mengelwerk
mengelwerk mengelwerk
C 164 ) handelen , om aan geld te komen. Op hoeveelderlei manieren heeft men die natie niet al geplaagd. Eerst confisqueerde men hunne goede/en , toen zy Chriftenen wilden worden , en naderhand verbrande men hen, omdat zy het Chriiten geloof niet wilden aannemen. De fraaifte vrede die 'er ooit gemaakt wierd, was die van Gelon met de Carthagers. Hy bedong dat zy de gewoonte zouden ophouden , van hunne kinderen aan de goden op te offeren. Na driemaal honderdduizend Carthagers verflagen te hebben , lag hy hun eene vooi waarde op , die hen niet dan nuttig kon zyn , of om beter te zeggen, hy pleitte voor 't menschdom. Zeventig perfonen eene famenzwering gemaakt hebbende tegen Keizer Bafüius , vergenoegde hy zich hen te laten ftraffen met enige ftokflagen en het verbranden van den baard. Op de jagt zynde , wierd hy door een hartebeeft aan zynen gondel opgeligt en was in merklyk levens gevaar. Een der aanwezigen lchoot toe, trok zyn zwaard, kapte de gordel door , en verloste aldus den Keyzer, doch tot beloning liet hy hem onthoofden , omdat, gelyk Bafilius zeide, hy het zwaard tegen hem uitgetogen had. Wie zou het kunnen geloven , dat door een en dezelfde perfoon , twee zo verfchillende vonnis-
C 165 ) rjisfen hebben kunnen uitgefproken worden ? De Keizers Theodofius , Arcadius en Hotiorius fchreven aan Ruffinus een hunner Landvoogden : , Indien iemand van onze „ perfonen kwaad fpreekt , of wel van on- „ ze regeering, begeren wy niet dat hy zal ,, geftraft worden ; want is het uit ligtvaar- „ digheid of onagtfaamheid , moet men 'er niet op letten en zich vergenoegen , hem „ met veragiing aan te zien : is het uit „ dwaasheid , moet men 'er medelyden me- „ de hebben en hem beklagen : is het uit ,, opzetlyk voornemen om 't iniurieen, dan ,, moet men weten te vergeven." Jofephus volgd dezelfde grondbeginzelen in onze dagen. Een der ware oorzaken van alle de we. derwaardigheden der Grieken is, dat zy nooit den regten aart {en de palen van de geeftelyke en wercldlyke macht gekend hebben , 't we!k natuurlyk te weeg moeft brengen, dat men aan beide kanten in gedurige dwalingen verviel. Dat groot or.derfcheid tusfchen den geeftelyken en wereldlyken arm , 't welk de grondflag is , waaruit de rust der Volken ontflaat, berust niet alleen op de godsdienst, maar ook op de reden en de natuur , welken vorderen , dat zaken die van den anderen gefcheiden zyn en ook niet dan gefcheiden kunnen
- Page 117 and 118: C in ) Geen wonder, dat het krvg en
- Page 119 and 120: C ï»3) Al had .gy Samfoms fterkte
- Page 121 and 122: E C «7 ) D E E R L Y K E KOOP M A
- Page 123 and 124: JBYZONDERHEDEN O V E R R U S L A N
- Page 125 and 126: C i 2 i ; Jïuffi?ch Regiment , een
- Page 127 and 128: C 123 ) om aan de Schepen de vereif
- Page 129 and 130: C«5> van bevolking , is iets 't we
- Page 131 and 132: C 127 ) al in de noodzakelykheid ,
- Page 133 and 134: C 129 ) brlek, die voor d'Engelfche
- Page 135 and 136: C 131) penningen. Wie begrypt nu ni
- Page 137 and 138: C 133 ) MENGEL GEDAGTEN. 1. EEL te
- Page 139 and 140: C 135 ) MENGEL GEDAGTEN. 7- JÖTET
- Page 141 and 142: (137) de Hovelingen , en de Bediend
- Page 143 and 144: C *39 ) ken, vergezellen de Groten
- Page 145 and 146: ( i4i ) 26. Eerzuchtige Staatsdiena
- Page 147 and 148: ( 143 ) ning vraagden, zeiden zy to
- Page 149 and 150: C 145 ) Keizer Severus was altyd ge
- Page 151 and 152: C f4?> goede raadgevingen gehruik t
- Page 153 and 154: ( *49 ) Volk , wanneer het een Vors
- Page 155 and 156: C 151) wonderd haar naam aan 't hoo
- Page 157 and 158: C'53) Het is niet genoeg dat een Vo
- Page 159 and 160: C 155 ) geen paaien kent, de grootf
- Page 161 and 162: C 157 ) door den beul , even als ee
- Page 163 and 164: C 159 ) derdanen toebeherende , gaf
- Page 165 and 166: t 161 ) De eerfte regeeringen op de
- Page 167: C 163) vrouwe aan een ander niet te
- Page 171 and 172: C 16? ) O N D E R Z O E K , Of Neer
- Page 173 and 174: (169) Dat dit gezegde waarheid is ,
- Page 175 and 176: 0?r ) zielloze wezens behoren , wel
- Page 177 and 178: C 273 ) boven alle anderen is , zo
- Page 179 and 180: ( 175 ) al hebben zy 'er zelfs lang
- Page 181 and 182: ( V7 ) fcbe en menigvuldige getuige
- Page 183 and 184: C 179 ) En wat de zeden van ons Vad
- Page 185 and 186: C 281 ) getuigt de Heiland aldaar n
- Page 187 and 188: (183 ) 2y aandrongen op de handhavi
- Page 189 and 190: om trend de Joden door de Propheten
- Page 191 and 192: (187) volk door die Vaderland'spest
- Page 193 and 194: ( i89 ) die werkeloosheid ene ftraf
- Page 195 and 196: C 191 ) D E WYZE COLLO NEL. ]J3oor
- Page 197 and 198: ( 193 ) De aangename ogtent en avon
- Page 199 and 200: (195) kwamen. Ter ener zeye de fmer
- Page 201 and 202: C 197) V A D E R L Y K E L E S V A
- Page 203 and 204: C'99 ) VERHANDELING OVER HET ALGEME
- Page 205 and 206: C 201 ) Aprm toe , evenwel de optel
- Page 207 and 208: om zyne onregtvaa'-digheid en wreed
- Page 209 and 210: C *o 5 ) geheel Apen deden worden.
- Page 211 and 212: ( 20?- ) gezegenpraald heeft over e
- Page 213 and 214: C 209 ) lukkig was of is , kunnen r
- Page 215 and 216: (211 ) rykheid zo klein geweest zyn
- Page 217 and 218: C 213 ) feld zal men bevinden en du
C 165 )<br />
rjisfen hebben kunnen uitgefproken worden<br />
?<br />
De Keizers Theodofius , Arcadius en Hotiorius<br />
fchreven aan Ruffinus een hunner<br />
Landvoogden : , Indien iemand van onze<br />
„ perfonen kwaad fpreekt , of wel van on-<br />
„ ze regeering, begeren wy niet dat hy zal<br />
,, geftraft worden ; want is het uit ligtvaar-<br />
„ digheid of onagtfaamheid , moet men 'er<br />
niet op letten en zich vergenoegen , hem<br />
„ met veragiing aan te zien : is het uit<br />
„ dwaasheid , moet men 'er medelyden me-<br />
„ de hebben en hem beklagen : is het uit<br />
,, opzetlyk voornemen om 't iniurieen, dan<br />
,, moet men weten te vergeven." Jofephus<br />
volgd dezelfde grondbeginzelen in onze dagen.<br />
Een der ware oorzaken van alle de we.<br />
derwaardigheden der Grieken is, dat zy nooit<br />
den regten aart {en de palen van de geeftelyke<br />
en wercldlyke macht gekend hebben , 't<br />
we!k natuurlyk te weeg moeft brengen, dat<br />
men aan beide kanten in gedurige dwalingen<br />
verviel. Dat groot or.derfcheid tusfchen den<br />
geeftelyken en wereldlyken arm , 't welk de<br />
grondflag is , waaruit de rust der Volken<br />
ontflaat, berust niet alleen op de godsdienst,<br />
maar ook op de reden en de natuur , welken<br />
vorderen , dat zaken die van den anderen gefcheiden<br />
zyn en ook niet dan gefcheiden kunnen