aardappelverwerkers werden de jaarrekeningen (volgens volledig schema) van 8<br />
bedrijven gebruikt (zie bijlage 12).<br />
Tabel 2.8: Het weerstandsvermogen vóór milieu-investeringen van de aardappelverwerkers<br />
Korte Termijn<br />
(liquiditeit)<br />
Lange Termijn<br />
(solvabiliteit, rendabiliteit)<br />
1995 1996<br />
2,00<br />
onzeker<br />
3,94<br />
veilig<br />
2,67<br />
veilig<br />
3,72<br />
veilig<br />
De onderzochte aardappelverwerkers worden gekenmerkt door een zwakke liquiditeit; het<br />
weerstandsvermogen op langere termijn daarentegen vormt geen enkel probleem.<br />
2.5.4 Conclusie<br />
De aardappelverwerkers zijn op velerlei gebied te vergelijken met de diepvriessector.
2.6 Aardappelschillers<br />
Ondanks de praktische moeilijkheden, zo<strong>als</strong> beschreven in paragraaf 2.5, wordt in<br />
onderstaande analyse een poging gedaan om enkele kenmerken van de<br />
aardappelschilbedrijven op te lijsten. De gegevens zijn afkomstig van het Presti-document 15<br />
en van een beperkte enquête die de federatie Belgapom organiseerde in het kader van de<br />
BBT-studie (1998).<br />
2.6.1 Evolutie van de bedrijfstak<br />
• Vraagfactoren<br />
- aardappelproductie: aardappelareaal toegenomen, ook in de toekomst nog lichte<br />
stijging; productie per ha stijgend;<br />
- voor bepaalde segmenten (vb. scholen, toeristische centra): seizoensgebonden activiteit;<br />
- wijzigend consumptiepatroon in het voordeel van substituten (o.a. pasta’s);<br />
- lokale afzet, toenemend belang van exportmogelijkheden;<br />
- cf. beperkte enquête Belgapom: verwachting dat de omzetstijging van de voorbije jaren<br />
zich zal doorzetten.<br />
• Aanbodfactoren<br />
- aanvoer afhankelijk van de oogst (klimatologische omstandigheden);<br />
- een jaar van hoge productie wordt typisch gevolgd door een lage marktprijs;<br />
- professionalisering van de sector zal op termijn voor een ‘shake-out’ zorgen.<br />
• Regulering<br />
De steeds strengere eisen op gebied van hygiëne en milieu spelen in het voordeel van<br />
bedrijven die ‘in de schemerzone’ werken.<br />
2.6.2 Bronnen van concurrentie<br />
a Interne concurrentie<br />
- schilbedrijven zijn typisch kleine ondernemingen, vaak met minder dan vijf werknemers;<br />
in het Presti-rapport wordt het aantal geschat op 120 schillers, die instaan voor de<br />
verwerking van zowat 75.000 ton aardappelen;<br />
- lage uittredingsdrempels;<br />
- arbeidsintensieve sector;<br />
- kleine winstmarges.<br />
b Macht van de Leveranciers<br />
- schilbedrijven kopen een groot deel van hun grondstof (de aardappelen) op de vrije markt.<br />
Daardoor krijgt de aardappel een speculatief karakter en kunnen de prijzen sterk<br />
schommelen (in tegenstelling tot de groente- en aardappelverwerkers waar vooral gewerkt<br />
wordt met contractteelt);<br />
- de aanvoer komt in hoofdzaak van binnenlandse productie, heel wat schillers zorgen zelf<br />
voor hun aanvoer (integratie van activiteiten);<br />
- dreiging voorwaartse integratie: de landbouwer probeert, mede door de beperking van het<br />
aardappelareaal en zeker in jaren van lage aardappelprijzen, zijn product meer<br />
toegevoegde waarde te geven, bijvoorbeeld door zelf de schilactiviteit uit te voeren;<br />
15 Presti-document ‘Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf’, 1996<br />
28
- de kleine bedrijven hebben niet altijd de nodige kennis in huis om een doordachte keuze te<br />
maken bij de aankoop van de machines e.d. Dit verhoogt de macht van de leveranciers<br />
van ‘equipment’.<br />
c Macht van de Afnemers<br />
- het aantal afnemers varieert tussen 40 en 220 per bedrijf; ca. 20% van de omzet wordt<br />
behaald bij de vier grootste afnemers (enquête Belgapom, 1998);<br />
- bij hoge aardappelprijzen zijn afnemers (bijvoorbeeld grootkeukens) meer geneigd zelf te<br />
schillen;<br />
- lage omschakelingskosten voor afnemers om van leverancier te veranderen.<br />
d Dreiging van substituten<br />
De aardappelconsumptie wordt voor een stuk verdrongen door de opkomst van rijst, pasta en<br />
graanproducten. Daarenboven bestaan er een aantal alternatieve productieprocessen die door<br />
Belgapom <strong>als</strong> bedreigend voor schillers worden beschouwd (cf. voorgekookte aardappelen,<br />
voorgebakken friet, verse aardappelen die zelf geschild worden, vlokken, …).<br />
e Dreiging van nieuwe toetreders<br />
- relatief lage toetredingsdrempels;<br />
- wel: toenemende druk van milieuvoorschriften en stijgende personeelskost;<br />
- landbouwers zoeken nieuwe activiteiten met toegevoegde waarde;<br />
- dreiging van free-riders die zich niet aan de spelregels houden.<br />
Conclusie:<br />
De aardappelschillers vormen een buitenbeentje binnen de globale groenteverwerkende<br />
sector. Het betreft kleine ondernemingen, die vaak in de schemerzone opereren. De interne<br />
concurrentie, de druk van de afnemers, de schommelende prijzen en de toenemende<br />
milieudruk, zullen een ‘natuurlijke’ herstructurering van de sector met zich meebrengen.<br />
2.6.3 MIOW+ analyse<br />
Zo<strong>als</strong> reeds aangetoond, bestaat de sector van de aardappelschillers vooral uit kleine bedrijven<br />
die hun jaarrekening volgens het verkort schema mogen opstellen. Daarenboven zijn een<br />
aantal bedrijven helemaal niet in de statistieken terug te vinden. Ondanks deze moeilijkheden<br />
werd een (beperkte) MIOW + -analyse uitgevoerd, op basis van de gegevens van vijf (grotere)<br />
aardappelschillers, met een gemiddeld personeelsbestand van 3,2 FTE. Enkel voor het<br />
boekjaar 1995 waren voldoende gegevens beschikbaar (zie bijlage 12). Uiteraard moeten de<br />
resultaten met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.<br />
Tabel 2.9: Het weerstandsvermogen vóór milieu-investeringen van de aardappelschillers<br />
Korte Termijn<br />
(liquiditeit)<br />
Lange Termijn<br />
(solvabiliteit, rendabiliteit)<br />
2.6.4 Conclusie<br />
1996<br />
2,00<br />
onzeker<br />
3,28<br />
veilig<br />
Het blijkt erg moeilijk om een degelijk beeld te krijgen van de aardappelschillers. Wel staat<br />
vast dat het kleine, kwetsbare bedrijven betreft, met een beperkte omzet en know-how. Het is
een sector waar de concurrentiële druk erg hoog is en de structuur aan de aanbodzijde nog<br />
volop in ontwikkeling is.<br />
2.7 Vervaardiging van groente- en fruitsappen<br />
Het segment van de dranken binnen de globale voedingssector wordt algemeen opgesplitst in<br />
alcoholische en niet-alcoholische dranken. Het laatstgenoemde segment omvat enerzijds de<br />
melk- en koffieproducten en anderzijds de waters en frisdranken. Binnen het segment van de<br />
mineraalwaters en frisdranken kan nog eens onderscheid gemaakt worden tussen de<br />
limonades, cola’s, waters en sappen. Het segment van de sappen wordt beheerst door de<br />
vruchtensappen, de groentesappen zijn minder belangrijk.<br />
Vruchtensap kan omschreven worden <strong>als</strong>: het op mechanische wijze uit vruchten geperst sap<br />
of het product dat men bekomt uit geconcentreerd vruchtensap door toevoeging van dezelfde<br />
hoeveelheid water en eventueel aromatische stoffen die aan het oorspronkelijke sap werden<br />
onttrokken. Nectar is het product gemaakt door toevoeging van waters en suikers aan al dan<br />
niet geconcentreerd vruchtensap of vruchtenmoes. Voor elke vruchtensoort geldt een<br />
minimaal sapgehalte.<br />
2.7.1 Evolutie van de bedrijfstak<br />
Het verbruik van fruitsap binnen de totale drankenmarkt is vrij beperkt, maar het betreft<br />
echter wel een sterk groeiend segment. Vooral de thuisconsumptie zit in de lift, in het<br />
bijzonder de ‘overige sappen’ (vb. pompelmoessap). De traditionele segmenten<br />
(sinaasappelsap, appelsap en tomatensap) stagneren.<br />
De productie van fruitsappen in Vlaanderen is de voorbije decennia eveneens sterk<br />
toegenomen. Het grootste aandeel daarvan betreft de verdere verwerking van ingevoerde,<br />
diepgevroren concentraten van citrusvruchten. Voor verwerking van binnenlands fruit<br />
(appels) is het productieproces uitgebreider (cf. volgend hoofdstuk).<br />
De aanbieders van sappen maken typisch deel uit van grotere voedingsconcerns.<br />
Een groot deel van de productie wordt geëxporteerd, bijvoorbeeld naar Nederland.<br />
2.7.2 Bronnen van concurrentie<br />
a Interne concurrentie<br />
In Vlaanderen wordt het segment gedomineerd door enkele, grote producenten van<br />
fruitsappen. Er is een zekere schaalgrootte nodig in dit segment om te kunnen concurreren.<br />
De meeste fruitsappen worden op de markt gebracht onder de vleugels van grote (Europese)<br />
concerns die een breed gamma voedingsmiddelen aanbieden. Tussen die groepen heerst een<br />
harde concurrentiestrijd waarbij getracht wordt een gedifferentieerd product op de markt te<br />
brengen (merknamen).<br />
Daarnaast zijn er nog een aantal kleinere fruittelers die op artisanale wijze appelsap<br />
produceren.<br />
b Macht van leveranciers<br />
Hoewel Vlaamse bedrijven voor een groot deel afhankelijk zijn van de invoer van<br />
grondstoffen (cf. concentraten), is de macht van de leveranciers beperkt. Er worden langetermijnovereenkomsten<br />
gesloten om de aanvoer te verzekeren. De concerns hebben zelf grote<br />
fruitplantages in beheer.<br />
30
c Macht van afnemers<br />
De macht van de aannemers is wel aanzienlijk, vooral die van de distributiekanalen. Zij<br />
bepalen immers wat in de rekken komt en wat niet. Merknamen moeten daarbij opboksen<br />
tegen (goedkopere) private labels.<br />
In de horeca is de macht van de afnemers kleiner omdat de uitbaters veelal gebonden zijn aan<br />
één producent.<br />
d Dreiging van nieuwe toetreders<br />
Hoewel het segment van de fruitsappen een groeisegment is, is het relatief onaantrekkelijk<br />
voor nieuwe toetreders omdat er hoge toetredingsdrempels bestaan. De belangrijkste:<br />
- kapitaalintensiteit: zware, niet-recupereerbare investeringen nodig;<br />
- bestaande ondernemingen kunnen profiteren van schaal- en ervaringsvoordelen;<br />
- enorme marketinginspanningen nodig om een nieuw product te lanceren;<br />
- moeilijke toegang tot distributiekanalen.<br />
e Dreiging van substituten<br />
De substituten voor fruitsappen zijn uiteraard de overige dranken, zo<strong>als</strong> vers geperst fruitsap,<br />
mineraalwaters en frisdranken. Uit consumptiestatistieken blijkt dat vooral de bier- en<br />
koffiemarkt onder druk staan ten nadele van de frisdranken, waters en fruitsappen.<br />
2.7.3 MIOW + -analyse<br />
Er kon slechts één onderneming gevonden worden waar de jaarrekening bruikbaar bleek voor<br />
de MIOW + -analyse. Vandaar dat de gegevens in onderstaande tabel met de nodige<br />
omzichtigheid dienen geïnterpreteerd te worden.<br />
Tabel 2.10: Het weerstandsvermogen vóór milieu-investeringen van de fruitsapsector<br />
Korte Termijn<br />
(liquiditeit)<br />
Lange Termijn<br />
(solvabiliteit, rendabiliteit)<br />
2.7.4 Conclusie<br />
1995 1996<br />
5,00 5,00<br />
veilig veilig<br />
4,11 2,22<br />
veilig onzeker<br />
De verwerking van groenten en fruit tot sappen wordt beheerst door de grote<br />
voedingsconcerns. Daarnaast zijn er in Vlaanderen wel nog enkele fruitkwekers actief in de<br />
sappen, op kleinere schaal.<br />
De steeds toenemende macht van de afnemers bedreigt de winstmarges van de<br />
sappenproducenten en er heerst ook een harde interne concurrentiestrijd op de markt tussen<br />
merknamen en private labels.
2.8 Algemene conclusie van de socio-economische doorlichting<br />
Bij de afbakening van de sector werden zowel de Vlarem I-indeling <strong>als</strong> de NACE(-Bel) code<br />
bekeken. Uiteindelijk konden vijf subsectoren onderscheiden worden die het onderwerp<br />
uitmaken van deze studie: de producenten van diepvriesgroenten, de conservenindustrie, de<br />
aardappelsector (met enerzijds de aardappelschillers die rechtstreeks leveren aan de versmarkt<br />
en anderzijds de aardappelverwerkers) en de producenten van sappen.<br />
Uit de algemene doorlichting van de sector kon een tendens tot schaalvergroting vastgesteld<br />
worden, <strong>als</strong>ook een toenemende kapitaalintensiteit. De sector bestaat overwegend uit Vlaamse<br />
bedrijven, die klein of middelgroot zijn. De omzetevolutie is gunstig en ook de investeringen<br />
nemen toe, zij het minder snel.<br />
Na de algemene doorlichting werden de onderscheiden subsectoren afzonderlijk geanalyseerd.<br />
Daaruit bleek dat de aardappelverwerkers en de producenten van diepvriesgroenten,<br />
conserven en sappen vergelijkbare kenmerken vertonen.<br />
Het betreft vooral middelgrote bedrijven met en zekere schaalgrootte en kapitaalintensiteit.<br />
De interne concurrentie speelt zich af op grotere schaal door de globalisering van de<br />
economie. Export wordt steeds belangrijker om de nodige groei te kunnen realiseren. Vooral<br />
de distributiekanalen breiden hun macht verder uit en drukken op de winstmogelijkheden van<br />
de producenten, zeker in de meer mature segmenten (conserven en fruitsappen). De<br />
gemiddelde onderneming heeft een gezonde financiële basis, met een aanvaardbare liquiditeit<br />
en solvabiliteit. Wel blijkt uit de MIOW + -analyse dat de winstmarges vrij beperkt zijn.<br />
Algemeen kan de draagkracht van de sector dus <strong>als</strong> voldoende bestempeld worden.<br />
De aardappelschillers vormen een buitenbeentje in de sector. Het zijn kleine ondernemingen<br />
met een beperkte financiële basis en draagkracht. Er moet benadrukt worden dat de eisen,<br />
bijvoorbeeld op milieugebied, er niet mogen toe leiden dat steeds meer bedrijven zich in de<br />
schemerzone begeven. Integendeel, het doen naleven van de regelgeving zou moeten zorgen<br />
voor een shake-out van achterblijvende bedrijven en een hogere winstgevendheid voor de<br />
sector in het algemeen garanderen.<br />
Vanuit economisch perspectief is het in alle geval een noodzaak dat bij de BBTaanbevelingen<br />
deze subsector afzonderlijk wordt bekeken.<br />
2.9 Milieu-aspecten<br />
In de onderstaande paragrafen worden de verschillende afval- en emissiestromen, met name<br />
afval, afvalwater, bodem, energie, geluid en trillingen, geur en lucht, systematisch besproken,<br />
met <strong>als</strong> doel een zicht te krijgen op het ‘afval- en emissieprobleem’ in de groente- en<br />
fruitverwerkende nijverheid. 16<br />
2.9.1 Afval<br />
Een groot deel van het vast afval (circa 83 %) in de groente- en fruitverwerkende nijverheid is<br />
van plantaardige oorsprong en ontstaat bij het schoonmaken van het basisproduct en bij het<br />
verwijderen van de oneetbare delen. Deze organische afv<strong>als</strong>troom is niet milieuschadelijk qua<br />
samenstelling maar voornamelijk de hoeveelheid afval vormt een probleem.<br />
16 Bron: PRESTI-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1996)<br />
32
Naast het organisch afval komt ook een aanzienlijke hoeveelheid industrieel afval (schroot,<br />
verpakkingsafval, hout, …) vrij.<br />
2.9.2 Waterverbruik en afvalwater<br />
a waterverbruik<br />
De hoeveelheid productiewater en afvalwater in de groente- en fruitverwerkende nijverheid<br />
wordt beïnvloed door een aantal factoren, zo<strong>als</strong> aard van de productie, mate van<br />
waterhergebruik, wijze van reinigen, … . Daarenboven wordt het waterverbruik, vooral bij de<br />
diepvriesgroentebedrijven, mede bepaald door de schaarste van het grondwater (putwater) 17 .<br />
De laatste jaren daalde dan ook het waterverbruik per ton eindproduct 18 .<br />
Het verschil tussen het waterverbruik en de hoeveelheid geloosd effluent is te verklaren<br />
doordat een gedeelte van het water aangewend wordt <strong>als</strong>:<br />
- opgietwater in de conservensector;<br />
- stoom (stoomverliezen);<br />
- waterdamp in de verdampingscondensor in de diepvriesgroentebedrijven.<br />
Opmerking:<br />
Een gedeelte van het afvalwater (effluent) wordt door de landbouwers uit de omgeving<br />
opgehaald met behulp van tankwagens.<br />
b Afvalwater<br />
• soorten<br />
Voor de groente- en fruitverwerkende nijverheid kunnen met betrekking tot de<br />
afvalwaterproblematiek een viertal afvalwaterstromen onderscheiden worden:<br />
- industrieel afvalwater (procesafvalwater, reinigingswater, transportwater, …)<br />
- sanitair afvalwater<br />
- regenwater 19<br />
- koelwater<br />
• lozing<br />
De meeste bedrijven uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid (uitgezonderd de<br />
aardappelschillers) zijn uitgerust met een waterzuiveringsinstallatie.<br />
• vuilvrachten<br />
De waterverontreiniging in de groente- en fruitverwerkende nijverheid wordt enerzijds<br />
veroorzaakt door uitloging van oplosbare (voornamelijk organische) bestanddelen (zo<strong>als</strong><br />
suikers en zetmeel) en anderzijds door de opname van bezinkbare deeltjes (zo<strong>als</strong> schillen,<br />
vliesjes, zandkorrels, ...). De kwaliteit (en ook de kwantiteit) van het afvalwater variëert met<br />
de seizoenen en wordt in sterke mate beïnvloed door het soort van groente of fruit dat<br />
verwerkt wordt.<br />
17<br />
Het probleem van de waterschaarste situeert zich voornamelijk in de provincies Oost- en West-Vlaanderen.<br />
18<br />
1985: ± 10 m³, 1991: ± 6,5 m³, nu: ± 4 m³<br />
Bron: PRESTI-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1996)<br />
19<br />
Vervuild hemelwater (b.v. afkomstig van parkings of vuile koeren) daarentegen wordt wel beschouwd <strong>als</strong><br />
bedrijfsafvalwater.
• Ter illustratie<br />
- in de zomer ontstaat een groot volume afvalwater dat eerder matig vervuild is;<br />
- in de winter is het volume afvalwater eerder gering maar sterk vervuild;<br />
- bladgroenten vergen veel water;<br />
- het afvalwater bij de verwerking van schorseneren bevat veel loog;<br />
- het afvalwater bij de verwerking van spinazie, bloemkolen en bonen is matig vervuild;<br />
- het afvalwater bij de verwerking van wortelen en erwten is meer verontreinigd;<br />
- …<br />
Additieven 20 (producten op basis van b.v. fosforzuur, silicaten, soda, oxidantia of<br />
complexerende middelen) en chemicaliën (herbi-, fungi- en insecticiden), die gebruikt worden<br />
tijdens de teelt van groenten en fruit, zijn mogelijk aanwezig en detecteerbaar in de<br />
afvalwaterstroom (na b.v. de primaire wassing). Meer gegevens hieromtrent zijn terug te<br />
vinden in hoofdstuk 6, paragraaf 6.1 ‘zwartelijststoffen gebruikt in de sector’. Daarnaast zijn<br />
ook kleine concentraties van een aantal zware metalen (zink, koper, nikkel, chroom, lood, …)<br />
terug te vinden in het effluent van bedrijven uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid.<br />
Deze zware metalen kunnen afkomstig zijn van:<br />
- leiding- of putwater;<br />
- grondstoffen;<br />
- procesapparatuur/installatie-onderdelen;<br />
- leidingen;<br />
- …<br />
2.9.3 Bodem<br />
Algemeen kan gesteld worden dat de kans op ernstige bodemverontreiniging door bedrijven<br />
uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid miniem is, gezien de aard van de aangewende<br />
producten en de toegepaste processen.<br />
Bodembelasting door de groente- en fruitverwerkende nijverheid kan ontstaan door de afzet<br />
van organisch afval en secundair gevormde producten, zo<strong>als</strong> slib 21 .<br />
De hoeveelheid organisch afval in de groente- en fruitverwerkende nijverheid wordt geschat<br />
op 20 % van het brutogewicht van de toegevoerde grondstof. Dit afval vindt voor ongeveer<br />
100 % een bestemming in de landbouw (b.v. veevoeders) 22 .<br />
Bij de interne behandeling (in afvalwaterzuiveringsinstallaties) van afvalwater in de groenteen<br />
fruitverwerkende nijverheid onstaat zuiveringsslib. Het overgrote deel (naar schatting<br />
97 %) van dit slib kan terug worden afgezet in de land- en tuinbouw.<br />
20 Bron: Paris Convention for the prevention of marine pollution. (1992); Canned food: water pollution from<br />
vegetable and fruit processing, industries: survey on elements of B.A.T.<br />
21 Er kunnen drie soorten slib onderscheiden worden:<br />
primair slib: zand, goed bezinkbare stoffen en organische bestanddelen<br />
slib afkomstig van aërobe waterzuiveringsinstallaties<br />
slib afkomstig van anaërobe waterzuiveringsinstallaties<br />
Bron: Verbist, S et al (1994)<br />
22 Mededeling door de heer Cools (VEGEBE/BELGAPOM)<br />
34
Opmerkingen:<br />
- gezien groente- en fruitafval niet opgenomen is in de lijst 23 van afv<strong>als</strong>toffen die in<br />
aanmerking komen voor gebruik <strong>als</strong> secundaire grondstoffen, in of <strong>als</strong> meststof of<br />
bodemverbeterend middel, is het uitrijden van dit afval, afkomstig van de verwerkende<br />
industrie, niet meer toegelaten in de akkerbouw; enkel oogstresten die vrijkomen op het<br />
landbouwbedrijf zelf kunnen op de eigen cultuurgrond worden toegepast;<br />
- niet-behandelde schilresten kunnen echter wel aangewend worden <strong>als</strong> veevoeder, voor het<br />
afvoeren van groente-afval naar de landbouw <strong>als</strong> veevoeder is een goedkeuring vereist van<br />
het Ministerie van Landbouw;<br />
- de afzet van slib op cultuurgrond is onderworpen aan het Mestdecreet 24 en haar<br />
uitvoeringsbesluiten; hiervoor is o.a. een gebruikscertificaat nodig 25 .<br />
Bodem en/of grondwater kunnen bovendien verontreinigd worden door anorganische<br />
verbindingen (b.v. stikstof en fosfor) in het afvalwater en door de uitloging van sappen.<br />
Vooral installaties die niet volledig waterdicht zijn (niet gebouwd in ondoordringbare<br />
kleilagen of waaraan geen technische aanpassingen gedaan zijn om de bodem<br />
ondoordringbaar te maken) zijn hiervoor verantwoordelijk.<br />
De oorzaak van mogelijke verontreiniging van bodem en/of grondwater met minerale oliën en<br />
aanverwanten dient gezocht te worden bij de volgende locaties:<br />
- brandstoftank en -pomp voor bedrijfsvoertuigen;<br />
- ketelkamer of - gebouw;<br />
- opslagplaatsen voor brandstof, olie en reinigingsmiddelen;<br />
- onderhoudsplaats voor machines en voertuigen;<br />
- …<br />
2.9.4 Energie<br />
Er dient voor de groente- en fruitverwerkende nijverheid een onderscheid gemaakt te worden<br />
tussen energieverbruik via elektriciteit enerzijds en via brandstof anderzijds.<br />
Elektriciteit wordt voornamelijk verbruikt voor:<br />
- koeling;<br />
- aandrijving van machines van de productieketen;<br />
- condensatoren;<br />
- compressoren;<br />
- oppompen van grondwater uit diepe sokkelboorputten (150 - 300 meter diepte);<br />
- beluchters van de waterzuivering;<br />
- …<br />
Fossiele brandstof (b.v. aardgas, stookolie, …) daarentegen wordt voornamelijk aangewend<br />
<strong>als</strong> energiebron voor het aanmaken van stoom (ongeveer 90 % van het totale<br />
brandstofverbruik), gebruikt in volgende processen:<br />
- stoomschillen;<br />
- blancheren;<br />
- steriliseren;<br />
23 VLAREA (1998), bijlage 4.1, afdeling 1<br />
24 Decreet van de Vlaamse Regering 23 januari 1991 (verontreiniging door meststoffen); Decreet van de<br />
Vlaamse Regering 20 december 1995 en decreet van de Vlaamse Regering 11 mei 1999 (wijziging<br />
Mestdecreet)<br />
25 VLAREA (1998), Hoofdstuk 4, Afdeling 4.3 en bijlage 4.1, afdeling 1
- pasteuriseren; enz.<br />
Daarnaast wordt brandstof ook gebruikt voor het aanmaken van warm water en het<br />
verwarmen van kantoren).<br />
De verbranding van (fossiele) brandstof gaat gepaard met de uitstoot van de<br />
verbrandingsgassen SO2, NOx en CO2.<br />
2.9.5 Geluid en trillingen<br />
Geluidsoverlast en trillingshinder vormen mogelijk een probleem voor bedrijven die gelegen<br />
zijn in een woonzone.<br />
Voor wat betreft geluidsbronnen dient een onderscheid gemaakt te worden tussen:<br />
• vaste bronnen: b.v. compressoren, ventilatoren, condensors, beluchtingsystemen, …<br />
• mobiele bronnen: b.v. laden en lossen van grond- en hulpstoffen, …<br />
2.9.6 Geur<br />
Mogelijke geurhinder in de groente- en fruitverwerkende nijverheid kan ontstaan tijdens het<br />
productieproces, tijdens de waterzuivering of tijdens de opslag van resten organisch afval of<br />
met organisch afval verontreinigde verpakking.<br />
a Geurhinder afkomstig van het productieproces<br />
De grondstoffen in de groente- en fruitverwerkende nijverheid bestaan voornamelijk uit<br />
organische verbindingen. Deze materialen kunnen ontbinden <strong>als</strong> gevolg van chemische<br />
omzetting of door microbiële afbraak. De aldus gevormde vluchtige organische stoffen<br />
(VOS) bezitten een typische geur en kunnen mogelijk geurhinder veroorzaken.<br />
b Geurhinder afkomstig van de afvalwaterzuivering<br />
Waterzuivering brengt een reëel risico op geurhinder met zich mee. Deze geurhinder kan<br />
ontstaan zowel tijdens het anaërobe zuiveringsproces, tijdens het aërobe zuiveringsproces of<br />
tijdens de stockage en de behandeling van het gevormde slib.<br />
Bij de anaërobe zuivering van afvalwater worden organische componenten omgezet in<br />
vluchtige vetzuren en amines. Daarnaast worden gassen zo<strong>als</strong> waterstofsulfide (H2S) en<br />
ammoniak (NH3) gevormd. Vooral de vluchtige vetzuren en het waterstofsulfide veroorzaken<br />
de typische ‘rotte-eieren-geur’.<br />
De aërobe zuivering veroorzaakt in normale omstandigheden (voldoende beluchting, geen<br />
overbelasting, …) geen geurhinder.<br />
Tijdens de slibstockage wordt het slib verder anaëroob afgebroken. Hierbij ontstaan eveneens<br />
vluchtige vetzuren, amines en waterstofsulfide.<br />
c Geurhinder afkomstig van opslag van resten organisch afval<br />
Groente-afval, gestockeerd in de buitenlucht, kan aanleiding geven tot geurhinder.<br />
2.9.7 Lucht<br />
36
Algemeen is het aandeel van emissie naar de lucht, door bedrijven uit de groente- en<br />
fruitverwerkende nijverheid, erg gering. Naast de geuremissie kunnen luchtemissies via<br />
stookinstallaties, koelmiddelen en methaangasproductie worden onderscheiden.<br />
2.9.8 Conclusie<br />
Het belangrijkste milieu-aspect voor de groente- en fruitverwerkende nijverheid is de<br />
waterproblematiek, met name het waterverbruik en de hoeveelheid en de belasting van het<br />
geproduceerde afvalwater.<br />
Daarnaast vormt de afv<strong>als</strong>troom voor de groente- en fruitverwerkende nijverheid een<br />
belangrijk aandachtspunt. Aangezien het voornamelijk groente-afval betreft (organisch<br />
materiaal; is qua samenstelling niet milieuschadelijk), kan de geproduceerde hoeveelheid een<br />
probleem vormen. De afzetmogelijkheden (b.v. naar de landbouw <strong>als</strong> veevoeder) van dit<br />
afval kunnen voor een bijkomend probleem zorgen 26 .<br />
26 Voorbeeld: wortelschillen (na stoomschillen) hebben een zeer lage voedingswaarde
HOOFDSTUK 3: PROCESBESCHRIJVINGEN, MILIEU-ASPECTEN<br />
EN MOGELIJKE MILIEUMAATREGELEN<br />
Processen in de groente- en fruitverwerkende nijverheid hebben <strong>als</strong> voornaamste doel het<br />
realiseren van een langere houdbaarheid van producten uit de land- en tuinbouw. Tevens<br />
tracht men de producten geschikt te maken voor directe consumptie.<br />
Globaal gezien kan -voor de groente- en fruitverwerkende nijverheid in zijn geheel- het<br />
eigenlijke productieproces onderverdeeld worden in een zestal processtappen:<br />
- lossen / opslag en bemonsteren van grond- en hulpstoffen<br />
- voorbewerking<br />
- blancheren<br />
- verduurzamen door conservering<br />
- verpakken<br />
- reinigen / ontsmetten van productie-installaties<br />
Daarnaast zijn er nog een aantal aspecten, die van belang zijn in het kader van het<br />
productieproces:<br />
- transport van plantaardig materiaal tussen de verschillende deelprocessen<br />
- koelen en conditioneren van ruimten<br />
- productie van warm water en stoom<br />
- afvalwaterzuivering en slibverwerking<br />
- watergebruik en -hergebruik<br />
De verschillende processtappen bij de productie van diepvriesgroenten 27 worden schematisch<br />
voorgesteld in figuur 3.1.<br />
Het proces van de groenteconservenproductie 28 verloopt zo<strong>als</strong> voorgesteld in figuur 3.2.<br />
Het schilprocédé voor de aardappelen 29 omvat de processtappen zo<strong>als</strong> voorgesteld in figuur<br />
3.3.<br />
De verwerking van aardappelen tot diepvriesproducten is in grote lijnen vergelijkbaar met de<br />
verwerking van groenten en fruit (diepvries), uitgezonderd een aantal bijkomende<br />
processtappen. Een schematisch overzicht van de opeenvolgende processtappen wordt<br />
weergegeven in figuur 3.4.<br />
De processchema’s voor de productie van fruit- en groentesappen vertrekkende van verse of<br />
diepvriesproducten, respectievelijk concentraten of sappen die in Vlaanderen worden<br />
toegepast, zijn weergegeven in de figuren 3.5 en 3.6 30 .<br />
27<br />
Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996)<br />
28<br />
Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996)<br />
29<br />
Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf’ (1997)<br />
30<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />
38
In de volgende paragrafen volgt de bespreking van de bovenvermelde processtappen en de<br />
voornaamste procesaspecten. Bovendien wordt een overzicht gegeven van de<br />
milieuvriendelijke technieken, die ingezet kunnen worden om eventuele milieuproblemen,<br />
verbonden aan de respectievelijke processen te verminderen of te vermijden.
aanvoer<br />
voorreiniging<br />
sorteren<br />
wassen<br />
schillen<br />
ontbladeren<br />
doppen<br />
snoeien<br />
punten<br />
versnijden, sorteren (dikte), uitlezen<br />
koel<br />
Figuur 3.1: Processchema diepvriesgroenten<br />
blancheren<br />
sorteren (lengte), vormen<br />
uitlekken<br />
invriezen<br />
Opslag in bulk<br />
mengen<br />
verpakken<br />
opslag<br />
transport<br />
40
aanvoer<br />
voorreiniging<br />
sorteren<br />
wassen<br />
schillen<br />
ontbladeren<br />
doppen<br />
snoeien<br />
punten<br />
versnijden, sorteren, uitlezen<br />
blancheren<br />
spoelen, sorteren (dikte)<br />
vullen blik/glas<br />
steriliseren/pasteuriseren<br />
koelen<br />
opslag<br />
transport<br />
Figuur 3.2: Processchema groentenconserven
aanvoer<br />
voorreiniging<br />
sorteren<br />
wassen<br />
schillen<br />
ontpitten<br />
versnijden<br />
wassen<br />
sorteren<br />
verpakken<br />
opslag<br />
transport<br />
Figuur 3.3: Processchema geschilde aardappelen<br />
42
aanvoer<br />
stockage<br />
voorreiniging<br />
sorteren<br />
zoutbad<br />
wassen<br />
schillen<br />
ontpitten<br />
bewaarbad<br />
conditioneerbad<br />
versnijden<br />
wassen<br />
sorteren<br />
blancheren<br />
dipbad<br />
drogen<br />
voorbakken<br />
ontvetten<br />
koelen<br />
invriezen<br />
verpakken<br />
opslag<br />
transport<br />
Figuur 3.4: Processchema aardappelproducenten
Aanvoer vers fruit<br />
Storten in bunker<br />
Blancheren<br />
Voorsnijden<br />
Malen<br />
Persen of Decanteren<br />
Enzyme behandeling<br />
Filtreren<br />
Toevoeging klaringsmiddelen<br />
Pasteuriseren/sterilis<br />
Afvullen<br />
Afkoelen<br />
Stockeren<br />
Figuur 3.5: Vereenvoudigd processchema voor de productie van fruit- en groentesappen<br />
vertrekkende van verse of diepvries producten.<br />
: maakt meestal deel uit van het productieproces<br />
: maakt soms deel uit van het productieproces<br />
Indampen<br />
Aroma terugwinning<br />
Stockeren<br />
44
Fruit- en groentesappen Concentraten<br />
Toevoeging<br />
klaringsmiddelen<br />
Pasteuriseren/<br />
Steriliseren<br />
Afvullen<br />
Afkoelen<br />
Stockeren<br />
Water toevoeging<br />
Figuur 3.6: Vereenvoudigd processchema voor de productie van fruit- en groentesappen<br />
vertrekkende van concentraten of sappen
3.1 Aanvoeren, lossen, opslaan en bemonsteren van grond- en hulpstoffen<br />
3.1.1 Procesbeschrijving<br />
Het transport van grond- en hulpstoffen gebeurt met behulp van vrachtwagens of<br />
landbouwtractoren. De aangevoerde goederen (groenten, fruit en aardappelen) zijn meestal<br />
verpakt in bulk of in houten kratten (300-400 kg). De aanvoer van concentraten en sommige<br />
sappen (fruit) gebeurt meestal in metalen vaten van ± 200 liter. In de metalen vaten zijn de<br />
producten eerst verpakt in polyethyleen zakken.<br />
Producten die ingepakt afgeleverd worden, worden meestal direct ontdaan van hun secundaire<br />
of tertiaire verpakking, alvorens ze worden gestockeerd.<br />
Aangevoerde groenten en fruit worden ofwel direct verwerkt ofwel gedurende beperkte tijd<br />
(maximaal 1 dag om rotting te voorkomen) bewaard.<br />
Aardappelen daarentegen kunnen gedurende langere tijd bewaard worden. Hiertoe worden ze<br />
in speciale bewaarloodsen opgeslagen, voorzien van een klimaatregeling (optimale<br />
temperatuur en vochtigheidsgraad). Bij de bewaring van aardappelen worden ook technische<br />
hulpmiddelen, zo<strong>als</strong> kiemremmers (b.v. chloorprofam (CIPC)) gebruikt.<br />
In sommige gevallen komen de sappen en / of concentraten ingevroren binnen. Dan worden<br />
deze, door ze een nacht op kamertemperatuur te laten, voldoende ontdooid, zodat het ijsblok<br />
gemakkelijk loskomt van zijn verpakking. Via een heftuig, wordt het metalen vat opgeheven<br />
en het ijsblok in een ijsbreker gekipt. Een ijsbreker bestaat uit een ton van roestvrij staal,<br />
waarbinnen een reeks traag draaiende armen, het ijsblok in stukken breekt.<br />
Ter controle van de kwaliteit worden de aangeleverde producten bemonsterd. Grondstoffen<br />
die niet aan de kwaliteitseisen voldoen worden geweigerd (ofwel teruggenomen door de<br />
leverancier ofwel weggehaald door de landbouwers). Beschadigde grondstoffen worden<br />
uitgesorteerd en <strong>als</strong> veevoeder gebruikt.<br />
3.1.2 Milieu-aspecten<br />
De belangrijkste afval- en emissiestromen, die eigen zijn aan deze processtap zijn de<br />
productie van een aanzienlijke hoeveelheid afval (groente- en fruitresten en<br />
verpakkingsafval), geurhinder, geluidsoverlast en een groot energieverbruik. De maatregelen<br />
die toegepast kunnen worden om de verschillende afval- en emissiestromen, eigen aan deze<br />
processtap, te beperken / voorkomen, staan samengevat in onderstaande paragraaf.<br />
3.1.3 Milieuvriendelijke technieken<br />
• ter voorkoming / beperking van organisch afval:<br />
- afspraken maken met de teler / leverancier inzake oogsttijdstip,<br />
oogstprocedure, bemesting, pesticidegebruik, teeltbewerking, …<br />
- vertrekken van een schone grondstof, met minimale hoeveelheid vuil en<br />
bestrijdingsmiddelen 31<br />
- zandwinninginstallatie, bestemd voor het scheiden van tarra die vrijkomt bij de<br />
verwerking van o.a. aardappelen, waarbij het afgescheiden zand kan worden<br />
hergebruikt 32<br />
31<br />
Bron: Verbist, S. et al (1994), Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’<br />
(1996)<br />
32<br />
Bron: VAMIL-milieulijst (augustus 1998)<br />
46
- afscheider voor het verwijderen van fijn organisch materiaal bij de invoer van<br />
o.a. aardappelen in de fabriek 33<br />
- minder bemonsteren en bemonsterd materiaal hergebruiken 34,35<br />
- minimaliseren van de stock (grondstoffen), om veroudering / rotting te<br />
voorkomen<br />
- aangevoerde goederen onmiddellijk verwerken, om verlies aan grondstoffen te<br />
beperken (opslag vermijden, afhankelijk van de bewaringstermijn van de verse<br />
goederen)<br />
- opslag van grondstoffen op een zuivere binnenkoer, in de schaduw<br />
- opslag van grondstoffen in laadbakken 36<br />
• ter voorkoming / beperking van industrieel afval (verpakkingsafval zo<strong>als</strong> karton, plastic,<br />
metaal, hout, …):<br />
- hulpstoffen aankopen in bulk 37<br />
- gescheiden inzameling van verpakkingsmateriaal 38 :<br />
* recycleerbare verpakking ↔ niet-recycleerbare verpakking<br />
* plastic- en papierafval dat in aanmerking komt voor recyclage samenpersen<br />
• ter voorkoming / beperking van geurhinder:<br />
- achterblijvende groente- en fruitresten na verwerking van de opgeslagen<br />
groenten zo snel mogelijk verwijderen<br />
• ter voorkoming / beperking van geluidsoverlast:<br />
- motor en koelaggregaat van de vrachtwagen afzetten tijdens het lossen / laden 39<br />
- plaatsen van geluidskappen zodat tijdens het koeltrekken van de laadruimte van<br />
de vrachtwagen minder geluidsoverlast plaatsheeft<br />
• ter beperking van het energieverbruik:<br />
- ventilatie beperken door de overgang tussen de laadruimte van de vrachtwagen<br />
en de opslagplaats van een goede sluiting te voorzien<br />
- deuren en ramen zoveel mogelijk gesloten houden om verlies aan koude te<br />
beperken 40<br />
- snelsluitende en goed isolerende deuren plaatsen tussen ruimten met<br />
verschillende temperatuur 41<br />
33 Bron: VAMIL-milieulijst (augustus 1998)<br />
34 Bron: Tahon, K. (1993), Verbist, S. et al (1994)<br />
35 Elk bedrijf is verplicht een HACCP-plan uit te werken, dat gericht is op een systematische continue controle<br />
van de meest kritieke punten in het productieproces. Mondelinge mededeling door de heer Cools<br />
(VEGEBE/BELGAPOM) (dd. 27/10/98).<br />
36 Mondelinge mededeling door de heer Corstjens (Scana Noliko, Bree) (dd. 14/09/98)<br />
'Laadbakken' wordt hier gebruikt in vervanging van 'containers'<br />
37 Bron: Tahon, K. (1993), Verbist, S. et al (1994)<br />
38 Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />
39 Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />
40 Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />
41 Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)
3.2 Voorbewerking<br />
3.2.1 Procesbeschrijving<br />
Alvorens groenten, fruit en aardappelen verwerkt worden, ondergaan ze een aantal<br />
voorbehandelingsstappen. Deze voorbehandelingsstappen zijn o.a. gericht op het verwijderen<br />
van oneetbare en / of ongewenste delen en het voorbereiden van de grondstof voor verder<br />
verwerking. Welke voorbereidingsstappen doorlopen worden zijn productspecifiek en<br />
bovendien afhankelijk van het gewenste eindproduct (zie figuren 3.1-3.6).<br />
3.2.1.1 Voorbereidingsstappen bij diepvriesgroenten<br />
a Sorteren<br />
Het doel van het sorteren is het verwijderen van onzuiverheden zo<strong>als</strong> grondstoffen met rotte<br />
plekken, insecten, stenen, grondpartikels, enz.<br />
b Wassen<br />
Om zand en organisch materiaal te verwijderen worden de meeste grondstoffen voorgewassen<br />
en gewassen. Als eerste waswater kan gebruik gemaakt worden van regenwater, vijverwater,<br />
water afkomstig van andere productieprocessen of gezuiverd afvalwater. De grondstoffen<br />
worden gewassen ofwel volgens het tegenstroomprincipe (water en grondstoffen stromen<br />
tegen mekaar in) ofwel door hoge druk reiniging. Om besmetting van micro-organismen<br />
tegen te gaan worden aan het waswater desinfectantia 42 toegevoegd.<br />
c Schillen 43<br />
De verschillende schiltechnieken die aangewend kunnen worden voor het schillen van<br />
aardappelen, groenten en fruit worden in onderstaande paragrafen kort besproken. Na het<br />
schillen worden de producten van hun schilresten ontdaan door wrijving met borstels.<br />
• schillen door middel van heet water met loog<br />
De schillen (b.v. schorseneren, …) worden losgeweekt in een hete loogoplossing (0,3- 9%<br />
NaOH 44 , afhankelijk van product en kwaliteit) bij een temperatuur van 60 tot 90 °C en nadien<br />
verwijderd met behulp van roterende wassers of borstelmachines 45 .<br />
• stoomschillen<br />
Bij dit proces worden de schillen losgeweekt door een stoombehandeling. Stoom die op het<br />
product geblazen wordt, dringt doorheen de schil en laat ze loskomen.<br />
• schillen door middel van carborundum<br />
Carborundum (siliciumcarbide (SiC)) 46 is een harde siliciumverbinding. Korrels van dit<br />
materiaal worden met een speciale lijm vastgehecht aan een rol of plaat. Door het te schillen<br />
product in contact te brengen met deze rol of plaat wordt de schil afgeschraapt.<br />
42<br />
Producten op basis van b.v. fosforzuur, silicaten, …<br />
43<br />
Bij de aardappelschilbedrijven is het schillen uiteraard de hoofdactiviteit<br />
44<br />
Alternatief: schillen met KOH.<br />
45<br />
Bron: Handboek milieuvergunningen (1998)<br />
46<br />
Bron: Heuvelman, E.H. en Matthijsen, A.J.C.M., Productie van siliciumcarbide, Procesbeschrijvingen<br />
Industrie, SPIN-rapport (1993)<br />
48
• mechanische schillen<br />
Grondstoffen worden met behulp van rollen of platen, waarop messen gemonteerd zijn<br />
van hun schil ontdaan. Als gevolg van de lange verblijftijd van de producten in het<br />
schilsysteem om een volledige schilling te waarborgen, zijn de verliezen vrij hoog.<br />
• droogschillen<br />
Bij droogschillen wordt geen water toegevoegd tijdens het schilproces; er ontstaat een<br />
vochtige brij met geconcentreerd contactwater. Belangrijk aandachtspunt is het aspect<br />
hygiëne (contaminatie). Ter voorkoming van microbieel bederf dient het product na het<br />
schillen onmiddellijk gekoeld te worden.<br />
d Ontbladeren, doppen, snoeien of punten<br />
Doppen (b.v. tuinbonen, witte en bruine bonen en doperwten), ontbladeren (b.v. prei, kool en<br />
spruiten), snoeien of punten (b.v. prei, bloemkool en snijbonen) zijn mechanische<br />
bewerkingen, die een kleine hoeveelheid spoelwater behoeven. De tijdens deze processen<br />
gevormde schillen, bladeren en doppen (10-30% van de bruto verwerkte hoeveelheid 47 )<br />
kunnen eenvoudig worden afgevangen in bezinkvaten of met zeven.<br />
e Versnijden<br />
Groenten en fruit welke niet bestemd zijn voor de sapproductie 48 worden versneden (bij<br />
groenten voor het blancheren, bij fruit voor het conserveren). Het snijden gebeurt met behulp<br />
van snijmachines.<br />
3.2.1.2 Voorbereidingsstappen bij groente- en fruitconserven<br />
a Voorreiniging<br />
In sommige gevallen worden de grondstoffen in watertanken opgeslagen, waarbij bezinkbaar<br />
materiaal wordt afgescheiden.<br />
In de praktijk gebeurt (intern) transport van de grondstoffen meestal ondergronds via<br />
waterkanalen, waarbij het materiaal een eerste wasbeurt krijgt.<br />
b Sorteren; wassen; schillen; ontbladeren, doppen, snoeien of punten; versnijden<br />
Zie paragraaf 3.2.1.1<br />
c Sorteren, uitlezen<br />
Schorseneren en wortelen worden voor het blancheren op lengte gesorteerd. Daarna gebeurt<br />
het (geautomatiseerd) uitlezen en de verwijdering van 'defecte' producten.<br />
d Ontstenen<br />
Bepaalde fruitsoorten (b.v. krieken) dienen ontsteend te worden alvorens verder verwerkt te<br />
worden.<br />
47 Bron: Handboek milieuvergunningen (1998)<br />
48 Bron: Verbist, S. et al (1994)
3.2.1.3 Voorbereidingsstappen bij geschilde aardappelen<br />
a Voorreiniging<br />
Zie paragraaf 3.2.1.2<br />
b Sorteren; Wassen; Schillen<br />
Zie paragraaf 3.2.1.1<br />
c Ontpitten<br />
Aardappelen worden na het schillen onderworpen aan een schilcontrole; eventueel aanwezige<br />
pitten (gekleurde spots) in aardappelen worden manueel verwijderd.<br />
d Versnijden<br />
Zie paragraaf 3.2.1.1<br />
De (vers) geschilde aardappelen worden eventueel versneden tot b.v. frieten of andere vormen<br />
voor kookaardappelen.<br />
e Wassen<br />
Zie paragraaf 3.2.1.1<br />
f Sorteren<br />
Na het versnijden van de aardappelen tot b.v. frieten vindt een uitsortering naar grootte plaats<br />
(b.v. homogene kwaliteit naar lengte van het product).<br />
3.2.1.4 Voorbereidingsstappen bij verwerkte aardappelen<br />
a Voorreiniging<br />
Zie paragraaf 3.2.1.2<br />
b Sorteren<br />
Zie paragraaf 3.2.1.1<br />
c Zoutbad<br />
'Glazen' aardappelen (aardappelen van de tweede generatie, ontstaan uit kieming van de eerste<br />
generatie) zijn onvoldoende ontwikkeld en vertonen een lagere densiteit dan een normale<br />
aardappel. Wanneer de aardappelstroom doorheen een zoutbad (met welbepaalde densiteit)<br />
wordt gestuurd, kunnen de 'glazen' aardappelen, die zich aan de oppervlakte van het bad<br />
bevinden, worden verwijderd.<br />
d Wassen; Schillen<br />
Zie paragraaf 3.2.1.1<br />
e Ontpitten<br />
Zie paragraaf 3.2.1.3<br />
f Bewaren<br />
Geschilde en ontpitte aardappelen, die verder verwerkt dienen te worden, worden onder water<br />
bewaard (buffer in het productieproces) ter voorkoming van oxidatieprocessen.<br />
50
g Conditioneren<br />
Conditioneren heeft <strong>als</strong> doel het voorkomen dat het zetmeel gaat verstijfselen en het<br />
gelijkmatig opwarmen (voorverwarmen) van de aardappel (egalisering van het snijvlak).<br />
h Versnijden<br />
Zie paragraaf 3.2.1.3<br />
i Wassen<br />
Zie paragraaf 3.2.1.1<br />
j Sorteren<br />
Zie paragraaf 3.2.1.3<br />
3.2.1.5 Voorbereidingsstappen bij fruit- en groentesappen (vertrekkende van verse of<br />
diepvriesproducten) 49<br />
a Storten in bunker/voorreiniging<br />
Fruit afkomstig van boomgaarden wordt meestal ter plaatse met schoon water gewassen<br />
alvorens het wordt getransporteerd. Bij aankomst in de fabriek worden fruit en groenten in<br />
een bunker gestort. In sommige gevallen wordt het fruit in watertanken opgeslagen, waarbij<br />
materiaal afkomstig van de boomgaard bezinkt.<br />
Intern transport gebeurt meestal ondergronds via waterkanalen, waarbij het fruit tegelijk een<br />
wasbeurt krijgt. Het water gebruikt voor transport is meestal grondwater, heeft geen<br />
voorbehandeling nodig, wordt continu herbruikt en pas op het einde van een werkdag<br />
geloosd.<br />
b Voorsnijden<br />
Een voorsnijder is nodig voor harde fruitsoorten, zo<strong>als</strong> appelen en peren. De grondstoffen<br />
worden in kleine stukken versneden, zodat deze gemakkelijker gemalen worden.<br />
c Malen<br />
De functie van de fruit- en groentemolen is het product te reduceren tot moes. Het sap kan dan<br />
met maximale rendement uit het moes geperst worden. Malen is een essentiële stap voor fruit<br />
zo<strong>als</strong> appelen, die een te stevige textuur hebben om er rechtstreeks sap uit te persen. Bij<br />
zachte soorten zo<strong>als</strong> druiven, citrusachtigen of bessen is het fijn stampen reeds voldoende.<br />
Licht puin, zo<strong>als</strong> stelen en bladeren, worden verwijderd door het fruit te laten passeren door<br />
een roterend geperforeerde trommel. Hierdoor valt het tot moes geslagen fruit door de<br />
perforaties van de trommel, terwijl de hardere stelen en bladeren in de trommel blijven. Door<br />
een optimale hoek te gebruiken, kan dit afval gemakkelijk verzameld worden.<br />
De keuze van een molen is voornamelijk afhankelijk van de te verwerken fruitsoort en de<br />
toepassing van het gemalen product.<br />
49<br />
BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)
In Vlaanderen wordt voor het malen volgende techniek gebruikt:<br />
- Meertrapsmolen met vaste mes<br />
Andere technieken zijn:<br />
- Getande messen molen;<br />
- Hamer molen;<br />
- Molen voor steenvruchten;<br />
- Molen voor druiven.<br />
Voor een beschrijving van de molens zie techniekblad 39.<br />
d Persen of decanteren<br />
Voor het persen passen de Vlaamse fruitsappenproducenten de bandpers toe (techniekblad<br />
40).<br />
Andere technieken zijn:<br />
- Horizontale draaipers (techniekblad 41);<br />
- Pakpers (techniekblad 42);<br />
- Schroefpers (techniekblad 43).<br />
In plaats van het fruitmoes te persen kan het gedecanteerd worden (techniekblad 44). Na het<br />
malen kan het sap naar een voorontsapper gaan, die het sap scheidt van de vaste bestanddelen.<br />
Het sap wordt opgeslagen in een tank, de rest gaat naar de decanter om nog verder ontsapt te<br />
worden.<br />
e Voorbehandeling met pectolytische enzymen 50<br />
Elke fruitsoort bevat het natuurlijke verdikkingsmiddel pectine. Hierdoor laat het fruit niet zo<br />
eenvoudig haar sappen vrij bij het malen of persen. In de loop der jaren zijn verschillende<br />
enzymen ontwikkeld die pectine uit de vruchten halen, zodat het sap beter af te scheiden is.<br />
Appelen en peren kunnen in principe vers geperst worden, zonder het gebruik van enzymen.<br />
Na een opslagperiode is de celstructuur echter veranderd en komen de sappen niet meer zo<br />
gemakkelijk vrij. Bij andere fruitsoorten, zo<strong>als</strong> framboos, zwarte bes, aardbei, kers en pruim,<br />
worden de sappen vastgehouden in de celstructuur. Hulpmiddelen zijn hier wel noodzakelijk.<br />
Pectolytische enzymen, toegediend onder gekende concentraties en onder de juiste condities,<br />
kunnen de celstructuur en / of de opgeloste pectinen afbreken, waardoor de sappen<br />
gemakkelijker wegvloeien.<br />
Men voegt het enzym toe na het op temperatuur brengen van het fruitmoes. De celstructuur<br />
zal pas 1 à 2 uur later verbroken worden. Om optimale enzymcondities en maximale<br />
persefficiëntie te garanderen, moeten in de reactietank isolatie, agitatie en mogelijk<br />
verwarmde elementen voorzien worden.<br />
Eventueel kan een continu proces worden voorzien door de enzymen bij het maalproces te<br />
injecteren.<br />
Het grootste nadeel van de enzymen is hun hoge kostprijs, in vergelijking met de prijs van het<br />
fruit. In sommige gevallen kan het rendement met 20% stijgen maar stijgt tevens de kostprijs<br />
met 20%.<br />
Bovendien kan door het gebruik van enzymen, het fruitmoes te glibberig en moeilijk<br />
handelbaar worden. Bij pakpersen kan het moes uit de kaders geperst worden, en bij<br />
bandpersen kan ze mogelijk niet efficiënt door de rollen gestuwd worden.<br />
50<br />
De enzymatische behandeling vindt plaats, afhankelijk van het productieproces, vóór, tijdens of na het malen,<br />
persen en decanteren.<br />
52
f Filtreren<br />
Na het persen of decanteren wordt het sap gefiltreerd bij temperaturen van 40°C tot 70°C,<br />
waarbij het cel- en het colloïdaal materiaal, <strong>als</strong> gevolg van de temperatuur, uitvlokt. Voor een<br />
hoogwaardige kwaliteit geschiedt het verwerken van vruchtensappen wel onder uitsluiting<br />
van lucht omdat tijdens het filtreren en steriliseren, vitamine C door lucht wordt afgebroken<br />
en kleur- en smaakveranderingen ontstaan 51 . Om een betere filtratie mogelijk te maken<br />
worden, indien nodig, klaringsmiddelen toegevoegd. Hierdoor klonteren kleine deeltjes aan<br />
elkaar.<br />
In Vlaanderen past men volgende technieken toe voor het filtreren van de sappen:<br />
- Kamerfilterpers (zie techniekblad 46);<br />
- Centrifuge (zie techniekblad 47);<br />
- Bladfilter (zie techniekblad 48);<br />
- Membraanfilter (zie techniekblad 49).<br />
Andere mogelijke filtertechnieken zijn:<br />
- Kaarsfilter (zie techniekblad 50);<br />
- Vibrerende membraan filter (zie techniekblad 51);<br />
- Vacuümdraaifilter (zie techniekblad 52).<br />
g Indampen (enkel toegepast in de bereiding van concentraten):<br />
Voor het vervaardigen van geconcentreerde sappen wordt gebruik gemaakt van<br />
verdampingstechnieken, waarbij de vluchtige aroma's worden teruggewonnen door destillatie<br />
(zie paragraaf 'Aromaterugwinning').<br />
De basisvereiste voor het indampen van vruchtensappen is dat het proces zo weinig mogelijk<br />
thermische degradatie veroorzaakt en dat, indien nodig, vluchtige bestanddelen die het aroma<br />
van de sappen mee bepalen, kunnen worden teruggewonnen uit het destillaat.<br />
Men past volgende techniek toe voor het indampen van de sappen:<br />
- Buizenverdamper (zie techniekblad 53);<br />
- Platenverdamper (zie techniekblad 54);<br />
- Centrifugale verdamper (zie techniekblad 55).<br />
h Aroma terugwinning (enkel toegepast in de bereiding van concentraten)<br />
Aroma's worden tijdens het productieproces op twee niveaus teruggewonnen 52 :<br />
1. Tijdens het indampen van sappen tot concentraten verdampt een deel van de aroma's.<br />
Tijdens deze stap kunnen de aroma's worden teruggewonnen via condensatie (Vlaanderen)<br />
of destillatie.<br />
2. Tijdens het pasteuriseren van de sappen verdampt een hoeveelheid aroma's. Deze aroma's<br />
worden teruggewonnen via condensatie.<br />
i Toevoeging van klaringsmiddelen<br />
Voor de productie van sappen en concentraten die uiterst hoge kwaliteitseisen nastreven in<br />
verband met stabiliteit en kleur, zijn naast ultrafiltratie 53 , nog bijkomende productiestappen<br />
nodig.<br />
51 Bron: Handboek Milieuvergunningen (1998)<br />
52 Voor een vergelijking van de aromaterugwinningstechnieken: zie de techniekblad 57<br />
53 Met alleen ultrafiltratie, wordt geen kleurstandaardisatie bereikt en afhankelijk van het gebruikt vers<br />
materiaal, evenmin een langdurige stabiliteit van het eindproduct.
Er bestaan verschillende technologieën die hetzelfde doel nastreven, namelijk het reduceren<br />
of, indien mogelijk, het volledig elimineren van de kleurcomponenten en de mogelijke<br />
turbiditeitsagenten 54 , zonder dat het product aan kwaliteit verliest.<br />
In de vruchtensappenindustrie zijn volgende behandelingen gekend:<br />
- stabilisatie en ontkleuring van heldere sappen (appel-, peren- en witte druivensappen);<br />
- verwijderen van bittere componenten zo<strong>als</strong> limonin en naringin (citrusvruchtensappen).<br />
Turbiditeit bij vruchtensappen wordt voornamelijk veroorzaakt door complexen van<br />
gepolymeriseerde taninen 55 en proteïnen. De meeste proteïnen zijn reeds via ultrafiltratie<br />
geëlimineerd. Om de concentratie aan taninen te reduceren is een bijkomende behandeling<br />
nodig, toegepast vóór of na het ultrafiltreren.<br />
Behandelingen vóór ultrafiltratie<br />
- Partiële klaring (met bentoniet, gelatine, silica en /of actieve kool);<br />
- Moes Oxidatie;<br />
- Toevoegen van Polyfenol Oxidase.<br />
Behandelingen na ultrafiltratie:<br />
- Actieve Koolstof;<br />
- PVPP behandeling 56 ;<br />
- Nanofiltratie;<br />
- Adsorptiebehandeling.<br />
Voor een vergelijking van de bovenstaande behandelingstechnieken wordt verwezen naar<br />
techniekblad 56.<br />
Sommige processen kunnen op zich de stabiliteit verbeteren. Nochtans gebruikt men<br />
gewoonlijk een combinatie van verschillende technieken om te voldoen aan de hoge<br />
kwaliteitseisen.<br />
Indien ultrafiltratie gevolgd wordt door membraanfiltratie met kleine poriën (bijvoorbeeld<br />
nanofiltratie), is er wel een reductie van troebelvorming, maar de stabiliteit voor bewaring is<br />
niet verbeterd tenzij de concentratie aan polyfenolen laag is. Een excellente stabiliteit van<br />
appelsappen wordt verkregen door combinatie van ultrafiltratie met adsorptiebehandeling met<br />
harsen.<br />
3.2.1.6 Voorbereidingsstappen: fruit- en groentesappen (vertrekkende van concentraten of<br />
sappen)<br />
a Toevoeging van water aan concentraten<br />
Bij de productie van fruit- en groentesappen vertrekkende van concentraten, wordt<br />
behandeld 57 leidingwater toegevoegd.<br />
Bij de bereiding van fruit- en groentesappen, vertrekkende van kant en klare sappen valt deze<br />
processtap weg.<br />
54<br />
Turbiditeitsagenten zijn microscopische deeltjes die verantwoordelijk zijn voor de troebelheid van een sap.<br />
55<br />
Taninen zijn bittere, complexe aromatische componenten aanwezig in planten.<br />
56<br />
Poly Vinyl Poly Pyrrolidone.<br />
57<br />
De aard van de watervoorbehandeling hangt af van de kwaliteit van het water. Zandfiltratie kan gebruikt<br />
worden om onopgeloste deeltjes, actieve koolfiltratie om kleurcomponenten en membraanfiltratie om<br />
opgeloste zouten uit het water te verwijderen. In sommige bedrijven wordt het water vooraf<br />
gedemineraliseerd, via harsen of omgekeerde osmose.<br />
54
Toevoeging van klaringsmiddelen<br />
Zie paragraaf 3.2.1.5<br />
3.2.2 Milieu-aspecten<br />
Tijdens de voorbehandeling wordt een aanzienlijke hoeveelheid afval (groenteresten)<br />
geproduceerd en is de kans op geurhinder reëel. Tijdens het wassen en schillen van de<br />
grondstoffen vormen vooral het waterverbruik en de belasting van het geproduceerde<br />
afvalwater een belangrijk aandachtspunt. Verder dient opgemerkt te worden dat<br />
voorbehandelingsprocessen zo<strong>als</strong> b.v. schillen en indampen (bereiding van<br />
vruchtenconcentraten) een aanzienlijke hoeveelheid energie vereisen. Bij het indampen tot<br />
concentraten is bovendien een aanzienlijke hoeveelheid koelwater nodig 58 . In onderstaande<br />
paragraaf wordt een overzicht gegeven van de maatregelen die dienen toegepast te worden om<br />
de verschillende afval- en emissiestromen, eigen aan deze processtap, te beperken /<br />
voorkomen.<br />
3.2.3 Milieuvriendelijke technieken<br />
• ter voorkoming / beperking van organisch afval:<br />
- sorteer- en morsverliezen beperken door kwaliteitszorg bij de teler / leverancier<br />
(aanleveren grondstoffen in optimale toestand)<br />
- sorteer- en morsverliezen beperken door plaatsen van opvangbakken en / of<br />
spatschermen<br />
- afvoer van niet-behandelde groente- en fruitresten naar de landbouw <strong>als</strong><br />
veevoeder (zie opmerking hoofdstuk 2, paragraaf 2.9.3)<br />
- selecteren van de grondstoffen naar grootte, om de hoeveelheid schilafval te<br />
beperken 59<br />
• ter voorkoming / beperking van geurhinder:<br />
- dagelijks ledigen van uitgesorteerde groenten en fruit, schil- en snijresten en<br />
organisch afval 60<br />
• ter beperking van watergebruik:<br />
- droog, mechanisch transport (zie paragraaf 3.8)<br />
- recycleren van transportwater (zie paragraaf 3.8 en 3.11)<br />
- grondstof (b.v. aardappelen) drogen en mechanisch van vuil ontdoen 61<br />
- schillen door middel van heet water met loog 62<br />
- schillen met behulp van stoom<br />
- schillen door middel van carborundum<br />
- mechanische schillen<br />
- droogschillen<br />
- schillen (na stoomschillen) verwijderen m.b.v. borstelband ipv water 63<br />
58<br />
Voor het indampen van vochtrijke producten is 0,5 – 1 MJ per kilo water een gangbare waarde. Voor het<br />
onttrekken van de laatste hoeveelheden vocht, is een veelvoud vereist (5-10 MJ/kg). Essentieel hierbij zijn de<br />
eisen van het specifiek product, de productkwaliteit en de hygiëne.<br />
59<br />
Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf’ (1997)<br />
60<br />
zie opmerking hoofdstuk 2, paragraaf 2.9.6<br />
61<br />
Bron: Tahon, K. (1993), Verbist, S. et al (1994)<br />
62<br />
Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)
• ter beperking van de belasting van het geproduceerde afvalwater:<br />
- afscheiden van (vast) organisch materiaal uit het afvalwater ter hoogte van het<br />
schilproces door middel van zeven, filters, centrifuges, enz.<br />
- scherpe snijkoppen gebruiken tijdens het snijproces 64<br />
- koel houden van snijwater (onder de 10°C) 65<br />
• ter beperking van het energieverbruik<br />
- warmteterugwinning tijdens het indampen van groente- en fruitsappen<br />
3.3 Blancheren<br />
3.3.1 Procesbeschrijving<br />
Tijdens het blancheren worden groenten en fruit gedurende 5-15 minuten opgewarmd bij een<br />
temperatuur van 85-95°C.<br />
Het doel van blancheren is meervoudig:<br />
- inactiveren van enzymatische processen die de kwaliteit (structuur, geur, voedingswaarde,<br />
smaak, kleur, …) van het product kunnen aantasten;<br />
- reductie van de microbiologisch belasting;<br />
- verdrijven van lucht uit het product;<br />
- bekomen van een volumereductie van het product.<br />
Het blancheerproces heeft echter <strong>als</strong> grote nadeel de uitloging en thermische afbraak van<br />
voedingsbestanddelen.<br />
Voor het blancheren van groenten, fruit een aardappelen bestaan er verschillende methoden 66 :<br />
- waterblancheren: trommelblancheur met tegenstroomkoeler<br />
bandblancheur/waterkoeler combinatie<br />
bandblancheur/luchtkoeler combinatie<br />
- stoomblancheren;<br />
- alternatieve methoden: microgolven<br />
hete lucht behandeling, …<br />
3.3.2 Milieu-aspecten<br />
Een groot deel van de vervuiling van het afvalwater in de groente- en fruitverwerkende<br />
nijverheid ontstaat ter hoogte van het blancheerproces. Daarnaast verbruikt het<br />
blancheerproces water en energie.<br />
3.3.3 Milieuvriendelijke technieken<br />
• ter beperking van het watergebruik:<br />
63 Bron: Paris Convention for the prevention of marine pollution (1992)<br />
64 Bron: Tahon, K. (1993), Verbist, S. et al (1994)<br />
65 Niet relevant voor de conservensector.<br />
66 Zie techniekbladen 31-37<br />
56
- gebruik maken van een bandblancheur/waterkoeler combinatie in de plaats van<br />
een klassieke trommelblancheur met tegenstroomkoeler 67<br />
- gebruik maken van een bandblancheur/luchtkoeler combinatie in de plaats van<br />
een bandblancheur/waterkoeler combinatie<br />
- blancheren met behulp van een stoomblancheur 68<br />
- blancheren met behulp van microgolven 69<br />
- gebruik maken van zo koud mogelijk water voor de koeling van geblancheerde<br />
producten, bij de productie van diepvriesgroenten 70<br />
• ter beperking van de belasting van het afvalwater:<br />
- afscheiden van organisch (vast) materiaal uit het afvalwater door middel van<br />
zeven, filters, centrifuges, …<br />
3.4 Tussenbehandelingen<br />
3.4.1 Procesbeschrijving<br />
3.4.1.1 Tussenbereidingsstappen: diepvriesgroenten<br />
Na het blancheren worden de producten uit de diepvriessector afgekoeld ter beperking van het<br />
temperatuursverschil in vergelijking met deze in de vriestunnels. Het koelen dient zo snel<br />
mogelijk te gebeuren teneinde bacteriële groei in het product tegen te gaan. Alvorens de<br />
producten worden ingevroren, worden ze eventueel gevormd (b.v. spinazieblokjes) en wordt<br />
het overtollige water verwijderd via uitlekken.<br />
3.4.1.2 Tussenbereidingsstappen: groente- en fruitconserven<br />
Producten die verwerkt worden <strong>als</strong> conserven, worden na het blancheerproces gespoeld en<br />
(eventueel kort) gekoeld.<br />
Sommige producten (b.v. wortelen, schorseneren, aardappelen, …) worden, alvorens te<br />
worden afgevuld in blik of bokaal, uitgesorteerd op dikte.<br />
67<br />
In 1999 loopt er aan de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende onder de leiding van Prof. Meesschaert een<br />
HOBU-project betreffende de 'optimalisatie van nieuwe blancheertechnologieën in de diepvriessector'<br />
De resultaten (april 1999) van dit onderzoek laten -zeker voor wortelen- niet toe te besluiten dat een<br />
geïntegreerde blancheur-koeler (IBC) een kwalitatief beter product geeft dan een klassieke trommelblancheur<br />
met tegenstroomkoeler (schriftelijke mededeling door Prof. Meesschaert (e-mail dd. 15/04/99)<br />
68<br />
Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996); Verbist S. et al<br />
(1994); Tahon K. (1993)<br />
69<br />
Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996); Verbist S. et al<br />
(1994); Tahon K. (1993)<br />
70<br />
Geblancheerde groenten in de conservensector worden gekoeld tot 40-50°C.
3.4.1.3 Tussenbereidingsstappen: geschilde aardappelen<br />
niet van toepassing<br />
3.4.1.4 Tussenbereidingsstappen: verwerkte aardappelen<br />
Aardappelen, die verwerkt worden <strong>als</strong> een voorgebakken diepvriesproduct, worden na het<br />
blancheren behandeld in een zuur bad (natriumpyrofosfaat 71 ). Deze behandeling heeft <strong>als</strong><br />
doel het aanwezige ijzer te complexeren zodat een 'grauw' eindproduct wordt vermeden<br />
(verschijnsel verdwijnt echter wanneer de producten opnieuw gebakken worden). Voor het<br />
bakken worden de frieten gedroogd. Na het bakproces worden de frieten ontvet door middel<br />
van verneveld water. Alvorens deze producten worden ingevroren, dienen ze voorgekoeld te<br />
worden.<br />
3.4.1.5 Tussenbereidingsstappen: fruit- en groentesappen (vertrekkende van concentraten of<br />
sappen)<br />
niet van toepassing<br />
3.4.2 Milieu-aspecten<br />
De processen ‘drogen’, ‘bakken’, ‘ontvetten’ en ‘koelen’ vereisen energie. Daarenboven<br />
brengt het bakproces mogelijk geurproblemen met zich mee. Het ontvetten en koelen gebeurt<br />
door middel van water.<br />
3.4.3 Milieuvriendelijke technieken 72<br />
• ter beperking van energieverbruik:<br />
- gebruik maken van een gesloten koeltunnel door middel van indirecte koeling<br />
met lucht, waarbij geen direct contact is tussen buitenlucht en product en geen<br />
gebruik gemaakt wordt van een mechanische koelmachine<br />
(aardappelverwerkende sector)<br />
• ter voorkoming van geurhinder:<br />
- afzuigen van dampen ter hoogte van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door de bakdampen:<br />
∗ na te verbranden 73 ;<br />
∗ te condenseren met energieterugwinning 74 ;<br />
71 Het gebruik van het pyrofosfaat heeft <strong>als</strong> gevolg dat het Ptot-gehalte in het ruw afvalwater kan oplopen tot<br />
250 mg/l aan het begin van het seizoen, wanneer nieuwe aardappelen worden verwerkt. Bij de verwerking<br />
van oudere aardappelen (uit stockage) variëert het gehalte aan Ptot in het ruw afvalwater tussen de 40-<br />
50 mg/l.<br />
Mondelinge mededeling door W. Moerman Akwadok (dd. 31/05/99).<br />
In het kader van het lopende presti 2-project aardappelverwerking (P2/006) zal o.a. worden nagegaan of er<br />
alternatieven mogelijk zijn ter voorkoming van het gebruik van pyrofosfaat.<br />
72 Bron: VAMIL-milieulijst (augustus 1998)<br />
73 Bron: VDI 3895; de afgezogen dampen kunnen aangewend worden <strong>als</strong> verbrandingslucht in de<br />
verwarmingsketel, waarbij de aanwezige geurcomponenten verbrand worden.<br />
74 Bron: VDI 3895; Toegepast in de snackproductie. Enkel het gedeelte van de dampstroom die gebruikt kan<br />
worden voor het opwarmen van warm water wordt gecondenseerd. Condensatie van bakdampen wordt<br />
meestal gebruikt <strong>als</strong> voorbehandelingstechniek, gezien het afscheiden van de vetfractie niet voorzien is.<br />
58
3.5 Conserveren<br />
3.5.1 Procesbeschrijving<br />
∗ te zuiveren via gaswassing 75 ;<br />
∗ te zuiveren door ozonisatie;<br />
∗ te zuiveren met behulp van biofilters 76 .<br />
Het conserveren van voedingsmiddelen heeft <strong>als</strong> doel ongewenste veranderingen, mogelijk<br />
veroorzaakt door micro-organismen, chemische, fysische en bioschemische reacties, te<br />
voorkomen. Getracht wordt om de smaak, het aroma, de kleur en de voedingswaarde van de<br />
voedingsmiddelen te bewaren.<br />
De mogelijke conserveringstechnieken kunnen <strong>als</strong> volgt worden samengevat 77 :<br />
• temperatuursbehandeling<br />
- pasteuriseren<br />
- steriliseren<br />
- microgolven<br />
- koelen<br />
- diepvriezen<br />
• verandering van de wateractiviteit<br />
- drogen<br />
- vriesdrogen<br />
- zouten<br />
- inleggen<br />
- confijten<br />
• instellen van de pH<br />
- marineren<br />
- fermenteren<br />
• instellen van de redoxpotentiaal<br />
- vacuum verpakken (beschermende verpakking)<br />
75<br />
Bron: VDI 3895; alkalische wassing: verzepen van de vetten en reductie van de geurcomponenten.<br />
76<br />
Bron: VDI 3895<br />
Deze methode heeft een beperkt effect in de zuivering van dampstromen waarin zich vetpartikels bevinden;<br />
bij hoge massastromen raakt het filteroppervlak gemakkelijk verstopt met <strong>als</strong> gevolg dat bacteriën geremd of<br />
gestopt worden in hun zuiverende werking; wel toepasbaar <strong>als</strong> nazuiveringstechniek (na verwijdering van vet<br />
en H2S uit de dampstroom door middel van NaOH-gaswassing).<br />
77<br />
Bron: Handboek Milieuvergunningen (1998)
• toevoegen van conserveringsmiddelen<br />
• bestralen met UV- of γ-stralen<br />
In deze studie wordt enkel het conserveren door middel van invriezen en verhitting<br />
(pasteuriseren en steriliseren) beschouwd.<br />
De keuze tussen steriliseren en pasteuriseren is mede afhankelijk van de zuurtegraad van het<br />
product. Zure producten, met pH lager dan 4,5 kunnen voldoende geconserveerd worden<br />
door pasteurisatie. De na de pasteurisatie nog aanwezige micro-organismen komen door de<br />
lage pH niet meer tot ontwikkeling. Zure producten zijn onder andere vruchtensappen,<br />
appelmoes, vruchten op sap en augurken op zuur. Groenten worden gesteriliseerd omdat ze<br />
zwak zuur of niet zuur zijn.<br />
Bij het pasteuriseren wordt het product gedurende korte tijd (15 tot 30 sec.) verhit bij<br />
temperaturen variërend van 65°C tot 95°C, waarna gekoeld wordt tot kamertemperatuur.<br />
Zo worden wel de bacteriën onschadelijk gemaakt, maar worden de sporen niet vernietigd. De<br />
smaak en geur veranderen slechts weinig. De levensmiddelen zijn na deze behandeling<br />
beperkt houdbaar (enkele weken tot maanden). Producten worden slechts gepasteuriseerd<br />
indien een bijkomende parameter aanwezig is die de bewaartijd kan verhogen: lage<br />
zuurtegraad, hoge zoutconcentratie, aanwezigheid van additieven (bewaringsmiddelen) of van<br />
koude temperaturen.<br />
Sterilisatie gebeurt bij hogere temperaturen (110 à 135°C) en gedurende langere tijd (enkele<br />
minuten tot meer dan een uur). Tijdens dit proces worden ook sporen gedood. Steriele<br />
levensmiddelen kunnen doorgaans gedurende lange tijd (enkele maanden tot jaren) en op<br />
kamertemperatuur bewaard blijven.<br />
Bij diepvriesgroenten wordt het product onmiddellijk na de koeling ingevroren in<br />
vriestunnels 78 , waarbij een koude luchtstroom in aanraking komt met de voedingsmiddelen<br />
(vriestemperatuur van -40°C, tijdsduur maximaal ½ uur). Om te voorkomen dat de groenten<br />
aan mekaar kleven worden ze via trilzeven naar de vriestunnel getransporteerd.<br />
Na het invriezen van de groenten worden deze afgevuld in plastic kratten ofwel in houten<br />
kratten, voorzien van een plastic zak. Het afvullen gebeurt via transportbanden. Vervolgens<br />
worden de kratten gestockeerd in diepvriesruimten bij een temperatuur van -18 tot -22°C,<br />
totdat de producten verpakt worden in kleinere porties of getransporteerd worden in bulk.<br />
Het vullen van de blikken / bokalen met groente- of fruitconserven gebeurt na het naspoelen<br />
van het geblancheerde producten. Aan de conserven wordt opgietwater of saus toegevoegd,<br />
waarna de recipiënten worden afgesloten. De saus bestaat voornamelijk uit water, suiker en<br />
zout. Daarnaast kunnen ook tomatenpuree en kruiden worden toegevoegd.<br />
Na het vullen en afsluiten van de conserven ondergaan deze een hittebehandeling<br />
(pasteurisatie voor zure producten met een pH < 4,5; sterilisatie voor producten met een pH<br />
vanaf 4,5) om eventuele micro-organismen en sporen te inactiveren en / of het product verder<br />
te garen. De verhittingstijd is sterk afhankelijk van de conserveringsmethode, de aard van de<br />
producten en de grootte van de conserven.<br />
78<br />
Bron: ‘VLIET-project: Energetische optimalisatie van een vriestunnel voor groenten’, Van Bael, J. et al.<br />
(<strong>Vito</strong>, 1997)<br />
60
Na de hittebehandeling worden de conserven gekoeld door middel van water. Het water dat<br />
voor dit koelproces wordt gebruikt, dient van drinkwaterkwaliteit te zijn 79 . Het afvalwater,<br />
afkomstig van dit koelproces, wordt daarna terug geloosd in hetzelfde oppervlaktewater.<br />
Het conserveren van aardappelproducten (eindproduct diepgevroren aardappelproducten) is<br />
vergelijkbaar met dat in de diepvriesgroentesector (beschrijving zie hoger).<br />
Na toevoeging van klaringsmiddelen worden groente- en fruitsappen geconserveerd door<br />
middel van pasteurisatie. Na de pasteurisatie wordt het product afgekoeld. Het koelen van<br />
het verpakt product wordt in één stap met de pasteurisatie beschouwd, aangezien het<br />
koelingssysteem in de pasteurisatie ingebouwd is. Bij het afkoelen zijn grote hoeveelheden<br />
koelwater nodig. Dikwijls kan de temperatuur aan het product onttrokken worden, doordat het<br />
gepasteuriseerd product in contact wordt gebracht met de inkomende vruchtensappen.<br />
Voor het pasteuriseren worden in Vlaanderen volgende technieken toegepast:<br />
- Platen-pasteurisatie (zie techniekblad 58);<br />
- Buizen pasteurisatie (zie techniekblad 59).<br />
Een andere mogelijke techniek is:<br />
- Tunnelpasteurisatie (In-pack pasteurisatie) (zie techniekblad 60).<br />
Er zijn verschillende manieren van afvullen: koud of warm, voor of na pasteurisatie. Bij<br />
glazen flessen worden de gepasteuriseerde sappen warm afgevuld (± 85 °C) en pasteuriseren<br />
deze op hun beurt de verpakking. Deze techniek is uiteraard niet mogelijk bij het gebruik van<br />
drankkarton <strong>als</strong> verpakking. In dit geval, worden sappen koud en asceptisch afgevuld. Bij<br />
beide pasteurisatiesystemen kan er nog steeds een besmetting door micro-organismen<br />
optreden tijdens het afvullen van het eindproduct.<br />
3.5.2 Milieu-aspecten<br />
Tijdens de conserveringsprocessen 'invriezen', 'pasteuriseren' en 'steriliseren' wordt energie en<br />
koelwater verbruikt.<br />
Bij het invriezen van groenten en de daaropvolgende afvullen van de kratten kan een beperkt<br />
productverlies optreden.<br />
Tijdens het vullen en opgieten van conserven in blikken / bokalen is een beperkte vermorsing<br />
van zowel gietwater <strong>als</strong> saus mogelijk. Tijdens de verhitting van conserven kan afval onstaan<br />
<strong>als</strong> gevolg van slecht afgesloten blikken / bokalen. De verhitting van b.v. conserven gebeurt<br />
door middel van stoom, waardoor een afvalwaterstroom van gecondenseerde stoom onstaat.<br />
Bij het afvullen van groente- en fruitsappen kunnen afvulverliezen (overlopen, glasbreuk, …)<br />
ontstaan. De inhoud van afgekeurde gevulde flessen / verpakkingen wordt eveneens aan het<br />
afvalwater toegevoegd.<br />
79 Via micro-lekken ter hoogte van de lasnaad van blikken kan mogelijk contaminatie via het koelwater<br />
optreden, indien dit koelwater niet van drinkwaterkwaliteit is.<br />
Bron: Principles of Thermal Process Control, The Food Processors Institute;<br />
KB van 07/02/99 inzake algemene voedingshygiëne;<br />
Guidelines for Batch Retort Systems - Full Water Immersion - Raining/ Spray Water - Steam/Air,<br />
guideline no 13 (03/1997);
3.5.3 Milieuvriendelijke technieken<br />
• ter beperking van organische afval:<br />
- productverliezen (ter hoogte van vriestunnel) opscheppen en afvoeren <strong>als</strong><br />
veevoeder<br />
- ontluchten van de vloeistoffen, zodat de vloeistoffen niet opschuimen tijdens<br />
het afvullen 80<br />
• ter beperking van waterverbruik:<br />
- opgietverliezen vermijden door het opgieten onder vacuum<br />
- opvangbakken voorzien voor morsverliezen<br />
• ter beperking van energieverbruik:<br />
- optimaal en automatisch ontdooien en reinigen van de vriestunnels<br />
(condensatie, gevolgd door ijsvorming zijn oorzaak van het dichtvriezen van<br />
installatie-onderdelen) 81<br />
- hergebruik van warmte uit sterilisatieprocessen ten behoeve van<br />
voorverwarming 82<br />
3.6 Verpakken<br />
3.6.1 Procesbeschrijving<br />
Verpakkingsmaterialen die gebruikt worden in de groente- en fruitverwerkende nijverheid<br />
zijn blik, aluminium, glas, kunststof en (al dan niet geplastificeerd) karton.<br />
Het doel van verpakking is nieuwe besmetting door micro-organismen en aantasting van de<br />
kwaliteit door chemische, fysische of biologische reactie te voorkomen. Zowel het product<br />
<strong>als</strong> de verpakking dienen vrij te zijn van micro-organismen. De primaire verpakking zelf<br />
wordt hiertoe gesteriliseerd met droge lucht, stoom of UV-straling. Nadat het product verpakt<br />
is, wordt de verpakking vacuum gezogen en hermetisch afgesloten.<br />
Diepgevroren groenten worden (na stockage in kratten) verdeeld in kleinere porties, al dan<br />
niet vermengd met andere groenten, en vervolgens verpakt. Het verpakkingsproces omvat<br />
zowel de primaire (plastic zakken), secundaire (kartonnen dozen) <strong>als</strong> tertiaire (paletten)<br />
verpakking. De verpakte groenten worden tot aan hun verzending opgeslagen in daartoe<br />
uitgeruste diepvriesruimten.<br />
Conserven worden, na het hermetisch afsluiten van de verpakking en na sterilisatie /<br />
pasteurisatie, verpakt in een verzamelverpakking en vervolgens in een verzendverpakking.<br />
De verpakte goederen worden tot aan hun verzending opgeslagen in daartoe uitgeruste<br />
verzendopslagplaats.<br />
80 Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />
81 Bron: Van Bael, J. et al (1997)<br />
82 Bron: Needis (1996)<br />
62
Het verpakken van geschilde aardappelen kan gebeuren op een drietal wijzen 83 :<br />
- met toevoeging van anti-oxidantia (b.v.natriumpyrofosfaat of natriumbisulfiet) ter<br />
voorkomen van verkleuren (klassieke methode)<br />
- begast verpakken, waarbij na het afvullen van de zak een specifiek gasmengsel (zuurstof<br />
Voor de dagelijkse reiniging / desinfectie van ruimten waar de bacteriologische kwaliteit<br />
minder bepalend is (wassen / blancheren), wordt enkel met water gereinigd. Waar de<br />
bacteriologische kwaliteit wel van belang is (vriestunnels) wordt een desinfectiemiddel 87<br />
gebruikt.<br />
Het water dat wordt gebruikt voor het reinigen 88 wordt bepaald door de vereiste<br />
bacteriologische kwaliteit van het specifieke deelproces:<br />
- wassers en snijmachines, <strong>als</strong>ook vloeren in ruimten waar voedingsmiddelen worden<br />
gewassen, geschild en geblancheerd, worden gereinigd met regenwater, koelwater of<br />
effluent van de waterzuivering<br />
- vriestunnels worden eerst ontdooid en geweekt met b.v. blancheerwater; vervolgens wordt<br />
het vuil weggespoten, waarna wordt geschuimd met reinigingsmiddel, gespoeld,<br />
gedesinfecteerd en nagespoeld<br />
- reinigen van blancheurs, koelers, trilzeven, molens, persers, pasteuriseerders… gebeurt<br />
met stadswater, diep boorputwater of regenwater waaraan ontsmettingsmiddel wordt<br />
toegevoegd<br />
Als reinigingsmiddel worden meestal schuimreinigingsproducten op basis van<br />
natriumhydroxide gebruikt. Natriumhypochloriet (javel), chloordioxide en quaternaire<br />
ammoniumverbindingen (Quats) zijn veelgebruikt desinfectiemiddelen. Daarnaast worden<br />
ook zure reinigingsmiddelen gebruikt voor het verwijderen van kalk. Meestal wordt hiervoor<br />
fosforzuur (25% oplossing) gebruikt.<br />
Opmerkingen:<br />
Desinfectiemiddelen op basis van chloor of jodium mogen nooit gebruikt worden in<br />
combinatie met zure reinigingsmiddelen, omdat door chemische reactie giftige chloor- of<br />
jodiumdampen kunnen ontstaan.<br />
De sector van de groente- en fruitsappen vereist een extra hoeveelheid water van<br />
hoogwaardige kwaliteit voor het spoelen van kratten en het reinigen van (recycleerbare)<br />
flessen.<br />
3.7.2 Milieu-aspecten<br />
Tijdens het reinigingsproces wordt een aanzienlijke hoeveelheid water verbruikt en<br />
afvalwater geproduceerd. Daarnaast zijn de gebruikte reinigingsmiddelen en desinfectantia<br />
vaak milieubelastend.<br />
3.7.3 Milieuvriendelijke technieken<br />
• algemene maatregelen<br />
- apparaten en ruimten (met gladde wanden en ronde hoeken) ontwerpen die<br />
gemakkelijk te reinigen zijn 89<br />
87<br />
Product op basis van b.v. fosforzuur, silicaten, …<br />
88<br />
Rekening houden met het KB van 11 oktober 1985 betreffende de hygiëne van lokalen en personen in de<br />
voedingssector.<br />
89<br />
Bron: Tahon, K. (1993), Verbist, S. et al (1994)<br />
64
• ter beperking van waterverbruik / afvalwater:<br />
- grof vuil verwijderen door droog, mechanisch reinigen<br />
- zoveel mogelijk hergebruik van water; kwaliteit reinigingswater in relatie tot<br />
de vereiste bacteriologisch kwaliteit)<br />
• ter beperking van hoeveelheid reinigingsmiddelen / desinfectantia 90 :<br />
- ontharden van reinigingswater 91<br />
- reinigingsmiddelen toevoegen met behulp van automatische doseersystemen 92<br />
- hergebruik van reinigingsmiddelen / desinfectantia, b.v. toepassing van CIP<br />
(Cleaning In Place 93 )<br />
- gebruik van milieuvriendelijke desinfectie- en reinigingsmiddelen 94<br />
- beperken van het aantal verschillende reinigingsmiddelen / desinfectantia<br />
- gebruik van geconcentreerde reinigings- en desinfectiemiddelen<br />
• ter beperking van industrieel afval:<br />
- verpakkingsmateriaal van de reinigings- en desinfectiemiddelen gescheiden<br />
inzamelen naargelang hun afzetmogelijkheden<br />
3.8 Transport van plantaardig materiaal tussen de verschillende deelprocessen<br />
3.8.1 Procesbeschrijving<br />
Transport tussen de verschillende deelprocessen gebeurt door middel van mechanisch<br />
transport, transportbanden of met behulp van water.<br />
3.8.2 Milieu-aspecten<br />
Transporteren van de goederen geeft mogelijk aanleiding tot morsverliezen. Transport door<br />
middel van water brengt uitloging van groenten en fruit met zich mee.<br />
90<br />
De intensiteit van het reinigingsproces hangt af van de graad van vervuiling; opleiding en goede<br />
werkinstructies zijn hierbij noodzakelijk.<br />
Aangezien iedere vervuiling geval per geval dient beschouwd te worden, worden deze milieuvriendelijke<br />
technieken hier enkel ter informatie opgesomd en niet meegenomen in de BBT-evaluatie.<br />
91<br />
Bron: Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />
afhankelijk van de hardheid van het water<br />
92<br />
Onderzoek wijst uit dat met de losse hand (scheutmethode) minstens 40% reinigingsmiddelen wordt<br />
overgedoseerd. Daarentegen wordt het verbruik van reinigingsmiddelen beperkt door flessen met maatbekers<br />
of met eenvoudige pompsystemen te gebruiken.<br />
Bron: Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />
93<br />
Deze reinigingssystemen zijn gericht op de directe reiniging van de procesapparatuur (ketels, vulmachines<br />
e.d.) doordat ze op vaste plaatsen worden geïnstalleerd. De reiniging vindt doorgaans onder druk plaats. Bij<br />
Cleaning-in-Place systemen wordt minder reinigingsmiddelen en water verbruikt.<br />
Bron: Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />
94<br />
Bron: Tahon, K. (1993), Verbist, S. et al (1994)<br />
CUWVO-rapport (1996)<br />
Voorbeeld: fosfaatvrije, stikstofarme of stikstofvrije desinfectantia
3.8.3 Milieuvriendelijke processen<br />
• ter beperking van transport:<br />
- efficiënte opstelling van de productielijn<br />
• ter beperking van organische afval (agv morsverliezen):<br />
- flappen en schermen plaatsen op de transportband 95<br />
• ter beperking van belasting afvalwater (agv uitloging):<br />
- droog, mechanisch transport op rollen en banden 96<br />
• ter beperking van watergebruik 97<br />
- recycleren van transportwater<br />
3.9 Koelen en conditioneren van ruimten<br />
3.9.1 Procesbeschrijving<br />
Koelen en conditioneren wordt toegepast om de temperatuur en de relatieve vochtigheid van<br />
ruimten op een bepaald niveau te houden en om producten in te vriezen en te stockeren.<br />
Een koelinstallatie omvat volgende onderdelen:<br />
• koelmiddel:<br />
- <strong>als</strong> koelmiddel wordt voornamelijk ammoniak gebruikt<br />
- het koelmiddel stroomt in een gesloten circuit<br />
• koelmiddelverdichter:<br />
- absorptiegenerator<br />
- compressor<br />
• condensor:<br />
- watergekoelde condensor<br />
- luchtgekoelde condensor<br />
- verdampingscondensor<br />
• verdamper<br />
3.9.2 Milieu-aspecten<br />
Installaties voor koelen en conditioneren zijn vaak bron van geluidsoverlast en trillingshinder.<br />
Daarnaast vragen deze procesaspecten vrij veel energie en water.<br />
95<br />
Bron: Tahon, K. (1993), Verbist,, S. et al (1994)<br />
96<br />
Bron: Verbist, S. et al (1994); Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’<br />
(1996); BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />
b.v. toepasbaar voor bonen (Mondelinge mededeling door de heer Deman, Bonduelle)<br />
97<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />
66
Het gebruik van CFK’s <strong>als</strong> koelmiddel 98 heeft twee belangrijke milieugevolgen: afbraak van<br />
de ozonlaag en veroorzaken van het broeikaseffect. Het gebruik van deze koelmiddelen is<br />
echter niet meer toegelaten.<br />
3.9.3 Milieuvriendelijke processen<br />
• ter beperking van geluidsoverlast en trillingshinder:<br />
- koelinstallatie in bedrijf stellen met een keuringsattest (preventief onderhoud<br />
cf. NBN E35-001) 99<br />
- condensors opstellen zodat een minimale reflectie van het geluid ontstaat 100<br />
- gebruik van geluidsarme compressoren en condensors<br />
- gebruik maken van verdampingscondensors ipv conventionele lucht- of<br />
watergekoelde condensatiesystemen 101<br />
• ter beperking van energieverbruik:<br />
- koelinstallatie in bedrijf stellen met een keuringsattest (preventief onderhoud<br />
cf. NBN E35-001) 102<br />
- koeldeuren zoveel mogelijk gesloten houden<br />
- snelsluitende en goed isolerende deuren plaatsen tussen ruimten met een<br />
temperatuursverschil 103<br />
- gebruik maken van verdampingscondensors ipv de conventioneel lucht- of<br />
watergekoelde condensatiesystemen 104<br />
• ter beperking van het watergebruik:<br />
- gebruik van regenwater of vijverwater voor het voeden van de<br />
verdampingscondensors 105<br />
- gebruik van gezuiverd effluent (b.v. zandfilter, …) van de waterzuivering<br />
voor het voeden van de verdampingscondensors 106<br />
• ter voorkoming van het gebruik van volledig gehalogeneerde of harde CFK’s:<br />
- gebruik van ammoniak (R717)<strong>als</strong> koudemiddel 107<br />
98<br />
Koude & luchtbehandeling (jaargang 91 nr.3 - maart 1998), Overzicht van de koudemiddel situatie: hoe te<br />
kiezen<br />
99<br />
Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)<br />
NBN E35-001: Belgische (ontwerp)norm 'Koelinstallaties - veiligheidsvoorschriften' (Vlarem II, art.<br />
5.16.3.3)<br />
100<br />
Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />
101<br />
Bron: Infobrochure Baltimore Aircoil ivm verdampingscondensors<br />
Verdampingscondensors vereisen water van voldoende kwaliteit (lage hardheid en weinig zwevende stoffen).<br />
Indien water van onvoldoende kwaliteit wordt gebruikt, dan vormt zicht een isolerende laag vuil op de<br />
lamellen van de condensor. Het rendement van de condensor neemt dan drastisch af en evenredig hiermee<br />
neemt de energieconsumptie van het ganse koelsysteem toe. Volgens Prof. Meesschaert, KHBO kan, in het<br />
geval dat geen water van voldoende kwaliteit voorhanden is, beter worden overgegaan op luchtkoeling in<br />
zoverre dat deze niet te lawaaierig zijn. (schriftelijke mededeling dd. 15/04/99)<br />
102<br />
Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)<br />
103<br />
Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />
104<br />
Bron: Infobrochure Baltimore Aircoil ivm verdampingscondensors<br />
105<br />
Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)<br />
106<br />
Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)<br />
107<br />
Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)
3.10 Afvalwaterzuivering en slibverwerking<br />
3.10.1 Procesbeschrijving<br />
a Afvalwaterzuivering<br />
Afvalwaterzuivering heeft tot doel de concentratie van b.v. bezinkbare deeltjes, zwevende<br />
deeltjes, organische stoffen, stikstof (N), fosfor (P), zouten, bacteriën, etc. in het afvalwater te<br />
reduceren en het aldus geschikt maken voor:<br />
- lozing op riool;<br />
- lozing op oppervlaktewater;<br />
- hergebruik in het productieproces.<br />
Afvalwaterzuivering kan volgens verschillende zuiveringsprocédés worden uitgevoerd. In<br />
figuur 3.7 108 wordt een algemeen beeld geschetst van een waterzuiveringsinstallatie. In de<br />
figuren 3.8-3.16 worden concrete voorbeelden geschetst van afvalwaterzuiveringsinstallaties<br />
zo<strong>als</strong> toegepast in enkele groenteconserven-, diepvriesgroente- en aardappelverwerkende<br />
bedrijven.<br />
108 Bron: Gebaseerd op mondelinge mededelingen tijdens bedrijfsbezoeken; PRESTI-handleiding ‘Preventie en<br />
milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)<br />
68
Figuur 3.7: Algemeen schema van afvalwaterzuivering in de groente- en fruitverwerkende<br />
nijverheid. Doorgaans worden slechts een aantal van deze zuiveringsstappen doorlopen.
Figuur 3.8: Voorbeeld 1 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />
groente- en fruitverwerkend bedrijf.<br />
Figuur 3.9: Voorbeeld 2 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />
groente- en fruitverwerkend bedrijf<br />
70
Figuur 3.10: Voorbeeld 3 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />
groente- en fruitverwerkend bedrijf<br />
Figuur 3.11: Voorbeeld 4 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />
groente- en fruitverwerkend bedrijf
Figuur 3.12: Voorbeeld 5 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />
groente- en fruitverwerkend bedrijf<br />
72
Figuur 3.13: Voorbeeld 6 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />
groente- en fruitverwerkend bedrijf<br />
Figuur 3.14: Voorbeeld 7 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />
groente- en fruitverwerkend bedrijf
Figuur 3.15: Voorbeeld 8 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />
groente- en fruitverwerkend bedrijf<br />
Figuur 3.16: Voorbeeld 9 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />
groente- en fruitverwerkend bedrijf<br />
74
Het waterzuiveringsproces verloopt in een aantal, al dan niet volledig doorlopen, stappen, die<br />
ingedeeld kunnen worden in de volgende groepen: primaire, secundaire en tertiaire zuivering.<br />
Elk van de zuiveringsstappen kan met behulp van één of meerdere zuiveringstechnieken<br />
worden uitgevoerd.<br />
Primaire zuivering van het afvalwater vindt plaats door toepassing van volgende<br />
zuiveringsstappen: zeven, sedimentatie, flotatie en neutralisatie. Tijdens de primaire<br />
zuivering worden voornamelijk grove, bezinkbare en zwevende delen verwijderd uit het<br />
afvalwater. Daarnaast wordt eveneens een gedeelte van de organische stoffen (BOD en COD)<br />
verwijderd.<br />
Tijdens de secundaire zuivering (biologische zuivering 109 ) worden voornamelijk de<br />
organische stoffen (COD, BOD) afgebroken. Indien tijdens de aërobe zuivering het<br />
nitrificatieproces gestimuleerd wordt (door sturing van het beluchtingsproces) kan het gehalte<br />
stikstof (N) in het afvalwater drastisch verlaagd worden. Het gehalte aan fosfor (P) in het<br />
afvalwater kan sterk verminderd worden door stimulatie van het defosfatieproces tijdens de<br />
aërobe zuivering.<br />
Deze biologische zuivering wordt gevolgd door een nabezinkingsbekken, waarin slib en water<br />
van mekaar gescheiden worden 110 .<br />
Tertiaire zuivering van het afvalwater kan bestaan uit volgende zuiveringsstappen: rietvelden,<br />
coagulatie/flocculatie, filtratie, actieve koolfiltratie, microfiltratie en omgekeerde osmose.<br />
Deze tertiaire zuiveringstechnieken hebben <strong>als</strong> doel het verder zuiveren van het effluent, meer<br />
bepaald de parameters fosfor (P), stikstof (N), zouten, bacteriën en in mindere mate<br />
organische stoffen en zwevende deeltjes.<br />
Een beschrijving van de meest voorkomende waterzuiveringstechnieken in de groente- en<br />
fruitverwerkende nijverheid is terug te vinden op de techniekbladen 'afvalwaterzuivering'. (1-<br />
21).<br />
In bijlage 5 zijn een aantal algemene simulaties uitgewerkt om de zuiveringsmogelijkheden<br />
van een 'gemiddeld bedrijf' uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid in te schatten.<br />
Hierbij wordt gebruik gemaakt van:<br />
- Een 'gemiddelde' samenstelling van het ruw afvalwater (afvalwater uit de procesvoering<br />
waarbij geen enkele vorm van zuivering werd toegepast);<br />
- Het milieurendement van de afzonderlijke afvalwaterzuiveringstechnieken (op basis van<br />
literatuurgegevens en expertinschattingen).<br />
Voor de economische analyse (zie hoofdstuk 7, bijlage 8 en bijlage 9) worden de financiële<br />
gegevens herrekend naar jaarlijkse kost. Er wordt aangenomen dat de investeringen worden<br />
afgeschreven over een periode van 15 jaar. De totale jaarlijkse kost van het afvalwater is de<br />
som van de totale jaarlijkse kost van zuivering (werkingskost + investeringskost) en de<br />
jaarlijkse heffing op afvalwater.<br />
109 De biologische zuivering bestaat uit een aërobe zuiveringsstap, al dan niet vooraf gegaan door een anaërobe<br />
voorzuivering en gevolgd door een anoxische nazuivering.<br />
110 Voor specifieke toepassingen kan biologisch gezuiverd effluent nog aanvullend behandeld worden in b.v.<br />
lagunes of oxidatievijvers (deze systemen worden in dit document niet verder besproken).<br />
Bron: Baeyens, J. et al. (1995)
Slibverwerking 111<br />
Het verwerken van slib 112 heeft tot doel het reduceren van het slibvolume, het bekomen van<br />
een steekvast product, het verbeteren van de hygiënische kwaliteit, of eventueel het bekomen<br />
van inert as. Na verwerking kan het slib via drie wegen worden afgezet: hergebruik in de<br />
landbouw (rechtstreekse bemesting, compostering of productie van zwarte grond), storten van<br />
steekvast slib, storten van vliegassen (na verbranding).<br />
De belangrijkste verwerkingsstappen in de behandeling van zuiveringsslib zijn: ontwatering,<br />
stabilisatie en verbranding. Zo<strong>als</strong> weergegeven in figuur 3.7 kunnen elk van deze<br />
slibverwerkingsstappen met behulp van één of meerdere slibverwerkingstechnieken worden<br />
uitgevoerd.<br />
Het ontwateren van slib beoogt een verhoging van het drogestofgehalte van het slib door het<br />
onttrekken van een gedeelte van het aanwezige water. De technieken die kunnen toegepast<br />
worden kunnen <strong>als</strong> volgt worden ingedeeld: mechanische indikking (b.v. zeefbandpers, )<br />
zwaartekrachtindikking (b.v. sedimentatiebekken-slibstockage, …) en flotatie-indikking (b.v.<br />
door middel van opborrelende lucht, …).<br />
Stabilisatie van slib heeft <strong>als</strong> doel: ongeuren, afdoding van ziektekiemen en omvormen tot een<br />
humusachtige, weinig actieve substantie die gemakkelijk kan worden gestort. De<br />
belangrijkste technieken die kunnen worden toegepast zijn: chemische stabilisatie<br />
(kalkbehandeling, …), biologische stabilisatie (mineralisatie of aërobe stabilisatie, vergisting<br />
of anaërobe stabilisatie, slibcompostering, …), thermische stabilisatie (droging, …) en<br />
disinfectie (pasteurisatie, …).<br />
Verbranding van slib heeft een sterke volumereductie tot gevolg en biedt de mogelijkheid tot<br />
recuperatie van de energie die vrijkomt tijdens het slibverwerkingsproces. Dit proces gebeurt<br />
doorgaans door gespecialiseerde bedrijven.<br />
Een beschrijving van de verschillende slibbehandelingstechnieken is terug te vinden op de<br />
techniekbladen 'slibverwerking' (22-30).<br />
3.10.2 Milieu-aspecten<br />
Tijdens de afvalwaterzuivering is de kans op geurhinder reëel. Het zuiveren van afvalwater<br />
vergt energie en bovendien dient ervoor gewaakt te worden dat bodemverontreiniging<br />
vermeden wordt. Tijdens het afvalzuiveringsproces wordt een grote hoeveelheid slib<br />
(voornamelijk secundair slib) gegenereerd, die in bepaalde gevallen <strong>als</strong> afval beschouwd<br />
wordt. In de meeste gevallen echter kan dit slib <strong>als</strong> secundaire grondstof gebruikt worden in<br />
de landbouw.<br />
Na een hevige stortbui kan de waterzuiveringsinstallatie overbelast raken, met <strong>als</strong> mogelijk<br />
gevolg: uitspoelen van het slib uit het nabezinkingsbekken.<br />
111<br />
Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />
112<br />
Per kg BOD verwijderd via aërobie wordt 0,5 kg aëroob slib gevormd; per kg BOD verwijderd via anaërobie<br />
wordt 0,1 kg anaëroob slib gevormd.<br />
Bron: Tahon, K. (1993)<br />
76
3.10.3 Milieuvriendelijke technieken<br />
• algemene maatregelen:<br />
- bijhouden van een afvalwaterlogboek<br />
- grootte van de afvalwaterzuiveringsinstallatie afstemmen op het te zuiveren<br />
influent<br />
• ter beperking van de hoeveelheid en belasting van het afvalwater 113 (zie hiervoor ook de<br />
mogelijke milieumaatregelen die toegepast kunnen worden tijdens de verschillende<br />
processtappen)<br />
- gescheiden opvang en afvoer van het industrieel water<br />
- gescheiden opvang en afvoer van het sanitair water<br />
- gescheiden opvang en afvoer van het regenwater 114<br />
- spreiden van de productie met hoge belasting voor het afvalwater (organisch<br />
materiaal, pH, …)<br />
• ter behandeling van het afvalwater 115<br />
- verwijderen van grove delen (organisch materiaal) uit het afvalwater door<br />
middel van ‘zeven’ (rooster, zeefbocht, trommelzeef)<br />
- verwijderen van bezinkbare delen uit het afvalwater door middel van<br />
‘sedimentatie’ (zandvang)<br />
- zandvang regelmatig ruimen, waardoor deze het zand effectief kan<br />
verwijderen uit het afvalwater 116<br />
- verwijderen van zwevende delen uit het afvalwater tijdens de primaire<br />
zuivering door middel van ‘flotatie’ (luchtflotatie, lamellenscheider)<br />
- primair gezuiverd afvalwater (alvorens verdere secundaire zuivering)<br />
verzamelen in een mengtank (correctie van pH en temperatuur),<br />
neutralisatiebekken (correctie van pH), bufferbekken (continue invoer<br />
biologische zuiveringseenheid 117 ) of voorbezinkingsbekken (neerslaan van<br />
bezinkbare delen door inwerking van de gravitatiekracht)<br />
- anaërobe voorzuivering van het afvalwater (natuurlijke gisting, anaërobie<br />
geïntegreerd in de aërobe zuiveringsstap, UASB 118 ) 119<br />
- aërobe zuivering van het afvalwater (actief slib proces)<br />
- nitrificatieproces stimuleren door sturing van het beluchtingsproces tijdens<br />
aërobe zuivering van het afvalwater<br />
- defosfatatieproces stimuleren door sturing van het beluchtingsproces tijdens<br />
aërobe zuivering van het afvalwater 120<br />
113<br />
Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1997)<br />
114<br />
Bron: VAMIL-milieulijst (augustus 1998);<br />
Regenwater dat op de binnenkoer van het bedrijf terecht komt en vervuild is, wordt in de praktijk naar de<br />
afvalwaterzuivering geleid.<br />
115<br />
Bron: zie figuren 3.7-3.16 en techniekbladen ‘afvalwaterzuivering’<br />
116<br />
Bron: Presti-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1997)<br />
117<br />
van de anaërobe of aërobe zuiveringsstap<br />
118<br />
Upstream Anaerobic Sludge Blancket<br />
119<br />
Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf’ (1997)<br />
120<br />
Volgens de heer R. Cools werden er op dit vlak in het verleden negatieve ervaringen genoteerd. Volgens de<br />
heer Corstjens, Scana Noliko ligt het verwijderingsrendement van defosfatatie door sturing van het<br />
beluchtingsproces slechts rond 30-40 %.
- dimensioneren van de aërobe zuivering om tot een lage slibbelasting 121 te<br />
komen 122<br />
- anoxische nazuivering van het afvalwater (denitrificatieproces)<br />
- secundair slib en effluent van mekaar scheiden in een nabezinkingsbekken<br />
- effluentzuivering door middel van ‘coagulatie \ flocculatie’, gevolgd door<br />
‘zandfiltratie’ 123<br />
- effluentzuivering door middel van ‘actieve kool filtratie’<br />
- effluentzuivering door middel van ‘microfiltratie’<br />
- effluentzuivering door middel van ‘omgekeerde osmose’<br />
- effluentzuivering door middel van ‘chloreren’<br />
- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering<br />
- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + aërobie<br />
- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />
aërobie<br />
- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />
aërobie + denitrificatie / defosfatatie<br />
- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />
aërobie + denitrificatie / defosfatatie + coagulatie/flocculatie + filtratie<br />
- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />
aërobie + denitrificatie / defosfatatie + coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />
actieve koolfiltratie<br />
- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />
aërobie + denitrificatie / defosfatatie + coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />
actieve koolfiltratie + microfiltratie<br />
- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />
aërobie + denitrificatie / defosfatatie + coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />
actieve koolfiltratie + microfiltratie + omgekeerde osmose<br />
- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />
aërobie + denitrificatie / defosfatatie + coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />
actieve koolfiltratie + microfiltratie + omgekeerde osmose + chloreren<br />
• ter voorkoming / beperking van geurhinder:<br />
- regelmatig afvoeren van organisch materiaal ter hoogte van de zeefinstallatie<br />
- overdekken van de anaërobe installatie (+ eventueel lucht afzuigen en<br />
terugvoeren naar beluchtingsbekken, waarin de geurcomponenten dan worden<br />
afgebroken) 124<br />
- lucht ter hoogte van anaërobe bekkens behandelen met behulp van een biofilter<br />
(pakkingmateriaal b.v. turf, compost, houtschors, …)<br />
121<br />
Slibbelasting wordt gedefinieerd <strong>als</strong> het aantal kg BOD per kg slib en per dag<br />
Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />
b.v. lage belasting: 0,1 kg BOD/actief slib.dag<br />
Bron: Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf' (1997)<br />
122<br />
Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />
123<br />
voorbeeld: drain- en spoelwater ontsmetten d.m.v. biologische zandfiltratie, waarbij het water met de<br />
aanwezige voedingsstoffen wordt herbruikt (VAMIL-milieulijst 1997)<br />
124<br />
Bron: Needis (1996), PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’<br />
(1997)<br />
78
• ter beperking van bodemverontreiniging:<br />
- de installatie moet volledig waterdicht zijn om verontreiniging van de bodem<br />
en het grondwater te voorkomen<br />
• energierecuperatie:<br />
- valoriseren van het biogas 125 , gevormd tijdens anaërobe zuivering (b.v.<br />
opwarmen van reactor, opwekken van elektriciteit via een gasmotor, …)<br />
• ter behandeling van het zuiveringsslib:<br />
- slib ontwateren door middel van mechanische indikking via een zeefbandpers<br />
- slib ontwateren door middel van zwaartekrachtindikking via een<br />
sedimentatiebekken<br />
- slib ontwateren door middel van zwaartekrachtindikking via slibstockage<br />
- slib ontwateren via flotatie-indikking door middel van opborrelende lucht<br />
- slib chemisch stabiliseren door middel van kalkbehandeling<br />
- slib biologisch stabiliseren via mineralisatie<br />
- slib biologisch stabiliseren via vergisting<br />
- slib biologisch stabiliseren via compostering<br />
- slib thermisch stabiliseren via droging<br />
- slib thermisch stabiliseren via pasteurisatie<br />
3.11 Waterverbruik en –hergebruik<br />
3.11.1 Procesbeschrijving<br />
De vereiste hoeveelheid proceswater in de groente- en fruitverwerkende nijverheid wordt<br />
beïnvloed door een aantal factoren, zo<strong>als</strong> de aard van de productie, mate van waterhergebruik,<br />
wijze van reinigen, … . Daarenboven wordt het waterverbruik, vooral bij de<br />
diepvriesgroentebedrijven, mede bepaald door de schaarste van het grondwater (diep<br />
boorputwater) 126 . Als gevolg van steeds strenger wordende overheidsmaatregelen (beperking<br />
van de toegelaten hoeveelheid op te pompen grondwater in de grondwatervergunning) en een<br />
meer efficiënt aanwenden van het beschikbare water, daalde het waterverbruik per ton<br />
eindproduct dan ook de laatste jaren 127 .<br />
Bij rechtstreeks contact tussen water en voedingsmiddelen is de warenwetgeving 128 van<br />
toepassing. Deze wetgeving schrijft voor dat water dat in rechtstreeks contact komt met<br />
voedingsmiddelen van drinkwaterkwaliteit dient te zijn 129 . Diep boorputwater dat aangewend<br />
wordt voor hoogwaardige toepassingen in de groente- en fruitverwerkende nijverheid dient<br />
125<br />
Bron: Needis (1996), PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’<br />
(1997)<br />
126<br />
Het probleem van de waterschaarste situeert zich voornamelijk in de provincies Oost- en West-Vlaanderen,<br />
mededeling Mevr. Vansteelandt (AMINAL, Afd. Water).<br />
127<br />
1985: ± 10 m³, 1991: ± 6,5 m³, nu: ± 4 m³<br />
Bron: PRESTI-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996)<br />
128<br />
Voor een inventaris van de warenwetgeving wordt verwezen naar het <strong>Vito</strong>-rapport 'Mogelijkheid tot<br />
integratie van milieu- en gezondheidsaspecten in de normering van voedingsproducten' (1998/PPE/R/034),<br />
Ceuterick, D. et al. (1998)<br />
129<br />
Besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989, houdende vaststelling van een technische<br />
reglementering inzake drinkwater (zie bijlage 3)
dus regelmatig gecontroleerd te worden voor wat betreft o.a. een aantal fysisch-chemische en<br />
microbiologische parameters. Mogelijk zal opgepompt boorputwater alvorens aangewend in<br />
het productieproces nog een aantal behandelingen (b.v. ontijzeren, ontzouten, …) dienen te<br />
ondergaan 130 .<br />
Doch niet alle stappen in het productieproces vereisen water van drinkwaterkwaliteit.<br />
Afhankelijk van de processtap en de vereiste bacteriologische kwaliteit kan gebruik gemaakt<br />
worden van b.v. proceswater, regenwater, vijverwater, ondiep boorputwater of effluent van de<br />
afvalwaterzuivering (al dan niet tertiair gezuiverd).<br />
Om water geschikt te maken voor hergebruik, dient in de meeste gevallen een vorm van<br />
waterzuivering te worden toegepast. Deze zuivering kan gaan van het eenvoudig zeven van<br />
het water tot een behandeling met behulp van omgekeerde osmose.<br />
In bijlage 6 worden een aantal mogelijke scenario's van waterhergebruik voorgesteld.<br />
3.11.2 Milieu-aspecten<br />
Alvorens proceswater, regenwater, oppervlaktewater of effluent van de afvalwaterzuivering te<br />
kunnen hergebruiken in het productieproces dient dit water (al dan niet verregaand) gezuiverd<br />
te worden. Technieken om dit water tot een gewenste kwaliteit te zuiveren zijn vaak erg duur.<br />
Bovendien dient voorzien te worden in bijkomende circuits (pijpleidingen, pompen, …) om<br />
het gezuiverd water op de gewenste plaats van gebruik te brengen in het productieproces.<br />
3.11.3 Milieuvriendelijke technieken<br />
• ter beperking van watergebruik:<br />
- enkel de hoeveelheden sokkelwater oppompen die effectief vereist zijn in het<br />
productieproces 131<br />
- waterverbruik controleren door b.v. het plaatsen van een debietmeter op de<br />
belangrijkste verbruikers en verschillende waterbronnen<br />
- recycleren van transportwater 132<br />
- hergebruik van waswater (van blikken en bokalen) ter hoogte van het<br />
schilproces<br />
- hergebruik van schilwater om de ruwe producten voor te wassen<br />
- hergebruik van condenswater dat ontstaat tijdens het indampen van groente- en<br />
fruitsappen voor het mengen of verdunnen van het eindproduct 133<br />
130<br />
Het diep boorputwater in West- en Oost-Vlaanderen uit de Formatie van Landen en de Paleozotische Sokkel<br />
beantwoordt bijvoorbeeld door zijn samenstelling zelf, niet aan de drinkwaternorm. Vooral fluor en natrium<br />
overschrijden de drinkwaternorm. Dit water heeft echter wel een zeer lage hardheid en een laag ijzergehalte.<br />
Schriftelijke mededeling door V. Vansteelandt, AMINAL, Afdeling Water, Grondwater- en<br />
Drinkwaterbeleid.<br />
131<br />
In de praktijk blijken sommige bedrijven sokkelwater continu op te pompen en dit hoogkwalitatief water, bij<br />
gebrek aan opslagcapaciteit, (tijdelijk) te stockeren in een vijver waardoor kwaliteitsverlies van het water<br />
optreedt <strong>als</strong>ook verlies <strong>als</strong> gevolg van verdamping.<br />
132<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />
133<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />
80
- hergebruik van water uit sterilisatieprocessen om de ruwe producten voor te<br />
wassen 134<br />
- hergebruik van warm koelwater uit de autoclaven (conservensector) voor het<br />
opwarmen van koud water ter hoogte van het blancheerproces, <strong>als</strong> spoelwater<br />
na het schillen of <strong>als</strong> poetswater 135 .<br />
- hergebruik van blancheerwater <strong>als</strong> eerste poetswater bij het reinigen van de<br />
vriestunnel<br />
- doorgedreven hergebruik van koelwater<br />
- gebruik van regenwater, vijverwater voor het voeden van de<br />
verdampingscondensors 136<br />
- gebruik van gezuiverd (b.v. zandfilter, …) effluent van de waterzuivering voor<br />
het voeden van de verdampingscondensors 137<br />
- effluent tertiair zuiveren met behulp van ‘chloreren’ en hergebruiken voor het<br />
reinigen van vloeren en procesinstallaties<br />
- effluent tertiair zuiveren met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie’ en<br />
hergebruiken voor de eerste wassing van de ruwe grondstof<br />
- effluent tertiair zuiveren met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />
actieve koolfiltratie + microfiltratie’ en hergebruiken voor het wassen van<br />
recipiënten voor de sterilisatie of <strong>als</strong> koelwater (koelcircuit) of transportwater<br />
(pompcircuit)<br />
- effluent tertiair zuiveren met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />
actieve koolfiltratie + microfiltratie + omgekeerde osmose’ en hergebruiken <strong>als</strong><br />
blancheerwater of koelwater (koelen van producten na blancheerproces)<br />
134 Bron: Needis (1996)<br />
135 Bron: Schriftelijke mededeling door G. Corstjens, Scana Noliko.<br />
136 Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)<br />
137 Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)
HOOFDSTUK 4: BBT-EVALUATIE<br />
In dit hoofdstuk wordt de informatie in verband met milieuvriendelijke technieken, die<br />
besproken werden in hoofdstuk 3 gegroepeerd en samengevat, en wordt concreet voorgesteld<br />
welke van de besproken technieken <strong>als</strong> BBT kunnen weerhouden worden.<br />
De evaluatie van de milieutechnieken bij de selectie van BBT is gebaseerd op drie aspecten:<br />
milieu-voordeel, technische haalbaarheid en economische haalbaarheid.<br />
Van de kandidaat BBT werd aangegeven in welke milieucompartimenten een verbetering ten<br />
opzichte van de bestaande situatie kon verkregen worden. Er werd tevens een globale<br />
milieuafweging gedaan. Bij de milieuafweging speelden de volgende elementen een rol:<br />
- technieken die voor tenminste één milieucompartiment een verbetering geven, voor geen<br />
enkel milieucompartiment een verslechtering geven en technisch / economisch haalbaar<br />
zijn worden weerhouden;<br />
- technieken die voor sommige milieucompartimenten een verbetering geven en voor<br />
andere een verslechtering worden weerhouden in bepaalde gevallen. Bij deze afweging<br />
zijn volgende factoren onder andere belangrijk:<br />
∗ relatief grotere reductie in het ene compartiment ten opzichte van de toename<br />
in een ander compartiment;<br />
∗ de wenselijkheid van reductie gesteld vanuit het beleid zo<strong>als</strong> onder andere<br />
weergegeven in de milieukwaliteitsdoelstellingen voor water, lucht, ...<br />
(bijvoorbeeld “distance-to-target” benadering);<br />
Vervolgens werd aangegeven of de betrokken kandidaat BBT in de verschillende processen<br />
en bedrijfsomstandigheden al dan niet technisch haalbaart zijn. De toepasbaarheid hangt af<br />
van het toegepaste proces (zie hoofdstuk 3), de eventuele combinatie van processen, het feit<br />
of het over een nieuwe of een bestaande installatie gaat, de beschikbare ruimte en andere<br />
bedrijfsspecifieke omstandigheden. De milieu-afweging, de economische afweging en de<br />
technische evaluatie werden door expertbeoordeling bekomen. Een gedetailleerde<br />
economische en milieu-analyse van de belangrijkste BBT is terug te vinden in de<br />
hoofdstukken 7 en 8.<br />
De combinatie van de milieuafweging en de mate van algemene toepasbaarheid resulteerde in<br />
een eindbeoordeling van de kandidaat BBT (tabel 4.1).<br />
82
Hierna volgt de verklaring van de symbolen opgenomen in tabel 4.1:<br />
Milieucompartimenten en technische haalbaarheid:<br />
0 : geen verschil voor het milieu-compartiment<br />
+ : positief effect voor dat milieu-compartiment<br />
- : negatief effect voor het milieu-compartiment<br />
? : niet te definiëren effect door gebrek aan gegevens<br />
Rentabiliteit:<br />
0 : geen verschil<br />
+ : brengt geld op<br />
- : kost geld, maar is redelijk<br />
-- : te duur<br />
+/- : afhankelijk van de lokale omstandigheden<br />
Technische haalbaarheid:<br />
+ : altijd haalbaar<br />
- : niet haalbaar<br />
+/- : haalbaar, afhankelijk van de lokale situatie<br />
BBT:<br />
ja : de techniek wordt geselecteerd <strong>als</strong> BBT<br />
nee : de techniek wordt niet geselecteerd <strong>als</strong> BBT
Tabel 4.1: Evaluatie van de kandidaat-BBT en selectie van de BBT voor de groente- en fruitverwerkende nijverheid<br />
Aanvoeren, lossen, opslaan en bemonsteren van grond- en hulpstoffen<br />
kandidaat BBT<br />
1. Afspraken maken met de<br />
teler/leverancier inzake<br />
oogsttijdstip, oogstproductie,<br />
pesticidegebruik,<br />
…<br />
teeltbewerking,<br />
2. Vertrekken van een schone<br />
grondstof met een beperkte<br />
hoeveelheid vuil en<br />
3.<br />
bestrijdingsmiddelen<br />
Zandwinningsinstallatie, bestemd<br />
voor het scheiden van tarra die<br />
vrijkomt bij de verwerking van o.a.<br />
aardappelen, waarbij het<br />
4.<br />
afgescheiden zand kan worden<br />
herbruikt<br />
Afscheider voor het verwijderen<br />
van fijn organisch materiaal bij de<br />
invoer van o.a. aardappelen in de<br />
fabriek<br />
5. Minder bemonsteren en<br />
bemonsterd materiaal hergebruiken<br />
watergebruik<br />
afvalwatr<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
0 + + 0 + + 0 + + + + ja<br />
+ + 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />
0 + 0 0 + - - 0 + + + ja<br />
0 + 0 0 - 0 - 0 + + + ja<br />
0 0 0 0 + 0 0 0 + - 138<br />
0 nee<br />
138<br />
Het aantal bemonsteringen ligt grotendeels vast; zo is elk bedrijf verplicht een HACCP-plan uit te werken, dat gericht is op een systematische continue controle van de<br />
meest kritieke punten in het productieproces.
kandidaat BBT<br />
6. Minimaliseren van de<br />
stock(grondstoffen), om<br />
veroudering / rotting te voorkomen<br />
7. Aangevoerde groenten<br />
onmiddellijk verwerken, om verlies<br />
aan grondstoffen te beperken<br />
(opslag vermijden)<br />
8. Opslag van grondstoffen op een<br />
zuivere binnenkoer, in de schaduw<br />
9. Opslag van grondstoffen in<br />
laadbakken<br />
watergebruik<br />
afvalwatr<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
0 0 + 0 + 0 0 0 + + + ja<br />
0 0 + 0 + 0 0 0 + +/- +/- ja, indien productieplanning<br />
kan worden gevolgd en<br />
afhankelijk van de<br />
bewaringstermijn van de<br />
verse goederen<br />
0 0 + 0 + 0 0 0 + +/- +/- ja, indien noodzakelijk (b.v.<br />
aanpassing van de<br />
productieplanning)<br />
0 0 + 0 + 0 0 0 + +/- - ja, indien noodzakelijk (b.v.<br />
aanpassing van de<br />
productieplanning)<br />
10. Aankoop van hulpstoffen in bulk 0 0 0 0 + 0 0 0 + +/- +/- ja, indien beschikbaar<br />
11. Gescheiden inzameling van<br />
verpakkingsmateriaal<br />
12. Achterblijvende groente- en<br />
fruitresten na verwerking van de<br />
opgeslagen groenten zo snel<br />
mogelijk verwijderen<br />
13. Motor en koelaggregaat van de<br />
vrachtwagen afzetten tijdens laden<br />
/ lossen<br />
0 0 0 0 + - 0 0 + + +/- ja<br />
0 0 + + + - - 0 + + + ja<br />
0 0 + 0 0 + + + + + + ja
kandidaat BBT<br />
14. Plaatsen van geluidskappen zodat<br />
tijdens het koeltrekken van de<br />
laadruimte van de vrachtwagen<br />
minder geluidsoverlast plaatsheeft<br />
15. Ventilatie beperken door de<br />
overgang tussen de laadruimte van<br />
de vrachtwagen en de opslagplaats<br />
van een goede sluiting te voorzien<br />
16. Deuren en ramen zoveel mogelijk<br />
gesloten houden<br />
17. Snelsluitende en goed isolerende<br />
deuren plaatsen tussen ruimten met<br />
verschillende temperatuur<br />
watergebruik<br />
afvalwatr<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
0 0 0 0 0 + + 0 + + + ja<br />
0 0 0 0 0 + + 0 + + +/- ja<br />
0 0 + 0 0 + + 0 + + - ja<br />
0 0 0 0 0 + + 0 + + - ja<br />
86
Voorbewerking<br />
kandidaat BBT<br />
18. Sorteer- en morsverliezen<br />
beperken door kwaliteitszorg bij<br />
de teler/leverancier (aanleveren<br />
grondstoffen in optimale toestand)<br />
19. Sorteer- en morsverliezen<br />
beperken door plaatsen van<br />
opvangbakken<br />
spatschermen<br />
en / of<br />
20. Regelmatige afvoer van nietbehandelde<br />
of uitgesorteerde<br />
21.<br />
groente- en fruitresten en schil- en<br />
snijresten naar de landbouw <strong>als</strong><br />
veevoeder<br />
Selecteren van grondstoffen naar<br />
grootte, om de hoeveelheid<br />
22.<br />
schilafval te beperken<br />
Afscheiden van (vast) organisch<br />
materiaal uit het afvalwater ter<br />
hoogte van het schilproces door<br />
middel van zeven, filters,<br />
centrifuges, enz. om uitloging te<br />
beperken<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
0 0 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />
0 0 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />
0 + + 0 + + 0 0 + + + ja<br />
0 0 + 0 + + 0 0 + +/- 139<br />
0 + + 0 +/<br />
-<br />
- ja, indien technisch haalbaar<br />
- - 0 + + - ja<br />
139<br />
Deze maatregel dient afgewogen te worden ten opzichte van de rentabiliteit: indien <strong>als</strong> gevolg van een extra sorteringsproces meer breukvorming van het product<br />
optreedt, dan zal dit een nadelig effect hebben op het schilrendement.
kandidaat BBT<br />
23. Dagelijks ledigen van<br />
uitgesorteerde groenten en fruit,<br />
schil- en snijresten en organisch<br />
afval 140<br />
24. Opslag (duur zo beperkt mogelijk)<br />
van uitgesorteerde groenten en<br />
fruit, schil- en snijresten en<br />
organisch<br />
containers<br />
afval in gesloten<br />
25. Aardappelen drogen en<br />
mechanisch van vuil ontdoen<br />
26. Schillen door middel van heet<br />
water met loog 141<br />
27. Schillen met behulp van stoom<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
0 + 0 + 0 0 0 0 + + + ja<br />
0 + + + 0 0 0 0 + + + ja<br />
+ 0 0 0 0 - 0 0 + + 0 ja<br />
0 0 0 0 0 0 0 0 0 + + enkel voor het schillen van<br />
schorseneren en appelen 142<br />
+ + 0 0 + - 0 0 + +/- 143<br />
88<br />
0 ja, behalve voor het schillen<br />
van schorseneren en appelen<br />
140<br />
zie opmerking hoofdstuk 2, paragraaf 2.9.6<br />
141<br />
Huidige situatie<br />
142<br />
In de praktijk wordt de loogschiller (indien investering in het verleden plaatsvond en momenteel geen alternatief schilsysteem voor handen is) gedurende het ganse<br />
seizoen, ook voor het schillen van andere producten gebruikt.<br />
Appels die verwerkt worden tot compot worden na het schillen, ontdaan van het klokhuis en vervolgens versneden. Kwetsuren van het vruchtvlees (b.v. agv<br />
stoomschillen) dienen vermeden te worden, vandaar het voorstel om ook bij dit verwerkingsproces het loogschillen nog toe te laten.<br />
143<br />
Stoomschillen is niet toepasbaar voor producten waarvan de schil relatief hard is ten opzichte van het vruchtvlees (b.v. appelen). Bij toepassing van stoomschillen zal<br />
het vruchtvlees enigszins beschadigd worden; dit vormt echter geen probleem bij de verwerking van appelen tot compotes of sappen.
28. Schillen door middel van<br />
carborundum 144<br />
29. Mechanisch schillen 148<br />
30. Droogschillen 152<br />
31. Schillen (na stoomschillen)<br />
verwijderen m.b.v. borstelband<br />
ipv water<br />
32. Scherpe snijkoppen gebruiken<br />
tijdens het snijproces<br />
+ + 0 0 + 0 0 0 + 145<br />
+ + 0 0 - 0 0 0 + 149<br />
+/- 146<br />
+/- 150<br />
0 ja, indien kwaliteit<br />
haalbaar 147<br />
0 ja, indien kwaliteit<br />
haalbaar 151<br />
+ + 0 0 - 0 0 0 + +/- 0 nee 153<br />
+ + 0 0 0 0 0 0 + + 0 ja, indien de bacteriële<br />
kwaliteit van het product<br />
geen probleem stelt 154<br />
+ + 0 0 + + 0 0 + + + ja<br />
144<br />
Ten opzichte van schillen met behulp van stoom<br />
145<br />
Toepasbaar voor aardappelen<br />
146<br />
Haalbare techniek voor het schillen van aardappelen<br />
147<br />
Verwerking van aardappelen<br />
148<br />
Ten opzichte van schillen met behulp van stoom<br />
149<br />
Toepasbaar voor aardappelen<br />
150<br />
Haalbare techniek voor het schillen van aardappelen (Mondelinge toelichting tijdens werkvergadering subsectie schilbedrijven van BELGAPOM, dd. 02/12/98)<br />
151<br />
Verwerking van aardappelen<br />
152<br />
Ten opzichte van schillen met behulp van stoom.<br />
De hygiënische kwaliteit bij droogschillen is soms een probleem. Gezien er geen schilwater wordt toegevoegd, zal de 'koelfunctie' van dit schilwater wegvallen zodat<br />
plaatselijk hoge temperaturen kunnen ontstaan.<br />
153<br />
Technische haalbaarheid nog onvoldoende bewezen.<br />
154<br />
'Droog borstelen' zal onvermijdelijk en onveranderd steeds samengaan met een ernstige bacteriële besmetting van de borstels en van het gekwetste vrucht- of<br />
groenteweefsel.
33. Koel houden snijwater (< 10°C) + + 0 0 + - 0 0 +/- - -- 155<br />
34. Warmteterugwinning tijdens het<br />
indampen van groente- en<br />
fruitsappen<br />
Blancheren<br />
kandidaat BBT<br />
35. Klassieke trommelblancheur met<br />
tegenstroomkoeler<br />
36. Bandblancheur/waterkoeler<br />
combinatie (IBC) 157<br />
37. Bandblancheur/luchtkoeler<br />
combinatie (IBC) 159<br />
0 0 0 0 0 + 0 0 + + + ja<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
0 0 156<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
nee<br />
Rentabiliteit BBT<br />
0 0 0 0 0 0 0 + 0 Enkel indien volgende<br />
technieken niet voldoen.<br />
+ + 0 0 + + 0 0 + +/- 158<br />
+ + - 0 + -/+ - 0 +/- +/- 160<br />
90<br />
+ ja, indien de bacteriële<br />
kwaliteit van het product<br />
geen probleem stelt<br />
- enkel voor de<br />
conservensector, indien de<br />
bacteriële kwaliteit van het<br />
product geen probleem stelt<br />
155<br />
De zware verwerkingskost is te hoog in vergelijking met het beperkt milieuvoordeel.<br />
156<br />
zie techniekblad 31<br />
157<br />
in vergelijking met klassieke trommelblancheur met tegenstroomkoeler<br />
158<br />
Hiervoor wordt verwezen naar de resultaten van het HOBU-project betreffende de 'optimalisatie van nieuwe blancheertechnologieën in de diepvriessector dat in 1999<br />
loopt aan de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende onder de leiding van Prof. Meesschaert.<br />
159<br />
in vergelijking met klassieke trommelblancheur met tegenstroomkoeler<br />
160<br />
Indien bacteriologische kwaliteit geen probleem stelt.
kandidaat BBT<br />
38. Blancheren met behulp van een<br />
stoomblancheur<br />
39. Blancheren met behulp van<br />
microgolven 162<br />
40. Gebruik maken van zo koud<br />
41.<br />
mogelijk water voor de koeling van<br />
producten<br />
Afscheiden van organisch (vast)<br />
materiaal uit het afvalwater door<br />
middel van zeven, filters,<br />
centrifuges, …<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
+ 0 0 0 + - 0 0 + + 161 /- - enkel voor de viskeuze<br />
producten<br />
+ 0 0 0 + + 0 0 + - - nee<br />
+ + 0 0 0/<br />
+<br />
0 + + 0 +/<br />
-<br />
+ 0 0 +/- + +/- ja, enkel voor de<br />
diepvriesgroentensector<br />
- - 0 + + +/- ja<br />
Technisch niet toepasbaar bij de verwerking van bladgroenten (b.v. spinazie) in de diepvriesgroentesector. Voor de conservensector kan deze techniek echter wel<br />
interessant zijn. Afkoeling van het product tot ongeveer 40°C volstaat (techniek energetisch gezien eerder gunstig). Bovendien speelt het aangehaald bacteriologisch<br />
aspect hier geen belangrijke rol, gezien de conservenproducten in een latere fase nog een hittebehandeling (sterilisatie / pasteurisatie) ondergaan.<br />
161<br />
Enkel toepasbaar bij de verwerking van viskeuze producten (b.v. rode kool, rode biet, appelen, …).<br />
162<br />
in vergelijking met klassieke trommelblancheur met tegenstroomkoeler
Tussenbehandelingen<br />
kandidaat BBT<br />
42. Gebruik maken van een gesloten<br />
koeltunnel door middel van<br />
indirecte koeling met lucht, waarbij<br />
geen direct contact is tussen<br />
buitenlucht en product en geen<br />
gebruik gemaakt wordt van een<br />
mechanische koelmachine<br />
43.<br />
(aardappelverwerkende sector)<br />
Afzuigen van dampen ter hoogte<br />
van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door<br />
de bakdampen te condenseren met<br />
energieterugwinning<br />
44. Afzuigen van dampen ter hoogte<br />
van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door<br />
de bakdampen na te verbranden<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
0 0 + 163<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
0 0 - + 0 + + - ja, voor de<br />
aardappelverwerkende sector<br />
+ - + 0 0 - 0 0 +/- 164<br />
+ 0 + 0 0 - 0 0 +/- 166<br />
+ -/0 165<br />
ja, bij geurhinder<br />
+ - ja, bij geurhinder<br />
163<br />
Directe koeling van aardappelproducten (na voorbakken) met behulp van buitenlucht brengt mogelijk geurhinder met zich mee. Bij indirecte koeling met buitenlucht<br />
daarentegen is deze problematiek niet aan de orde.<br />
164<br />
Bij geurhinder<br />
165<br />
Uit de bakdampen komt een grote hoeveelheid recupereerbare energie vrij, er dient echter op gewezen te worden dat condenseren meer energie vraagt dan de<br />
hoeveelheid aan energie die kan worden teruggewonnen.<br />
166<br />
Bij geurhinder<br />
92
45. Afzuigen van dampen ter hoogte<br />
van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door<br />
de bakdampen te zuiveren via<br />
gaswassing<br />
46. Afzuigen van dampen ter hoogte<br />
van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door<br />
ozonisatie<br />
47. Afzuigen van dampen ter hoogte<br />
van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door<br />
de bakdampen te zuiveren met<br />
behulp van biofilters<br />
+ - + 0 0 +/<br />
-<br />
+ 0 + 0 0 +/<br />
-<br />
+ + +/<br />
-<br />
0 0 +/- 167<br />
0 0 +/- 168<br />
0 0 0 0 0 +/- 169<br />
+ - ja, bij geurhinder<br />
+ - ja, bij geurhinder<br />
- 170<br />
- nee<br />
167 Bij geurhinder<br />
168 Bij geurhinder<br />
169 Bij geurhinder<br />
170 Bron: VDI 3895; deze methode heeft een beperkt effect in de zuivering van dampstromen waarin zich vetpartikels bevinden; bij hoge massastromen raakt het<br />
filteroppervlak gemakkelijk verstopt met <strong>als</strong> gevolg dat bacteriën geremd of gestopt worden in hun zuiverende werking.
Conserveren<br />
kandidaat BBT<br />
48. Productverliezen (ter hoogte van<br />
vriestunnel) opscheppen en<br />
49.<br />
afvoeren <strong>als</strong> veevoeder<br />
Ontluchten van de vloeistoffen,<br />
zodat de vloeistoffen niet<br />
50.<br />
opschuimen tijdens het afvullen<br />
Opgietverliezen vermijden door het<br />
opgieten onder vacuum<br />
51. Opvangbakken voorzien voor<br />
morsverliezen<br />
52. Optimaal en automatisch ontdooien<br />
en reinigen van vriestunnels<br />
53. Hergebruik van warmte uit<br />
sterilisatieprocessen ten behoeve<br />
van voorverwarming<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
0 + + + 0 + 0 0 + + + ja<br />
0 + 0 0 0 -/0 -/0 0 + + 0 ja<br />
+ 0 0 0 0 0 0 0 + + 0 ja<br />
0 + + + 0 + 0 0 + + + ja<br />
0 0 0 0 0 + 0 0 + + + ja<br />
0 0 0 0 0 + 0 0 + + + ja<br />
94
Verpakken<br />
kandidaat BBT<br />
54. Morsverliezen beperken door het<br />
plaatsen van opvangbakken (juiste<br />
positionering), flappen, schermen,<br />
…<br />
55. Juiste positionering van kratten<br />
onder de transportband<br />
56. Vermorste groenten zoveel<br />
mogelijk manueel opruimen<br />
(wegspoelen via bedrijfsriolering<br />
vermijden)<br />
57. Optimalisatie van gebruik en<br />
afmetingen van de verpakkingen<br />
58. Grotere eenheden vervoersverpakking<br />
gebruiken<br />
59. Recyclage vervoersverpakking<br />
60. Houten kratten (met plastic zak)<br />
vervangen door plastic kratten<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
0 + 0 0 + - 0 + + + + ja<br />
0 + 0 0 + 0 0 + + + + ja<br />
0 + + 0 + 0 0 0 + + + ja<br />
0 0 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />
0 0 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />
0 0 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />
- 0 0 0 + 0 0 0 +/- +/- - nee
Reinigen / ontsmetten van productie-installaties<br />
kandidaat BBT<br />
61. Apparaten en ruimten (met gladde<br />
wanden en ronde hoeken)<br />
ontwerpen<br />
reinigen zijn<br />
die gemakkelijk te<br />
62. Grof vuil verwijderen door droog,<br />
mechanisch reinigen 171<br />
63. Zoveel mogelijk hergebruik van<br />
water; kwaliteit reinigingswater in<br />
relatie tot de vereiste<br />
64.<br />
bacteriologisch kwaliteit<br />
Verpakkingsmateriaal van de<br />
reinigings- en desinfectie-middelen<br />
gescheiden inzamelen naargelang<br />
hun afzetmogelijk-heden<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
+ + 0 0 0 + 0 0 + + +/- ja<br />
+ + + 0 + 0 0 0 + + + ja<br />
+ + 0 0 0 - 0 0 + + + ja<br />
0 0 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />
171 Bron: Verbist, S. et al (1994), Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />
96
Transport van plantaardig materiaal tussen de verschillende deelprocessen<br />
kandidaat BBT<br />
65. Efficiënte opstelling van de<br />
productielijn<br />
66. Flappen en schermen plaatsen op de<br />
transportband<br />
watergebruik<br />
67. Droog, mechanisch transport +/<br />
0<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
0 + 0 0 + + 0/+ + + + + ja<br />
0 + 0 0 + - 0 + + + + ja<br />
+/<br />
0<br />
- 0 - 0 - 0 - + + nee
Koelen en conditioneren van ruimten<br />
kandidaat BBT<br />
68. Koelinstallatie in bedrijf stellen<br />
met een keuringsattest<br />
69. Condensor opstellen zodat een<br />
minimale<br />
ontstaat<br />
reflectie van geluid<br />
70. Gebruik van geluidsarme<br />
compressoren en condensors<br />
71. Gebruik maken van<br />
verdampingscondensors ipv de<br />
conventionele<br />
watergekoelde<br />
lucht- of<br />
condensatiesystemen<br />
72. Koeldeuren zoveel mogelijk<br />
gesloten houden<br />
73. Snelsluitende en goed isolerende<br />
deuren plaatsen tussen ruimten met<br />
verschillende temperatuur<br />
74. Gebruik van ammoniak <strong>als</strong><br />
koudemiddel<br />
172 Minder warmte-afvoer<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
+ 0 + 0 + + + + + + + ja<br />
0 0 0 0 0 0 + 0 + + + ja<br />
0 0 0 0 0 -<br />
172<br />
+ 0 + + - ja<br />
+ + 0 0 0 + 0 0 + + + ja<br />
0 0 0 0 0 + + + + + + ja<br />
0 0 0 0 0 + + 0 + + - ja<br />
0 0 - 0 0 0 0 - + + + ja<br />
98
Afwatering en afvalwaterzuivering<br />
kandidaat BBT<br />
75. Bijhouden van een<br />
afvalwaterlogboek<br />
76. Grootte van de<br />
77.<br />
afvalwaterzuiveringsinstallatie<br />
afstemmen op het te zuiveren<br />
influent<br />
Gescheiden opvang en afvoer van<br />
industrieel water<br />
78. Gescheiden opvang en afvoer van<br />
sanitair water<br />
79. Gescheiden opvang en afvoer van<br />
regenwater<br />
80. Spreiden productie met hoge<br />
belasting voor het water (organisch<br />
materiaal, pH, …)<br />
81. Verwijderen van grove delen<br />
(organisch materiaal) uit het<br />
afvalwater door middel van ‘zeven’<br />
(rooster, zeefbocht, trommelzeef)<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
+ + 0 0 + + 0 + + + + ja<br />
+ 0 0 0 0 - 0 0 + + + ja<br />
+ + 0 0 + + 0 0 + + + ja<br />
+ + 0 0 + + 0 0 + + + ja<br />
+ + 0 0 + + 0 0 + + +/- 173<br />
+ + 0 0 + + 0 0 + +/- 0 nee<br />
0 + 0 0 - 0 0 0 + + + ja<br />
173 Alvorens het regenwater aangewend wordt in het productieproces dient het een behandeling te ondergaan. De rentabiliteit van deze milieuvriendelijke techniek is<br />
afhankelijk van de aanwending (ter vervanging van leidingswater (±42 BEF/m³) of grondwater/diep boorputwater (5-6 BEF/m³)).<br />
ja
kandidaat BBT<br />
82. Verwijderen van bezinkbare delen<br />
uit het afvalwater door middel van<br />
‘sedimentatie’ (zandvang)<br />
83. Zandvang regelmatig ruimen,<br />
84.<br />
waardoor deze het zand effectief<br />
kan verwijderen uit het afvalwater<br />
Verwijderen van zwevende delen<br />
uit het afvalwater tijdens de<br />
primaire zuivering door middel van<br />
‘flotatie’<br />
lamellenscheider)<br />
(luchtflotatie,<br />
85. Primair gezuiverd afvalwater<br />
alvorens verdere secundaire<br />
zuivering verzamelen in een<br />
mengtank (correctie van pH en<br />
temperatuur), neutralisatiebekken<br />
(correctie van pH), bufferbekken 175<br />
(continue invoer biologische<br />
zuiveringseenheid 176 ) of<br />
voorbezinkingsbekken (neerslaan<br />
van bezinkbare delen door<br />
inwerking van de gravitatiekracht)<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
0 + 0 0 - 0 - 0 + + + ja<br />
0 + 0 0 0 0 0 0 + + + ja<br />
0 + - 0 - - - 0 -/+ 174<br />
+ 0 enkel voor<br />
aardappelverwerkende sector,<br />
toegepast voor de<br />
verwijdering van vetten uit<br />
het afvalwater<br />
0 + 0 0 0 - - 0 + + + ja<br />
174 enkel indien noodzakelijk voor anaërobe zuivering<br />
175 Het ineens lozen van de volledige inhoud van de loogschiller vermijden om zowel een belastingsschok <strong>als</strong> een pH-schok te voorkomen<br />
Produkties die een hoge belasting veroorzaken zoveel mogelijk spreiden<br />
176 van de anaërobe of aërobe zuiveringsstap<br />
100
kandidaat BBT<br />
86. Anaërobe voorzuivering van het<br />
afvalwater (natuurlijke gisting,<br />
anaërobie geïntegreerd in de aërobe<br />
zuiveringsstap, UASB 177 )<br />
87. Aërobe zuivering van het<br />
afvalwater (actief slib proces)<br />
88. Nitrificatieproces stimuleren door<br />
sturing van het beluchtingsproces<br />
tijdens aërobe zuivering van het<br />
afvalwater<br />
89. Defosfatatieproces stimuleren door<br />
sturing van het beluchtingsproces<br />
tijdens aërobe zuivering van het<br />
afvalwater<br />
90. Dimensioneren van de aërobe<br />
zuivering om tot een lage<br />
91.<br />
slibbelasting te komen<br />
Anoxische nazuivering van het<br />
afvalwater (denitrificatieproces)<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
0 + - 0 - + 0 0 + + -/-- 178<br />
Rentabiliteit BBT<br />
ja, niet voor<br />
aardappelschilbedrijven 179<br />
0 + - 0 - - - 0 + + + ja<br />
0 + - 0 - - 0 0 + + -/-- ja, niet voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
0 + - 0 - - 0 0 + +/- -/-- ja, niet voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
0 + - 0 + - 0 0 + + 180<br />
0 + - 0 - - 0 0 + + -/-- 181<br />
+/- ja<br />
ja, niet voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
177 Upstream Anaerobic Sludge Blancket<br />
178 Gezien het kleinschalig karakter van het gemiddeld aardappelschilbedrijf is anäerobe waterzuivering doorgaans niet haalbaar (zie hfdst. 7).<br />
179 Met aardappelschilbedrijven wordt telkens bedoeld 'aardappelschilbedrijven die rechtstreeks leveren aan de versmarkt'<br />
180 Er dient opgemerkt te worden dat de belasting van het afvalwater zeer variabel is <strong>als</strong> gevolg van de verscheidenheid aan hoeveelheden en soorten van groenten die<br />
worden verwerkt. In vele gevallen zal het afvalwaterzuiveringssysteem op beperkte capaciteit dienen te werken.<br />
181 Gezien het kleinschalig karakter van het gemiddeld aardappelschilbedrijf is anäerobe waterzuivering doorgaans niet haalbaar.
kandidaat BBT<br />
92. Secundair slib en effluent van<br />
mekaar scheiden in een<br />
93.<br />
nabezinkingsbekken<br />
Effluentzuivering door middel van<br />
‘coagulatie \ flocculatie’, gevolgd<br />
door 'zandfiltratie'<br />
94. Effluentzuivering door middel van<br />
‘actieve kool filtratie’<br />
95. Effluentzuivering door middel van<br />
‘microfiltratie’<br />
96. Effluentzuivering door middel van<br />
‘omgekeerde osmose’<br />
97. Afvalwater zuiveren door<br />
toepassing van primaire zuivering<br />
alleen<br />
98. Afvalwater zuiveren door<br />
toepassing van primaire zuivering +<br />
aërobie<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
0 + - 0 - - 0 0 + + + ja<br />
0 + 0 0 - - 0 0 +/- 182<br />
0 + 0 0 - - 0 0 +/- 183<br />
0 +/<br />
-<br />
0 0 - - 0 0 +/- 184<br />
0 + 0 0 - - 0 0 +/- 185<br />
102<br />
+ - afhankelijk van het<br />
ontvangende<br />
oppervlaktewater<br />
+ -- nee<br />
+ -- nee<br />
+ -- nee<br />
0 + 0 0 - 0 0 0 + + + nee 186<br />
0 + 0 0 - - - 0 + + + nee 187 , wel voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
182 Afweging verhoogde afvalproductie / verbeterde afvalwaterkwaliteit te maken op basis van de lokale milieu-eisen van het ontvangende oppervlaktewater<br />
183 Enkel indien verbeterde waterkwaliteit opweegt tegen verhoogde energiekost/afvalproductie<br />
184 enkel indien verbeterde waterkwaliteit opweegt tegen verhoogde energiekost/afvalproductie<br />
185 enkel indien verbeterde waterkwaliteit opweegt tegen verhoogde energiekost/afvalproductie<br />
186 betere optie mogelijk zie volgende kandidaat-BBT<br />
187 betere optie mogelijk zie volgende kandidaat-BBT
kandidaat BBT<br />
99. Afvalwater zuiveren door<br />
toepassing van primaire zuivering +<br />
anaërobie + aërobie zonder<br />
stimulatie van biologische<br />
denitrificatie/desfosfatatie<br />
100. Afvalwater zuiveren door<br />
toepassing van primaire zuivering +<br />
anaërobie + aërobie + denitrificatie<br />
/ defosfatatie<br />
101. Afvalwater zuiveren door<br />
toepassing van primaire zuivering +<br />
anaërobie + aërobie + denitrificatie<br />
/ defosfatatie + coagulatie /<br />
flocculatie + filtratie<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
0 + - 0 - - - 0 + + +<br />
-- voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
0 + - 0 - - - 0 + + + 189<br />
0 + - 0 - - - 0 +/- 190<br />
188<br />
betere optie mogelijk zie volgende kandidaat-BBT<br />
189<br />
zie hoofdstuk 7<br />
190<br />
het negatief effect naar het compartiment 'afval' weegt zodanig door dat de globale milieu-afweging niet meer positief is<br />
Rentabiliteit BBT<br />
-- voor<br />
aardappelschilbe<br />
drijven<br />
nee 188<br />
ja, niet voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
+ - afhankelijk van de afweging<br />
tussen de verhoogde<br />
afvalproductie en de<br />
verbeterde<br />
afvalwaterkwaliteit, te maken<br />
op basis van de lokale milieueisen<br />
van het ontvangende<br />
oppervlakte-water door de<br />
vergunning-verlenende<br />
overheid;<br />
niet voor<br />
aardappelschilbedrijven
102. Afvalwater zuiveren door<br />
toepassing van primaire zuivering +<br />
anaërobie + aërobie + denitrificatie<br />
/ defosfatatie + coagulatie /<br />
flocculatie + filtratie + actieve<br />
koolfiltratie<br />
103. Afvalwater zuiveren door<br />
toepassing van primaire zuivering +<br />
anaërobie + aërobie + denitrificatie<br />
/ defosfatatie +<br />
coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />
actieve koolfiltratie + microfiltratie<br />
104. Afvalwater zuiveren door<br />
toepassing van primaire zuivering +<br />
anaërobie + aërobie + denitrificatie<br />
/ defosfatatie + coagulatie /<br />
flocculatie + filtratie + actieve<br />
koolfiltratie + microfiltratie +<br />
omgekeerde osmose<br />
0 + - 0 - - - 0 +/- 191<br />
0 + - 0 - - - 0 +/- 194<br />
0 + - 0 - - - 0 +/- 197<br />
191<br />
enkel indien verbeterde waterkwaliteit opweegt tegen verhoogde energiekost/afvalproductie<br />
192<br />
tenzij hergebruik in processen<br />
193<br />
tenzij hergebruik in processen<br />
194<br />
enkel indien verbeterde waterkwaliteit opweegt tegen verhoogde energiekost/afvalproductie<br />
195<br />
tenzij hergebruik in processen<br />
196<br />
tenzij hergebruik in processen<br />
197<br />
enkel indien verbeterde waterkwaliteit opweegt tegen verhoogde energiekost/afvalproductie<br />
198 tenzij hergebruik in processen<br />
199 tenzij hergebruik in processen<br />
+ -- 192<br />
+ -- 195<br />
+ -- 198<br />
nee 193<br />
nee 196<br />
nee 199<br />
104
105. Overdekken van de anaërobe<br />
installatie (+ eventueel lucht<br />
afzuigen en terugvoeren naar<br />
beluchtingsbekken, waarin de<br />
geurcomponenten<br />
afgebroken)<br />
dan worden<br />
106. Lucht ter hoogte van anaërobe<br />
bekkens behandelen met behulp van<br />
een biofilter (pakkingmateriaal b.v.<br />
turf, compost, houtschors, …)<br />
107. De installatie moet volledig<br />
waterdicht zijn om verontreiniging<br />
van de bodem en het grondwater te<br />
voorkomen<br />
108. Valoriseren van het biogas,<br />
gevormd tijdens anaërobe zuivering<br />
(b.v. opwarmen van reactor,<br />
opwekken van elektriciteit via een<br />
gasmotor, …)<br />
109. Slib ontwateren d.m.v. mechanische<br />
indikking via een zeefbandpers<br />
110. Slib ontwateren d.m.v.<br />
zwaartekrachtindikking<br />
sedimentatiebekken<br />
via een<br />
111. Slib ontwateren d.m.v.<br />
zwaartekrachtindikking<br />
slibstockage<br />
via<br />
112. Slib ontwateren via flotatieindikking<br />
d.m.v. opborrelende lucht<br />
200 tenzij in geval van geurhinder<br />
201 tenzij in geval van geurhinder<br />
0 0 + 0 0 - - 0 +/- + - nee 200<br />
0 0 + 0 -<br />
/+<br />
? ? 0 +/- + - nee 201<br />
0 0 0 + 0 0 0 0 + + - ja<br />
0 0 + 0 0 + 0 0 + + + ja<br />
0 0 0 + 0 -/0 -/0 0 + + + ja<br />
0 0 0 + 0 0 0 0 + + + ja<br />
0 0 0 + 0 0 0 0 + + + ja<br />
0 0 0 + 0 -/0 -/0 0 + + 0 ja
113. Slib chemisch stabiliseren d.m.v.<br />
kalkbehandeling<br />
114. Slib biologisch stabiliseren via<br />
mineralisatie<br />
115. Slib biologisch stabiliseren via<br />
vergisting<br />
116. Slib biologisch stabiliseren via<br />
compostering<br />
117. Slib thermisch stabiliseren via<br />
droging<br />
118. Slib thermisch stabiliseren via<br />
pasteurisatie<br />
Waterhergebruik<br />
kandidaat BBT<br />
119. Enkel de hoeveelheden<br />
sokkelwater oppompen die<br />
effectief vereist zijn in het<br />
productieproces<br />
0 0 + + 0 0 0 0 + + + ja<br />
0 0 + + 0 0 0 0 + + + ja<br />
0 0 + + 0 + 0 0 + + + ja<br />
0 0 + + 0 0 0 0 + + + ja<br />
0 0 + + 0 - 0 0 + + + ja<br />
0 0 + + 0 - 0 0 + + + ja<br />
watergebruik<br />
afvalwater<br />
geur/lucht<br />
bodem<br />
afval<br />
energie<br />
geluid en<br />
trillingen<br />
veiligheid<br />
Globaal Technische<br />
haalbaarheid<br />
Rentabiliteit BBT<br />
+ 0 0 0 0 + 0 0 + + + ja<br />
106
120. Waterverbruik controleren door + 0 0 0 0 0 0 0 + + - ja<br />
b.v. het plaatsen van een<br />
debietmeter op de belangrijkste<br />
verbruikers<br />
waterbronnen<br />
en verschillende<br />
121. Recycleren van transportwater + - - 0 0 - 0/- 0 + + +/- ja<br />
122. Hergebruik van waswater (van<br />
blikken en bokalen) ter hoogte van<br />
het schilproces<br />
123. Hergebruik van schilwater om de<br />
ruwe producten voor te wassen<br />
124. Hergebruik van condenswater dat<br />
ontstaat tijdens het indampen van<br />
groente- en fruitsappen voor het<br />
mengen of verdunnen van het<br />
eindproduct<br />
125. Hergebruik van water uit<br />
sterilisatieprocessen om de ruwe<br />
producten voor te wassen<br />
126. Hergebruik van warm koelwater uit<br />
de autoclaven (conservensector)<br />
voor het opwarmen van koud water<br />
ter hoogte van het blancheerproces,<br />
<strong>als</strong> spoelwater na het schillen of <strong>als</strong><br />
poetswater<br />
127. Hergebruik van blancheerwater <strong>als</strong><br />
eerste poetswater bij het reinigen<br />
van de vriestunnel<br />
128. Doorgedreven hergebruik van<br />
koelwater (geen rechtstreeks<br />
contact met product)<br />
+ 0 0 0 0 0 0 0 + +/- +/- ja, indien kwaliteit haalbaar<br />
+ 0 0 0 0 0 0 0 + + +/- ja<br />
+ + 0 0 0 0 0 0 + + + ja<br />
+ 0 0 0 0 0 0 0 + + +/- Ja<br />
+ 0 0 0 0 + 0 0 + + + ja, voor de conservensector<br />
+ 0 0 0 0 0 0 0 + + +/- ja<br />
+ 0 0 0 0 - 0 0 + + +/- ja
129. Gebruik van regenwater of<br />
vijverwater voor het voeden van de<br />
verdampingscondensors<br />
130. Gebruik van gezuiverd effluent<br />
(b.v. zandfilter, …) van de<br />
waterzuivering voor het voeden<br />
van de verdampingscondensors<br />
131. Effluent ‘chloreren’ en<br />
hergebruiken voor het reinigen van<br />
vloeren en procesinstallaties<br />
132. Effluent tertiair zuiveren met<br />
behulp van ‘coagulatie/flocculatie<br />
+ filtratie’ en hergebruiken voor de<br />
eerste wassing van de ruwe<br />
grondstof<br />
133. Effluent tertiair zuiveren met<br />
behulp van ‘coagulatie/flocculatie<br />
+ filtratie + actieve koolfiltratie +<br />
microfiltratie’ en hergebruiken<br />
voor het wassen van recipiënten<br />
voor de sterilisatie of <strong>als</strong> koelwater<br />
(koelcircuit)<br />
(pompcircuit)<br />
of transportwater<br />
+ + 0 0 0 - 0 0 + + + ja<br />
+ + 0 0 0 - 0 0 + - 202<br />
+ +/<br />
-<br />
- 0 0 - 0 - + + +/- 203<br />
+ nee<br />
+ + 0 0 - - 0 0 + + +/- neen, tenzij de vrijwaring van<br />
de lokale waterreserves<br />
opweegt tegen het verhoogd<br />
energieverbruik /<br />
afvalproductie<br />
+ + 0 0 - - 0 0 +/- + - neen, tenzij de vrijwaring van<br />
de lokale waterreserves<br />
opweegt tegen het verhoogd<br />
energieverbruik /<br />
afvalproductie<br />
202<br />
Bij toepassing van deze milieuvriendelijke techniek kunnen technische problemen ontstaan <strong>als</strong> gevolg van de hoge geleidbaarheid van het hergebruikt water (b.v.<br />
opconcentratie van zouten).<br />
203<br />
Afhankelijk van het gebruik van vloeren en procesinstallaties<br />
ja<br />
108
134. effluent tertiair zuiveren met<br />
behulp van ‘coagulatie/flocculatie<br />
+ filtratie + actieve koolfiltratie +<br />
microfiltratie + omgekeerde<br />
osmose’ en hergebruiken <strong>als</strong><br />
blancheerwater of koelwater<br />
(koelen van producten na<br />
blancheerproces)<br />
+ + 0 0 - - 0 0 +/- + - neen, tenzij de vrijwaring van<br />
de lokale waterreserves<br />
opweegt tegen het verhoogd<br />
energieverbruik /<br />
afvalproductie
HOOFDSTUK 5: VERTALING VAN BBT NAAR VERGUNNINGS-<br />
VOORWAARDEN<br />
5.1 Inleiding<br />
De BBT zijn een belangrijke basis bij het vaststellen van de<br />
milieuvergunningsvoorwaarden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe uitgaande van de<br />
geselecteerde BBT een suggestie gedaan kan worden van milieuvergunningsvoorwaarden.<br />
Naast de onderbouwing van de sectorale vergunningsvoorwaarden die wettelijk worden<br />
vastgelegd (Vlarem II) worden bijkomende BBT-aandachtspunten voor<br />
vergunningsverleners en bedrijven gesuggereerd.<br />
Figuur 5.1 geeft de krijtlijnen weer waarlangs BBT-gerelateerde milieuvergunningsvoorwaarden<br />
tot stand kunnen komen. In tabel 5.1 wordt vermeld welke BBT van deze<br />
sector in aanmerking komen <strong>als</strong> basis voor vergunningsvoorwaarden.<br />
De meest relevante huidige vergunningsvoorwaarden (Vlarem II) die van toepassing zijn<br />
voor de Vlaamse bedrijven in de groente- en fruitwerkende nijverheid zijn opgenomen in<br />
bijlage 3 van dit document.<br />
Deze voorwaarden hebben betrekking op:<br />
- Sectorale lozingsvoorwaarden voor bedrijfsafvalwater (Art. 5.3.2.1 en bijlagen 5.3.2.1<br />
en 5.3.2.17). Hierin worden de emissiegrenswaarden voor lozing in oppervlaktewater en<br />
riool bepaald.<br />
- Hergebruik van gezuiverd afvalwater (Art 5.3.2.3)<br />
- Behandeling van afvalwaterzuiveringsslib (storten verboden) (Art 5.3.2.3)<br />
- Voorkoming en bestrijding van geurhinder (Art 5.45.1.3)<br />
- Hygiënische maatregelen (Art. 5.45.1.4)<br />
In de paragrafen 5.2 - 5.6 wordt de relatie tussen de in hoofdstuk 4 geselecteerde BBT en<br />
de huidige Vlarem II-normen besproken. Hierbij is er vanuit gegaan dat de met BBT<br />
haalbare normen in relatie moeten staan met de ‘sectorale’ lozingsnormen. Waar nodig zijn<br />
suggesties gedaan voor verbeteringen. Op lokaal niveau kunnen eventueel omwille van b.v.<br />
de gevoeligheid van het ontvangend oppervlaktewater lagere normen vastgelegd worden,<br />
die zijn vaak strenger dan BBT.<br />
In de paragrafen 5.7 - 5.8 worden enkele BBT vermeld die nog niet voorzien zijn in de<br />
huidige Vlarem II-regelgeving en die bovendien geschikt zijn <strong>als</strong> basis voor<br />
vergunningsregels. Er wordt gekeken in hoeverre deze vertaald kunnen worden naar<br />
specifieke BBT-aandachtspunten voor vergunningsverleners en bedrijven.
Ja<br />
STOP<br />
Onderbouwt<br />
Vlarem II<br />
Technieken (technisch haalbaar + niet experimenteel)<br />
BBT<br />
Meest<br />
milieuvriendelijk<br />
Neen Ja<br />
Ja<br />
Komt overeen met sectorale of<br />
algemene voorwaarden Vlarem II<br />
Neen<br />
BBT bruikbaar <strong>als</strong> basis<br />
vergunningsvoorwaarde<br />
Ja<br />
Voorstel<br />
bijkomende<br />
vergunningsvoorwaarden<br />
Economisch haalbaar<br />
STOP<br />
Neen<br />
Neen<br />
Neen:<br />
Figuur 5.1: Toepassing BBT-vergunningen/ecologiesteun<br />
Betekenisvolle<br />
investering<br />
Ja<br />
Suggestie ecologiesteun
Tabel 5.1: Oplijsting van BBT en vertaling van BBT naar vergunningsvoorwaarden<br />
kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />
sectorale<br />
vergunningvoorwaarden<br />
in<br />
VLAREM II<br />
Afspraken maken met de<br />
teler/leverancier inzake<br />
oogsttijdstip, oogstproductie,<br />
pesticidegebruik,<br />
…<br />
teeltbewerking,<br />
Vertrekken van een schone<br />
grondstof met een beperkte<br />
hoeveelheid vuil en<br />
bestrijdingsmiddelen<br />
Zandwinningsinstallatie, bestemd<br />
voor het scheiden van tarra die<br />
vrijkomt bij de verwerking van o.a.<br />
aardappelen, waarbij het<br />
afgescheiden<br />
herbruikt<br />
zand kan worden<br />
Afscheider voor het verwijderen<br />
van fijn organisch materiaal bij de<br />
invoer van o.a. aardappelen in de<br />
fabriek<br />
Minimaliseren van de<br />
stock(grondstoffen), om<br />
veroudering/rotting te voorkomen<br />
Aangevoerde groenten onmiddellijk<br />
verwerken, om verlies aan<br />
grondstoffen te beperken (opslag<br />
vermijden)<br />
Opslag van grondstoffen op een<br />
zuivere binnenkoer, in de schaduw<br />
Opslag van grondstoffen in<br />
laadbakken<br />
ja nee 204<br />
Maatregel goede<br />
bedrijfspraktijk<br />
Opgenomen in<br />
voorstel 'specifieke<br />
BBTaandachtspunten<br />
voor vergunningsverleners<br />
en<br />
bedrijven'<br />
ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja, indien<br />
productieplanning<br />
kan<br />
worden gevolgd<br />
en afhankelijk<br />
van de<br />
bewaringstermijn<br />
van de<br />
verse goederen<br />
ja, indien<br />
noodzakelijk<br />
(b.v. aanpassing<br />
van de<br />
productieplanning)<br />
ja, indien<br />
noodzakelijk<br />
(b.v. aanpassing<br />
van de<br />
productieplanning)<br />
nee ja nee<br />
nee ja nee<br />
nee ja nee<br />
204 o.a. Vlarem II, bijlage 5.3.2.1° (inrichtingen bedoeld in de subrubrieken 45.13a en 45.13b, aardappelverwerking):<br />
sectorale lozingsvoorwaarde (lozing op oppervlaktewater) som chloorprofam, profam, thiobenzadol: 0,50 mg/l
kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />
sectorale<br />
vergunningvoorwaarden<br />
in<br />
VLAREM II<br />
Aankoop van hulpstoffen in bulk ja, indien<br />
beschikbaar<br />
Gescheiden inzameling van<br />
verpakkingsmateriaal<br />
Achterblijvende groente- en<br />
fruitresten na verwerking van de<br />
opgeslagen groenten zo snel<br />
mogelijk verwijderen<br />
Motor en koelaggregaat van de<br />
vrachtwagen afzetten tijdens laden /<br />
lossen<br />
Plaatsen van geluidskappen zodat<br />
tijdens het koeltrekken van de<br />
laadruimte van de vrachtwagen<br />
minder geluidsoverlast plaatsheeft<br />
Ventilatie beperken door de<br />
overgang tussen de laadruimte van<br />
de vrachtwagen en de opslagplaats<br />
van een goede sluiting te voorzien<br />
Deuren en ramen zoveel mogelijk<br />
gesloten houden<br />
Snelsluitende en goed isolerende<br />
deuren plaatsen tussen ruimten met<br />
verschillende temperatuur<br />
Sorteer- en morsverliezen beperken<br />
door kwaliteitszorg bij de<br />
teler/leverancier (aanleveren<br />
grondstoffen in optimale toestand)<br />
Sorteer- en morsverliezen beperken<br />
door plaatsen van opvangbakken<br />
(juiste positionering), flappen, spatschermen,<br />
…<br />
Regelmatige afvoer van nietbehandelde<br />
of uitgesorteerde<br />
groente- en fruitresten en schil- en<br />
snijresten naar de landbouw <strong>als</strong><br />
veevoeder<br />
Selecteren van grondstoffen naar<br />
grootte, om de hoeveelheid<br />
schilafval te beperken<br />
ja nee 205<br />
Maatregel goede<br />
bedrijfspraktijk<br />
Opgenomen in<br />
voorstel 'specifieke<br />
BBTaandachtspunten<br />
voor vergunningsverleners<br />
en<br />
bedrijven'<br />
nee ja nee<br />
ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja ja 206<br />
ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja, indien<br />
technisch<br />
haalbaar<br />
nee ja nee<br />
205 Afv<strong>als</strong>toffendecreet met uitvoeringsbesluiten gebundeld in VLAREA, samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996<br />
(omzetting Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december betreffende verpakking en<br />
verpakkingsafval)<br />
206 Vlarem II, Art. 5.45.1.6 §2
kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />
sectorale<br />
vergunningvoorwaarden<br />
in<br />
VLAREM II<br />
Afscheiden van (vast) organisch<br />
materiaal uit het afvalwater ter<br />
hoogte van het schilproces door<br />
middel van zeven, filters,<br />
centrifuges, enz. om uitloging te<br />
beperken<br />
Dagelijks ledigen van<br />
uitgesorteerde groenten en fruit,<br />
schil- en snijresten en organisch<br />
afval 207<br />
Opslag (duur zo beperkt mogelijk)<br />
van uitgesorteerde groenten en fruit,<br />
schil- en snijresten en organisch<br />
afval in gesloten containers<br />
Aardappelen drogen en mechanisch<br />
van vuil ontdoen<br />
Schillen met behulp van stoom (ipv<br />
loogschillen)<br />
Schillen door middel van<br />
carborundum (ipv loogschillen)<br />
Mechanische schillen (ipv<br />
loogschillen)<br />
Schillen verwijderen (na<br />
stoomschillen) m.b.v. borstelband<br />
ipv water<br />
Scherpe snijkoppen gebruiken<br />
tijdens het snijproces<br />
Warmteterugwinning tijdens het<br />
indampen<br />
fruitsappen<br />
van groente- en<br />
Bandblancheur/waterkoeler<br />
combinatie (IBC) (ipv klassieke<br />
trommelblancheur<br />
tegenstroomkoeler)<br />
met<br />
Maatregel goede<br />
bedrijfspraktijk<br />
114<br />
Opgenomen in<br />
voorstel 'specifieke<br />
BBTaandachtspunten<br />
voor vergunningsverleners<br />
en<br />
bedrijven'<br />
ja nee ja nee<br />
ja ja 208<br />
ja ja 209<br />
ja nee<br />
ja nee<br />
ja nee - watergebruik<br />
ja, behalve voor<br />
het schillen van<br />
schorseneren en<br />
appelen<br />
ja, indien<br />
kwaliteit<br />
haalbaar<br />
ja, indien<br />
kwaliteit<br />
haalbaar<br />
ja, indien<br />
kwaliteit<br />
haalbaar<br />
nee - watergebruik<br />
nee - watergebruik<br />
nee - watergebruik<br />
ja 210<br />
lozingsnormen<br />
COD, BOD<br />
- watergebruik<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja, indien de<br />
bacteriële<br />
kwaliteit van het<br />
product geen<br />
probleem stelt<br />
207<br />
zie opmerking hoofdstuk 2, paragraaf 2.9.6<br />
208<br />
Vlarem II, Art. 5.45.1.3<br />
209<br />
Vlarem II, Art. 5.45.1.3<br />
210<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />
nee - watergebruik
kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />
sectorale<br />
vergunningvoorwaarden<br />
in<br />
VLAREM II<br />
Gebruik maken van zo koud<br />
mogelijk water voor de koeling van<br />
producten<br />
Afscheiden van organisch (vast)<br />
materiaal uit het afvalwater door<br />
middel van zeven, filters,<br />
centrifuges, …<br />
Gebruik maken van een gesloten<br />
koeltunnel d.m.v. indirecte koeling<br />
met buitenlucht, waarbij geen direct<br />
contact is tussen buitenlucht en<br />
product en geen gebruik gemaakt<br />
wordt van een mechanische<br />
koelmachine<br />
Afzuigen van dampen ter hoogte<br />
van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door<br />
de bakdampen te condenseren met<br />
energieterugwinning<br />
Afzuigen van dampen ter hoogte<br />
van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door<br />
de bakdampen na te verbranden<br />
Afzuigen van dampen ter hoogte<br />
van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door<br />
de bakdampen te zuiveren via<br />
gaswassing<br />
Afzuigen van dampen ter hoogte<br />
van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door<br />
ozonisatie<br />
Productverliezen (ter hoogte van<br />
vriestunnel) opscheppen en<br />
afvoeren <strong>als</strong> veevoeder<br />
Ontluchten van de vloeistoffen,<br />
zodat de vloeistoffen niet<br />
opschuimen tijdens het afvullen<br />
Opgietverliezen vermijden door het<br />
opgieten onder vacuum<br />
ja, enkel voor de<br />
diepvriesgroentensector<br />
ja 211<br />
lozingsnormen<br />
COD, BOD<br />
Maatregel goede<br />
bedrijfspraktijk<br />
Opgenomen in<br />
voorstel 'specifieke<br />
BBTaandachtspunten<br />
voor vergunningsverleners<br />
en<br />
bedrijven'<br />
ja nee<br />
ja ja 212<br />
lozingsnormen<br />
zwevende stoffen,<br />
bezinkbare deeltjes<br />
ja nee<br />
ja nee - geurhinder<br />
ja, bij<br />
geurhinder<br />
ja, bij<br />
geurhinder<br />
ja, bij<br />
geurhinder<br />
ja, bij<br />
geurhinder<br />
nee - geurhinder<br />
nee - geurhinder<br />
nee - geurhinder<br />
nee - geurhinder<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
211<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />
212<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)
kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />
sectorale<br />
vergunningvoorwaarden<br />
in<br />
VLAREM II<br />
Optimaal en automatisch ontdooien<br />
en reinigen van vriestunnels<br />
Hergebruik van warmte uit<br />
sterilisatieprocessen ten behoeve<br />
van voorverwarming<br />
Juiste positionering van kratten<br />
onder de transportband<br />
Vermorste groenten zoveel<br />
mogelijk manueel opruimen<br />
(wegspoelen via bedrijfsriolering<br />
vermijden)<br />
Optimalisatie van gebruik en<br />
afmetingen van de verpakkingen<br />
Grotere eenheden vervoersverpakking<br />
gebruiken<br />
Recyclage vervoersverpakking ja nee 213<br />
Apparaten en ruimten (met gladde<br />
wanden en ronde hoeken)<br />
ontwerpen<br />
reinigen zijn<br />
die gemakkelijk te<br />
Grof vuil verwijderen door droog,<br />
mechanisch transport<br />
Verpakkingsmateriaal van de<br />
reinigings- en desinfectie-middelen<br />
gescheiden inzamelen naargelang<br />
hun afzetmogelijk-heden<br />
Efficiënte<br />
productielijn<br />
opstelling van de<br />
Flappen en schermen plaatsen op de<br />
transportband<br />
Maatregel goede<br />
bedrijfspraktijk<br />
116<br />
Opgenomen in<br />
voorstel 'specifieke<br />
BBTaandachtspunten<br />
voor vergunningsverleners<br />
en<br />
bedrijven'<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja ja 214<br />
ja nee<br />
ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee 215<br />
ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
213<br />
Afv<strong>als</strong>toffendecreet met uitvoeringsbesluiten gebundeld in VLAREA, samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996<br />
(omzetting Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december betreffende verpakking en<br />
verpakkingsafval)<br />
214<br />
Vlarem II, Art. 5.45.1.4<br />
215<br />
Afv<strong>als</strong>toffendecreet met uitvoeringsbesluiten gebundeld in VLAREA, samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996<br />
(omzetting Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december betreffende verpakking en<br />
verpakkingsafval)
kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />
sectorale<br />
vergunningvoorwaarden<br />
in<br />
VLAREM II<br />
Koelinstallatie in bedrijf stellen met<br />
een keuringsattest<br />
Condensor opstellen zodat een<br />
minimale<br />
ontstaat<br />
reflectie van geluid<br />
Gebruik van geluidsarme<br />
compressoren en condensors<br />
Gebruik maken van<br />
verdampingscondensors ipv de<br />
conventionele lucht- of<br />
watergekoelde condensatiesystemen<br />
Koeldeuren zoveel mogelijk<br />
gesloten houden<br />
Snelsluitende en goed isolerende<br />
deuren plaatsen tussen ruimten met<br />
verschillende temperatuur<br />
Gebruik van ammoniak <strong>als</strong><br />
koudemiddel<br />
Bijhouden van een<br />
afvalwaterlogboek<br />
Grootte van de<br />
afvalwaterzuiveringsinstallatie<br />
afstemmen op het te zuiveren<br />
influent<br />
Gescheiden opvang en afvoer van<br />
regenwater<br />
Gescheiden opvang en afvoer van<br />
industrieel water<br />
Gescheiden opvang en afvoer van<br />
sanitair water<br />
ja ja 216<br />
Maatregel goede<br />
bedrijfspraktijk<br />
Opgenomen in<br />
voorstel 'specifieke<br />
BBTaandachtspunten<br />
voor vergunningsverleners<br />
en<br />
bedrijven'<br />
- nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja ja 217<br />
- nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja ja 218<br />
ja ja 219<br />
ja nee<br />
- nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
216<br />
Vlarem II, Art. 5.16.3.3.<br />
217<br />
zie Vlarem II, Art. 5.16.3.3 'Luchtconditionerings- en koelinrichtingen'<br />
218<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />
219<br />
Vlarem II Codes van goede bedrijfspraktijk (Omzendbrief 31.7.1996, 2.11 afkoppelingsbeleid inzake hemelwater'
kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />
sectorale<br />
vergunningvoorwaarden<br />
in<br />
VLAREM II<br />
Verwijderen van grove delen<br />
(organisch materiaal) uit het<br />
afvalwater door middel van ‘zeven’<br />
(rooster, zeefbocht, trommelzeef)<br />
Verwijderen van bezinkbare delen<br />
uit het afvalwater door middel van<br />
‘sedimentatie’ (zandvang)<br />
Zandvang regelmatig ruimen,<br />
waardoor deze het zand effectief<br />
kan verwijderen uit het afvalwater<br />
Primair gezuiverd afvalwater<br />
(alvorens verdere secundaire<br />
zuivering) verzamelen in een<br />
mengtank (correctie van pH en<br />
temperatuur), neutralisatiebekken<br />
(correctie van pH), bufferbekken<br />
(continue invoer biologische<br />
zuiveringseenheid) of<br />
voorbezinkingsbekken (neerslaan<br />
van bezinkbare delen door<br />
inwerking van de gravitatiekracht)<br />
Anaërobe voorzuivering van het<br />
afvalwater (natuurlijke gisting,<br />
anaërobie geïntegreerd in de aërobe<br />
zuiveringsstap, UASB 223 )<br />
Aërobe zuivering van het<br />
afvalwater (actief slib proces)<br />
Maatregel goede<br />
bedrijfspraktijk<br />
118<br />
Opgenomen in<br />
voorstel 'specifieke<br />
BBTaandachtspunten<br />
voor vergunningsverleners<br />
en<br />
bedrijven'<br />
ja nee - nee<br />
ja ja 220<br />
lozingsnorm<br />
bezinkbare delen<br />
ja ja 221<br />
lozingsnorm<br />
bezinkbare delen<br />
ja ja 222<br />
lozingsnormen pH,<br />
t°C, bezinkbare<br />
stoffen<br />
ja, behalve voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
224<br />
ja 225<br />
lozingsnormen<br />
zwevende stoffen,<br />
COD, BOD<br />
ja ja 226<br />
lozingsnormen<br />
zwevende stoffen,<br />
COD, BOD<br />
- nee<br />
ja nee<br />
ja nee<br />
- nee<br />
- nee<br />
220<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />
221<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />
222<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />
223<br />
Upstream Anaerobic Sludge Blancket<br />
224<br />
Met aardappelschilbedrijven wordt steeds bedoeld 'aardappelschilbedrijven die rechtstreeks leveren aan de<br />
versmarkt'<br />
225<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />
226<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)
kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />
sectorale<br />
vergunningvoorwaarden<br />
in<br />
VLAREM II<br />
Nitrificatieproces stimuleren door<br />
sturing van het beluchtingsproces<br />
tijdens aërobe zuivering van het<br />
afvalwater<br />
Defosfatatieproces stimuleren door<br />
sturing van het beluchtingsproces<br />
tijdens aërobe zuivering van het<br />
afvalwater<br />
Dimensioneren van de aërobe<br />
zuivering om tot een lage<br />
slibbelasting te komen<br />
Anaërobe nazuivering van het<br />
afvalwater (denitrificatieproces)<br />
Secundair slib en effluent van<br />
mekaar scheiden in een<br />
nabezinkingsbekken<br />
Effluentzuivering door middel van<br />
‘coagulatie\flocculatie’,<br />
door 'zandfiltratie'<br />
gevolgd<br />
Afvalwater zuiveren enkel door<br />
toepassing van primaire zuivering +<br />
aërobie<br />
ja, behalve voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
ja, behalve voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
ja 227<br />
lozingsnormen<br />
zwevende stoffen,<br />
COD, BOD<br />
ja 228<br />
lozingsnormen<br />
zwevende stoffen,<br />
COD, BOD<br />
Maatregel goede<br />
bedrijfspraktijk<br />
Opgenomen in<br />
voorstel 'specifieke<br />
BBTaandachtspunten<br />
voor vergunningsverleners<br />
en<br />
bedrijven'<br />
- nee<br />
- nee<br />
ja ja 229<br />
lozingsnormen<br />
zwevende stoffen,<br />
COD, BOD, N, P<br />
ja nee<br />
ja, behalve voor ja<br />
aardappelschilbedrijven<br />
230<br />
- nee<br />
lozingsnormen<br />
zwevende stoffen,<br />
COD, BOD, N<br />
ja nee ja ja<br />
af te wegen, niet<br />
voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
ja, enkel voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
ja 231<br />
lozingsnormen<br />
zwevende stoffen,<br />
COD, BOD<br />
ja 232<br />
lozingsnormen<br />
227<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />
228<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />
229<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />
230<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />
231<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />
232<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater, 500-2 000 IE)<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />
- nee<br />
- nee
kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />
sectorale<br />
vergunningvoorwaarden<br />
in<br />
VLAREM II<br />
Afvalwater zuiveren door<br />
toepassing van primaire zuivering +<br />
anaërobie + aërobie +<br />
denitrificatie/defosfatatie<br />
Afvalwater zuiveren door<br />
toepassing van primaire zuivering +<br />
anaërobie + aërobie +<br />
denitrificatie/defosfatatie<br />
coagulatie/flocculatie + filtratie<br />
+<br />
De installatie moet volledig<br />
waterdicht zijn om verontreiniging<br />
van de bodem en het grondwater te<br />
voorkomen<br />
Valoriseren van het biogas,<br />
gevormd tijdens anaërobe zuivering<br />
(b.v. opwarmen van reactor,<br />
opwekken van elektriciteit via een<br />
gasmotor, …)<br />
Slib ontwateren d.m.v. mechanische<br />
indikking via een zeefbandpers<br />
Slib ontwateren d.m.v.<br />
zwaartekrachtindikking<br />
sedimentatiebekken<br />
via een<br />
Slib ontwateren d.m.v.<br />
zwaartekrachtindikking<br />
slibstockage<br />
via<br />
Slib ontwateren via flotatieindikking<br />
d.m.v. opborrelende lucht<br />
Slib chemisch stabiliseren d.m.v.<br />
kalkbehandeling<br />
Slib biologisch stabiliseren via<br />
mineralisatie<br />
ja, behalve voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
af te wegen,<br />
niet voor<br />
aardappelschilbedrijven<br />
ja 233<br />
lozingsnormen<br />
ja 234<br />
lozingsnormen<br />
Maatregel goede<br />
bedrijfspraktijk<br />
120<br />
Opgenomen in<br />
voorstel 'specifieke<br />
BBTaandachtspunten<br />
voor vergunningsverleners<br />
en<br />
bedrijven'<br />
- nee<br />
- nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja nee ja nee<br />
ja ja 235<br />
ja ja 236<br />
- nee<br />
- nee<br />
233<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater, > 2 000 IE)<br />
Vlarem II, Bijlagen 5.3.2.1 en 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden)<br />
234<br />
Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater, > 2 000 IE)<br />
Vlarem II, Bijlagen 5.3.2.1 en 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden)<br />
235<br />
zie VLAREA, subbijlage 4.2.1.c 'Specifieke voorwaarden voor gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />
bodemverbeterend middel'<br />
236<br />
zie VLAREA, subbijlage 4.2.1.c 'Specifieke voorwaarden voor gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />
bodemverbeterend middel'
kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />
sectorale<br />
vergunningvoorwaarden<br />
in<br />
VLAREM II<br />
Slib biologisch stabiliseren via<br />
vergisting<br />
Slib biologisch stabiliseren via<br />
compostering<br />
Slib thermisch stabiliseren via<br />
droging<br />
Slib thermisch stabiliseren via<br />
pasteurisatie<br />
ja ja 237<br />
ja ja 238<br />
ja ja 239<br />
ja ja 240<br />
Maatregel goede<br />
bedrijfspraktijk<br />
Opgenomen in<br />
voorstel 'specifieke<br />
BBTaandachtspunten<br />
voor vergunningsverleners<br />
en<br />
bedrijven'<br />
- nee<br />
- nee<br />
- nee<br />
- nee<br />
Enkel de hoeveelheden sokkelwater<br />
oppompen die effectief vereist zijn<br />
in het productieproces<br />
ja nee - waterverbruik<br />
Waterverbruik controleren door b.v.<br />
het plaatsen van een debietmeter op<br />
de belangrijkste verbruikers en<br />
verschillende waterbronnen<br />
ja nee 241<br />
- waterverbruik<br />
Zoveel mogelijk hergebruik van<br />
water; kwaliteit reinigingswater in<br />
ja ja<br />
relatie tot de vereiste<br />
bacteriologisch kwaliteit<br />
242<br />
- waterverbruik<br />
Recycleren van transportwater ja nee - waterverbruik<br />
Hergebruik van waswater (van<br />
blikken en bokalen) ter hoogte van<br />
het schilproces<br />
Hergebruik van schilwater om de<br />
ruwe producten voor te wassen<br />
ja, indien<br />
kwaliteit<br />
haalbaar<br />
nee - waterverbruik<br />
ja nee - waterverbruik<br />
237 zie VLAREA, subbijlage 4.2.1.c 'Specifieke voorwaarden voor gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />
bodemverbeterend middel'<br />
238 zie VLAREA, subbijlage 4.2.1.c 'Specifieke voorwaarden voor gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />
bodemverbeterend middel'<br />
239 zie VLAREA, subbijlage 4.2.1.c 'Specifieke voorwaarden voor gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />
bodemverbeterend middel'<br />
240 zie VLAREA, subbijlage 4.2.1.c 'Specifieke voorwaarden voor gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />
bodemverbeterend middel'<br />
241 In Vlarem II, Art. 4.2.5.1 en Bijlage 4.2.5.1 is echter wel een reglementering vastgelegd inzake 'metingen en<br />
controle bij lozing van bedrijfsafvalwater, koelwater en influent/effluent van waterzuiveringsinstallaties'<br />
242 Vlarem II, Art. 5.3.2.3 en de hygiënewetgeving
kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />
sectorale<br />
vergunningvoorwaarden<br />
in<br />
VLAREM II<br />
Hergebruik van condenswater dat<br />
ontstaat tijdens het indampen van<br />
groente- en fruitsappen voor het<br />
mengen of verdunnen van het<br />
eindproduct<br />
Hergebruik van water uit<br />
sterilisatieprocessen om de ruwe<br />
producten voor te wassen<br />
Hergebruik van warm koelwater uit<br />
de autoclaven (conservensector)<br />
voor het opwarmen van koud water<br />
ter hoogte van het blancheerproces,<br />
<strong>als</strong> spoelwater na het schillen of <strong>als</strong><br />
poetswater<br />
Hergebruik van blancheerwater <strong>als</strong><br />
eerste poetswater bij het reinigen<br />
van de vriestunnel<br />
Hergebruik van koelwater<br />
(geen rechtstreeks contact met<br />
product)<br />
Gebruik van regenwater of<br />
vijverwater voor het voeden van de<br />
verdampingscondensors<br />
Effluent ‘chloreren’ en<br />
hergebruiken voor het reinigen van<br />
vloeren en procesinstallaties<br />
Effluent tertiair zuiveren met<br />
behulp van ‘coagulatie / flocculatie<br />
+ filtratie’ en hergebruiken voor de<br />
eerste wassing van de ruwe<br />
grondstof<br />
Effluent tertiair zuiveren met<br />
behulp van ‘coagulatie/flocculatie +<br />
filtratie + actieve koolfiltratie +<br />
microfiltratie’ en hergebruiken voor<br />
het wassen van recipiënten voor de<br />
sterilisatie of <strong>als</strong> koelwater<br />
(koelcircuit) of transportwater<br />
(pompcircuit)<br />
243 Vlarem II, Art. 5.3.2.3<br />
244 Vlarem II, Art. 5.3.2.3<br />
245 Vlarem II, Art. 5.3.2.3<br />
Maatregel goede<br />
bedrijfspraktijk<br />
122<br />
Opgenomen in<br />
voorstel 'specifieke<br />
BBTaandachtspunten<br />
voor vergunningsverleners<br />
en<br />
bedrijven'<br />
ja nee - waterverbruik<br />
ja nee - waterverbruik<br />
ja nee - waterverbruik<br />
ja nee - waterverbruik<br />
ja nee - waterverbruik<br />
ja nee - waterverbruik<br />
ja ja 243<br />
af te wegen ja 244<br />
af te wegen ja 245<br />
- waterverbruik<br />
- waterverbruik<br />
- waterverbruik
kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />
sectorale<br />
vergunningvoorwaarden<br />
in<br />
VLAREM II<br />
Effluent tertiair zuiveren met<br />
behulp van ‘coagulatie/flocculatie +<br />
filtratie + actieve koolfiltratie +<br />
microfiltratie + omgekeerde<br />
osmose’ en hergebruiken <strong>als</strong><br />
blancheerwater of koelwater<br />
(koelen van producten na<br />
blancheerproces)<br />
246 Vlarem II, Art. 5.3.2.3<br />
af te wegen ja 246<br />
Maatregel goede<br />
bedrijfspraktijk<br />
Opgenomen in<br />
voorstel 'specifieke<br />
BBTaandachtspunten<br />
voor vergunningsverleners<br />
en<br />
bedrijven'<br />
- waterverbruik
5.2 Relatie tussen BBT en afvalwaterlozingsnormen<br />
5.2.1 Voorstel van BBT-gerelateerde lozingsnormen<br />
Deze paragraaf beschrijft de relatie tussen BBT en de huidige Vlarem II-lozingsnormen en<br />
suggereert bovendien nieuwe normen voor fosfor en stikstof. De betrokken BBT zijn<br />
opgesomd in paragraaf 5.2.2. Een onderbouwing van hogervermelde relatie is opgenomen<br />
onder de vorm van zuiveringsscenario's (zie paragraaf 5.2.3) en kostprijsberekeningen voor<br />
afvalwaterzuivering (zie paragraaf 5.2.4).<br />
In Vlarem II zijn thans de volgende normen opgenomen voor deze sector:<br />
- Sectorale normen voor lozing op riool (Vlarem II, bijlage 5.3.2.17 voor de<br />
conserven/diepvries, respectievelijk bijlage 5.3.2.1 voor de aardappelverwerking):<br />
zwevende stoffen: 600 / 750 mg/l<br />
COD: 1500 mg/l<br />
BOD: 750 mg/l<br />
- Sectorale normen voor lozing op oppervlaktewater (Vlarem II, bijlage 5.3.2.17 voor de<br />
conserven /diepvries, respectievelijk bijlage 5.3.2.1 voor de aardappelverwerking):<br />
zwevende stoffen: 50 / 60 mg/l<br />
COD: 300 / 200 mg/l<br />
BOD: 50 / 25 mg/l<br />
N-totaal: 60 mg/l / -<br />
Tevens wordt vaak een vergelijking gemaakt met de lozingsnormen overeenkomend met<br />
deze voor de lozing van stedelijk afvalwater (Vlarem II, bijlage 5.3.1).<br />
voor >10 000 IE afvalwater zwevende stoffen: 35 mg/l<br />
COD: 125 mg/l<br />
BOD: 25 mg/l<br />
N-totaal: 10-15 mg/l<br />
P-totaal: 1-2 mg/l<br />
voor 500-2000 IE afvalwater COD: 250 mg/l<br />
BOD: 50 mg/l<br />
In hetgeen volgt wordt de haalbaarheid van deze groepen van normen achtereenvolgens<br />
besproken.<br />
5.2.1.1 Sectorale lozingsnormen op riool<br />
De huidige sectorale lozingsnormen op riool kunnen gehaald worden door toepassing van<br />
primaire zuivering gevolgd door aërobe zuivering.<br />
Primaire zuivering gevolgd door aërobe zuivering is de BBT voor aardappelschillers<br />
(rubriek 45.13 b, met jaarlijkse productiecapaciteit van ten hoogste 5 000 ton).<br />
124
De aanbevolen maximum normen voor aardappelschillers bij lozing op riool zijn de huidige<br />
sectorale lozingsnormen op riool (Vlarem II, bijlage 5.3.2.1):<br />
zwevende stoffen: 750 mg/l<br />
COD: 1500 mg/l<br />
BOD: 750 mg/l<br />
Ntot: -<br />
Ptot: -<br />
Opmerking:<br />
Bepaalde grotere en / of in landelijk gebied gelegen aardappelschillers kunnen niet lozen op<br />
riool en zijn verplicht te lozen op oppervlaktewater. Deze bedrijven moeten een<br />
verdergaande biologische zuivering toepassen om te voldoen aan de aanbevolen normen<br />
voor lozing op oppervlaktewater (zie paragraaf 5.2.1.2).<br />
5.2.1.2 Sectorale lozingsnormen op oppervlaktewater<br />
De huidige sectorale lozingsnormen op oppervlaktewater kunnen gehaald worden indien<br />
primaire zuivering gevolgd wordt door anaërobe en aërobe zuivering, inclusief nitrificatie /<br />
denitrificatie / defosfatatie.<br />
Primaire zuivering gevolgd door secundaire zuivering (anaërobe en aërobe zuivering,<br />
inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie) is de BBT voor grote diepvries-,<br />
conserven-, aardappelverwerkings- en sappenbedrijven (jaarlijkse productiecapaciteit ><br />
5 000 ton eindproduct) indien deze bedrijven lozen op niet gevoelig oppervlaktewater 247 .<br />
De aanbevolen maximum normen voor aardappelverwerkende bedrijven bij lozing op niet<br />
gevoelig oppervlaktewater zijn de huidige sectorale lozingsnormen op oppervlaktewater<br />
(Vlarem II, bijlage 5.3.2.1), aangevuld met een Ntot- en Ptot-norm:<br />
zwevende stoffen: 60 mg/l<br />
COD: 200 mg/l<br />
BOD: 25 mg/l<br />
Ntot: 60 mg/l 248<br />
Ptot: 50 mg/l 249<br />
De aanbevolen maximum normen voor diepvries-, conserven en sappenbedrijven bij lozing<br />
op niet gevoelig oppervlaktewater zijn de huidige sectorale lozingsnormen op<br />
oppervlaktewater (Vlarem II, bijlage 5.3.2.17), aangevuld met een Ptot-norm:<br />
zwevende stoffen: 50 mg/l<br />
COD: 300 mg/l<br />
BOD: 50 mg/l<br />
Ntot: 60 mg/l<br />
Ptot: 25 mg/l 250<br />
247<br />
Te beoordelen door de vergunningsverlenende overheid, op basis van de oppervlaktewater<br />
kwaliteitsdoelstellingen. Niet te verwarren met de terminologie 'kwetsbaar gebied', zo<strong>als</strong> wordt gehanteerd<br />
in de Europese regelgeving.<br />
248<br />
Nieuw voorstel van norm, cf. sectorale lozingsnormen op oppervlaktewater van groenteverwerkende<br />
bedrijven (Vlarem II, bijlage 5.3.2.17)<br />
249<br />
Nieuw voorstel van norm, cf tabel 5.2.<br />
250<br />
Nieuw voorstel van norm, cf tabel 5.1.
Opmerking:<br />
Bij het verwerken van bepaalde grondstoffen (b.v. schorseneren en spinazie) zullen de<br />
concentraties in het ruw afvalwater voor een aantal van de parameters hoger zijn dan deze<br />
geschat in de tabellen 5.1-5.3. Mits toepassing van BBT zullen de finale concentraties van<br />
deze parameters in het afvalwater ook hoger zijn. Tevens zal bij de overschakeling naar de<br />
verwerking van b.v. schorseneren en spinazie de afvalwaterzuivering vaak enkele dagen<br />
nodig hebben om zich aan te passen. Deze situatie doet zich sterker voor bij bedrijven die<br />
tegelijkertijd slechts één product verwerken in vergelijking met bedrijven die steeds<br />
verschillende producten parallel verwerken.<br />
In hogervermelde gevallen kunnen bedrijven moeilijkheden hebben om de hierboven<br />
gestelde normen te behalen. Het is dan ook aangewezen om in de vergunning hiermee<br />
rekening te houden. Indien dergelijke pieklozingen eerder uitzonderlijk voorkomen (b.v.<br />
maximaal 10% van de tijd) dan is het bouwen van een grotere zuiveringsinstallatie of het<br />
uitvoeren van bijkomende zuiveringsstappen (b.v. verregaande tertiaire zuivering), gezien<br />
de ermee gepaard gaande kosten, niet zinvol. Voor deze uitzonderlijke (en kortstondige)<br />
situaties is het dus zinvol om tijdelijk een versoepeling van de opgelegde lozingsnormen op<br />
oppervlaktewater toe te staan. Bij het toestaan van deze uitzonderingen kan de<br />
vergunningsverlenende overheid zich baseren op onderstaande voorstellen van sectorale<br />
lozingsnormen op oppervlaktewater gedurende de periode van de verwerking van<br />
schorseneren en spinazie.<br />
De aanbevolen maximum normen voor de verwerking van schorseneren voor diepvries- en<br />
conservenbedrijven bij lozing op niet gevoelig oppervlaktewater en beperkt in de tijd zijn:<br />
zwevende stoffen: 150 mg/l<br />
COD: 400 mg/l<br />
BOD: 75 mg/l<br />
Ntot: 70 mg/l<br />
Ptot: 40 mg/l<br />
De aanbevolen maximum normen voor de verwerking van spinazie voor diepvries- en<br />
conservenbedrijven bij lozing op niet gevoelig oppervlaktewater en beperkt in de tijd zijn:<br />
zwevende stoffen: 50 mg/l<br />
COD: 300 mg/l<br />
BOD: 50 mg/l<br />
Ntot: 100 mg/l<br />
Ptot: 40 mg/l<br />
5.2.1.3 Normen lozing stedelijk afvalwater<br />
De huidige normen lozing stedelijk afvalwater kunnen voor wat betreft 'zwevende stof',<br />
'COD' en 'stikstof totaal' gehaald worden door toepassing van primaire zuivering, gevolgd<br />
door anaërobe en aërobe zuivering (inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie) en<br />
bovendien gevolgd door flocculatie / coagulatie / filtratie. De norm voor 'fosfor totaal'<br />
daarentegen kan niet in alle omstandigheden gehaald worden.<br />
Primaire zuivering gevolgd door secundaire zuivering (anaërobe en aërobe zuivering,<br />
inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie) en beperkte tertiaire zuivering (flocculatie<br />
/ coagulatie / filtratie) is de BBT voor grote diepvries-, conserven-, aardappelverwerkende-<br />
126
en sappenbedrijven die lozen op gevoelig oppervlaktewater, indien de<br />
vergunningsverlenende overheid oordeelt dat de verbeterde kwaliteit van het ontvangende<br />
water en het al dan niet behalen van de kwaliteitsdoelstellingen opweegt tegen de verhoogde<br />
afvalproductie en energiegebruik.<br />
De aanbevolen maximum normen voor aardappelverwerkende bedrijven bij lozing op<br />
gevoelig oppervlaktewater zijn de huidige lozingsnormen stedelijk afvalwater voor<br />
> 10 000 IE afvalwater, met aanpassing van Ntot- en Ptot-norm:<br />
zwevende stoffen: 35 mg/l<br />
COD: 125 mg/l<br />
BOD: 25 mg/l<br />
Ntot: 15 mg/l<br />
Ptot: 20 mg/l 251<br />
De aanbevolen maximum normen voor diepvries-, conserven en sappenbedrijven bij lozing<br />
op gevoelig oppervlaktewater zijn de huidige lozingsnormen stedelijk afvalwater voor<br />
> 10 000 IE afvalwater, met aanpassing van Ntot- en Ptot-norm:<br />
zwevende stoffen: 35 mg/l<br />
COD: 125 mg/l<br />
BOD: 25 mg/l<br />
Ntot: 15 mg/l<br />
Ptot: 10 mg/l 252<br />
5.2.1.4 Basiskwaliteitsnormen<br />
Voor het behalen van de basiskwaliteitsnormen dienen dezelfde technieken te worden<br />
ingezet <strong>als</strong> voor het behalen van de normen lozing stedelijk afvalwater, vermoedelijk<br />
gevolgd door nog één of meerdere bijkomende zuiveringsstappen zo<strong>als</strong> microfiltratie,<br />
actieve koolfiltratie of omgekeerde osmose. Deze technieken worden <strong>als</strong> te duur voor BBT<br />
gekenmerkt.<br />
5.2.1.5 Vrachtnormen<br />
In het licht van de aanbevolen BBT inzake waterbesparing (zie ook paragraaf 5.7) is het<br />
aangewezen om de BBT-gerelateerde maximum normen te koppelen aan de<br />
lozingsdebieten. Indien verregaande waterbesparende maatregelen aan een bedrijf worden<br />
opgelegd, dan zal dit zonder twijfel gepaard gaan met een concentratieverhoging in het<br />
effluent van o.a. de parameters 'zwevende stoffen', 'BOD', 'COD', 'Ntot' en 'Ptot'.<br />
Anderzijds zal de overheid vaak vrachtnormen hanteren die strenger zijn dan de sectorale<br />
concentratienormen. Het vastleggen van dergelijke vrachtnormen dient per individueel<br />
bedrijf, door de vergunningsverlenende overheid te gebeuren.<br />
Ter illustratie:<br />
Voor een gemiddeld diepvriesgroentebedrijf met een gemiddelde dagelijkse productie van<br />
135 ton eindproduct (30 000 ton eindproduct per jaar, gemiddeld 225 werkdagen per jaar)<br />
251<br />
Nieuw voorstel van norm, cf tabel 5.2, hoofdstuk 5; rekening houdend met een Ptot-gehalte van 200 mg/l<br />
in het ruw afvalwater<br />
252<br />
Nieuw voorstel van norm, cf tabel 5.1, hoofdstuk 5
en een gemiddeld afvalwaterdebiet van 4,0 m³/ton eindproduct komen de voorgestelde<br />
lozingsnormen op niet gevoelig oppervlaktewater ongeveer overeen met:<br />
200 g ZS per ton eindproduct of 27 kg ZS per dag;<br />
1200 g COD per ton eindproduct of 162 kg COD per dag;<br />
200 g BOD per ton eindproduct of 27 kg BOD per dag;<br />
240 g Ntot per ton eindproduct of 32 kg Ntot per dag;<br />
100 g Ptot per ton eindproduct of 14 kg Ptot per dag.<br />
5.2.2 Lijst van BBT die in relatie staan tot het behalen van de lozingsnormen<br />
• BBT van toepassing voor de bedrijven uit alle deelsectoren van de indelingsrubrieken<br />
45.13 (met uitzondering van rubriek 45.13 d, waarvan enkel die inrichtingen worden<br />
beschouwd die groenten en andere voedingsplanten behandelen die bestemd zijn voor de<br />
menselijke consumptie):<br />
- schillen verwijderen (na stoomschillen) met behulp van een borstelband (ipv water)<br />
- gebruik maken van zo koud mogelijk water voor de koeling van producten (bij de<br />
productie van diepvriesgroenten)<br />
- afscheiden van organisch (vast) materiaal uit het afvalwater door middel van<br />
zeven, filters, centrifuges, …<br />
- grof vuil verwijderen door droog, mechanisch reinigen<br />
- grootte van de afvalwaterzuiveringsinstallatie afstemmen op het te zuiveren<br />
influent<br />
- verwijderen van bezinkbare delen uit het afvalwater door middel van<br />
‘sedimentatie’ (zandvang)<br />
- zandvang regelmatig ruimen, waardoor deze het zand effectief kan verwijderen uit<br />
het afvalwater<br />
- primair gezuiverd afvalwater (alvorens verdere secundaire zuivering) verzamelen<br />
in een mengtank (correctie van pH en temperatuur), neutralisatiebekken (correctie<br />
van pH), bufferbekken (continue invoer biologische zuiveringseenheid) of<br />
voorbezinkingsbekken (neerslaan van bezinkbare delen door inwerking van de<br />
gravitatiekracht)<br />
- aërobe zuivering van het afvalwater (actief slib proces)<br />
- dimensioneren van de aërobe zuivering om tot een lage slibbelasting te komen<br />
• BBT enkel van toepassing voor de kleine bedrijven (aardappelschilbedrijven die<br />
rechtstreeks leveren aan de versmarkt, met een capaciteit van ten hoogste 5 000 ton<br />
eindproduct per jaar):<br />
- afvalwater zuiveren enkel door toepassing van primaire zuivering + aërobie<br />
• BBT enkel van toepassing voor de grote bedrijven (met een capaciteit van >5 000 ton<br />
eindproduct per jaar):<br />
- anaërobe voorzuivering van het afvalwater (natuurlijke gisting, anaërobie<br />
geïntegreerd in de aërobe zuiveringsstap, UASB)<br />
- nitrificatieproces stimuleren door sturing van het beluchtingsproces tijdens aërobe<br />
zuivering van het afvalwater<br />
- defosfatatieproces stimuleren door sturing van het beluchtingsproces tijdens<br />
aërobe zuivering van het afvalwater<br />
- anaërobe nazuivering van het afvalwater (denitrificatieproces)<br />
128
- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie + aërobie<br />
+ denitrificatie/defosfatatie<br />
• BBT enkel van toepassing voor de grote bedrijven (met een capaciteit van >5 000 ton<br />
eindproduct per jaar) indien de vergunningsverlenende overheid oordeelt dat de<br />
verbeterde kwaliteit van het ontvangende water en het al dan niet behalen van de<br />
kwaliteitsdoelstellingen opweegt tegen de verhoogde afvalproductie en energiegebruik:<br />
- effluentnazuivering door middel van ‘coagulatie\flocculatie’, gevolgd door<br />
'zandfiltratie'<br />
- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie + aërobie<br />
+ denitrificatie/defosfatatie + coagulatie/flocculatie + filtratie<br />
5.2.3 Inschatting behaalde lozingsconcentraties op basis van BBT<br />
In deze paragraaf wordt de onderbouwing gegeven van de in paragraaf 5.2.1 aanbevolen<br />
sectorale maximum normen (BBT-gerelateerde lozingsnormen). Op basis van de BBT voor<br />
afvalwaterzuivering werden de verwachte gemiddelde concentraties van de polluenten in het<br />
gezuiverd effluent geschat. De voorgestelde maximum normen komen overeen met deze<br />
gemiddelde concentraties plus een veiligheidsmarge. De grootte van de veiligheidsmarge is<br />
o.a. afhankelijk van de verwachte spreiding van de actuele concentraties.<br />
Zo<strong>als</strong> in paragraaf 5.2.1 gesteld bestaat een zuivering volgens BBT voor alle hier besproken<br />
bedrijven, met uitzondering van de aardappelschillers, uit een primaire zuivering gevolgd<br />
door anaërobe voorzuivering en een aërobe zuivering met biologische denitrificatie /<br />
defosfatatie. Indien de vergunningsverlenende overheid oordeelt dat de verbeterde kwaliteit<br />
van het ontvangende water en het al dan niet behalen van de kwaliteitsdoelstellingen<br />
opweegt tegen de verhoogde afvalproductie en energiegebruik en de bijkomende kosten die<br />
het bedrijf zich moet getroosten, is bovendien een bijkomende flocculatie /coagulatie /<br />
filtratiestap BBT.<br />
Voor de aardappelschillers bestaat de BBT uit een primaire zuivering, gevolgd door een<br />
aërobe biologische zuivering.<br />
In bijlage 5 (tabellen b.1 - b.6) werd uitgerekend wat de verwachte eindconcentraties zijn<br />
bij toepassing van verschillende zuiveringstechnieken. Deze simulaties zijn gebaseerd op:<br />
- cijfergegevens betreffende de samenstelling van (een gemiddeld) afvalwater, afkomstig<br />
uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid (gebaseerd op eigen onderzoek 253 en<br />
gegevens uit de Presti-studies 254 );<br />
- typische zuiveringsefficiënties van afvalwaterzuiveringstechnieken zo<strong>als</strong> vermeld in<br />
Brault, J.L. (1991) 255 voor een huishoudelijk afvalwater, vermengd met 30 % niettoxisch<br />
industrieel afvalwater;<br />
- de opeenvolging van zuiveringsstappen zo<strong>als</strong> vermeld in figuur 3.1 (hoofdstuk 3);<br />
- de inschatting van M. Gysen (<strong>Vito</strong>, Prodem).<br />
253 Mondelinge informatie uit de bedrijfswereld<br />
254 Presti-studie 'Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie' (1996)<br />
Presti-studie 'Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf' (1997)<br />
255 Pg 1301-1302
In de tabellen 5.1, 5.2 en 5.3 staan de belangrijkste resultaten samengevat van deze<br />
zuiveringsscenario's.<br />
130
Tabel 5.1: zuiveringsscenario voor de behandeling van afvalwater uit een gemiddeld<br />
groenteverwerkend bedrijf (deelsectoren diepvriesgroentebedrijven, conservenbedrijven en<br />
producenten van groente- en fruitsappen) met een gemiddelde capaciteit van 30 000 ton<br />
eindproduct per jaar<br />
ZS<br />
mg/l<br />
COD<br />
mg/l<br />
BOD<br />
mg/l<br />
Ntot<br />
mg/l<br />
Ruw afvalwater 700 5 000 3 000 150 30<br />
Primaire zuivering 125 3000 1800 115 25<br />
Primaire + secundaire zuivering 40 300 200 90 25<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
met anaërobe voorzuivering<br />
Voorgaande zuivering met<br />
nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />
(= soms BBT)<br />
Voorgaande zuivering met<br />
coagulatie/flocculatie<br />
(= soms BBT)<br />
Voorgaande zuivering met verregaande<br />
tertiaire zuivering<br />
(= verdergaand dan BBT)<br />
Ter vergelijking:<br />
Ptot<br />
mg/l<br />
12 60 35 90 25<br />
12 60 35 12 256<br />
10 257<br />
Tabel 5.2: zuiveringsscenario voor de behandeling van afvalwater uit een gemiddeld<br />
aardappelverwerkend bedrijf met een capaciteit van 30 000 ton eindproduct per jaar<br />
ZS<br />
mg/l<br />
COD<br />
mg/l<br />
BOD<br />
mg/l<br />
Ntot<br />
mg/l<br />
132<br />
Ptot<br />
mg/l<br />
Ruw afvalwater 700 10000 3 000 150 200 261<br />
Primaire zuivering 125 6000 1800 115 170<br />
Primaire + secundaire zuivering 40 700 200 90 170<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
met anaërobe voorzuivering<br />
Voorgaande zuivering met<br />
nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />
(= soms BBT)<br />
Voorgaande zuivering met<br />
coagulatie/flocculatie<br />
(= soms BBT)<br />
Voorgaande zuivering met verregaande<br />
tertiaire zuivering<br />
(= verdergaand dan BBT)<br />
Ter vergelijking:<br />
12 120 35 90 170<br />
12 120 35 12 262<br />
Tabel 5.3: zuiveringsscenario voor de behandeling van afvalwater uit een gemiddeld<br />
aardappelschilbedrijf (dat rechtstreeks levert aan de versmarkt) met een capaciteit van<br />
3 000 ton eindproduct per jaar<br />
ZS<br />
mg/l<br />
COD<br />
mg/l<br />
BOD<br />
mg/l<br />
Ntot<br />
mg/l<br />
Ruw afvalwater 1100 6000 2500 200 30<br />
Primaire zuivering 200 3600 1500 150 25<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
(=BBT)<br />
60 360 150 120 25<br />
Primaire + secundaire zuivering met<br />
anaërobe voorzuivering<br />
(= verdergaand dan BBT)<br />
Voorgaande zuivering met<br />
nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />
Voorgaande zuivering met<br />
coagulatie/flocculatie<br />
Voorgaande zuivering met verregaande<br />
tertiaire zuivering<br />
Ter vergelijking:<br />
Ptot<br />
mg/l<br />
20 70 30 120 25<br />
20 70 30 15 266<br />
6 55 25 14 3<br />
De hoger vermelde cijfers zijn uiteraard gebaseerd op een theoretische evaluatie, waarbij<br />
een aantal veronderstellingen worden gedaan die niet in alle gevallen kloppen. De efficiëntie<br />
van de afvalwaterzuivering zal in de praktijk vaak beïnvloed worden door het soort<br />
belasting, een variabel rendement van de zuiveringsprocessen (biologische processen!), enz.<br />
Een belangrijk element van afwijking is dat de actuele samenstelling van afvalwater (onder<br />
meer afhankelijk van het verwerkt product) sterk kan verschillen van de hoger vermelde<br />
gemiddelde samenstelling.<br />
voorbeeld:<br />
- bij bedrijven die schorseneren verwerken kan de COD-belasting van het ruw afvalwater<br />
oplopen tot 15 000 mg/l 269 in plaats van de gehanteerde 5000 mg/l (zie tabel 5.1);<br />
- bij het verwerken van b.v. spinazie, schorseneren of erwten kan het gehalte aan Ntot in<br />
het ruw afvalwater oplopen tot 400 mg/l 270 in plaats van de gehanteerde 150 mg/l (zie<br />
tabel 5.1);<br />
- bij het verwerken van andere producten zal de COD-, BOD, Ntot- en Ptot-concentratie<br />
vaak lager zijn dan de gemiddelden.<br />
Deze afwijkingen ten opzichte van de gemiddelde concentraties zijn waar mogelijk mee in<br />
rekening gebracht bij het voorstel van maximum normen in paragraaf 5.2.1.<br />
Niettegenstaande deze randbemerkingen blijken de resultaten van de uitgewerkte<br />
zuiveringsscenario's vrij goed overeen te komen met de gerealiseerde lozingen door groenteen<br />
fruitverwerkende bedrijven met de vermelde zuiveringstechnieken. Dit is uiteraard niet<br />
onlogisch, gezien de geldende lozingsnormen.<br />
Hieronder worden bij wijze van voorbeeld enkele cijfers weergegeven van lozingsgegevens<br />
van bedrijven uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid die bezocht werden in het<br />
kader van de BBT-studie. De lagere gemeten Ntot- en Ptot-concentraties in de laatste groep<br />
van bedrijven ten opzichte van de berekende concentraties (inclusief nitrificatie /<br />
denitrificatie / defosfatatie) zijn vermoedelijk te wijten aan het feit dat in deze bedrijven de<br />
gegevens van de verwerking van b.v. schorseneren en spinazie niet zijn opgenomen.<br />
voorbeeld 271 :<br />
- bedrijven die afvalwater niet biologisch zuiveren (enkel zetmeelafscheiding) komen<br />
tot:<br />
ZS: 200-300 mg/l<br />
COD: 2400-3400 mg/l<br />
BOD: 1300-2800 mg/l<br />
Ntot: 50-100 mg/l<br />
Ptot: 10-30 mg/l<br />
269 Mondelinge mededelingen tijdens bedrijfsbezoeken<br />
270 Presti-studie 'Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie (1996)<br />
271 Mondelinge mededelingen tijdens bedrijfsbezoeken<br />
134
- bedrijven die afvalwater enkel aëroob biologisch zuiveren komen tot:<br />
ZS: 30-40 mg/l<br />
COD: 50-400 mg/l<br />
BOD: 20-100 mg/l<br />
Ntot: 10-60 mg/l<br />
Ptot: 5-40 mg/l<br />
- bedrijven die bovendien een anaërobe voorzuivering toepassen op het afvalwater<br />
komen tot:<br />
ZS: 30-40 mg/l<br />
COD: 30-100 mg/l<br />
BOD: 20-50 mg/l<br />
Ntot: 2-10 mg/l<br />
Ptot: 1-5 mg/l<br />
5.2.4 Kostprijs afvalwaterzuivering<br />
BBT worden geacht economisch haalbaar te zijn. Op basis van een expertinschatting werd<br />
in hoofdstuk 4 besloten dat primaire zuivering + secundaire zuivering (aërobie / anaërobie /<br />
denitrificatie / defosfatatie) + coagulatie / flocculatie / filtratie nog betaalbaar is voor grote<br />
bedrijven, terwijl een verdergaande tertiaire zuivering dit niet meer is. Voor<br />
aardappelschillers werd een aërobe zuivering nog haalbaar geacht.<br />
In deze paragraaf wordt nagerekend wat de kostprijs is van afvalwaterzuivering volgens<br />
BBT voor een 'gemiddeld' bedrijf. Hiertoe wordt opnieuw met dezelfde scenario's gewerkt<br />
<strong>als</strong> in paragraaf 5.2.3, waarbij bovendien wordt aangenomen dat het gemiddeld bedrijf in de<br />
huidige situatie reeds beperkte waterbesparende maatregelen toepast. De kostprijs van de<br />
afvalwaterzuivering is in detail uitgerekend in bijlage 8. Het resultaat van deze<br />
berekeningen wordt weergegeven in de tabellen 5.4 en 5.5.
Tabel 5.4: globale kostprijs van afvalwaterzuivering [MBEF per jaar] voor een gemiddeld<br />
bedrijf (uitgezonderd aardappelschillers) met een jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton<br />
eindproduct<br />
Afvalwaterdebiet (lozing) 272<br />
Ruw afvalwater 273<br />
Norm lozing riool 274<br />
Norm lozing<br />
oppervlaktewater 275<br />
Norm stedelijk afvalwater 276<br />
Basiskwaliteitsnorm 277<br />
136<br />
Diepvriesbedrijf Conservenbedrijf Aardappelverwerkend<br />
bedrijf<br />
4,00<br />
m³/ton eindproduct<br />
5,50 4,75<br />
15<br />
MBEF/jaar<br />
21 26<br />
10 14 14<br />
15 20 19<br />
18 25 23<br />
69 94 83<br />
Tabel 5.5: globale kostprijs van afvalwaterzuivering [MBEF/jaar] voor een gemiddeld<br />
aardappelschilbedrijf met een jaarlijkse capaciteit 3 000 ton eindproduct<br />
Afvalwaterdebiet<br />
(lozing) 278<br />
Ruw afvalwater 279<br />
Primaire zuivering 280<br />
Norm lozing riool 281<br />
Norm lozing oppervlaktewater 282<br />
Norm stedelijk afvalwater 283<br />
Aardappelschilbedrijf<br />
m³/ton eindproduct<br />
2,38<br />
MBEF/jaar<br />
0,97<br />
0,74<br />
1,83<br />
3,81<br />
4,42<br />
272 Bron: Sectorstudie 'Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie' (1996) voor gegevens<br />
inzake het afvalwaterdebiet voor een gemiddeld bedrijf uit de deelsectoren 'diepvries' en 'conserven'.<br />
Het afvalwaterdebiet voor een gemiddeld aardappelverwerkend bedrijf werd geschat <strong>als</strong> zijnde het<br />
gemiddelde van het afvalwaterdebiet voor een gemiddeld diepvries- en conservenbedrijf.<br />
273 geen afvalwaterzuivering (zuiveringsprocedure A in bijlage 8)<br />
274 primaire zuivering en aërobie (zuiveringsprocedure B in bijlage 8)<br />
275 primaire en secundaire zuivering, met nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie (zuiveringsprocedure C in<br />
bijlage 8)<br />
276 primaire en secundaire zuivering, gevolgd door coagulatie/flocculatie/filtratie (zuiveringsprocedure D in<br />
bijlage 8)<br />
277 primaire, secundaire en tertiaire zuivering (zuiveringsprocedure E in bijlage 8)<br />
278 Het afvalwaterdebiet voor een gemiddeld aardappelschilbedrijf werd geschat <strong>als</strong> zijnde de helft van het<br />
afvalwaterdebiet voor een gemiddeld aardappelverwerkend bedrijf.<br />
279 geen afvalwaterzuivering (zuiveringsprocedure A in bijlage 8)<br />
280 eenvoudige zuivering door middel van b.v. zeef, zandvang (zuiveringsprocedure X in bijlage 8)<br />
281 primaire zuivering en aërobie (zuiveringsprocedure B in bijlage 8)<br />
282 primaire en secundaire zuivering, met nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie (zuiveringsprocedure C in<br />
bijlage 8)<br />
283 primaire en secundaire zuivering, gevolgd door coagulatie/flocculatie/filtratie (zuiveringsprocedure D in<br />
bijlage 8)
De hierboven vermelde kostprijzen moeten natuurlijk met de nodige omzichtigheid worden<br />
gehanteerd. Tevens zijn absolute waarden van kostprijzen niet veelzeggend en moeten ze<br />
vergeleken worden met de draagkracht van het 'gemiddeld bedrijf' van de sector. Deze<br />
analyse is beschreven in hoofdstuk 7 en leidt tot de volgende conclusies:<br />
Voor de diepvries-, conserven- en aardappelverwerkende bedrijven:<br />
1. Het behalen van de sectorale lozingsnormen op riool stelt normaal gezien qua<br />
kostprijs geen probleem voor elk van de deelsectoren. In vergelijking met de<br />
situatie waarbij het afvalwater niet zou worden gezuiverd, wordt zelfs serieus<br />
bespaard op de afvalwaterheffingen, zodat een positief rendement wordt<br />
behaald.<br />
2. Voor het behalen van de sectorale lozingsnormen op oppervlaktewater liggen de<br />
extra jaarlijkse kosten (ten opzichte van de jaarlijkse kosten lozing op riool) op<br />
ongeveer 5-6 MBEF. Deze kosten worden <strong>als</strong> haalbaar ingeschat, in<br />
verhouding met het behaalde milieuresultaat (zie hoofdstuk 7).<br />
3. De extra kost voor het behalen van de norm voor lozing van stedelijk afvalwater<br />
(ten opzichte van de jaarlijkse kosten lozing op oppervlaktewater) ligt tussen de<br />
3-5 MBEF. Ook deze kosten worden <strong>als</strong> haalbaar ingeschat, in verhouding met<br />
het behaalde milieuresultaat (zie hoofdstuk 7).<br />
4. De extra jaarlijkse kosten om te voldoen aan de basiskwaliteitsnorm (ten<br />
opzichte van de jaarlijkse kosten bij lozing stedelijk afvalwater) liggen tussen de<br />
51-69 MBEF. Deze kosten worden echter <strong>als</strong> onhaalbaar beschouwd (zie<br />
hoofdstuk 7).<br />
Voor de aardappelschillers:<br />
1. Als referentiesituatie wordt aangenomen dat de 'gemiddelde' onderneming<br />
eenvoudige primaire zuivering toepast, door middel van zeven, roosters,<br />
zandvangers e.d.<br />
2. De bijkomende jaarlijkse kost van de investeringen om aan de normen voor het<br />
lozen op riool te voldoen (> 1 MBEF) vergen voor de schillers zeer zware<br />
inspanningen (zie hoofdstuk 7) maar worden <strong>als</strong> haalbaar beschouwd (althans<br />
voor de iets grotere bedrijven, b.v. 3000 ton eindproduct per jaar). Deze<br />
investeringen zullen echter ongetwijfeld de doodsteek vormen voor een aantal<br />
bedrijven die het nu reeds moeilijk hebben. In deze context dient benadrukt te<br />
worden dat het een absolute noodzaak is alle bedrijven uit de sector op gelijke<br />
voet te behandelen, om scheeftrekking van concurrentie te vermijden.<br />
3. Het behalen van de normen voor lozing op oppervlaktewater <strong>als</strong>ook de normen<br />
voor lozing van stedelijk afvalwater brengen bijkomende jaarlijkse kosten met<br />
zich mee die niet haalbaar blijken (± 2 MBEF en meer).
5.3 Relatie tussen BBT en de behandeling van afvalwaterzuiveringsslib<br />
Vlarem II, Art. 5.3.2.3 §2 vermeldt dat het van de zuivering van afvalwater afkomstig slib<br />
indien mogelijke dient te worden hergebruikt. Hierbij dient het Vlaams Reglement inzake<br />
afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA) te worden gerespecteerd. Subbijlage 4.2.1.c van<br />
dit reglement vermeldt de specifieke voorwaarden voor het gebruik van behandeld slib <strong>als</strong><br />
meststof of bodemverbeterend middel.<br />
Volgens Vlarem II, Art. 5.3.2.3 §3 is het storten van het van de zuivering van afvalwater<br />
afkomstig slib in oppervlaktewater verboden.<br />
Slib, afkomstig van de zuivering van afvalwater, kan op verschillende manieren worden<br />
gestabiliseerd 284 (BBT):<br />
(1) chemisch<br />
- kalkbehandeling<br />
(2) biologisch<br />
- mineralisatie<br />
- vergisting<br />
- compostering<br />
(3) thermisch<br />
- droging<br />
- pasteurisatie<br />
5.4 Relatie tussen BBT en het voorkomen en bestrijden van geurhinder<br />
Vlarem II, Art. 5.45.1.3 §1 vermeldt dat de procesinstallaties, met inbegrip van de<br />
opslagplaatsen waarbij het ontstaan van geuren kan worden verwacht, moeten worden<br />
ondergebracht in gesloten ruimten.<br />
Volgende BBT staan hiermee in verband:<br />
- deuren en ramen zoveel mogelijk gesloten houden<br />
- opslag van uitgesorteerde groeten en fruit, schil- en snijresten en organisch afval in<br />
gesloten containers<br />
Indien de overheid van mening is dat, omwille van geurhinder <strong>als</strong> gevolg van b.v. het<br />
bakproces bij aardappelverwerkende bedrijven, bijkomende maatregelen dienen opgelegd te<br />
worden, kunnen onderstaande maatregelen (BBT) in acht genomen worden voor de<br />
aardappelverwerkende sector.<br />
- gebruik maken van een gesloten koeltunnel d.m.v. indirecte koeling met lucht,<br />
waarbij geen direct contact is tussen buitenlucht en product en geen gebruik<br />
gemaakt wordt van een mechanische koelmachine<br />
284 Slibstabilisatie heeft <strong>als</strong> doel het slib te ontgeuren, kiemvrij te maken en om te vormen tot een<br />
humusachtige, weinig actieve substantie die gemakkelijk kan worden gestort.<br />
138
- afzuigen van dampen ter hoogte van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door de bakdampen te condenseren met<br />
energieterugwinning<br />
- of afzuigen van dampen ter hoogte van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door de bakdampen na te verbranden<br />
- of afzuigen van dampen ter hoogte van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door de bakdampen te zuiveren via gaswassing<br />
- of afzuigen van dampen ter hoogte van de bakoven en de organische<br />
geurcomponenten verwijderen door ozonisatie<br />
5.5 Relatie tussen BBT en hygiënische maatregelen<br />
Vlarem II, Art. 5.45.1.4 §1 3° vermeldt dat lokalen wanden moeten hebben die tot op een<br />
hoogte van tenminste 2 meter voorzien zijn van een gladde en afwasbare bekleding.<br />
Volgende BBT staan hiermee in verband:<br />
- apparaten en ruimten (met gladde wanden en ronde hoeken) ontwerpen die gemakkelijk<br />
te reinigen zijn<br />
5.6 Relatie tussen BBT en overige Vlarem II-reglementeringen<br />
Vlarem II, Art. 5.16.3.3 §2 omvat een aantal maatregelen waaraan bouw en opstelling van<br />
luchtconditionerings- en koelinstallaties werkend met CFK's, BFK's ammoniak of enige<br />
andere koudemiddelvulling dienen te voldoen.<br />
Volgende BBT staan hiermee in verband:<br />
- koelinstallatie in bedrijf stellen met een keuringsattest<br />
- gebruik van ammoniak <strong>als</strong> koudemiddel<br />
5.7 BBT-vergunningsnormen met betrekking tot watergebruik en waterhergebruik<br />
5.7.1 Aanbeveling<br />
Indien de overheid oordeelt dat, omwille van de grondwatervoorraden, een verregaande<br />
beperking van het gebruik van (diep) boorputwater vereist is, kan zij het bedrijf in de<br />
vergunning beperkingen opleggen. Zij kan zich hierbij baseren op het volgende voorstel<br />
van BBT-hoeveelheden van gebruik van hoogkwalitatief water (d.i. boorputwater, leidingof<br />
stadswater, of recuperatiewater van drinkwaterkwaliteit), die becijferd zijn op basis van<br />
een aantal scenario's (zie paragraaf 5.7.3):<br />
• Geen tekort aan grondwater: geen normen<br />
Bij voldoende aanbod aan grondwater zullen bepaalde waterbesparende maatregelen een<br />
negatief milieurendement hebben en dus vanuit milieustandpunt nadelig zijn
• Tekort aan grondwater:<br />
De voorgestelde BBT-hoeveelheden hoogkwalitatief water uit onderstaande tabel zijn<br />
afgeleid van de tabellen 5.6 en 5.7 (zie paragraaf 5.7.3) 285<br />
m³ hoogkwalitatief water / ton eindproduct<br />
Diepvriesbedrijf 2,6 (productgroep 1 286 )<br />
3,0 (productgroep 2 287 )<br />
5,1 (productgroep 3 288 )<br />
3,8 (productgroep 4 289 )<br />
Conservenbedrijf 5,9<br />
Aardappelverwerkend bedrijf 5,1<br />
Aardappelschilbedrijf 2,4<br />
140<br />
Bij een tekort aan grondwater dient door het Vlaamse milieubeleid te worden<br />
uitgemaakt of een verslechtering van de andere milieucompartimenten<br />
(afvalproductie, energieverbruik, …) acceptabel geacht wordt, indien verregaande<br />
waterbesparende maatregelen worden toegepast (alle BBT met betrekking tot<br />
waterbesparing).<br />
Toepassing van de BBT met betrekking tot waterbesparing impliceert bovendien<br />
vaak bijkomende investeringen. Er dient op gewezen te worden dat hiervoor een<br />
voldoende lange overgangstermijn dient te worden voorzien. Dergelijke<br />
overgangstermijnen dienen echter bedrijf per bedrijf te worden bepaald door de<br />
vergunningsverlenende overheid.<br />
De overheid kan zich op bovenstaand voorstel inzake de beperking van het gebruik van<br />
hoogkwalitatief water (o.a. diep boorputwater) baseren in de veronderstelling dat<br />
- er voldoende alternatieve waterbronnen voorhanden zijn om aan de totale waterbehoefte<br />
te voldoen;<br />
- de lokale omstandigheden van het bedrijf in rekening worden gebracht;<br />
- de noodzakelijke kosten over een voldoende lange periode gespreid kunnen worden,<br />
en rekening houdend met de hydrogeologie.<br />
5.7.2 Lijst van BBT met betrekking tot het hergebruik van gezuiverd afvalwater<br />
Vlarem II, Art. 5.3.2.3 §1 vermeldt dat gezuiverd afvalwater indien mogelijk dient te<br />
worden hergebruikt.<br />
Uit deze BBT-studie blijkt dat niet alle stappen in het productieproces hoogkwalitatief water<br />
vereisen. Afhankelijk van de processtap en de vereiste bacteriologische kwaliteit kan<br />
gebruik gemaakt worden van alternatieve waterbronnen (d.i. regenwater, oppervlaktewater,<br />
water uit andere processen of effluent van de afvalwaterzuivering). Bij rechtstreeks contact<br />
285<br />
wegens gebrek aan voldoende betrouwbare gegevens kon de inschatting van het aantal m³ diep<br />
boorputwater per ton eindproduct voor de sappensector niet worden berekend<br />
286<br />
niet geblancheerde producten (prei, ui, aubergine, savooikool, bleekselder, rabarber, courgettes, zilveruien,<br />
witte kool, rode kool)<br />
287<br />
bonen, erwten, bloemkool, spruiten, flageolets, tuinbonen<br />
288<br />
geblancheerde bladgroenten (spinazie, boerekool)<br />
289<br />
schilproducten (wortelen, knolselder, aardappelen, koolrabi, raapkool, schorseneren)
tussen water en voedingsmiddelen is de warenwetgeving 290 van toepassing. Deze<br />
wetgeving schrijft voor dat water dat in rechtstreeks contact komt met voedingsmiddelen<br />
van drinkwaterkwaliteit dient te zijn 291 . Dit komt in de context van deze studie neer op het<br />
feit dat water dat met de groenten of het fruit in contact komt ter hoogte van de<br />
blancheerstap en de daarop volgende processtappen van hoge kwaliteit dient te zijn. Water<br />
dat niet of voorafgaand aan de blancheerstap in contact komt met de groenten of het fruit<br />
kan van lagere kwaliteit zijn.<br />
Waterbesparing kan op verschillende manieren worden doorgevoerd:<br />
(1) voorkomen van overmatig waterverbruik<br />
voorbeelden van BBT:<br />
- enkel de hoeveelheden sokkelwater oppompen die effectief vereist zijn in het<br />
productieproces (zeker geen stockage van het sokkelwater waardoor de<br />
kwaliteit en het volume worden verminderd)<br />
- waterverbruik controleren door b.v. het plaatsen van een debietmeter op de<br />
belangrijkste verbruikers en verschillende waterbronnen<br />
- grondstof drogen en mechanisch van vuil ontdoen<br />
- schillen m.b.v. stoom (ipv loogschillen)<br />
- schillen d.m.v. carborundum (ipv loogschillen)<br />
- mechanisch schillen (ipv loogschillen)<br />
- schillen verwijderen (na stoomschillen) m.b.v. borstelband (ipv water)<br />
- bandblancheur/waterkoeler combinatie (ipv klassieke trommelblancheur met<br />
tegenstroomkoeler)<br />
- droog, mechanisch transport<br />
(2) aanwenden van alternatieve waterbronnen<br />
voorbeeld van BBT:<br />
- regen- of vijverwater voor het voeden van de verdampingscondensors<br />
(3) hergebruik van water uit een bepaalde productiestap in één of meerdere van de<br />
voorgaande processtappen<br />
Proces x Proces y<br />
voorbeelden van BBT:<br />
- waswater (van blikken en bokalen) gebruiken ter hoogte van het schilproces<br />
- schilwater gebruiken om de ruwe producten voor te wassen<br />
- condenswater dat ontstaat tijdens het indampen van groente- en fruitsappen<br />
gebruiken voor het mengen of verdunnen van het eindproduct<br />
290 Voor een inventaris van de warenwetgeving wordt verwezen naar het <strong>Vito</strong>-rapport 'Mogelijkheid tot<br />
integratie van milieu- en gezondheidsaspecten in de normering van voedingsproducten' (1998/PPE/R/034),<br />
Ceuterick, D. et al. (1998)<br />
291 Besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989, houdende vaststelling van een technische<br />
reglementering inzake drinkwater (zie bijlage 3)
142<br />
- water uit sterilisatieprocessen gebruiken om de ruwe producten voor te<br />
wassen<br />
- hergebruik van warm koelwater uit de autoclaven (conservensector) <strong>als</strong><br />
spoelwater na het schillen of <strong>als</strong> poetswater<br />
- blancheerwater gebruiken <strong>als</strong> eerste poetswater bij het reinigen van de<br />
vriestunnel<br />
(4) hergebruik van al dan niet verregaand gezuiverd afvalwater in bepaalde<br />
processtappen<br />
Proces x Proces y<br />
zuivering<br />
voorbeeld van BBT:<br />
- effluent van de biologie ‘chloreren’ en hergebruiken voor het reinigen van vloeren<br />
en procesinstallaties.<br />
voorbeeld van BBT mits afweging afvalproductie / energieverbruik<br />
- effluent van de biologie zuiveren met behulp van ‘coagulatie / flocculatie +<br />
filtratie’ en hergebruiken voor de eerste wassing van de ruwe grondstof<br />
verdergaand dan BBT:<br />
- effluent van de biologie zuiveren met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie<br />
+ actieve koolfiltratie + microfiltratie’ en hergebruiken voor het wassen van<br />
recipiënten voor de sterilisatie of <strong>als</strong> koelwater (koelcircuit) of transportwater<br />
(pompcircuit)<br />
- effluent van de biologie zuiveren met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie<br />
+ actieve koolfiltratie + microfiltratie + omgekeerde osmose’ en hergebruiken <strong>als</strong><br />
blancheerwater of koelwater (koelen van producten na blancheerproces)<br />
(5) intern circuit waarbij water een aantal keren wordt hergebruikt alvorens ververst<br />
te worden<br />
Proces x<br />
zuivering<br />
voorbeelden van BBT:<br />
- doorgedreven hergebruik van koelwater<br />
- gescheiden circuit van transportwater
5.7.3 Verantwoording van de BBT-gerelateerde waterverbruikscijfers<br />
De in paragraaf 5.7.1 genoemde cijfers zijn afkomstig van een berekening van het<br />
waterverbruik en het waterhergebruik (getoetst met gegevens uit de sector) voor de<br />
verschillende deelsectoren van de groente- en fruitverwerkende nijverheid bij toepassing<br />
van verschillende sets van waterbesparende maatregelen. Deze berekeningen zijn<br />
opgenomen in bijlage 6.<br />
Hiertoe werd gebruik gemaakt van de typische verbruikscijfers van de verschillende<br />
individuele processtappen, de mate van bruikbaarheid van alternatieve waterbronnen (d.i.<br />
regenwater, oppervlaktewater, water uit andere processen of effluent van de<br />
afvalwaterzuivering) en de mate waarin de verschillende kandidaat BBT een invloed hebben<br />
op het waterverbruik(zie bijlage 6, tabellen b.8-b.11).<br />
Diepvries-, conserven- en aardappelverwerkende bedrijven:<br />
Voor de grote bedrijven werden er in bijlage 6 berekeningen uitgevoerd voor een drietal<br />
scenario's gaande van 'geen maatregelen' tot 'toepassing van alle BBT met betrekking tot<br />
waterverbruik':<br />
• Scenario 1: geen waterbesparende maatregelen<br />
In elke processtap wordt hoogkwalitatief water (d.i. boorputwater, leiding- of stadswater, of<br />
recuperatiewater van drinkwaterkwaliteit) verbruikt.<br />
• Scenario 2: beperkte waterbesparende maatregelen<br />
Alternatieve waterbronnen gebruikt in een aantal processtappen zo<strong>als</strong> 'ontzanden /<br />
voorwassen / ontstenen', 'wassen' (50%), 'poetsen' (15%), 'verdampingscondensors' (50%),<br />
(bij conservenbedrijven) 'tussenbehandelingen' (25%), 'koelwater blikken en bokalen' (50%)<br />
en (bij aardappelverwerkende bedrijven) 'bewaren', 'conditioneren' en 'versnijden' (telkens<br />
50%).<br />
• Scenario 3: verregaande waterbesparende maatregelen<br />
- toepassing van alle BBT met betrekking tot waterhergebruik (zie paragraaf 5.7.2)<br />
- alternatieve waterbronnen gebruikt voor de processtappen idem aan scenario 2 +<br />
bijkomend de processtappen, 'wassen' (overige 50%), 'poetsen' (bijkomend 35%),<br />
'verdampingscondensors' (overige 50%), (bij conservenbedrijven)<br />
'tussenbehandelingen' (bijkomend 25%), 'koelwater blikken en bokalen' (bijkomend<br />
10%) en (bij aardappelverwerkende bedrijven) 'bewaren', 'conditioneren' en<br />
'versnijden' (telkens overige 50%).<br />
Afhankelijk van het soort verwerkt product en de toegepaste processtappen (al dan niet<br />
voorwassen, schillen, blancheren, enz.) kunnen de vereiste hoeveelheden hoogkwalitatief<br />
water variëren. Een overzicht van de geschatte gemiddelde behoefte aan hoogkwalitatief<br />
[m³/ton eindproduct] in de verschillende scenario's voor de deelsectoren diepvries,<br />
conserven en aardappelverwerking, wordt weergegeven in tabel 5.6.
Tabel 5.6: gemiddelde behoefte aan hoogkwalitatief water [m³/ton eindproduct] in de<br />
verschillende scenario's voor de deelsectoren diepvries, conserven en<br />
aardappelverwerking'<br />
Scenario 1<br />
(geen waterbesparende<br />
maatregelen)<br />
Scenario 2<br />
(beperkte waterbesparende<br />
maatregelen)<br />
Scenario 3<br />
(verregaande waterbesparende<br />
maatregelen)<br />
Aardappelschillers:<br />
Diepvriesbedrijf<br />
6,8 292<br />
5,4 293<br />
3,6 294<br />
144<br />
Conserven- Aardappelverwerkend<br />
bedrijf<br />
bedrijf<br />
17,2 12,2<br />
8,9 8,5<br />
5,9 5,1<br />
Voor de aardappelschillers werden er voor een drietal scenario's afzonderlijke berekeningen<br />
uitgevoerd in bijlage 6, rekening houdend met de omvang en de technische beperkingen van<br />
deze bedrijven.<br />
• Scenario 1: geen waterbesparende maatregelen<br />
In elke processtap wordt hoogkwalitatief water (d.i. boorputwater, leiding- of stadswater, of<br />
recuperatiewater van drinkwaterkwaliteit) verbruikt.<br />
• Scenario 2': beperkte waterbesparende maatregelen<br />
Alternatieve waterbronnen gebruikt voor de processtappen 'ontzanden / voorwassen /<br />
ontstenen', 'versnijden' (50%), 'wassen' (50%) en 'poetsen' (15%).<br />
• Scenario 3': verregaande waterbesparende maatregelen<br />
- toepassing van alle BBT met betrekking tot waterhergebruik (zie paragraaf 5.7.2)<br />
- alternatieve waterbronnen gebruikt voor de processtappen idem aan scenario 2' +<br />
bijkomend de processtappen 'versnijden' (overige 50%), 'wassen' (overige 50%) en<br />
'poetsen' (bijkomend 35%).<br />
Een overzicht van de geschatte gemiddelde behoefte aan hoogkwalitatief water [m³/ton<br />
eindproduct] in de verschillende scenario's voor de deelsector 'aardappelschillers' wordt<br />
weergegeven in tabel 5.7.<br />
292 gemiddelde van 4,70; 5,30; 9,10 en 8,25 (zie tabel b.8, bijlage 6)<br />
293 gemiddelde van 3,80; 4,20; 7,30 en 6,25 (zie tabel b.8, bijlage 6)<br />
294 gemiddelde van 2,60; 3,00; 5,10 en 3,75 (zie tabel b.8, bijlage 6)
Tabel 5.7: gemiddelde behoefte aan hoogkwalitatief water [m³/ton eindproduct] in de<br />
verschillende scenario's voor de aardappelschilsector<br />
Aardappelschilbedrijf<br />
Scenario 1' (geen waterbesparende maatregelen) 7,6<br />
Scenario 2' (beperkte waterbesparende maatregelen) 4,9<br />
Scenario 3' (verregaande waterbesparende maatregelen) 2,4<br />
Opgemerkt dient te worden dat de cijfers, vermeld in de tabellen 5.6 en 5.7 een indicatie<br />
geven van de vereiste hoeveelheid hoogkwalitatief water voor de respectievelijke scenario's.<br />
Om te voldoen aan de totale waterbehoefte dient dus bijkomend gebruik gemaakt te worden<br />
van alternatieve waterbronnen.<br />
5.7.4 Kosten gepaard gaande met de BBT in verband met waterbesparing<br />
Bij de berekening van de kostprijzen die gepaard gaan met de hierboven voorgestelde<br />
scenario's van waterbesparing dienen volgende kosten en opbrengsten in rekening te worden<br />
gebracht:<br />
- investerings- en werkingskosten voor bijkomende leidingen, pompen, enz.<br />
- investerings- en werkingskosten voor het chloreren van de te hergebruiken<br />
hoeveelheden water<br />
- zuiveringskosten van het te hergebruiken water<br />
- zuiveringskosten van het (resterend) te lozen afvalwater<br />
- afvalwaterheffing<br />
- grondwaterheffing<br />
Gezien de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare gegevens inzake deze kosten en<br />
opbrengsten is geen inschatting gedaan van de 'gemiddelde' kost voor de sector.
HOOFDSTUK 6: VERTALING VAN BBT NAAR INVESTERINGS-<br />
STEUN<br />
In dit hoofdstuk worden, op basis van de BBT-evaluatie, suggesties gedaan aan de afdeling<br />
ANRE van de Administratie Economie voor de niet-limitatieve lijst van technologieën die<br />
in aanmerking komen voor investeringssteun in het kader van het ecologiecriterium. Deze<br />
lijst omvat technologieën of handelingen , eigen aan de groente- en fruitverwerkende<br />
nijverheid, waarvan de toepassing leidt tot grondstoffenbesparing, energiebesparing of<br />
vermindering van de milieubelastende effecten.<br />
Bij toekenning van het ecologiecriterium worden een aantal basisregels gehanteerd:<br />
- investeringen die gebeuren om aan bestaande reglementeringen te voldoen komen niet in<br />
aanmerking;<br />
- investeringen die gedaan worden om aan toekomstige reglementeringen te voldoen<br />
komen wel in aanmerking;<br />
- het betreft geen loutere vervangingen van bestaande goederen;<br />
- investeringen voor de aanschaf van technieken die vermeld staan op een niet-limitatieve<br />
lijst van technologieën komen in aanmerking;<br />
- investeringen die hier niet onder vallen kunnen in aanmerking komen mits argumentatie<br />
vanwege de aanvrager.<br />
Toepassing van deze technologieën of handelingen moet dus leiden tot resultaten die verder<br />
gaan dan de wettelijke normen en bepalingen terzake. Het gebruik van deze technologieën<br />
of handelingen mag geen gebruik van zwartelijststoffen met zich meebrengen, tenzij er<br />
voldoende argumenten voorhanden zijn om aan te tonen dat het niet technisch of<br />
economisch mogelijk is om alternatieve stoffen te gebruiken.<br />
In dit hoofdstuk wordt door het BBT-kenniscentrum een aantal voorstellen gedaan van<br />
milieuvriendelijke technieken die in de groente- en fruitverwerkende nijverheid kunnen<br />
worden toegepast en die in de niet-limitatieve lijst van technieken kunnen opgenomen<br />
worden. Een aantal van de gesuggereerde technieken kan mogelijk ook toegepast worden in<br />
andere sectoren.<br />
Voor concrete dossiers dient men contact op te nemen met ANRE (adres zie verder) voor de<br />
meest recente lijst van technologieën die in aanmerking komen voor investeringssteun in het<br />
kader van het ecologiecriterium.<br />
Afdeling voor Natuurlijke Rijkdommen en Energie (ANRE)<br />
Het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Economie<br />
Markiesstraat 1<br />
B-1000 BRUSSEL<br />
Tel: (02)553 39 53<br />
Fax: (02)553 44 38<br />
146
6.1 Zwartelijststoffen gebruikt in de sector<br />
Bedrijven die zwartelijststoffen gebruiken <strong>als</strong> actieve stof kunnen niet genieten van<br />
investeringssteun, tenzij voldoende argumenten voorhanden zijn om aan te tonen dat het<br />
gebruik van deze stoffen technisch of economisch niet te vermijden is.<br />
De volgende zwartelijststoffen kunnen voorkomen in de groente- en fruitverwerkende<br />
nijverheid.<br />
Organische halogeenverbindingen<br />
Gehalogeneerde koolwaterstoffen kunnen <strong>als</strong> koelmiddel aangewend worden.<br />
Het gebruik van volledig gehalogeneerde of harde CFK’s is verboden vanaf<br />
januari 1995 (tenzij van recyclage afkomstig) en moeten dus vervangen worden<br />
door zachte CFK’s (HCFK’s en HFK’s). Het gebruik van deze zachte CFK’s<br />
zal, volgens Europese reglementering, verboden worden vanaf 1 januari 2000 in<br />
de na 31 december 1999 geproduceerde toestellen.<br />
Toelichting: Het gebruik van harde CFK’s kan vermeden worden. Als<br />
alternatieve koudemiddelen kan gebruik gemaakt worden van<br />
b.v. ammoniak, CO2 295 , HCFK-123 296 , …)<br />
PCB’s (Polychloorbisphenylen) 297<br />
In de groenteverwerkende industrie, vooral bij oudere bedrijven, zijn nog enkele<br />
askareltransfo’s 298 in gebruik. Indien niet ingekuipt vormen zij een potentieel<br />
risico voor bodemverontreiniging met PCB’s.<br />
Toelichting: Het gebruik van PCB’s <strong>als</strong> koelvloeistof voor zware<br />
transformatoren kan vermeden worden. Als alternatieve<br />
koelvloeistof kan gebruik gemaakt worden van siliconenolie.<br />
295<br />
Bron: In Koude & luchtbehandeling (jaargang 91 nr.3 - maart 1998), Overzicht van de koudemiddel<br />
situatie: hoe te kiezen<br />
296<br />
1,1,1-trifluoro-2,2-dichloroethaan (C2HF3Cl2)<br />
297<br />
Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1996)<br />
298<br />
Zwaardere transformatoren worden gekoeld met behulp van transformatorolie. Dit is een isolerende<br />
vloeistof waarin de transformatie wordt ondergedompeld en die de overtollige warmte afvoert. Vroeger<br />
werden hiervoor PCB’s gebruikt.
Persistente pesticiden 299<br />
148<br />
Het gebruik van herbiciden, fungiciden of insecticiden tijdens het groeiseizoen<br />
hebben <strong>als</strong> gevolg dat residu’s van ‘zwartelijst’chemicaliën terug te vinden zijn<br />
in of op de groenten, fruit en aardappelen. In proces- en afvalwater zijn mogelijk<br />
restanten terug te vinden van insecticiden (b.v. dimethoaat, endosulfan,<br />
mevinfos, omethoaat, parathion, trichloorfon, …) wanneer de ingevoerde<br />
veiligheidstermijnen niet werden nageleefd 300 .<br />
Toelichting: Persistente pesticiden zijn geen actieve stoffen in de groenteen<br />
fruitverwerkende nijverheid.<br />
Zware metalen 301<br />
In afvalwater, afkomstig van de groente- en fruitverwerkende nijverheid kunnen<br />
een aantal zware metalen (b.v. zink, koper, nikkel, chroom, lood, ...) in kleine<br />
concentraties voorkomen. Door gebruikmaking van meer efficiënte<br />
waterzuiveringsinstallaties (minder lozing van stoffen waarop zware metalen<br />
kunnen adsorberen) en vervanging van gegalvaniseerde productie-onderdelen<br />
door roestvrijstalen onderdelen kan de concentratie aan zware metalen in<br />
afvalwater sterk gereduceerd worden.<br />
Toelichting: Zware metalen zijn geen actieve stoffen in de groente- en<br />
fruitverwerkende nijverheid.<br />
6.2 Voorstel van aanvullingen / aanpassingen aan de niet-limitatieve lijst van schone<br />
technologieën<br />
Op basis van de analyse in de vorige hoofdstukken (zie o.a. figuur 5.1 en tabel 5.1) werden<br />
een aantal technieken, toegepast in de groente- en fruitverwerkende nijverheid, weerhouden<br />
die een beduidende milieumeerwaarde leveren en nog niet verplicht zijn in het kader van de<br />
voorgestelde vergunningsvoorwaarden. Er wordt voorgesteld om deze technieken op te<br />
nemen in de niet-limitatieve lijst van technieken voor het ecologiecriterium.<br />
Het voorstel van aanvullingen / aanpassingen aan de niet-limitatieve lijst van schone<br />
technologieën, eigen aan de groente- en fruitverwerkende nijverheid is gebaseerd op de<br />
informatie weergegeven in tabel 4.1 (hoofdstuk 4), figuur 5.1 en tabel 5.1 (hoofstuk 5).<br />
299 Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996)<br />
300 Bron: Paris Convention for the prevention of marine pollution (1992)<br />
301 Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996)
a Voorbewerking<br />
• Schillen met behulp van stoom<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van: - waterverbruik<br />
- belasting afvalwater<br />
Komen in aanmerking:<br />
De meerkost voor het waterarm schillen van grondstoffen met behulp van stoom ten<br />
opzichte van de klassieke schilmethode door middel van heet water met loog.<br />
• Schillen door middel van carborundum<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van waterverbruik<br />
Komen in aanmerking:<br />
De meerkost voor het waterarm schillen van grondstoffen met behulp van<br />
carborundum ten opzichte van de klassieke schilmethode door middel van heet water<br />
met loog.<br />
• Mechanisch schillen<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van waterverbruik<br />
Komen in aanmerking:<br />
De meerkost voor het waterarm mechanisch schillen van grondstoffen ten opzichte<br />
van de klassieke schilmethode door middel van heet water met loog.<br />
• Warmteterugwinning tijdens het indampen van groente- en fruitsappen<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van energieverbruik<br />
Toelichting 302 :<br />
Door terugwinning van deze warmte kan het rendement van de verdamper sterk<br />
stijgen. Bovendien kan de geproduceerde stoom verminderd worden door<br />
verschillende trappen in de verdamper te gebruiken. Afhankelijk van het aantal<br />
gebruikte stappen en de hoeveelheid stoom dat wordt hergebruikt, kan de gebruikte<br />
hoeveelheid stoom tot 6 maal gereduceerd worden.<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen bestemd voor het terugwinnen van warmte uit de dampen van kokende<br />
vruchtensappen.<br />
302<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken (1998)'
Blancheren<br />
• Bandblancheur/waterkoeler combinatie<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van: - waterverbruik<br />
- energieverbruik<br />
150<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen bestemd voor het waterarm blancheren van grondstoffen door middel<br />
van een bandblancheur/waterkoeler combinatie <strong>als</strong> alternatief voor de klassieke<br />
trommelblancheur met tegenstroomkoeler.<br />
• Bandblancheur / luchtkoeler combinatie<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van waterverbruik<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen bestemd voor het waterarm blancheren van grondstoffen door middel<br />
van een bandblancheur / luchtkoeler combinatie <strong>als</strong> alternatief voor een<br />
bandblancheur/waterkoeler combinatie.<br />
• Blancheren met behulp van stoom<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van waterverbruik<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen bestemd voor het waterarm blancheren van grondstoffen met behulp<br />
van stoom <strong>als</strong> alternatief voor een bandblancheur/waterkoeler combinatie en<br />
waarvan de technische haalbaarheid kan worden bewezen.<br />
• Blancheren met behulp van microgolven<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van waterverbruik<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen bestemd voor het waterarm blancheren van grondstoffen met behulp<br />
van microgolven <strong>als</strong> alternatief voor een bandblancheur/waterkoeler combinatie en<br />
waarvan de technische haalbaarheid kan worden bewezen.
c Tussenbehandelingen<br />
• Gesloten koeltunnel door middel van indirecte koeling met buitenlucht<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van geurhinder<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen bestemd voor het voorkoelen van voorgebakken aardappelproducten<br />
door middel van indirecte koeling met buitenlucht, waarbij geen direct contact is<br />
tussen buitenlucht en product en geen gebruik wordt gemaakt van een mechanische<br />
koelmachine en bestaande uit een koeltunnel, een transportband, een ventilator en<br />
warmtewisselaars.<br />
d Verpakken<br />
• Plastic kratten<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van hoeveelheid verpakkingsafval<br />
Komen in aanmerking:<br />
De meerkost van investeringen, bestemd voor de opslag van tussen / eindproduct<br />
onder bulkvorm in plastic kratten ter vervanging van houten kratten (met plastic<br />
zak).<br />
e Reinigen / ontsmetten van productie-installaties<br />
• Doorstroombegrenzers<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van: - watergebruik<br />
- hoeveelheid afvalwater<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen bedoeld voor het waterarm reinigen van productie-installaties door<br />
middel van doorstroombegrenzers in leidingen.<br />
f Transport van plantaardig materiaal tussen de verschillende deelprocessen<br />
• Droog, mechanisch transport<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van: - watergebruik<br />
- hoeveelheid afvalwater<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen bedoeld voor het waterarm transport van grondstoffen tussen de<br />
verschillende deelprocessen door middel van een mechanisch systeem.
g Koelen en conditioneren van ruimten<br />
• Geluidsarme compressoren en condensors<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van lawaaihinder<br />
152<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen bedoeld voor het geluidsarm koelen en conditioneren van ruimten met<br />
behulp van geluidsarme compressoren en condensors.<br />
• Verdampingscondensors<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van lawaaihinder<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen bedoeld voor het geluidsarm koelen en conditioneren van ruimten door<br />
middel van verdampingscondensors <strong>als</strong> alternatief voor de conventionele lucht- of<br />
watergekoelde condensatiesystemen.<br />
h Afwatering en afvalwaterzuivering<br />
• Biologische waterzuiveringsinstallatie<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van: - milieubelastend effect op het compartiment 'water'<br />
- waterverbruik<br />
bevordering van waterhergebruik 303<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen bestemd voor het zuiveren van afvalwaterstromen door middel van<br />
biologische zuivering (eenvoudige aërobie) voor aardappelschilbedrijven met een<br />
maximale jaarlijkse capaciteit van 5 000 ton eindproduct per jaar.<br />
Investeringen bestemd voor het zuiveren van afvalwaterstromen door middel van<br />
biologische zuivering (enkel de meerkost van anaërobie) en bijkomende tertiaire<br />
zuivering.<br />
• Valorisatie van het biogas gevormd tijdens de anaërobe zuivering<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van energieverbruik<br />
303 Indien de afvalwaterzuivering gericht is op het hergebruik van water in het productieproces, dan wordt dit<br />
beschouwd <strong>als</strong> een procesgeïntegreerde maatregel (en niet louter <strong>als</strong> een end-of-pipe maatregel).
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen bestemd voor het opvangen, het zuiveren en aanwenden van het biogas<br />
dat tijdens de anaërobe zuivering wordt gevormd (b.v. opwarmen reactor, opwekken<br />
elektriciteit via een gasmotor van afvalwaterstromen, …) ter beperking van het<br />
energieverbruik.<br />
i Waterhergebruik<br />
• Debietmeters<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van het waterverbruik<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen die gepaard gaan met het plaatsen van debietmeters ter hoogte van de<br />
belangrijkste waterverbruikende processen en de verschillende waterbronnen, ter<br />
controle en beperking van het waterverbruik, voor zover dit nog niet wettelijk<br />
verplicht is.<br />
• Alternatieve waterbronnen<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van het waterverbruik (diep boorputwater)<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen die gepaard gaan met het aanwenden van alternatieve waterbronnen,<br />
ter beperking van het waterverbruik zo<strong>als</strong>:<br />
- het aanwenden van regen- of vijverwater voor het voeden van<br />
verdampingscondensors.<br />
• Hergebruik van proceswater in voorgaande processtappen zonder zuivering<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van het waterverbruik (diep boorputwater)<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen die gepaard gaan met het hergebruik van proceswater in voorgaande<br />
processtappen zonder toepassing van enige zuiveringstechniek, ter beperking van het<br />
waterverbruik zo<strong>als</strong> het hergebruik van:<br />
- waswater ter hoogte van het schilproces,<br />
- schilwater om de ruwe producten voor te wassen,<br />
- condenswater dat ontstaat tijdens het indampen van groente- en fruitsappen<br />
voor het mengen of verdunnen van het eindproduct,<br />
- water uit sterilisatieprocessen om de ruwe producten voor te wassen,<br />
- blancheerwater <strong>als</strong> eerste waswater bij het reinigen van de vriestunnel.
• Hergebruik van al dan niet verregaand gezuiverd afvalwater in bepaalde processtappen<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van het waterverbruik (diep boorputwater)<br />
154<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen de gepaard gaan met het hergebruik van al dan niet verregaand<br />
gezuiverd afvalwater in bepaalde processtappen, ter beperking van het waterverbruik<br />
zo<strong>als</strong> het:<br />
- ‘chloreren’ van het effluent en hergebruiken voor het reinigen van vloeren,<br />
procesinstallaties en <strong>als</strong> koelwater,<br />
- zuiveren van het effluent met behulp van ‘coagulatie / flocculatie + filtratie’<br />
en hergebruiken voor de eerste wassing van de ruwe grondstof,<br />
- zuiveren van het effluent met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />
actieve koolfiltratie + microfiltratie’ en hergebruiken voor het wassen van<br />
recipiënten voor de sterilisatie of <strong>als</strong> koelwater (koelcircuit) of transportwater<br />
(pompcircuit),<br />
- zuiveren van het effluent met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />
actieve koolfiltratie + microfiltratie + omgekeerde osmose’ en hergebruiken<br />
<strong>als</strong> blancheerwater of koelwater (koelen van producten na blancheerproces).<br />
• Hergebruik van water in een intern circuit<br />
Milieu-effect:<br />
beperking van het waterverbruik (diep boorputwater)<br />
Komen in aanmerking:<br />
Investeringen die gepaard gaan met het waterhergebruik door middel van een intern<br />
circuit waarbij het water een aantal keren wordt hergebruikt alvorens ververst te<br />
worden, ter beperking van het waterverbruik zo<strong>als</strong>:<br />
- doorgedreven hergebruik van koelwater,<br />
- gescheiden circuit van transportwater.
HOOFDSTUK 7 MIOW + -ANALYSES VAN DE MOGELIJKHEDEN<br />
VOOR AFVALWATERZUIVERING IN DE<br />
GROENTE- EN FRUITVERWERKENDE<br />
NIJVERHEID<br />
7.1 Methodologie<br />
In hoofdstuk 2 werd een uitgebreide socio-economische doorlichting van de verschillende<br />
subsectoren gemaakt. Telkens werd de economische ‘gezondheid’ van de bedrijfstak<br />
ingeschat, enerzijds door de evolutie ervan na te gaan en anderzijds door de felheid van<br />
concurrentie te analyseren. Daarnaast gaf het eerste luik van de MIOW + -analyse een<br />
bijkomende indicatie van de draagkracht van de beschouwde deelsectoren.<br />
De vertaling van de BBT naar vergunningsvoorwaarden werd uitgevoerd in hoofdstuk 5.<br />
Bijzondere aandacht ging daarbij uit naar het toetsen van de lozingsvoorwaarden voor<br />
afvalwater aan de BBT en het onderzoeken van de mogelijkheden voor het hergebruik van<br />
water in de procesvoering. Naast de technische haalbaarheid en het behaalde<br />
milieurendement speelt, conform de definitie van BBT, ook de economische haalbaarheid<br />
bij deze beoordeling een belangrijke rol.<br />
In dit hoofdstuk wordt, ter beoordeling van de economische haalbaarheid van de<br />
beschouwde scenario’s, het tweede luik van de MIOW + -analyse uitgevoerd. Voor een<br />
gedetailleerde beschrijving van het opzet van dit model wordt verwezen naar bijlage 11.<br />
De bedoeling van de analyse is het berekenen van de invloed van de voorgestelde<br />
investeringsscenario’s op het weerstandsvermogen van de ‘gemiddelde’ onderneming uit de<br />
beschouwde bedrijfstak. Daarbij wordt rekening gehouden met de concurrentiële context<br />
door het inschatten van enerzijds de marktpositie en anderzijds de internationale omgeving.<br />
Bij de economische analyse wordt telkens uitgegaan van een referentiesituatie die aansluit<br />
bij de huidige realiteit.<br />
Voor de diepvries- en conservenbedrijven, de aardappelverwerkers en de producenten<br />
van fruitsappen wordt verondersteld dat de gemiddelde onderneming:<br />
- zuiveringsinspanningen levert waardoor de lozingsnormen op riool behaald worden;<br />
- beperkte waterbesparende maatregelen toepast;<br />
- een capaciteit heeft van 30 000 ton eindproduct per jaar.<br />
Voor het gemiddeld aardappelschilbedrijf wordt uitgegaan van de referentiesituatie<br />
waarbij:<br />
- eenvoudige primaire zuivering wordt toegepast;<br />
- beperkte waterbesparende maatregelen worden toegepast;<br />
- het bedrijf een capaciteit heeft van 3 000 ton eindproduct per jaar.
Voor elk van de scenario’s wordt telkens de bijkomende jaarlijkse kost van<br />
afvalwaterzuivering afgewogen tegenover de referentiesituatie. Het MIOW + -model geeft<br />
aan in welke mate het weerstandsvermogen van de bedrijven wordt aangetast door de<br />
additionele investeringen.<br />
Voor de economische inschatting van de relatie tussen de BBT en de lozingsvoorwaarden<br />
worden de gegevens uit de tabellen 5.4 en 5.5 (zie hoofdstuk 5) gebruikt.<br />
7.2 Diepvriessector<br />
Conclusie:<br />
Scenario Jaarlijkse kost<br />
relatief<br />
(absoluut)<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
(enkel aërobie)<br />
Norm lozing op riool<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
(anaërobie en aërobie, incl.<br />
nitrificatie / denitrificatie /<br />
defosfatatie)<br />
Norm lozing op oppervlaktewater<br />
Primaire + secundaire + tertiaire<br />
zuivering (enkel coagulatie /<br />
flocculatie / filtratie)<br />
Norm stedelijk afvalwater<br />
Primaire + secundaire +<br />
verregaande tertiaire zuivering<br />
Basismilieukwaliteitsnorm<br />
(in MBEF)<br />
0<br />
(10,03)<br />
4,47<br />
(14,50)<br />
8,34<br />
(18,37)<br />
58,66<br />
(68,69)<br />
MIOW +<br />
beoordeling<br />
2,56<br />
veilig<br />
2,44<br />
onzeker<br />
2,39<br />
onzeker<br />
1,77<br />
onzeker<br />
- Bij het referentiescenario (i.e. de situatie waarbij de gemiddelde onderneming voldoet<br />
aan de norm voor lozing op riool) bevindt het weerstandsvermogen zich nog net binnen<br />
de veilige zone (cf. hoofdstuk 2).<br />
- De bijkomende jaarlijkse kost van de investeringen om aan de norm voor lozing op<br />
oppervlaktewater te voldoen (t.o.v. referentiesituatie), bedraagt meer dan 4 MBEF.<br />
Door deze additionele investeringen neemt het weerstandsvermogen licht af tot 2,44<br />
(gelegen net in de onzekere zone). Niettegenstaande deze score zicht bevindt in de<br />
onzekere zone, worden deze investeringen <strong>als</strong> economisch haalbaar ingeschat, in<br />
verhouding met het behaalde milieuresultaat.<br />
156
- Het voldoen aan de normen voor lozing stedelijk afvalwater vergt nog eens een<br />
bijkomende jaarlijkse kost (t.o.v. norm lozing op oppervlaktewater) van bijna 4 MBEF.<br />
Door deze additionele investeringen neemt het weerstandsvermogen iets verder af tot<br />
2,39. Ook voor dit scenario worden deze investeringen <strong>als</strong> economisch haalbaar<br />
ingeschat, in verhouding met het behaalde milieuresultaat, niettegenstaande deze score<br />
zich bevindt in de onzekere zone.<br />
- De inspanningen om te kunnen voldoen aan de basiskwaliteitsnorm zijn erg hoog<br />
(jaarlijkse bijkomende kost (t.o.v. norm lozing stedelijk afvalwater) wordt op meer dan<br />
50 MBEF geschat). Het weerstandsvermogen van de sector neemt verder af tot (ver) in<br />
de onzekere zone tot 1,77. Uit de economische analyse blijkt dat het gemiddeld bedrijf<br />
in deze situatie verlieslatend wordt. Dit scenario wordt dan ook <strong>als</strong> economisch<br />
onhaalbaar bestempeld.<br />
7.3 Conservenindustrie<br />
Conclusie:<br />
Scenario Jaarlijkse kost<br />
relatief<br />
(absoluut)<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
(enkel aërobie)<br />
Norm lozing op riool<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
(anaërobie en aërobie, incl.<br />
nitrificatie / denitrificatie /<br />
defosfatatie)<br />
Norm lozing op oppervlaktewater<br />
Primaire + secundaire + tertiaire<br />
zuivering (enkel coagulatie /<br />
flocculatie / filtratie)<br />
Norm stedelijk afvalwater<br />
Primaire + secundaire +<br />
verregaande tertiaire zuivering<br />
Basismilieukwaliteitsnorm<br />
(in MBEF)<br />
0<br />
(13,79)<br />
6,14<br />
(19,93)<br />
11,47<br />
(25,26)<br />
80,67<br />
(94,45)<br />
MIOW +<br />
beoordeling<br />
2,56<br />
veilig<br />
2,44<br />
onzeker<br />
2,44<br />
onzeker<br />
1,77<br />
onzeker<br />
- Bij het referentiescenario (i.e. de situatie waarbij de gemiddelde onderneming voldoet<br />
aan de norm voor lozing op riool) bevindt het weerstandsvermogen zicht nog net binnen<br />
de veilige zone (cf. hoofdstuk 2).
- De bijkomende jaarlijkse kost van de investeringen om aan de norm voor lozing op<br />
oppervlaktewater te voldoen (t.o.v. referentiesituatie), bedraagt meer dan 6 MBEF.<br />
Door deze additionele investeringen neemt het weerstandsvermogen licht af tot 2,44<br />
(gelegen net in de onzekere zone). Niettegenstaande deze score zich bevindt in de<br />
onzekere zone, worden deze investeringen <strong>als</strong> economisch haalbaar ingeschat, in<br />
verhouding met het behaalde milieuresultaat.<br />
- Het voldoen aan de normen voor lozing stedelijk afvalwater vergt nog eens een<br />
bijkomende jaarlijkse kost (t.o.v. norm lozing op oppervlaktewater) van meer dan 5<br />
MBEF. De score voor het weerstandsvermogen blijft 2,44 (gelegen net in de onzekere<br />
zone), waardoor dezelfde conclusie kan worden getrokken <strong>als</strong> in het voorgaande punt,<br />
nl. deze investeringen worden <strong>als</strong> economisch haalbaar ingeschat, in verhouding met het<br />
behaalde milieuresultaat, niettegenstaande deze score zich bevindt in de onzekere zone.<br />
- De inspanningen om te kunnen voldoen aan de basiskwaliteitsnorm zijn erg hoog<br />
(jaarlijkse bijkomende kost (t.o.v. norm lozing stedelijk afvalwater) wordt op bijna<br />
70 MBEF geschat). Het weerstandsvermogen van de sector neemt verder af tot (ver) in<br />
de onzekere zone tot 1,77. Uit de economische analyse blijkt dat het gemiddeld bedrijf<br />
in deze situatie verlieslatend wordt. Dit scenario wordt dan ook <strong>als</strong> economisch<br />
onhaalbaar bestempeld.<br />
7.4 Aardappelverwerkers<br />
Scenario Jaarlijkse kost<br />
relatief<br />
(absoluut)<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
(enkel aërobie)<br />
Norm lozing op riool<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
(anaërobie en aërobie, incl.<br />
nitrificatie / denitrificatie /<br />
defosfatatie)<br />
Norm lozing op oppervlaktewater<br />
Primaire + secundaire + tertiaire<br />
zuivering (enkel coagulatie /<br />
flocculatie / filtratie)<br />
Norm stedelijk afvalwater<br />
Primaire + secundaire +<br />
verregaande tertiaire zuivering<br />
Basismilieukwaliteitsnorm<br />
(in MBEF)<br />
0<br />
(14,42)<br />
5,07<br />
(19,49)<br />
8,83<br />
(23,25)<br />
68,30<br />
(82,72)<br />
MIOW +<br />
beoordeling<br />
3,72<br />
veilig<br />
3,11<br />
veilig<br />
3,00<br />
veilig<br />
1,77<br />
onzeker<br />
158
Conclusie:<br />
- De uitgangssituatie van de aardappelverwerkers is gunstig; de score van het<br />
weerstandsvermogen bevindt zich ruim binnen de veilige zone.<br />
- De bijkomende jaarlijkse kost van de investeringen om aan de norm voor lozing op<br />
oppervlaktewater te voldoen (t.o.v. referentiesituatie), bedraagt meer dan 5 MBEF. De<br />
hoge draagkracht van de sector brengt met zich mee dat de investeringen nodig om de<br />
normen voor lozing op oppervlaktewater te behalen economisch haalbaar zijn voor de<br />
sector.<br />
- Het voldoen aan de normen voor lozing stedelijk afvalwater vergt nog eens een<br />
bijkomende jaarlijkse kost (t.o.v. norm lozing op oppervlaktewater) van bijna 4 MBEF.<br />
Opnieuw kan besloten worden dat, gezien de hoge draagkracht van de sector, de<br />
investeringen nodig om de normen voor lozing stedelijk afvalwater te behalen<br />
economisch haalbaar zijn voor de sector.<br />
- De inspanningen om te kunnen voldoen aan de basiskwaliteitsnorm vergen een<br />
bijkomende jaarlijkse kost (t.o.v. norm lozing stedelijk afvalwater) van bijna 60 MBEF.<br />
Het weerstandsvermogen van de sector daalt tot 1,77 en situeert zich (ver) in de<br />
onzekere zone. Gezien deze score zich bevindt (ver) in de onzekere zone, worden deze<br />
investeringen <strong>als</strong> economisch onhaalbaar ingeschat.<br />
7.5 Aardappelschillers<br />
Scenario Jaarlijkse kost<br />
relatief<br />
(absoluut)<br />
(in MBEF)<br />
Primaire zuivering 0<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
(enkel aërobie)<br />
Norm lozing op riool<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
(anaërobie en aërobie, incl.<br />
nitrificatie / denitrificatie /<br />
defosfatatie)<br />
Norm lozing op oppervlaktewater<br />
Primaire + secundaire + tertiaire<br />
zuivering (enkel coagulatie /<br />
flocculatie / filtratie)<br />
Norm stedelijk afvalwater<br />
(0,74)<br />
1,09<br />
(1,83)<br />
3,07<br />
(3,81)<br />
3,68<br />
(4,42)<br />
MIOW +<br />
beoordeling<br />
3,28<br />
veilig<br />
1,44<br />
onveilig<br />
1,00<br />
onveilig<br />
1,00<br />
onveilig
Conclusie:<br />
- Als referentiesituatie wordt aangenomen dat de 'gemiddelde' onderneming eenvoudige<br />
primaire zuivering toepast, door middel van zeven, roosters, zandvangers, enz. Het<br />
weerstandsvermogen van de sector bij dit referentiescenario situeert zich met een score<br />
van 3,28 ruim binnen de veilige zone (cf. hoofdstuk 2).<br />
- De bijkomende jaarlijkse kost van de investeringen om aan de normen voor lozing op<br />
riool te voldoen, bedraagt meer dan 1 MBEF. Deze additionele investeringen<br />
ondermijnen het weerstandsvermogen tot 1,44 (onveilige zone). Dit betekent dat de<br />
voorgestelde investeringen voor de aardappelschillers zeer zware inspanningen vergen,<br />
die ongetwijfeld de doodsteek vormen voor bedrijven die het reeds moeilijk hebben. In<br />
deze context dient benadrukt te worden dat het een absolute noodzaak is om alle<br />
bedrijven uit de sector op gelijke voet te behandelen, om scheeftrekking van de<br />
concurrentie te vermijden.<br />
- Het voldoen aan de normen voor het lozen op oppervlaktewater brengt een bijkomende<br />
jaarlijkse kost (t.o.v. norm lozing op riool) van bijna 2 MBEF met zich mee. De score<br />
voor het weerstandsvermogen daalt in dit scenario tot diep in de onveilige zone (score<br />
1,00). Vanuit economisch standpunt is dit scenario absoluut niet haalbaar.<br />
- Dezelfde conclusie <strong>als</strong> in voorgaand punt gaat op voor de investeringen die gepaard<br />
gaan met de investeringen voor het behalen voor de norm lozing stedelijk afvalwater:<br />
economisch absoluut niet haalbaar.<br />
7.6 Producenten van groente- en fruitsappen<br />
Omwille van de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare gegevens bleek het niet<br />
mogelijk de MIOW+-analyse toe te passen op deze bedrijfstak. Men mag verwachten dat de<br />
algemene conclusies voor de overige sectoren met grote bedrijven (diepvries, conserven,<br />
aardappelverwerkers) eveneens gelden voor de producenten van fruit- en groentesappen.<br />
160
HOOFDSTUK 8: MILIEUGEVOLGEN VAN BBT-<br />
AANBEVELINGEN<br />
In dit hoofdstuk wordt een ruwe schatting gemaakt van de gevolgen van toepassing van de<br />
BBT op het milieu in Vlaanderen. Aangezien de belangrijkste knelpunten voor de groenteen<br />
fruitverwerkende nijverheid zich situeren op het gebied van 'afvalwaterzuivering' en<br />
'waterverbruik' zullen enkel de gevolgen van de BBT die hierop betrekking hebben,<br />
beschouwd worden.<br />
8.1 Milieugevolgen van BBT met betrekking tot afvalwaterzuivering<br />
In bijlage 7 (tabellen b.12-b.15) wordt voor de deelsectoren 'diepvries', 'conserven',<br />
'aardappelverwerking' en 'aardappelschillers' nagegaan met welke hoeveelheden de input<br />
van de parameters 'zwevende stof', 'COD', 'BOD', 'Ntot' en 'Ptot' naar het milieu maximaal kan<br />
worden verminderd door toepassing van BBT met betrekking tot afvalwaterzuivering,<br />
uitgedrukt in percentages t.o.v. de referentiesituatie 304 .<br />
Zo<strong>als</strong> beschreven in paragraaf 5.2.1 (hoofdstuk 5) wordt onder BBT met betrekking tot<br />
afvalwaterzuivering verstaan:<br />
- voor aardappelschilbedrijven (jaarlijkse capaciteit van 3 000 ton eindproduct):<br />
primaire zuivering van het afvalwater, gevolgd door aërobe zuivering;<br />
- voor grote bedrijven (jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton eindproduct) die lozen op<br />
niet gevoelig oppervlaktewater:<br />
primaire zuivering van het afvalwater, gevolgd door anaërobe en aërobe<br />
zuivering, inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie (cf. sectorale<br />
lozingsnorm op oppervlaktewater);<br />
- voor grote bedrijven (jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton eindproduct) die lozen op<br />
gevoelig oppervlaktewater:<br />
primaire zuivering van het afvalwater, gevolgd door anaërobe en aërobe<br />
zuivering, inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie, en bovendien<br />
gevolgd door flocculatie / coagulatie / filtratie (cf. sectorale lozingsnorm<br />
stedelijk afvalwater).<br />
In de tabellen b.16 en b.17 (bijlage 7) wordt telkens voor elk van de hoger beschreven<br />
situaties een globaal overzicht gegeven van de maximale vermindering aan input van deze<br />
parameters naar het milieu door de groente- en fruitverwerkende nijverheid. De resultaten<br />
van deze schattingen worden samengevat in de tabellen 8.1-8.3.<br />
304<br />
Referentiesituaties: primaire zuivering voor de aardappelschilbedrijven die rechtstreeks leveren aan de<br />
versmarkt;<br />
zuivering tot de norm lozing op riool voor de diepvriesbedrijven,<br />
conservenbedrijven,<br />
fruitsappenbedrijven<br />
aardappelverwerkende bedrijven en de groente- en
Verwacht wordt dat de situatie van de 'sappensector' nauw aansluit met deze van de<br />
diepvriesgroentesector en de conservensector. Wegens gebrek aan voldoende betrouwbare<br />
gegevens kon een precieze inschatting voor de sappensector niet worden gemaakt.<br />
Tabel 8.1: maximale afname van de input van de parameters 'zwevende stof', 'COD', 'BOD',<br />
'Ntot' en 'Ptot' naar het milieu door toepassing van BBT met betrekking tot<br />
afvalwaterzuivering, uitgedrukt in percentages t.o.v. de referentiesituatie door de<br />
diepvriesgroente- en conservensector<br />
Diepvriesgroentesector<br />
Conservensector<br />
[% afname]<br />
lozing op oppervlaktewater t.o.v.<br />
lozing riool<br />
162<br />
Diepvriesgroentesector<br />
Conservensector<br />
[% afname]<br />
lozing op gevoelig<br />
oppervlaktewater t.o.v. lozing<br />
riool<br />
ZS 70 88<br />
COD 80 83<br />
BOD 83 85<br />
Ntot 87 89<br />
Ptot 60 88<br />
Tabel 8.2: maximale afname van de input van de parameters 'zwevende stof', 'COD', 'BOD',<br />
'Ntot' en 'Ptot' naar het milieu door toepassing van BBT met betrekking tot<br />
afvalwaterzuivering, uitgedrukt in percentage t.o.v. de referentiesituatie door de<br />
aardappelverwerkende sector<br />
Aardappelverwerkende sector<br />
[% afname]<br />
lozing op oppervlaktewater t.o.v.<br />
lozing riool<br />
Aardappelverwerkende sector<br />
[% afname]<br />
lozing op gevoelig<br />
oppervlaktewater t.o.v. lozing<br />
riool<br />
ZS 70 88<br />
COD 83 86<br />
BOD 83 85<br />
Ntot 87 89<br />
Ptot 71 88
Tabel 8.3: maximale afname van de input van de parameters 'zwevende stof', 'COD', 'BOD',<br />
'Ntot' en 'Ptot' naar het milieu door toepassing van BBT met betrekking tot<br />
afvalwaterzuivering, uitgedrukt in percentage t.o.v. de referentiesituatie door de<br />
aardappelschilsector<br />
Aardappelschillers<br />
[% afname]<br />
lozing riool t.o.v. primaire<br />
zuivering<br />
ZS 70<br />
COD 90<br />
BOD 90<br />
Ntot 20<br />
Ptot 0<br />
Samenvattend kan worden gesteld dat door toepassing van de BBT met betrekking tot<br />
afvalwaterzuivering (lozing op niet gevoelig oppervlaktewater respectievelijk lozing op<br />
gevoelig oppervlaktewater door de grote diepvries-, conserven- en aardappelverwerkende<br />
bedrijven) de input naar het milieu voor de onderstaande parameters door de volledige<br />
groente- en fruitverwerkende nijverheid (exclusief de sappensector) kan worden<br />
teruggedrongen van:<br />
* ZS (zwevende stoffen):70% (van 1 220 kg/dag naar 366 kg/dag), respectievelijk<br />
80% (van 1 220 kg/dag naar 245 kg/dag);<br />
* COD: 86% (van 17 965 kg/dag naar 2 482 kg/dag), respectievelijk<br />
88% (van 17 965 kg/dag naar 2 226 kg/dag<br />
* BOD: 86% (van 7 416 kg/dag naar 1 002 kg/dag), respectievelijk<br />
88% (van 7 416 kg/dag naar 915 kg/dag);<br />
* Ntot: 73% (van 1 957 kg/dag naar 524 kg/dag), respectievelijk<br />
75% (van 1 957 kg/dag naar 489 kg/dag);<br />
* Ptot: 66% (van 1 694 kg/dag naar 569 kg/dag), respectievelijk<br />
85% (van 1 694 kg/dag naar 258 kg/dag).<br />
Opmerking:<br />
De bovenvermelde resultaten zijn inschattingen waarbij wordt uitgegaan van:<br />
- een gemiddeld bedrijf voor elk van de deelsectoren van de groente- en fruitverwerkende<br />
nijverheid;<br />
- een gemiddeld afvalwater voor elk van de deelsectoren (zie bijlage 5);<br />
- typische zuiveringsefficiënties van de verschillende afvalwaterzuiverings-technieken (zie<br />
hoofdstuk 5, tabellen 5.1-5.3);<br />
- de toepassing van alle BBT met betrekking tot afvalwaterzuivering (zie hoofdstuk 5,<br />
paragraaf 5.2.2);
- de referentiesituaties:<br />
zuivering tot de norm lozing riool voor de aardappelschilbedrijven die rechtstreeks<br />
leveren aan de versmarkt;<br />
zuivering tot de norm lozing op oppervlaktewater (lozing op niet gevoelig<br />
oppervlaktewater) respectievelijk tot de norm lozing stedelijk afvalwater (lozing op<br />
gevoelig oppervlaktewater) voor de diepvriesbedrijven, conservenbedrijven en de<br />
aardappelverwerkende bedrijven.<br />
8.2 Milieugevolgen van BBT met betrekking tot watergebruik en -hergebruik<br />
In bijlage 6 en 10 wordt een schatting gemaakt van het verbruik van hoogkwalitatief water<br />
(d.i. boorputwater, leiding- of stadswater of recuperatiewater van drinkwaterkwaliteit)<br />
(tabellen b.8-b.11) en het afvalwaterlozingsdebiet (tabellen b.25-b.28) voor een gemiddeld<br />
bedrijf uit de deelsectoren 'diepvries', 'conserven', 'aardappelverwerking' en<br />
'aardappelschillers'. Deze inschatting wordt gemaakt in drie situaties:<br />
- bij toepassing van goede bedrijfspraktijken inzake watergebruik en -hergebruik;<br />
- in de huidige situatie (verdergaand dan toepassing van de goede huispraktijk maar nog<br />
geen toepassing van alle BBT);<br />
- bij toepassing van BBT inzake watergebruik en -hergebruik (zie paragraaf 5.7.2).<br />
Verbruik van hoogkwalitatief water<br />
In tabel 8.4 wordt een overzicht gegeven van de reducties inzake het verbruik van<br />
hoogkwalitatief water bij toepassing van BBT inzake watergebruik en -hergebruik ten<br />
opzichte van (1) de situatie bij toepassing van goede bedrijfspraktijken inzake watergebruik<br />
en -hergebruik en (2) de huidige situatie.<br />
Tabel 8.4: reductie van het verbruik van hoogkwalitatief water bij toepassing van BBT<br />
inzake watergebruik en -hergebruik<br />
BBT t.o.v. huidige situatie BBT t.o.v. goede bedrijfspraktijk<br />
[reductie in %]<br />
[reductie in %]<br />
Diepvries 25 35<br />
Conserven 30 35<br />
Aardappelverwerking 30 40<br />
Samengevat kan worden gesteld dat door toepassing van de BBT inzake watergebruik en<br />
-hergebruik, het verbruik van hoogkwalitatief water van een gemiddeld bedrijf uit de<br />
groente- en fruitverwerkende nijverheid kan worden gereduceerd met 25-30% ten opzichte<br />
van de huidige situatie. Ten opzichte van de situatie ‘toepassing van goede<br />
bedrijfspraktijken inzake watergebruik en –hergebruik’ wordt deze reductie ingeschat op<br />
35-40%. In de praktijk zullen deze reducties lager liggen gezien sommige bedrijven<br />
gelegen zijn in gebieden waar er geen tekort is aan grondwater en dus minder aandacht<br />
wordt besteed aan maatregelen inzake waterbesparing.<br />
164
Afvalwaterlozingsdebiet<br />
Om de relatie tussen het waterverbruik en het afvalwaterlozingsdebiet in te schatten werden<br />
een aantal waterbalansschema's (zie bijlage 9) uitgewerkt (voor een gemiddeld bedrijf uit de<br />
diepvries-, conserven-, aardappelverwerkende en aardappelschilsector). Op basis hiervan<br />
wordt verwacht dat, door toepassing van de BBT inzake watergebruik en -hergebruik, het<br />
afvalwaterlozingsdebiet van een gemiddeld bedrijf uit de groente- en fruitverwerkende<br />
nijverheid eveneens kan worden gereduceerd. Zo<strong>als</strong> blijkt uit de tabellen b.25-b28 (zie<br />
bijlage 10) kan deze reductie worden geschat op 5-35% ten opzichte van de huidige situatie.<br />
Hier geldt eveneens de opmerking dat deze reducties in de praktijk lager zullen liggen<br />
gezien sommige bedrijven gelegen zijn in gebieden waar er geen tekort is aan grondwater en<br />
dus minder aandacht wordt besteed aan maatregelen inzake waterbesparing.
BIBLIOGRAFIE<br />
An., Afval- en emissiepreventieproject in opdracht van verschillende bedrijven, BECO,<br />
Milieumanagement & Advies (1998).<br />
An., Coördinatiecommissie uitvoering wet verontreiniging oppervlaktewateren (CUWVO) -<br />
Werkgroep VI - Levensmiddelenindustrie - nutriëntemissies (1994); pp. 24 + bijlagen<br />
An., Cursus koeltechniek KVIV (1996)<br />
An., Environmental Technology Monographs Handbook, ENVI TECH Consult, Nederland<br />
(1996)<br />
An., Handboek milieuvergunningen; Vereniging Stadswerk Nederland; Samson Uitgeverij<br />
bv, Alphen aan de Rijn (1998)<br />
An., Hogere Cursus Afvalwaterzuivering, KVIV (1996)<br />
An., In Koude & luchtbehandeling (jaargang 91 nr.3 - maart 1998), Overzicht van de<br />
koudemiddel situatie: hoe te kiezen<br />
An., Loket Milieubedrijven; Voorwaarden voor de lozing van afvalwater afkomstig van de<br />
sector van de aardappelverwerkende nijverheid (1993)<br />
An., Loket Milieubedrijven; Voorwaarden voor de lozing van afvalwater afkomstig van de<br />
sector van de vruchten- en groenteconservenfabrieken (1993)<br />
An., Milieu- en Natuurrapport Vlaanderen, Leren om te keren, VMM (1994)<br />
An., Mindestanforderungen an das Einleiten von Abwasser in Gewässer -<br />
Kartoffelverarbeitung - Hinweize und Erläuterungen zu Anhang 8 der Rahmen - Abwasser<br />
VwV (1994)<br />
An., Nationaal Energie en Efficiency Data InformatieSysteem (Needis) - Sectorstudie<br />
groente- en fruitverwerkende industrie - Ministerie van Economische Zaken (1996)<br />
An., Novem Sittard, Energiezuinige blancheur/koeler combinatie voor de<br />
groenteverwerkende industrie.<br />
An., Paris Commission - Industrial Sectors: Best Available Technology - Food Processing<br />
Industry (1992)<br />
An., Paris Convention for the prevention of marine pollution. (1992); Canned food: water<br />
pollution from vegetable and fruit processing, industries: survey an elements of B.A.T.<br />
An., PRESTI-sectorstudie: Preventie en milieuzorg in de aardappelschilbedrijven (1997);<br />
VEKMO - BELGAPOM; pp. 49 + bijlagen<br />
166
An., PRESTI-handleiding: Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie<br />
(1997); VGB - VIGEX - GROEPERING Fabr. In. Groenten - ECOLAS<br />
An., PRESTI-sectorstudie: Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie<br />
(1996); VGB - VIGEX - GROEPERING Fabr. In. Groenten - ECOLAS<br />
An., PRESTI-project: Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie,<br />
werksessie 1 en 2 (1997); VGB - VIGEX - GROEPERING Fabr. In. Groenten - ECOLAS<br />
An., Review of Energy Efficient Technologies in the Refrigeration Systems of the Agrofood<br />
Industry. Directorate General for Energy (DG XVII) (1998)<br />
An., Samenwerkingsproject Procesbeschrijvingen Industrie Nederland (SPIN);<br />
Aardappelverwerkende Industrie (1994)<br />
An., The orange book, 1998. Tetra Pak Processing systems AB.<br />
An., VAMIL-milieulijst, VROM (augustus 1998)<br />
An., VDI-Richtlinien; <strong>Emis</strong>sionsminderung; Anlagen zum Garen von Lebensmitteln;<br />
Herstellung von Kartoffelerzeugnissen; (1997)<br />
An., VDI/DIN Handbuch; Lärmminderung, Verein Deutscher Ingenieure (VDI), Deutsches<br />
institut für normung (DIN); (1998)<br />
An., VROM, 1991/1. Project valorisatie afv<strong>als</strong>toffen groenten en fruit. Publicatiereeks<br />
milieutechnologie.<br />
ARENS, L. et al.; Het blancheren bij diepvriezen van groenten: gebruikte apparatuur en<br />
invloed op de enzymatische, microbiële, sensorische en nutritionele kwaliteit (1998);<br />
Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende; pp.121<br />
BAEYENS, J. et al., Afvalwaterzuivering, Kluwer Editoraal (1995); pp.875<br />
BAEYENS, J., Procestechnieken en -engineering 34180, Kluwer Editoraal<br />
BRAULT, J.L. (1991); Water Treatment Handbook (Vol 1&2); Degrémont; Lavoisier<br />
Publishing (1991); pp 1459<br />
CAMBIEN, K., In Trends (jaargang 22 nr.26 - juni 1996), De NV Diepvries<br />
CEUTERICK, D. et al., Mogelijkheid tot integratie van milieu- en gezondheidsaspecten in<br />
de normering van voedingsproducten (1998/PPE/R/034), <strong>Vito</strong> (1998)<br />
CHEREMISINOFF, P.N.; Handbook of Water and Wastewater Treatment Technology;<br />
Marcel Dekker, Inc. (1995);pp.833<br />
DEBRUYN, W. en VAN RENSBERGEN, J., Aantasting van de ozonlaag, <strong>Vito</strong> (1994); pp.<br />
34
DEES, M., Prisma Techniek in woord en beeld (1994)<br />
DERDEN, A. et al.; Beste Beschikbare Technieken voor het be- en verwerken van dierlijke<br />
mest, Vlaams BBT-kenniscentrum, <strong>Vito</strong> (1998); pp. X +376<br />
GEVAERT W. et al., Technische fiches, Bepaling van de beste beschikbare<br />
bodemsaneringstechnieken, rapport, Tauw Milieu - <strong>Vito</strong> (1998)<br />
HEUVELMAN, E.H. en MATTHIJSEN, A.J.C.M., Productie van siliciumcarbide,<br />
Procesbeschrijvingen Industrie, SPIN-rapport (1993)<br />
HICKS., Production and packaging of non-carbonated fruit juices and fruit beverages<br />
(1990)<br />
HUIZINGA K. & MATTHIJSEN A.J.C.M., RIZA, SPIN, Productie van frisdranken (1993)<br />
HOSTEN, L. Procestechnieken en -engineering 34183<br />
JOZIASSE, J and WIERING, A.C.F.; Monografieën informatiesysteem technieken;<br />
compartiment water; TNO-RIVM (1992).; pp 403<br />
LONG, R.; Separation Processes in Waste Minimization; Marcel Dekker, Inc. (1995);<br />
pp.472<br />
TAHON, K.; Economische evaluatie van de afvalwaterproblematiek in de Westvlaamse<br />
diepvriesgroetenindustrie (1993); pp. 112 + bijlagen<br />
VAN BAEL, J. et al.; VLIET-project: Energetische optimalisatie van een vriestunnel voor<br />
groenten (1997); pp. 70 + bijlagen<br />
VAN RIET, A.; Inleidende studie omtrent de beste beschikbare technieken voor de sector<br />
van de groenteverwerkende nijverheid (1997); pp. 50 + bijlagen<br />
VAN DEVENTER, W.T.; Van Schoonmaaktechnologie naar schone technologie; (1994);<br />
pp.559<br />
VERBIST, S. et al. ; Preventie- en recuperatieplan Groente- en fruitverwerkende industrie.<br />
Project Sectorale Bedrijfsafv<strong>als</strong>toffenplannen. Rapido-project: Recuperatie- en<br />
afvalpreventieplannen in de industrie <strong>als</strong> instrument voor duurzame ontwikkeling (1994)<br />
VERCAEMST, P. et al.; Beste Beschikbare Technieken voor de wasserijen en<br />
linnenverhuurders, Vlaams BBT-kenniscentrum, <strong>Vito</strong> (1999)<br />
TRESSLER & JOSLYN (1961). Fruit and Vegetable Juice, Processing technology.<br />
168
LIJST MET AFKORTINGEN<br />
BBT: Beste Beschikbare Technieken<br />
BOD / BZV: Biologische zuurstofvraag: hoeveelheid zuurstof nodig om de aanwezige<br />
vuilvracht biologisch af te breken; wordt berekend door de zuurstofvraag<br />
gedurende 5 dagen bij 20°C te meten, na toevoeging van een biologische<br />
ent aan een staal afvalwater.<br />
BEF: Belgische franken<br />
CIP: Cleaning In Place<br />
CFK: Chloor-fluor-koolwaterstoffen<br />
COD / CZV Chemische zuurstofvraag: totale hoeveelheid zuurstof nodig om de<br />
aanwezige vuilvracht volledig om te zetten door chemische destructie.<br />
DAF: Dissolved Air Flottation<br />
FTE: Full time equivalenten<br />
IE: Inwonerequivalent<br />
MBEF: Miljoen Belgische franken<br />
MIOW+: Marktsituatie, Internationale concurrentie, Omvang en Weerstand<br />
Nkj: Kjeldahlstikstof (som van organisch stikstof en ammoniumstikstof)<br />
Ntot: Totaal Stikstof (som van Kjeldahl-, nitraat- en nitrietstikstof)<br />
Ptot: Totaal fosfor<br />
RWZI: RioolWaterZuiveringsInstallatie<br />
UASB: Upflow Anaerobic Sludge Blancket<br />
ZS: Zwevende stoffen<br />
170
BIJLAGE 1: DE LEDEN VAN HET BEGELEIDINGSCOMITE<br />
EN DE BEZOCHTE BEDRIJVEN<br />
Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken<br />
- An Derden<br />
Peter Vercaemst<br />
Roger Dijkmans<br />
BBT-kenniscentrum<br />
p/a <strong>Vito</strong><br />
Boeretang 200<br />
2400 MOL<br />
Tel. (014)33 58 68<br />
Fax. (014)32 11 85<br />
E-mail: bbt@vito.be<br />
Contactpersonen federaties België<br />
- De heer Cools (Secretaris)<br />
VEGEBE - Verbond van Groenteverwerkende Bedrijven<br />
BELGAPOM - Beroepsvereniging voor de Belgische aardappelhandel en<br />
verwerkende industrie<br />
Spastraat 8<br />
1000 BRUSSEL<br />
Tel. (02)238 06 20<br />
Fax. (02)238 04 08<br />
- De heer Cauwenbergh (Secretaris)<br />
Groepering van de Fabrikanten van Ingelegde Groenten<br />
Jean Jaurèslaan 43<br />
1030 BRUSSEL<br />
Tel. (02)242 00 04<br />
Fax. (02)242 37 06<br />
- Mevrouw Keppenne<br />
Groepering van de Fabrikanten en Invoerders van confituren, vruchtensiropen,<br />
compotes en fruitconserven<br />
Rodebeeklaan 30<br />
1030 BRUSSEL<br />
Tel. (02)743 87 45<br />
Fax. (02)736 81 75
- Mevrouw Abeels<br />
Groepering van de Fabrikanten en Invoerders van fruit- en vruchtesappen<br />
Rodebeeklaan 30<br />
1030 BRUSSEL<br />
Tel. (02)743 87 48<br />
Bovenstaande personen vertegenwoordigden de bedrijven in het begeleidingscomité<br />
voor deze studie.<br />
Contactpersonen administraties/overheidsinstellingen<br />
- De heer Decloedt<br />
AMINAL<br />
Milieuvergunningen<br />
Koningin Astridlaan 29 bus 7<br />
8200 BRUGGE<br />
Tel. (050)40 43 11<br />
- Mevrouw Vansteelandt<br />
AMINAL<br />
Afdeling Water<br />
Zandstraat 255<br />
8200 SINT-ANDRIES BRUGGE<br />
Tel. (050)45 42 05<br />
Fax. (050)31 75 02<br />
- De heer Vanhoutte<br />
ANRE<br />
Markiesstraat 1<br />
1000 BRUSSEL<br />
Tel. (02)507 39 56<br />
Fax. (02)507 44 39<br />
- De heer Wilmots<br />
De heer De Bruyne<br />
De heer Werquin<br />
OVAM<br />
Kan. De Deckerstraat 22-26<br />
2800 MECHELEN<br />
Tel. (015)28 42 84<br />
Fax. (015)20 32 75<br />
- De heer Boucneau<br />
VMM<br />
Afdeling Kwaliteitsbeheer<br />
A. Van De Maelestraat 96<br />
9320 EREMBODEGEM<br />
Tel. (053)72 62 11<br />
Fax. (053)72 66 30
Bovenstaande personen vertegenwoordigden de administraties en andere<br />
overheidsinstellingen in het begeleidingscomité voor deze studie.<br />
Vertegenwoordigers uit de bedrijfswereld<br />
- De heer Decoster<br />
UNIFROST - Voorzitter VEGEBE<br />
Zwevezeelsestraat 142<br />
8851 ARDOOIE-KOOLSKAMP<br />
Tel. (051)61 06 10<br />
Fax. (051)61 06 50<br />
- De heer Debackere<br />
d'Arta - VEGEBE<br />
Pittemsestraat 58A<br />
8850 ARDOOIE<br />
Tel. (051)74 69 91<br />
Fax. (051)74 69 68<br />
- De heer Wallays<br />
AGRISTO - Werkgroep Milieu Aardappelverwerkende sector<br />
Waterstraat 19<br />
8531 HULSTE-HARELBEKE<br />
Tel. (056)73 50 56<br />
Fax. (056)73 50 73<br />
- De heer Brebels<br />
De heer Corstjens<br />
Scana Noliko<br />
Industrieterrein Kanaal Noord 2002<br />
3960 BREE<br />
Tel. (089)47 38 00<br />
Fax. (089)47 22 86<br />
Bovenstaande personen vertegenwoordigden de bedrijven in het begeleidingscomité<br />
voor deze studie.
Experts<br />
- De heer Van den Steen<br />
De heer Weiler<br />
Mevrouw Kok<br />
BECO Milieumanagement en Advies<br />
Sint-Elisabethstaat 38a<br />
2060 ANTWERPEN<br />
Tel. (03)270 16 60<br />
Fax. (03)270 16 16<br />
Bovenstaande personen voerden de deelstudie 'Procesbeschrijving en oplijsting<br />
beschikbare milieuvriendelijke technieken - Fruit- en groentesappenindustrie' uit in<br />
opdracht van het BBT-kenniscentrum van <strong>Vito</strong>.<br />
Lectoren<br />
Extern:<br />
- De heer Meesschaert<br />
Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende<br />
Zeedijk 101<br />
8400 OOSTENDE<br />
Tel. (059)50 89 96<br />
Fax. (059)70 42 15<br />
Intern:<br />
- De heer Gysen<br />
De heer Peters<br />
<strong>Vito</strong><br />
Het BBT-rapport (of delen ervan) werd aan bovenstaande personen voorgelegd ter<br />
kritisch nazicht.
Bezochte bedrijven tijdens het uitvoeren van de studie<br />
Diepvriesgroentebedrijven:<br />
- d' Arta (Ardooie)<br />
Contactpersonen: de heer Debackere<br />
de heer Vandaele<br />
de heer Laridon<br />
- Bonduelle (Kortemark)<br />
Contactpersonen: de heer Bonny<br />
de heer Deman<br />
- Dicogel (Staden)<br />
Contactpersoon: de heer Dick<br />
- Pinguin (Langemark)<br />
Contactpersoon: de heer Bruynsteen<br />
Groente- en fruitconservenbedrijven:<br />
- La Corbeille (Westmeerbeek, St.-Katelijne-Waver, Rijkevorsel)<br />
Contactpersonen: de heer Deboutte<br />
de heer Wouters<br />
- Scana Noliko (Bree)<br />
Contactpersonen de heer Brebels<br />
de heer Corstjens<br />
Aardappelverwerkend bedrijf:<br />
- Agristo Potato Processing (Hulste-Harelbeke)<br />
Contactpersoon: de heer Wallays<br />
Aardappelschilbedrijven:<br />
- Aardappelcentrale NV (Ekeren)<br />
Contactpersoon: de heer De Schutter<br />
- Aardappelschilbedrijf De Coster (Wuustwezel)<br />
Contactpersoon: de heer De Coster<br />
- Van Remoortel Aardappelschilbedrijf (Verrebroek)<br />
Contactpersoon: de heer Van Remoortel
BIJLAGE 2: VLAREM I INDELINGSLIJST VAN DE ALS<br />
HINDERLIJK BESCHOUWDE INRICHTINGEN<br />
45.13. Groenten en andere voedingsplanten, vruchten, granen of zaden:<br />
a. Fabrieken voor aardappelverwerking tot chips, kroketten en gelijkaardige<br />
producten (klasse 2)<br />
b. Aardappelen schillen en conserveren op industriële wijze (klasse 2)<br />
c. Vruchten- en groentenconservenfabrieken (verduurzamen door<br />
appertiseren, dehydreren, vriesdrogen of diepvriezen), met uitsluiting van<br />
deze bedoeld in rubriek 45.12 (confituren, siropen, jam gelei, enz), met<br />
een geïnstalleerde drijfkracht van:<br />
1. 5 kW tot en met 10 kW (klasse 3)<br />
2. meer dan 10kW tot en met 200kW (klasse 2)<br />
3. meer dan 200 kW (klasse 1, coördinator B, periodieke milieuaudit,<br />
milieujaarverslag )<br />
d. Inrichtingen voor het behandelen van groenten en andere voedingsplanten,<br />
vruchten, granen of zaden met een geïnstalleerde totale drijfkracht van:<br />
1. 5 kW tot en met 10 kW (klasse 3)<br />
2. meer dan 10 kW tot en met 200 kW (klasse2)<br />
3. meer dan 200kW (klasse 1, coördinator B)
BIJLAGE 3: WET- EN REGELGEVING IN VLAANDEREN<br />
1. Vlarem<br />
Het milieuvergunningsdecreet en haar uitvoeringsbesluiten (Vlarem I 1 en Vlarem II 2 )<br />
hebben tot doel de hinder voor omwonenden en de gevaren voor het leefmilieu te<br />
beperken of te vermijden door een aantal inrichtingen / activiteiten te onderwerpen<br />
aan een geïntegreerde vergunning waarin milieunormen of -voorwaarden worden<br />
opgelegd.<br />
Het begrip ‘inrichtingen’ wordt in Vlarem I omschreven <strong>als</strong> ‘fabrieken, werkplaatsen,<br />
opslagplaatsen, machines, installaties, toestellen en handelingen die op de<br />
indelingslijst voorkomen'. Elke inrichting is vergunningsplichtig van zodra ze<br />
voorkomt op deze indelingslijst. Een bedrijf omvat over het algemeen meerdere<br />
inrichtingen die vergunningsplichtig zijn. Voor de groente- en fruitverwerkende<br />
nijverheid dienen o.a. volgende inrichtingen in beschouwing genomen te worden.<br />
- afval- en koelwater (rubriek 3)<br />
- elektriciteit (rubriek 12)<br />
- garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen<br />
(rubriek 15)<br />
- gassen (rubriek 16)<br />
- gevaarlijke stoffen (rubriek 17)<br />
- kunststoffen (rubriek 23)<br />
- motoren met inwendige verbranding (rubriek 31)<br />
- papier (rubriek 33)<br />
- stoomtoestellen (rubriek 39)<br />
- voedingsnijverheid en -handel (rubriek 45)<br />
De uiteindelijke klasse van de globale inrichting wordt bepaald op basis van de<br />
hoogste klasse.<br />
Naast een milieuvergunning dient de exploitant eveneens over een bouwvergunning te<br />
beschikken. De bouwvergunning en de milieuvergunning zijn gekoppeld; dit wil<br />
zeggen dat beide vergunningen moeten afgeleverd zijn vooraleer met de bouw en<br />
exploitatie van een inrichting mag worden begonnen.<br />
Volgens de aangepaste Vlarem I bijlage, rubriek 45.16 2° (inwerkingtreding 01/05/99)<br />
vallen bedrijven, die plantaardige grondstoffen bewerken en verwerken voor de -<br />
fabricage van levensmiddelen, met een productiecapaciteit van meer dan 300 ton<br />
eindproducten per dag (gemiddelde waarde op driemaandelijkse basis), onder de<br />
bepalingen van de titels I en II van het Vlarem inzake geïntegreerde preventie en<br />
bestrijding van verontreiniging <strong>als</strong> bedoeld in de EU-richtlijn 96/61/EEG van 24<br />
september 1996.<br />
1 Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning<br />
2 Vlaams Reglement houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
De voorwaarden (algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorschriften) voor de<br />
exploitatie van een inrichting worden beschreven in Vlarem II.<br />
Algemene milieuvoorschriften:<br />
De algemene milieuvoorschriften die van toepassing zijn op de groente- en<br />
fruitverwerkende nijverheid zijn:<br />
- algemene voorschriften inzake opslag van gevaarlijke stoffen (Hfdst. 4.1, Afd.<br />
4.1.7);<br />
- algemene voorschriften inzake de beheersing van bodem- en<br />
grondwaterverontreiniging (Hfdst. 4.3);<br />
- algemene voorschriften met betrekking tot de beheersing van luchtverontreiniging<br />
(Hfdst. 4.4);<br />
- algemene bepalingen met betrekking tot de beheersing van geluidshinder (Hfdst.<br />
4.5, Bijlagen 2.2.1 en 2.2.2);<br />
- algemene lozingsvoorwaarden voor industriëel afvalwater (Hfdst. 4.2,<br />
Afd. 4.2.2):<br />
Oppervlaktewater<br />
(bedrijfsafvalwater<br />
dat geen<br />
gevaarlijke stoffen<br />
bevat)<br />
Openbare riolering<br />
(bedrijfsafvalwater dat<br />
geen gevaarlijke<br />
stoffen bevat)<br />
pH 6,5-9 6,5-9<br />
BZV 25 mg/l -<br />
Bezinkbare stoffen 0,5 ml/l -<br />
Zwevende stoffen 60 mg/l 1000 mg/l (max 1 cm)<br />
CCl4-extr<br />
KWS<br />
apolaire 5 mg/l -<br />
Petroleumextr. stoffen - 500 mg/l<br />
Oppervlakte-actieve<br />
stoffen<br />
3 mg/l -<br />
Deze algemene milieuvoorschriften zijn enkel van toepassing indien er géén sectorale<br />
of bijzondere vergunningsvoorwaarden zijn opgelegd in de milieuvergunning.<br />
Sectorale milieuvoorschriften:<br />
De sectorale milieuvoorschriften die van toepassing zijn op de groente- en<br />
fruitverwerkende nijverheid zijn:<br />
- voorschriften inzake de secundaire behandeling van biologisch afbreekbare<br />
industriële afvalwaters (Hfdst. 5.3, Afd. 5.3.2):
Art. 5.3.2.1.<br />
§1. De in §2 vermelde voorschriften zijn van toepassing op de lozingen van<br />
bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater die afkomstig zijn van installaties van een<br />
of meer van de volgende bedrijfstakken die een biologische afbreekbare organische<br />
belasting van tenminste 4.000 inwonerequivalenten (i.e.) vertegenwoordigen:<br />
1. bereiding van alcohol en alcoholhoudende dranken;<br />
2. bereiding en botteling van frisdranken;<br />
3. brouwerijen;<br />
4. mouterijen;<br />
5. vervaardiging van diervoeder uit plantaardige producten;<br />
6. vervaardiging van gelatine en lijm op basis van huiden en beenderen;<br />
7. vervaardiging van producten op basis van groenten en fruit;<br />
8. verwerking van aardappelen;<br />
9. visverwerkingsindustrie;<br />
10. vleesindustrie;<br />
11. zuivelindustrie.<br />
§2. De biologisch afbreekbare industriële afvalwaters afkomstig van een in het<br />
eerste lid bedoelde installatie, dienen uiterlijk op 31 december 2000 -vóór de<br />
lozing in het ontvangende oppervlaktewater tenminste behandeld in een secundaire<br />
afvalwaterbehandelingsinstallatie waarbij de minimumverminderingen ten opzichte<br />
van de influentbelasting, voorgeschreven in artikel 5.3.1.3. en bijlage 5.3.1. in acht<br />
worden genomen, onverminderd de emissiegrenswaarden die door dit reglement<br />
zijn opgelegd.<br />
Het treffen van andere doeltreffende maatregelen dan deze voorgeschreven in het<br />
eerste lid is toegelaten, op voorwaarde dat deze een gelijkwaardige of een betere<br />
kwaliteit van het geloosde afvalwater waarborgen.<br />
Art. 5.3.2.2.<br />
Voor de lozingen van bedrijfsafvalwaters in openbare riolering dienen ze vóór de<br />
lozing in een opvangsysteem of in een afvalwaterbehandelingsinstallatie voor<br />
stedelijk afvalwater tenminste een zodanige voorbehandeling te hebben ondergaan<br />
<strong>als</strong> nodig is om, onverminderd de emissiegrenswaarden die door dit reglement zijn<br />
opgelegd:<br />
1. de gezondheid te beschermen van het personeel dat werkzaam is bij de<br />
opvangsystemen en de afvalwaterbehandelingsinstallaties;<br />
2. ervoor te zorgen dat het opvangsysteem, de<br />
afvalwaterbehandelingsinstallatie en de bijhorende apparatuur niet worden<br />
beschadigd;<br />
3. ervoor te zorgen dat de werking van de afvalwaterbehandelingsinstallatie<br />
en de zuivering van het slib niet worden gehinderd;<br />
4. ervoor te zorgen dat lozingen uit de afvalwaterzuiveringsinstallaties geen<br />
nadelige invloed op het milieu hebben of verhinderen dat de ontvangende<br />
wateren aan de door dit reglement voorgeschreven<br />
milieukwaliteitsdoelstellingen voldoen;<br />
5. ervoor te zorgen dat slib op een uit milieu-oogpunt verantwoorde wijze<br />
veilig kan worden afgevoerd.
Art. 5.3.2.3.<br />
§1. Gezuiverd afvalwater dient indien mogelijk te worden hergebruikt.<br />
§2. Het van de zuivering van afvalwater afkomstig slib wordt indien mogelijk<br />
hergebruikt. Onverminderd de bepalingen van het decreet van 2 juli 1981<br />
betreffende de voorkoming en het beheer van afv<strong>als</strong>toffen en van zijn<br />
uitvoeringsbesluiten, dienen de afvoertrajecten van dien aard te zijn dat de nadelige<br />
gevolgen voor het milieu minimaal zijn. De verwerking en verwijdering van het<br />
slib dient te gebeuren overeenkomstig de bepalingen van het hoofdstuk 5.2. van dit<br />
reglement.<br />
§3. Het storten van het van de zuivering van afvalwater afkomstig slib in<br />
oppervlaktewater is verboden.<br />
Art. 5.3.2.4.<br />
§1. In afwijking van de algemene emissiegrenswaarden vastgesteld in<br />
hoofdstuk 4.2., gelden voor de lozingen van bedrijfsafvalwaters in functie van de<br />
aard van de bedrijvigheid voor de lozingen:<br />
• in openbare riolering gelegen in een zuiveringszone A of B, de in bijlage<br />
5.3.2. bepaalde emissiegrenswaarden voor lozing in openbare riolering;<br />
• in openbare riolering gelegen in een zuiveringszone C en in<br />
oppervlaktewater, de in bijlage 5.3.2. bepaalde emissiegrenswaarden voor<br />
de lozing in oppervlaktewater.<br />
Bij overschrijding van de temperatuursdrempels, vermeld in art. 4.2.2.1.1. 4°, geldt<br />
eveneens de in dat artikel vermelde mogelijkheid om bij wege van uitdrukkelijke<br />
vergunning een afwijking toe te staan.<br />
§2. Indien dit nodig is om de voor het ontvangende oppervlaktewater geldende<br />
kwaliteitsnormen te kunnen bereiken, worden overeenkomstig het bepaalde in<br />
artikel 3.3.0.1. in de milieuvergunning emissiegrenswaarden opgelegd die strenger<br />
zijn dan de algemene of sectorale voorwaarden. Voor de parameters die in de<br />
sectorale voorwaarden met de nota v.g.t.g. zijn aangeduid worden in de vergunning<br />
emissiegrenswaarden opgelegd ter voorkoming van een overmatige belasting met<br />
zuurstofbindende stoffen van het oppervlaktewater waarin wordt geloosd.<br />
§3. Voor de in §1 vermelde bedrijvigheden waarvoor emissiegrenswaarden zijn<br />
aangegeven gekoppeld aan een specifiek referentievolume van het afvalwater,<br />
kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3.0.1. in de milieuvergunning<br />
emissiegrenswaarden worden opgelegd waarbij het specifiek volume <strong>als</strong> volgt is<br />
verrekend: de specifieke emissiegrensvrachten worden vastgesteld op basis van de<br />
sectorale emissiegrenswaarden en gekoppeld aan het maximaal toegestaan uur- en<br />
dagdebiet waarbij de referentievolumina zo<strong>als</strong> opgenomen in bijlage 5.3.2. <strong>als</strong><br />
leidraad gehanteerd wordt.<br />
§4. In de milieuvergunning kan het voorwerp van de vergunning worden beperkt<br />
door oplegging van de maximum hoeveelheid afvalwater die per uur, per dag, per<br />
maand en / of per jaar mag worden geloosd.
§5. In de milieuvergunning kunnen voor parameters, waarvoor voor het<br />
ontvangende oppervlaktewater milieukwaliteitsnormen van kracht zijn, maar geen<br />
emissiegrenswaarde is bepaald in de algemene of sectoriële voorwaarden,<br />
emissiegrenswaarden worden opgelegd in functie van de te bereiken<br />
kwaliteitsnormen.<br />
§6. Met betrekking tot de lozing van gevaarlijke stoffen bedoeld in bijlage 2C kan,<br />
overeenkomstig het bepaalde in art. 3.3.0.1. en 4.2.3.1., in de milieuvergunning de<br />
toelaatbare maximumhoeveelheid van een stof die tijdens een welomschreven<br />
periode mag worden geloosd worden bepaald, in functie van een sectoraal<br />
referentievolume, dat met toepassing van de beste beschikbare technieken is<br />
vastgesteld. Zo nodig kan deze hoeveelheid bovendien worden uitgedrukt in een<br />
gewichtseenheid van de verontreinigende stof per eenheid van het element dat<br />
kenmerkend is voor de verontreinigende werkzaamheid, zo<strong>als</strong> bijvoorbeeld<br />
gewichtseenheid per grondstof of per eenheid product.<br />
§7. Steeds met betrekking tot de lozing van gevaarlijke stoffen bedoeld in bijlage<br />
2C, gelden daarenboven de volgende bepalingen:<br />
1. overeenkomstig de EU-richtlijn 84/156/EEG van 8 maart 1984 kan een<br />
milieuvergunning voor een nieuwe inrichting waarin kwik of<br />
kwikbevattende stoffen worden verwerkt, andere dan deze bedoeld sub<br />
1°,met name elk industrieel procédé dat de productie of het gebruik van<br />
kwik met zich meebrengt, of elk ander industrieel procédé waaraan de<br />
aanwezigheid van kwik inherent is, enkel worden verleend indien deze<br />
inrichting normen toepast die overeenstemmen met de best beschikbare<br />
technieken, wanneer zulks nodig is om de verontreiniging door kwik te<br />
beëindigen of om concurrentieverv<strong>als</strong>ing tegen te gaan;<br />
2. overeenkomstig de EU-richtlijn 83/513/EEG van 26 september 1983 kan<br />
een milieuvergunning voor een nieuwe inrichting waarin cadmium of<br />
cadmiumbevattende stoffen worden verwerkt, met name elk industrieel<br />
proces dat de productie of het gebruik van cadmium met zich meebrengt, of<br />
elk ander industrieel proces waaraan de aanwezigheid van cadmium<br />
inherent is, enkel worden verleend indien deze inrichting normen toepast<br />
die overeenstemmen met de best beschikbare technieken, wanneer zulks<br />
nodig is om de verontreiniging door cadmium te beëindigen of om<br />
concurrentieverv<strong>als</strong>ing tegen te gaan;<br />
3. overeenkomstig de EU-richtlijn 84/491/EEG van 9 oktober 1984 kan een<br />
milieuvergunning voor een nieuwe inrichting waarin HCH of HCH<br />
bevattende stoffen verwerkt, met name elk industrieel proces dat de<br />
productie of het gebruik van HCH met zich meebrengt, of elk ander<br />
industrieel proces waaraan de aanwezigheid van HCH inherent is, enkel<br />
worden verleend indien deze inrichting normen toepast die<br />
overeenstemmen met de best beschikbare technieken, wanneer zulks nodig<br />
is om de verontreiniging door HCH te beëindigen of om<br />
concurrentieverv<strong>als</strong>ing tegen te gaan;<br />
Verder dient ervoor gezorgd dat de krachtens dit besluit genomen maatregelen niet<br />
leiden tot een verhoogde HCH-verontreiniging in andere compartimenten van het<br />
milieu, en met name in de bodem en in de lucht.
§8. In de gevallen waarin de overwogen maatregelen op technische gronden niet<br />
overeenstemmen met de best beschikbare technieken dient voorafgaandelijk een<br />
toelating tot afwijking van de bepalingen van §7 overeenkomstig het bepaalde in<br />
hoofdstuk 1.2. van dit besluit bekomen. Ongeacht de gekozen methode en voordat<br />
de toelating tot afwijking respectievelijk de milieuvergunning wordt verleend,<br />
wordt de rechtvaardiging van deze gronden, via de geëigende kanalen aan de EU-<br />
Commissie medegedeeld.<br />
- sectorale milieuvoorwaarden inzake installaties voor het fysisch behandelen van<br />
gassen (Hfdst. 5.16, Afd. 5.16.3);<br />
- sectorale milieuvoorwaarden voor stoomtoestellen (Hfdst. 5.39);<br />
- sectorale milieuvoorwaarden voor niet in rubriek 2 begrepen<br />
verbrandingsinrichtingen (Hfdst. 5.43);<br />
- sectorale voorschriften voor de voedingsnijverheid en -handel (Hfdst. 5.45, Afd.<br />
5.45.1, Algemene bepalingen):<br />
Art. 5.45.1.1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de<br />
inrichtingen bedoeld in rubriek 45 van de indelingslijst.<br />
Art. 5.45.1.2. Verbods- en afstandsregels<br />
§1. Het is verboden een inrichting die overeenkomstig rubriek 45 van de<br />
indelingslijst is ingedeeld in de eerste klasse te exploiteren:<br />
die geheel of gedeeltelijk gelegen is in een waterwingebied of - beschermingszone<br />
type I, II of III, in een woongebied of in een recreatiegebied;<br />
waarvan de opslagplaatsen en / of bedrijfsgebouwen gelegen zijn op minder dan<br />
100 m afstand van een woongebied of van een recreatiegebied.<br />
§2. De verbodsbepalingen van §1 gelden niet voor bestaande inrichtingen of<br />
gedeelten ervan.<br />
Art. 5.45.1.3. Voorkoming en bestrijding geurhinder<br />
§1. De procesinstallaties met inbegrip van de opslagplaatsen waarbij het ontstaan<br />
van geuren kan worden verwacht, moeten in gesloten ruimten worden<br />
ondergebracht.<br />
§2. De inrichting moet zorgvuldig en vakkundig worden bedreven. …<br />
§3. …<br />
§4. …
Art. 5.45.1.4.<br />
§1. De lokalen, behalve deze van inrichtingen vallend onder subrubriek 45.14 3 ,<br />
moeten:<br />
1° vloeren hebben met voldoende afloop en bestaande uit waterdicht, gemakkelijk<br />
schoon te houden en te ontsmetten materiaal dat niet vatbaar is voor rotting;<br />
deze vloeren moeten uitgerust zijn met een aangepast waterafvoersysteem naar<br />
met een rooster en van stankafsluiting voorziene kolken;<br />
2° ten minste 2,5 m hoog zijn;<br />
3° wanden hebben die tot op een hoogte van tenminste 2 m voorzien zijn van een<br />
gladde en afwasbare bekleding;<br />
4° van voldoende luchtverversing voorzien zijn;<br />
5° beschikken over een verlichting door dag- of kunstlicht waardoor de<br />
kleurwaarneming niet wordt veranderd, …<br />
§2. De werkplaatsen mogen geen rechtstreekse verbinding hebben met garages,<br />
stallen, toiletten of andere onreine lokalen.<br />
Art. 5.45.1.5.<br />
§1. In de werkplaats en de ontvangsthall mogen geen voorwerpen aanwezig zijn<br />
die geen betrekking hebben op de activiteiten van de inrichting.<br />
§2. De toegang tot de inrichting voor dieren is verboden.<br />
§3. De nodige voorzieningen dienen voorhanden te zijn voor het reinigen en<br />
ontsmetten van het gereedschap en de werktuigen. Gereedschap, tafels, vloeren en<br />
gebruikte recipiënten worden dagelijks gewassen. De werktuigen vertonen noch<br />
sporen van roest, noch van onzuiverheden. …<br />
Art. 5.45.1.6.<br />
§1. Er is een voldoende koelruimte aanwezig om … voedingswaren gepast op te<br />
slaan en in voorkomend geval te bevriezen.<br />
§2. De deuren zijn tijdens de werkzaamheden steeds gesloten, behalve voor laden<br />
en lossen.<br />
3 Opslagplaatsen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, voor losse granen en voor<br />
groenvoeders, met uitsluitsel van niet-gemalen bieten, aardappelen en andere knol- en<br />
wortelvruchten.
- sectorale lozingsvoorwaarden voor bedrijfsafvalwater:<br />
bijlage 5.3.2.1 Vlarem II: aardappelverwerking (inrichtingen bedoeld in<br />
subrubriek 45.13.a en 45.13.b van de<br />
indelingslijst)<br />
a) lozing in oppervlaktewater:<br />
ondergrens pH 6,5 Sorensen<br />
bovengrens pH 9,0 Sorensen<br />
temperatuur 30,0 °Celsius<br />
afmeting zwevende stoffen 2,0 mm<br />
zwevende stoffen 60,0 mg/l<br />
bezinkbare stoffen 1,5 ml/l<br />
CCl4 extraheerbare stoffen 5,0 mg/l<br />
(apolaire KWS extraheerbaar met tetrachloorkoolstof)<br />
detergent 3,0 mg/l<br />
(anionische, kationische en niet-ionische oppervlakte-aktieve stoffen)<br />
olie en vet n.v.w.b<br />
BZV 25,0 mg/l<br />
Som (chloorprofam, profam, thiabenzadol) 0,50 mg/l<br />
CZV 200,0 mg/l<br />
Kjeldahl stikstof 20,0 mg N/l<br />
Ammoniumstikstof 5,0 mg N/l<br />
Sulfiet 1,0 mg/l<br />
b) lozing in riolering:<br />
ondergrens pH 6.0 Sorensen<br />
bovengrens pH 9,5 Sorensen<br />
temperatuur 45,0 °Celsius<br />
afmeting zwevende stoffen 2,0 mm<br />
zwevende stoffen 750,0 mg/l<br />
petroleum ether extr.stoffen 500,0 mg/l<br />
BZV 750,0 mg/l<br />
CZV 1500,0 mg/l<br />
Kjeldahl stikstof v.g.t.g.mg N/l<br />
c) de emissiegrenswaarden vermeld in sub a) en sub b) gelden voor een<br />
specifiek referentievolume van het effluent van :<br />
- 2,5 m 3 per ton verwerkte aardappelen voor de bedrijven die<br />
enkel verse en voorgebakken frieten en /of kroketten<br />
produceren;<br />
- 3 m 3 per ton verwerkte aardappelen voor de bedrijven die<br />
tevens pureevlokken produceren;<br />
- 4 m 3 per ton verwerkte aardappelen voor de bedrijven die<br />
tevens chips produceren;<br />
Deze normen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 1995.
ijlage 5.3.2.17 Vlarem II: groenteconservenfabrieken (vruchten)<br />
(inrichtingen bedoeld in subrubriek 45.13.c van<br />
de indelingslijst)<br />
a) lozing in oppervlaktewater:<br />
ondergrens pH 6,5 Sorensen<br />
bovengrens pH 9,0 Sorensen<br />
temperatuur 30,0 °Celsius<br />
afmeting zwevende stoffen 2,0 mm<br />
zwevende stoffen 50,0 mg/l<br />
bezinkbare stoffen 1,5 ml/l<br />
CCl4 extraheerbare stoffen 5,0 mg/l<br />
(apolaire KWS extraheerbaar met tetrachloorkoolstof)<br />
detergent 3,0 mg/l<br />
(anionische, kationische en niet-ionische oppervlakte-aktieve stoffen)<br />
olie en vet n.v.w.b<br />
BZV 50,0 mg/l<br />
CZV 300,0 mg/l<br />
Kjeldahl stikstof 60,0 mg N/l<br />
Totaal stikstof 60,0 mg N/l<br />
b) lozing in riolering:<br />
ondergrens pH 6.0 Sorensen<br />
bovengrens pH 10,0 Sorensen<br />
temperatuur 45,0 °Celsius<br />
afmeting zwevende stoffen 2,0 mm<br />
zwevende stoffen 600,0 mg/l<br />
petroleum ether extr.stoffen 500,0 mg/l<br />
BZV 750,0 mg/l<br />
CZV 1500,0 mg/l<br />
Kjeldahl stikstof v.g.t.g.mg N/l<br />
c) de emissiegrenswaarden vermeld in sub a) en sub b) gelden voor een<br />
specifiek referentievolume van het effluent van:<br />
- 10 m 3 per ton te verwerken product voor de<br />
conservenbedrijven;<br />
- 5 m 3 per ton te verwerken product voor de diepvriesbedrijven;<br />
- 10 m 3 per ton te verwerken product voor de bedrijven behorend<br />
tot beide subsectoren;<br />
- 3 m 3 per ton te verwerken product voor de groentewasserijen.
ijlage 5.3.2.59 Vlarem II:<br />
Voor de bedrijven die niet onder sub 1° tot en met 57° vallen, gelden<br />
onverminderd de algemene emissiegrenswaarden.<br />
Bijzondere milieuvoorschriften:<br />
Sommige bedrijven kunnen gebonden zijn aan specifieke voorwaarden voor de<br />
exploitatie van hun inrichting.<br />
Overgangsbepalingen:<br />
zie ook Vlarem II, Art. 3.2.1.2<br />
2. Het afv<strong>als</strong>toffendecreet<br />
Het decreet van 2/7/1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afv<strong>als</strong>toffen<br />
werd gewijzigd bij artikel 2 van het decreet van 20/4/1994 (BS 29 april 1994). Het is<br />
niet van toepassing op gasvormige effluenten die in de atmosfeer worden uitgestoten,<br />
dierlijke mest, <strong>als</strong> bedoeld in het decreet van 23/01/1991 (mestdecreet) inzake de<br />
bescherming van het leefmilieu tegen verontreiniging door meststoffen, en afvalwater<br />
met uitzondering van afv<strong>als</strong>toffen in vloeibare toestand.<br />
Een afv<strong>als</strong>tof wordt gedefinieerd <strong>als</strong> ‘elke stof of elk voorwerp waarvan de houder<br />
zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen’. De afv<strong>als</strong>toffen<br />
worden opgesomd in een niet-limitatieve afvalcatalogus. De indeling van de<br />
afv<strong>als</strong>toffen gebeurt in vier categorieën: huishoudelijke afv<strong>als</strong>toffen,<br />
bedrijfsafv<strong>als</strong>toffen, bijzondere afv<strong>als</strong>toffen en gevaarlijke afv<strong>als</strong>toffen (BS<br />
30/6/1995).<br />
De doelstellingen van het afv<strong>als</strong>toffenbeleid zijn hiërarchisch opgesteld nl. moet men<br />
vooreerst afv<strong>als</strong>toffen trachten te voorkomen, vervolgens deze trachten nuttig toe te<br />
passen en indien geen van de twee voorgaande opties in aanmerking komen, mag men<br />
overgaan tot de verwijdering van afv<strong>als</strong>toffen:<br />
a. Preventie<br />
Vooreerst moet men trachten afv<strong>als</strong>toffen te voorkomen en de schadelijkheid ervan<br />
zoveel mogelijk te beperken.
. Nuttige toepassing<br />
Indien men de afv<strong>als</strong>toffen niet kan voorkomen moet men trachten de nuttige<br />
toepassing van de afv<strong>als</strong>toffen te bevorderen. Nuttige toepassing wordt omschreven<br />
<strong>als</strong> het winnen van grondstoffen, producten of energie uit afval en het rechtstreekse en<br />
wettige gebruik van afval. Het omvat de volgende activiteiten: hergebruik,<br />
terugwinning, recuperatie, recyclage, behandeling en verbranding met<br />
energierecuperatie.<br />
* secundaire grondstof (VLAREA 4 )<br />
Artikel 11 van het afv<strong>als</strong>toffendecreet is de basis voor de aanwending van afv<strong>als</strong>toffen<br />
<strong>als</strong> secundaire grondstoffen. De Vlaamse Regering stelt een lijst op van afv<strong>als</strong>toffen<br />
die op wettige wijze mogen gebruikt worden <strong>als</strong> secundaire grondstof. Hiertoe kan de<br />
Vlaamse Regering een gebruikscertificaat invoeren dat de conformiteit voor deze<br />
stoffen met de gestelde voorwaarden attesteert. Deze afv<strong>als</strong>toffen worden niet meer<br />
<strong>als</strong> afv<strong>als</strong>toffen beschouwd van zodra zij worden afgeleverd bij een gebruiker die<br />
beschikt over de nodige vergunningen en / of voldoet aan de in het decreet<br />
vastgestelde voorwaarden op deze afv<strong>als</strong>toffen <strong>als</strong> secundaire grondstoffen te<br />
gebruiken.<br />
- Om zuiveringsslib <strong>als</strong> secundaire grondstof in de landbouw te kunnen aanwenden<br />
dient men zowel over een certificaat afgegeven door de OVAM 5 <strong>als</strong> over een<br />
‘toelating’, verleend door het Ministerie van Middenstand en Landbouw (federaal)<br />
te beschikken. De OVAM gaat het milieuhygiënisch aspect na. De specifieke<br />
voorwaarden voor het gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />
bodemverbeterend middel worden beschreven in sub-bijlage 4.2.1.C van<br />
VLAREA. Indien de OVAM een positief advies uitbrengt, kan het Ministerie<br />
overgaan tot de procedure welke leidt tot een ‘toelating’, zodat het product <strong>als</strong><br />
meststof in de handel kan gebracht worden. De ‘toelating’ wordt verleend voor<br />
beperkte duur (meestal 1 à 2 jaar) aan een firma (op naam) voor een bepaald<br />
product (op naam). Volgens het mestdecreet (23/01/91, gewijzigd door het decreet<br />
van 20/12/95) is het transport en de afzet van producten die de nutriënten stikstof<br />
en fosfor (nl. de ‘andere meststoffen’) bevatten, onderworpen aan een<br />
meldingsplicht bij de VLM 6 . De opbrenging van meststoffen in de landbouw is<br />
aan beperkingen onderworpen, zo<strong>als</strong> een uitrijregeling en een beperking qua<br />
hoeveelheid dierlijke en andere meststoffen (tezamen) welke op de cultuurgrond<br />
mogen gebracht worden.<br />
- Het gebruik van groente-afval <strong>als</strong> veevoeder is gebonden aan de reglementering<br />
betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding<br />
(KB 10/09/1987; BS 28/1/1988). Volgens artikel 4 van dit Koninklijk Besluit kan<br />
de Minister van Landbouw een specifieke toelating geven tot het verhandelen van<br />
nieuwe producten.<br />
4 Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (januari 1998)<br />
5 Openbare Afv<strong>als</strong>toffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest<br />
6 Vlaamse Landmaatschappij
c. Verwijdering<br />
Indien afv<strong>als</strong>toffen niet voorkomen of nuttig toegepast kunnen worden, moeten ze op<br />
een georganiseerde wijze verwijderd worden. Verwijdering is de vernietiging en<br />
definitieve opslag op of in de bodem en de hierop gerichte handelingen. Het omvat de<br />
volgende activiteiten: verbranding zonder energierecuperatie en storten.<br />
Een producent van afv<strong>als</strong>toffen is gebonden aan een meldingsplicht.<br />
De producent van afv<strong>als</strong>toffen is ertoe gehouden jaarlijks vóór 10 februari zijn<br />
afv<strong>als</strong>toffen te melden aan de OVAM. Daarnaast dient ook een afv<strong>als</strong>toffenregister te<br />
worden bijgehouden waarin aard, oorsprong, samenstelling, hoeveelheid, bestemming<br />
en wijze van nuttige toepassing of verwijdering van de afv<strong>als</strong>toffen worden vermeld.<br />
3. Samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van<br />
verpakkingsafval<br />
Dit samenwerkingsakkoord is rechtstreeks toepasselijk in het Brusselse<br />
Hoofdstedelijke Gewest, het Vlaamse Gewest en het Wa<strong>als</strong>e Gewest. Het<br />
samenwerkingsakkoord heeft tot doel:<br />
- het voorkomen en het verminderen van de productie of van de schadelijkheid<br />
van verpakkingsafval (driejaarlijks preventieplan op te stellen door de<br />
verpakkingsverantwoordelijken die per jaar met minstens 10 ton verpakkingen<br />
goederen heeft verpakt of doen verpakken);<br />
- het waarborgen dat het aandeel van de herbruikbare verpakkingen niet<br />
vermindert en het waarborgen dat het totale gewicht van de éénmalige<br />
verpakkingen vermindert voor dezelfde goederen, in vergelijking met het<br />
voorgaande jaar;<br />
- het opleggen van een terugnameplicht van de verpakkingsverantwoordelijken;<br />
- het opleggen en het organiseren van een informatieverplichting door de<br />
verpakkingsverantwoordelijken ten aanzien van de Interregionale<br />
Verpakkingscommissie en de consument.<br />
- het bevorderen van het hergebruik en de nuttige toepassing.<br />
De verpakkingsverantwoordelijke is:<br />
- elke persoon die zijn producten heeft verpakt of heeft doen verpakken in<br />
België met het oog op of naar aanleiding van het op de Belgische markt<br />
brengen ervan;<br />
- in het geval de producten die in België op de markt zijn gebracht, niet in<br />
België werden verpakt, de invoerder van de verpakte producten die deze<br />
goederen niet verbruikt;<br />
- voor wat betreft verpakkingsafval van bedrijfsmatige oorsprong van producten<br />
die niet verpakt zijn door een persoon bedoeld in a), en die niet werden<br />
ingevoerd door een persoon bedoeld in b), diegene die de verpakte producten<br />
verbruikt.<br />
De minimale globale percentages van nuttige toepassing en recyclage van<br />
verpakkingsafval uitgedrukt in gewichtspercentage ten opzichte van het totale gewicht<br />
van de in België op de markt gebrachte éénmalige verpakkingen zijn:
- voor het jaar 1997: recyclage: 40%; totale nuttige toepassing: 60%<br />
- voor het jaar 1998: recyclage: 45%; totale nuttige toepassing: 70%<br />
- voor het jaar 1999: recyclage: 50%; totale nuttige toepassing: 80%<br />
4. Bodemsaneringsdecreet<br />
Het betreft een decreet en een uitvoeringsbesluit (VLAREBO 7 ) dat grotendeels<br />
gesteund is op een onderscheid tussen historische (ontstaan vóór 29/10/1995) en<br />
nieuwe bodemverontreiniging (ontstaan na 28/10/1995). Verder bestaat er gemengde<br />
verontreiniging, die deels voor en deels na de inwerkingtreding, van het decreet is tot<br />
stand gekomen. Het decreet bevat regelen omtrent de saneringsplicht, het<br />
bodemonderzoek, de bodemsaneringsnormen, de achtergrondwaarden, de<br />
prefinanciering van saneringen, de aansprakelijkheid bij bodemverontreiniging, de<br />
overdracht van gronden, enz.<br />
Het identificeren, inventariseren en onderzoeken van verontreinigde bodems en de<br />
bodemsanering is de bevoegdheid van de OVAM.<br />
5. De heffing op de winning van grondwater<br />
De winning van grondwater wordt aan een belasting onderworpen sinds 1998 (heffing<br />
op de grondwaterwinning van 1997) zo<strong>als</strong> vastgelegd in het Programmadecreet (BS<br />
31/12/96), gewijzigd 19/12/97 (BS 31/12/97). Deze heffing is van toepassing op<br />
grondwaterwinningen vanaf 500 m³/jaar, bestemd voor openbare<br />
drinkwatervoorzieningen en andere grondwaterwinningen. De heffing is echter niet<br />
van toepassing op winningen van minder dan 500 m³/jaar, winningen waaruit het<br />
water uitsluitend met een handpomp wordt opgepompt, winningen uitsluitend voor<br />
huishoudelijk gebruik en proefpompingen die minder dan drie maanden in gebruik<br />
zijn en bronbemalingen noodzakelijk voor bouwkundige werken of de aanleg voor<br />
openbare nutsvoorzieningen<br />
Voor grondwaterwinningen die niet bestemd zijn voor openbare<br />
drinkwatervoorzieningen wordt het bedrag van de heffing <strong>als</strong> volgt berekend:<br />
- < 500 m³/jaar: vrijstelling<br />
- 500-30 000 m³/jaar 2,0 BEF x CSE/m³<br />
- 30 001-100 000 m³/jaar 3,0 BEF x CSE/m³<br />
- 100 001-250 000 m³/jaar 3,5 BEF x CSE/m³<br />
- 250 001-500 000 m³/jaar 4,0 BEF x CSE/m³<br />
- 500 001-1 000 000 m³/jaar 4,5 BEF x CSE/m³<br />
- > 1 000 000 m³/jaar 5,0 BEF x CSE/m³<br />
CSE duidt op een sociaal-economische factor die voor het heffingsjaar 1997<br />
(aangiftejaar 1998) werd gelijkgesteld aan nul. Deze factor staat in relatie met de<br />
hoofdactiviteit waarvoor het opgepompte water wordt gebruikt en wordt vanaf het<br />
heffingsjaar 1998 (aangiftejaar 1999) jaarlijks ingevuld.<br />
7 Vlaams Reglement betreffende Bodemsanering
Iedere heffingsplichtige grondwaterwinning dient vanaf 01/07/97 uitgerust te zijn met<br />
een debietsmeting en een registratie van de opgepompte hoeveelheid grondwater.<br />
Voor 15 maart van elk heffingsjaar dienen de heffingsplichtigen een aangifte in te<br />
dienen bij de directeur-generaal van AMINAL 8 .<br />
6. De heffing op de waterverontreiniging<br />
Dit betreft de Wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren<br />
tegen verontreiniging en de Bijzondere Bepalingen voor het Vlaams Gewest inzake<br />
heffingen op de waterverontreiniging – Decreet 21/12/1990 – Decreet 25/6/1992 art.<br />
44.<br />
De VMM 9 is belast met de vestiging, de inning en de invordering van de heffing op<br />
waterverontreiniging.<br />
Heffingsplichtig is elke natuurlijke of rechtspersoon die op enig ogenblik in het jaar<br />
voorafgaande aan het heffingsjaar op het grondgebied van het Vlaams Gewest:<br />
- water heeft afgenomen van een openbaar waterdistributienet;<br />
- over een eigen waterwinning heeft beschikt;<br />
- water heeft geloosd.<br />
Elke rechtspersoon die in het Vlaamse Gewest een zuiveringstechnisch werk<br />
exploiteert waarin uitsluitend afvalwater van de openbare riolering wordt behandeld<br />
en dat aangesloten is op het openbaar hydrografisch net, is van de heffing vrijgesteld<br />
(voor wat betreft de lozing van de effluentwaters van voornoemde openbare<br />
rioolwaterzuiveringsinstallaties).<br />
Grootverbruikers zijn verbruikers met een waterverbruik van meer dan 500 m³/jaar of<br />
diegenen die een eigen waterwinning hebben met een totaal nominaal pompvermogen<br />
van meer dan 5m³/uur.<br />
De vaststelling van de heffing op de waterverontreiniging voor grootverbruikers,<br />
waartoe de groenteverwerkende bedrijven behoren, kan gebeuren via twee<br />
berekeningsmethodes:<br />
1. berekening van de vuilvracht op basis van meet- en bemonsteringsresultaten<br />
2. berekening van de vuilvracht op basis van omzettingscoëfficiënten<br />
8 Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer<br />
9 Vlaamse Milieumaatschappij
7. Warenwetgeving<br />
Besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989, houdende vaststelling van een<br />
technische reglementering inzake drinkwater<br />
…<br />
Art. 1. §1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op al het water dat<br />
bestemd is voor menselijke consumptie met uitsluiting van het water bedoeld in §2<br />
…<br />
Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder voor menselijke consumptie<br />
bestemd water verstaan, al het water, hetzij onbehandeld, hetzij na een behandeling,<br />
dat voor dat doel wordt gebruikt, ongeacht de herkomst en ongeacht of het gaat om<br />
water:<br />
1° dat aan de verbruiker wordt geleverd, hierna leidingwater genoemd;<br />
2° dat in een levensmiddelenbedrijf wordt gebruikt voor de vervaardiging, de<br />
behandeling, de conservering of het in de handel brengen van voor menselijke<br />
consumptie bestemde producten of stoffen;<br />
3° dat van invloed is op de goede hoedanigheid van de levensmiddelen <strong>als</strong><br />
eindproduct.<br />
…<br />
Art.4 §1. De enige technische hulpstoffen en andere toevoegsels die bij de bereiding<br />
van voor menselijke consumptie bestemd water mogen worden aangewend zijn<br />
opgenomen in bijlage IV van dit besluit.<br />
§2 Het gebruik van de in §1 bedoelde stoffen en / of toevoegsels mag niet tot gevolg<br />
hebben dat de in bijlage I van dit besluit vastgestelde kwaliteitseisen overschreden<br />
worden.<br />
…<br />
Bijlage I<br />
Lijst van parameters<br />
A. Organoleptische parameters<br />
…<br />
B. Fysische chemische parameters (in samenhang met de natuurlijke structuur van het<br />
water)<br />
…<br />
chloriden 350 mg/l Cl<br />
…
C. Parameters betreffende ongewenste stoffen<br />
…<br />
vrije chloorresten 250 µg/l Cl<br />
…<br />
Bijlage IV<br />
Toevoegsel toegelaten voor de waterbehandeling<br />
1. Voor desinfectie of oxydatie<br />
Reagens Basiseenheid (kg) Max. toe te passen dosering (g/m³)<br />
Chloor Cl2 30<br />
Natriumhypochloriet Cl2 30<br />
Calciumhypochloriet Cl2 30<br />
Magnesiumhypochloriet Cl2 30<br />
Natriumchloriet NaClO2 5<br />
…<br />
Ammoniumchloride NH4Cl 1,5<br />
…<br />
Ozon O3 10<br />
…<br />
Waterstofperoxide H2O2 10<br />
…
BIJLAGE 4: LOZINGSNORMEN BUITEN VLAANDEREN<br />
Brussels Hoofdstedelijk Gewest<br />
Voorwaarden voor de lozing van afvalwater afkomstig van de sector van de<br />
aardappelverwerkende nijverheid:<br />
a) lozing in oppervlaktewater:<br />
ondergrens pH 6,5 Sorensen<br />
bovengrens pH 9,0 Sorensen<br />
temperatuur 30 °Celsius<br />
afmeting zwevende stoffen
) lozing in riolering:<br />
ondergrens pH 6 Sorensen<br />
bovengrens pH 9,5 Sorensen<br />
10 10<br />
Sorensen<br />
temperatuur 45 °Celsius<br />
afmeting zwevende stoffen 2 mm<br />
zwevende stoffen 1000 mg/l<br />
petroleum ether extr. stoffen 500 m 3 )<br />
Ptotaal 2 mg/l (indien de dagelijkse afvalwaterhoeveelheid > 2000 m 3 )<br />
10 voor de periode van 1 juli tot 30 april
BIJLAGE 5: EVALUATIE VAN DE EFFICIËNTIE VAN<br />
ZUIVERINGSTECHNIEKEN VOOR DE<br />
BEHANDELING VAN AFVALWATER<br />
In deze bijlage wordt onderzocht welke eindconcentraties in het effluent van de<br />
bedrijven uit deze sector haalbaar zijn bij toepassing van de verschillende<br />
afvalwaterzuiveringstechnieken (minder verregaand dan BBT, BBT, verdergaand dan<br />
BBT). Dit wordt onderzocht voor drie hypothetische 'gemiddelde' bedrijven of<br />
simulaties.<br />
1. Een conservenbedrijf/diepvriesbedrijf/sapbedrijf met een afvalwater bestaande uit<br />
700 mg/l zwevende stoffen, 5 000 mg/l COD, 3 000 mg/l BOD, 150 mg/l Ntot en<br />
30 mg/l Ptot.<br />
2. Een aardappelverwerkend bedrijf met een afvalwater bestaande uit 700 mg/l<br />
zwevende stoffen, 10 000 mg/l COD, 3 000 mg/l BOD, 150 mg/l Ntot en 200 mg/l<br />
Ptot.<br />
3. Een aardappelschilbedrijf met een afvalwater bestaande uit 1 100 mg/l zwevende<br />
stoffen, 6 000 mg/l COD, 2 500 mg/l BOD, 200 mg/l Ntot en 30 mg/l Ptot.<br />
Voor het schatten van de zuiveringsefficiënties werd gebruik gemaakt van:<br />
• cijfergegevens betreffende de samenstelling van (een gemiddeld) afvalwater,<br />
afkomstig uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid (gebaseerd op eigen<br />
onderzoek 11 en gegevens uit de Presti-studies 12 );<br />
• typische zuiveringsefficiënties van afvalwaterzuiveringstechnieken zo<strong>als</strong> vermeld<br />
in Brault, J.L. (1991) 13 voor een huishoudelijk afvalwater, vermengd met 30 %<br />
niet-toxisch industrieel afvalwater;<br />
• de opeenvolging van zuiveringsstappen zo<strong>als</strong> vermeld in figuur 3.1<br />
(hoofdstuk 3);<br />
• de inschatting van M. Gysen (<strong>Vito</strong>, Prodem).<br />
1. Simulatie 1<br />
Zuiveringsscenario voor de behandeling van afvalwater uit een gemiddeld groente- en<br />
fruitverwerkend bedrijf (deelsectoren: diepvries, conserven en sappen) met een<br />
jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton eindproduct).<br />
11 Mondelinge informatie uit de bedrijfswereld<br />
12 Presti-studie 'Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie' (1996)<br />
Presti-studie 'Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf' (1997)<br />
13 Pg 1301-1302
BD<br />
mg/l<br />
Tabel b.1: simulatie van typische zuiveringsefficiënties - primaire zuivering<br />
ZS<br />
mg/l<br />
COD<br />
mg/l<br />
BOD<br />
mg/l<br />
Ntot<br />
mg/l<br />
Ptot<br />
mg/l<br />
Zouten<br />
mg/l<br />
Bacteriën<br />
14<br />
RUW AFVALWATER ? 700 5 000 3 000 150 30 ? ?
Sectorale normen -<br />
Riool<br />
- 600 1500 750 v.g.t.g. - - - 6-10<br />
Sectorale normen – 1,5 50 300 50 60<br />
oppervlaktewater<br />
15 - - - 6,5-9<br />
Normen voor lozing van<br />
stedelijk afvalwater<br />
(> 10 000 IE)<br />
- 35 125 25 10-15 1-2 - - -<br />
Basiskwaliteitsnormen -
PRIMAIR BEHANDELD<br />
AFVALWATER<br />
Aërobie<br />
algemeen+ nabezinking<br />
+ nitrificatie/denitrificatie +<br />
nabezinking<br />
+ defosfatatie+ nabezinking<br />
Resultaat secundaire<br />
zuivering (afgerond)<br />
Tabel b.2: simulatie van typische zuiveringsefficiënties -primaire zuivering + aërobie<br />
BD<br />
mg/l<br />
ZS<br />
mg/l<br />
COD<br />
mg/l<br />
BOD<br />
mg/l<br />
Ntot<br />
mg/l<br />
Ptot<br />
mg/l<br />
Zouten<br />
mg/l<br />
Bacteriën pH<br />
? 125 3000 1800 115 25 ? ? 6-7<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
↓ 70%<br />
38<br />
idem<br />
idem<br />
? 40 20<br />
↓ 90%<br />
300<br />
idem<br />
idem<br />
↓ 90%<br />
180<br />
idem<br />
idem<br />
↓ 20% 18<br />
92<br />
↓ 90% 19<br />
12<br />
idem<br />
300 200 90<br />
12 21<br />
-<br />
25<br />
-<br />
25<br />
↓ 60%<br />
10<br />
25<br />
10 22<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
6-7<br />
-<br />
6-7<br />
-<br />
6-7<br />
? ? 6-7<br />
Sectorale normen -<br />
riool<br />
- 600 1500 750 v.g.t.g. - - - 6-10<br />
Sectorale normen<br />
oppervlaktewater<br />
- 1,5 50 300 50 60 23 - - - 6,5-9<br />
Normen voor lozing van - 35 125 25 10-15 1-2 - - -<br />
stedelijk afvalwater<br />
(> 10 000 IE)<br />
Basiskwaliteitsnormen -
Bespreking van tabel b.2 (primaire zuivering + aërobie):<br />
De kwaliteit van het afvalwater, na voornoemde zuivering, voldoet zonder meer aan de sectorale norm voor lozing op riool.<br />
De sectorale norm voor lozing op oppervlaktewater wordt na voornoemde zuivering zonder probleem gehaald voor de parameters ZS en<br />
pH. Wordt een simultane nitrificatie/denitrificatie toegepast tijdens de aërobe zuiveringsstap, dan is eveneens voldaan aan de sectorale<br />
norm voor lozing op oppervlaktewater voor de parameter stikstof. De parameters COD en BOD daarentegen overschrijden de sectorale<br />
norm voor lozing op oppervlaktewater<br />
Laatst vernoemde parameters (COD en BOD), <strong>als</strong>ook de parameter Ptot overschrijden de norm voor lozing van stedelijk afvalwater en<br />
uiteraard ook de basiskwaliteitsnorm. Deze normen worden echter wel gehaald voor de parameters ZS en Ntot (i.g.v. simultane<br />
nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie).<br />
209
PRIMAIR BEHANDELD<br />
AFVALWATER<br />
Tabel b.3: simulatie van typische zuiveringsefficiënties - primaire + secundaire zuivering (anaërobie en aërobie)<br />
BD<br />
mg/l<br />
Anaërobe voorzuivering -<br />
?<br />
Aërobie<br />
algemeen+ nabezinking<br />
+ nitrificatie/denitrificatie +<br />
nabezinking<br />
+ defosfatatie+ nabezinking<br />
Resultaat secundaire<br />
zuivering (afgerond)<br />
Sectorale normen -<br />
riool<br />
ZS<br />
mg/l<br />
COD<br />
mg/l<br />
BOD<br />
mg/l<br />
Ntot<br />
mg/l<br />
Ptot<br />
mg/l<br />
Zouten<br />
mg/l<br />
Bacteriën pH<br />
? 125 3000 1800 115 25 ? ? 6-7<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
↓ 70%<br />
38<br />
↓ 70%<br />
12<br />
idem<br />
idem<br />
? 12 29<br />
↓ 80% 25<br />
600<br />
↓ 90%<br />
60<br />
idem<br />
idem<br />
↓ 80% 26<br />
360<br />
↓ 90%<br />
36<br />
idem<br />
idem<br />
-<br />
115<br />
↓ 20% 27<br />
92<br />
↓ 90% 28<br />
12<br />
idem<br />
60 35 90 30<br />
12 31<br />
-<br />
25<br />
-<br />
25<br />
-<br />
25<br />
↓ 60%<br />
10<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
?<br />
-<br />
6-7<br />
-<br />
6-7<br />
-<br />
6-7<br />
-<br />
6-7<br />
10 32 ? ? 6-7<br />
- 600 1500 750 v.g.t.g. - - - 6-10<br />
25 Bron: Environmental Technology Monographs Handbook (1996) en mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)<br />
26 Bron: Environmental Technology Monographs Handbook (1996) en mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)<br />
27 gegevens voor de verwijdering van Kjeldahl-stikstof (som van de organisch stikstof en de ammoniumstikstof; nitraat-N en nitriet-N worden niet meegerekend)<br />
28 gegevens voor de verwijdering van Kjeldahl-stikstof (som van de organisch stikstof en de ammoniumstikstof; nitraat-N en nitriet-N worden niet meegerekend)<br />
het verwijderingsrendement van Ntot wordt geschat op 70%; dit resulteert in ongeveer 30 mg/l Ntot na secundaire zuivering, inclusief nitrificatie / denitrificatie /<br />
defosfatatie<br />
29 er dient rekening gehouden te worden met een hoeveelheid slib die tijdens de biologische behandeling wordt gevormd (Mondelinge mededeling door M. Gysen, <strong>Vito</strong>)<br />
30 indien geen simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />
31 indien simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />
32 In het geval van simultane defosfatatie<br />
210
Sectorale normen<br />
oppervlaktewater<br />
- 1,5 50 300 50 60 33 - - - 6,5-9<br />
Normen voor lozing van - 35 125 25 10-15 1-2 - - -<br />
stedelijk afvalwater<br />
(> 10 000 IE)<br />
Basiskwaliteitsnormen -
SECUNDAIR<br />
BEHANDELD<br />
AFVALWATER<br />
Coagulatie/flocculatie +<br />
zandfiltratie<br />
Tabel b.4: simulatie van typische zuiveringsefficiënties -primaire + secundaire + tertiaire zuivering<br />
BD<br />
mg/l<br />
ZS<br />
mg/l<br />
? 40 35<br />
↓<br />
?<br />
12 36<br />
↓ 70%<br />
12 45<br />
< 5 46<br />
35<br />
zonder anaërobe voorzuivering<br />
36<br />
met anaërobe voorzuivering<br />
37<br />
zonder anaërobe voorzuivering<br />
38<br />
met anaërobe voorzuivering<br />
39<br />
zonder anaërobe voorzuivering<br />
40<br />
met anaërobe voorzuivering<br />
41<br />
indien geen simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />
42<br />
indien simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />
43<br />
zonder simultane defosfatatie tijdens aërobie<br />
44<br />
in het geval van simultane defosfatatie<br />
45<br />
zonder anaërobe voorzuivering<br />
46<br />
met anaërobe voorzuivering<br />
47<br />
zonder anaërobe voorzuivering<br />
48<br />
met anaërobe voorzuivering<br />
49<br />
zonder anaërobe voorzuivering<br />
50<br />
met anaërobe voorzuivering<br />
51<br />
zonder nitrificatie/denitrificatie<br />
52<br />
met nitrificatie/denitrificatie<br />
53<br />
zonder simultane defosfatatie tijdens aërobie<br />
54<br />
in het geval van simultane defosfatatie<br />
COD<br />
mg/l<br />
350 37<br />
60 38<br />
↓ 20%<br />
280 47<br />
50 48<br />
BOD<br />
mg/l<br />
200 39<br />
35 40<br />
↓ 20%<br />
160 49<br />
28 50<br />
Ntot<br />
mg/l<br />
90 41<br />
12 42<br />
↓ 10%<br />
81 51<br />
10 52<br />
Ptot<br />
mg/l<br />
25 43<br />
10 44<br />
↓ 70%<br />
8 53<br />
Resultaat tertiaire<br />
zuivering/1 (afgerond)<br />
? 12 55<br />
< 5 56<br />
275 57<br />
50 58<br />
150 59<br />
30 60<br />
80 61<br />
10 62<br />
< 10 63<br />
< 5 64<br />
? ? 6-7<br />
Actieve koolfiltratie - - ↓<br />
↓<br />
↓<br />
↓<br />
? - -<br />
(selectief) (selectief) (selectief) (selectief)<br />
Microfiltratie - ↓ 70% - - - - - ↓ -<br />
Omgekeerde osmose 65 - - ↓ 90% ↓ 90% ↓ 50-90% ↓ 99% ↓ ↓ -<br />
Chloreren - - - - - - - ↓ -<br />
Resultaat tertiaire<br />
zuivering/2 (afgerond)<br />
? < 5 66<br />
< 2 67<br />
28 68<br />
< 10 69<br />
15 70<br />
< 5 71<br />
Sectorale normen -<br />
riool<br />
- 600 1500 750 v.g.t.g. - - - 6-10<br />
Sectorale normen - 1,5 50 300 50 60<br />
oppervlaktewater<br />
75 - - - 6,5-9<br />
Normen voor lozing van<br />
stedelijk afvalwater<br />
(> 10 000 IE)<br />
- 35 125 25 10-15 1-2 - - -<br />
Basiskwaliteitsnormen -
Bespreking van tabel b.4 (primaire + secundaire (anaërobie/aërobie)+ tertiaire zuivering):<br />
De kwaliteit van het afvalwater, na voornoemde zuivering, voldoet zonder meer aan<br />
de sectorale norm voor lozing op riool.<br />
215<br />
De sectorale norm voor lozing op oppervlaktewater is haalbaar voor de parameters<br />
ZS en COD na tertiaire zuivering d.m.v. coagulatie/flocculatie en filtratie, zelfs<br />
indien de anaërobe zuiveringsstap wordt weggelaten. De overige parameters voldoen<br />
onder deze omstandigheden aan de sectorale norm voor lozing op oppervlaktewater<br />
indien het afvalwater vooraf anaëroob wordt gezuiverd.<br />
De norm voor lozing van stedelijk afvalwater <strong>als</strong>ook de basiskwaliteitsnorm is enkel<br />
haalbaar voor de parameter ZS na tertiaire zuivering d.m.v. coagulatie/flocculatie en<br />
filtratie. Indien het afvalwater vooraf anaëroob wordt gezuiverd, dan is voor<br />
praktisch alle parameters (uitzondering BOD) de norm voor lozing van stedelijk<br />
afvalwater haalbaar. Voor de parameter Ntot is, indien het afvalwater vooraf<br />
anaëroob wordt gezuiverd, zelfs voldaan aan de basiskwaliteitsnorm.<br />
De basiskwaliteitsnorm voor de parameters COD en BOD wordt pas gehaald indien<br />
verregaande tertiaire zuivering (b.v. actieve koolfiltratie, microfiltratie of<br />
omgekeerde osmose) wordt toegepast.<br />
Conclusie tabellen b.1-b.4:<br />
Primaire zuivering van het afvalwater volstaat niet om te voldoen aan de sectorale<br />
lozingsnormen voor oppervlaktewater.<br />
Door toepassing van anaërobe voorzuivering op het afvalwater zal o.a. de organische<br />
belasting (COD en BOD) sterk gereduceerd worden (80%); hetgeen resulteert in een<br />
lagere belasting van de aërobie.<br />
Nitrificatie/denitrificatie heeft <strong>als</strong> gevolg dat stikstof in sterke mate uit het afvalwater<br />
verwijderd wordt (+90%). Zo ook kan het P-gehalte in het effluent sterk verminderd<br />
worden (80%) door toepassing van simultane defosfatatie tijdens de aërobie.<br />
Door het effluent (secundair gezuiverd afvalwater) bijkomend te zuiveren (o.a.<br />
coagulatie/flocculatie, filtratie …) zullen de gehalten aan ZS, BOD, COD, stikstof<br />
(N) maar vooral fosfor (P) in het effluent nog sterk verminderd kunnen worden. Is<br />
echter effluent vereist dat volledig voldoet aan de basiskwaliteitsnorm, dan dienen<br />
nog een aantal bijkomende (tertiaire) zuiveringsstappen (o.a. actieve koolfiltratie,<br />
microfiltratie, omgekeerde osmose, …) te worden toegepast.
2. Simulatie 2 77<br />
Zuiveringsscenario voor de behandeling van afvalwater uit een gemiddeld<br />
groenteverwerkend bedrijf (deelsector: aardappelverwerking) met een jaarlijkse capaciteit<br />
van 30 000 ton eindproduct.<br />
Tabel b.5: simulatie van typische zuiveringsefficiënties<br />
ZS<br />
mg/l<br />
COD<br />
mg/l<br />
BOD<br />
mg/l<br />
Ntot<br />
mg/l<br />
216<br />
Ptot<br />
mg/l<br />
Ruw afvalwater 700 10000 3 000 150 200 78<br />
Primaire zuivering 125 6000 1800 115 170<br />
Primaire + secundaire zuivering 40 700 200 90 170<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
met anaërobe voorzuivering<br />
Voorgaande zuivering met<br />
nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />
Voorgaande zuivering met<br />
coagulatie/flocculatie<br />
Voorgaande zuivering met<br />
verregaande tertiaire zuivering<br />
12 120 35 90 170<br />
12 120 35 12 79<br />
217<br />
De kwaliteit van het afvalwater, na primaire + secundaire zuivering, voldoet zonder<br />
meer aan de sectorale norm voor lozing op riool. De sectorale norm voor lozing op<br />
oppervlaktewater wordt na primaire + secundaire zuivering zonder probleem gehaald<br />
voor de parameter ZS. Wordt een anaërobe voorzuivering toegepast, dan is ook voor<br />
de parameter COD voldaan aan laatstvernoemde norm. Wordt bovendien een<br />
simultane nitrificatie/denitrificatie toegepast, dan is eveneens voldaan aan deze norm<br />
voor de parameter stikstof. De parameter BOD daarentegen overschrijdt de sectorale<br />
norm voor lozing op oppervlaktewater lichtjes. De parameters BOD en Ptot<br />
overschrijden de norm voor lozing van stedelijk afvalwater en uiteraard ook de<br />
basiskwaliteitsnorm. De norm voor lozing van stedelijk afvalwater wordt echter wel<br />
behaald voor de parameter BOD bij toepassing van anaërobe voorzuivering en / of<br />
simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie. Voor het behalen van<br />
laatstvernoemde norm voor de parameter P is eveneens simultane<br />
nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie vereist. De basiskwaliteitsnorm wordt eveneens<br />
behaald voor de parameters ZS en Ntot (bij toepassing van simultane<br />
nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie).<br />
Indien afvalwater bijkomend gezuiverd wordt via coagulatie/flocculatie + filtratie,<br />
dan is voor de parameters ZS en Ntot voldaan aan de basiskwaliteitsnorm. Indien<br />
deze norm eveneens dient gehaald te worden voor de parameters COD, BOD en Ptot,<br />
dan zijn een aantal bijkomende (tertiaire) zuiveringsstappen (o.a. actieve<br />
koolfiltratie, microfiltratie, omgekeerde osmose, …) vereist.
3. Simulatie 3 82 :<br />
zuiveringsscenario voor de behandeling van afvalwater uit een gemiddeld<br />
groenteverwerkend bedrijf (deelsector: aardappelschillers die rechtstreeks leveren aan de<br />
versmarkt) met een jaarlijkse capaciteit van 3 000 ton eindproduct.<br />
Tabel b.6: simulatie van typische zuiveringsefficiënties<br />
ZS<br />
mg/l<br />
COD<br />
mg/l<br />
BOD<br />
mg/l<br />
Ntot<br />
mg/l<br />
Ruw afvalwater 1100 6000 2500 200 30<br />
Primaire zuivering 200 3600 1500 150 25<br />
Primaire + secundaire zuivering 60 360 150 120 25<br />
Primaire + secundaire zuivering<br />
met anaërobe voorzuivering<br />
Voorgaande zuivering met<br />
nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />
Voorgaande zuivering met<br />
coagulatie/flocculatie<br />
Voorgaande zuivering met<br />
verregaande tertiaire zuivering<br />
218<br />
Ptot<br />
mg/l<br />
20 70 30 120 25<br />
20 70 30 15 83<br />
6 55 25 14 3<br />
Bespreking van tabel b.6:<br />
219<br />
De kwaliteit van het afvalwater, na primaire zuivering, voldoet aan de sectorale norm<br />
voor lozing op riool voor de parameter ZS. De normen voor BOD en COD worden<br />
echter nog ruimschoots overschreden.<br />
De sectorale norm voor lozing op oppervlaktewater wordt na primaire zuivering niet<br />
gehaald o.a. voor de parameters ZS, COD, BOD en Ntot. De parameters COD en<br />
BOD overschrijden de norm voor lozing van stedelijk afvalwater en uiteraard ook de<br />
basiskwaliteitsnorm.<br />
De kwaliteit van het afvalwater, na primaire + secundaire zuivering, voldoet zonder<br />
meer aan de sectorale norm voor lozing op riool. De sectorale norm voor lozing op<br />
oppervlaktewater wordt na primaire + secundaire zuivering gehaald voor de<br />
parameter ZS. Wordt een anaërobe voorzuivering toegepast, dan is ook voor de<br />
parameter COD voldaan aan laatstvernoemde norm. Wordt bovendien een simultane<br />
nitrificatie/denitrificatie toegepast, dan is eveneens voldaan aan deze norm voor de<br />
parameter stikstof. De parameter BOD daarentegen overschrijdt de sectorale norm<br />
voor lozing op oppervlaktewater lichtjes. De norm voor lozing van stedelijk<br />
afvalwater wordt behaald voor de parameters COD en BOD bij toepassing van<br />
anaërobe voorzuivering en / of simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie. De<br />
basiskwaliteitsnorm wordt eveneens behaald voor de parameters ZS en Ntot (bij<br />
toepassing van simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie).<br />
Indien afvalwater bijkomend gezuiverd wordt via coagulatie/flocculatie + filtratie,<br />
dan is voor de parameters ZS en Ntot voldaan aan de basiskwaliteitsnorm. Indien<br />
deze norm eveneens dient gehaald te worden voor de parameters COD, BOD en Ptot,<br />
dan zijn een aantal bijkomende (tertiaire) zuiveringsstappen (o.a. actieve<br />
koolfiltratie, microfiltratie, omgekeerde osmose, …) vereist.
BIJLAGE 6: HOEVEELHEID EN KWALITEIT VAN WATER<br />
VEREIST IN DE VERSCHILLENDE PROCESSEN<br />
VAN DE GROENTE- EN FRUITVERWERKENDE<br />
NIJVERHEID<br />
In deze bijlage wordt een schatting gemaakt van de waterbehoefte (m³/ton eindproduct) in de<br />
verschillende processtappen voor een gemiddeld bedrijf uit de deelsectoren 'diepvries',<br />
'conserven', 'verwerking van aardappelen' en 'schillen van aardappelen'.<br />
Een eerste inschatting van het waterverbruik houdt geen rekening met de toepassing van<br />
waterbesparende maatregelen (scenario 1).<br />
Bij de scenario's 2 en 3 wordt het gebruik van alternatieve waterbronnen (d.i. regenwater,<br />
oppervlaktewater, water uit andere processen of effluent van de afvalwaterzuivering) wel in<br />
rekening gebracht. Hierbij is uitgegaan van de informatie zo<strong>als</strong> terug te vinden in de<br />
tabel b.7. Rekening houdend met deze informatie worden in de tabellen b.8-b.11 twee<br />
bijkomende berekeningen uitgevoerd inzake de inschatting van het verbruik van<br />
hoogkwalitatief water (d.i. boorputwater, leiding- of stadswater, of recuperatiewater van<br />
drinkwaterkwaliteit):<br />
- bij toepassing van beperkte waterbesparende maatregelen (scenario 2);<br />
- bij toepassing van verregaande waterbesparende maatregelen (scenario 3).
Tabel b7: Bruikbaarheid van alternatieve waterbronnen voor de verschillende processen in de groente- en fruitverwerkende nijverheid<br />
diepvries conserven sappen verwerken aardappelen schillen aardappelen<br />
ontzanden/voorwassen/ontstenen J J J J J<br />
stoomschillen N N 0 N N<br />
bewaren 0 0 0 J 0<br />
conditioneren 0 0 0 J 0<br />
versnijden 0 0 0 J J<br />
wassen J J 0 J J<br />
blancheren N N N N 0<br />
koelen N N N N 0<br />
invriezen N 0 0 N 0<br />
opgiet conserven 0 N 0 0 0<br />
afvullen (past./steril) 0 0 N 0 0<br />
koelen 0 J (*) J 0 0<br />
poetsen J (*) J (*) J (*) J (*) J (*)<br />
stoomketel N N N N N<br />
verdampingscondensors J 0 J J 0<br />
Alternatieve waterbronnen: regenwater, oppervlaktewater, water uit andere processen, effluent van de afvalwaterzuivering<br />
J: alternatieve waterbronnen bruikbaar<br />
J (*): alternatieve waterbronnen voor een gedeelte van de activiteit mogelijk<br />
N: alternatieve waterbronnen niet bruikbaar<br />
0: processtap niet van toepassing in de deelsector
Tabel b.8: Watergebruik (m³/ton eindproduct) in de diepvriesgroentesector, voor 4 verschillende productgroepen (schattingen) (****)
Tabel b.8: Watergebruik (m³/ton eindproduct) in de diepvriesgroentesector, voor 4 verschillende productgroepen (schattingen) (****)
Tabel b.9: Waterverbruik (m³/ton eindproduct) in de verschillende processen van de conservenindustrie (schattingen) (****)
Tabel b.10: Waterverbruik (m³/ton eindproduct) in de verschillende processen van de aarappelverwerkende sector (schattingen) (****)
Tabel b.11: Waterverbruik (m³/ton eindproduct) in de verschillende processen van de aarappelschilsector (schattingen) (****)
BIJLAGE 7: BEREKENING VAN DE HUIDIGE AFVALWATER-<br />
VERVUILING EN DE AFVALWATERVERVUILING NA<br />
TOEPASSING VAN BBT<br />
In deze bijlage wordt een schatting gemaakt van de afvalwatervervuiling die veroorzaakt<br />
wordt door de groente- en fruitverwerkende nijverheid vóór en na toepassing van BBT met<br />
betrekking tot afvalwaterzuivering (zie tabellen b.12-b.15). Hierbij wordt telkens uitgegaan<br />
van volgende gegevens 86 :<br />
- jaarlijkse hoeveelheid eindproduct;<br />
- het aantal bedrijven per deelsector ('diepvries', 'conserven', 'aardappelverwerking' en<br />
'aardappelschillers';<br />
- jaarlijks lozingsdebiet afvalwater;<br />
- samenstelling van het ruw afvalwater en het effluent bij toepassing van verschillende<br />
zuiveringsscenario's (zie tabellen 5.1-5.3, hoofdstuk 5).<br />
Vertrekkende van de samenstelling van het afvalwater van vier hypothetische 'gemiddelde'<br />
bedrijven wordt een schatting gemaakt van de huidige totale afvalwatervervuiling door de<br />
groente- en fruitverwerkende nijverheid (exclusief de sappensector) in Vlaanderen. De vier<br />
hypothetische bedrijven zijn:<br />
1. Een diepvriesbedrijf met een ruw afvalwater bestaande uit 700 mg/l zwevende stoffen,<br />
5 000 mg/l COD, 3 000 mg/l BOD, 150 mg/l Ntot en 30 mg/l Ptot.<br />
2. Een conservenbedrijf met een ruw afvalwater bestaande uit 700 mg/l zwevende<br />
stoffen, 5 000 mg/l COD, 3 000 mg/l BOD, 150 mg/l Ntot en 30 mg/l Ptot.<br />
3. Een aardappelverwerkend bedrijf met een ruw afvalwater bestaande uit 700 mg/l<br />
zwevende stoffen, 10 000 mg/l COD, 3 000 mg/l BOD, 150 mg/l Ntot en 200 mg/l<br />
Ptot.<br />
4. Een aardappelschilbedrijf met een ruw afvalwater bestaande uit 1 100 mg/l zwevende<br />
stoffen, 6 000 mg/l COD, 2 500 mg/l BOD, 200 mg/l Ntot en 30 mg/l Ptot.<br />
Als huidige situatie (= referentiesituatie) wordt verondersteld dat de diepvries-, conserven- en<br />
aardappelverwerkende bedrijven hun ruw afvalwater zuiveren tot de norm lozing op riool en<br />
dat de aardappelschilbedrijven hun ruw afvalwater enkel primair zuiveren; telkens in<br />
combinatie met beperkte waterbesparende maatregelen.<br />
Vervolgens wordt een schatting gemaakt van de totale afvalwatervervuiling door de groenteen<br />
fruitverwerkende nijverheid (exclusief de sappensector) in Vlaanderen, bij toepassing van<br />
BBT met betrekking tot afvalwaterzuivering. Onder BBT met betrekking tot<br />
afvalwaterzuivering wordt verstaan:<br />
- voor aardappelschilbedrijven (jaarlijkse capaciteit van 3 000 ton eindproduct):<br />
primaire zuivering van het afvalwater, gevolgd door aërobe zuivering;<br />
86<br />
Bronnen: Preventie- en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie, sectoriële studie (1996) en<br />
handleiding (1997)<br />
Preventie- en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf, sectorstudie (1997) en milieuhandboek<br />
(1997)<br />
Bedrijfsbezoeken<br />
Eigen berekeningen
- voor grote bedrijven (jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton eindproduct) die lozen op<br />
niet gevoelig oppervlaktewater:<br />
primaire zuivering van het afvalwater, gevolgd door anaërobe en aërobe<br />
zuivering, inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie (cf. sectorale<br />
lozingsnorm op oppervlaktewater);<br />
- voor grote bedrijven (jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton eindproduct) die lozen op<br />
gevoelig oppervlaktewater:<br />
primaire zuivering van het afvalwater, gevolgd door anaërobe en aërobe<br />
zuivering, inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie, en bovendien<br />
gevolgd door flocculatie / coagulatie / filtratie (cf. sectorale lozingsnorm<br />
stedelijk afvalwater).<br />
In een volgende stap wordt de procentuele afname van 'ZS', 'COD', 'BOD', 'Ntot' en 'Ptot' naar<br />
het milieu berekend voor elk van de deelsectoren bij toepassing van (al dan niet) verregaande<br />
afvalwaterzuiveringstechnieken (zie tabellen b.12-b.15).<br />
Tenslotte wordt in de tabellen b.16 en b.17 berekend, welk de verminderde input naar het<br />
milieu is van 'ZS', 'COD', 'BOD', 'Ntot' en 'Ptot' voor de ganse groente- en fruitverwerkende<br />
nijverheid (exclusief sappensector) bij toepassing van BBT. Hierbij wordt een onderscheid<br />
gemaakt of de grote bedrijven (jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton eindproduct) lozen op al<br />
dan niet gevoelig oppervlaktewater.
Tabel b. 12: Vermindering van input naar het milieu van de parameters ‘zwevende stoffen’,<br />
‘COD’, ‘BOD’, ‘Ntot’ en ‘Ptot’ door de diepvriesgroentesector
Tabel b.13: Vermindering van input naar het milieu van de parameters 'zwevende stoffen',<br />
'COD', 'BOD', 'Ntot' en 'Ptot' door de groenteconservensector
Tabel b.14 : Vermindering van de input naar het milieu van de parameters 'zwevende stoffen',<br />
'COD', 'BOD', 'Ntot' en 'Ptot' door de aardappelverwerkende sector
Tabel b.15: Vermindering van input naar het milieu van de parameters 'zwevende stoffen',<br />
'COD', 'BOD' , 'Ntot' en 'Ptot' door de aardappelschilsector die rechtstreeks levert aan de<br />
versmarkt
Tabel b. 16: verminderde input van ZS, COD, BOD, Ntot en Ptot naar het milieu door de<br />
groente- en fruitverwerkende nijverheid bij toepassing van BBT<br />
(% ten opzichte van de respectievelijke referetiesituatie
Tabel b. 17: verminderde input van ZS, COD, BOD, Ntot en Ptot naar het milieu door de<br />
groente- en fruitverwerkende nijverheid bij toepassing van BBT<br />
(% ten opzichte van de respectievelijke referetiesituatie
BIJLAGE 8: KOSTPRIJSBEREKENING VOOR DE ZUIVERING<br />
VAN AFVALWATER<br />
In deze bijlage wordt een schatting gemaakt van de jaarlijkse totale kosten van<br />
afvalwaterzuivering voor vier deelsectoren van de groente- en fruitverwerkende nijverheid, nl.<br />
diepvries-, conserven-, aardappelverwerkende en aardappelschilsector. Hierbij wordt telkens<br />
uitgegaan van volgende gegevens 87 :<br />
- jaarlijkse hoeveelheid eindproduct;<br />
- jaarlijks lozingsdebiet afvalwater;<br />
- samenstelling van het ruw afvalwater en het effluent bij toepassing van verschillende<br />
zuiveringsscenario's (zie tabellen 5.1-5.3, hoofdstuk 5);<br />
- totale jaarlijkse kosten voor het zuiveren van 1 m³ afvalwater (zie tabellen b.18-20).<br />
Voor de berekening van de jaarlijkse totale kosten van afvalwaterzuivering dienen volgende<br />
kosten in rekening gebracht te worden:<br />
- kosten inzake afvalwaterheffing (zie formule afvalwaterheffing);<br />
- zuiveringskosten van de te lozen hoeveelheid afvalwater.<br />
De heffing op het afvalwater wordt berekend volgens de 'uitgebreide' methode (berekening<br />
van de vuilvracht op basis van meet- en bemonsteringsresultaten) 88 .<br />
Formule afvalwaterheffing: H = N x T<br />
met N = N1 + N2 + N3 + Nk<br />
N1= Qd/180 x [a+(0,35xZS/500) + (0,45x(2xBZV+CZV))/1350] x (0,40 + 0,60xd)<br />
N2 = Qjx[40xHg + 10x(Ag+Cd) + 5x(Zn+Cu) + 2xNi +1x(Pb+As+Cr)]/1000<br />
N3 = Qj x (N + P)/10000<br />
Nk = a(kx0,0004)<br />
H: bijdrage heffing<br />
N: vuilvracht uitgedrukt in vervuilingseenheden<br />
T: tarief 89<br />
N1: zuurbindende en zwevende stoffen<br />
N2: zware metalen<br />
N3: nutriënten<br />
Nk: koelwater<br />
87<br />
Bronnen: Preventie- en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie, sectoriële studie (1996) en<br />
handleiding (1997)<br />
Preventie- en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf, sectorstudie (1997) en milieuhandboek<br />
(1997)<br />
Bedrijfsbezoeken<br />
Eigen berekeningen<br />
88<br />
Bron: website VMM http://www.vmm.be/ah/algemeen/grootverbruik.html<br />
89<br />
tarief voor 1999 bedraagt 990 BEF per vervuilingseenheid
In tabel b.18 wordt een schatting gemaakt van de jaarlijkse 90 investerings- en werkingskost<br />
voor de zuivering van 1 m³ afvalwater afkomstig van een 'gemiddeld bedrijf' uit de groenteen<br />
fruitverwerkende nijverheid (deelsectoren diepvries, conserven en sappen). Een<br />
gelijkaardige schatting wordt gemaakt in tabel b.19 voor de zuivering van 1 m³ afvalwater<br />
afkomstig van een 'gemiddeld aardappelverwerkend bedrijf'. Telkens wordt de toepassing van<br />
de onderstaande zuiveringstechnieken in beschouwing genomen.<br />
- primaire +secundaire zuivering (norm lozing op riool);<br />
- primaire zuivering + anaërobe voorzuivering + aërobe zuivering met inbegrip<br />
van nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie (norm lozing op oppervlaktewater);<br />
- primaire zuivering + anaërobe voorzuivering + aërobe zuivering met inbegrip<br />
van nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie + coagulatie / flocculatie / filtratie<br />
(norm lozing van stedelijk afvalwater);<br />
- primaire +secundaire + verregaande tertiaire zuivering (basiskwaliteitsnorm).<br />
Een gelijkaardige schatting van de jaarlijkse 91 investerings- en werkingskost voor de<br />
zuivering van 1 m³ afvalwater afkomstig van een 'gemiddeld bedrijf' uit de<br />
aardappelschilsector dat rechtstreeks levert aan de versmarkt is terug te vinden in tabel b.20<br />
bij toepassing van volgende zuiveringstechnieken:<br />
- primaire zuivering;<br />
- primaire +secundaire zuivering (norm lozing op riool);<br />
- primaire zuivering + anaërobe voorzuivering + aërobe zuivering met inbegrip<br />
van nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie (norm lozing op oppervlaktewater);<br />
- primaire zuivering + anaërobe voorzuivering + aërobe zuivering met inbegrip<br />
van nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie + coagulatie / flocculatie / filtratie<br />
(norm lozing van stedelijk afvalwater).<br />
In de tabellen b.21 tot b.24 zijn de kosten inclusief de afvalwaterlozingsheffingen berekend.<br />
90 afschrijvingstermijn 15 jaren<br />
91 afschrijvingstermijn 15 jaren
Tabel b.18: Kosten afvalwaterzuivering voor bedrijven met een capaciteit<br />
van 30 000 ton eindproduct per jaar<br />
[deelsectoren diepvries, conserven en sappen]
Tabel b.19: Kosten afvalwaterzuivering voor bedrijven met een capaciteit<br />
van 30 000 ton eindproduct per jaar<br />
[deelsector aardappelverwerking]
Tabel b.20: Kosten afvalwaterzuivering voor bedrijven met een capaciteit van 3 000 ton<br />
eindproduct per jaar [deelsector aardappelschilbedrijven die rechtstreeks leveren aan de<br />
versmarkt]
Tabel b. 21: Jaarlijkse totale kosten van afvalwaterzuivering in de diepvriesgroentesector
Tabel b. 22: Jaarlijkse totale kosten van afvalwaterzuivering in de groenteconservensector
Tabel b. 23: Jaarlijkse totale kosten van afvalwaterzuivering<br />
in de aardappelverwerkende sector
Tabel b. 24: Jaarlijkse totale kosten van afvalwaterzuivering in de aardappelschilsector
BIJLAGE 9: WATERBALANSSCHEMA'S<br />
Aan de hand van een aantal schema's (waterbalansschema's) wordt telkens voor een<br />
gemiddeld bedrijf uit de deelsectoren 'diepvries', 'conserven', 'aardappelverwerking' en<br />
'aardappelschillers' een inschatting gemaakt van de input 92 en output van water in de<br />
productieprocessen. De productieprocessen worden hierbij beschouwd <strong>als</strong> een zwarte doos.<br />
Voor de eenvoud wordt het hergebruik van water binnen de productieprocessen toch<br />
beschouwd <strong>als</strong> extern hergebruikt water. Gebruikt proceswater dat hergebruikt wordt, wordt<br />
in mindering gebracht van het te zuiveren afvalwater. Het te hergebruiken water wordt<br />
voorafgaandelijk gezuiverd (al dan niet verregaand). Voor de duidelijkheid wordt de<br />
zuivering van het te hergebruiken water beschouwd <strong>als</strong> een afzonderlijk proces, ten opzichte<br />
van de eindzuivering van het afvalwater. Er wordt bovendien vanuit gegaan dat alle water dat<br />
wordt hergebruikt in het productieproces wordt gechloreerd.<br />
92 jaarlijks verbruik van hoogkwalitatief water (zie tabellen b.8-b.11, bijlage 6)
DIEPVRIESSECTOR<br />
Toepassing maatregelen van goede bedrijfspraktijk inzake watergebruik en -hergebruik
DIEPVRIESSECTOR<br />
Toepassing BBT inzake watergebruik en -hergebruik
CONSERVENSECTOR<br />
Toepassing maatregelen van goede bedrijfspraktijk inzake watergebruik en -hergebruik
CONSERVENSECTOR<br />
Toepassing BBT inzake watergebruik en –hergebruik
AARDAPPELVERWERKENDE SECTOR<br />
Toepassing maatregelen van goede bedrijfspraktijk inzake watergebruik en -hergebruik
AARDAPPELVERWERKENDE SECTOR<br />
Toepassing BBT inzake watergebruik en -hergebruik
AARDAPPELSCHILSECTOR<br />
Toepassing maatregelen van goede bedrijfspraktijk inzake watergebruik en -hergebruik
AARDAPPELSCHILSECTOR<br />
Toepassing BBT inzake watergebruik en -hergebruik
BIJLAGE 10: SCHATTING VAN HET AFVALWATERLOZINGS-<br />
DEBIET VOOR EN NA TOEPASSING VAN BBT<br />
Uitgaande van de waterbalansschema's (zie bijlage 9) en de verbruikscijfers van<br />
hoogkwalitatief water (bijlage 6), wordt een inschatting gemaakt van het<br />
afvalwaterlozingsdebiet voor een gemiddeld bedrijf uit de deelsectoren 'diepvries',<br />
'conserven', 'aardappelverwerking' en 'aardappelschillers'. Deze inschatting wordt gemaakt in<br />
drie situaties:<br />
- bij toepassing van goede bedrijfspraktijken inzake watergebruik en -hergebruik;<br />
- in de huidige situatie;<br />
- bij toepassing van BBT inzake watergebruik en -hergebruik.<br />
Een overzicht is terug te vinden in de tabellen b.25-b.28.
Bron: waterbalansen (bijlage 9)<br />
Tabel b. 25: Schatting van het afvalwaterlozingsdebiet van de diepvriesgroentesector
Bron: waterbalansen (bijlage 9)<br />
Tabel b. 26: Schatting van het afvalwaterlozingsdebiet van de groenteconservensector
Tabel b. 27: Schatting van het verbruik van hoogkwalitatief water en het afvalwaterlozingsdebiet van de aardappelverwerkende sector<br />
Bron: waterbalansen (bijlage 9)
Tabel b. 28: Schatting van het verbruik van hoogkwalitatief water en het afvalwaterlozingsdebiet van de aardappelschilsector<br />
Bron: waterbalansen (bijlage 9)
BIJLAGE 11: HET MIOW + -MODEL<br />
11.1 Inleiding<br />
Het MIOW + -model werd in 1995 door het Instituut voor Milieuvraagstukken (IvM) van de<br />
Vrije Universiteit van Amsterdam uitgewerkt in opdracht van de Nederlandse Provincies en<br />
het RIZA 93 . Het bouwt verder op het MIOW-model dat in 1986 ontwikkeld werd door het<br />
IvM.<br />
Het MIOW + -model is een hulpmiddel dat het BBT-kenniscentrum gebruikt voor de evaluatie<br />
van bedrijfseconomische effecten van milieumaatregelen. Het maakt het mogelijk om op<br />
individueel bedrijfsniveau de bedrijfseconomische gevolgen van een pakket milieuinvesteringen<br />
in beeld te brengen en daarover een objectief oordeel te geven. Deze informatie<br />
kan gebruikt worden om de vraag te beantwoorden of het pakket milieumaatregelen dat<br />
voorgesteld wordt, van een bedrijf verlangd kan worden. Om te oordelen of een bepaalde<br />
investering haalbaar is voor een sector, wordt getracht een ‘gemiddelde onderneming’ voor de<br />
bestudeerde sector te bepalen.<br />
11.2 Opzet van het MIOW + -model<br />
In de MIOW + -methode wordt de huidige en toekomstige bedrijfseconomische situatie van de<br />
onderneming bestudeerd met en zonder extra milieu-investeringen. MIOW + geeft op die wijze<br />
een oordeel over de gevolgen van milieukosten voor de bedrijfscontinuïteit. Karakterisering<br />
van de economische situatie gebeurt aan de hand van een aantal bedrijfsinterne en -externe<br />
kengetallen. Na weging resulteren die in een score voor het Weerstandsvermogen (W) en de<br />
Marktsituatie (M). Kern van de methode is dat aan de hand van de waarden van W en M<br />
bepaald kan worden in hoeverre de extra milieukosten voor eigen rekening genomen kunnen<br />
worden en in welke mate doorrekening naar de afnemers kan plaatsvinden.<br />
93 RIZA: Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling
Weerstandsvermogen<br />
W1<br />
Bruto Milieukosten<br />
Kb<br />
Marktsituatie<br />
M<br />
W1: weerstandsvermogen van de onderneming voor het invoeren van de milieu-investeringen;<br />
W2: weerstandsvermogen van de onderneming na het invoeren van de milieu-investeringen;<br />
Kb: bruto milieukosten, de milieukosten zonder doorrekening naar de afnemer;<br />
Kn: netto milieukosten, de milieukosten na doorrekening naar de afnemer;<br />
M: marktsituatie;<br />
IO: Internationale Omgeving.<br />
Bron: van der Woerd e.a., 1996.<br />
Netto Milieukosten<br />
Figuur b.1 Opzet van het MIOW + -model<br />
Figuur b.1 geeft de algemene opzet van het model weer. MIOW + begint met het bepalen van<br />
het weerstandsvermogen van het bedrijf zonder dat er sprake is van extra milieuinvesteringen<br />
(W1). W1 is een gewogen gemiddelde van een aantal interne kengetallen. Door<br />
de score van W1 te vergelijken met vooraf ingevoerde normen of kritische grenzen, is te<br />
bepalen of dit Weerstandsvermogen zich in een veilige, onzekere of onveilige situatie bevindt.<br />
MIOW + bepaalt vervolgens de score voor de Marktsituatie (M). M is een gewogen<br />
gemiddelde van een aantal externe kengetallen. De M-score bepaalt welk percentage van de<br />
milieukosten aan de consumenten kan worden doorgerekend zonder het risico te lopen dat de<br />
omzet zal dalen (0 %, 25 % of 50 % van de milieukosten). Alvorens het definitieve<br />
doorrekeningspercentage vast te leggen wordt nog rekening gehouden met de Internationale<br />
Omgeving (IO). Een sterke internationale concurrentie beperkt de mogelijkheid om extra<br />
kosten door te rekenen aan de consument.<br />
Aan de hand van het doorrekeningspercentage worden de bruto milieukosten (Kb, de totale<br />
jaarlijkse kosten) vertaald in netto milieukosten (Kn, de jaarlijkse kosten verminderd met het<br />
deel dat doorgerekend kan worden aan de afnemers).<br />
Kn<br />
Internat. Omgeving<br />
IO<br />
Weerstandsvermogen<br />
W2
Indien de opbrengsten van de milieu-investeringen opwegen tegen de kosten ervan, stelt het<br />
probleem van de doorrekening zich uiteraard niet. Het risico van een omzetdaling is er niet<br />
meer vermits de doorrekening van deze (netto) opbrengsten enkel een prijsverlaging met zich<br />
mee kan brengen. Indien er sprake is van opbrengsten in plaats van kosten, worden de bruto<br />
milieuopbrengsten (Ob) gewoon in rekening gebracht zonder dat doorrekening plaatsvindt.<br />
Nadat de milieukosten en opbrengsten (al dan niet na doorrekening) bepaald zijn, berekent<br />
MIOW + opnieuw het weerstandsvermogen van het bedrijf (W2), waarbij rekening wordt<br />
gehouden met de te verwachten extra milieukosten (Kn) of opbrengsten. Ook voor W2 wordt<br />
aangegeven of het bedrijf zich in een veilige, onzekere of onveilige situatie bevindt.<br />
Tenslotte wordt de score van het Weerstandsvermogen inclusief milieumaatregelen (W2)<br />
vergeleken met de score van het Weerstandsvermogen exclusief milieumaatregelen (W1). Op<br />
deze wijze wordt inzicht verkregen in de invloed van milieumaatregelen op de<br />
bedrijfscontinuïteit.<br />
a Het weerstandsvermogen<br />
Het Weerstandsvermogen (W1 en W2) van de bestudeerde onderneming kan opgedeeld<br />
worden in een weerstandsvermogen op korte termijn (liquiditeit) en een weerstandsvermogen<br />
op lange termijn (overige kengetallen). Daarbij worden de volgende kengetallen gebruikt:<br />
Weerstandsvermogen op korte termijn<br />
• quick ratio (liquiditeit in enge zin);<br />
• current ratio (liquiditeit in ruime zin).<br />
Weerstandsvermogen op lange termijn<br />
• solvabiliteit (eigen vermogen / totaal vermogen);<br />
• rentedekking (bedrijfsresultaat / financiële baten en lasten);<br />
• rendabiliteit van het totaal vermogen (RTV; bedrijfsresultaat / totaal vermogen);<br />
• winstmarge (bedrijfsresultaat / netto omzet);<br />
• omloopsnelheid activa (netto omzet / totale activa);<br />
• kapitaalintensiteit (materiële vaste activa / netto omzet).<br />
De weerstandsvermogens op korte en op lange termijn worden door MIOW + naast elkaar<br />
vermeld. Bij de bepaling van de tota<strong>als</strong>core voor W-korte termijn is de invloed van de quick<br />
ratio (67 %) dubbel zo groot <strong>als</strong> die van de current ratio (33 %). De score van W-lange<br />
termijn wordt bepaald door de solvabiliteit (11 %), rentedekking (6 %), RTV (33 %),<br />
winstmarge (17 %), omloopsnelheid activa (22 %) en kapitaalintensiteit (11 %).<br />
b De marktsituatie<br />
De Marktsituatie (M) van de bestudeerde onderneming kan opgedeeld worden in<br />
‘concurrentiescore’ en ‘marktpositie’. Om deze te bepalen worden de volgende kengetallen<br />
gebruikt:
Concurrentiescore (cf. bronnen van concurrentie, hoofdstuk 2)<br />
- machtspositie leveranciers (aantal leveranciers, alternatieve leveranciers,<br />
omschakelingskosten);<br />
- machtspositie afnemers (aantal afnemers, omzetpercentage bij de vier grootste afnemers);<br />
- potentiële concurrentie (aantal substituutproducten, omschakelingskosten naar<br />
substituutproducten);<br />
- dreiging nieuwe toetreders (toetreders afgelopen vijf jaren, toetreders komende vijf jaren,<br />
problemen door nieuwe toetreders);<br />
- marktaandeel vier grootste aanbieders (omzetpercentage bij vier grootste aanbieders).<br />
Marktpositie (cf. evolutie van de bedrijfstak, hoofdstuk 2)<br />
- omzetverandering eigen bedrijf voor de afgelopen vier en de komende vijf jaren (in<br />
procenten per jaar);<br />
- verandering marktaandeel eigen bedrijf voor de afgelopen vier en de komende vijf jaren<br />
(in procenten per jaar).<br />
Het rekenkundig gemiddelde van de scores op het gebied van de machtspositie leveranciers,<br />
machtspositie afnemers, potentiële concurrentie, dreiging van nieuwe toetreders en<br />
marktaandeel vier grootste aanbieders bepaalt de concurrentiescore. De score voor de<br />
marktpositie wordt bepaald door het rekenkundig gemiddelde te nemen voor de score met<br />
betrekking tot de omzetverandering en de verandering van het marktaandeel voor de<br />
afgelopen vier en de komende vijf jaren. De marktsituatie wordt bepaald door het<br />
rekenkundig gemiddelde te nemen van de concurrentiescore en de marktpositie.<br />
c De internationale omgeving<br />
De score met betrekking tot de Internationale Omgeving (IO) wordt bepaald door de omvang<br />
van de omzet die het bedrijf haalt in het buitenland en door het relatief belang van de<br />
milieueisen in deze afzetlanden. Indien een zeer groot deel van de omzet<br />
(bijvoorbeeld > 80 %) gerealiseerd wordt in een ander land waar minder strenge milieueisen<br />
zijn, spreekt het voor zich dat de mogelijkheid om extra milieukosten door te rekenen aan de<br />
(buitenlandse) afnemers, zonder dat een omzetdaling optreedt, erg beperkt zal zijn.<br />
De bepaling van de toestand van de internationale omgeving gebeurt niet door middel van een<br />
score 94 maar wordt vastgelegd op basis van een aantal algemene vragen met betrekking tot de<br />
export en de kenmerken van de landen naar waar geëxporteerd wordt.<br />
94<br />
Het enige element waar een score aan toegekend wordt, is het percentage van de omzet dat behaald wordt in<br />
landen met minder strenge milieueisen.
11.3 De scores voor het Weerstandsvermogen en de Marktsituatie<br />
Zowel bij de individuele kengetallen <strong>als</strong> bij het Weerstandsvermogen en de Marktsituatie<br />
werkt MIOW + met scores: getallen worden, aan de hand van vooraf bepaalde kritische<br />
grenzen, omgezet in scores tussen 1 en 5. Een score van 1 betekent dat de waarde van het<br />
kengetal te omschrijven is <strong>als</strong> "zeer slecht", een score van 2 "slecht", score 3 "redelijk", score<br />
4 "goed" en score 5 "zeer goed".<br />
Het Weerstandsvermogen wordt bepaald door het gewogen gemiddelde te nemen van de<br />
afzonderlijke kengetallen. Op basis van de eindscore van het Weerstandsvermogen wordt<br />
bepaald of de onderneming zich in een onveilige, onzekere of veilige situatie bevindt. De<br />
eerste kolom van tabel b.29 geeft de waarden van het Weerstandsvermogen en de scores die<br />
daaraan gekoppeld worden.<br />
De eindscore van de Marktsituatie wordt bepaald door het rekenkundig gemiddelde te nemen<br />
van de scores van de markt- en de concurrentiekenmerken. Op basis van deze eindscore<br />
wordt dan het doorrekeningspercentage van de milieukosten bepaald. De tweede kolom van<br />
tabel b.29 geeft de omschrijving van de in MIOW + opgenomen scores met de bijhorende<br />
kritische grenzen.<br />
Tabel b.29: scores voor de kengetallen van het Weerstandsvermogen (W)<br />
en de Marktsituatie (M)<br />
Weerstandsvermogen (W1 en W2) Marktsituatie (M) en doorrekening 95<br />
score < 1,5<br />
onveilig<br />
score 1,5 - 2,5<br />
onzeker<br />
score > 2,5<br />
veilig<br />
Bron: van der Woerd e.a., 1996.<br />
Score < 2,5<br />
0% van de milieukosten doorrekenen<br />
Score 2,5 - 3,5<br />
25% van de milieukosten doorrekenen<br />
Score > 3,5<br />
50% van de milieukosten doorrekenen<br />
95 Alvorens dit doorrekeningspercentage toe te passen wordt eerst nog gekeken naar de Internationale<br />
Omgeving.
BIJLAGE 12: DE JAARREKENINGEN VAN DE GEMIDDELDE<br />
BEDRIJVEN UIT DE GROENTE- EN<br />
FRUITVERWERKENDE NIJVERHEID<br />
In de tabellen b.30-b.33 wordt een overzicht gegeven van de jaarrekening van de gemiddelde<br />
bedrijven uit de deelsectoren diepvries, conserven, aardappelverwerking en aardappelschillers<br />
die rechtstreeks leveren aan de versmarkt. Deze gegevens werden in rekening gebracht bij de<br />
bepaling van de socio-economische doorlichting (zie hoofdstuk 2) en de economische<br />
haalbaarheid van een aantal scenario's (zie hoofdstukken 5 en 7).<br />
Tabel b.30: jaarrekening van de gemiddelde onderneming<br />
uit de diepvriessector (in kBEF)<br />
1995 1996<br />
ACTIVA 862.168 945.232<br />
VASTE ACTIVA 236.402 264.358<br />
I. Oprichtingskosten 53 34<br />
II. Immateriële Vaste Activa 0 13<br />
III. Materiële Vaste Activa 191.311 221.043<br />
IV. Financiële Vaste Activa 45.038 43.268<br />
VLOTTENDE ACTIVA 625.766 680.874<br />
V. Vorderingen >1j<br />
VI. Voorraden 248.644 280.181<br />
VII. Vorderingen 1j 98.669 97.172<br />
IX. Schulden
Tabel b.31: jaarrekening van de gemiddelde onderneming<br />
uit de conservenindustrie (in kBEF)<br />
1995 1996<br />
ACTIVA 980.541 1.023.320<br />
VASTE ACTIVA 239.614 234.763<br />
I. Oprichtingskosten 0 0<br />
II. Immateriële Vaste Activa 99 72<br />
III. Materiële Vaste Activa 95.164 87.019<br />
IV. Financiële Vaste Activa 144.351 147.672<br />
VLOTTENDE ACTIVA 740.927 788.557<br />
V. Vorderingen >1j 3.993 2.953<br />
VI. Voorraden 408.165 465.629<br />
VII. Vorderingen 1j 173.925 171.817<br />
IX. Schulden
Tabel b.32: jaarrekening van de gemiddelde onderneming<br />
uit de aardappelverwerkende nijverheid (in kBEF)<br />
1995 1996<br />
ACTIVA 659.484 681.081<br />
VASTE ACTIVA 356.901 356.649<br />
I. Oprichtingskosten 54 36<br />
II. Immateriële Vaste Activa 30.980 0<br />
III. Materiële Vaste Activa 261.598 266.371<br />
IV. Financiële Vaste Activa 64.269 90.242<br />
VLOTTENDE ACTIVA 302.583 324.432<br />
V. Vorderingen >1j 1.816 1.948<br />
VI. Voorraden 79.769 72.985<br />
VII. Vorderingen 1j 125.749 97.964<br />
IX. Schulden
Tabel b.33: jaarrekening van de gemiddelde aardappelschiller<br />
(in kBEF)<br />
1995<br />
ACTIVA 19.778<br />
VASTE ACTIVA 14.161<br />
I. Oprichtingskosten 0<br />
II. Immateriële Vaste Activa 1.080<br />
III. Materiële Vaste Activa 10.484<br />
IV. Financiële Vaste Activa 2.597<br />
VLOTTENDE ACTIVA 5.617<br />
V. Vorderingen >1j 0<br />
VI. Voorraden 939<br />
VII. Vorderingen 1j 6.123<br />
IX. Schulden
BIJLAGE 13: TECHNIEKBLADEN
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Zeef<br />
TECHNIEKBLAD 1<br />
ROOSTER<br />
Doel:<br />
Verwijderen van grove delen en zwevende stoffen uit het ruw afvalwater.<br />
Principe:<br />
Een rooster is opgebouwd uit een reeks parallelle staven of lamellen (met een<br />
spleetopening tot 50 mm) en heeft <strong>als</strong> doel zeer grove delen (b.v. takken, …) uit het<br />
ruw afvalwater te verwijderen. Water en kleinere delen migreren doorheen het<br />
rooster; het roostergoed (grove delen) dient regelmatig verwijderd te worden (b.v. met<br />
behulp van een hark (manueel), schraper (automatisch), …).<br />
Milieuvoordeel:<br />
Door ruw afvalwater te ontdoen van zijn grove delen, wordt voorkomen dat<br />
onderdelen van de afvalwaterzuiveringsinstallatie (b.v. pompen, leidingen, …)<br />
beschadigd worden.<br />
Financiële aspecten 1 :<br />
De investeringskost voor een manueel rooster met debieten tussen de 10-100 m³/u kan<br />
worden geschat tussen de 70 000-120 000 BEF. De werkingskost van een manueel<br />
rooster is verwaarloosbaar (
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Zeef<br />
TECHNIEKBLAD 2<br />
ZEEFBOCHT<br />
Doel:<br />
Verwijderen van grove delen en zwevende stoffen uit het ruw afvalwater.<br />
Principe:<br />
Ruw afvalwater wordt over een zeef geleid, die opgesteld staat onder een bepaalde<br />
hoek. De grove delen (>0,5 mm) blijven achter op het zeefoppervlak, dat regelmatig<br />
gereinigd dient te worden (b.v. met behulp van een hark (manueel), schraper<br />
(automatisch), …). Water en fijne deeltjes migreren vertikaal doorheen de zeef.<br />
Figuur 2 :<br />
Milieuvoordeel:<br />
Door ruw afvalwater te ontdoen van zijn grove delen, wordt voorkomen dat<br />
onderdelen van de afvalwaterzuiveringsinstallatie (b.v. pompen, leidingen, …)<br />
beschadigd worden.<br />
Financiële aspecten 3 :<br />
Investeringskost: 500 000 BEF<br />
Totale jaarlijkse kost: 240 000 BEF/jr<br />
Totale kost per m³: 2 BEF/m³<br />
2 Bron: Van Deventer, W.T. (1994)<br />
3 Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>) (dd.26/10/98)
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Zeef<br />
TECHNIEKBLAD 3<br />
TROMMELZEEF<br />
Doel:<br />
Verwijderen van grove delen en zwevende stoffen uit het ruw afvalwater.<br />
Principe:<br />
Een trommelzeef bestaat uit een roterende geperforeerde cilinder waardoor ruw<br />
afvalwater horizontaal stroomt. Afvalwater en kleine deeltjes migreren vertikaal<br />
doorheen de zeef (gedeelte van de cilinder dat zich onderaan bevindt); grove delen<br />
kleven tegen de binnenzijde van de cilinder en worden meegevoerd met het roterend<br />
systeem. Boven aan het systeem bevinden zich sproeikoppen, die <strong>als</strong> functie hebben<br />
het losmaken van de grove delen. Deze fractie valt in een vergaarbak en wordt<br />
vervolgens via een vijzelsysteem afgevoerd.<br />
Figuur 4 :<br />
4 Bron: Hogere Cursus Afvalwaterzuivering KVIV (1999)
Milieuvoordeel:<br />
Door ruw afvalwater te ontdoen van zijn grove delen, wordt voorkomen dat<br />
onderdelen van de afvalwaterzuiveringsinstallatie (b.v. pompen, leidingen, …)<br />
beschadigd worden.<br />
Financiële aspecten 5 :<br />
De investeringskost voor een roterende trommelzeef (diameter zeefopeningen<br />
0,5 mm) met een debiet van 20-25 m³/h kan worden geschat op 700 000-900 000<br />
BEF. De werkingskost wordt geschat op ongeveer 0,5 BEF/m³.<br />
5 Bron: De heer de Vreugd (TNO-RT) uit BBT voor de wasserijen (199x)
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Sedimentatie<br />
TECHNIEKBLAD 4<br />
ZANDVANG (b.v. hydrocycloon)<br />
Doel:<br />
Verwijderen van bezinkbare delen (meer bepaald zanddeeltjes met een diameter<br />
groter dan 0,2 mm) uit het ruw afvalwater.<br />
Principe:<br />
Bij de hydrocycloon gebeurt afscheiding van vaste deeltjes uit de vloeistofstroom<br />
onder invloed van de centrifugaalkracht. Deze kracht is het gevolg van een<br />
wervelstroming, veroorzaakt door de tangentiële invoer van de voedingsstroom in een<br />
cilindrisch-conisch gevormd lichaam.<br />
Afvalwater wordt dus tangentieel boven aan de zandvanger ingebracht waardoor de<br />
watermassa een draaiende beweging maakt. Eventueel worden peddels ingebouwd in<br />
het systeem om circulatie van het water te onderhouden bij lagere debieten en om het<br />
lichter organisch materiaal in suspensie te houden. Zanddeeltjes zetten zich af tegen<br />
de wand van de hydrocycloon, glijden langsheen de wand naar beneden en komen<br />
terecht in de zandput. Van hieruit wordt het zand door middel van een pompsysteem<br />
afgevoerd.<br />
Figuur:<br />
Tangentiële toevoer<br />
Voeding<br />
Overflow (geklaarde vloeistof)<br />
Underflow<br />
Cylindrisch gedeelte<br />
Conisch gedeelte<br />
Apex
Milieuvoordeel:<br />
Door verwijdering van zanddeeltjes (harde siliciumverbinding met erosieve en<br />
abrasieve eigenschappen) uit het afvalwater wordt overmatige slijtage voorkomen van<br />
bepaalde onderdelen van de waterzuiveringsinstallatie (b.v. pompen, buizen,<br />
ventielen, …)<br />
Financiële aspecten:<br />
Voor een systeem met een capaciteit van 100 m³/u wordt de investeringskost geschat<br />
op 2 MBEF. De geschatte werkingskost 6 bedraagt 2 BEF/m³.<br />
7<br />
Investeringskost: 500 000 BEF<br />
Totale jaarlijkse kost: 250 000 BEF/jr<br />
Totale kost per m³: 2,08 BEF/m³<br />
Opmerking 8 :<br />
Veelal worden betonnen bezinkingsbekkens toegepast, specifiek op het waswater.<br />
Hiervan kan de investeringskost geschat worden op 2-3 MBEF en de jaarlijkse<br />
werkingskost op ±200 000 BEF. De systemen met een cycloonafscheider vergen een<br />
hoge exploitatiekost gezien het zeer abrasieve karakter (slijtage op pompen en toestel,<br />
toezicht, enz.).<br />
6 Environmental Technology Monographs Handbook (1996)<br />
7 Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)<br />
8 Schriftelijke mededeling door R. Cools (VEGEBE/BELGAPOM)
TECHNIEKBLAD 5<br />
FLOTATIE MET BEHULP VAN OPBORRELENDE LUCHT<br />
DISSOLVED AIR FLOTATION (DAF) 9<br />
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Flotatie<br />
Doel:<br />
Verwijderen van zwevende stoffen (b.v. zetmeel, vet en olie, …) uit het ruw<br />
afvalwater.<br />
Principe<br />
Lucht wordt <strong>als</strong> fijn verdeelde bellen ingebracht in het te behandelen afvalwater.<br />
Stoffen die hydrofoob (waterafstotend) zijn (b.v. vet en olie) zullen zich aan deze<br />
luchtbellen hechten. Hierdoor wordt de densiteit van deze deeltjes kleiner dan deze<br />
van water en gaan ze naar het wateroppervlak migreren. Door toevoeging van<br />
oppervlakte-actieve stoffen is het mogelijk om deeltjes, die van nature uit niet<br />
waterafstotend zijn (b.v. zetmeel), toch hydrofoob te maken. De gevormde drijflaag<br />
dient regelmatig verwijderd te worden (b.v. automatisch met behulp van een<br />
schraaparm).<br />
Milieuvoordeel:<br />
Zwevende stoffen verhinderen de goede werking van b.v. UASB-systeem (anaërobe<br />
voorzuivering). Het zoveel mogelijk verwijderen van zwevende stoffen tijdens de<br />
primaire zuivering d.m.v. flotatie (virtuele eindconcentratie nul) maakt het afvalwater<br />
geschikt voor secundaire behandeling (anaërobe voorzuivering). Het huidig UASBsysteem<br />
is echter minder onderhevig aan verstopping door zwevende stoffen<br />
(slibkorrels treden op filter), waardoor verwijdering van de zwevende stoffen d.m.v.<br />
flotatie niet meer nodig is <strong>als</strong> voorbereiding op de anaërobe zuiveringsstap. In de<br />
aardappelverwerkende sector blijft de flotator / lamellenscheider echter van<br />
toepassing voor de verwijdering van vetten uit het afvalwater.<br />
Financiële aspecten:<br />
Meer dan 50% (dit betreft 0,02-0,2 kWh per m³) van het energiegebruik is gericht op<br />
het genereren / introduceren van gasbellen in het afvalwater.<br />
De investeringskost van een DAF-systeem kan geschat worden op 20 000- 400 000<br />
BEF/m³ systeemvolume (inclusief randapparatuur, exclusief eventuele voor en / of<br />
nabehandelingsapparatuur). De exploitatiekosten liggen meestal tussen de 2-40<br />
BEF/m³. (Joziasse, J. et al., 1992)<br />
9 Joziasse, J. et al. (1992) vermeldt volgende alternatieve methoden: IAF (Induced Air Flotation),<br />
elektrochemische flotatie en chemische flotatie.
10 Investeringskost: 4 000 000 BEF<br />
Totale jaarlijkse kost: 960 000 BEF/jr<br />
Totale kost per m³: 8 BEF/m³<br />
10 Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Flotatie<br />
TECHNIEKBLAD 6<br />
LAMELLENSCHEIDER<br />
Doel:<br />
Verwijderen van zwevende stoffen (b.v. zetmeel, vet en olie, …) uit het ruw<br />
afvalwater.<br />
Principe<br />
In een lamellenscheider zijn een reeks van parallelle platen (lamellen) onder een hoek<br />
van 45° geplaatst. Afvalwater wordt boven aan het systeem ingebracht. De<br />
zwevende stoffen, aanwezig in het afvalwater, dienen slechts over een beperkte<br />
afstand op te drijven om de onderzijde van één van de lamellen te bereiken. Deze<br />
stoffen, met een densiteit kleiner dan die van water, vloeien vervolgens doorheen het<br />
lamellenpakket naar de oppervlakte, waar ze verwijderd dienen te worden.<br />
Door toepassing van deze techniek kunnen eveneens deeltjes met een densiteit die<br />
groter is dan die van water sneller tot bezinking worden gebracht. Deze deeltjes<br />
dienen slechts over een beperkte afstand te bezinken om de bovenzijde van één van de<br />
lamellen te bereiken. De deeltjes rollen vervolgens langsheen de plaat naar de bodem<br />
en worden onderaan het systeem afgescheiden.<br />
Figuur 11 :<br />
Milieuvoordeel:<br />
Zwevende stoffen kunnen op relatief eenvoudige wijze en tegen lage energiekosten<br />
worden verwijderd uit het afvalwater door middel van een lamellenseparator.<br />
11 Bron: Van Deventer, W.T. (1994)
Zwevende stoffen verhinderen de goede werking van b.v. UASB-systeem (anaërobe<br />
voorzuivering) 12 . Het zoveel mogelijk verwijderen van zwevende stoffen tijdens de<br />
primaire zuivering d.m.v. flotatie (virtuele eindconcentratie nul) maakt het afvalwater<br />
geschikt voor secundaire behandeling (anaërobe voorzuivering). Het huidig UASBsysteem<br />
is echter minder onderhevig aan verstopping door zwevende stoffen<br />
(slibkorrels treden op filter), waardoor verwijdering ven de zwevende stoffen d.m.v.<br />
flotatie niet meer nodig is <strong>als</strong> voorbereiding op de anaërobe zuiveringsstap 13 . In de<br />
aardappelverwerkende sector blijft de flotator / lamellenscheider echter van<br />
toepassing voor de verwijdering van vetten uit het afvalwater 14 .<br />
Financiële aspecten 15 :<br />
Geschatte investeringskost voor een systeem met een capa van 25m³/u bedraagt<br />
ongeveer 4 MBEF. De werkingskost kan variëren tussen de 20-100 BEF/m³.<br />
12 Mondelinge mededeling door S. Laridon tijdens bedrijfsbezoek d'Arta (dd. 24/08/98)<br />
13 Mondelinge mededeling door JP. Debackere d'Arta (dd. 26/05/99)<br />
14 Mondelinge mededeling door A. Wallays Agristo (dd. 31/05/99)<br />
15 Environmental Technology Monograph Handbook (1996)
TECHNIEKBLAD 7<br />
MENGTANK, BUFFER-, NEUTRALISATIE-<br />
OF VOORBEZINKINGSBEKKEN<br />
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Mengtank, buffer-, neutralisatie- of voorbezinkingsbekken<br />
Doel:<br />
Piekhoeveelheden/tekorten in de te behandelen afvalwaterstroom worden opgevangen<br />
door het primair behandeld afvalwater naar een bufferbekken te leiden. Van daaruit<br />
kan de secundaire zuiveringsstap continu worden gevoed.<br />
Sterke fluctuaties in de samenstelling van het te behandelen afvalwater kunnen<br />
voorkomen / beperkt worden door het primair behandeld afvalwater te verzamelen in<br />
een bekken. Indien nodig dient de pH gecorrigeerd te worden (b.v. door toevoeging<br />
van NaOH indien het afvalwater te sterk verzuurd is, door primair afvalwater te<br />
mengen met een hoeveelheid anaëroob behandeld afvalwater met een groot bufferend<br />
vermogen (zie verder), …).<br />
Afvalwater wordt in een wachtbekken gebracht; <strong>als</strong> gevolg van de gravitatie zakken<br />
de bezinkbare deeltjes uit. De bezinkbare deeltjes blijven op de bodem van het<br />
bekken achter, terwijl het afvalwater naar de volgende zuiveringsstap wordt gebracht.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Het geklaarde effluent van de primaire zuivering kan verder behandeld worden in de<br />
secundaire zuiveringsstap.<br />
Financiële aspecten:<br />
De investeringskost is afhankelijk van de dimensionering van het bekken. De rente en<br />
afschrijving kunnen geschat worden op ongeveer 10% van de investering per jaar. De<br />
energiekosten zijn meestal verwaarloosbaar, <strong>als</strong>ook de kosten van arbeid indien het<br />
een eenvoudig systeem betreft. Voor een eenvoudig systeem met een capa >800m³/u<br />
kunnen de kosten geschat worden op 1-2 BEF/m³ (Joziasse, J. et al., 1992).<br />
16 Investeringskost: 500 000 BEF<br />
Totale jaarlijkse kost: 360 000 BEF/jr<br />
Totale kost per m³: 3 BEF/m³<br />
16 Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
TECHNIEKBLAD 8<br />
NATUURLIJKE GISTING<br />
Zuiveringsgroep: Secundaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Anaërobe voorzuivering (facultatief)<br />
Doel:<br />
Verwijderen van voornamelijk organische vervuiling (BOD en COD) uit het primair<br />
behandelde afvalwater.<br />
Principe:<br />
Indien afvalwater gedurende een bepaalde tijd ongemoeid blijft (b.v. in een<br />
voorbezinkingsbekken, …), dan treedt er natuurlijke gisting op. Dit proces kan<br />
beschouwd worden <strong>als</strong> een zeer éénvoudige vorm van anaërobie. Organische<br />
componenten uit het afvalwater (COD en BOD) worden tijdens deze zuiveringsstap<br />
tot 80% afgebroken.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Door toepassing van aërobe voorzuivering zal o.a. de organische belasting van het<br />
afvalwater sterk gereduceerd worden, zodat de aërobie minder belast is (afbraak van<br />
organische stoffen met behulp van zuurstof).<br />
Financiële aspecten:<br />
Verwaarloosbaar (?)
TECHNIEKBLAD 9<br />
ANAËROBIE GEÏNCORPOREERD IN DE AËROBE ZUIVERINGSSTAP<br />
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Secundaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Anaërobe voorzuivering (facultatief)<br />
Doel:<br />
Verwijderen van voornamelijk organische vervuiling (BOD en COD) uit het primair<br />
behandelde afvalwater.<br />
Principe<br />
Indien afvalwater ingebracht wordt in een zone van de aërobe reactor waar niet wordt<br />
belucht, dan zullen anaërobe processen, hetzij in beperkte mate, optreden. Het<br />
invoeren van één of meerdere anaërobe zones in het actief slibproces heeft <strong>als</strong><br />
bijkomend voordeel dat fosfaataccumulerende bacteriën in hun groei gestimuleerd<br />
worden. Deze groep van bacteriën (b.v. Acinetobacter) is in staat om extra fosfaat<br />
onder de vorm van polyfosfaten op te nemen. (proces = biologische defosfatering)<br />
Milieuvoordeel:<br />
Door toepassing van aërobe voorzuivering zal o.a. de organische belasting van het<br />
afvalwater sterk gereduceerd worden, zodat de aërobie minder belast is (afbraak van<br />
organische stoffen met behulp van zuurstof).<br />
Financiële aspecten:<br />
Verwaarloosbaar (?)
TECHNIEKBLAD 10<br />
UPFLOW ANAËROBIC SLUDGE BLANCKET (UASB)<br />
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Secundaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Anaërobe voorzuivering (facultatief)<br />
Doel:<br />
Verwijderen van voornamelijk organische vervuiling (BOD en COD) uit het primair<br />
behandelde afvalwater<br />
Principe:<br />
Primair behandeld afvalwater (±15 m³) wordt opgewarmd (b.v. door een gasmotor op<br />
biogas, geproduceerd tijdens de anaërobe zuiveringsstap) tot een temperatuur van<br />
±45°C en samen met effluent uit de anaërobie (±30 m³) in een mengtank gebracht.<br />
Het effluent uit de anaërobie wordt gekenmerkt door een groot bufferend vermogen<br />
(pH 6-7); vers afvalwater daarentegen gaat gemakkelijk verzuren. Het gevormde<br />
afvalwatermengsel met een optimale temperatuur (±35°C) en pH (6-7) wordt in de<br />
UASB-reactor gebracht voor behandeling. Tijdens deze anaërobe fase worden lange<br />
koolstofketens, in opeenvolgende stappen door specifieke bacteriën, afgebroken,<br />
waarbij o.a. CH4, H2S, CO2 en H2 gevormd worden. Het gevormde biogas 17 wordt<br />
afgeleid en kan gevaloriseerd of afgefakkeld worden.<br />
Organische componenten uit het afvalwater (COD en BOD) worden tijdens deze<br />
zuiveringsstap 80-90% 18 afgebroken.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Een groot gedeelte (80-90%) van de organische belasting (COD en BOD) van het<br />
afvalwater kan in de anaërobe (voor)zuiveringsstap reeds worden afgebroken.<br />
Hierdoor is minder zuurstof vereist voor de verdere afbraak van deze componenten<br />
tijdens de aërobe fase (=kostenbesparing).<br />
De hoeveelheid slib die gevormd wordt tijdens de anaërobe zuiveringsstap is zeer<br />
beperkt in vergelijking met de hoeveelheid gevormd aëroob slib.<br />
17 Globale samenstelling van droog biogas: CH4 (75 vol%), CO2 (20 vol%), N2 (
Financiële aspecten 19 :<br />
De investeringskost voor een UASB-reactor met een capaciteit van 25 m³/u, berekend<br />
voor een afvalwater met een COD-belasting van 30 000 mg/l, wordt geschat op 120<br />
MBEF. De werkingskost wordt geschat op 40 BEF/m³.<br />
20 Investeringskost: 35 000 000 BEF<br />
Totale jaarlijkse kost: 7 200 000 BEF/jr<br />
Totale kost per m³: 60 BEF/m³<br />
19<br />
Environmental Technology Monograph Handbook (1996)<br />
20<br />
Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>) (dd.26/10/98); situatie waarbij het gevormde biogas<br />
niet voor 100% wordt gevaloriseerd
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
TECHNIEKBLAD 11<br />
ACTIEF SLIB PROCES<br />
Zuiveringsgroep: Secundaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Aërobe zuivering<br />
Doel:<br />
Verwijderen van de organische vervuiling (BOD, COD), samen met stikstof (N) en in<br />
beperkte mate fosfor (P) uit het afvalwater.<br />
Principe:<br />
Algemeen:<br />
De organische vervuiling (COD, BOD) in het afvalwater wordt tijdens de<br />
anaërobe zuiveringsstap afgebroken in aanwezigheid van zuurstof. Zuurstof<br />
wordt door een systeem van beluchters (oppervlaktebeluchters,<br />
dieptebeluchters, …) ingebracht in het te behandelen afvalwater. In<br />
uitzonderlijke omstandigheden wordt gebruik gemaakt van zuivere zuurstof =<br />
duur).<br />
Nitrificatie:<br />
Stikstof, meestal aanwezig in het afvalwater gebonden aan organische<br />
verbindingen (eiwitten, nucleïnezuren, ureum, …) of onder de vorm van<br />
ammonium, wordt tijdens de aërobe zuivering omgezet tot nitraat (NO3 - ). Deze<br />
omzetting wordt 'nitrificatie' genoemd. Tijdens een eerste stap wordt<br />
ammoniumstikstof in aanwezigheid van zuurstof omgezet naar nitriet (trage<br />
omzetting door Nitrosomonas); het gevormde nitriet wordt vervolgens in een<br />
tweede stap omgezet tot nitraat (snelle omzetting door Nitrobacter).<br />
Defosfatatie 21 :<br />
Tijdens de het actief-slibproces kunnen omstandigheden (invoeren van anaërobe<br />
zones) gecreëerd worden waarbij fosfaataccumulerende bacteriën (b.v.<br />
acinetobacter) worden aangerijkt. Deze aërobe bacteriën zijn in staat om, naast<br />
de normale hoeveelheid fosfaat die nodig is voor b.v. celgroei, extra fosfaat op<br />
te slaan in de cel onder de vorm van polyfosfaten (tot 12% massa% P).<br />
Milieuvoordeel:<br />
Het biologisch behandelen van afvalwater draagt er in sterke mate toe bij dat de<br />
effluentkwaliteit voldoende goed is om het afvalwater te lozen op riool (of eventueel<br />
oppervlaktewater).<br />
21 Bron: Baeyens, J. et al. (1995); van Deventer, W.T. (1994)
Financiële aspecten:<br />
De investeringskost van een biologisch systeem is sterk afhankelijk van het<br />
gehanteerde type. Voor een concreet bedrijf in de groenten- en fruitverwerkende<br />
nijverheid kan de investeringskost voor de biologische zuiveringsinstallatie geschat<br />
worden op ongeveer 30-50 MBEF 22 (gemiddeld 40 MBEF); werkingskost ongeveer 2<br />
MBEF/jaar.<br />
Gevaerts, W. et al. (1998) vermeldt volgende kosten voor het behandelen van<br />
grondwater met behulp van een biologische waterzuivering aëroob met slib op de<br />
drager:<br />
tot 10 m³/uur: 10 BEF per m³<br />
10-20 m³/uur: 8 BEF per m³<br />
20-30 m³/uur: 6 BEF per m³<br />
23 Investeringskost: 20 000 000 BEF<br />
Totale jaarlijkse kost: 5 400 000 BEF/jr<br />
Totale kost per m³: 45 BEF/m³<br />
Bijkomende aspecten:<br />
Secundair slib (voornamelijk aëroob slib) dat <strong>als</strong> secundaire grondstof naar de<br />
landbouw wordt afgevoerd is onderhevig aan de MAP-reglementering (o.a. dient de<br />
uitrijregeling gerespecteerd te worden).<br />
22 In de literatuur (Environmental Technology Monograph Handbook (1996)) staan gegevens voor<br />
investeringskost vermeld tot 200 MBEF.<br />
23 Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
TECHNIEKBLAD 12<br />
DENITRIFICATIE<br />
Zuiveringsgroep: Secundaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Anaërobe nazuivering (facultatief)<br />
Doel:<br />
Verdere afbraak van stikstof dat onder de vorm van nitraat (NO3 - ) aanwezig is in het<br />
afvalwater.<br />
Principe:<br />
Het aanwezige nitraat dat tijdens de aërobe zuiveringsstap (nitrificatiestap) gevormd<br />
werd, kan verder afgebroken worden tijdens een anaërobe nazuivering, meer bepaald<br />
via denitrificatie. Nitraat wordt door denitrificerende bacteriën, via een aantal<br />
tussenstappen, omgezet tot het onschadelijke stikstofgas (N2). Enkele voorbeelden<br />
van denitrificerende bacteriën zijn: Paracoccus denitrificans en Pseudomonas<br />
denitrificans.<br />
(proces = biologische stikstofverwijdering)<br />
Milieuvoordeel:<br />
Verregaande verwijdering van stikstof uit het afvalwater verhoogt de kwaliteit van het<br />
effluent (b.v. i.g.v. strenge lozingsnorm voor stikstof).<br />
Financiële aspecten:<br />
Verwaarloosbaar (?), verrekend in de gehele biologische zuivering.
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
TECHNIEKBLAD 13<br />
NABEZINKING<br />
Zuiveringsgroep: Secundaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Nabezinking<br />
Doel:<br />
Slib dat tijdens de secundaire zuivering werd gevormd (= secundair slib) wordt<br />
afscheiden van het afvalwater door inwerking van de gravitatie.<br />
Principe:<br />
Een gedeelte van het bezonken slib (= retourslib) wordt teruggebracht in het actief<br />
slibsysteem. Het te veel aan slib (= spuislib) wordt afgevoerd (<strong>als</strong> secundaire<br />
grondstof naar de landbouw).<br />
Het heldere effluent verlaat het nabezinkingsbekken via een overloop.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Helder effluent kan, tenminste indien het voldoet aan de lozingsnormen, via een<br />
meetgoot geloosd worden ofwel rechtstreeks vanuit de nabezinker ofwel vanuit een<br />
stockagebassin (secundair effluent) in het geval van pieklozingen.<br />
Indien het effluent verregaand gezuiverd dient te worden, ondergaat het een tertiaire<br />
behandeling.<br />
Financiële aspecten 24 ::<br />
Voor de zuivering van 120 000 m³/jaar afvalwater (aan 20 m³/u) is een voldoende<br />
grote bezinker nodig, vooral bij aërobe zuivering gezien de moeilijke bezinkbaarheid<br />
van het gevormde slib. De investeringskost van dergelijke nabezinker kan geschat<br />
worden op 5 MBEF en de jaarlijkse investeringkost bedraagt ongeveer 300 000 BEF.<br />
24 Schriftelijke mededeling door R. Cools (VEGEBE/BELGAPOM)
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />
TECHNIEKBLAD 14<br />
RIETVELDEN 25<br />
Zuiveringsstap: Biologische nutriëntverwijdering<br />
Doel:<br />
Tertiaire zuivering door middel van rietvelden heeft <strong>als</strong> doel het effluent van de<br />
secundaire zuivering verder te zuiveren (verwijdering van organische, anorganische<br />
en zwevende stoffen).<br />
Principe:<br />
Een rietveld is in wezen een rechthoekig bassin, gevuld met een grindlaag 26 , die van<br />
de natuurlijke bodem afgescheiden is door middel van een ondoorlatende folie. De<br />
grindlaag is begroeid met riet. Het riet zorgt enerzijds voor zuurstoftoevoer in het<br />
bassin via de worteltoppen en anderzijds vormen deze worteltoppen een<br />
aanhechtingsplaats voor micro-organismen. De zuiverende werking van een rietveld<br />
omvat o.a. biochemische oxidatieve afbraak van organische stoffen, chemische<br />
oxidatie en reductie, opname van nutriënten door de planten of andere organismen,<br />
vernietiging van schadelijke organismen.<br />
Figuur 27 :<br />
Milieuvoordeel:<br />
Rietvelden zijn vrij eenvoudig toepasbaar <strong>als</strong> bijkomende zuiveringsstap voor de<br />
behandeling van effluent van de secundaire zuivering. Volgende gemiddelde<br />
reducties worden in de literatuur aangegeven: BOD >80%, COD >50%, ZS >80%, N<br />
>35% en P >20%. Bovendien zijn rietvelden erg geschikt om grote neerslagdebieten<br />
te verwerken.<br />
25 Bron: Baeyens, J. et al (1995)<br />
26 Grinddeeltjes hebben een afmeting van 5-10 mm<br />
27 Baeyens J. et al (1995)
Financiële aspecten 28 :<br />
De investeringskost voor een rietveld is afhankelijk van de gewenst capaciteit (b.v.<br />
200 000 BEF voor een systeem voor de zuivering van 20 IE)<br />
Opmerkingen 29 :<br />
Dit systeem is toepasbaar voor de behandeling van huishoudelijk en industrieel<br />
afvalwater op kleine schaal (± 100 IE).<br />
28 Bron: Environmental Technology Monographs Handbook, ENVI TECH Consult, Nederland (1996)<br />
29 Bron: Environmental Technology Monographs Handbook, ENVI TECH Consult, Nederland (1996)
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />
TECHNIEKBLAD 15<br />
COAGULATIE/FLOCCULATIE<br />
Zuiveringsstap: Chemische nutriëntverwijdering door toevoeging van<br />
chemicaliën<br />
Doel:<br />
Verwijderen van zwevende deeltjes (diameter 0,01-10 µm) onder vorm van vlokken,<br />
door toevoeging van coagulatie- of flocculatiemiddelen. De gevormde vlokken<br />
vertonen een sterk adsorptief vermogen, waardoor organische stoffen (COD, BOD),<br />
fosfaten, nitraten, … eveneens worden afgescheiden.<br />
Coagulatie/flocculatie dient steeds gevolgd te worden door een nabehandelingsstap<br />
(b.v. flotatie, lamellenafscheider, filtratie over een zandfilter of membraanfiltratie) om<br />
de gevormde vlokken uit het afvalwater te verwijderen.<br />
Coagulatie<br />
Principe:<br />
Coagulatie heeft <strong>als</strong> doel het destabiliseren van deeltjes. Afstotingskrachten tussen<br />
deeltjes worden opgeheven door neutralisatie van de negatieve lading van deze<br />
deeltjes. Algemeen zijn coagulatiemiddelen positieve ionen met een hoge valentie<br />
(b.v.FeCl3, Fe2(SO4)3, Al2(SO4)3, …).<br />
Flocculatie<br />
Principe:<br />
Flocculatie heeft <strong>als</strong> doel om vlokvorming en vlokgroei van gedestabiliseerde deeltjes<br />
te bevorderen, waardoor deze deeltjes beter afscheidbaar worden <strong>als</strong> gevolg van een<br />
verhoogde bezinkbaarheid, floteerbaarheid of filtreerbaarheid. Om bruggen te<br />
vormen tussen de deeltjes worden polymere flocculanten (poly-elektrolyten)<br />
toegevoegd. Afhankelijk van de aanwezige functionele groep(en) en lading(en) wordt<br />
een onderscheid gemaakt tussen kathionische, anionische en nonionische polyelektrolyten.<br />
Deze wateroplosbare polymeren werken echter zeer specifiek,<br />
afhankelijk van de lading, de molmassa en de vertakkingsgraad.<br />
Milieuvoordeel 30 :<br />
Het rendement van deze zuiveringstechniek wordt mede bepaald door de<br />
nabehandeling (verwijderen van vlokken); bij een optimale dimensionering zijn<br />
rendementen haalbaar van meer dan 99%.<br />
30 Gevaerts, W. et al (1998)
Toepassing van coagulatie/flocculatie brengt een verschuiving van de verontreiniging<br />
met zich mee van de waterfase naar de slibfase. In veel gevallen dient dit slib <strong>als</strong><br />
gevaarlijk afval te worden gestort.<br />
Het doseren van chemicaliën leidt bovendien tot een toename van het zoutgehalte van<br />
het afvalwater.<br />
Financiële aspecten:<br />
De investeringskost is afhankelijk van de dimensionering van het coagulatie /<br />
flocculatiebekken. Voor een gemiddeld systeem met een capa 80-800m³/u kunnen de<br />
kosten geschat worden op 2-20 BEF/m³. (Joziasse, J. et al., 1992)<br />
31 Investeringskost: 1 500 000 BEF<br />
Totale jaarlijkse kost: 600 000 BEF/jr<br />
Totale kost per m³: 5 BEF/m³<br />
Volgens een praktijkberekening 32 voor een effluent van 120 000 m³/jaar met Ptotgehalte<br />
van 30 mg/l kan de totale jaarlijkse werkingskost geschat worden op<br />
2,4 MBEF (20 BEF/m³). Deze jaarlijkse werkingskosten kunnen <strong>als</strong> volgt worden<br />
opgesplitst: chemicaliën (FeCl3): ongeveer 1 MBEF<br />
stortkosten van het geproduceerde slib (40% ds): 400 000 BEF<br />
exploitatie en onderhoud: 1 MBEF<br />
In deze situatie komt een zandfilter niet in aanmerking en dient een zeefbandpers te<br />
worden toegepast. De investeringkost van een zeefbandpers kan geschat worden op<br />
8-10 MBEF (zie ook techniekblad 22). De jaarlijkse werkingskost ligt rond de<br />
275 000 BEF.<br />
Bijkomende aspecten:<br />
Financiële gegevens bij toepassing van coagulatie/flocculatie (sulfide- of<br />
hydroxideprecipitaite) bij zuivering van grondwater 33 :<br />
Indicatieve kosten: ongeveer 20-130 BEF/m³;<br />
nabehandeling door middel van zandfiltratie verhogen deze<br />
kosten met 10-40 BEF/m³<br />
31<br />
Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>) (dd.26/10/98)<br />
32<br />
Schriftelijke mededeling door R. Cools (VEGEBE/BELGAPOM) (dd. 17/05/99)<br />
33<br />
Gevaerts, W. et al. (1998)
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Filtratie<br />
TECHNIEKBLAD 16<br />
FILTERPERS<br />
(klassieke filtratie)<br />
Doel:<br />
Verwijderen van zwevende stoffen, <strong>als</strong>ook floterende en bezinkbare deeltjes uit<br />
afvalwater<br />
Principe:<br />
Om zwevende stoffen, floterende of bezinkbare deeltjes uit afvalwater te verwijderen<br />
kan klassieke filtratrie worden toegepast. De poriëngrootte bij klassieke filterpersen<br />
ligt tussen de 100µm - 10 µm. Deze membraantechniek werkt volgens het 'dead-end'principe.<br />
Stroming en druk staan loodrecht op het filter- of membraanoppervlak. De<br />
gevormde filterkoek (deeltjes die te groot zijn om doorheen het membraan te<br />
migreren) wordt continue dikker, waardoor de filtratiecapaciteit sterk daalt.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Effluent van de afvalwaterzuivering (tertiair behandeld) dat vrij is van bacteriën (zie<br />
desinfectiestap) en bovendien slechts een beperkte hoeveelheid zwevende stoffen, en<br />
floterende en bezinkbare deeltjes bevat, kan hergebruikt worden in het<br />
productieproces (b.v. het wassen van blikken (voor de sterilisatiestap), ter hoogte van<br />
het pompcircuit (transportwater), <strong>als</strong> koelwater (koeltoren).
TECHNIEKBLAD 17<br />
ZANDFILTER<br />
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Filtratie<br />
Doel:<br />
Zandfiltratie kan worden toegepast <strong>als</strong> nazuiveringsstap bij coagulatie / precipitatie en<br />
heeft <strong>als</strong> doel het verwijderen van zwevende stoffen, <strong>als</strong>ook floterende en bezinkbare<br />
deeltjes (bestaande uit ijzervlokken of precipitaten) uit afvalwater<br />
Principe:<br />
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen discontinu en continue terugspoelende<br />
zandfilters; het te zuiveren water kan ofwel in opwaartse ofwel in neerwaartse richting<br />
doorheen de zandfilter worden gestuurd. (Gevaerts, W. et al., 1998)<br />
Voorbeeld 32 :<br />
Afvalwater wordt bovenaan de zandfilter ingebracht en loopt langsheen een<br />
inwendige scheidingsplaat naar de onderzijde van de zandfilter. Tijdens de opwaartse<br />
migratie van het afvalwater doorheen het zand (=filter) worden de zwevende stoffen<br />
tegengehouden. De onderste laag zand, die steeds het sterkst verontreinigd is, wordt<br />
periodiek afgevoerd, gereinigd met water en terug bovenaan in het systeem ingebracht<br />
(= continue zuivering). Het reinigingswater van de zandfilter wordt samen met het<br />
ruw afvalwater behandeld in de afvalwaterzuiveringsinstallatie.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Effluent van de afvalwaterzuivering (tertiair behandeld) dat vrij is van bacteriën (zie<br />
desinfectiestap) en bovendien slechts een beperkte hoeveelheid zwevende stoffen, en<br />
floterende en bezinkbare deeltjes bevat, kan hergebruikt worden in het<br />
productieproces (b.v. het wassen van blikken (voor de sterilisatiestap), ter hoogte van<br />
het pompcircuit (transportwater), <strong>als</strong> koelwater (koeltoren))<br />
Financiële aspecten:<br />
33 Investeringskost: 800 000 BEF<br />
Totale jaarlijkse kost: 350 000 BEF/jr<br />
Totale kost per m³: 2,92 BEF/m³<br />
Investeringskost: 2,2 MBEF (capa: 60 m³/u)<br />
32 Mondelinge mededeling door A. Wallays (Agristo)<br />
33 Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)
De kosten van zandfiltratie zijn sterk afhankelijk van de concentratie zwevende<br />
verontreinigingen en van het te behandelen debiet. De afgescheiden stoffen dienen<br />
apart afgevoerd te worden en valt onder de categorie gevaarlijke stoffen. De<br />
afvoerkosten kunnen geschat worden op 5000 BEF/ton.<br />
Bijkomende aspecten:<br />
De (totale?) kosten voor het behandelen van grondwater kunnen <strong>als</strong> volgt geschat<br />
worden (Gevaerts, W. et al., 1998):<br />
tot 10 m³/u:15 BEF/m³<br />
10-25 m³/u:7 BEF/m³<br />
25-50 m³/u 6 BEF/m³
TECHNIEKBLAD 18<br />
ACTIEVE KOOLFILTRATIE<br />
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Fysische nutriëntverwijdering<br />
Doel:<br />
Verwijderen van kleurstoffen en organische stoffen (COD) uit afvalwater.<br />
Principe:<br />
Actieve kool (activering van koolresten uit houtpyrolyse, lignine, …) heeft de<br />
eigenschap om opgeloste verontreinigingen te adsorberen en wordt gekenmerkt door<br />
specifieke eigenschappen zo<strong>als</strong> poriëngrootte, specifieke oppervlakte (tot<br />
1400m²/gram materiaal), … De adsorptie van actieve kool wordt bepaald door de<br />
adsorptie-isotherm van de specifieke verontreiniging (Gevaerts, W. et al. (1998).<br />
Afhankelijk van de soort actieve kool gaan o.a. kleurcomponenten en moleculaire<br />
componenten uit het afvalwater verwijderd kunnen worden. Adsorptie van deze<br />
stoffen aan de actieve kool is des te groter, naarmate het poriënvolume en / of de<br />
specifieke oppervlakte van de actieve kool groter zijn.<br />
Er zijn twee methoden van werking mogelijk.<br />
Ofwel wordt het afvalwater doorheen (op- of neerwaarts) een gepakte kolom<br />
van actieve kool geleid (= bedcontactors). Bij verzadiging van de kolom dient<br />
het adsorbens vervangen te worden.<br />
Ofwel wordt de actieve kool (vermalen tot ongeveer 74µm) vermengd met<br />
afvalwater gedurende een bepaalde tijd (=mengtijd). Kleurstoffen en<br />
organische stoffen, geadsorbeerd aan de actieve kool, dienen vervolgens via<br />
filtratie uit de afvalwaterstroom verwijderd.<br />
Na doorslag van de actieve kool zal de beladen kool moeten worden afgevoerd en<br />
verwerkt. De beladen kool kan <strong>als</strong> chemisch afval worden gestort of verbrand of<br />
worden gereactiveerd. Indien mogelijk kan, afhankelijk van de soort binding tussen de<br />
geadsorbeerde stof en het adsorbens (+actieve kool), de geadsorbeerde stof verwijderd<br />
worden van de actieve kool (=desorptie of regeneratie van het actief kool). Deze<br />
regeneratie kan gebeuren op verschillende wijzen: thermische, chemische, stoom- en<br />
solventregeneratie. (Joziasse, J. et al., 1992)<br />
De capaciteit van één adsorber (b.v. kolom) is van de grootte 100 m³/u. Deze<br />
capaciteit kan vergroot worden door een twee of meerdere systemen in parallel te<br />
schakelen. (Gevaerts, W. et al. 1998; Joziasse, J. et al., 1992)
Milieuvoordeel:<br />
Organische verontreinigingen worden op een relatief eenvoudige wijze uit het<br />
afvalwater verwijderd, tegen een lage energiekost. Bovendien neemt de installatie een<br />
beperkte ruimte in beslag (Gevaerts, W. et al., 1998).<br />
Afhankelijk van de contacttijd tussen het afvalwater en de actieve kool kunnen<br />
verwijderingsrendementen worden gehaald van meer dan 98%. (Gevaerts, W. et al.,<br />
1998).<br />
Door het afvalwater te behandelen met actieve kool kan het terug aangewend worden<br />
in het productieproces voor hoogwaardige toepassingen (b.v. blancheren, koelen van<br />
geblancheerde producten, …)<br />
Financiële aspecten:<br />
De kosten worden bepaald door het type verontreiniging, de influentconcentratie en<br />
de beladingsgraad op de actieve kool. Volgens Gevaerts, W. et al. (1998) bedraagt de<br />
prijs van actieve kool ongeveer 110 BEF per kg (incl. afvoeren van de kool). Volgens<br />
Joziasse, J. et al. (1992) kan de globale kost op 40-160 BEF/m³ geschat worden.<br />
De totale kost van een actief koolsysteem voor de behandeling van 100 m³/u<br />
(2 kolommen van 3 meter diameter en 10 meter hoogte) wordt geschat op 30 MBEF.<br />
(Environmental Technology Monographs Handbook, 1996).<br />
Uitgaande van de hogervermelde voorbeelden kan de globale jaarlijkse kost voor een<br />
systeem met een capa van ongeveer 120 000 m³/jaar geschat worden op 21 MBEF; dit<br />
komt neer op ongeveer 175 BEF/m³.<br />
Bijkomende aspecten:<br />
Voor een installatie ter behandeling van grondwater met behulp van actieve kool<br />
kunnen volgende prijzen (werkingskost?) per m³ behandeld grondwater gehanteerd<br />
worden (Gevaerts, W. et al. 1998):<br />
tot 10 m³/uur: 6 BEF per m³<br />
10-25 m³/uur: 4 BEF per m³<br />
25- 50 m³/uur: 3 BEF per m³
TECHNIEKBLAD 19<br />
MICROFILTRATIE 34<br />
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Fysische nutriëntverwijdering<br />
Doel:<br />
Verwijderen van colloïden en bacteriën (deeltjes tot ongeveer 10 µm 35 ) uit afvalwater<br />
Principe:<br />
Microfiltratie wordt toegepast bij de bereiding van deeltjesvrij water of <strong>als</strong><br />
voorbehandeling bij een speciefiek zuiveringsproces zo<strong>als</strong> omgekeerde osmose.<br />
Microfiltratie kan worden toegepast voor het afscheiden van deeltjes met een grootte<br />
van 0,1-10 µm. De drijvende kracht bij microfiltratie is een drukverschil van 0,1-3<br />
bar (Gevaerts, W. et al., 1998)<br />
Bij microfiltratie wordt afvalwater door ruimten tussen het filtermateriaal (membraan)<br />
geperst. Deze membranen vormen de scheiding tussen deze ruimten en ruimten<br />
waarin het permeaat (filtraat) terechtkomt. Deze membraantechniek werkt volgens het<br />
'cross-flow'-principe. Afvalwater stroomt evenwijdig met het membraan<br />
(langsstroom), terwijl een gedeelte van het water doorheen de poriën, (loodrecht op<br />
het membraan en de stromingsrichting van het afvalwater) stroomt <strong>als</strong> gevolg van een<br />
drukverschil over het membraan. Afhankelijk van de poriëngrootte van het<br />
membraan 36 (10 µm - 0,05 µm) zullen dus kleine deeltjes door het membraan dringen<br />
terwijl grotere deeltjes worden tegengehouden. Het voordeel van het 'cross-flow'systeem<br />
is dat de poriën van het membraan worden schoon gehouden door het<br />
langsstromend afvalwater, zodat er geen filterkoek wordt gevormd.<br />
Het verwijderingrendement ligt meestal in de ordegrootte van 90-99% (afhankelijk<br />
van het membraantype en de uit het afvalwater te verwijderen componenten. De<br />
haalbare eindconcentraties liggen vaak in de orde-grootte van enkele mg/l tot enkele<br />
honderden mg/l (afhankelijk van de membraanretentie en de beginconcentratie).<br />
(Joziasse, J. et al., 1992)<br />
34 Membraanfiltratie is een verzamelnaam voor een aantal scheidingstechnieken, waarbij de scheiding<br />
wordt uitgevoerd mbv halfdoorlatende membranen. Volgende membraanfiltertechnieken worden<br />
onderscheiden: microfiltratie (MF), ultrafiltratie (UF), nanofiltratie (NF), hyperfiltratie of<br />
omgekeerde osmose (HF of OO) en elektrodialyse (ED) (Gevaerts, W. et al. 1998)<br />
35 De grens tussen microfiltratie (MF) (verwijderen van deeltjes met een grootte 0,005-0,2 µm) en<br />
ultrafiltratie (UF) (verwijderen van deeltjes met een grootte 0,1- 10 µm) is niet altijd duidelijk en<br />
wordt in diverse literatuur verschillend aangegeven. (Joziasse, J. et al., 1992)<br />
36 De keuze van de membranen is bepalend voor de goede werking van de techniek maar beïnvloedt<br />
tevens in hoge mate de kostprijs van de technologie.
Figuur:<br />
Geselecteerde<br />
macromoleculen<br />
water<br />
water zouten<br />
water zouten<br />
zouten<br />
Gesuspendeerde<br />
deeltjes<br />
macromoleculen<br />
macromoleculen<br />
membraan<br />
membraan<br />
membraan<br />
MICROFILTRATIE<br />
ULTRAFILTRATIE<br />
OMGEKEERDE OSMOSE<br />
Milieuvoordeel:<br />
Door het afvalwater te zuiveren door toepassing van microfiltratie, kan het terug<br />
aangewend worden in het productieproces voor hoogwaardige toepassingen (b.v.<br />
blancheren, koelen van geblancheerde producten, enz.).<br />
Financiële aspecten:<br />
De investeringen voor membraanfiltratie-installaties zijn sterk afhankelijk van de<br />
capaciteit, de toepassing en de mate van automatisering. Voor een installatie met een<br />
capa > 1m³/u variëren de investeringskosten van 20 000- 60 000 BEF/m² in geval van<br />
polymere membranen, en tussen 130 000-200 000 BEF/m² voor anorganische<br />
membranen. De werkingskosten kunnen variëren tussen de 20-400 BEF/m³<br />
afvalwater. (Joziasse, J. et al., 1992)<br />
Ter vergelijking worden hieronder de financiële gegevens vermeld van een systeem<br />
dat afvalwater, afkomstig van wasserijen, behandeld door toepassing van microfiltratie.
investeringskost: ongeveer 3,6 MBEF (capa: 20m³/dag, d.i. 2,5 m³/uur)<br />
ongeveer 20 MBEF (capa: 200m³/dag, d.i. 25 m³/uur)<br />
ongeveer 33 MBEF (capa van 100 m³/u) 37<br />
werkingskost: ongeveer 100 BEF/m³ (inclusief energieverbruik,<br />
bedieningskosten, vervangingskosten van reinigingsmodulen,<br />
kosten van de reststoffen, gebaseerd op Duitse situatie).<br />
Globale schatting:<br />
Jaarlijks IK: ongeveer 2,2 MBEF (ruwe inschatting, rekening houdend met<br />
een afschrijvingstermijn van 15 jaar voor een systeem met een<br />
jaarlijkse capaciteit van ongeveer 120 000 m³, maar zonder de<br />
annualisatiefactor in rekening te brengen)<br />
WK: ongeveer 100 BEF/m³<br />
TK: 118 BEF/m³<br />
37 eigen inschatting
TECHNIEKBLAD 20<br />
OMGEKEERDE OSMOSE 38<br />
REVERSED OSMOSIS (RO)<br />
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Fysische nutriëntverwijdering<br />
Doel:<br />
Verwijderen van opgeloste organische componenten 39 en zouten (deeltjes tot ongeveer<br />
0,1 nm 40 ) uit afvalwater<br />
Principe:<br />
RO wordt toegepast bij verregaande zuivering van effluent en de bereiding van<br />
ontzout water<br />
Even<strong>als</strong> microfiltratie, werkt RO volgens het 'cross-flow'-principe (zie techniekblad<br />
microfiltratie).<br />
Indien twee oplossingen met verschillende (zout)concentratie van mekaar gescheiden<br />
worden door middel van een semi-permeabele membraan en wanneer de druk op<br />
beide oplossingen dezelfde is, dan zal zich een evenwicht instellen tussen beide<br />
oplossingen (= osmotisch evenwicht). Het oplosmiddel (water) van de minst<br />
geconcentreerde (zout)oplossing gaat zich doorheen de semi-permeabele membraan<br />
verplaatsen naar het compartiment waarin zich de meest geconcentreerde<br />
(zout)oplossing bevindt (osmotische stroming). De druk die ontstaat <strong>als</strong> gevolg van<br />
de volumevermeerdering van de meest geconcentreerde oplossing wordt osmotische<br />
druk genoemd en voorgesteld door het symbool Π (Pi).<br />
Indien nu op de meest geconcentreerde oplossing een druk wordt aangelegd die groter<br />
is dan de osmotische druk (toegepast drukken: 10-100 bar, (Joziasse, J. et al., 1992)),<br />
dan zal de richting van de osmotische stroming worden omgekeerd. Bijgevolg<br />
stroomt het oplosmiddel (water) van de meest geconcentreerde (zout)oplossing naar<br />
de minst geconcentreerde oplossing, hetgeen resulteert in een meer geconcentreerde<br />
(zout)oplossing en zuiver ontzout water. Laatstvernoemde techniek wordt<br />
omgekeerde osmose genoemd.<br />
Het verwijderingrendement ligt meestal in de ordegrootte van 90-99% (afhankelijk<br />
van het membraantype en de uit het afvalwater te verwijderen componenten. De<br />
haalbare eindconcentraties liggen vaak in de ordegrootte van enkele mg/l tot enkele<br />
38 Membraanfiltratie is een verzamelnaam voor een aantal scheidingstechnieken, waarbij de scheiding<br />
wordt uitgevoerd mbv halfdoorlatende membranen. Volgende membraanfiltertechnieken worden<br />
onderscheiden: microfiltratie (MF), ultrafiltratie (UF), nanofiltratie (NF), hyperfiltratie of<br />
omgekeerde osmose (HF of OO) en elektrodialyse (ED)<br />
39 Bron: Water Treatment Handbook (1991)<br />
40 Bron: Baeyens et al. (1995), (Joziasse, J. et al., 1992)
honderden mg/l (afhankelijk van de membraanretentie en de beginconcentratie).<br />
(Joziasse, J. et al., 1992)<br />
Figuur 41 :<br />
Milieuvoordeel:<br />
RO, na toepassing van andere zuiveringstechnieken zo<strong>als</strong> b.v. microfiltratie, …,<br />
maakt het mogelijk om effluent verregaand te zuiveren. Het gezuiverde, onzoutte,<br />
effluent, kan hergebruikt worden in het productieproces voor hoogwaardige<br />
toepassingen (b.v. blancheren, koelen van geblancheerde producten, …).<br />
Financiële aspecten:<br />
Voor een installatie met een capa > 1m³/u kunnen de investeringskosten van 20 000-<br />
100 000 BEF/m² (gemiddeld 60 000 BEF/m²) variëren. De werkingskosten kunnen<br />
variëren tussen de 30-200 BEF/m³ afvalwater (Joziasse, J. et al., 1992).<br />
De investeringskost bedraagt ongeveer 300 000 BEF voor een systeem met<br />
membraanoppervlak van 5 m² en een capaciteit van 100 l/u 42 . Na herrekening naar een<br />
capaciteit van 100m³/u (capa factor x 1000): komt men op 30 MBEF (prijs factor x<br />
100).<br />
Globale schatting:<br />
Jaarlijks IK: ongeveer 2 MBEF (ruwe inschatting, rekening houdend met<br />
een afschrijvingstermijn van 15 jaar voor een systeem met een<br />
jaarlijkse capaciteit van ongeveer 120 000 m³, maar zonder de<br />
annualisatiefacor in rekening te brengen)<br />
WK: ongeveer 110 BEF/m³<br />
TK: 127,5 BEF/m³<br />
41 Bron: Baeyens, J. et al (1995)<br />
42 Bron: Environmental Technology Monograph Handbook (1996)
TECHNIEKBLAD 21<br />
CHLOREREN<br />
Proces: Afvalwaterzuivering<br />
Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />
Zuiveringsstap: Fysische nutriëntverwijdering<br />
Doel:<br />
Chloreren kan worden toegepast voor het desinfecteren van water 43 .<br />
Principe:<br />
Chloor (Cl2), hypochloriet (ClO2) of chloorbleekloog (NaOCl) worden aan het<br />
effluent toegevoegd, waarbij oxydatie optreedt van organische bestanddelen en<br />
mineralen (b.v. H2S, NO2 - , …) en afdoding van micro-organismen. Chloor reageert<br />
echter ook met ammonium (NH3). Hierdoor is het dus ook mogelijk door middel van<br />
chloreren stikstof uit het afvalwater te halen.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Effluent van de afvalwaterzuivering (tertiair behandeld) dat chemisch /<br />
bacteriologisch de kwaliteit van drinkwater heeft, kan ingezet worden in het<br />
productieproces voor hoogwaardige toepassingen (b.v. blancheren, koelen van<br />
geblancheerde producten, …).<br />
Opmerking: Bij chemische oxidatie worden verontreinigingen omgezet naar CO2 en<br />
water. Het werken met sterk reactieve oxidatiemiddelen vereist<br />
passende veiligheidsmaatregelen.<br />
Financiële aspecten:<br />
Chemische zuiveringstechnieken voor het zuiveren van grondwater zijn relatief duur<br />
en worden in de praktijk niet veel toegepast. Voor het zuiveren van grondwater<br />
worden de (totale?) kosten geschat op 60-130 BEF/m³ (gemiddeld 95 BEF/m³).<br />
43 Andere desinfectiemiddelen zijn: langzame zandfiltratie over zandkorrels met een 'bacteriehuid';<br />
behandelen met O3 of H2O2 (= oxidatiemiddel), sterilisatie met UV-straling (golflengte 180-254<br />
nm) (= chemische oxidatie). Bij chemische oxidatie worden verontreinigingen (niet selectief)<br />
afgebroken tot kooldioxide, water en eventueel zouten. Bij moeilijk oxideerbare verontreinigingen<br />
wordt het oxidatiemiddel door middel van UV-licht omgezet tot zeer reactieve radicalen.(Gevaerts,<br />
W. et al. (1998), van Deventer, 1994).
Proces: Slibverwerking<br />
Zuiveringsgroep: Slibontwatering<br />
TECHNIEKBLAD 22<br />
ZEEFBANDPERS 44<br />
Zuiveringsstap: Mechanische slibontwatering<br />
Doel:<br />
Het ontwateren van slib beoogt een verhoging van het drogestofgehalte van het slib<br />
door het onttrekken van een gedeelte van het aanwezige water.<br />
Principe:<br />
Een zeefbandpers (of filterbandpers) bestaat uit twee boven elkaar geplaatste<br />
transportbanden die in tegenovergestelde richting bewegen. De bovenste<br />
transportband (persband) bestaat uit rubber en is niet poreus. De onderste<br />
transportband (zeefband) vormt het eigenlijke filterdoek en bestaat meestal uit<br />
kunststof met poriën van 0,2-0,5 mm. Slib dat in de zeefbandpers wordt ingebracht<br />
met een drogestofgehalte van ongeveer 5% doorloopt drie opeenvolgende zones. In<br />
de eerste zone of voorontwateringszone wordt water door inwerking van de<br />
gravitatiekracht uit het slib verwijderd. In de tweede zone of perszone wordt het slib<br />
verder ontwaterd door inwerking van een aangelegde persdruk. In de laatste zone of<br />
wrijvingszone wordt tenslotte het ingesloten water afgescheiden door het opwekken<br />
van schuifspanningen.<br />
Figuur 45 :<br />
44 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />
45 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)
Milieuvoordeel:<br />
Ontwatering van het slib resulteert in een aanzienlijke volumereductie (1% indikking<br />
komt overeen met ongeveer 50% volumereductie). Door middel van deze techniek<br />
kan slib met een drogestofgehalte tot 20-30% bekomen worden. Hierdoor wordt<br />
verdere slibverwerking efficiënter en het eventueel storten van het slib in de vorm van<br />
een steekvast product mogelijk. Bijkomend voordeel is dat de kosten voor het<br />
transporteren van het slib gedrukt kunnen worden.<br />
Financiële aspecten:<br />
De kosten van een zeefbandpers met een capaciteit van 10m³/u en 20m³/u kunnen<br />
geschat worden op 6-8 MBEF respectievelijk 10 MBEF 46 .<br />
De kosten verbonden aan de verwerking van slib via mechanische ontwatering van<br />
ds 5 % tot ongeveer 25-45% worden geschat op 6000 BEF/ton (1993).<br />
47 Investeringskost: 3 000 000 BEF<br />
Totale jaarlijkse kost: 1 800 000 BEF/jr<br />
Totale kost per m³: 15 BEF/m³<br />
46 Bron: Environmental Technology Monographs Handbook, ENVI TECH Consult, Nederland (1996)<br />
47 Mondelinge mededeling door de heer M. Gysen (<strong>Vito</strong>)
TECHNIEKBLAD 23<br />
SEDIMENTATIEBEKKEN-SLIBSTOCKAGE 61<br />
Proces: Slibverwerking<br />
Zuiveringsgroep: Slibontwatering<br />
Zuiveringsstap: Zwaartekrachtindikking<br />
Doel:<br />
Het ontwateren van slib beoogt een verhoging van het drogestofgehalte van het slib<br />
door het onttrekken van een gedeelte van het aanwezige water.<br />
Principe:<br />
Slib dat gedurende bepaalde tijd wordt opgeslagen in een sedimentatiebekken<br />
(slibstockage) zal onder invloed van de zwaartekracht ontwaterd worden. De<br />
bezinkbare delen migreren naar de bodem van het bekken; het onttrokken water komt<br />
bovenaan te staan (= spontane ontwatering).<br />
Milieuvoordeel:<br />
Ontwatering van het slib resulteert in een aanzienlijke volumereductie. Hierdoor<br />
wordt verdere slibverwerking efficiënter. Bijkomend voordeel is dat kosten voor het<br />
transporteren van het slib gedrukt kunnen worden.<br />
Financiële aspecten:<br />
Zie techniekblad 7 'Mengtank, buffer-, neutralisatie- of voorbezinkingsbekken'<br />
Opmerkingen:<br />
Zwaartekrachtindikking is het meest efficiënt voor slib dat afkomstig is van<br />
voorbezinkingsinstallaties.<br />
61 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)
TECHNIEKBLAD 24<br />
FLOTATIE-INDIKKING DOOR MIDDEL VAN OPBORRELENDE LUCHT 62<br />
Proces: Slibverwerking<br />
Zuiveringsgroep: Slibontwatering<br />
Zuiveringsstap: Flotatie-indikking<br />
Doel:<br />
Het ontwateren van slib beoogt een verhoging van het drogestofgehalte van het slib<br />
door het onttrekken van een gedeelte van het aanwezige water.<br />
Principe:<br />
Lucht wordt <strong>als</strong> fijn verdeelde bellen ingebracht in de slibsuspensie. Slibdeeltjes<br />
zullen zich aan deze luchtbellen hechten. Hierdoor wordt de densiteit van de<br />
slibdeeltjes kleiner dan deze van water en gaan ze naar het wateroppervlak migreren.<br />
Het bovendrijvend slib dient regelmatig verwijderd te worden (b.v. automatisch met<br />
behulp van een schraaparm).<br />
Milieuvoordeel:<br />
Ontwatering van het slib resulteert in een verhoging van het drogestofgehalte.<br />
Hierdoor wordt verdere slibverwerking efficiënter.<br />
Financiële aspecten:<br />
Zie techniekblad 5 'Flotatie met behulp van opborrelende lucht, DAF)<br />
Opmerkingen:<br />
Flotatie-indikking is het meest efficiënt voor de ontwatering van slib in suspensie,<br />
afkomstig van biologische zuiveringssystemen.<br />
62 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)
Proces: Slibverwerking<br />
Zuiveringsgroep: Slibstabilisatie<br />
TECHNIEKBLAD 25<br />
KALKBEHANDELING 63<br />
Zuiveringsstap: Chemische slibstabilisatie<br />
Doel:<br />
Chemische stabilisatie van slib heeft <strong>als</strong> doel: ontgeuren, afdoden van ziektekiemen<br />
en omvormen van het slib tot een humusachtige, weinig actieve substantie.<br />
Principe:<br />
Door toevoeging van kalk (CaO of Ca(OH)2 ) (of eventueel vliegas of cementstof)<br />
wordt de pH van het slib verhoogd naar 12 of meer. Bij deze hoge pH-waarden<br />
kunnen micro-organismen niet overleven, waardoor gisting (treedt op bij een hoog<br />
organisch stofgehalte) en geurhinder (door vorming van o.a. vluchtige vetzuren, H2S,<br />
mercaptanen) voorkomen worden.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Gestabiliseerd slib, dat vrij is van geur en ziektekiemen kan onder bepaalde<br />
voorwaarden 64 (zie Vlarea) <strong>als</strong> secundaire grondstof (meststof of bodemverbeterend<br />
middel) worden aangewend.<br />
Financiële aspecten:<br />
De kostprijs van chemicaliën 65 (b.v. kalk) voor de ontwatering van slib kunnen<br />
geschat worden op 100-200 BEF/m³ slib (ds 6%)<br />
63 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />
64 De voorwaarden die vervuld dienen te zijn om behandeld slib aan te wenden <strong>als</strong> secundaire<br />
grondstof staan vermeld in Hoofdstuk 4 'Aanwending van afv<strong>als</strong>toffen <strong>als</strong> secundaire grondstoffen'<br />
van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (OVAM)<br />
65 Andere voorbeelden van chemicaliën die gebruikt kunnen worden voor het ontwateren van slib zijn<br />
organische poly-elektrolyten, ijzerchloride en aluminiumsulfaat
TECHNIEKBLAD 26<br />
MINERALISATIE OF AËROBE STABILISATIE 66<br />
Proces: Slibverwerking<br />
Zuiveringsgroep: Slibstabilisatie<br />
Zuiveringsstap: Biologische slibstabilisatie<br />
Doel:<br />
Biologische stabilisatie van slib heeft <strong>als</strong> doel: ontgeuren, afdoden van ziektekiemen<br />
en omvormen van het slib tot een humusachtige, weinig actieve substantie.<br />
Principe:<br />
Mineralisatie of aërobe stabilisatie is vergelijkbaar met het actief slibproces (zie<br />
techniekblad 11). In afwezigheid van substraat (voedingsstof) zullen de aanwezige<br />
micro-organismen het eigen celweefsel (tot 80%) <strong>als</strong> energiebron verbruiken. Dit<br />
proces resulteert in de omzetting van celweefsel tot CO2, H2O en NH3. Bij<br />
verregaande stabilisatie zal NH3 verder omgezet worden tot NO3 - (nitrificatie).<br />
Milieuvoordeel:<br />
Gestabiliseerd slib, dat vrij is van geur en ziektekiemen kan onder bepaalde<br />
voorwaarden 67 (zie Vlarea) <strong>als</strong> secundaire grondstof (meststof of bodemverbeterend<br />
middel) worden aangewend.<br />
Financiële aspecten:<br />
Een halvering van de slibmassa vergt vrij veel energie en bovendien zijn lange<br />
beluchtingstijden (5-30 dagen) vereist.<br />
66 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />
67 De voorwaarden die vervuld dienen te zijn om behandeld slib aan te wenden <strong>als</strong> secundaire<br />
grondstof staan vermeld in Hoofdstuk 4 'Aanwending van afv<strong>als</strong>toffen <strong>als</strong> secundaire grondstoffen'<br />
van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (OVAM)
TECHNIEKBLAD 27<br />
VERGISTING OF ANAËROBE STABILISATIE 68<br />
Proces: Slibverwerking<br />
Zuiveringsgroep: Slibstabilisatie<br />
Zuiveringsstap: Biologische slibstabilisatie<br />
Doel:<br />
Biologische stabilisatie van slib heeft <strong>als</strong> doel: ontgeuren, afdoden van ziektekiemen<br />
en omvormen van het slib tot een humusachtige, weinig actieve substantie.<br />
Principe:<br />
Bij anaërobe stabilisatie wordt het slib snel en gecontroleerd gefermenteerd door<br />
inwerking van acetogene H2-producerende bacteriën en methaanbacteriën. Nadeel<br />
aan dit proces is dat het sterk (negatief) wordt beïnvloed door b.v. pH- en<br />
temperatuursschommelingen, toxische stoffen en de af- of aanwezigheid van bepaalde<br />
organische verbindingen.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Gestabiliseerd slib, dat vrij is van geur en ziektekiemen kan onder bepaalde<br />
voorwaarden 69 (zie Vlarea) <strong>als</strong> secundaire grondstof (meststof of bodemverbeterend<br />
middel) worden aangewend. Het gevormde biogas kan eveneens gevaloriseerd<br />
worden (productie van energie).<br />
Financiële aspecten:<br />
De kosten verbonden aan de verwerking van slib via vergisting worden geschat op<br />
8500 BEF/ton (1993).<br />
Opmerking:<br />
Eventueel aanwezige ziekteverwekkende kiemen in het slib worden door behandeling<br />
via methaangisting wel gereduceerd maar worden niet noodzakelijk volledig<br />
verwijderd. Alvorens besmet product uit te spreiden op landbouwgrond dient het<br />
product thermisch (b.v. pasteurisatie) behandeld te worden, zodat geen gevaar voor de<br />
gezondheid van mens, dier en plant kan optreden.<br />
68 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />
69 De voorwaarden die vervuld dienen te zijn om behandeld slib aan te wenden <strong>als</strong> secundaire<br />
grondstof staan vermeld in Hoofdstuk 4 'Aanwending van afv<strong>als</strong>toffen <strong>als</strong> secundaire grondstoffen'<br />
van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (OVAM)
Proces: Slibverwerking<br />
Zuiveringsgroep: Slibstabilisatie<br />
TECHNIEKBLAD 28<br />
SLIBCOMPOSTERING 70<br />
Zuiveringsstap: Biologische slibstabilisatie<br />
Doel:<br />
Biologische stabilisatie van slib heeft <strong>als</strong> doel: ontgeuren, afdoden van ziektekiemen<br />
en omvormen van het slib tot een humusachtige, weinig actieve substantie.<br />
Principe:<br />
Composteren is een gecontroleerd proces waarbij slib (=organisch materiaal) door<br />
microbiële afbraak bij een temperatuur van 60-70°C (thermofiele micro-organismen)<br />
wordt omgezet tot compost.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Compost is een bodemverbeterend product dat vooral door zijn hoog gehalte aan<br />
organisch stikstofgehalte bijdraagt tot een goede bodemstructuur.<br />
Financiële aspecten:<br />
De kosten verbonden aan de verwerking van slib via aërobe compostering worden<br />
geschat op 7000 BEF/ton (1993).<br />
Afhankelijk van de capaciteit en complexheid van het systeem kunnen de<br />
investeringskosten variëren tussen de 10-120 MBEF. De werkingskosten situeren<br />
zich tussen de 1200 en 2000 BEF/ton 71 .<br />
70 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />
71 Bron: Environmental Technology Monographs Handbook, ENVI TECH Consult, Nederland (1996)
Proces: Slibverwerking<br />
Zuiveringsgroep: Slibstabilisatie<br />
TECHNIEKBLAD 29<br />
DROGING 72<br />
Zuiveringsstap: Thermische slibstabilisatie<br />
Doel:<br />
Droging van slib heeft <strong>als</strong> doel het omzetten van het organisch materiaal en / of het<br />
verder ontwateren van voorbehandeld (b.v. mechanisch ontwaterd) slib. Slibdroging<br />
wordt bovendien vaak toegepast <strong>als</strong> voorbereiding op slibverbranding.<br />
Principe:<br />
Directe droging is het rechtstreeks in contact brengen van slib, dat zich b.v. op een<br />
bewegende geperforeerde band bevindt, met hete drooglucht (80-150°C) bij<br />
atmosferische druk. Bij indirecte droging is er geen rechtstreeks contact tussen het<br />
slib en het droogmiddel. De warmte-overdracht vindt plaats via een warmtewisselend<br />
oppervlak, een stoomcircuit of een thermisch olie-circuit.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Ontwatering van het slib resulteert in een aanzienlijke volumereductie. Hierdoor<br />
wordt verdere slibverwerking efficiënter. Bijkomend voordeel is dat kosten voor het<br />
transporteren van het slib gedrukt kunnen worden.<br />
Financiële aspecten:<br />
De investeringskost van een systeem met een droogcapaciteit van 3 ton/uur kan<br />
geschat worden op 10 MBEF. De werkingskost van het systeem bedraagt ongeveer<br />
2000-3000 BEF/ton.<br />
De kosten verbonden aan de verwerking van slib via droging worden geschat op<br />
7000 BEF/ton (1993).<br />
72 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />
Bron: Environmental Technology Monographs Handbook, ENVI TECH Consult, Nederland (1996)
Proces: Slibverwerking<br />
Zuiveringsgroep: Slibstabilisatie<br />
TECHNIEKBLAD 30<br />
PASTEURISATIE 73<br />
Zuiveringsstap: Thermische stabilisatie<br />
Doel:<br />
Pasteurisatie heeft <strong>als</strong> doel het desinfecteren van het slib ter vorming van een product<br />
dat vrij is van ziekteverwekkende kiemen.<br />
Principe:<br />
Pasteurisatie bestaat erin het slib gedurende een bepaalde tijd aan een<br />
hittebehandeling te onderwerpen (b.v. 30 minuten bij 70°C of 4 uren bij 55°C)<br />
waarbij eventueel aanwezige ziekteverwerkende kiemen worden afgedood.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Gepasteuriseerd slib dat vrij is van ziekteverwekkende kiemen kan zonder problemen<br />
voor de gezondheid van mens, dier en plant uitgespreid worden op landbouwgrond.<br />
Opmerkingen:<br />
Desinfecteren van slib wordt veelvuldig toegepast in Zwitserland, Duitsland en de<br />
Verenigde Staten.<br />
73 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)
TECHNIEKBLAD 31<br />
TROMMELBLANCHEUR MET TEGENSTROOMKOELER 1<br />
(Klassiek systeem)<br />
Proces: Blancheren<br />
Soort : Waterblancheren<br />
Doel:<br />
Het doel van blancheren is meervoudig:<br />
• inactiveren van enzymatische processen die de kwaliteit (structuur, geur,<br />
voedingswaarde, smaak, kleur, …) van het product kunnen aantasten;<br />
• reductie van de microbiologisch belasting;<br />
• verdrijven van lucht uit het product;<br />
• bekomen van een volumereductie van het product.<br />
Het blancheerproces heeft echter <strong>als</strong> grote nadeel de uitloging en thermische afbraak<br />
van voedingsbestanddelen.<br />
Principe:<br />
Het product wordt via een glijgoot in de blancheertrommel gebracht en<br />
vooruitgedreven door middel van een roterend vijzelsysteem met variërend toerental.<br />
Het blancheerwater wordt op temperatuur gebracht door middel van stoominjectie.<br />
De optimale blancheertemperatuur en -tijd zijn afhankelijk van het soort en de<br />
afmeting van het product.<br />
In de praktijk blijkt de verblijftijd in dergelijke blancheurs een spreiding te kennen<br />
van 25% en kunnen plaatselijke temperatuurvariaties voorkomen van 10 graden. Dit<br />
betekent dat een deel van het product onder- en een deel overgeblancheerd wordt. Het<br />
overblancheren leidt tot productuitloging (rendementsverlies van circa 1%),<br />
kwaliteitsachteruitgang en extra verontreiniging van het water.<br />
Het product verlaat de blancheur met behulp van een tegen het uiteinde van de<br />
trommel gemonteerde geperforeerd schoepenrad, waarbij het product uit het water<br />
wordt getild.<br />
Het koelen van het product (remming groei aanwezige micro-organismen /<br />
blancheertijd niet te lang maken) vindt plaats in een tegenstroomkoeler; een trommel<br />
die volledig is afgesloten van de blancheur. Hierin wordt het product, door middel<br />
van een roterend vijzelsysteem, in tegenstroom gebracht met een hoeveelheid water<br />
(2-4 liter per kg product) waarbij het product naarmate het meer in aanraking komt<br />
met steeds kouder water, steeds verder afkoelt.<br />
1 Bron: TAHON, K. (1993), mondelinge toelichting tijdens bedrijfsbezoeken<br />
BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)
Milieu-aspecten:<br />
Energetisch gezien is deze techniek inefficiënt.<br />
Financiële aspecten:<br />
De investeringskost van een trommelblancheur met tegenstroomkoeler met een<br />
capaciteit van 6 ton product/uur bedraagt ± 7.200.000 BEF 2 .<br />
2<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)
TECHNIEKBLAD 32<br />
BANDBLANCHEUR/WATERKOELER COMBINATIE<br />
Proces: Blancheren<br />
Soort : Waterblancheren<br />
Doel:<br />
Zie techniekblad 31<br />
Principe:<br />
De bandblancheur bevat 3 zones: de voorverwarmingszone, de blancheerzone en de<br />
koelzone.<br />
Het product wordt via watertransport aangevoerd ter hoogte van de<br />
voorverwarmingszone. In deze zone wordt het product voorverwarmd door het<br />
opgewarmde koelwater uit de koelzone (energierecuperatie). Het product wordt<br />
vervolgens naar de blancheerzone getransporteerd door middel van een transportband.<br />
In deze zone wordt het product rechtstreeks opgewarmd door condenserende stoom en<br />
water dat over het product wordt gesproeid. Het verlies aan water in de<br />
blancheerzone wordt gecompenseerd door directe stoominjectie. De<br />
blancheertemperatuur en -tijd variëren naargelang de soort en de afmeting van het<br />
product. Tenslotte komt het product via een transportband terecht in de koelzone<br />
bestaande uit meerdere compartimenten. In elk van deze compartimenten wordt<br />
koelwater over het product gesproeid. Om het product efficiënt af te koelen wordt<br />
water via pompen van het ene compartiment naar de sproeikoppen van het volgende<br />
compartiment gebracht, in tegenzin ten opzichte van de productstroom. Het water van<br />
het eerst compartiment (meest opgewarmd) wordt in de voorverwarmingszone<br />
gebruikt voor het opwarmen van het product.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Belangrijkste voordelen t.o.v. het klassiek systeem:<br />
• lager waterverbruik<br />
• energierecuperatie; warmte uit koelwater wordt hergebruikt in de opwarmzone<br />
Financiële aspecten:<br />
De investeringskosten van de bandblancheur / water- en luchtkoeler zijn van dezelfde<br />
grootteorde: ± 18.000.000 BEF voor een capaciteit van 6 ton product/uur 3 .<br />
3<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)
TECHNIEKBLAD 33<br />
BANDBLANCHEUR/LUCHTKOELER COMBINATIE 4<br />
Proces: Blancheren<br />
Soort : Waterblancheren<br />
Doel:<br />
Zie techniekblad 31<br />
Principe:<br />
Met steun van NOVEM heeft ROBA Agrotechnologie een prototype blancheur /<br />
koeler-combinatie ontwikkeld die aanzienlijk energie-efficiënter is en de grootste<br />
nadelen van de trommelblancheur en tegenstroomkoeler (klassiek systeem) niet kent.<br />
De nieuwe installatie realiseert een gecontroleerde opwarming van het te blancheren<br />
product in laminair stromend water, waardoor het energieverlies naar de omgeving tot<br />
een minimum wordt beperkt.<br />
Door het product vervolgens te koelen met bevochtigde lucht in combinatie met een<br />
waterbassin, wordt het watergebruik sterk verminderd en verdere watervervuiling<br />
voorkomen. Bovendien vermindert hierdoor de productuitloging.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Belangrijkste voordelen t.o.v. bandblancheur/waterkoeler combinatie:<br />
• lager waterverbruik (reductie met 85-90%) ten opzichte van de<br />
bandblancheur/waterkoeler combinatie en de trommelblancheur met<br />
tegenstroomkoeler;<br />
• het energierendement bedraagt 85 à 90%; het energieverbruik is 5 à 10 % zuiniger<br />
dan de trommelblancheur met tegenstroomkoeler maar verbruikt een 10 % meer<br />
energie dan de bandblancheur/waterkoeler combinatie;<br />
• beperkt uitloging van het product met minder bevuild afvalwater <strong>als</strong> gevolg;<br />
• groenten zijn droger na het verlaten van de blancheur (voordeel bij invriezen).<br />
Belangrijkste nadelen t.o.v. bandblancheur/waterkoeler combinatie:<br />
• geen recuperatie van warmte-energie uit koelwater<br />
• nog onvoldoende zekerheid m.b.t. bacteriologische kwaliteit van het eindproduct<br />
(b.v. verspreiden van bacteriële sporen via luchtstroom)<br />
Financiële aspecten:<br />
De investeringskosten van de bandblancheur / water- en luchtkoeler zijn van dezelfde<br />
grootteorde: ± 18.000.000 BEF voor een capaciteit van 6 ton product/uur 5 .<br />
4<br />
BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />
5<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken.' (1998)
Proces: Blancheren<br />
Soort : Stoomblancheren<br />
Doel:<br />
Zie techniekblad 31<br />
TECHNIEKBLAD 34<br />
STOOMBLANCHEREN<br />
Principe:<br />
Het blancheren van product met behulp van stoom is vergelijkbaar met het klassiek<br />
systeem van waterblancheren (tommelblancheur met tegenstroomkoeler). Gezien dit<br />
type blancheur in de groente- en fruitverwerkende nijverheid niet courant wordt<br />
toegepast wordt er hier niet verder op in gegaan.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Belangrijkste voordeel t.o.v. waterblancheren:<br />
• lager waterverbruik
TECHNIEKBLAD 35<br />
BLANCHEREN MET BEHULP VAN MICROGOLVEN<br />
Proces: Blancheren<br />
Soort : Alternatieve blancheertechniek<br />
Doel:<br />
Zie techniekblad 31<br />
Principe:<br />
Deze alternatieve blancheertechniek kent momenteel geen of weinig toepassing in de<br />
groente- en fruitverwerkende nijverheid en wordt hier niet verder besproken.<br />
Milieuvoordeel:<br />
Verhitting met behulp van microgolven heeft het voordeel dat de hoeveelheid<br />
afvalwater die normalieter ontstaat tijdens het blancheerproces, erg beperkt is. Nadeel<br />
is wel dat de concentratie van afv<strong>als</strong>toffen in deze afvalwaterstroom hoog is.
TECHNIEKBLAD 36<br />
BLANCHEREN MET BEHULP VAN HETE LUCHT<br />
Proces: Blancheren<br />
Soort : Alternatieve blancheertechniek<br />
Doel:<br />
Zie techniekblad 31<br />
Principe:<br />
Het blancheren van producten met behulp van hete lucht is momenteel nog moeilijk<br />
beheersbaar en kent geen of weinig toepassing in de groente- en fruitverwerkende<br />
nijverheid. Deze techniek wordt hier niet verder besproken.
TECHNIEKBLAD 37<br />
VERGELIJKING TUSSEN EEN WATERBLANCHEUR, BANDBLANCHEUR<br />
EN STOOMBLANCHEUR 6<br />
Waterblancheur Cabin-plant<br />
(geïntegreerd opwarmblancheer-<br />
koelproces)<br />
Stoomblancheur<br />
Temperatuur 85-95°C ? ?<br />
Behandelingstijd 5-10 min ? enkele minuten<br />
Behandelingswijze onderdompeling in Producten komen producten worden<br />
water<br />
achtereenvolgens in<br />
contact met<br />
opwarmwater -<br />
blancheerwater en<br />
koelwater<br />
blootgesteld aan stoom<br />
Uitloging groot beperkt beperkt<br />
Waterverbruik<br />
(blancheren+koelen)<br />
5,2 m³/ton 1,5 m³/ton 5 m³/ton<br />
Waseffect goed beperkt geen<br />
Controleerbaarheid<br />
van de temperatuur<br />
gemakkelijk doenbaar moeilijk<br />
BOD-belasting<br />
(blancheren+koelen)<br />
2,2 kg/ton 1,0 kg/ton 2,5 kg/ton<br />
Koeler noodzakelijk geïntegreerd noodzakelijk<br />
Warmte-overdracht goed matig matig<br />
Temperatuursregeling traag vlug vlug<br />
Investeringskost laag hoog (factor 3-4x) 7<br />
hoog (factor 2x)<br />
Onderhoud beperkt complex beperkt<br />
Kwaliteit blancheren minder homogeen homogeen ?<br />
Energieverbruik hoog beperkt beperkt<br />
Capaciteit groot beperkt beperkt<br />
Thermische efficiëntie 80% 90% ?<br />
Productkwaliteit groene producten weinig uitloging van goed<br />
behouden hun vitaminen en<br />
originele kleur voedingsstoffen<br />
6<br />
Bronnen:<br />
Paris Convention for the prevention of marine pollution (1992);<br />
Tahon (1993); Verbist S. et al (1994);<br />
PRESTI-handleiding: Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie (1997)<br />
7<br />
De investeringskost kan geschat worden op 4-6 MBEF (Mondelinge mededeling door Wouters, La<br />
Corbeille)
Proces: Koeling<br />
TECHNIEKBLAD 38<br />
KOELINSTALLATIE 8<br />
Een koeltechnische installatie, die werkt volgens het principe van de<br />
fasenverandering, is opgebouwd uit de volgende componenten: verdamper,<br />
compressor, koelmiddelverdichter (condensor of absorptiegenerator) en<br />
expantieventiel. Het koudemiddel is de vloeistof die gebruikt wordt om het gewenst<br />
koeleffect te bereiken.<br />
Het koelingsprincipe steunt op twee natuurkundige principes: kookpunt van een<br />
vloeistof is afhankelijk van de druk en elke vloeistof die overgaat naar de dampfase<br />
neemt warmte op. In figuur 1 wordt het koelingsprincipe schematisch voorgesteld.<br />
Onderdelen:<br />
Verdamper<br />
De verdamper heeft <strong>als</strong> doel: het verdampen van het ontspannen koelmiddel<br />
(overgang vloeistof naar damp) waarbij warmte wordt onttrokken aan de te koelen<br />
omgeving of de te koelen lucht.<br />
De verdamper op zich is geen geluidsproducerende bron.<br />
Koelmiddelverdichter:<br />
In de koelmiddelverdichter (absorptiegenerator of compressor) wordt koelmiddel, dat<br />
zich in de gasfase bevindt, aangezogen en samengedrukt. Als gevolg van deze<br />
drukverhoging stijgt de temperatuur van het koelmiddel.<br />
Absorptiegenerator:<br />
Geen draaiende onderdelen aanwezig; vanuit akoestisch oogpunt<br />
gezien gunstiger dan een compressor.<br />
Compressor:<br />
Er kunnen vier types onderscheiden worden 9 :<br />
-zuigercompressor<br />
-schroefcompressor<br />
-centrifugaalcompressor<br />
-scrollcompressor (laagste geluidsniveau, maar duurder in aankoop)<br />
akoestisch gunstig:<br />
- zuigercompressor van het hermetisch type met<br />
vloeistofgekoelde elektromotor; geen mechanische<br />
verluchting vereist in de akoestische omkasting<br />
8<br />
Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1997)<br />
Cursus koeltechniek KVIV (1984)<br />
9<br />
Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1997)
- centrifugaalcompressor met ingebouwde<br />
vloeistofgekoelde elektromotor; geen mechanische<br />
verluchting vereist in de akoestische omkasting<br />
Condensors 10 :<br />
De condensor heeft <strong>als</strong> doel: de oververhittingswarmte van het gasvormig koelmiddel<br />
wegnemen, het condenseren van het gasvormige koelmiddel tot vloeibare fase en het<br />
onderkoelen van koelmiddel in de vloeistoffase.<br />
Er worden drie types van condensors onderscheiden:<br />
1. Watergekoelde condensor<br />
2. Luchtgekoelde condensor<br />
3. Verdampingscondensor<br />
De watergekoelde condensor werkt met koelwater dat in gesloten kring doorheen een<br />
koeltoren wordt gestuurd. De afkoeling van het warm water (koelwater) gebeurt door<br />
verdamping. In het klassieke systeem wordt lucht aangezogen over het sproeiwater<br />
met behulp van een ventilator (bron van laagfrequent geluid); bij koeltorens van het<br />
ejectortype gebeurt de luchtverplaatsing over het sproeiwater door het sproeiwater<br />
zelf.<br />
Groot nadeel van dit type condensor is de overtollige hoeveelheid water die nodig is.<br />
Bij de luchtgekoelde condensor gebeurt de overdracht van de warmte van het<br />
koelmiddel naar de omgevingslucht. Een ventilator (type propeller- of<br />
axiaalventilator) zorgt dat lucht in voldoende mate wordt aangebracht (meer warmteoverdracht<br />
bij een hoger luchtdebiet). Geluidsarme types hebben volgende<br />
kenmerken: geluidsarme aërodynamisch gevormde waaiers; laagdraaiend toerental en<br />
meer schoepen per waaier. Naast schoepencondensors bestaan er ook<br />
turbinecondensors; dit type produceert minder geluid maar vereist anderzijds meer<br />
energie.<br />
Bij de verdampingscondensor wordt koelwater via sproeiers verneveld boven het<br />
circuit waarin het oververhit koelwater, afkomstig van de koelmiddelverdichter, zich<br />
bevindt. Dit resulteert in de verdamping van (een gedeelte van) het koelwater. Door<br />
de fase-overgang van dit koelwater (van vloeibaar naar gas) wordt<br />
verdampingswarmte aan het koelmiddel onttrokken. Het verdampingsvermogen van<br />
het koelwater kan verhoogd worden door een geforceerde luchtcirculatie in<br />
tegenstroom met de koelwaterstroom te sturen. Het grote voordeel van deze<br />
condensor is de beperkte hoeveelheid water die vereist is. Het rendement van deze<br />
condensor wordt echter sterk beïnvloed door de natteboltemperatuur van de lucht. Bij<br />
grote luchtvochtigheid (lucht verzadigd met water) krijgt het water weinig kans om te<br />
verdampen en blijft de warmte-onttrekking beperkt. Verdampingscondensors kunnen<br />
vanuit akoestisch oogpunt vergeleken worden met een koeltoren.<br />
Om te voldoende aan de gestelde geluidseisen kunnen bijkomende geluidsreducerende<br />
maatregelen getroffen worden (b.v. geluidsdempers, …)<br />
10 Infobrochure Baltimore Aircoil betreffende condensors
Figuur 1: Schematische voorstelling van het koelingsprincipe<br />
VERDAMPER<br />
Koelm. neemt warmte<br />
op (van te koelen<br />
ruimte of product))<br />
Vloeistof<br />
(koelm.)<br />
Gas (koelm.)<br />
KOELMIDDEL-<br />
VERDICHTER<br />
t(°C) ↑<br />
EXPANTIE-<br />
VENTIEL<br />
Gas<br />
(koelm.)<br />
CONDENSOR<br />
Koelm. geeft warmte<br />
af (b.v.opwarmen<br />
van water)<br />
Vloeistof<br />
(koelm.)
Proces: Malen van fruit<br />
TECHNIEKBLAD 39<br />
MOLEN 1<br />
Beschrijving maatregel:<br />
De keuze van een molen is voornamelijk afhankelijk van de gebruikte fruitsoorten en de<br />
toepassing van het gemalen product.<br />
In Vlaanderen wordt bij het malen volgende techniek gebruikt:<br />
• Meertrapsmolen met vaste mes<br />
Het fruit valt in een circulaire holte waar een draaiende spin met vaste messen,<br />
onder hoge rotatiesnelheid deze versnippert. Het moes wordt naar de pers of<br />
decanter geleid via een transportband of via buizen.<br />
Andere technieken zijn:<br />
• Getande messen molen 2<br />
Het fruit wordt door een 30-tal getande messen die aan de buitenkant van een<br />
draaiende ton zijn vastgemaakt, tot moes gemalen. Doordat men messen kan<br />
gebruiken met verschillende grootte van tanden, kan men een optimaal<br />
maalrendement behalen. Dergelijke molens kunnen een capaciteit aan van 18.000<br />
tot 36.000 kg/uur met een energieverbruik van 11 à 30 KW (1.000 rpm/m -1 ) en<br />
een investeringskost van 600.000 à 2.000.000 BEF.<br />
Figuur 3 : Getande messenmolen<br />
• Hamer molen 4<br />
De molen slaat het fruit tot moes door bewegende stalen messen. Een reeks<br />
scherpe messen verpulveren een continue aanvoer van fruit. Deze wordt<br />
hoofdzakelijk gebruikt voor appelen en peren. Het aantal en de grootte van de<br />
1<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
2<br />
Bron: dhr. Estelmann (Bucher Guyer LTD).<br />
3<br />
Bron: Brochure Bucher Guyer<br />
4<br />
Bron: dhr. De Backer (Fitz Patrick NV)
hamers bepaalt de capaciteit van de molen. Deze methode kan soms<br />
smaakproblemen veroorzaken indien teveel zaden worden verbrijzeld.<br />
Voor een hamermolen met capaciteit van 10 à 15 ton/h is het energieverbruik<br />
± 30 kW en bedraagt de investeringskost ± 4.5 à 5 MBEF.<br />
• Molen voor steenvruchten<br />
Steenvruchten, zo<strong>als</strong> pruimen en abrikozen moeten vermorzeld worden zonder<br />
de pit te beschadigen omdat deze dikwijls bestanddelen bevatten die de smaak<br />
of de houdbaarheid van het sap kunnen aantasten. Daarom worden wielen<br />
gebruikt die bedekt zijn met hard rubber. Deze roteren tegen elkaar en<br />
dwingen het fruit in een bepaalde richting waarbij het vlees bijna volledig<br />
wordt afgescheurd en de pit onaangetast blijft.<br />
• Molen voor druiven<br />
Een ontsteler haalt de druiven van hun tros. Een reeksen messen, gemonteerd<br />
op twee cilinders versnipperen de binnenkomende druiven. Het fruitvlees<br />
wordt vervolgens naar de pers getransporteerd.<br />
Milieuvoordeel<br />
Er zijn geen algemene gegevens beschikbaar over voor- en nadelen van elk van de<br />
ma<strong>als</strong>ystemen. Een keuze van milieuvriendelijke technieken is bijgevolg niet mogelijk.
TECHNIEKBLAD 40<br />
BANDPERS 5<br />
Proces: Persen of decanteren van sappen<br />
Beschrijving maatregel 6<br />
Opgepompte fruitmoes wordt verspreid over de hele breedte van een band. De band is<br />
van een poreus materiaal gemaakt, meestal van een polypropyleenmaas. In een eerste<br />
hellende ontwateringszone wordt het moes met behulp van wentelploegen over de<br />
gehele bandbreedte gravitair ontsapt, waarna het via een wigvormige zone van lage<br />
druk naar de hogedrukzone wordt getransporteerd. Door de afnemende roldiameter in<br />
de perszone neemt de druk op het moes geleidelijk toe. Onder invloed van die<br />
stijgende druk en de ontwikkelde afschuifkrachten wordt het moes optimaal ontsapt.<br />
Op het einde van de cyclus wordt het geperst moes via een kunststofschraper van de<br />
band verwijderd, waarna de band onder druk wordt gereinigd. Voorbeelden van<br />
dergelijke persen zijn de Belmer & Klein en de Ensink typen.<br />
Kenmerken<br />
- Bij het gebruik van bandpersen wordt een aanzienlijke hoeveelheid water<br />
verbruikt, gaande van 10 tot 20m³/h, voor een capaciteit van 6 tot 36 m³/h.<br />
- Saprendement gaande van 70 %. Indien secundair water wordt toegevoegd tijdens<br />
het persen stijgt het persrendement tot ± 90%. Nadelig is dan wel dat de<br />
fruitsappen reeds verdund zijn.<br />
- Geen kosten voor pershulpstoffen;<br />
- Lage arbeidskosten<br />
- Laag energieverbruik;<br />
- Continue proces<br />
Milieuvoordeel<br />
Geen uitgesproken milieuvoordelen.<br />
5<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
6<br />
Bron: dhr. Timmerman (Welders Filtration Technology NV);<br />
dhr. Feyten (Van Wijnsberghe NV);<br />
dhr. Estelmann (Bucher Guyer LTD).
Financiële aspecten<br />
De bandpers heeft een investeringskost van 2 7 tot 10. 8 MBEF, voor een capaciteit van<br />
5 – 25 m³/h.<br />
Werkingskosten zijn afhankelijk van<br />
- de gebruikte hoeveelheid waswater;<br />
- energieverbruik:<br />
- aandrijvingsvermogen 0,75 – 4.4 kW<br />
- mengvermogen 0,55 – 0,75 kW<br />
- waspompvermogen 2.2 – 15 kW<br />
Doordat het saprendement lager ligt dan bij andere perstechnieken, is hij economisch<br />
minder interessant.<br />
Figuur 9 :<br />
Figuur: Bandpers<br />
7 Bron: dhr. De Smet (Welders Filtration Technology NV)<br />
8 Bron: dhr. Estelmann (Bucher Guyer LTD)<br />
9 Bron: Brochure Van Wynsberghe
TECHNIEKBLAD 41<br />
HORIZONTALE DRAAIPERS 10<br />
Proces: Persen of decanteren van sappen<br />
Beschrijving maatregel 11<br />
Fruitmoes wordt via een pomp in de pers gestuwd tot de holten partieel gevuld zijn.<br />
Onder hydraulische (HP-typen) of pneumatische (MP-type) druk wordt het moes<br />
gecomprimeerd en het sap onderaan verzameld. De trommel roteert en herverdeelt het<br />
moes, waarna een tweede persing kan optreden. Afhankelijk van het type fruit worden<br />
al of niet verschillende cyclussen uitgevoerd. Het droge residu wordt vervolgens door<br />
rotatie van de volledige pers eruit gehaald en later eventueel gebruikt <strong>als</strong> diervoeder.<br />
- Bij een productie van 8-10 ton/uur, haalt de pers een rendement van 82-84% (vers<br />
fruit, zonder behandeling);<br />
- Bij een productie van 11-13 ton/uur haalt ze een rendement van 88%<br />
(voorbehandeling met enzymen);<br />
De pers kan gebruikt worden voor verschillende fruitsoorten: appel, peer,<br />
steenvruchten (kers, pruim, abrikoos, perzik), bessen, groenten, tropische vruchten<br />
(ananas, kiwi, …).<br />
Er zijn verschillende typen horizontale draaipersen in omloop, gaande van een<br />
capaciteit van een honderdtal kilo’s tot 25 ton fruit per uur.<br />
Vermogen (kW)<br />
Maximum drukkracht (bar)<br />
Capaciteit (ton fruit/uur)<br />
MP 27 MPX100 HPX5005<br />
5.9 8.6 26.5<br />
2 2 5<br />
1 4-5 5-25<br />
Kenmerken<br />
- Hoog saprendement (82-88%, tot zelfs 92% indien secundair water wordt<br />
toegevoegd);<br />
- Het is een gesloten systeem, waardoor noch sapverliezen noch besmetting<br />
voorkomen;<br />
- Geen kosten voor pershulpstoffen;<br />
- Lage arbeidskosten.<br />
Milieuvoordeel<br />
- Aanwezigheid van een CIP-systeem (cleaning-in-place);<br />
- Beperkt verbruik van water;<br />
- In vergelijking met bandpers en decanters is hier slechts één pers nodig. Bij het<br />
produceren van sappen via decanters, zijn meestal verschillende apparaten nodig<br />
om hetzelfde rendement te verkrijgen.<br />
10<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
11<br />
Bron: dhr. Estelmann (Bucher Guyer LTD).
- Laag energieverbruik.<br />
Financiële aspecten 12<br />
Investeringskosten variëren tussen de 2,5 en 16 MBEF<br />
Terugverdientijden variëren sterk aangezien productiecapaciteiten en de<br />
grondstofprijzen sterk verschillen van land tot land.<br />
Werkingskosten zijn afhankelijk van energieverbruik. Om 1 à 25 ton fruit per uur te<br />
persen zijn ± 5 à 25 kWh nodig.<br />
Figuur 13 :<br />
12 Bron: dhr. Meier (Bucher Guyer LTD).<br />
13 Bron: Brochure Bucher Guyer<br />
Figuur: Horizontale draaipers
TECHNIEKBLAD 42<br />
PAKPERS 14<br />
Proces: Persen of decanteren van sappen<br />
Beschrijving maatregel 15<br />
Pakpersen zijn gekend voor hun hoge saprendementen, ofschoon ze<br />
arbeidsintensief zijn. De moderne pakpers bestaat uit een stalen bed dat vastzit<br />
aan een hydraulisch verticaal bewegend kader. In eerste instantie wordt het<br />
fruitmoes op een grof geweven nylon doek in een dunne laag, glad egaal<br />
gestreken. De nylon doek wordt vervolgens dubbel geplooid waardoor het moes<br />
‘gesandwicht’ zit en op haar plaatst wordt gehouden door een rechthoekige kader.<br />
Tot 20 lagen fruitmoes kunnen op die manier gebouwd worden, onderling<br />
gescheiden door een horizontale plank. De hydraulische pers drukt de<br />
verschillende lagen bijeen, het sap wordt door de nylon doeken geperst en<br />
onderaan in een vat verzameld.<br />
Moderne versies gebruiken persen met brede as (diameter tot 18 inch of 45cm),<br />
waarmee een hoge druk tot 40 ton kan verwezenlijkt worden. Twee arbeiders<br />
kunnen in een tiental minuten de verschillende moeslagen opbouwen, de pers<br />
heeft vervolgens een 30-tal minuten nodig om de sappen volledig geperst te<br />
krijgen.<br />
De pakpers kan nog op kleine schaal bij traditionele appelpersers gebruikt<br />
worden, maar kent teveel nadelen voor productie op grote schaal.<br />
14<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
15<br />
Voor deze perstechnieken zijn geen verbruiks- en financiële gegevens beschikbaar die vergelijking<br />
mogelijk maken;<br />
Bron: dhr. Estelmann (Bucher Guyer LTD).
TECHNIEKBLAD 43<br />
SCHROEFPERS 16<br />
Proces: Persen of decanteren van sappen<br />
Beschrijving maatregel 17<br />
Het moes wordt via een verticale schroef neerwaarts getransporteerd en tegelijk<br />
gecomprimeerd. Het sap vloeit via de poreuze wand weg. Nadelig bij dergelijke<br />
persen is dat de poriën snel verstopt geraken.<br />
De pers werkt doorgaans met een drukkracht van 5 tot 15 bar en kan een<br />
capaciteit aan van 100 kg tot 10 m³/h.<br />
Voordelen:<br />
- continue systeem;<br />
- de schroefpers heeft een robuste bouw;<br />
- onderhoud en werking zijn eenvoudig.<br />
In Europa zijn deze persen niet veel in gebruik.<br />
Financiële aspecten<br />
- Voor een capaciteit < 5 m³/h bedraagt de investeringskost ± 1 à 3 MBEF.<br />
- Voor een capaciteit van 5 m³/h bedraagt de investeringskost ± 4 MBEF.<br />
- Voor een capaciteit van meer dan 10 m³/h bedraagt de investeringskost ±<br />
14 MBEF.<br />
16<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
17<br />
Bron: Hicks (1990); Envi Tech Consult (1993)
TECHNIEKBLAD 44<br />
DECANTER 18<br />
Proces: Persen of decanteren van sappen<br />
Beschrijving maatregel 19<br />
Het decanteren van een vloeistof is een eenvoudige methode om vaste deeltjes uit een<br />
vloeibare fase te scheiden. Dit wordt uitgevoerd nadat de vaste deeltjes door gravitatie<br />
gezonken zijn. Soms kunnen gelatinen gebruikt worden, die met de vaste deeltjes<br />
complexe structuren vormen en gemakkelijker van de vloeibare fase gescheiden<br />
worden. De decanter is vergelijkbaar met een centrifuge, het sap wordt uit het mengsel<br />
gehaald, de fruit- en groenteresten worden hierbij afgevoerd.<br />
Doorgaans zijn verschillende decanters nodig om een goed saprendement te beogen.<br />
Onder gewone persomstandigheden (zonder enzymatische voorbehandeling) rekent<br />
men op een saprendement van 60 - 70%. Bovendien kan men tussen elke<br />
decantatiestap een finisher gebruiken 20 . Een finisher bestaat uit een cilindervormige<br />
buis voorzien van poriën. Ronddraaiende klepels duwen het moes doorheen de poriën.<br />
Overgebleven resten (stelen, bladeren, …) worden door de draaiende klepels uit de<br />
cilinder geblazen.<br />
Decanters zijn beschikbaar voor capaciteiten van 1 tot 200 m³/h. Doorgaans treft men<br />
capaciteiten aan van 2 tot 20 m³/h.<br />
Voordelen:<br />
- De werking en onderhoud van een decanter zijn vrij eenvoudig;<br />
- Continue proces;<br />
- Gesloten systeem;<br />
- Compact systeem;<br />
- Decanters kunnen kleinere partikels scheiden: in het gedecanteerd sap is 60% van<br />
de aanwezige deeltjes kleiner dan 1 µm, bij persen is dat maar 20% 21 .<br />
Nadelen:<br />
- Laag saprendement;<br />
- Hoog energieverbruik<br />
Milieuvoordeel<br />
- Decanters hebben bij de opstart een hoog energieverbruik. Bij de werking is het<br />
energieverbruik lichtjes hoger dan bij zeefbandpers.<br />
- CIP-reiniging mogelijk.<br />
18<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
19<br />
Bron: Hicks, 1990.<br />
20<br />
Bron: dhr. Lynen (Konings NV).<br />
21<br />
Bron: dhr. Pecoroni (Westfalia Separator AG, GEA Group).
Financiële aspecten 22<br />
- Voor een capaciteit van 2 ton /h bedraagt de investeringskost ± 5 – 5,5 MBEF.<br />
- Voor een capaciteit van 5 - 15 ton /h bedraagt de investeringskost ± 10-12 MBEF.<br />
- Afhankelijk van karakteristieken van het te persen product, spreekt men van een<br />
gemiddeld verbruik van 2 – 4 kWh/m³. Voor een decanter met capaciteit van<br />
25.000 l/h bedraagt het energieverbruik 30 à 37 kWh.<br />
Figuur 23 :<br />
22 Bron: dhr. Lemmens (Tetra Pak Belgium NV)<br />
Envi Tech Consult, 1993.<br />
23 Bron: Brochure Westfalia<br />
Figuur: Decanter
TECHNIEKBLAD 45<br />
VERGELIJKING VAN DE VERSCHILLENDE PERSEN EN DECANTERS 24<br />
Proces: Persen of decanteren van sappen<br />
Beschrijving maatregel<br />
Tabel 1 en 2 geven de rendementen weer voor verschillende pers- en<br />
decantertechnieken. In de praktijk wordt de pak- en schroefpers niet veel gebruikt.<br />
De meest gebruikte technieken in Europa zijn de decanter, bandpers en de horizontale<br />
draaipers (Bucher Guyer).<br />
Tabel 1 Rendementen van verschillende soorten persen berekend voor dessert<br />
appels 25<br />
PERS Rendement (%)<br />
Pakpers<br />
Horizontale draaipers<br />
Met secundaire watertoevoeging<br />
Continue Bandpers<br />
Met secundaire watertoevoeging<br />
Decanter<br />
Tabel 2 Vergelijking van de soorten persen 25<br />
80<br />
84<br />
92<br />
70<br />
92<br />
60-70<br />
Methode Voordeel Nadeel<br />
Pakpers Eenvoudig<br />
Goedkoop<br />
Horizontaal draaipers Hoog rendement<br />
Lage concentratie vaste deeltjes<br />
Goede sapkwaliteit<br />
Lage arbeidskosten<br />
Bandpers Hoge productie<br />
Lage arbeidskosten<br />
Goedkoop<br />
Continue proces<br />
Arbeidsintensief<br />
Batchsysteem<br />
Traag proces<br />
Batchsysteem<br />
Duur<br />
Hoge concentratie vaste deeltjes<br />
Laag rendement<br />
Schroefpers Continue proces Laag rendement<br />
Decanter Continue proces<br />
Lage arbeidskosten<br />
Eenvoudig<br />
Laag rendement<br />
24<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
25<br />
Bron: Hicks, 1990.
Proces: Filtreren van sappen<br />
TECHNIEKBLAD 46<br />
KAMERFILTERPERS 26<br />
Beschrijving maatregel 27<br />
Deze filter bestaat uit een reeks geperforeerde platen en ramen van roestvrij staal. De<br />
platen en de ramen wisselen elkaar steeds af. Filterhulpstoffen worden met water<br />
vermengd en door de ramen gepompt tot op de platen. Het water stroomt door de<br />
perforaties in de platen maar de filterhulpstof blijft achter, waarbij een filterbed wordt<br />
gevormd. De sappen worden vervolgens onder druk door de bedden gepompt.<br />
Kamerfilterpersen kunnen, afhankelijk van de nodige perscapaciteiten, gemaakt<br />
worden in uiteenlopende afmetingen, drukvermogen, capaciteit, …<br />
Gebruik<br />
De kamerfilterpers wordt doorgaans <strong>als</strong> eerste filtratiestap gebruikt. Indien men heldere<br />
vruchtensappen wil verkrijgen moet men bijkomende filtratietechnieken gebruiken, zo<strong>als</strong><br />
bladfiltratie, ultrafiltratie, .<br />
Kenmerken<br />
- Beschikbaar in verschillende maten en grootten;<br />
- Gebruikte drukkrachten van 6 – 15 bar;<br />
- Batch systeem: voor en na elke cyclus moet de filterkoeken afgevoerd worden en de<br />
filter voor een nieuwe cyclus worden klaargemaakt;<br />
- Filteroppervlak tot meer dan 400 m²;<br />
- Gesloten systeem;<br />
- Gebruik van filterhulpstoffen nodig.<br />
Financiële aspecten<br />
- Een filterpers met een filteroppervlakte van 500 m² heeft een investeringskost van<br />
± 16.000.000 BEF. De installatie met de nodige apparatuur, zo<strong>als</strong> pomp, aan- en<br />
afvoersysteem, … doet de investeringskost met een factor 2 stijgen 28 .<br />
26<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
27<br />
Bron: Hicks, 1990.<br />
Bron: dhr. Timmerman (Welders Filtration Technology NV);<br />
dhr. M. Feyten (Van Wijnsberghe NV);<br />
Ecogroup TEC.<br />
28<br />
Bron: Envi Tech Consult, 1993.
Figuur 29 :<br />
29 Bron: Brochure WFT<br />
Figuur: Kamerfilterpers
Proces: Filtrerenvan sappen<br />
TECHNIEKBLAD 47<br />
CENTRIFUGE 30<br />
Beschrijving maatregel 31<br />
Troebele componenten kunnen via centrifugatie verwijderd worden. Door de<br />
centrifugale kracht worden lichte elementen van zwaardere gescheiden. De sappen<br />
worden verzameld en de ongewenste vaste deeltjes <strong>als</strong> afval verwijderd. Deze<br />
scheidingstechniek kan gemakkelijk automatisch opereren. Centrifuges worden<br />
doorgaans gebruikt wanneer een hoge graad van zuivering vereist is.<br />
Milieuvoordeel<br />
- geen gebruik van filterhulpstoffen;<br />
- geen papierafval;<br />
- CIP-reiniging mogelijk;<br />
- hoge filtratiecapaciteit: van 2 tot 70 ton/h.<br />
Financiële aspecten 32<br />
Voor een capaciteit van 2000 l/h bedraagt de investeringskost ± 3.000.000 BEF.<br />
Het energieverbruik varieert van 7 tot 45 kW voor capaciteiten van 12 à 70 ton/h.<br />
Figuur 33 :<br />
30<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
31<br />
Bron: dhr. Pecoroni (Westfalia Separator AG, GEA Group).<br />
32<br />
Bron: dhr. Lemmens (Tetra Pak Belgium NV)<br />
33<br />
Bron: Brochure Westfalia
Proces: Filtreren van sappen<br />
TECHNIEKBLAD 48<br />
BLADFILTER 110<br />
Beschrijving maatregel:<br />
Wegwerp filterbladen bieden een goed alternatief voor filters gevuld met poeders.<br />
Filterbladen worden geplaatst tussen kunststof of roestvrije platen. De te filtreren<br />
vloeistoffen, worden onder hoge druk door de platen en filterbladen gestuwd. Door de<br />
keuze van de filterbladen kunnen bijna steriele condities worden bereikt. Deze filter kan<br />
wel snel verstopt geraken indien de vruchtensappen hoge concentraties aan vaste deeltjes<br />
bevatten. Daarom wordt de bladfilter dikwijls gebruikt om de helderheid van de sappen<br />
te verfijnen.<br />
Vroeger werd asbest gebruikt <strong>als</strong> materiaal omdat het uiterst efficiënte filtratieeigenschappen<br />
bevat. Om gezondheidsredenen wordt nu overgestapt naar een cellulose,<br />
kieselgoer, katoen of een combinatie ervan.<br />
Kenmerken:<br />
- Afmetingen van de platen gaande van 0,25 x 0,25 m tot 1 x 1 m;<br />
- Filtratieoppervlakte tot 330 m² per filter<br />
- Filtercapaciteiten tot 250 l/m² voor sterilisatie;<br />
tot 650 l/m² voor clarificatie;<br />
- Afmetingen en filtratiebereik zijn gemakkelijk aan te passen aan de benodigde<br />
capaciteiten;<br />
- Geen filterhulpstoffen nodig;<br />
- Continu proces;<br />
- Filterpapier is een goedkope filterhulpstof;<br />
- Het opbrengen van filterpapier is makkelijk in vergelijking met het opbrengen van<br />
kalk.<br />
Milieuvoordeel<br />
- Geen gebruik van filterhulpstoffen;<br />
- Bij het gebruik van filterpapier komen geen schadelijke deeltjes vrij.<br />
Financiële aspecten<br />
Voor een capaciteit van 10.000 l/h bedraagt de investeringskost van een filter<br />
± 200.000 BEF.<br />
110<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)
Figuur 111 :<br />
111 Bron: Strassburger Filter<br />
Figuur: Bladfilter
Proces: Filtreren van sappen<br />
TECHNIEKBLAD 49<br />
MEMBRAANFILTER 112<br />
Beschrijving maatregel 113 :<br />
Membraantechnieken is de verzamelnaam voor een aantal scheidingstechnieken, waarbij<br />
de scheiding wordt uitgevoerd mbv een selectieve wand: het membraan. Om het<br />
transport door het membraan te verzekeren, is er een drijvende kracht nodig, waarvoor er<br />
verschillende mogelijkheden bestaan:<br />
- een drukverschil over het membraan zo<strong>als</strong> bij microfiltratie (0,1 – 5 µm),<br />
ultrafiltratie (5 – 500 nm), nanofiltratie (0,5 – 1 nm) en omgekeerde osmose (0,1 –<br />
10 nm);<br />
- een elektrisch potentiaalverschil bij elektrodialyse of membraanelektrolyse;<br />
- een concentratieverschil bij dialyse;<br />
- een verschil in partieeldruk bij pervaporatie.<br />
Microfiltratie berust op zeefwerking. Er kunnen fluxen worden bereikt tot meer dan 500<br />
liter/m²/bar. De membranen worden meestal gemaakt van organische polymeren zo<strong>als</strong><br />
polypropyleen, polyvinylideenfluoride, teflon, cellulose-esters en polycarbonaat.<br />
Microfiltratie wordt gebruikt voor de verwijdering van bacteriën en colloïden.<br />
Ultrafiltratie is een scheidingstechniek waarbij deeltjes worden gescheiden op basis van<br />
hun grootte: opgeloste grotere moleculen (hoog-moleculaire verbindingen) en deeltjes<br />
zo<strong>als</strong> colloïden, pigmenten, … worden weerhouden terwijl kleinere moleculen<br />
(laagmoleculaire verbindingen) zo<strong>als</strong> o.a. zouten het membraan passeren. Ultrafiltratie<br />
wordt gebruikt om hoge kwaliteitssappen te produceren in verband met kleur en<br />
stabiliteit van het product. Soms zijn na ultrafiltratie nog bijkomende stappen vereist<br />
voor het verkrijgen van een langdurig stabiel product.<br />
Voordelen van membraanfilters zijn:<br />
- Filtratierendementen van 96 – 99%, terwijl met conventionele<br />
filtratietechnieken rendementen worden bereikt van 80-94%;<br />
- Hoog filtratiebereik;<br />
- Geen filterhulpstoffen nodig;<br />
- CIP-reiniging mogelijk<br />
- Er is slechts één systeem nodig, terwijl bij andere filtratieprocessen<br />
verschillende technieken gebruikt moeten worden om hetzelfde resultaat te<br />
bekomen;<br />
- Reiniging en vervanging zijn eenvoudig en vergen een minimum aan tijd.<br />
112<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
113<br />
Baeyens J. etal. (1995)<br />
Bron: mevr. Leroy (Pall Belgium bvba)
Nadelen zijn:<br />
- Begrensde thermische, chemische en mechanische stabiliteit van het<br />
membraan en de gevoeligheid tegenover de vervuiling.<br />
- Hoog energieverbruik om voldoende drukverschil en recirculatie van het<br />
debiet te verwezenlijken.<br />
Milieuvoordeel<br />
- Geen gebruik van filterhulpstoffen.<br />
Financiële aspecten<br />
Investeringskosten hangen af van het gebruikte materiaal, graad van filtratie en<br />
capaciteit.<br />
- Voor een semi-automatisch membraansysteem voor de wijnsector met 6<br />
modules om 1500 tot 3500 l/h te verwerken ligt de investeringskost rond<br />
de 3 MBEF 114 .<br />
- Voor een capaciteit van 500 l/h bedraagt de investeringskost ± 600.000<br />
BEF voor zowel microfiltratie <strong>als</strong> ultrafiltratie 115 .<br />
- Voor een capaciteit van 2000 l/h bedraagt de investeringskost ± 9 à<br />
10 M BEF voor zowel microfiltratie <strong>als</strong> ultrafiltratie 116 .<br />
114 Bron: mevr. Leroy (Pall Belgium bvba).<br />
115 Bron: dhr. Sebastian (Strassburger filter GmbH).<br />
116 Bron: dhr. Lemmens (Tetra Pak Belgium NV).
Proces: Filtreren van sappen<br />
TECHNIEKBLAD 50<br />
KAARSFILTER 117<br />
Beschrijving maatregel 118 :<br />
Deze filter gebruikt een reeks roestvrije assen waarrond draden gewikkeld worden. De<br />
filter kan ook opgevuld worden met een kunststof van gekende porositeit, zo<strong>als</strong> nylon,<br />
polyester, polypropyleen, …. Wanneer de sappen door de vulling van de filter vloeien,<br />
worden alle partikels boven een specifieke diameter vastgehouden.<br />
Gebruik<br />
- Kaarsfilters worden gebruikt om sappen te zuiveren en bijgevolg te<br />
stabiliseren.<br />
Kenmerken<br />
- Filtratiebereik: 200 tot 0,04 µm.<br />
- De kaarsen zijn eenvoudig te bedienen en verschaffen in functie van het<br />
gebruikte opvulmateriaal, een hoger filtratierendement.<br />
- Een nadeel is de kwetsbaarheid van de filter voor drukschokken, hetgeen de<br />
filtratie kan verstoren of zelfs volledig stop zetten.<br />
- Onderhoud en vervanging zijn eenvoudig.<br />
- Capaciteiten van 1 tot 400 m³/h.<br />
Figuur 119 :<br />
Figuur: Kaarsfilter<br />
117<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
118<br />
Bron: Hicks, 1990<br />
Bron: mevr. Leroy (Pall Belgium bvba)<br />
119<br />
Bron: Brochure PALL
Milieuvoordeel<br />
- Geen gebruik van filterhulpstoffen<br />
Financiële aspecten<br />
Investeringskosten hangen volledig af van het gebruikte materiaal, graad van filtratie<br />
en capaciteit.
Proces: Filtreren van sappen<br />
TECHNIEKBLAD 51<br />
VIBRERENDE MEMBRAANFILTER 120<br />
Beschrijving maatregel 121 :<br />
Doordat de vloeistoffen over een vibrerende platte membraan gaan stromen, blijven alle<br />
partikels boven een bepaalde grootte achter de membraan steken zonder de poriën te<br />
verstoppen.<br />
Met dergelijke systemen kan men voor zwaar beladen vloeistoffen een filtratie bereiken<br />
van 1 tot 0,03 µm. In het algemeen werkt men rond 0,45 – 0,5 µm, waarbij gisten en een<br />
deel van de bacteriën worden weerhouden.<br />
Kenmerken<br />
- Hoog filtratiebereik;<br />
- Geen filtratiehulpstoffen nodig;<br />
- Geen obstructie van de membranen;<br />
- Geen energieverbruik door pompen;<br />
- Poriën van membraan: 0,2 à 0,45 µm, waardoor een goede filtratie na één<br />
cyclus wordt bereikt;<br />
- Filtratiecapaciteiten van 30 – 100 liter per m² filtratieoppervlakte per uur;<br />
- Filtratieoppervlakte mogelijk van 0,1 tot 100 m²;<br />
- Voorbeeld: PallSep VMF.<br />
Milieuvoordeel<br />
- Energieverbruik ligt ± 75 % lager dan bij traditionele filters, zo<strong>als</strong> de<br />
keramische filter.<br />
- Geen gebruik van filterhulpstoffen.<br />
Financiële aspecten<br />
- Voor een filter met een filtratieoppervlakte van 10 m² bedraagt de<br />
investeringskost ± 10 tot 12.000.000 BEF;<br />
- Voor een filter met een filtratieoppervlakte van 100 m² bedraagt de<br />
investeringskost ± 15.000.000 BEF;<br />
- Voor een filter met filtratieoppervlakte van 100m² is een energieverbruik<br />
nodig van ± 5kW.<br />
120<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
121<br />
Bron: mevr. Leroy (Pall Belgium bvba).
Proces: Filtreren van sappen<br />
TECHNIEKBLAD 52<br />
VACUUMDRAAIFILTER 122<br />
Beschrijving maatregel 123 :<br />
De vacuümdraaifilter is een draaiende ton waar aan de buitenkant filtermateriaal is<br />
aangebracht, zo<strong>als</strong> actieve koolpoeder, klei, diatomeëenaarde, perlite, …. Doordat in de<br />
ton vacuüm heerst, wordt het sap naar binnen gezogen. De troebele deeltjes blijven op de<br />
filter achter. Een mes langs de filter schraapt deze continu bij. Het geraspte materiaal<br />
bestaat uit een laag troebele deeltjes en een dun laagje filtermateriaal. Als men de filter<br />
moet vervangen, wordt de saptoevoer gestopt, de overgebleven laag verwijderd en de ton<br />
gereinigd. Vervolgens brengt men een nieuwe laag filtermateriaal aan.<br />
Het systeem werkt bij een vacuüm van 100 – 200 mbar. Het is verkrijgbaar in grootten<br />
van 0,25 tot 100 m².<br />
Milieuvoordeel<br />
Geen uitgesproken milieuvoordelen.<br />
Financiële aspecten 124<br />
Investeringskosten:<br />
- Voor een filteroppervlak van 1 m²: ± 1,2 MBEF<br />
- Voor een filteroppervlak van 10 m²: 3,5 MBEF<br />
- Energieverbruik voor vacuüm en rotatie bedragen slechts een 25% van het<br />
totale energieverbruik.<br />
- De hoge kosten zijn geassocieerd met de kosten van de filterhulpstoffen en<br />
het verwijderen ervan: ± 50% van de totale kost.<br />
- Werkingskosten bedragen ± 25% van totale kost.<br />
122<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
123<br />
Bron: dhr. Halmingh (Noviba Engineering BV).<br />
Envi Tech Consult, 1993.<br />
124<br />
Envi Tech Consult, 1993.
Figuur 125 :<br />
125 Bron: Brochure Noviba<br />
Figuur: Vacuümdraaifilter
Proces: Indampen van sappen<br />
TECHNIEKBLAD 53<br />
BUIZENVERDAMPER 126<br />
Beschrijving maatregel 127 :<br />
• Dalende film buizenverdamper<br />
De voorverwarmde sappen worden bovenaan in de verdamper geïntroduceerd en<br />
vloeien door een reeks buizen van 3 tot 10 meter lang en met een diameter van 20<br />
à 40 mm. Het is belangrijk een gelijke verdeling van de vloeistof over de<br />
oppervlakte van de buizen te verzekeren. Zoniet kunnen lokaal zeer warme spots<br />
gecreëerd worden waarbij de vruchtensappen verbrand kunnen geraken.<br />
De dalende filmverdampers zijn uitermate geschikt voor warmtegevoelige<br />
vruchtensappen door het korte contact met de hitte. Ook hier zijn<br />
meertrapsverdampers gebruikelijk.<br />
• Stijgende film buizenverdamper<br />
Deze verdamper bestaat uit een warmtewisselaar met een reeks buizen. De<br />
voorverwarmde sappen worden onderaan in de buizen gebracht en naar boven<br />
gestuwd. Onderaan worden de sappen geleidelijk verwarmd. Halverwege de<br />
buizen is de temperatuur gestegen tot het kookpunt, waarbij het water uit de<br />
sappen begint te verdampen. In het bovenste gedeelte is voornamelijk damp<br />
aanwezig. In de praktijk blijkt dat na één cyclus de sappen niet voldoende<br />
geconcentreerd zijn en men ze moet hercirculeren voor verdere indamping. In dat<br />
geval spreekt men van meertrapsverdampers.<br />
De stijgende film buizenverdamper wordt doorgaans niet gebruikt voor het<br />
verdampen van producten uit de voedingsindustrie, omdat de temperatuur en de<br />
tijd nodig voor verdamping te hoog zijn.<br />
Kenmerken<br />
- De buizenverdamper wordt voornamelijk gebruikt voor het concentreren van<br />
appel-, aardbeien- en bessensappen;<br />
- Tabel: Typische contacttijden tijdens de verdamping<br />
Contacttijd<br />
(sec)<br />
1 e trap<br />
2 e trap<br />
3 e trap<br />
4 e trap<br />
Totale<br />
contacttijd<br />
Dalende Film<br />
Buizenverdamper<br />
23<br />
22<br />
15<br />
123<br />
183<br />
126<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
127<br />
Bron: dhr. Skindersoe (APV Anhydro AS).
Milieuvoordeel<br />
• Verbruik van thermische energie kan gereduceerd worden door het gebruik van:<br />
- verschillende verdampingstrappen;<br />
- thermische recuperatie;<br />
- combinatie van beide factoren: hoe meer verdampingstrappen aanwezig<br />
zijn, hoe meer energie kan gerecupereerd worden.<br />
• Reiniging via CIP mogelijk;<br />
Opmerking:<br />
Door de aanwezigheid van compressoren en centrifugale pompen is er geluidshinder;<br />
Financiële aspecten<br />
Voor een capaciteit van 10.000 l/h bedragen de investeringskosten ± 27.000.000 BEF,<br />
een 10 % goedkoper dan de platenverdamper. De installatiekosten liggen echter wat<br />
hoger, waardoor de algemene kosten vergelijkbaar zijn.<br />
De variabele kosten worden voornamelijk bepaald door het verbruik van stoom. In<br />
onderstaand tabel kan men het stoomverbruik lezen in percent van de hoeveelheid<br />
verdampt water. Ter illustratie: in een drietrapsverdamper met stoomrecompressie 128<br />
over 1 trap heeft men 0,25 kg stoom nodig om 1 kg te verdampen.<br />
Aantal stappen 2 3 4 5 6<br />
Zonder stoomrecompressie<br />
Stoomrec. over 1 trap<br />
Stoomrec. over 2 trappen<br />
Stoomrec. over 3 trappen<br />
55<br />
30<br />
40<br />
25<br />
19<br />
30<br />
22<br />
17<br />
25<br />
18<br />
14<br />
12<br />
22<br />
17<br />
13<br />
11<br />
Stoomverbruik in percent van de hoeveelheid verdampte water<br />
128<br />
Stoomrecompressie is het recupereren van stoom uit een vorige trap en mengen met verse stoom<br />
(dhr. Skindersoe, APV Anhydro SA).
Figuur 129 :<br />
129 Bron: Brochure Asceptic Drink<br />
Figuur: Buizenverdamper
Proces: Indampen van sappen<br />
TECHNIEKBLAD 54<br />
PLATENVERDAMPER 130<br />
Beschrijving maatregel:<br />
• Stijgende film platenverdamper<br />
Lagedrukstoom wordt door een reeks vertikaal geplaatste platen gestuwd. De<br />
stoom komt langs de bovenkant van de plaat naar binnen en de condens wordt<br />
onderaan verwijderd. De vruchtensappen worden onderaan ingebracht, stijgen via<br />
de eerste plaat en dalen via de volgende. Door in contact te treden met de<br />
warmtebron, verdampt een aanzienlijke hoeveelheid water uit de sappen.<br />
• Dalende film platenverdamper<br />
Het probleem van ongelijk verdeling van de sappen, voornamelijk geassocieerd<br />
met de tubulaire dalende filmverdampers, worden omzeild door de talrijke<br />
openingen in de platen. Hierdoor kan een gelijke verdeling van de sappen over de<br />
platen gegarandeerd worden.<br />
Kenmerken:<br />
- De platen zijn gemakkelijk uit elkaar te halen en dus goed bereikbaar voor<br />
reiniging, aanpassing of onderhoud;<br />
- De capaciteit kan aangepast worden aan de installatie doordat op eenvoudige<br />
manier platen kunnen toegevoegd worden;<br />
- Hoge warmteoverdracht en bijgevolg lage verblijftijd. Zeer geschikt voor<br />
warmtegevoelige producten;<br />
- Compacte installatie met maximale hoogte van 5m;<br />
- Er wordt slechts een kleine hoeveelheid vloeistof weerhouden tijdens de<br />
verdamping, waardoor een hoge verdampingscapaciteit bereikt wordt;<br />
- Verdampingscapaciteit voor dalende film verdamper varieert van 1.000 – 20.000<br />
l/h;<br />
- Verdampingscapaciteit voor stijgende film verdamper gaat tot 50.000 l/h;<br />
Tabel: Typische contacttijden tijdens de verdamping:<br />
Contacttijd<br />
(sec)<br />
1 e trap<br />
2 e trap<br />
3 e trap<br />
4 e trap<br />
Totale<br />
contacttijd<br />
Dalende Film Stijgende Film<br />
Platenverdamper Platenverdamper<br />
16<br />
47<br />
13<br />
20<br />
9<br />
30<br />
62<br />
78<br />
162 175<br />
130<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)
Milieuvoordeel:<br />
• Reiniging:<br />
- Via CIP mogelijk;<br />
- Laag verbruik reinigingsmiddelen omdat minder hoeveelheid vloeistof in de<br />
verdamper weerhouden wordt.<br />
• Verbruik van thermische energie kan gereduceerd worden door het gebruik van:<br />
- verschillende verdampingstrappen;<br />
- thermische recuperatie;<br />
- combinatie van beide factoren: hoe meer verdampingstrappen aanwezig zijn,<br />
hoe meer energie kan gerecupereerd worden.<br />
Financiële aspecten 131<br />
Voor een capaciteit van 10.000 l/h bedragen de investeringskosten ± 25 à 30 MBEF,<br />
een 10 % duurder dan de buizenverdamper. De installatiekosten liggen echter wat<br />
lager, waardoor de algemene kosten vergelijkbaar zijn.<br />
De variabele kosten worden voornamelijk bepaald door het verbruik van stoom. In<br />
onderstaande tabel kan men het stoomverbruik lezen in percent van de hoeveelheid<br />
verdampt water. Ter illustratie: in een drietrapsverdamper met stoomrecompressie 132<br />
over 1 trap heeft men 0,25 kg stoom nodig om 1 kg te verdampen.<br />
Aantal stappen 2 3 4 5 6<br />
Zonder stoomrecompressie<br />
Stoomrec. over 1 trap<br />
Stoomrec. over 2 trappen<br />
Stoomrec. over 3 trappen<br />
55<br />
30<br />
40<br />
25<br />
19<br />
30<br />
22<br />
17<br />
25<br />
18<br />
14<br />
12<br />
22<br />
17<br />
13<br />
11<br />
Stoomverbruik in percent van de hoeveelheid verdampte water<br />
131<br />
Bron: dhr. Skindersoe (APV Anhydro AS).<br />
dhr. Lemmens (Tetra Pak Belgium NV).<br />
132<br />
Stoomrecompressie is het recupereren van stoom uit een vorige trap en mengen met verse stoom<br />
(dhr. Skindersoe, APV Anhydro SA).
Figuur 133 :<br />
133 Bron: Asceptic Drink<br />
Figuur: Platenverdamper
Proces: Indampen van sappen<br />
TECHNIEKBLAD 55<br />
CENTRIFUGALE VERDAMPER 134<br />
Beschrijving maatregel 135<br />
De verdamper bestaat uit een reeks draaiende, met stoom gevulde, holle kegels. De<br />
vruchtensappen worden aan de binnenkant van de konen ingebracht. Door de<br />
centrifugale kracht worden de sappen over het oppervlak van de konen verspreid en<br />
naar de buitenkanten gestuwd. Daar zijn de sappen reeds voldoende ingedampt en<br />
kunnen ze door dezelfde centrifugale kracht afgescheiden worden. De combinatie van<br />
een dunne vloeistofstroom, hoge warmtewisseling en verminderde kooktemperaturen<br />
door de ontstane lage druk in de konen, zorgt ervoor dat de sappen in een paar<br />
seconden tijd tot concentraten kunnen veranderen.<br />
De centrifugale verdamper wordt enkel gebruikt voor uiterst gevoelige sappen zo<strong>als</strong><br />
sappen van passievruchten, banaan en wortelen. Het is niet geschikt om grote<br />
hoeveelheden te verdampen; capaciteiten variëren van 50 tot 5.000 kg verdampt water<br />
per uur.<br />
Milieuvoordeel<br />
• Door de centrifugale verdamper te combineren met een andere verdamper kan het<br />
stoomverbruik met de helft gereduceerd worden.<br />
Financiële aspecten<br />
• Voor een capaciteit van 5.000 à 6.000 l/h is een investeringskost nodig van<br />
± 40 MBEF.<br />
• Variabele kosten zijn afhankelijk van:<br />
- stoomverbruik nodig van 5.400 kg/h;<br />
- koelwaterverbruik van 180 m³/h<br />
134<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
135<br />
Bron: Hicks (1990); dhr. Lemmens (Tetra Pak Belgium NV).
Figuur 136 :<br />
Figuur: Centrifugale verdamper<br />
136 Bron: Tetra “Evaporators for quality concentration”
TECHNIEKBLAD 56<br />
VERHOGING VAN STABILITEIT VAN SAPPEN 137<br />
Proces: Toevoeging van klaringsmiddelen aan sappen<br />
Beschrijving maatregel 138 :<br />
Er bestaan verschillende technologieën die hetzelfde doel nastreven, namelijk het<br />
reduceren of, indien mogelijk, het volledig elimineren van de kleurcomponenten en de<br />
mogelijke turbiditeitsagenten 139 , zonder dat het product aan kwaliteit verliest.<br />
Turbiditeit bij vruchtensappen wordt voornamelijk veroorzaakt door complexen van<br />
gepolymeriseerde taninen en proteïnen. De meeste proteïnen zijn reeds via<br />
ultrafiltratie geëlimineerd. Om de concentratie aan taninen te reduceren is een<br />
bijkomende behandeling nodig.<br />
Behandelingen voor ultrafiltratie<br />
Methode Voordelen Nadelen<br />
1. Partiële klaring (met bento- geen investeringskosten - geen kleur standaardisatie<br />
niet, gelatine, silica en/of - geen volledige garantie voor<br />
aktieve koolstof) stabiliteit<br />
- variabele kosten voor<br />
klaringsmiddelen<br />
- hoge arbeidskosten<br />
2. Moes oxidatie (vitaminen) - lage investeringskost - geen kleur standaardisatie<br />
- lage variabele kosten - geen volledige garantie voor<br />
stabiliteit<br />
- problemen met optimale moesbeluchting<br />
3. Toevoegen van Polyphenol - stabiel appelsap - geen kleur standaardisatie<br />
Oxidase - sterke kleurreductie - niet getest op toxiciteit<br />
- eenvoudige methode op - nationale goedkeuring is<br />
sappen hangende<br />
- integratie in enzyme- - enzymen nog niet beschikbaar<br />
standaardisatie op markt<br />
- lage investeringskosten - hoge variabele kosten<br />
137<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
138<br />
Bron: Dhr Estelmann (Bucher Guyer LTD).<br />
Bron: dhr Hasselbeck (Erbslöh Geisenheim Beverage Technology GmbH).<br />
139<br />
Turbiditeitsagenten zijn microscopische deeltjes die verantwoordelijk zijn voor de troebelheid van<br />
een sap.
Behandelingen na ultrafiltratie<br />
Methode Voordelen Nadelen<br />
4. Aktieve Koolstof - mogelijkheid tot kleurloze - hoge variabele kosten<br />
sappen - hoge arbeidskosten<br />
- kleur standaardisatie - hoge stofproductie<br />
- stabiele appelsappen - niet populair bij vruchtensappen<br />
industrie<br />
- een additionele investerings kost<br />
5. PVPP behandeling - kleurstandaardisatie - geen mogelijkheid tot kleurloze<br />
(polymeer Poly Vinyl - stabiele appelsappen sappen<br />
Poly Pyrrolidone) - lage arbeidskosten - gelimiteerde ontkleuring<br />
- hoge investeringskosten<br />
- hoge variabele kosten<br />
- hoge regeneratieverliezen<br />
6. Nanofiltratie - sterke kleurreductie - gelimiteerde kleurstandaardisatie<br />
- volledig fysische methode - geen stabiliteitsgaranties<br />
- verbetering van stabiliteit - verwijdering van andere<br />
- lage arbeidskosten componenten<br />
- hoge retentieverliezen<br />
- hoge investeringskosten<br />
7. Adsorptiebehandeling - kleurstandaardisatie - goedkeuring voor<br />
- stabiele appelsappen vruchtensappen in sommige<br />
- kleurloze sappen mogelijk landen nog hangende<br />
- volledig fysische methode<br />
- lage arbeidskosten<br />
- lage regeneratieverliezen<br />
- lage variabele kosten<br />
Sommige processen kunnen <strong>als</strong> alleenstaand proces de stabiliteit verbeteren. Nochtans<br />
gebruikt men gewoonlijk een combinatie van verschillende technieken om te voldoen<br />
aan de hoge kwaliteitseisen.<br />
Indien ultrafiltratie gevolgd wordt door membraanfiltratie zo<strong>als</strong> nanofiltratie, is er wel<br />
een reductie van troebelvorming maar de stabiliteit voor bewaring is niet verbeterd,<br />
tenzij de concentratie aan polyfenolen laag is. Een excellente stabiliteit van<br />
appelsappen werd verkregen door combinatie van ultrafiltratie met<br />
adsorptiebehandeling met harsen.<br />
Milieuvoordeel<br />
Het gebruik van klaringsmiddelen of technologieën die de kleur en de sappen<br />
stabiliseren, verbetert het eindproduct.<br />
Financiële aspecten<br />
De kosten zijn sterk bedrijfs- en productafhankelijk, aangezien verschillende<br />
technieken bestaan, gaande van het toevoegen van additieven tot het installeren van<br />
complete filtratieprocessen. Het is bijgevolg moeilijk aan de hand van deze gegevens<br />
een keuze te maken van milieuvriendelijke technieken.
TECHNIEKBLAD 57<br />
AROMA TERUGWINNING - vergelijking van technieken 140<br />
Proces: Aroma terugwinning bij sappen<br />
Beschrijving maatregel 141<br />
Tijdens het indampen van sappen en tijdens de pasteurisatie worden soms de aanwezige<br />
aroma's uit de sappen teruggewonnen, aangezien deze vluchtige verbindingen zijn.<br />
Er zijn drie methoden gangbaar voor aroma terugwinning:<br />
- partiële destillatie;<br />
- partiële condensatie;<br />
- totale condensatie.<br />
Kenmerken<br />
- Bij totale condensatie worden de verdampte aroma’s met het water uit de<br />
verschillende trappen van de verdamping gecondenseerd. Aroma’s kunnen tot<br />
± 98% worden herwonnen.<br />
- Bij partiële condensatie en destillatie liggen de rendementen rond de 85%.<br />
- Voor condensatiemethoden is koelwater nodig.<br />
- Voor destillatie is stoom nodig. Bij totale destillatie zal de installatie zo worden<br />
gebouwd dat stoom, gebruikt voor de destillatie, volledig kan gerecirculeerd<br />
worden voor de verdamping. Bij partiële destillatie moet na het<br />
destillatieproces nog een hoeveelheid stoom aan de verdamping worden<br />
toegevoegd.<br />
Milieuvoordeel:<br />
- Hergebruik van stoom voor destillatie en verdamping;<br />
- Koelwater kan intern met het pasteurisatieproces gerecirculeerd worden.<br />
Financiële aspecten<br />
- Het is bijzonder moeilijk om de investeringskost te kennen van de verschillende<br />
systemen omdat deze ingebouwd zijn bij de verdampers.<br />
- Variabele kosten zijn afhankelijk van:<br />
- de hoeveelheid gebruikte stoom en koelwater<br />
- elektrische energie. Voor een capaciteit van 10.000 l/h is een vermogen<br />
nodig van ± 50 kW.<br />
- Investeringskosten van een partiële destillatie-unit voor een capaciteit van 10.000<br />
l/h liggen rond de 5 à 6 MBEF.<br />
140<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
141<br />
Bron: dhr. Skindersoe (APV Anhydro SA)<br />
Bron: dhr. Lemmens (Tetra Pak Belgium NV)
Proces: Conserveren van sappen<br />
TECHNIEKBLAD 58<br />
PLATENPASTEURISATIE 142<br />
Beschrijving maatregel 143<br />
Deze techniek bestaat uit een warmtewisselaar, bestaande uit een reeks platen die van<br />
elkaar gescheiden zijn. Hierdoor kan de warmtebron haar warmte overdragen naar de<br />
vruchtensappen zonder rechtsreeks in contact te staan. De gepasteuriseerde sappen<br />
vloeien terug langs één zijde en verwarmen op hun beurt de inkomende sappen.<br />
Hierdoor koelen de uitstromende sappen bijna tot kamertemperatuur af en kan op die<br />
manier aanzienlijk energie bespaard worden. Door de grote oppervlakte van de platen,<br />
kan een maximale energierecuperatie voorzien worden van 90 %.<br />
Voordeel:<br />
- lage investeringskost (50 a 70% goedkoper dan buizenpasteur);<br />
- energierecuperatie mogelijk tot maximaal 90%;<br />
- energieverbuik afkomstig van de productie van stoom, is te vergelijken met<br />
buizenpasteur;<br />
- hoeveelheid gebruikte stoom te vergelijken met buizenpasteur.<br />
Nadelen:<br />
- Vloeistoffen die viskeus zijn of aanwezigheid hebben van troebele deeltjes,<br />
kunnen niet gepasteuriseerd worden met platen.<br />
- Er komen talrijke rubberen verbindingen voor, die onder invloed van slijtage<br />
mogelijkheid geven tot lekkages en microbiële besmetting.<br />
Milieuvoordeel<br />
Door de grote oppervlakte van de platen en door de rechtstreekse warmte-uitwisseling<br />
tussen inkomende en uitgaande vloeistoffen, is een hoge energierecuperatie mogelijk<br />
(tot 90%).<br />
Financiële aspecten<br />
- Een platenpasteur met een capaciteit van 10.000 l/h is reeds te vinden vanaf een<br />
waarde van 4,5 MBEF. Dat kan oplopen tot 17 MBEF afhankelijk van bijkomende<br />
installatiekosten en apparatuur, zo<strong>als</strong> ontluchter, CIP, uitgevoerde testen, …<br />
- Over het algemeen is de kost 20 à 30% goedkoper dan voor de buizenpasteur,<br />
omdat over het algemeen gewerkt wordt met laag viskeuze sappen en dus minder<br />
complexe pompen en toebehoren nodig zijn.<br />
142<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
143<br />
Bron: dhr. Teubner (KF Engineering).<br />
Dhr. Keck (Krones GmbH).<br />
Hincks (1990)
- Variabele kosten zijn afhankelijk van de nodige hoeveelheid stoom: om een<br />
hoeveelheid van 1000 kg te pasteuriseren is ± 25 kg stoom nodig.<br />
Figuur 144 :<br />
Figuur: Platenpasteurisatie<br />
144 Bron: Brochure Tetra Pak “Evaporators for quality concentration”
Proces: Conserveren van sappen<br />
TECHNIEKBLAD 59<br />
BUIZENPASTEURISATIE 145<br />
Beschrijving maatregel 146<br />
De sappen stromen in een aantal lange smalle buizen, die zowel aan de<br />
binnenzijde <strong>als</strong> aan de buitenzijde door warm water of stoom worden verwarmd<br />
tot de pasteurisatietemperatuur is bereikt. De gepasteuriseerde sappen verwarmen<br />
op hun beurt de inkomende sappen waardoor deze zelf afkoelen. Hoe meer<br />
warmtewisselaars worden geïnstalleerd, hoe meer warmte kan gerecupereerd<br />
worden (maximale energierecuperatie van 85%).<br />
Kenmerken:<br />
- energierecuperatie mogelijk van maximaal 85%;<br />
- energieverbruik te vergelijken met platenpasteur;<br />
- hoeveelheid gebruikte stoom te vergelijken met platenpasteur.<br />
- mogelijkheid om viskeuze sappen te pasteuriseren (troebele appelsap,<br />
tomatensap), <strong>als</strong>ook sappen met partikels, vezels, … (appelsiensappen, …)<br />
- volledig gesloten systeem, zonder rubberen verbindingen, geen lekkages mogelijk.<br />
Milieuvoordeel<br />
Door het plaatsen van een groot aantal warmtewisselaars, is een hoge<br />
energierecuperatie mogelijk (tot 85%). De energierecuperatie verloopt steeds via een<br />
tussenmedium, namelijk water. Hierdoor kan gemiddeld 5 % minder warmte<br />
gerecupereerd worden dan bij de platenpasteur.<br />
Financiële aspecten<br />
- Een buizenpasteur met een capaciteit van 10.000 l/h is reeds te vinden vanaf een<br />
waarde van 7.500.000 BEF. Dat kan oplopen tot 20.000.000 BEF afhankelijk van<br />
bijkomende installatiekosten en apparatuur, zo<strong>als</strong> ontluchter, CIP, uitgevoerde<br />
testen, …<br />
- Over het algemeen is de kost 20 à 30% duurder dan voor de platenpasteur, omdat<br />
over het algemeen gewerkt wordt met viskeuze sappen en dus complexere pompen<br />
en toebehoren nodig zijn.<br />
- Variabele kosten zijn afhankelijk van de nodige hoeveelheid stoom: om een<br />
hoeveelheid van 1000 kg te pasteuriseren is ± 30 kg stoom nodig.<br />
145<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
146<br />
Bron: Dhr. Teubner (KF Engineering GmbH).<br />
Dhr. Keck (Krones GmbH).<br />
Hincks, 1990.
Figuur 147 :<br />
147 Bron: Brochure Pasteurisation
Proces: Conserveren van sappen<br />
TECHNIEKBLAD 60<br />
TUNNELPASTEURISATIE 148<br />
Beschrijving maatregel 149<br />
Deze techniek pasteuriseert zowel de verpakking <strong>als</strong> het product en verzekert zo een<br />
volledig steriel verpakt product. Warmte wordt gecreëerd door warmwater sproeiers<br />
binnen een gesloten tunnel. Flessen of blikken worden doorheen deze tunnel<br />
getransporteerd. In het eerste gedeelte van de tunnel stijgt de temperatuur waarbij<br />
voornamelijk de verpakking verhit wordt. Vervolgens bereiken de warmwater<br />
sproeiers de gewenste pasteurisatietemperatuur en in laatste instantie wordt het<br />
product door koudwatersproeiers afgekoeld.<br />
Bij pasteurisatie in de verpakking kan tengevolge van de lange hittebehandeling, een<br />
onaangenaam licht verbrand aroma veroorzaakt worden. Dit gaat meestal gepaard met de<br />
oxidatie van de polyfenolen, pectine degradatie en daaropvolgend flocculatie.<br />
Voordelen:<br />
- doordat de sappen in de flessen gepasteuriseerd worden, is de kans nihil op<br />
besmetting.<br />
Milieuvoordeel<br />
- Energierecuperatie mogelijk van 35 à 50%. Dit is lager dan bij de platen- en<br />
buizenpasteur, omdat in de tunnelpasteur de warmte van de gepasteuriseerde<br />
producten niet kan gerecupereerd worden. In de tunnelpasteur wordt het water van<br />
de opwarmings- en koelingszone wel continu gecirculeerd.<br />
- Voor een capaciteit van 10.000 l/h is<br />
- Het waterverbruik: 0,5 à 1 m³/h;<br />
- De nodige hoeveelheid stoom: 2 ton/h;<br />
- Elektrisch verbruik: 80 – 90 kW (voornamelijk door de<br />
pompen)<br />
Financiële aspecten<br />
- Voor een capaciteit van 10.000 l/h kan men rekenen op een investeringskost van<br />
± 20 MBEF.<br />
148<br />
Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />
milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />
149<br />
Bron: Dhr. Teubner (KF Engineering GmbH).<br />
Dhr. Keck (Krones GmbH).<br />
Dhr. Hasenbeck (NIKO GmbH)<br />
Hincks, 1990.