navbdossier - FFC
navbdossier - FFC
navbdossier - FFC
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
D RIEMAANDELIJKSE UITGAVE - JANUARI-FEBRUARI-MAART 2007<br />
NAVB<br />
Bundel Nr 113<br />
Wegenwerken<br />
van korte duur
<strong>navbdossier</strong><br />
Eerste trimester 2007<br />
Bundel Nr 113<br />
Wegenwerken van<br />
korte duur<br />
Overname toegestaan mits toelating<br />
van het NAVB.<br />
Deze bundels worden in het<br />
Frans gepubliceerd onder de<br />
titel “CNAC dossier”.<br />
De raadgevingen gepubliceerd<br />
door het NAVB binden enkel het<br />
Actiecomité, rekening houdend<br />
met de huidige stand van de<br />
wetgeving en de techniek, en<br />
onttrekken de lezer niet aan de<br />
verplichting om informatie in te<br />
winnen en de geldende wetgeving<br />
na te leven.<br />
Verschijnt 4 maal per jaar.<br />
De syndicaal afgevaardigden<br />
van de bouwondernemingen<br />
krij gen rechtstreeks één<br />
exemplaar t oegestuurd samen<br />
met NAVB info.<br />
Individuele bouwvakkers<br />
kunnen een gratis exemplaar<br />
aanvragen via hun syndicale<br />
organisatie en dit zolang de<br />
voorraad strekt.<br />
Bestellingen en tarieven:<br />
zie www.navb.be of achteraan<br />
in NAVB info.<br />
Gratis downloadbaar op<br />
www.navb.be<br />
In dezelfde reeks zijn nog andere<br />
dossiers beschikbaar (vroeger<br />
“Veiligheidsnota’s”).<br />
NAVB<br />
Colofon<br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
2<br />
Inhoud<br />
NAVB dossier is een driemaandelijks informatieblad van het Nationaal Actiecomité voor<br />
Veiligheid en hygiëne in het Bouwbedrijf (ook beschikbaar in het Frans onder de titel<br />
“CNAC dossier”).<br />
Redactie :<br />
Raymond Brems, Christian Depue, Carl Heyrman, Véronique le Paige, Arlette Moonens,<br />
Christelle Schmitz, Emmy Streuve, Isabelle Urbain, Nicolaas Van Leeuwen<br />
Inleiding ................................................................................................................. 3<br />
Wettelijke bepalingen ............................................................................................ 3<br />
Werken en verkeersbelemmeringen signaleren .............................................................. 3<br />
De toepassing van de veiligheids- en gezondheidscoördinatie bij wegenwerken ................. 3<br />
Werfinrichting ........................................................................................................ 4<br />
Werfsignalisatie ...................................................................................................... 4<br />
De sociale voorzieningen ........................................................................................ 12<br />
Invloed van de weersomstandigheden .................................................................. 13<br />
Gebruik van signalisatiekledij .............................................................................. 13<br />
Wanneer PBM met signaalfunctie voorzien? ............................................................... 13<br />
Signalisatiekledij volgens norm EN 471 ..................................................................... 14<br />
Verschillende klassen ............................................................................................. 14<br />
Keuze van de klasse bij wegenwerken ....................................................................... 15<br />
Welke markering en informatie moet op de nieuwe signalisatiekledij staan? .................... 15<br />
Welke documenten horen bij signalisatiekledij met CE-markering? ................................. 15<br />
Gebruiksvoorwaarden ............................................................................................. 15<br />
Specifieke werkzaamheden .................................................................................. 16<br />
Betonvoegen herstellen ......................................................................................... 17<br />
Mobiele bouwplaatsen ........................................................................................... 19<br />
Uitgraven van en werken in sleuven ......................................................................... 19<br />
Wegmarkeringen ................................................................................................... 25<br />
Bibliografie .......................................................................................................... 27<br />
Verantwoordelijke uitgever :<br />
Carl Heyrman - Sint-Jansstraat 4 – 1000 Brussel<br />
Inschrijvingsnummer bij de Koninklijke Bibliotheek (wettelijk depot) 2515.<br />
Het redactiecomité van NAVB dossier streeft steeds naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde<br />
informatie. Het kan er echter niet aansprakelijk voor worden gesteld.<br />
De reproductie van teksten en illustraties is toegestaan mits de uitdrukkelijke toestemming<br />
van de uitgever en duidelijke bronvermelding.<br />
Informatie en abonnement :<br />
NAVB – Sint-Jansstraat 4 – 1000 Brussel<br />
Tel.: 02/552.05.00 - Fax: 02/552.05.05<br />
E-mail: navb@navb.be - Website: www.navb.be<br />
Opmaak en drukwerk :<br />
www.mwp.be<br />
Wegenwerken van korte duur
Inleiding<br />
Hoewel het aantal arbeidsongevallen bij wegenwerken relatief beperkt is (zowel de frequentie- als<br />
de ernstgraden liggen onder het sectorgemiddelde), nemen deze activiteiten toch een bijzondere<br />
plaats in. Wegenwerken vormen een risico voor de verschillende types weggebruikers (automobilisten,<br />
fietsers, voetgangers), maar deze weggebruikers kunnen op hun beurt ook een risico vormen<br />
voor de arbeiders die de werken uitvoeren. Het is precies door de interactie tussen de arbeiders<br />
die de werken uitvoeren en het verkeer dat zeer specifieke risico’s ontstaan.<br />
Deze problematiek tekent zich nog scherper af als het gaat om wegenwerken van korte duur of om<br />
mobiele bouwplaatsen. Voor de hand liggende preventiemaatregelen, zoals het afsluiten van de<br />
weg of van een rijvak, is bij dit type wegenwerken niet of nauwelijks toepasbaar.<br />
Dit alles zorgt voor een verhoogd gevoel van onveiligheid bij de arbeiders zelf. Onderzoek in Nederland<br />
heeft uitgewezen dat 23% van de wegmarkeerders hun werksituatie als onveilig beoordelen,<br />
terwijl dat slechts bij 14% zo is in de bouwsector als geheel. Een en ander houdt bijgevolg in dat<br />
wegenbouwers niet alleen oog moeten hebben voor de veiligheid van de weggebruikers, maar ook<br />
voor de eigen veiligheid.<br />
In dit dossier worden de mogelijke preventiemaatregelen bij wegenwerken van korte duur en<br />
mobiele bouwplaatsen besproken. Eerst worden de wettelijke bepalingen behandeld, met onder<br />
andere uitgebreide aandacht voor de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) over sociale<br />
voorzieningen (toiletten, refter etc.). Deze CAO bevat enkele belangrijke bepalingen die van toepassing<br />
zijn op kleine bouwplaatsen. Verder wordt er aandacht besteed aan de mogelijke preventiemaatregelen<br />
tijdens specifieke wegenwerken zoals herstellingswerken van korte duur en het<br />
aanbrengen van wegmarkeringen.<br />
Wettelijke bepalingen<br />
Werken en verkeersbelemmeringen signaleren<br />
De wetgeving betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen wordt opgesplitst<br />
in federale en gewestelijke bepalingen.<br />
Federale bepalingen<br />
Dit zijn de federale bepalingen:<br />
De wet betreffende de politie over het wegverkeer (gecoördineerd<br />
door het KB van 16.03.68)<br />
Het KB van 01.12.75 houdende het algemeen reglement op de politie<br />
van het wegverkeer<br />
Het MB van 11.10.76 betreffende de minimumafmetingen en de<br />
bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens<br />
Het MB van 07.05.99 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen<br />
op de openbare weg<br />
De algemene omzendbrief nopens de wegsignalisatie<br />
Gewestelijke bepalingen<br />
Dit zijn de gewestelijke bepalingen:<br />
Vlaams Gewest: Standaardbestek 250 (versie 2.1) – hoofdstuk X.3<br />
Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Typebestek 2000<br />
Waals Gewest: RW 99<br />
De toepassing van de veiligheids- en gezondheidscoördinatie bij<br />
wegenwerken<br />
Het KB van 25.01.01 is van toepassing op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, namelijk bouwplaatsen<br />
waar bijvoorbeeld graafwerken, grondwerken… en wegenwerken worden uitgevoerd.<br />
Met mobiele bouwplaatsen worden hoofdzakelijk wegen- en waterwerken bedoeld, bouwplaatsen<br />
die zich verplaatsen.<br />
Opdat de maatregelen in het veiligheids- en gezondheidsplan daadwerkelijk toegepast zouden<br />
kunnen worden bij de uitvoering van de werken, is het sterk aanbevolen dat de kandidaten al bij<br />
hun offertes een signalisatieplan voegen.<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
3
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
4<br />
Werfinrichting<br />
Werfsignalisatie<br />
Het belang van signalisatie<br />
De signalisatie van bouwplaatsen is een instrument voor verkeerscommunicatie. Het gaat erom<br />
de weggebruikers te informeren, te oriënteren en te leiden bij werken op het wegennet, met de<br />
bedoeling om bepaalde ongevallenrisico’s uit te schakelen, zowel voor de werknemers als voor de<br />
autobestuurders. Dat vraagt om striktheid, samenhang en duidelijkheid:<br />
striktheid, omdat de veiligheid van, enerzijds, de gebruikers van het plaatselijke wegennet en<br />
anderzijds, de arbeiders die werken aan een verbetering van het wegennet en dagelijks blootgesteld<br />
worden aan reële risico’s, optimaal gewaarborgd moet worden<br />
samenhang, omdat bij de signalisatie rekening moet worden gehouden met de specifieke situatie<br />
van elke werf. Daarvoor is een voorafgaande, systematische studie vereist van het ontwerp, de<br />
uitvoering en de aanpassing van de signalisatie; elke vorm van onberedeneerde improvisatie of<br />
blinde routine moet absoluut vermeden worden<br />
duidelijkheid, omdat weggebruikers leiden door hen geleidelijk de gewenste houding bij te<br />
brengen, duidelijk leesbare en aannemelijke verkeersborden vereist; de signalisatie moet dus<br />
zoveel mogelijk voldoen aan alle voorwaarden die nodig zijn om elke vorm van foutief rijgedrag<br />
van de automobilisten te vermijden<br />
Verkeersveiligheid is gebaseerd op duidelijke, volledige en precieze signalisatie. Aangezien bouwplaatsen<br />
een tijdelijke wijziging van een bestaande situatie betekenen, vragen ze om speciale<br />
aandacht van de weggebruikers. De wegsignalisatie van bouwplaatsen moet zó uitgekiend worden<br />
dat ze efficiënt is en nageleefd wordt.<br />
Snelheid van het verkeer<br />
Het valt gemakkelijk te begrijpen dat hoe hoger de snelheid van het verkeer is, hoe groter het<br />
risico op een ongeval is.<br />
Om een wagen te doen stilstaan, moeten we twee factoren in aanmerking<br />
nemen:<br />
de reactietijd van de bestuurder<br />
de remafstand<br />
Reactietijd en reactieafstand<br />
De reactietijd is de tijd die verloopt tussen het moment waarop de<br />
bestuurder zich rekenschap geeft van het gevaar en het moment waarop<br />
hij de maatregel neemt die hij denkt te moeten nemen. Vaak is het zo<br />
dat de bestuurder remt.<br />
Meestal is de reactietijd ongeveer 1 seconde. Die tijd wordt helaas<br />
langer in geval van vermoeidheid, dronkenschap…<br />
De afstand die het voertuig aflegt tijdens die reactietijd is de reactieafstand<br />
D R. Dit is de algemene formule om de afstand (in meter)<br />
te berekenen die werd afgelegd tijdens de reactietijd, waarbij V de<br />
snelheid van het voertuig is (in km/u):<br />
Remafstand<br />
De remafstand D F komt overeen met de afstand die het voertuig aflegt tijdens het remmen, tot<br />
het volledig stilstaat.<br />
Dit is de formule om de remafstand (in meter) te berekenen, waarbij V de snelheid van het voertuig<br />
is (in km/u):<br />
Daarbij is: - g de zwaartekrachtversnelling (in België : 9,81 m/s²)<br />
Wegenwerken van korte duur
Dat levert het volgende op :<br />
Stopafstand<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
- µ f de wrijvingscoëfficiënt van de banden op de rijweg<br />
op een droge weg: µ f ≅ 0,8<br />
op een natte weg: µ f ≅ 0,4<br />
op een beijzelde weg: µ f ≅ 0,1<br />
Voorbeelden:<br />
Een auto rijdt aan 50 km/u; hij heeft:<br />
De stopafstand D A van een voertuig is de som van de reactieafstand en<br />
de remafstand.<br />
nodig om te stoppen bij droog weer en<br />
bij regenweer<br />
Een auto rijdt aan 90 km/u; hij heeft:<br />
nodig om te stoppen bij droog weer en<br />
bij regenweer<br />
Een auto rijdt aan 120 km/u; hij heeft:<br />
Afstand<br />
(m)<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
104<br />
71<br />
nodig om te stoppen bij droog weer en<br />
bij regenweer<br />
33<br />
Stopafstand bij droog weer<br />
65<br />
40<br />
25<br />
stopafstand<br />
remafstand<br />
reactieafstand<br />
120 km/u 90 km/u 50 km/u<br />
26<br />
12<br />
14<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
5
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
6<br />
De geldende beschikkingen m.b.t. de afmetingen en de plaatsing van verkeerstekens en onderborden,<br />
staan in het ministerieel besluit van 11 oktober 1976, dat de minimumafmetingen en de<br />
bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens bepaalt.<br />
Bijgevolg moet de bouwplaatssignalisatie minstens dezelfde afmetingen hebben als de bestaande<br />
verkeerstekens. Als de normale signalisatie dubbel is (m.a.w. als ze links herhaald wordt), dan moet<br />
de bouwplaatssignalisatie dat ook zijn (verplicht).<br />
Om gerespecteerd te worden, moet de signalisatie zelf respectabel zijn.<br />
Bijvoorbeeld:<br />
De verkeerstekens moeten van dezelfde soort zijn.<br />
De tekens worden allemaal, voor zover mogelijk, op dezelfde hoogte<br />
geplaatst: buiten de bebouwde kom moet de onderste rand van de<br />
tekens 1,50 meter boven het niveau van de rijbaan uitsteken (aanbevolen<br />
hoogte). Afhankelijk van de situatie ter plaatse mogen ze op<br />
een lagere hoogte worden geplaatst, op voorwaarde dat de minimumhoogte<br />
van 1 meter onder het verkeersteken wordt nageleefd. Binnen<br />
de bebouwde kom moet de onderste rand van de verkeerstekens zich op<br />
2,10 meter boven het trottoir of de berm bevinden.<br />
De netheid, de leesbaarheid en de retroreflecterende eigenschappen<br />
van de borden moeten worden gevrijwaard, zodat ze steeds eenduidig<br />
herkend kunnen worden.<br />
De tekens moeten bekleed worden met retroreflecterende lagen van<br />
type 3.<br />
De tekens moeten worden aangebracht op metalen dragers; houten dragers zijn verboden. De<br />
dragers staan verticaal opgesteld.<br />
De tekens moeten ongeveer op dezelfde afstand van de rand van de rijbaan af staan.<br />
De afbakeningsvoorzieningen moeten perfect op een lijn staan, op regelmatige afstand van<br />
elkaar.<br />
Behalve in uitzonderlijke omstandigheden moet de zijdelingse afbakening volledig uit eenzelfde<br />
type bakens bestaan.<br />
’s Nachts moet op het afbakeningsmaterieel de voorgeschreven verlichting staan: er staan oranjegele<br />
lampen op één baken op twee bij de signalisatie op afstand en op alle bakens bij de zijdelingse<br />
signalisatie.<br />
Als er een verlichtingsinrichting voorzien is, moet die werken tussen valavond en het aanbreken<br />
van de dag en in alle omstandigheden waarin het niet meer mogelijk is om goed te zien tot op<br />
een afstand van ongeveer 200m.<br />
Bij helder weer moet de verlichting ervoor zorgen dat de signalisatie zichtbaar is vanop minstens<br />
150m.<br />
Het signalisatieplan<br />
Het signaleren van de werken op de openbare weg valt ten laste van diegene die de werken uitvoert.<br />
Wanneer voorrangsborden, verbodsborden, gebodsborden, verkeersborden<br />
betreffende het stilstaan en parkeren of voorlopige markeringen<br />
die de rijstroken aanduiden moeten worden aangewend, mag deze<br />
signalisatie slechts worden aangebracht op voorwaarde dat daartoe<br />
toelating is gegeven:<br />
door de Minister tot wiens bevoegdheid het beheer van de<br />
autosnelwegen behoort of door zijn gemachtigde, als het om een<br />
autosnelweg gaat<br />
door de burgemeester of zijn gemachtigde, als het om een andere<br />
openbare weg gaat<br />
Deze toelating bepaalt in elk geval de verkeerstekens die zullen gebruikt<br />
worden (art. 78.1.1 van het Verkeersreglement).<br />
Om de vergunning te verkrijgen, moet een signalisatieplan opgemaakt<br />
worden van de werf. Daarvoor bestaan typeschema’s. In het signalisatieplan<br />
moet echter rekening worden gehouden met de specifieke<br />
plaatsgesteldheid.<br />
Het plan houdt rekening met de bestaande signalisatie, die mogelijk afgedekt moet worden.<br />
Het plan omvat ten minste de verkeerswegen (de gewone en die op de werf), de kilometer- en<br />
hectometerpaaltjes, de kruispunten en/of verkeersknooppunten (die zich op de werf zelf en bij<br />
het naderen van de werf bevinden), de bestaande signalisatie die van invloed is op de werf en de<br />
eventuele omleidingswegen.<br />
Wegenwerken van korte duur
Om de veiligheid van de arbeiders en de weggebruikers maximaal te waarborgen, kan er bijkomende<br />
signalisatie geëist worden als aanvulling op de verplichte voorschriften uit het ministerieel besluit<br />
van 7 mei 1999.<br />
De overheid keurt het plan goed waarop alle verkeerstekens staan die gebruikt moeten worden,<br />
evenals de bestaande verkeerstekens die behouden of afgedekt moeten worden, waarbij het meetpunt<br />
van hun juiste plaats wordt vermeld.<br />
De vergunning moet zich op de werf bevinden en moet voorgelegd worden telkens wanneer de<br />
bevoegde overheid ze opeist.<br />
De werken mogen pas beginnen wanneer de noodzakelijke voorbereidingen getroffen zijn en de<br />
nodige signalisatie geplaatst is.<br />
De verkeerstekens moeten weggenomen worden door diegene die de werken uitvoert zodra deze<br />
beëindigd zijn (art 78.1.2 van het Verkeersreglement).<br />
Invloed van het wegverkeer – een verkeersplan opstellen<br />
Of er een omleiding is of niet, er moet aan alle weggebruikers worden gedacht. Daarom gelden de<br />
volgende verplichtingen:<br />
De aannemer moet de nodige schikkingen treffen om de toegang tot plaatselijke eigendommen<br />
en de doorgang van voetgangers te verzekeren.<br />
De aannemer mag pas starten met de werken na goedkeuring door de bevoegde overheden van<br />
de maatregelen m.b.t. het verkeer en de signalisatie. Als er een omleiding voorzien wordt, moet<br />
er een verkeersplan opgesteld worden dat daarna wordt goedgekeurd door de politie of door<br />
de leidinggevende ambtenaar. Ook het openbaar vervoer, de hulpdiensten (brandweer, ambulances,<br />
politie, gasmaatschappij…) moeten op de hoogte worden gebracht van de omleiding.<br />
De signalisatie van de omleiding moet als eerste worden geplaatst, vóór eender welke andere<br />
signalisatie. Het signalisatie- en het verkeersplan geven ook de inplanting en de aard aan van<br />
de verkeerstekens die in de onmiddellijke omgeving en binnen de zone van de bouwplaats<br />
geplaatst moeten worden, en dit voor elke verkeersfase. Deze bepalingen mogen door de leidende<br />
ambtenaar aangepast, gewijzigd of aangevuld worden, in overleg met de territoriaal betrokken<br />
politiedienst(en).<br />
Om het verkeer zo min mogelijk te hinderen, dient de aannemer zo<br />
weinig mogelijk weglengte in te nemen (de lengte dient in gezamenlijk<br />
overleg met de leidende ambtenaar te worden bepaald). Vooral de<br />
graafwerken moeten tot het strikt noodzakelijke beperkt blijven. De aanvullingen<br />
moeten onmiddellijk na de uitvoering van de ondergrondse<br />
werken uitgevoerd en verdicht worden; het baanbed moet onmiddellijk<br />
worden uitgevoerd.<br />
De toegang van de voertuigen tot de omgevende gebouwen, garages,<br />
parkings, enz. moet tijdens de hele duur van de werken en in de best<br />
mogelijke omstandigheden mogelijk zijn. De toegang van de nutsvoertuigen<br />
tot de omgevende gebouwen, handelszaken, ambachtszaken,<br />
parkings, enz. moet zonder onderbreking gehandhaafd worden - zelfs<br />
in een zone die tijdelijk verboden is - zodat de beroepsactiviteit van de<br />
betrokkenen niet wordt gehinderd.<br />
Volgens de fasen van de werken in uitvoering moet het autoverkeer gehandhaafd worden volgens<br />
de goedgekeurde verkeersplannen; hierbij moeten de volgende grote organisatieprincipes voor het<br />
verkeer worden nageleefd:<br />
1. Op wegen met 3 of meer rijstroken per richting moeten per richting permanent minstens twee<br />
stroken open zijn voor het verkeer.<br />
2. Op wegen met 2 rijstroken per richting moet per richting permanent minstens één rijstrook open<br />
zijn voor het verkeer.<br />
3. Op wegen met 1 rijstrook per richting kunnen omleidingen worden overwogen, bv. door een<br />
weg in twee richtingen te gebruiken over de strook die normaal voor de andere richting is voorzien.<br />
4. Omleidingen via andere trajecten mogen slechts als laatste toevlucht overwogen worden.<br />
5. Het is verboden twee opeenvolgende kruispunten gelijktijdig voor het verkeer te sluiten, tenzij<br />
de betrokken politiediensten en de leidende ambtenaar dat uitdrukkelijk toelaten.<br />
De aannemer moet de leidende ambtenaar voor elke fase de verkeersorganisatieplannen bezorgen die<br />
o.a. op basis van de voorgaande instructies zijn opgesteld.<br />
Deze plannen geven ook de inplanting en de aard aan van de verkeerstekens die in de onmiddellijke<br />
omgeving en binnen de zone van de bouwplaats geplaatst moeten worden, en dit voor elke<br />
verkeersfase.<br />
Deze bepalingen mogen door de leidende ambtenaar aangepast, gewijzigd of aangevuld worden in<br />
overleg met de territoriaal betrokken politiedienst(en).<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
7
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
8<br />
Algemene voorschriften in de praktijk<br />
Signalisatie van de werken per categorie - KB 7/5/99 art. 1.11<br />
Voorafgaande opmerking<br />
Als op de openbare weg verschillende snelheidsbeperkingen gelden, wordt rekening gehouden met<br />
de hoogste toegelaten maximumsnelheid om de categorie van de werken te bepalen.<br />
Eerste categorie<br />
Werken op de autosnelweg en op openbare wegen waar de toegelaten<br />
maximumsnelheid hoger is dan 90 km/u.<br />
Vmax > 90 km/u<br />
Opmerking: alle werken op de autosnelweg zijn van eerste categorie,<br />
zelfs als de toegelaten maximumsnelheid lager ligt dan 90 km/u.<br />
Tweede categorie<br />
Werken op openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid hoger<br />
is dan 50 km/u en lager dan of gelijk aan 90 km/u.<br />
90 km/u ≥ Vmax > 50 km/u<br />
Derde categorie<br />
Werken op openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid lager<br />
dan of gelijk aan 50 km/u is.<br />
V max ≤ 50 km/u<br />
Vierde categorie<br />
Werken buiten de rijbaan, maar die een gevaar betekenen voor voetgangers<br />
en bestuurders van fietsen en tweewielige bromfietsen.<br />
Vijfde categorie<br />
Werken die uitgevoerd worden tussen het aanbreken van de dag en het<br />
vallen van de avond en waarbij de zichtbaarheid goed is tot op een<br />
afstand van ongeveer 200m.<br />
Zesde categorie<br />
Mobiele werken die het verkeer kortstondig belemmeren door hun lage<br />
verplaatsingssnelheid of omdat ze veelvuldig stilstaan om werken uit<br />
te voeren.<br />
De eerste drie categorieën worden elk nog eens opgesplitst in twee, naar gelang de bouwplaats<br />
weinig of veel hinder veroorzaakt voor het verkeer:<br />
1e<br />
2e<br />
3e<br />
Categorie Werken die het verkeer<br />
sterk hinderen<br />
Het betreft werken die op eender welke<br />
plaats zo breed zijn dat ten minste één<br />
rijstrook of de breedte van één rijstrook<br />
niet kan worden gebruikt door het<br />
verkeer op de rijbaan.<br />
Werken die het verkeer<br />
weinig hinderen<br />
Het betreft enerzijds werken die op<br />
eender welke plaats zo breed zijn dat<br />
minder dan één rijstrook of dan de<br />
breedte van één rijstrook niet kan<br />
worden gebruikt door het verkeer op<br />
de rijbaan en anderzijds werken buiten<br />
de rijbaan, maar die het verkeer op die<br />
rijbaan beïnvloeden.<br />
Signalisatie van containers<br />
Om een container te plaatsen op de openbare weg is de toelating vereist van de gemeentelijke<br />
overheid. Maar elke gemeente heeft zijn eigen procedure qua te ondernemen stappen, termijn,<br />
betaling van de taks… Voor wat de eigenlijke signalisatie van de container betreft, verwijzen we<br />
naar artikel 8 van het MB van 7 mei 1999.<br />
Als voorbeeld geven wij een checklist die gebruikt kan worden om na te gaan of de signalisatie van<br />
een container op de openbare weg voldoet aan de geldende wetgeving (bron: 3M).<br />
Wegenwerken van korte duur
Standplaats container<br />
Naam: ..............................................<br />
Adres: ..............................................<br />
........................................................<br />
PLAATSING CONTAINER<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
PLAATSING VAN CONTAINERS OP DE OPENBARE WEG (2)<br />
Zodanig geplaatst dat het verkeer slechts aan één zijde van de container mogelijk<br />
is?<br />
Indien zodanig geplaatst dat de voetgangers, de fietsers en de bestuurders van<br />
tweewielige bromfietsen genoodzaakt zijn de rijbaan te volgen: werd langs de<br />
container een gang aangebracht die de normale doorgang van deze categorieën<br />
van weggebruikers verzekert?<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.3. van MB 07/05/99<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 4.2.3° b) van MB 07/05/99<br />
Is deze gang ten minste 1,00m breed? JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 4.2.3° b) van MB 07/05/99<br />
Werd de afbakening die het verkeer van de voetgangers, de fietsers en de bestuurders<br />
van tweewielige bromfietsen scheidt van dat van de andere weggebruikers, tot<br />
stand gebracht met bakens voor zijdelingse signalisatie type II a, type II b, type<br />
II c met afwisselende rode en witte strepen of met verkeerskegels van minstens 40<br />
cm hoog met afwisselende rode en witte strepen?<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 4.2.3° b) van MB 07/05/99<br />
Zijn deze afbakeningselementen ten hoogste 30 m van elkaar verwijderd? JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 4.2.3° b) van MB 07/05/99<br />
Zijn deze afbakeningselementen voorzien van oranjegele knipperlichten? JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 4.2.3° b) van MB 07/05/99<br />
Werd de afbakening die het verkeer van de voetgangers, de fietsers en de bestuurders<br />
van tweewielige bromfietsen scheidt van de container zelf, aangebracht over de<br />
volledige lengte, hetzij door een voldoende stevige inrichting, hetzij door een<br />
beschermnet, en op een gepaste manier verlicht?<br />
VOORKANT CONTAINER<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 4.2.3° b) van MB 07/05/99<br />
Voorzien van afwisselende rode en witte strepen? JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.1. van MB 07/05/99<br />
Zijn de afwisselende rode en witte strepen ten minste 10 cm breed? JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.1. van MB 07/05/99<br />
Vormen de afwisselende rode en witte strepen een hoek van ongeveer 45° met de<br />
verticale as van de container?<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.1. van MB 07/05/99<br />
Zijn de afwisselende rode en witte strepen lichtweerkaatsend (3)? JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 1.3.1. van MB 07/05/99<br />
Hebben de rode strepen een duidelijk rode kleur zonder rood/oranje fluorescerende<br />
(4) eigenschappen?<br />
Indien de container niet over een oppervlakte beschikt van ten minste 1 m² waarop<br />
zulke strepen kunnen worden aangebracht of indien die strepen minder dan 50 cm<br />
hoog zijn: werd aan deze container een bord vastgemaakt, voorzien van dezelfde<br />
strepen, met een hoogte van ten minste 50 cm en een breedte die ongeveer gelijk<br />
is aan die van de container?<br />
ACHTERKANT CONTAINER<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.1. van MB 07/05/99<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.1. van MB 07/05/99<br />
Voorzien van afwisselende rode en witte strepen? JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.1. van MB 07/05/99<br />
Zijn de afwisselende rode en witte strepen ten minste 10 cm breed? JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.1. van MB 07/05/99<br />
Vormen de afwisselende rode en witte strepen een hoek van ongeveer 45° met de<br />
verticale as van de container?<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.1. van MB 07/05/99<br />
Zijn de afwisselende rode en witte strepen lichtweerkaatsend (3)? JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 1.3.1. van MB 07/05/99<br />
Hebben de rode strepen een duidelijk rode kleur zonder rood/oranje fluorescerende<br />
(4) eigenschappen?<br />
Bijlage ……. bij PV nr ……………………………………. dd……/.…../20………<br />
CHECKLIST (1)<br />
Gegevens plaatsingsdienst<br />
Naam: ..............................................<br />
Adres: ..............................................<br />
........................................................<br />
Gegevens aanvrager<br />
Naam: ..............................................<br />
Adres: ..............................................<br />
........................................................<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.1. van MB 07/05/99<br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
9
<strong>navbdossier</strong><br />
Indien de container niet over een oppervlakte beschikt van ten minste 1 m² waarop<br />
zulke strepen kunnen worden aangebracht of indien die strepen minder dan 50 cm<br />
hoog zijn: werd aan deze container een bord vastgemaakt, voorzien van dezelfde<br />
strepen, met een hoogte van ten minste 50 cm en een breedte die ongeveer gelijk<br />
is aan die van de container?<br />
KANT VAN DE CONTAINER WAAR HET VERKEER TOEGELATEN IS<br />
Is er, aan de kant waar het verkeer toegelaten is, een verkeersbord D1 aangebracht,<br />
waarvan de pijl onder een hoek van ongeveer 45° naar beneden gericht is?<br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
10<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.1. van MB 07/05/99<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.2. van MB 07/05/99<br />
Heeft het verkeersbord D1 een diameter van ten minste 70 cm? JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.2. van MB 07/05/99<br />
Is het verkeersbord D1 of van het lichtweerkaatsend (3) type of van het type met<br />
eigen verlichting?<br />
Beantwoordt het verkeersbord D1 aan het MB van 11/10/1976, art. 1.1. (pictogram,<br />
kleur...)?<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 1.3.1. van MB 07/05/99<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 1.3.2. van MB 07/05/99<br />
Is er boven het verkeersbord D1 een oranjegeel knipperlicht aangebracht? JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.2. van MB 07/05/99<br />
Tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag en in alle<br />
omstandigheden waarin het niet meer mogelijk is duidelijk te zien tot op een<br />
afstand van ongeveer 200 m, werkt het oranjegeel knipperlicht?<br />
Tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag en in alle<br />
omstandigheden waarin het niet meer mogelijk is duidelijk te zien tot op een<br />
afstand van ongeveer 200 m, maakt het oranjegeel knipperlicht de signalisatie bij<br />
helder weer zichtbaar op ten minste 150 m?<br />
ZIJKANT CONTAINER<br />
Werd op één van de zijkanten van de container een opschrift of een bord<br />
aangebracht waarop de naam staat van de verantwoordelijke voor de signalisatie<br />
en diens telefoonnummer?<br />
Werden de naam van de verantwoordelijke voor de signalisatie en diens<br />
telefoonnummer in het geel en op een zwarte achtergrond aangebracht?<br />
TOELATING<br />
Bevindt de toelating, voorzien in artikel 78.1.1 van het algemeen reglement op de<br />
politie van het wegverkeer, zich op het werk?<br />
Kan de toelating, voorzien in artikel 78.1.1 van het algemeen reglement op de<br />
politie van het wegverkeer, vertoond worden op elk verzoek van de bevoegde<br />
overheid?<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 1.4. van MB 07/05/99<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 1.4. van MB 07/05/99<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.5. van MB 07/05/99<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 8.5. van MB 07/05/99<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 1.2.1. van MB 07/05/99<br />
JA ❏ NEEN ❏ volgens art. 1.2.1. van MB 07/05/99<br />
PLAATSING VAN CONTAINERS OP EEN PARKING DIE NIET AAN DE RIJBAAN GRENST OF<br />
OP PLAATSEN WAAR ZE HET VERKEER VAN DE WEGGEBRUIKERS NIET HINDEREN<br />
De bepalingen van de artikelen 8.1. tot 8.3. (in een iets donkerdere tint) zijn niet van toepassing.<br />
VOETNOTEN<br />
(1) politiereglement: in deze controlelijst werd geen rekening gehouden met de bepalingen eigen aan het plaatselijke politiereglement.<br />
(2) openbare weg: een weg die voor het openbaar verkeer te land opengesteld is, zelfs zo zijn terrein privé-eigendom is en hij slechts één enkele woning bedient en wat ook het<br />
uitzicht ervan is (definitie volgens uitspraken van het Hof van Verbreking). De openbare weg omvat, behalve de rijbaan of het berijdbare gedeelte, ook nog de trottoirs, de<br />
fietspaden, de bermen en de sloten.<br />
(3) lichtweerkaatsend: retroreflecterend: een invallende lichtbundel wordt, onafhankelijk van de invalshoek, naar de lichtbron terug gereflecteerd. Dit kan gecontroleerd worden<br />
door het lichtweerkaatsende voorwerp te belichten met een toortslamp vanop ooghoogte. Als het licht niet terugkaatst, is het voorwerp niet reflecterend zoals voorzien.<br />
(4) fluorescentie: eigenschap van materiaal om het daglicht in zekere mate te weerkaatsen. Fluorescerend rood geeft overdag de indruk te schijnen of op te lichten (onder invloed<br />
van ultraviolet licht), doch is in het donker niet te onderscheiden.<br />
Wegenwerken van korte duur
Zichtbaarheid van de signalisatie<br />
Het MB van 11/10/76 legt de minimumafmetingen vast en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden<br />
voor verkeerstekens.<br />
Art. 60.2. van het Verkeersreglement: de Minister van Verkeerswezen bepaalt de minimumafmetingen<br />
en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens die niet in dit reglement<br />
voorzien zijn, evenals de manier waarop de werken en verkeersbelemmeringen gesignaleerd moeten<br />
worden. Dit artikel ligt aan de basis van het MB van 7 mei 1999.<br />
De signalisatie moet altijd duidelijk zichtbaar zijn voor de weggebruikers.<br />
Het werk mag pas beginnen als de signalisatie geplaatst is.<br />
Alle verkeersborden moeten ofwel reflecterend zijn ofwel eigen verlichting hebben.<br />
Als er verlichting is voorzien, moet ze werken tussen het vallen van de avond en het aanbreken<br />
van de dag en in alle omstandigheden waarin het niet mogelijk is om goed te zien op een afstand<br />
van ongeveer 200 m.<br />
Bij helder weer moet de verlichting ervoor zorgen dat de signalisatie zichtbaar is op een afstand<br />
van ten minste 150m.<br />
Het minimaal vermogen per m² van een verkeersbord met verlichting bedraagt respectievelijk 300<br />
W/m² en 60 W/m², naar gelang er wordt gewerkt met gloeilampen of fluorescerende buizen.<br />
De nodige voorzorgen moeten worden genomen om te verhinderen dat weggebruikers die uit een<br />
tegengestelde richting komen, verblind zouden worden.<br />
De spanning mag niet hoger zijn dan 24V.<br />
De verkeerstekens moeten worden weggenomen van zodra de werken gedaan zijn.<br />
Verkeersborden die overbodig zijn, moeten zorgvuldig worden afgedekt of weggenomen.<br />
Plaatsing en verwijdering van de wegsignalisatie<br />
Algemene voorschriften<br />
Bij het plaatsen en verwijderen van wegsignalisatie moeten enkele eenvoudige veiligheidsvoorschriften<br />
toegepast worden:<br />
Hou rekening met de snelheid en de drukte van het verkeer.<br />
Vraag eventueel de steun van de politie.<br />
Werk met een signalisatievoertuig.<br />
Draag de gepaste signaalkledij (verplicht). Ze mag niet verhuld worden door een andere uitrusting.<br />
Sta - voor zover mogelijk - in de veiligheidszone om de signalisatie te plaatsen.<br />
Begin vooraan bij het plaatsen van de signalisatie en achteraan wanneer je ze verwijdert, zodat<br />
je altijd met je gezicht naar het verkeer staat.<br />
Speciale aandacht is vereist wanneer de zichtbaarheid beperkt is (mist, regen, geparkeerde<br />
voertuigen...).<br />
Stabiliteit van de signalisatie<br />
Hoe moet je de signalisatieborden plaatsen?<br />
Vastmaken aan bestaande borden<br />
De voetstukken gebruiken<br />
In de grond plaatsen<br />
Om de stabiliteit van de signalisatie te waarborgen, houden we rekening met de volgende zaken:<br />
De afmeting van de borden<br />
De grond, de ondergrond (stabiel, vlak, zonder obstakels…)<br />
De snelheid van het verkeer<br />
De grote borden worden vastgezet met spanners en/of bijkomende stabilisatoren, zoals zandzakken,<br />
dubbele voetstukken…<br />
…<br />
Onderhoud, schoonmaak en opslag<br />
Een inspectie die enkel overdag plaatsvindt,<br />
kan een fout beeld geven van de staat van<br />
de borden, vooral wat hun reflecterend vermogen<br />
betreft.<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
11
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
12<br />
Let er ook op dat de borden zó opgeslagen worden dat ze niet beschadigd raken.<br />
De aanstelling van een signalisatieverantwoordelijke<br />
Het signaleren van werken op de openbare weg valt ten laste van diegene die de werken uitvoert.<br />
De aannemer kan de signalisatieopdracht echter toevertrouwen aan een derde (bijvoorbeeld aan<br />
een onderaannemer). De naam en het telefoonnummer van de signalisatieverantwoordelijke moeten<br />
worden aangebracht op een zwart bord met gele letters.<br />
De aanstelling van een werknemer belast met het nazicht en de controle van de<br />
signalisatie<br />
Het lijkt ons belangrijk dat met de nodige zorg een werknemer van het bedrijf wordt aangeduid die<br />
een opleiding “signalisatie” heeft gevolgd (bv. een signaalgever), en die bijgevolg met kennis van<br />
zaken de wettelijke verplichtingen concreet en praktisch uitwerkt.<br />
De sociale voorzieningen<br />
Op de bouwplaatsen moeten voorzieningen zijn voor de arbeid(st)ers om hen de gelegenheid te<br />
geven hun kleding op te bergen, zich te wassen, hun toilet te maken, eventueel te douchen, de<br />
maaltijden te gebruiken, te drinken, te schuilen in geval van werk in open lucht, uit te rusten bij<br />
erg belastende arbeidsomstandigheden en naar het toilet te gaan.<br />
Met sociale voorzieningen worden kleedkamers, refters, wasplaatsen, verpozingslokalen, toiletten,<br />
urinoirs en drankvoorziening bedoeld.<br />
Onverminderd de bepalingen van de ARAB-artikels 73 tot 103 en bijlage III – Deel A van het KB<br />
van 25.01.01 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, werd tijdens de vergadering van<br />
het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf van 10.02.05 een vernieuwde collectieve arbeidsovereenkomst<br />
over sociale voorzieningen goedgekeurd. Deze CAO werd algemeen verbindend verklaard<br />
bij het KB van 24.09.06 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 09.11.06. De datum van<br />
inwerkingtreding van de overeenkomst werd vastgesteld op 01.02.05.<br />
In de overeenkomst, die de CAO van 05.01.84 vervangt, werd een hoofdstuk ingelast over specifieke<br />
bouwplaatssituaties. Zo voorziet de tekst dat “zéér uitzonderlijk”, omwille van de kortstondigheid<br />
van de activiteiten en de materiële onmogelijkheid om de concrete toepassingsmodaliteiten van<br />
de CAO Sociale voorzieningen na te leven, deze toepassingsmodaliteiten aangepast kunnen worden<br />
bij bouwwerken van zeer korte duur, bij kleine bouwplaatsen (5 arbeiders) en bij wegenwerken.<br />
Deze modaliteiten moeten echter vooraf ter advies voorgelegd worden aan de preventieadviseurarbeidsgeneesheer.<br />
Wegenwerken van korte duur
Indien het onmogelijk is standaardtoiletten te installeren, kan geopteerd worden voor chemische<br />
toiletten en WC-cabines die aan de volgende voorwaarden voldoen: een solide constructie, een<br />
lichtdoorlatend dak en/of kunstverlichting, een tochtvrije ventilatie, een slipvrije bodem, een<br />
toiletbak met waterspoeling, een afscheiding tussen de toiletbak en het opvangreservoir voorzien<br />
van een klep met pedaalbediening, een urinoir met stromend water, een toiletpapierhouder,<br />
een klerenhaak, een afvalbakje en een deurvergrendeling. Er moet minstens 1 cabine zijn per 10<br />
arbeid(st)ers, en het opvangreservoir moet volgens de behoeften en ten minste eenmaal per week<br />
leeggemaakt worden door een gespecialiseerde onderneming.<br />
Niet onbelangrijk is dat deze CAO verbiedt dat er alcoholische dranken ter beschikking worden<br />
gesteld. En, last but not least, iedere werkgever moet voor de toepassing van deze CAO voorafgaandelijk<br />
het advies vragen van het comité voor preventie en bescherming op het werk of, bij<br />
ontstentenis, van de vakbondsafvaardiging. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging moet<br />
de werkgever zelf zijn arbeid(st)ers raadplegen over de toepassing van de bepalingen van deze<br />
overeenkomst.<br />
Invloed van de weersomstandigheden<br />
Tijdens de wintermaanden, zelfs van november tot eind maart, wanneer de temperatuur onder de<br />
5° zakt, moeten voldoende verwarmingstoestellen worden voorzien.<br />
Het KB betreffende het gebruik van de persoonlijke beschermingsmiddelen bepaalt o.a. wanneer<br />
(bv. bij uitzonderlijke koude, regen…) de werkgever beschermkledij ter beschikking moet stellen<br />
van de werknemers.<br />
Wat betreft kledij bij koude omstandigheden, moet de werkgever rekening houden met de normen<br />
betreffende de eisen van beschermende kledij, kledij tegen koude bij temperaturen lager dan -<br />
5°C en kledij ter bescherming tegen slecht weer, wind en tegen een koude omgeving boven -5°C.<br />
Wanneer de weersomstandigheden het vereisen en in ieder geval wanneer de buitentemperatuur<br />
onder de 5°C zakt, hebben de bouwvakkers recht op warme dranken.<br />
Tijdens de zomermaanden moeten de bouwvakkers beschermd worden tegen zonnestralen. Indien<br />
de maximumtemperaturen overschreden worden (bij zwaar werk is dat 25°C), moeten de volgende<br />
maatregelen getroffen worden:<br />
Werknemers die blootgesteld worden aan rechtstreekse zonnestralen, ontvangen persoonlijke of<br />
collectieve beschermingsmiddelen.<br />
De werkgever zorgt ervoor dat aangepaste koele dranken worden verstrekt, rekening houdend met<br />
het advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.<br />
De werkgever last rustpauzen in.<br />
Gebruik van signalisatiekledij<br />
Wanneer PBM met signaalfunctie voorzien?<br />
Wanneer de risico’s niet kunnen worden uitgeschakeld aan de bron of voldoende beperkt door<br />
andere maatregelen, moeten PBM worden gebruikt.<br />
Het koninklijk besluit van 13 juni 2005 (Belgisch Staatsblad van 14 juli 2005) betreffende het<br />
gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen zet de Europese richtlijn 89/656/CEE om in Belgische<br />
wetgeving. Deze bepalingen maken Hoofdstuk II uit van Titel VII van de Codex over het<br />
Welzijn op het Werk.<br />
Bijlage II, punt 15 geeft de omstandigheden op waarin kleding met een signaalfunctie moet<br />
gedragen worden:<br />
“15. Kleding met signaalfunctie wordt gedragen door:<br />
15.1. werknemers tewerkgesteld aan werkzaamheden op en langs de openbare weg waarbij het<br />
verkeer tijdens de duur van de werkzaamheden niet wordt verboden; dit geldt onder meer voor<br />
herstellingswerken, het onderhoud van bermen, onderhoudswerken, reiniging, schilderwerken, het<br />
aanbrengen, het controleren en het onderhouden van nutsvoorzieningen zoals leidingen voor gassen,<br />
water, telecommunicatie, elektriciteit, laden en lossen van vrachtwagens, enz.;<br />
15.2. werknemers belast met het ophalen van vuilnis langs de openbare weg;<br />
15.3. werknemers van brandweerdiensten, eerste hulpdiensten, diensten voor dringende verzorging<br />
en pechbestrijdingsdiensten en dit zo de omstandigheden en/of het tijdstip van de dag zorgen<br />
voor een onvoldoende zichtbaarheid van deze werknemers;<br />
15.4. werknemers die krachtens een andere reglementering signalisatiekleding moeten dragen.”<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
13
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
14<br />
Indien werkkledij, geleverd in toepassing van de voorschriften van het<br />
KB van 6 juli 2004 betreffende de werkkledij (BS 3 augustus 2004) - zie<br />
ook hoofdstuk I, titel VII van de Codex - eveneens een beschermende<br />
functie vervult, moet zij beschouwd worden als een persoonlijk beschermingsmiddel<br />
en dienen bijgevolg de voorschriften van de koninklijke<br />
besluiten van 31 december 1992 (fabricatie) en 13 juni 2005<br />
(gebruik) te worden nageleefd.<br />
Signalisatiekledij volgens norm EN 471<br />
Signalisatiekledij moet de werknemer zichtbaar maken voor de autobestuurders<br />
en andere weggebruikers in alle weersomstandigheden (zon,<br />
regen, mist...), zowel overdag als ‘s nachts. Momenteel bestaan er op<br />
de markt drie soorten materialen die ervoor zorgen dat mensen (werknemers)<br />
die kledij met die materialen dragen, beter zichtbaar zijn, nl.:<br />
fluorescerend materiaal;<br />
fosforescerend materiaal;<br />
retroreflecterend materiaal.<br />
Signaalkledij die de nieuwe Europese norm EN 471 volgt, is samengesteld uit zowel fluorescerend<br />
als retroreflecterend materiaal. Er wordt niet gesproken van fosforescerend materiaal. Het begrip<br />
combinatiemateriaal komt wel aan bod. Combinatiemateriaal combineert een hoge zichtbaarheid<br />
(fluorescentie) en lichtweerkaatsing (retroreflectie) in één materiaal. Dit materiaal is enkel toegelaten<br />
voor de fabricage van signaalkledij van klasse 1 (bv. schouder- of lendenbanden).<br />
Het fluorescerend gedeelte bevat specifieke pigmenten die het onzichtbare ultraviolette licht<br />
afkomstig van de zon omzetten in een goed zichtbare kleur. Dit materiaal is dus goed zichtbaar<br />
overdag, bij het ochtendgloren en bij valavond, maar ook in slechte weersomstandigheden, bv. bij<br />
mist. De kleuren die men kan gebruiken zijn fluogeel, fluo-oranjerood en fluorood.<br />
Het retroreflecterend gedeelte weerkaatst het invallende licht terug in de richting van de lichtbron. In<br />
de praktijk zorgt dit materiaal ervoor dat het licht van een voertuig dat op de signalisatiekledij valt<br />
naar de bestuurder wordt teruggestuurd. Ideaal dus om bij duisternis of bij nacht te worden gezien.<br />
Verschillende klassen<br />
De zichtbaarheid van de signalisatiekledij en ook de klasse stijgt naarmate het gedeelte fluorescerend<br />
en retroreflecterend materiaal groter wordt.<br />
De norm EN471 voorziet drie klassen:<br />
Materiaal Klasse 3 Klasse 2 Klasse 1<br />
Fluorescerend<br />
Retroreflecterend<br />
Combinatiemateriaal<br />
0,80 m²<br />
0,20 m²<br />
-<br />
0,53 m²<br />
0,13 m²<br />
-<br />
0,14 m²<br />
0,10 m²<br />
0,20 m²<br />
Klasse 3 zorgt duidelijk voor de hoogste beschermingsgraad,<br />
doordat het de grootste hoeveelheid fluorescerend<br />
en retroreflecterend materiaal heeft. In<br />
de praktijk betekent die indeling dat enkel<br />
jassen en overalls tot klasse 3 kunnen behoren.<br />
Gilets, kazuifels en broeken met borststuk<br />
behoren daarom tot klasse 2. Schouder- en lendenbanden<br />
vormen de klasse 1-groep.<br />
Signalisatiekledij klasse III<br />
Wegenwerken van korte duur
Keuze van de klasse bij wegenwerken<br />
Daar het bij wegwerkzaamheden van levensbelang is goed gezien te worden, is signalisatiekledij van<br />
klasse 2 of klasse 3 verplicht, afhankelijk van de uit te voeren werken en de weersomstandigheden.<br />
Een wiel vervangen met of zonder signalisatiekledij…<br />
De minimumbreedte en de juiste plaats van de retroreflecterende strepen staan eveneens in de norm.<br />
Welke markering en informatie moet op de nieuwe signalisatiekledij<br />
staan?<br />
Op de signalisatiekledij moet een etiket aangebracht zijn met de volgende informatie:<br />
CE-markering/nummer van de aangemelde instantie (volgens categorie)<br />
identificatie van de fabrikant/invoerder<br />
samenstelling van de textieluitrusting<br />
onderhoudssymbool (eventueel aangevuld met een verwijzing naar specifieke onderhoudsvoorschriften)<br />
naam van het product<br />
maataanduiding<br />
pictogram met verwijzing naar de norm (EN471) en met prestatieniveaus:<br />
- oppervlakte fluorescerend materiaal: klasse 1, 2 of 3<br />
- oppervlakte retroreflecterend materiaal: klasse 1, 2 of 3<br />
Welke documenten horen bij signalisatiekledij met<br />
CE-markering?<br />
De signalisatiekledij met CE-markering moet vergezeld zijn van een<br />
aantal documenten:<br />
de gebruiksaanwijzing (in de taal of talen van de lidstaat waar ze<br />
gebruikt worden)<br />
de EG-verklaring van overeenstemming met de richtlijn Fabricage van<br />
PBM<br />
indien de koper bijkomende eisen heeft gesteld, moeten die vermeld<br />
worden in een bijkomend document<br />
Gebruiksvoorwaarden<br />
De Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk heeft een<br />
voorstel geformuleerd dat de ondernemingen in staat moet stellen de<br />
meest geschikte keuze te maken in verband met de signaalkleding die<br />
zij ter beschikking moeten stellen van hun werknemers.<br />
1. Signaalkleding van klasse 1 mag niet gebruikt worden tijdens het<br />
uitvoeren van werkzaamheden langs of op de openbare weg; dat<br />
betekent dat steeds geopteerd moet worden voor een hogere klasse,<br />
ongeacht de duur van de werkzaamheden.<br />
2. Signaalkleding van klasse 2 wordt overdag gedragen, bij gunstige<br />
atmosferische omstandigheden en een goede zichtbaarheid; signaalkleding<br />
is verplicht voor alle types van werkzaamheden, ongeacht<br />
hun duur. Daarmee moet een goede bouwplaatsorganisatie gepaard<br />
gaan, een duidelijke en oordeelkundig geplaatste bouwplaatssignalisatie,<br />
een aan de omstandigheden aangepaste snelheidsbeperking<br />
en alle andere, aan de omstandigheden aangepaste maatregelen die<br />
de aandacht van de weggebruikers vestigen op de uitvoering van<br />
werkzaamheden op of langs de openbare weg.<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
15
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
16<br />
3. Signaalkleding van klasse 3 kan gedragen worden in dezelfde omstandigheden die vermeld<br />
staan in punt 2, maar moet alleszins gedragen worden bij valavond, ‘s nachts en bij ongunstige<br />
weersomstandigheden (regen, sneeuw, nevel, mist enz.); net als in punt 2 moeten alle aan de<br />
omstandigheden aangepaste signalisatiemiddelen en -maatregelen getroffen worden om erop te<br />
wijzen dat er wegwerkzaamheden aan de gang zijn.<br />
Deze stellingname is vergelijkbaar met die van de Administratie in de ons omringende landen. Zowel<br />
in Frankrijk als in Nederland schrijven de bevoegde autoriteiten, respectievelijk het Ministerie van<br />
Binnenlandse Zaken en Openbare Veiligheid en Rijkswaterstaat, het gebruik voor van signaalkleding<br />
van klasse 2 of klasse 3 tijdens het uitvoeren van werkzaamheden langs de openbare weg. In Frankrijk<br />
is klasse 1 toegelaten voor werken van korte duur.<br />
Gelet op de verkeersdichtheid in ons land en op de interpretatiemogelijkheden van het begrip “van<br />
korte duur”, zijn wij van mening dat signaalkleding van klasse 1 onvoldoende waarborg biedt om de<br />
werknemers in ons land een optimale bescherming (zichtbaarheid) te verzekeren.<br />
Belangrijk om te onthouden is dat het verschil tussen kleding van klasse 2 en van klasse 3 hoofdzakelijk<br />
gebaseerd is op de hoeveelheid fluorescerend en retroreflecterend materiaal (uitgedrukt in m 2 ).<br />
Reflecterend Materiaal (m2)<br />
EN 471 wetgeving retroreflectief materiaal (m 2 )<br />
Fluorescerende Achtergrond Materiaal (m 2 )<br />
Specifieke werkzaamheden<br />
In dit hoofdstuk worden vier specifieke activiteiten behandeld:<br />
Betonvoegen herstellen<br />
Mobiele werkzaamheden op de weg<br />
Werken in sleuven<br />
Wegmarkeringen aanbrengen<br />
Vooraleer dieper in te gaan op deze specifieke wegenwerken van korte duur, is het nuttig om<br />
even stil te staan bij de risico’s die zich voordoen bij alle wegenwerken, maar in het bijzonder bij<br />
wegenwerken van korte duur, met name de nabijheid van verkeer, geluidshinder en de aanwezigheid<br />
van sociale voorzieningen.<br />
De nabijheid van verkeer<br />
In België beschikken we niet over cijfergegevens met betrekking tot<br />
het onveiligheidsgevoel bij wegenwerkers. In Nederland is het zo dat<br />
23% van de wegmarkeerders hun werk als relatief onveilig beschouwen,<br />
terwijl dat slechts bij 14% zo is voor het geheel van de bouwsector,<br />
zo blijkt uit een studie van Arbouw uit 2001-2002. Bij wegenwerken<br />
van korte duur komen vooral relatief veel ongevallen door langsrijdend<br />
verkeer voor.<br />
Als slechts een gedeelte van de weg afgezet kan worden, bijvoorbeeld<br />
een rijbaan of een vluchtstrook, dan moet een voldoende groot werkvak<br />
worden gemaakt. Er moet in principe zowel aan de verkeerszijde als aan<br />
de bermzijde een loopruimte van 0,5 meter zijn. Deze loopruimte moet<br />
ook als vluchtweg kunnen dienen.<br />
Daarnaast moet een vrije ruimte van 0,5 meter worden behouden tussen<br />
de werkruimte en de afzetting, aan de kant van het verkeer. Indien<br />
de bermzijde gevaren oplevert, zoals het geval is bij een steil talud, een<br />
viaduct of een parallelweg, moet ook aan de bermzijde een vrije ruimte<br />
worden voorzien. De vrije ruimte dient om te voorkomen dat wegenwerkers aangereden worden als<br />
zij per ongeluk een stap achteruit zetten en om hen een veiliger gevoel te geven.<br />
Wegenwerken van korte duur
Bij wegenwerken van korte duur is het dikwijls zo dat de werken worden uitgevoerd zonder tussenkomst<br />
van een veiligheidscoördinator. Dit ontslaat de opdrachtgever en de uitvoerder echter niet<br />
van een aantal verplichtingen.<br />
De opdrachtgever en de uitvoerende partij dienen te zorgen voor sluitende afspraken over de<br />
vereiste verkeersmaatregelen, zoals afzettingen om de vrije ruimte en het werkvak te creëren.<br />
Afhankelijk van de risico’s voor weggebruikers en wegenwerkers moet een noodplan worden opgesteld.<br />
In dat plan staat welke maatregelen getroffen moeten worden als er verkeersongevallen of<br />
ongevallen met wegenwerkers optreden.<br />
De maatregelen hebben betrekking op de volgende zaken:<br />
ongevallen signaleren;<br />
de bereikbaarheid van de plek voor hulpverlening;<br />
de wijze van hulpverlening (bv. de rijstrook vrijmaken);<br />
de mogelijke omleidingsroutes;<br />
informatieverstrekking;<br />
de beschikbaarheid van reservemateriaal en –materieel;<br />
de bereikbaarheid van aannemer en wegbeheerder buiten de werktijden.<br />
De verkeersmaatregelen moeten beschreven worden in de bestekomschrijvingen.<br />
Geluidshinder<br />
Zoals in NAVB dossier nummer 112 over lawaai en trillingen al uitvoerig werd beklemtoond, is<br />
lawaaidoofheid vandaag één van de belangrijkste beroepsziekten. Bij een geluidsniveau van meer<br />
dan 80 dB(A) moeten werknemers informatie krijgen over de risico’s van het werken bij hoge<br />
lawaainiveaus en moeten oorkappen of oorproppen ter beschikking worden gesteld. Vanaf 85 dB(A)<br />
dient deze gehoorbescherming ook verplicht te worden gedragen.<br />
Metingen hebben uitgewezen dat het geluid dat wordt voortgebracht door het verkeer op drukke<br />
wegen (bijvoorbeeld autosnelwegen), gemiddeld 85 dB(A) bedraagt. Rekenen we daar nog eens<br />
het geluid bij dat geproduceerd wordt door machines, dan komen we tot de conclusie dat een<br />
wegenwerker gemiddeld aan meer dan 90 dB(A) wordt blootgesteld.<br />
De geluidsemissie van pneumatisch materieel kan worden beperkt door:<br />
dempers te gebruiken die het geluidsniveau van de ontsnappende lucht reduceren;<br />
schroefcompressoren te gebruiken in plaats van zuigercompressoren;<br />
het toerental te beperken.<br />
Naar alle waarschijnlijkheid zullen deze maatregelen echter niet kunnen verhinderen dat gehoorbescherming<br />
tijdens het uitvoeren van wegenwerken een must blijft.<br />
Sociale voorzieningen<br />
Het ontbreken van de nodige sociale voorzieningen is een tweede knelpunt bij dit<br />
soort wegenwerken. Door de korte duur van de werken komt het immers geregeld<br />
voor dat er geen werfkeet of toiletten worden geplaatst. Zoals al eerder in dit dossier<br />
werd vermeld (zie titel “Sociale voorzieningen”) laat de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst<br />
(CAO) over sociale voorzieningen ook toe om op kleine bouwplaatsen,<br />
onder bepaalde voorwaarden, af te wijken van de bepalingen van deze CAO. Nochtans<br />
bestaan er mogelijkheden om deze uitrustingen toch te voorzien. Eén van de<br />
oplossingen bestaat er bijvoorbeeld in om in de vrachtwagen een kleine eetplaats<br />
en een chemisch toilet te voorzien.<br />
Betonvoegen herstellen<br />
Om technische redenen is het onvermijdelijk om voegen te voorzien in het wegdek.<br />
Het plaatsen van deze betonvoegen is echter een zeer gespecialiseerd werk, en<br />
ondanks de grote technische vooruitgang die de laatste jaren werd geboekt, komt<br />
het toch regelmatig voor dat betonvoegen loskomen.<br />
Uiteraard krijgen we bijna altijd te maken met de risico’s en de knelpunten die<br />
hierboven al werden besproken, maar bovendien duiken hier enkele bijkomende<br />
risico’s op:<br />
Trillingen veroorzaakt door machines<br />
Stofhinder<br />
Rugbelasting door moeilijke werkhoudingen<br />
Trillingen veroorzaakt door machines<br />
De bouwsector staat in Europa op kop als het gaat om blootstelling aan trillingen.<br />
Deze weinig benijdenswaardige positie is onder andere te wijten aan de activiteiten<br />
in de wegenbouw.<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
17
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
18<br />
Bij het vervangen van betonvoegen wordt vooral gebruik gemaakt van aangedreven handgereedschappen.<br />
Ook deze problematiek werd uitvoerig toegelicht in NAVB dossier nummer 112. Voor<br />
hand-armtrillingen (veroorzaakt door aangedreven handgereedschappen) geldt dat arbeiders<br />
slechts blootgesteld mogen worden aan een maximaal trillingsniveau van 5 m/s² (berekend over<br />
8 uur).<br />
Een mogelijke technische oplossing om het totale trillingsniveau te verminderen, bestaat erin<br />
gereedschappen te gebruiken waarbij de handvatten zijn opgehangen in trillingsdempers. Ook<br />
trillingsisolerende handschoenen kunnen soms een oplossing bieden.<br />
Een andere oplossing is evenwel jobrotatie. Op die manier wordt een arbeider blootgesteld aan een<br />
lager trillingsniveau, berekend over de hele dag. Als de blootstellingsduur bijvoorbeeld teruggebracht<br />
wordt van 4 uur naar 1 uur per dag, betekent dat een vermindering van het trillingsniveau<br />
met factor 2.<br />
Stofhinder<br />
Silicose (of stoflong) is nog altijd een belangrijke beroepsziekte. Daarom is het noodzakelijk om<br />
bij het uitslijpen van betonvoegen een P2-stofmasker te dragen.<br />
Een stofmasker dragen is, zeker bij warm weer, geen pretje. Een belangrijk probleem is dat het<br />
stof aaneenkoekt door de waterdamp die zich in de uitgeademde lucht bevindt. Daardoor wordt<br />
het inademen al snel bemoeilijkt en neemt het draagcomfort af. De huidige stofmaskers vangen<br />
dit probleem grotendeels op door het uitademventiel, waardoor er veel minder waterdamp in het<br />
masker achterblijft.<br />
Rugbelasting door moeilijke werkhoudingen<br />
Het hoeft geen betoog dat rugklachten binnen de bouwsector tot de meest voorkomende gezondheidsproblemen<br />
behoren. De specifieke omstandigheden binnen de bouwsector en bij wegenwerken<br />
in het bijzonder maken deze belasting nog groter (het weer, de vele en lange verplaatsingen, de<br />
druk om het werk in de voorziene tijd te voltooien).<br />
Het herhaaldelijk aannemen van verkeerde werkhoudingen (werken met gebogen rug, de wervelkolom<br />
draaien en uitrekken…) komt zeer vaak voor bij wegenwerken. De gezondheidsrisico’s daarvan<br />
zijn onderhand genoegzaam bekend:<br />
een versnelde veroudering van de wervelkolom;<br />
beschadiging van de tussenwervelschijven;<br />
beschadiging van de gewrichtsbanden;<br />
chronische pijnen.<br />
Deze aandoeningen leiden niet alleen tot een verminderde levenskwaliteit, maar kunnen zelfs aanleiding<br />
geven tot invaliditeit en arbeidsongeschiktheid, met alle financiële gevolgen die daaraan<br />
verbonden zijn.<br />
Versnelde veroudering van de wervelkolom<br />
Onze wervelkolom is zonder meer een technisch hoogstandje, dat ons lichaam de nodige stabiliteit<br />
verschaft en er tegelijk voor zorgt dat we datzelfde lichaam in zowat alle bochten kunnen<br />
draaien.<br />
Net zoals de rest van ons lichaam ondergaat onze wervelkolom echter een natuurlijk verouderingsproces.<br />
Herhaaldelijk verkeerde houdingen aannemen, blootstelling aan trillingen en veelvuldig<br />
zware lasten tillen, versnelt dit verouderingsproces en veroorzaakt letsels.<br />
Beschadiging van de tussenwervelschijven<br />
Tussenwervelschijven worden steeds brozer naarmate we ouder worden. Hierdoor kan het gebeuren<br />
dat de zachte kern van de schijf naar buiten wordt geduwd. Als dat gebeurt, spreken we over hernia.<br />
De pijn die hierdoor ontstaat, kan zelfs uitstralen tot in de benen (ischias).<br />
Beschadiging van de gewrichtsbanden<br />
Frequent verkeerde houdingen aannemen (vooroverbuigen met gekromde rug, de wervelkolom<br />
draaien…) vormt een zware belasting voor de gewrichtsbanden die de wervels met elkaar verbinden.<br />
Het herhaaldelijk samentrekken en uitrekken van deze gewrichtsbanden leidt op lange termijn<br />
tot scheuringen.<br />
Chronische pijnen<br />
Vanaf het ogenblik dat de wervelkolom aangetast is, kan zelfs een lichte inspanning tot zeer<br />
ernstige rugletsels leiden. Het genezingsproces kan bijzonder lang duren en bovendien blijft het<br />
opgelopen letsel een zwakke schakel in de wervelkolom, waardoor er zich nieuwe letsels kunnen<br />
voordoen.<br />
Wat kan je doen om de rugbelasting te beperken?<br />
De preventiemaatregelen voor rugklachten zijn even kort als eenvoudig:<br />
Goed tillen is in de eerste plaats zo weinig mogelijk tillen; gebruik dus zoveel mogelijk mechanische<br />
hulpmiddelen<br />
Wegenwerken van korte duur
Buig door je knieën<br />
Kijk op het ogenblik dat je de last gaat opheffen recht voor je, niet naar de last<br />
Werk altijd met je gezicht naar de uit te voeren taak toe, zodat je je wervelkolom niet hoeft te<br />
draaien<br />
Ondersteun je lichaam door met je hand of met je elleboog op een vast voorwerp te leunen<br />
Mobiele bouwplaatsen<br />
Bij mobiele bouwplaatsen, m.a.w. wegenwerken die zich voortdurend verplaatsen, zoals het onderhoud<br />
van de beplanting langs autosnelwegen of andere wegen, is het risico van de nabijheid van<br />
het verkeer bijzonder acuut. We kunnen er nu eenmaal niet van uitgaan dat elke weggebruiker<br />
volkomen fit en geconcentreerd achter het stuur zit en zijn rijstijl aanpast aan de weersomstandigheden<br />
en de mogelijke hindernissen op de weg.<br />
Een degelijke signalisatie, zoals die hierboven werd beschreven onder het punt ‘Werfsignalisatie’,<br />
is hier dan ook letterlijk van levensbelang.<br />
Bovendien worden de werken aan onze grote wegen steeds complexer, de verkeersdrukte stijgt en<br />
het rijgedrag wordt agressiever. Extra maatregelen voor de beveiliging van zowel wegenwerkers als<br />
weggebruikers zijn dan ook nodig.<br />
In dat kader maakte onder andere de Vlaamse overheid het gebruik van botsabsorbeerders<br />
verplicht voor alle werken op autosnelwegen waarbij het noodzakelijk<br />
is om een rijstrook af te sluiten.<br />
Botsabsorbeerders zijn een soort mobiele botskussens, gemonteerd op de achterzijde<br />
van een stilstaande (zware) vrachtwagen, waarop ook een groot signalisatiepaneel<br />
staat met o.a. een flikkerende lichtpijl.<br />
De absorbeerder is bestand tegen de impact van een aanrijdend voertuig met<br />
een massa van 2 ton en een snelheid van 70 km/u, of met een massa van 1 ton<br />
en een snelheid van 100 km/u.<br />
Net zoals de ‘kreukelzones’ in de carrosserie van een auto het eerst zullen plooien<br />
bij een aanrijding en hierdoor het grootste deel van de botsenergie opnemen,<br />
helpen deze absorbeerders de wagen ‘veilig’ tot stilstand te brengen en de schade<br />
voor de weggebruiker en voor het werfpersoneel te beperken.<br />
Zoals heel wat aannemers van wegenwerken, beschikt ook de administratie Wegen en Verkeer over<br />
een aantal botsabsorbeerders. Binnen een half jaar na de aankoop van de eerste negen exemplaren<br />
werden al twee stuks vernield door een aanrijding. De blikschade was in beide gevallen aanzienlijk,<br />
maar mede dankzij de botsabsorbeerder vielen er geen dodelijke slachtoffers.<br />
Uitgraven van en werken in sleuven<br />
Enerzijds betreft het werken in sleuven die slechts een manshoogte diep zijn. Die werken gebeuren<br />
in geroerde grond en in de nabijheid van andere leidingen. De daaruit voortvloeiende risico’s<br />
zijn bedelving, instorting van sleufwanden, vallend materiaal, ongevallen op de sleufbodem door<br />
manipulatie van leidingen zoals vallen, elektrocutie, verbranden, verstikken... Anderzijds zijn er<br />
de werken in diepere sleuven, namelijk rioleringswerken.<br />
Daarbij moeten een aantal voorafgaande formaliteiten worden vervuld en zijn omgevingsonderzoeken<br />
noodzakelijk. Er zijn ook risico’s verbonden aan de graafwerkzaamheden die daarmee gepaard<br />
gaan.<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
19
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
20<br />
De kabel- en buizenleggers hebben vooral te maken met drie oorzaken van gezondheidsrisico’s:<br />
Lichamelijke belasting<br />
Lawaai<br />
Trillingen<br />
Formaliteiten vooraf<br />
De werkgever moet de nodige vergunningen aanvragen, een grondonderzoek laten uitvoeren en<br />
informatie verzamelen i.v.m. de omgeving. Wanneer de sleuven meer dan 1,2m diep zijn, is er<br />
sprake van werken met een verhoogd risico, die voorafgaandelijk gemeld moeten worden aan<br />
de algemene directie TWW van de FOD WASO en aan het NAVB. Dat kan o.a. via een elektronisch<br />
geïntegreerde (‘unieke’) werkmelding op www.sociale-zekerheid.be.<br />
Voor werken in de nabijheid van - of gedeeltelijk op - de openbare weg, moet de werkgever een<br />
vergunning vragen aan de politie en een bijbehorend signalisatieplan opstellen.<br />
Als de werken op de terreinen van een ander bedrijf gebeuren, moeten de veiligheidsvoorschriften<br />
van dit bedrijf gevolgd worden.<br />
Daarenboven is onder meer informatie noodzakelijk over de grondsoort<br />
en de factoren die deze beïnvloeden zoals naburige gebouwen, ondergronds<br />
water, verkeer, naburige ondergrondse en bovengrondse leidingen<br />
(hoogspanning, pijpleidingen), andere werfactiviteiten...<br />
Informatie over ondergrondse hoogspanningsleidingen en pijpleidingen<br />
vindt u voortaan op http://www.klim-cicc.be.<br />
De KLIM-site is het resultaat van de samenwerking tussen<br />
de federale regering, de Federatie van Transporteurs via Pijpleidingen<br />
(FETRAPI), de elektriciteitstransportnetbeheerder<br />
ELIA en de bouwfederaties Confederatie Bouw en Bouwunie.<br />
De KLIM/CICC-site is het centrale meldpunt voor iedereen die werken<br />
wil uitvoeren in de nabijheid van transportinstallaties van gevaarlijke<br />
producten via leidingen of van hoogspanningskabels.<br />
Op de site kunnen de geplande werken en hun geografische ligging<br />
doorgegeven worden. De KLIM-installatiebeheerders (Elia en de leden<br />
van FETRAPI) die betrokken zijn door de geografische ligging van<br />
de geplande werken, worden verwittigd via e-mail en zullen binnen<br />
de wettelijke termijnen antwoorden aan de werfaankondiger, met in<br />
bijlage, desgevallend, de liggingsplannen van hun ondergrondse installaties<br />
in de nabijheid. De werfaankondiger ontvangt ook een e-mail, met de lijst van de betrokken<br />
beheerders en als bewijs dat hij voldaan heeft aan zijn meldingsplicht.<br />
Voor alle andere bovengrondse en ondergrondse kabel- en leidingnetten moet er eerst contact<br />
opgenomen worden met de desbetreffende gemeente om de lijst van de netbeheerders te bekomen<br />
en dan moeten de geplande werken aan deze netbeheerders worden gesignaleerd.<br />
Risicoanalyse: vaak voorkomende fouten bij graafwerken<br />
Geen juiste informatie over de grond<br />
Om te vermijden dat een uitgraving instort,<br />
is het van belang dat je, vóór je gaat graven,<br />
de juiste informatie hebt over de grondsoort.<br />
Houd er rekening mee dat het in de meeste<br />
gevallen over geroerde grond gaat.<br />
Geen afbakening van het werkgebied<br />
Het werkgebied moet steeds afgebakend worden,<br />
om te vermijden dat de graafmachine in<br />
aanraking komt met personen (gevaar voor<br />
verplettering), luchtleidingen (gevaar voor<br />
elektrocutie) of andere voorwerpen. Daarbij<br />
moet niet enkel rekening gehouden worden<br />
met de reikwijdte van de graver zelf, maar ook<br />
met die van de grijparm.<br />
Graafmachine te dicht bij de rand<br />
Om te vermijden dat de uitgraving inkalft of dat de graafmachine kantelt, moet je een zekere afstand<br />
bewaren tot de rand van de uitgraving. Het kantelgevaar is zowel voor de bestuurder als voor de<br />
personen in de sleuf een risico. Op elke graafmachine met een vermogen van meer dan 15 kW moet<br />
daarom een beveiliging tegen kantelen (ROPS) aangebracht zijn en de cabine moet een beperkend<br />
vervormingsvolume (DLV) vertonen, zodat de bediener beschermd is indien de graafmachine omslaat.<br />
Dat principe moet hem ook beschermen als er materiaal of materieel op de cabine valt.<br />
Wegenwerken van korte duur
Specifieke risico’s bij graafwerkzaamheden in de nabijheid van leidingen<br />
Wordt er gewerkt in de buurt van ondergrondse leidingen, dan moeten de graafwerkzaamheden<br />
op een halve meter van de ondergrondse leiding worden uitgevoerd. De ligging van de<br />
ondergrondse leiding dient te worden geverifieerd via een peiling om de 50 m, om vervolgens<br />
afgebakend te worden.<br />
Indien het om pijpleidingen gaat, moet bij graafwerkzaamheden op minder dan 5 m van een<br />
pijpleiding met gas de uitbater 48 uur op voorhand verwittigd worden. De werken mogen<br />
slechts aangevat worden als de werfleider beschikt over de nodige veiligheidsvoorschriften<br />
inzake werken in de buurt van pijpleidingen en over het liggingsplan. Het is in elk geval aan<br />
te raden om de leidingen te laten afpalen door de bevoegde organisatie. Dat gebeurt door<br />
proefsleuven of een peilingsput te graven, waarna de ligging afgebakend wordt. Bij werken<br />
op minder dan 1 m van een pijpleiding met gas mag NOOIT met een machine gewerkt worden,<br />
enkel met een spade.<br />
Risicoanalyse: vaak voorkomende fouten bij werken in sleuven<br />
Geen rekening houden met omgevingsinvloeden<br />
Het weer<br />
Als het te droog of te nat is, kan de sleufwand instorten.<br />
Instorting van de sleufwanden<br />
Er zijn 2 vormen van instorting: afschuiving (de instorting begint bovenaan) en afkalving (de<br />
instorting begint in het midden).<br />
Extra gronddruk<br />
Materieel of materiaal op de rand van de uitgraving, nabijgelegen<br />
gebouwen, werfactiviteiten en verkeer kunnen voor bijkomende druk<br />
zorgen op de grond, waardoor de wand kan instorten.<br />
Extra gronddruk kan ook veroorzaakt worden in de nabijheid van een<br />
recente uitgraving. Doordat de aarde waarmee deze sleuven opgevuld<br />
werden nog niet veel samenhang vertoont, oefent ze een druk uit die<br />
zo groot kan zijn dat de sleufwand instort.<br />
Dicht bij de rand stapelen<br />
Materiaal of materieel te dicht bij de rand stapelen, brengt meerdere<br />
risico’s met zich. De arbeiders kunnen bedolven raken onder de aarde<br />
van de sleufwand die bezwijkt door het gewicht of onder materiaal of<br />
materieel dat in de sleuf glijdt. Ze kunnen ook geïrriteerd raken door<br />
gevaarlijke stoffen. Zo zie je dikwijls dat de uitlaat van een elektrogeengroep<br />
in de richting van de sleuf staat, waardoor de arbeiders uitlaatgassen inademen.<br />
Onvoldoende toegangsladders en foute plaatsing<br />
Vaak is de toegangsladder in de sleuven te kort, of staat hij in een hoek van de uitgraving, wat dubbel<br />
zo gevaarlijk is: er kunnen dan twee wanden instorten waardoor de persoon op de ladder bedolven<br />
kan raken. Daarnaast moeten er ook twee ladders voorzien worden, voor een veilige evacuatie.<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
21
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
22<br />
Onveilige handelingen bij het plaatsen en verwijderen van beschoeiingen<br />
Een goede beschoeiing voorkomt dat een wand instort. Alvorens te beginnen<br />
beschoeien, is voldoende informatie nodig over de staat van de grond en de<br />
mogelijke bijkomende factoren die de gronddruk zouden kunnen beïnvloeden.<br />
Op basis daarvan wordt een type beschoeiing gekozen dat voldoende draagkracht<br />
heeft en lang genoeg is. De beschoeiingen moeten de nodige opstand<br />
hebben, eventueel met een bijkomende afstandhouder, om te vermijden dat er<br />
materiaal in de sleuf glijdt en de arbeiders bedelft.<br />
Als er klassiek beschoeid wordt met platen, balken en schoren, laat het correct<br />
schoren vaak te wensen over: de gebruikte schoren zijn te kort of hebben<br />
onvoldoende draagkracht, of de spindel zit niet diep genoeg in de schoor (minimum<br />
40cm!), met als gevolg dat de schoren kunnen uitknikken. Een schoor<br />
kan ook uitknikken omdat de pen verkeerd geplaatst is, zoals op de foto te zien is. De pen kan er<br />
gemakkelijk uitvallen, bv. door trillingen. Ook worden de schoren soms op een ontoereikende of<br />
slordige manier geplaatst, waardoor ze onvoldoende draagkracht hebben.<br />
Er moeten minimaal 2 schoren voorzien zijn: één onderaan om de normale gronddruk op te vangen<br />
en één bovenaan voor mogelijke extra druk, veroorzaakt door andere omgevingsfactoren<br />
(gebouwen, verkeer, werfactiviteiten, recente aanvullingen...). Als de onderste schoor weggenomen<br />
wordt omdat hij de werkzaamheden bemoeilijkt, moeten er bijkomende voorzieningen<br />
getroffen worden ter ondersteuning.<br />
Wacht tot er voldoende geschoord is om de grond tussen de beschoeiingsplanken en de sleufwand<br />
terug aan te vullen, om te vermijden dat de sleuf instort door de gronddruk.<br />
Werknemers in de sleuf zijn onvoldoende aandachtig<br />
Bij de opbouw van beschoeiingen wordt nog te vaak gewerkt aan de niet-beschoeide zijde, wat<br />
niet zonder gevaar is.<br />
Ga in de sleuf op een plaats staan waar uitwijkmogelijkheden zijn naar links, naar rechts of naar<br />
achter, voor het geval dat de sleufwand instort.<br />
Als er naast de sleuf een kraanbestuurder aan het werk is, houd dan steeds de handelingen van de<br />
kraanbestuurder nauwlettend in het oog, zodat je ogenblikkelijk kan reageren als die een onverwachte<br />
handeling doet. Wanneer er gewerkt wordt met gravers met een grotere reikwijdte die<br />
buizen met een grote diameter moeten verplaatsen, is het beter om helemaal niet in de sleuf te<br />
gaan staan, maar de operatie van boven af te geleiden.<br />
Aandachtspunten bij werken in sleuven in de buurt van leidingen<br />
Het is heel belangrijk om op de hoogte te zijn van het soort en het aantal leidingen dat er al<br />
ligt, en te weten op welke diepte ze liggen. De arbeiders moeten hierover de nodige instructies<br />
krijgen, om ongevallen te kunnen vermijden.<br />
Wanneer er gewerkt wordt in een zone waar al leidingen liggen, moet<br />
een wirwar aan leidingen vermeden worden, om het gevaar voor struikelen<br />
niet te vergroten. Om te vermijden dat personen vallen, is het<br />
vooral belangrijk dat er voldoende plaats voorzien wordt naast de leidingen,<br />
met andere woorden dat de sleuf breed genoeg is. Maar het<br />
is ook van belang om in de sleuf geen overtollig materieel te laten<br />
slingeren.<br />
Er bestaan verschillende soorten leidingen met elk eigen risico’s als ze<br />
geraakt worden. Als uit een leiding gas ontsnapt, bestaat er gevaar voor<br />
ontploffing en brand. Als een toxische stof vrijkomt, is er gevaar voor<br />
vergiftiging en in sommige gevallen voor brand. Als er een elektrische<br />
leiding wordt geraakt, is er gevaar voor elektrocutie. Bij een waterleiding<br />
is er, afhankelijk van de grootte, zeker gevaar voor een natte broek, maar<br />
soms ook voor verdrinking (vooral als er druk op de leiding zit).<br />
Tien tips om veilig te werken in sleuven<br />
1. Neem kennis van de omgeving voor de start van de werkzaamheden<br />
Voor de start van de werkzaamheden moet men de situatie voldoende kennen, om een geschikte<br />
beschoeiing te kiezen. Er moet een omgevingsstudie gemaakt worden om kennis te<br />
nemen van de omgeving, het grondoppervlak, de grondsoort, het aanwezige reliëf, water, de<br />
vegetatie… Er moet ook nagegaan worden of er zich gas-, water- en/of elektriciteitsleidingen<br />
bevinden ter plaatse of in de nabijheid van de te graven sleuven (KLIM-CICC). Informatie<br />
over de eventuele aanwezigheid van industriële transportleidingen (schadelijke of explosieve<br />
gassen/dampen) moet opgevraagd worden bij de beheerder.<br />
Wekenwerken van korte duur
2. Houd rekening met de omgeving bij graafwerkzaamheden<br />
Bij graafwerkzaamheden moet rekening gehouden worden met de eventuele nabijheid van gas-,<br />
water-, elektriciteits- of industriële transportleidingen. Het is aan te raden om eerst met de<br />
hand een proefsleuf te maken. Tijdens de werken moeten de aanwezige leidingen en buizen<br />
ondersteund worden.<br />
3. Heb voldoende aandacht voor de omgeving<br />
Het is van belang om aandacht te hebben voor wat er in de nabije omgeving gebeurt. Hou<br />
steeds de handelingen van anderen rondom nauwlettend in het oog. Zo kan ogenblikkelijk<br />
gereageerd worden op een onverwachte handeling.<br />
Let op het weer, want dat beïnvloedt de sleufrand. Water veroorzaakt vaak instortingen. Zoals<br />
op de foto hiernaast te zien is, kan een sleufwand die verzadigd is met water gaan afschuiven<br />
en als een pudding in elkaar storten.<br />
4. Vermijd instorting van de sleufwand<br />
De sleufwanden moeten steeds voldoende beschoeid worden. Vanaf 1m diepte moet de sleuf<br />
beschoeid worden of moet er onder een veilig talud afgegraven worden. De bijgevoegde tabel<br />
geeft daarover meer informatie.<br />
Daarnaast moet ook de overbelasting van de sleufrand vermeden worden. Zorg dat het verkeer<br />
of de bouwkranen niet te dicht bij de rand komen. Is dit niet te vermijden, dan moet hiermee<br />
rekening gehouden worden bij het beschoeien.<br />
Grondsoort<br />
Diepte in m onder<br />
het maaiveld<br />
Talud niet<br />
steiler dan<br />
Zand of leem vast, ongeroerd 1.00 – 1.50 3 : 1<br />
vast, ongeroerd 1.50 – 2.50 1,5 : 1<br />
vast, ongeroerd 2.50 – 4.00 1,25 : 1<br />
los of geroerd 1.00 - 4.00 1 : 1<br />
Klei zeer vast, ongeroerd 1.00 – 1.50 Loodrecht<br />
zeer vast, ongeroerd 1.50 – 2.50 2 : 1<br />
zeer vast, ongeroerd 2.50 – 4.00 1,2 : 1<br />
vast, ongeroerd 1.00 – 1.50 Loodrecht<br />
vast, ongeroerd 1.50 – 2.50 15 : 1<br />
vast, ongeroerd 2.50 – 4.00 1 : 1<br />
los of geroerd 1.00 – 1.50 1,5 : 1<br />
los of geroerd 1.50 – 4.00 1 : 1<br />
5. Breng veilig beschoeiingen aan<br />
Ga nooit in een sleuf met verticale wanden die dieper is dan 1m<br />
zonder dat de wanden gestut zijn, ook niet om beschoeiingen<br />
aan te brengen. De beschoeiingen (bijvoorbeeld wandplanken met<br />
daartussen de schoren) moeten ofwel aangebracht worden vanaf<br />
het maaiveld of vanuit een beschoeid gedeelte.<br />
Wandplanken moeten minstens 3,8 cm dik zijn en de schoren<br />
mogen niet verder dan 1,8 m uit elkaar staan en 1,2 m onder<br />
elkaar liggen. De bovenste schoor moet dicht bij het maaiveld<br />
geplaatst worden. Vermijd dat de schoren uitknikken, eruit vallen<br />
of opwippen.<br />
Verwijder de beschoeiingen op een zodanige manier dat instorting vermeden wordt. Vul eerst<br />
de sleuf aan met grond tot de bovenkant van de onderste schoren bereikt wordt. Dan pas<br />
mogen deze weggehaald worden.<br />
6. Verzorg de sleufrand<br />
De beschoeiingselementen moeten voorzien zijn van voldoende schoren en minimum 15cm<br />
boven het grondniveau uitsteken om zo een plint te creëren. Zo kan het materiaal/materieel<br />
niet in de sleuf vallen.<br />
Stapel geen lasten op aan de rand van de sleuf. Er moet een vrije ruimte van 40 à 50 cm zijn. Overtollige<br />
grond, materiaal en materieel mogen niet vlak aan de rand van de sleuf geplaatst worden.<br />
Ook verbrandingsmotoren in en aan de rand van de sleuf moeten vermeden worden. Indien<br />
het door plaatsgebrek noodzakelijk is om ze aan de rand van de sleuf te plaatsen, dan moet<br />
de uitlaat weg van de sleuf worden geplaatst. Worden de verbrandingsmotoren in de sleuf<br />
geplaatst, dan moet er voor ventilatie worden gezorgd.<br />
7. Zorg voor veilige evacuatiemogelijkheden<br />
Er moeten 2 ladders voorzien worden voor de toegang tot en de evacuatie uit de sleuf. Plaats<br />
ladders nooit in de hoek van een uitgraving. Daar bestaat immers gevaar voor instorting aan<br />
twee kanten.<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
23
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
24<br />
8. Maak de werkzaamheden voldoende zichtbaar voor derden<br />
Zorg dat derden niet in de sleuf kunnen vallen of rijden. Daartoe moet een aangepaste signalisatie<br />
en afscherming voorzien worden voor de bescherming van derden. Bij mist, regenweer<br />
en bij duisternis moet de sleuf extra duidelijk aangeduid worden (bijvoorbeeld door extra<br />
afbakenings- of knipperlichten of andere afbakeningsmiddelen).<br />
9. Draag de nodige PBM<br />
De werknemers moeten de nodige PBM dragen (veiligheidsschoeisel<br />
met stalen neuzen, veiligheidshelmen en geschikte werkhandschoenen).<br />
Bij werkzaamheden in de buurt van een graafmachine is een helm<br />
een absolute vereiste.<br />
10. Loop niet onder de lasten<br />
De arbeider mag zich niet onder de lasten bevinden wanneer buizen<br />
worden aangebracht met een hijswerktuig.<br />
Gezondheidsrisico’s en gezondheidsmaatregelen<br />
De belangrijkste risico's voor de kabel- en buizenleggers zijn lichamelijke belasting, lawaai en trillingen.<br />
De gezondheidsklachten die daaruit kunnen voortvloeien zijn onder andere aandoeningen<br />
van de spieren en het skeletstelsel (bewegingsapparaat), gewrichten en de rug. Dat komt door de<br />
lichamelijke belasting en de lichaamstrillingen. Verder bestaat er kans op gehoorschade. Handarmtrillingen<br />
kunnen schade veroorzaken aan gewrichten en vingers. Meer informatie over deze<br />
gezondheidsklachten vindt u bij de hierboven reeds behandelde specifieke werkzaamheden.<br />
Lichamelijke belasting<br />
De kabel- en buizenleggers voeren lichamelijk zeer inspannend werk uit, waardoor een groot<br />
percentage last heeft van de rug. Andere klachten zijn last door de vermoeiende werkhoudingen,<br />
vooral bukken, graven met de hand en sleuven dichten. Daarnaast kost het loshakken van verharding<br />
en het sturen van de trilstamper veel kracht. Puin, boomwortels of kabels in de sleuf kunnen<br />
het werk belemmeren.<br />
Lawaai<br />
De kabel- en buizenleggers komen ook in aanraking met lawaai. Lawaai komt vooral door de inzet<br />
van materieel (85 tot 95 dB(A)). Incidenteel komen hoge niveaus voor tijdens hakken met een<br />
pneumatische hamer. Bij het werken met een trilstamper worden geluidsniveaus van 100 dB(A) en<br />
meer gehaald. Daardoor kan de gemiddelde blootstelling de grenswaarde overschrijden. Gehoorschade<br />
is mogelijk als er geen gehoorbescherming gedragen worden.<br />
Trillingen 1<br />
Lichaamstrillingen<br />
Steeds vaker wordt voor graafwerken bij een sleuf gebruik gemaakt van een (mini)graafmachine of<br />
een andere graaf-laadcombinatie, voorzien van diverse hulpstukken. Deze machines veroorzaken<br />
lichaamstrillingen of schokken waarbij de grenswaarde kan worden overschreden. Deze lichaamstrillingen<br />
kunnen op den duur rugklachten veroorzaken en dit wordt nog versterkt bij het werken<br />
met een gebogen of gedraaide rug.<br />
Hand-armtrillingen<br />
Werken met trilstampers veroorzaakt meer specifiek hand-armtrillingen. Tijdens het gebruik van de<br />
apparatuur wordt de grenswaarde overschreden. Dat kan op den duur leiden tot gewrichtsschade<br />
en schade aan handen of vingers (zoals het wittevingersyndroom).<br />
Tien tips voor ergonomische maatregelen<br />
Verminder de lichaamsbelasting!<br />
1. Houd een sleufbreedte aan van minimaal 30 cm. Zorg voor een sleufbreedte van minimaal 60<br />
cm bij een diepte van 60 cm tot 1 m, minimaal 80 cm bij sleuven dieper dan 1 m.<br />
2. Pas bronbemaling toe bij water in de sleuf of put. Verstrek bijvoorbeeld beschermende kleding<br />
als bronbemaling niet mogelijk is.<br />
3. Voer graafwerk en zwaar werk machinaal uit. Zorg dat materieel en hulpmiddelen beschikbaar<br />
zijn om het werk lichter te maken. Bijvoorbeeld mechanisch kabels trekken of afrollen,<br />
graafwerk mechanisch uitvoeren, machinaal verdichten.<br />
Verminder de geluidsbelasting!<br />
4. Gebruik materieel en apparatuur met geluiddemping<br />
1 Meer informatie inzake lichaams- en hand-armtrillingen staat in de inleidende tekst bij hoofdstuk 6<br />
Wegenwerken van korte duur
5. Verstrek geschikte gehoorbeschermingsmiddelen (verplicht boven een geluidniveau van 80<br />
dB(A)). Kies een type in overleg met het personeel. Een middel dat niet comfortabel zit, wordt<br />
immers vaak slecht gebruikt.<br />
6. Controleer het gebruik van de gehoorbescherming; zorg ervoor dat de leiding het goede voorbeeld<br />
geeft.<br />
Verminder de trillingsbelasting!<br />
7. Vermijd langer dan één uur per dag werken met niet-trillingsgedempte apparatuur.<br />
8. Vervang oude apparatuur door nieuwe trillingsgedempte types. Vraag de leverancier om informatie<br />
over de hoeveelheid trillingen die deze veroorzaken; de leverancier moet deze informatie<br />
verstrekken.<br />
9. Voorkom onnodige trillingen door periodiek onderhoud en controle van machines en gereedschap.<br />
Algemeen<br />
10. Zorg voor taakroulatie om de blootstelling aan trilling en lawaai te beperken en om de arbeidsbelasting<br />
te verminderen. Indien mechanisatie niet mogelijk is, verstrek dan ergonomisch vormgegeven<br />
gereedschap, zoals aangepaste schoppen en spades afgestemd op de te bewerken grond en op<br />
de werknemer die ermee moet werken (bv. afgestemd op de steellengte).<br />
Wegmarkeringen<br />
Bij de aanleg en het onderhoud van wegen is de laatste stap in het proces het aanbrengen van wegmarkeringen.<br />
Dikwijls moeten de markeringen aangebracht worden onder grote tijdsdruk, waardoor<br />
er onvoldoende aandacht gaat naar de arbeidsomstandigheden en er gevaarlijke situaties kunnen<br />
ontstaan. Gevaarlijke situaties kunnen ook ontstaan wanneer wordt besloten - zoals vaak gebeurt<br />
- om de weg niet af te sluiten en dus het verkeer niet om te leiden. De opdrachtgever- wegbeheerder<br />
wil hiermee hinder voor de weggebruiker vermijden en overlast langs de omleidingsroutes voorkomen.<br />
Hierbij wordt te weinig rekening gehouden met de veiligheid van de wegenwerkers zelf.<br />
Sommige risico’s, zoals de rugbelasting door moeilijke werkhoudingen, trillingen en lawaai, werden<br />
hierboven al behandeld bij het punt ‘Betonvoegen herstellen’. Andere gevaren waar de wegenwerker mee<br />
te maken heeft, is de blootstelling aan uitlaatgassen en aan bepaalde verven en lijmen. Wegmarkeerders<br />
maken veelal gebruik van specifieke arbeidsmiddelen, die ook een bron van risico’s kunnen vormen.<br />
Arbeidsmiddelen<br />
Machines die gebruikt worden bij wegmarkering, moeten voldoen aan de volgende eisen:<br />
de euro-4-norm (m.b.t. roetuitstoot);<br />
afscherming van draaiende delen en van delen van de machines die heet worden;<br />
achteruitrijdbeveiliging en achteruitkijkspiegels;<br />
een noodstop die door de achterman bediend kan worden;<br />
een nulstand-startbeveiliging;<br />
een goed functionerende slangbreukbeveiliging;<br />
Vervoer van ontvlambare gassen<br />
Bij het werken met gas moeten de voorschriften voor het vervoer van gas worden gevolgd. Er moet<br />
onder andere rekening worden gehouden met de ADR-voorschriften en met de maximale hoeveelheid<br />
gas die vervoerd mag worden om vrijgesteld te worden van de ADR-bepalingen.<br />
Uitlaatgassen<br />
Maatregelen betreffende het materieel die getroffen kunnen worden om de blootstelling aan uitlaatgassen<br />
te verminderen, zijn:<br />
een verticale uitlaat die gericht uitblaast, weg van de werknemer;<br />
een zelfregenererende combifilter (CRT);<br />
het gebruik van één motor als aandrijving voor verschillende functies, zoals het leveren van perslucht<br />
om verf te spuiten. Dat zorgt niet enkel voor minder uitlaatgassen, maar leidt ook tot minder<br />
lawaai.<br />
De blootstelling aan dieseluitlaatgassen moet zo laag mogelijk zijn. Meer informatie over de te treffen<br />
maatregelen vindt u op onze website www.navb.be<br />
Producten met gevaarlijke eigenschappen<br />
Markeringen worden aangebracht met thermoplast of wegenverf. Het gebruik van thermoplast<br />
wordt aanbevolen omdat het duurzamer is en minder vaak opnieuw hoeft te worden aangebracht<br />
dan wegenverf.<br />
Indien gewerkt wordt met thermoplast, moet de blootstelling aan thermoplastdamp worden beperkt.<br />
De thermoplastwagen moet voorzien zijn van afzuiging en van een afvoerpijp op de ketel. De klep op<br />
de thermoplastketel moet goed sluiten.<br />
Bij het werken met wegenverf moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van oplosmiddelarme<br />
producten.<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
25
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
26<br />
Persoonlijke beschermingsmiddelen<br />
De volgende persoonlijke beschermingsmiddelen dienen aanwezig te zijn:<br />
hogezichtbaarheidskleding uit vlamvertragend materiaal, met lange mouwen en broekspijpen;<br />
veiligheidsschoenen met stalen tussenzool en stalen neus;<br />
gehoorbescherming;<br />
gelaatsbescherming;<br />
ademhalingsbescherming;<br />
handschoenen met lange, aansluitende manchetten.<br />
De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten afgestemd zijn op de werkzaamheden en het materiaal<br />
waarmee gewerkt wordt.<br />
De gehoorbescherming moet zo worden gekozen dat de werknemers het verkeer kunnen horen; otoplastieken<br />
zijn oorproppen met een filter die bepaalde frequenties (bijvoorbeeld het machinelawaai)<br />
kan elimineren.<br />
Gebruik van arbeidsmiddelen<br />
Machines moeten worden onderhouden volgens de specificaties van de fabrikant; motoren moeten<br />
volgens schema worden onderhouden en afgesteld, zoals vermeld in de handleiding. Het materieel<br />
moet regelmatig worden gecontroleerd op gaslekken.<br />
Bij het verrichten van onderhoud of reparaties moet de machine stilstaan en de motor moet uit zijn.<br />
Het mag niet mogelijk zijn de motor per ongeluk te starten. Deze maatregelen zijn nodig om te voorkomen<br />
dat werknemers gekneld raken in draaiende delen van het materieel.<br />
Controle van afzettingen<br />
Voor, tijdens en na de werkzaamheden dienen de afzettingen gecontroleerd te worden. Indien er<br />
onvolkomenheden worden geconstateerd, dient onmiddellijk actie te worden ondernomen. In ieder<br />
geval moet de verantwoordelijke voor de afzetting op de hoogte worden gebracht.<br />
Aanvoer van materieel<br />
De transportwagens waarmee de wegmarkeringsmachines worden aangevoerd, moeten op een veilige<br />
plaats worden geparkeerd. Als de transportwagens een aflopende, verlaagde vloer hebben, kunnen<br />
korte, lichte rijplaten worden gebruikt om de machines van de vrachtwagen te rijden. Om de lichamelijke<br />
belasting zo laag mogelijk te houden, worden rijplaten uit licht materiaal (aluminium) gebruikt.<br />
Tijdens het rijden mag de thermoplastketel niet worden gestookt en mag geen gasverwarming worden<br />
gebruikt.<br />
Markeringen uitzetten<br />
Bij het uitzetten van de markeringen met meetlint en krijt of spuitbus moet ervoor worden gezorgd<br />
dat de werknemers niet te dicht bij het langsrijdende verkeer hoeven te komen. De vrije ruimte dient<br />
te worden in acht genomen.<br />
Materialen gereedmaken<br />
Bij thermoplast worden gas en gasbranders gebruikt. Ontsnappend gas kan brand of een explosie<br />
veroorzaken; dat moet worden voorkomen.<br />
De ketel moet op de juiste temperatuur worden ingesteld. De thermoplast mag niet oververhit worden<br />
omdat dan schadelijke ontledingsproducten ontstaan, zoals koolmonoxide en irriterende gassen.<br />
Bij het vullen van de ketel kan de hete thermoplast opspatten en brandwonden op de huid en schade<br />
aan de ogen veroorzaken. Er moet zorgvuldig worden gewerkt en de wegmarkeerder dient persoonlijke<br />
beschermingsmiddelen te dragen, zoals een gelaatsscherm, handschoenen en kleding met lange<br />
mouwen en broekspijpen.<br />
Werken met markeringsmachines<br />
Op het materieel zitten of staan is belastend voor de rug. De werkplekken op de machine moeten<br />
goed ontworpen zijn. Meerijden op de machine en in of uit de rijdende markeringsmachines stappen<br />
is niet toegestaan.<br />
Het geluidsniveau op de markeringsmachine wanneer de verfspuit niet in bedrijf is, is ongeveer 85<br />
dB(A). Dat geluid is afkomstig van de motoren, de koelventilator en de ontsnappende perslucht.<br />
Is de verfspuit wel in gebruik, dan worden hogere geluidsniveaus bereikt. Gehoorbescherming dragen<br />
is dan verplicht. De hoogste waarde treedt op bij het spuiten van aaneengesloten markeringslijnen:<br />
het geluidsniveau bij de machinist bedraagt dan 94 tot 95 dB(A).<br />
Het materieel dat wordt gebruikt om thermoplast aan te brengen, veroorzaakt minder lawaai. Het<br />
lawaainiveau daarbij ligt tussen 80 en 85 dB(A). Het is aangeraden om gehoorbescherming te dragen.<br />
Bij het gebruik van een gasbrander om het wegdek te drogen of van perslucht om het oppervlak te<br />
drogen of schoon te blazen, worden geluidsniveaus van 90 tot 100 dB(A) bereikt. Dat werk moet alleen<br />
gebeuren als het strikt noodzakelijk is. Er moeten zo min mogelijk mensen in de omgeving zijn en er<br />
moet gehoorbescherming worden gebruikt.<br />
Wegenwerken van korte duur
Bij gebruik van markeringsmachines en compressoren, wordt aanbevolen een zo laag mogelijk toerental<br />
te kiezen om het lawaai te beperken.<br />
Bij het verlaten van het materieel moet de motor uitgeschakeld worden en de handrem aangetrokken<br />
worden, tenzij het niet mogelijk is om de motor voor de aandrijving van het roerwerk en de compressor<br />
te stoppen.<br />
Gebruik van producten met gevaarlijke eigenschappen<br />
Bij het spuiten van oplosmiddelhoudende wegenverf komen dampen en spuitnevels vrij. Het verdient<br />
aanbeveling een verlengd spuitpistool te gebruiken om de afstand tot de vrijkomende nevel te vergroten.<br />
Dit is ook gunstig voor de lichamelijke belasting.<br />
Bij het werken met verf en oplosmiddelen moeten de beschermingsmiddelen worden gebruikt die<br />
het veiligheidsinformatieblad voorschrijft, zoals handschoenen, ademhalingsbescherming, gelaatsbescherming<br />
of een veiligheidsbril.<br />
Voor speciale toepassingen wordt gebruik gemaakt van tweecomponentenproducten op basis van<br />
acrylaten, polyurethaan en epoxy. In tweecomponentenproducten zijn stoffen aanwezig die allergie<br />
kunnen veroorzaken. Bij het werken met deze producten moet de huid afgedekt zijn door kleding met<br />
lange mouwen en handschoenen. Het is tevens noodzakelijk om ademhalingsbescherming te gebruiken,<br />
bijvoorbeeld een kap met aanblaasfilter.<br />
Werken met thermoplast<br />
Bij het werken met thermoplast is het over het algemeen niet noodzakelijk om ademhalingsbescherming<br />
te dragen. Blootstelling aan thermoplastdampen dient zoveel mogelijk voorkomen te worden.<br />
Blootstelling treedt op bij de volgende activiteiten:<br />
De ketel vullen.<br />
De markeringsmachine vullen.<br />
Op de markeringsmachine rijden. Het deksel van de ketel moet goed afgesloten zijn.<br />
Thermoplast handmatig aanbrengen. Daarvoor dient een trekker met lange steel te worden gebruikt.<br />
Op die manier kan rechtopstaand worden gewerkt en is de afstand tot de vrijkomende dampen groter.<br />
Ook de belasting van de rug is dan minder groot.<br />
De mallen reinigen op de rand van de openstaande ketel. Daarom dienen de mallen boven een bak<br />
schoongemaakt te worden en niet op de rand van de geopende ketel.<br />
Reiniging van het materieel<br />
Bij het spoelen en reinigen met oplosmiddelen is er blootstelling aan oplosmiddeldampen. Er moeten<br />
handschoenen en zo nodig ademhalingsbescherming worden gedragen. De handen mogen niet schoongemaakt<br />
worden met verfverdunner. Gebruik water en zeep.<br />
Bibliografie<br />
Codex over het Welzijn op het Werk<br />
De signalisatie van de bouwplaatsen - Brussel: NAVB, 1999 – 79 p.<br />
Verkeerswetgeving – BIVV: http://www.bivv.be<br />
Reglement van de wegbeheerder – BIVV: http://www.bivv.be<br />
Signalisation des chantiers O.S.D.G.1.02.33 – Ministère de l’Equipement et des Transports (Cahier<br />
des charges type RW99): http://routes.wallonie.be/entreprise/cctrw99/index.html<br />
Werfsignalisatie – Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Afdeling Verkeerskunde (Bestek<br />
250.1): http://wegen.vlaanderen.be/documenten/sb250/<br />
Typebestek betreffende wegenwerken (TB2000) – Brussels Hoofdstedelijk Gewest: http://www.<br />
confederatiebouw.be/bruxellescapitale/dutch/nltb2000.htm<br />
Handleiding “Veilig werken aan wegen” - Publicatie 129 – Ede: CROW, 1998 - 96 p.<br />
Wegmarkeringen – A-Blad. Amsterdam: Arbouw, 2002 – 22 p: http://www.arbouw.nl/pdf/a-bladen/a-blad-wegmarkeringen.pdf<br />
Signalisatie van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg - NAVB dossier 106 -<br />
Brussel: NAVB, april-mei-juni 2005 – 20 p.<br />
Het uitgraven van sleuven – Veiligheidsnota Bouwbedrijf nr. 38 – Brussel: NAVB, maart 1987 – 44 p.<br />
Putten en sleuven – P nr. 25 – Voorburg: Arbeidsinspectie, 1981 – 14 p.<br />
Sleuven graven – Veiligheids-instructiekaart K21 – Amsterdam: Veiligheidsinstituut, zonder<br />
datum – 2 p.<br />
Putten en sleuven – Abomafoon 2.06 – Ede: Aboma-Keboma, 1998 – 2 p.<br />
Travaux de fouilles en tranchées – Guide Pratique D1G0189 – Boulogne-Billancourt: OPPBTP,<br />
1989 – 60 p.<br />
Opleiding “Sleuven” - Herentals – Brussel: NAVB, FVB, VDAB 2006.<br />
Kabel- en buizenlegger - Arbouw: http://www.arbouw.nl/werkgever/beroepen-en-risicos/kabelbuizenlegger<br />
Wegenwerken van korte duur<br />
<strong>navbdossier</strong><br />
© NAVB-CNAC 2007<br />
27
Sint-Jansstraat 4<br />
1000 Brussel<br />
Nationaal Actiecomité voor Veiligheid<br />
en hygiëne in het Bouwbedrijf<br />
Tel.: 02/552 05 00<br />
Fax: 02/552 05 05<br />
E-mail: navb@navb.be<br />
Website: www.navb.be