- Page 1 and 2: Jozef Rulof Zij die terugkeerden ui
- Page 3: Jozef Rulof Zij die terugkeerden ui
- Page 8 and 9: Heb geen angst voor de dood Het eeu
- Page 10 and 11: ‘Drie weken.’ ‘Ja, wat nu? Za
- Page 12 and 13: innerlijk droeg in mij stromen. Een
- Page 14 and 15: en de liefde. Zij wijzen mij hoe ik
- Page 16 and 17: Hij ziet door alle stof heen en mij
- Page 18 and 19: mogen beleven. Hierin zult u mijn l
- Page 20 and 21: zo lang duurt. Deze ziekte kon slep
- Page 22 and 23: en wilden met beide benen op de gro
- Page 24 and 25: tegemoet. Zij voelden ontzag, heili
- Page 26 and 27: ‘Zult ge me helpen, Jozef?’ vro
- Page 28 and 29: die zelf levend dood zijn. In u lig
- Page 30 and 31: ook ik nog niet. Als het nodig is,
- Page 32 and 33: Waar bleef nu de dood en zijn macht
- Page 34 and 35: dat was de dood. Dit beeld vernield
- Page 36 and 37: en glimlachte zacht als de zoete gl
- Page 38 and 39: hem hoorde. ’s Maandagsavonds zou
- Page 40 and 41: De man zou nadenken en nog eens nad
- Page 42 and 43: onzichtbare leven; er zijn er duize
- Page 44 and 45: en hij zou het zomerland binnentred
- Page 46 and 47: HOOFDSTUK II Er is geen dood, er is
- Page 48 and 49: Ik kende mensen die geen noemenswaa
- Page 50 and 51: Geen kluizen en gebouwen zijn dik g
- Page 52 and 53: zien op die reis heel mooie natuurt
- Page 54 and 55:
Een vriendin van mij is enige tijd
- Page 56 and 57:
toen je je ogen uitwreef, had die v
- Page 58 and 59:
omdat je treurde en met haar was ve
- Page 60 and 61:
met de dood te maken. Veronderstel
- Page 62 and 63:
lijke uren die zullen komen en ook
- Page 64 and 65:
Rustig sprak zij woord voor woord u
- Page 66 and 67:
en ze zou het werk kunnen lezen.
- Page 68 and 69:
hoofd gekregen. Is dat niet wonderl
- Page 70 and 71:
stilletjes ging ik heen. ‘Vaarwel
- Page 72 and 73:
door mijn hulp, dus door onze krach
- Page 74 and 75:
het haar zelf hoorde zeggen en zij
- Page 76 and 77:
heb leren kennen, want zij is groot
- Page 78 and 79:
dicht naast haar. ‘Je moet nu een
- Page 80 and 81:
een grote schat om met die innerlij
- Page 82 and 83:
gegaan, zei Alcar tot mij: ‘Wanne
- Page 84 and 85:
stand gebracht. Ik voelde mij bewus
- Page 86 and 87:
Weer zag ik die verschijning, doch
- Page 88 and 89:
ding die ik met moeder en Greetje b
- Page 90 and 91:
van kunt vormen. Dat moet je eerst
- Page 92 and 93:
Dit werk is heel mooi; ik doe het m
- Page 94 and 95:
Daarna ging Jeanne verder: ‘Ik he
- Page 96 and 97:
ik doe, iedere dag ga ik met de dod
- Page 98 and 99:
met zijn zweep op het voertuig en r
- Page 100 and 101:
Duizend gedachten warrelden door mi
- Page 102 and 103:
Ik vroeg aan Alcar, waarom Gerhard
- Page 104 and 105:
schrijvend medium te kunnen dienen,
- Page 106 and 107:
Maar het kostte veel kracht en insp
- Page 108 and 109:
kruipen, maar ze zijn onzichtbaar v
- Page 110 and 111:
krachten aan het werk en die kracht
- Page 112 and 113:
en ik begreep dat ik zou sterven. I
- Page 114 and 115:
Na een korte pauze zei hij: ‘Ik w
- Page 116 and 117:
ed uit, dat meer een rustbank was,
- Page 118 and 119:
aan denkt, neemt je geheel in besla
- Page 120 and 121:
Hij keek mij aan als verwachtte hij
- Page 122 and 123:
Maar hoe verwonderd was ik toen hij
- Page 124 and 125:
leven, daarvoor is het te ernstig.
- Page 126 and 127:
‘U leeft op mijn kracht en wil en
- Page 128 and 129:
mige toestand opgetrokken en waarom
- Page 130 and 131:
lijk, en omdat ik onnatuurlijk was,
- Page 132 and 133:
zich dus op aarde vergeten en het l
- Page 134 and 135:
die onbekende wereld, waarvan zij n
- Page 136 and 137:
Straks zal het u duidelijk worden d
- Page 138 and 139:
U kent mijn leven als dat van uzelf
- Page 140 and 141:
Spoedig was ik gereed om heen te ga
- Page 142 and 143:
kon nog niet aan andere kleren denk
- Page 144 and 145:
Hij was mij reeds ver vooruit gewan
- Page 146 and 147:
‘Dan liggen die andere gedachten
- Page 148 and 149:
‘Dit komt omdat u nog steeds niet
- Page 150 and 151:
Nee, dat was te veel voor mij. Had
- Page 152 and 153:
geen antwoord. De broeder zag ik ni
- Page 154 and 155:
te worden als je je niet kalm houdt
- Page 156 and 157:
ik bij hen hoorde en vroeg hun om v
- Page 158 and 159:
hoogst gevaarlijk spel, met uw gehe
- Page 160 and 161:
nu maar al te goed, hadden zij geen
- Page 162 and 163:
‘Weet u waar zij wonen?’ vroeg
- Page 164 and 165:
Ik keek de broeder aan, die mij vro
- Page 166 and 167:
Wat bezielt hen om mij niet te herk
- Page 168 and 169:
Is het nacht of is het dag?’ vroe
- Page 170 and 171:
verplaatsten wij ons. Alles verdwee
- Page 172 and 173:
vader, ik heb zoveel over u horen v
- Page 174 and 175:
dat het heilige licht van het spiri
- Page 176 and 177:
mij aan en ook hij was gelukkig. Wa
- Page 178 and 179:
u andere toestanden beleven, die ik
- Page 180 and 181:
Hier, onder deze mensen, bevinden z
- Page 182 and 183:
telijke cursus te beginnen. Hier vo
- Page 184 and 185:
egrepen wij niet veel, doch door da
- Page 186 and 187:
steeds verder, totdat u de eerste s
- Page 188 and 189:
Het was iemand van middelbare leeft
- Page 190 and 191:
had ik nog niet beleefd. Achter mij
- Page 192 and 193:
te vertellen. Zij leefden, en de me
- Page 194 and 195:
schrikkelijk leven zien, wat voor h
- Page 196 and 197:
zien. Ik wilde het gezicht van de m
- Page 198 and 199:
en sterke wil om ons leven te leren
- Page 200 and 201:
te bereiken. Hoe verder - luister n
- Page 202 and 203:
leven, Jozef, het was voor mij een
- Page 204 and 205:
wanneer zij nog in leven zijn. Geef
- Page 206 and 207:
mij alles eigen. Maanden gingen erm
- Page 208 and 209:
telijke lessen zijn. Toen dit voorb
- Page 210 and 211:
mens die er even wild uitzag als di
- Page 212 and 213:
‘Rustig zijn’, zei de broeder.
- Page 214 and 215:
Maar de moeder zei nu: ‘Kindlief,
- Page 216 and 217:
nen. Als een opgejaagd hert rende i
- Page 218 and 219:
de meest onmenselijke toestand, zoa
- Page 220 and 221:
geschieden, daar zal ik voor waken.
- Page 222 and 223:
waren tegen te houden en naar hun g
- Page 224 and 225:
dwenen. Lange tijd vertoefde ik in
- Page 226 and 227:
‘Nu trokken wij eropuit om de eer
- Page 228 and 229:
moet ik u danken; maar u wilt geen
- Page 230 and 231:
De boeken die Jozef Rulof mediamiek