Zij die terugkeerden uit de dood - Jozef Rulof.pdf - Overspoor
Zij die terugkeerden uit de dood - Jozef Rulof.pdf - Overspoor
Zij die terugkeerden uit de dood - Jozef Rulof.pdf - Overspoor
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
‘Drie weken.’<br />
‘Ja, wat nu? Zal ik hem dan toch maar bij u brengen, dan is er contact<br />
en kunt u wanneer u terug bent da<strong>de</strong>lijk weer beginnen.’<br />
‘O, ik vind het best’, gaf ik ten antwoord.<br />
‘Is het ernstig?’<br />
‘Ja, heel ernstig.’<br />
Enige dagen waren voorbijgegaan toen op een middag <strong>de</strong> zieke mij<br />
kwam bezoeken. Het was een lange, magere man, maar een mooie<br />
verschijning. Er ging iets van hem <strong>uit</strong>, wat ik terstond aanvoel<strong>de</strong>. Hij<br />
had mooie blauwe, kin<strong>de</strong>rlijke ogen, stralend van lief<strong>de</strong>. Hij leg<strong>de</strong><br />
zich neer om te wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld en was blijkbaar zeer benieuwd<br />
hoe dit zou geschie<strong>de</strong>n, omdat hij nog nimmer was gemagnetiseerd.<br />
Hij gaf zich echter gewillig over, sloot zijn ogen en stel<strong>de</strong> zich geheel<br />
voor mij open.<br />
Na <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling, <strong>die</strong> hem goed<strong>de</strong>ed, zei hij: ‘Moet u mijn broek<br />
en jas eens zien, ik kan er wel tweemaal in want ik ben erg vermagerd.’<br />
Daarbij moest hij om zijn eigen figuur lachen. Hij was van een<br />
an<strong>de</strong>re nationaliteit en sprak gebroken Hollands met een eigenaardig<br />
accent, maar zo schoon en met zo’n sympathieke stem, dat ie<strong>de</strong>reen<br />
onmid<strong>de</strong>llijk van hem zou gaan hou<strong>de</strong>n als men hem hoor<strong>de</strong> spreken.<br />
Alleraardigst, dacht ik, prettig om hem te horen.<br />
‘Ik ben rustig gewor<strong>de</strong>n’, zei hij, ‘het heeft mij goedgedaan; u hebt<br />
veel kracht.’<br />
Nu had ik een Christusbeeld van een van mijn patiënten ontvangen,<br />
dat zij zelf voor mij had gemaakt, daarnaar keek hij en vroeg:<br />
‘U bent gelovig?’<br />
‘Ja’, antwoord<strong>de</strong> ik, ‘ik ben zeer gelovig.’<br />
‘Een mooi beeld. Een groot artiest <strong>die</strong> het maakte, prachtig.’<br />
In dat woord prachtig, zoals hij dat <strong>uit</strong>sprak, lag zijn gehele persoonlijkheid.<br />
‘Geweldig’, zei hij weer, ‘zeer gevoelig.’ Daarna ging hij heen.<br />
Toen hij voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> keer terugkeer<strong>de</strong>, gold zijn eerste blik<br />
<strong>de</strong> Christus; het beeld van Gods volmaakte Kind interesseer<strong>de</strong> hem<br />
bijzon<strong>de</strong>r. Ik kon dat begrijpen, want hij was immers een priester.<br />
10