mengelwerk
mengelwerk mengelwerk
( 156 ) gerd. Het ongeval van zyn voorzaat, diende den genen die hem opvolgt wyzer en omzigtiger te maken; maar zulks gebeurd zeer zelden. Doorgaans verbeeldt zich de nieuwe gunsteling , dat hy gelukkiger zal zyn, en zegt daar en boven dat de in ongenade vervallcne niet omzigrig genoeg was , dat hy ongelyk had en zyn verdiende loon ontving. Helaas! daar zyn evenwel maar al te veel dier gunrtelingen, die zich door hun trotsch cn vermetel gedrag , en 't misbruik dat zy van hun macht maken, den algemenen haat te recht op den hals halen ; doch wat gebeurd 'er dan ook ? Zo dra zyn zy niet uit hun plaats gebonst , of zy vinden zich van een ieder verlaten, zelfs van hen, die noch kort te voren hunne grootfte vrienden of eerbicd'gfte flaven waren. Dit wedervoer Sejanus , den gunfteling van Tiberius. Dees Vorst al te ftaatkundig om niet te begrypen, hoe gevaarlyk het voor hem zoude zyn Sejanus opentlyk aan te tasten, zond eene heimelyke order aan den Raad om hem gevangen te nemen. Het bevel wierd met behendigheid uitgevoerd. In een ogenblik lag het Colosfusbeeld geveld , en de trotfche gunsteling die zo wel den Keizer zelfs als het geheele ryk deed beeven, na alle verfmadingen te hebben moeten gedogen van een verbitterd grauw, wierd eindelyk door
C 157 ) door den beul , even als een veragte flaaf geword ; zyn lichaam aan de woede der menigte ten prooy gegeven , wierd langs da ftraten rondgefleept ; c{e ftandbeelden hem opgerecht wierden verbryzeid ,• zyn geflacht wierd verdelgd , en alle die zyne vrienden of aanhangers geweest waren , wierden onder verfcheide voorwendfelen om 't leven gebragt. Zo is het, dat de Goddelyke voorzienigheid fomwyle reeds hier op aarde de genen ftraft, die van hun gezach misbruik maken, om een volk te onderdrukken tot welkers befcberming zy aangelteld wierden. Een Vorst is altoos verantwoordelyk voor de kwade handelingen der genen die onder zyne bevelen ftaan , en een verkeerd gebruik maken van dat gedeelte zyner macht welk hy hen toebetrouwd. Hy moet des onophoudelyk een waakzaam oog op hen hebben , en hen daadlyk afzetten , zo dra hy overtuigd is van de redelykheid der tegen hen ingebragt wordende klachten. Wat men ook aan Tiberius mogt zeggen van de mishandelingen der Landvoogden en Stadhouderen , hy liet hen daarom evenwel hunne ampten behouden ; doch men begreep daaruit ook ten duidelykfte, dat hy weinig om zyne onderdanen gaf. Is eene al te grote geftrengheid laakbaar , de te grote toegevendheid is het niet minder ( M 4 ) en
- Page 109 and 110: C 104 ) ; Wanneer het drukkend 'gew
- Page 111 and 112: ( 105 ) D I C H T K U N D I G E G E
- Page 113 and 114: ( i°7 ) Geen^vrekke heblust, vond
- Page 115 and 116: 't Wierd nu een misdaad , niet alle
- Page 117 and 118: C in ) Geen wonder, dat het krvg en
- Page 119 and 120: C ï»3) Al had .gy Samfoms fterkte
- Page 121 and 122: E C «7 ) D E E R L Y K E KOOP M A
- Page 123 and 124: JBYZONDERHEDEN O V E R R U S L A N
- Page 125 and 126: C i 2 i ; Jïuffi?ch Regiment , een
- Page 127 and 128: C 123 ) om aan de Schepen de vereif
- Page 129 and 130: C«5> van bevolking , is iets 't we
- Page 131 and 132: C 127 ) al in de noodzakelykheid ,
- Page 133 and 134: C 129 ) brlek, die voor d'Engelfche
- Page 135 and 136: C 131) penningen. Wie begrypt nu ni
- Page 137 and 138: C 133 ) MENGEL GEDAGTEN. 1. EEL te
- Page 139 and 140: C 135 ) MENGEL GEDAGTEN. 7- JÖTET
- Page 141 and 142: (137) de Hovelingen , en de Bediend
- Page 143 and 144: C *39 ) ken, vergezellen de Groten
- Page 145 and 146: ( i4i ) 26. Eerzuchtige Staatsdiena
- Page 147 and 148: ( 143 ) ning vraagden, zeiden zy to
- Page 149 and 150: C 145 ) Keizer Severus was altyd ge
- Page 151 and 152: C f4?> goede raadgevingen gehruik t
- Page 153 and 154: ( *49 ) Volk , wanneer het een Vors
- Page 155 and 156: C 151) wonderd haar naam aan 't hoo
- Page 157 and 158: C'53) Het is niet genoeg dat een Vo
- Page 159: C 155 ) geen paaien kent, de grootf
- Page 163 and 164: C 159 ) derdanen toebeherende , gaf
- Page 165 and 166: t 161 ) De eerfte regeeringen op de
- Page 167 and 168: C 163) vrouwe aan een ander niet te
- Page 169 and 170: C 165 ) rjisfen hebben kunnen uitge
- Page 171 and 172: C 16? ) O N D E R Z O E K , Of Neer
- Page 173 and 174: (169) Dat dit gezegde waarheid is ,
- Page 175 and 176: 0?r ) zielloze wezens behoren , wel
- Page 177 and 178: C 273 ) boven alle anderen is , zo
- Page 179 and 180: ( 175 ) al hebben zy 'er zelfs lang
- Page 181 and 182: ( V7 ) fcbe en menigvuldige getuige
- Page 183 and 184: C 179 ) En wat de zeden van ons Vad
- Page 185 and 186: C 281 ) getuigt de Heiland aldaar n
- Page 187 and 188: (183 ) 2y aandrongen op de handhavi
- Page 189 and 190: om trend de Joden door de Propheten
- Page 191 and 192: (187) volk door die Vaderland'spest
- Page 193 and 194: ( i89 ) die werkeloosheid ene ftraf
- Page 195 and 196: C 191 ) D E WYZE COLLO NEL. ]J3oor
- Page 197 and 198: ( 193 ) De aangename ogtent en avon
- Page 199 and 200: (195) kwamen. Ter ener zeye de fmer
- Page 201 and 202: C 197) V A D E R L Y K E L E S V A
- Page 203 and 204: C'99 ) VERHANDELING OVER HET ALGEME
- Page 205 and 206: C 201 ) Aprm toe , evenwel de optel
- Page 207 and 208: om zyne onregtvaa'-digheid en wreed
- Page 209 and 210: C *o 5 ) geheel Apen deden worden.
( 156 )<br />
gerd. Het ongeval van zyn voorzaat, diende<br />
den genen die hem opvolgt wyzer en omzigtiger<br />
te maken; maar zulks gebeurd zeer<br />
zelden. Doorgaans verbeeldt zich de nieuwe<br />
gunsteling , dat hy gelukkiger zal zyn, en<br />
zegt daar en boven dat de in ongenade vervallcne<br />
niet omzigrig genoeg was , dat hy ongelyk<br />
had en zyn verdiende loon ontving.<br />
Helaas! daar zyn evenwel maar al te veel<br />
dier gunrtelingen, die zich door hun trotsch<br />
cn vermetel gedrag , en 't misbruik dat zy<br />
van hun macht maken, den algemenen haat<br />
te recht op den hals halen ; doch wat gebeurd<br />
'er dan ook ? Zo dra zyn zy niet uit hun<br />
plaats gebonst , of zy vinden zich van een<br />
ieder verlaten, zelfs van hen, die noch kort<br />
te voren hunne grootfte vrienden of eerbicd'gfte<br />
flaven waren.<br />
Dit wedervoer Sejanus , den gunfteling<br />
van Tiberius. Dees Vorst al te ftaatkundig<br />
om niet te begrypen, hoe gevaarlyk het voor<br />
hem zoude zyn Sejanus opentlyk aan te tasten,<br />
zond eene heimelyke order aan den Raad<br />
om hem gevangen te nemen. Het bevel<br />
wierd met behendigheid uitgevoerd. In een<br />
ogenblik lag het Colosfusbeeld geveld , en<br />
de trotfche gunsteling die zo wel den Keizer<br />
zelfs als het geheele ryk deed beeven, na alle<br />
verfmadingen te hebben moeten gedogen<br />
van een verbitterd grauw, wierd eindelyk<br />
door