Hoofdstuk VII: Reizigersmaterieel - Uit de archieven van Nico Spilt
Hoofdstuk VII: Reizigersmaterieel - Uit de archieven van Nico Spilt
Hoofdstuk VII: Reizigersmaterieel - Uit de archieven van Nico Spilt
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Reizigersmaterieel</strong>.<br />
§ 25. Rijtuigen.<br />
HOOFDSTUK <strong>VII</strong>.<br />
In het Algemeen Reglement voor <strong>de</strong>n Dienst op <strong>de</strong> Spoorwegen in<br />
Ne<strong>de</strong>rland (A.R.D.) is voorgeschreven, dat <strong>de</strong> ruimte in <strong>de</strong> rijtuigen, bestemd<br />
voor het vervoer <strong>van</strong> reizigers, rondom gesloten moet zijn.<br />
Deze eisch doet in onzen tijd eenigszins vreemd aan. Toch is er een<br />
tijd geweest, waarin <strong>de</strong> treinreizigers vervoerd wer<strong>de</strong>n in open voertuigen,<br />
blootgesteld aan alle grillen <strong>van</strong> het klimaat.<br />
Het mo<strong>de</strong>rne spoorwegmaterieel verschaft <strong>de</strong>n reizigers niet alleen <strong>de</strong><br />
voorgeschreven rondom gesloten ruimte, maar alle comfort, welke mogelijk<br />
is in <strong>de</strong> beschikbare ruimte.<br />
Een gemakkelijke ruime zitplaats, in <strong>de</strong>n winter verwarming, in winter<br />
en zomer een goe<strong>de</strong> ventilatie, behoorlijke verlichting, toiletten met stroomend<br />
water, soms zelfs -warm en koud, veelal een restaurant of bar. En voor verre<br />
reizen vindt men zijn bed gespreid in <strong>de</strong>n slaapwagen.<br />
De inrichting <strong>van</strong> het materieel is in <strong>de</strong> laatste jaren in een snel tempo<br />
verbeterd.<br />
Wij willen eenige <strong>de</strong>r belangrijkste wijzigingen <strong>de</strong> revue laten passeeren,<br />
waarbij wij <strong>de</strong>nken aan het materieel <strong>de</strong>r N.S.<br />
In alle sinds 1933 gebouw<strong>de</strong> rijtuigen zijn <strong>de</strong> 3e klassebanken niet meer<br />
<strong>van</strong> hout, maar <strong>van</strong> bekleeding voorzien. Ook <strong>van</strong> het bestaan<strong>de</strong> materieel<br />
zijn reeds zeer veel banken voorzien <strong>van</strong> een bekleeding.<br />
Het vloeroppervlak per reiziger bedraagt bij vele rijtuigen, gebouwd tot<br />
1920, slechts 0,37 m2, omstreeks 1925 is dit verhoogd tot 0,44 m2 en sinds<br />
1933 is het in het stroomlijnmaterieel 0,54 m2, alles in <strong>de</strong> 3e klasse. In <strong>de</strong><br />
2e en Ie klasse is <strong>de</strong> ruimte, zooals bekend, nog wat grooter. Dit beteekent,<br />
dat <strong>de</strong> per reiziger beschikbare ruimte sinds 1920 met bijna 50 % vergroot is.<br />
De luchtverwarming heeft een verbetering gebracht, niet alleen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
verwarming, maar ook <strong>van</strong> <strong>de</strong> ventilatie <strong>de</strong>r rijtuigen, zie blz. 78.<br />
Het mo<strong>de</strong>rne spoorwegrijtuig wordt <strong>van</strong> staal vervaardigd.<br />
De hoofd<strong>de</strong>elen <strong>van</strong> een rijtuig zijn, zooals we hiervoor zagen: <strong>de</strong> bak,<br />
het on<strong>de</strong>rstel, het stoot- en trekwerk en het loopwerk, bij <strong>de</strong> grootere rijtuigen<br />
meestal bestaan<strong>de</strong> uit draaistellen.<br />
Fig. 55 geeft een beeld <strong>van</strong> <strong>de</strong> ontwikkeling <strong>van</strong> het spoorwegrijtuig in<br />
<strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren.<br />
Bak en on<strong>de</strong>rstel wer<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> oudste rijtuigen vrijwel geheel <strong>van</strong> hout<br />
vervaardigd (type I).<br />
Reeds sinds omstreeks 1880 wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> rijtuigen voorzien <strong>van</strong> een ijzeren<br />
on<strong>de</strong>rstel, waarop aan<strong>van</strong>kelijk nog een houten bak. Het on<strong>de</strong>rstel is bij <strong>de</strong>ze<br />
71
ijtuigen zoo noodig voorzien <strong>van</strong> een spanwerk, dat dient, om <strong>de</strong> constructie<br />
zoo licht en tegelijk zoo sterk mogelijk te maken (type II).<br />
Omstreeks 1900 gaat<br />
[óï^VMp M<br />
TT<br />
CJ> (J C) O<br />
QO<br />
(.; l}<br />
C) C<br />
|aaDdiaaaiiiia<br />
e<br />
type I<br />
type II<br />
type III<br />
men in Ne<strong>de</strong>rland over tot<br />
het invoeren <strong>van</strong> een rijtuigbak,<br />
welke ge<strong>de</strong>eltelijk <strong>van</strong><br />
staal is. Het ge<strong>de</strong>elte boven<br />
<strong>de</strong> ramen is nog <strong>van</strong> hout<br />
(type III).<br />
In 1922, bij <strong>de</strong>n bouw<br />
<strong>van</strong> het electrisch materieel,<br />
dat thans nog dienst doet<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n naam ,,niet<br />
stroomlijn electrisch materieel",<br />
is men weer een stap<br />
ver<strong>de</strong>r gegaan door <strong>de</strong>n geheelen<br />
bak, behalve het<br />
dak, <strong>van</strong> staal te maken<br />
(type IV).<br />
In 1928 wordt ook het<br />
dak <strong>van</strong> staal (type V).<br />
Hierme<strong>de</strong> wordt een<br />
zeer belangrijke perio<strong>de</strong> afgesloten:<br />
<strong>de</strong> ontwikkeling<br />
^ig- -"• <strong>van</strong> het houten rijtuig tot<br />
het geklonken stalen rijtuig.<br />
Na <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> verschijnt in 1930 een geheel nieuwe werkwijze.<br />
De rijtuigbak met het on<strong>de</strong>rstel wor<strong>de</strong>n electrisch gelascht, hetwelk een<br />
groote besparing aan gewicht met zich me<strong>de</strong>brengt (type VI).<br />
Een sprekend voorbeeld hier<strong>van</strong> vormt <strong>de</strong> serie rijtuigen genummerd<br />
6400, waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> eerste geklonken wer<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> laatste nagebouwd in<br />
gelaschte uitvoering.<br />
De gewichten <strong>de</strong>r geklonken en gelaschte rijtuigen zijn respectievelijk 50<br />
en 41 ton. Dit beteekent een gewichtsbesparing <strong>van</strong> bijna 20 %.<br />
De in- en uitstraling <strong>van</strong> warmte wordt bij stalen rijtuigen zoo goed<br />
mogelijk tegengegaan door het aanbrengen <strong>van</strong> isolatie-materiaal tegen wan<strong>de</strong>n<br />
en dak. Sinds 1941 wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vloeren, welke nog steeds <strong>van</strong> hout waren,<br />
vervaardigd <strong>van</strong> gegolfd plaatijzer met een kurkvulling.<br />
. . Internationaal is voorgeschreven, dat <strong>de</strong> stalen rijtuigen<br />
IR l voor het doorgaand verkeer een speciaal kenteeken moeten dra-<br />
' 'l gen, en wel een dubbele omraming om het R.I.C. teeken, zie<br />
P. 56 fig. 56.<br />
ig' ' Het stalen rijtuig biedt <strong>de</strong>n reiziger een groote veiligheid.<br />
In Ne<strong>de</strong>rland is thans ongeveer 45 % <strong>van</strong> het aantal spoorwegrijtuigen<br />
<strong>van</strong> staal.<br />
72<br />
IV<br />
type V<br />
H type VI
§ 26. Accomodatie.<br />
Tot <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong> een mo<strong>de</strong>rn spoorwegrijtuig behoort een vrij uitgebrei<strong>de</strong><br />
accomodatie,<br />
We noem<strong>de</strong>n reeds eenige <strong>van</strong> <strong>de</strong> hiertoe behooren<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong><strong>de</strong>n:<br />
Ventilatie, verwarming, verlichting, toiletten, keukeninrichtingen, luidsprekersinstallatie,<br />
enz.<br />
l . Ventilatie;<br />
Nog zeer verbreid is het systeem <strong>van</strong> ventilatie door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> dakventilatoren,<br />
welke <strong>de</strong> lucht uit het rijtuig afzuigen naar buiten. De aanvulling<br />
geschiedt door <strong>de</strong> steeds aanwezige ondichthe<strong>de</strong>n.<br />
Deze vorm <strong>van</strong> ventilatie is <strong>de</strong> laatste jaren verdrongen door <strong>de</strong> gedwongen<br />
ventilatie door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> ventilatoren on<strong>de</strong>r het rijtuig.<br />
De installatie wordt gecombineerd met <strong>de</strong> verwarmingsinstallatie, zie<br />
on<strong>de</strong>r luchtverwarming. Bij dit laatste systeem zijn vaak ook nog ventilatoren<br />
op het dak aanwezig.<br />
2. Verwarming?<br />
Er zijn vele soorten <strong>van</strong> treinverwarming in gebruik. De voornaamste<br />
hier<strong>van</strong> zijn:<br />
A. <strong>de</strong> stoomverwarming,<br />
B. <strong>de</strong> kachelverwarming,<br />
C. <strong>de</strong> warmwaterverwarming,<br />
D. <strong>de</strong> electrische verwarming,<br />
E. <strong>de</strong> verwarming door het koelwater <strong>van</strong> motoren,<br />
F. <strong>de</strong> luchtverwarming.<br />
We zullen <strong>de</strong>ze systemen in het kort verklaren en daarbij laten zien<br />
wanneer ze toegepast wor<strong>de</strong>n.<br />
A. De stoomverwarming.<br />
Het meest verbrei<strong>de</strong> verwarmingssysteem is nog steeds <strong>de</strong> verwarming<br />
door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> stoom <strong>van</strong> <strong>de</strong> locomotief.<br />
Fig. 57 geeft een schematisch beeld <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze verwarmingsinrichting.<br />
1 — L<br />
1 — :1 1<br />
CJU<br />
\J \J O<br />
* | . . . . y jj r<br />
OJU \Ó"(J O Q (JJLÜ /<br />
1 \1<br />
HOOFDSTOOMLEIDWG VERWARMINGSBATTERJ<br />
Fig. 57.<br />
AFVOER CONDENSATIE WATER<br />
73
De benoodig<strong>de</strong> stoom wordt betrokken uit <strong>de</strong>n locomotiefketel en gaat<br />
door <strong>de</strong> stoomleiding naar <strong>de</strong> voertuigen <strong>van</strong> <strong>de</strong>n trein.<br />
De stoomleiding bestaat uit een geïsoleer<strong>de</strong> pijp on<strong>de</strong>r elk voertuig en<br />
een slangverbinding tusschen <strong>de</strong> voertuigen.<br />
In <strong>de</strong> voertuigen zijn buizen aangebracht, meestal on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> banken. Deze<br />
buizen zijn aangesloten op <strong>de</strong> doorgaan<strong>de</strong> stoomleiding en geven <strong>de</strong> warmte<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>n stoom af aan hun omgeving. De overdruk <strong>van</strong> <strong>de</strong>n stoom voor <strong>de</strong> verwarming<br />
is hoogstens 5 ato.<br />
We willen nog iets na<strong>de</strong>r ingaan op <strong>de</strong> slangverbinding tusschen <strong>de</strong><br />
voertuigen; ook wel genoemd <strong>de</strong> stoomkoppeling.<br />
Er zijn twee soorten stoomkoppelingen. De oudste, welke aan het verdwijnen<br />
is, is <strong>de</strong> één<strong>de</strong>elige stoomkoppeling, zie fig. 58. Een losse koppeling,<br />
bestaan<strong>de</strong> uit 2 mondstukken, 2 slangstukken en een broekstuk, wordt bevestigd<br />
aan <strong>de</strong> mondstukken <strong>de</strong>r te verbin<strong>de</strong>n voertuigen.<br />
Deze koppeling is dus niet vast aan het voertuig verbon<strong>de</strong>n, maar is inventaris<strong>de</strong>el.<br />
Dit geeft veel administratieve en an<strong>de</strong>re moeilijkhe<strong>de</strong>n.<br />
In het voorjaar moeten <strong>de</strong> koppelingen wor<strong>de</strong>n afgenomen en opgeborgen<br />
in speciale bergplaatsen.<br />
Fig. 58. Fig. 59.<br />
Tegen het begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe verwarmingsperio<strong>de</strong> moeten ze dan weer<br />
gedistribueerd en aangebracht wor<strong>de</strong>n.<br />
Aan <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> bufferbalken <strong>van</strong> elk voertuig, dat <strong>van</strong> stoomleiding voorzien<br />
is, zijn afsluitkranen aanwezig.<br />
De één<strong>de</strong>elige stoomkoppeling maakt langzamerhand plaats voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>elige,<br />
zie fig. 59. Bij <strong>de</strong>ze koppeling is, op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze als bij <strong>de</strong> rem, aan<br />
elk voertuig een koppelinghelft aanwezig. De bei<strong>de</strong> helften wor<strong>de</strong>n aan elkaar<br />
verbon<strong>de</strong>n wanneer <strong>de</strong> voertuigen gekoppeld wor<strong>de</strong>n.<br />
De halve koppeling is vast aan het voertuig verbon<strong>de</strong>n en wordt dan ook<br />
geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>n zomer niet afgenomen.<br />
Een volledig uitgerust voertuig is voorzien <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> koppelingen, d.w.z.<br />
<strong>van</strong> een kraan met een mondstuk voor <strong>de</strong> één<strong>de</strong>elige koppeling en <strong>van</strong> een<br />
complete (halve) twee<strong>de</strong>elige koppeling.<br />
De werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> stoomverwarming berust op con<strong>de</strong>nsatie <strong>van</strong> <strong>de</strong>n<br />
toegevoer<strong>de</strong>n stoom. Voor <strong>de</strong> verdamping <strong>van</strong> water tot stoom is een zeer<br />
groote hoeveelheid warmte noodig.<br />
Deze verdampingswarmte komt weer vrij, wanneer we stoom laten con<strong>de</strong>nseeren<br />
tot water. Het is dus <strong>van</strong> het grootste belang, dat <strong>de</strong> stoom bij het<br />
verlaten <strong>van</strong> <strong>de</strong>n trein niet als stoom ontsnapt, maar als water.<br />
74
Nu zal men geneigd zijn te <strong>de</strong>nken, dat het met <strong>de</strong> economie <strong>van</strong> die<br />
stoomverwarming bij <strong>de</strong> treinen dan treurig gesteld is, want aan het eind<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>n trein zien wij steeds stoom ontsnappen, evenals tusschen <strong>de</strong> voertuigen.<br />
Toch is <strong>de</strong>ze conclusie niet juist. Het is weliswaar niet steeds mogelijk<br />
achter aan <strong>de</strong>n trein alleen water te laten ontsnappen. Maar wij moeten<br />
rekening hou<strong>de</strong>n met het feit, dat water <strong>van</strong> een temperatuur <strong>van</strong> meer dan<br />
100° C, "wanneer het naar buiten ontsnapt, onmid<strong>de</strong>llijk verdampt. \Ve zien<br />
dan een witte pluim, maar dit is toch geen ontsnappen<strong>de</strong> stoom, maar verdampend<br />
heet water dat, in aanraking komen<strong>de</strong> met <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> buitenlucht,<br />
onmid<strong>de</strong>llijk weer con<strong>de</strong>nseert.<br />
Bovendien is aan <strong>de</strong> verwarmingsinstallatie <strong>van</strong> het voertuig een inrichting<br />
aanwezig, door welke het con<strong>de</strong>nsatiewater ontsnapt. De stoom, welke<br />
een voertuig noodig heeft voor zijn verwarming, onttrekt het aan <strong>de</strong> hoofdstoomleiding.<br />
Deze stoom con<strong>de</strong>nseert in <strong>de</strong> buizen en wordt on<strong>de</strong>r het voertuig<br />
door bovengenoem<strong>de</strong> inrichting in <strong>de</strong>n vorm <strong>van</strong> water afgevoerd naar<br />
buiten. Wat aan het eind <strong>van</strong> <strong>de</strong>n trein ontsnapt, is slechts het overschot<br />
aan con<strong>de</strong>nsatiewater uit <strong>de</strong> leiding.<br />
De regeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> stoomverwarming berust in <strong>de</strong> eerste plaats bij <strong>de</strong>n<br />
machinist. De druk <strong>van</strong> <strong>de</strong>n stoom op <strong>de</strong> verwarming is, bij het punt <strong>van</strong><br />
uitgang, dus op <strong>de</strong> locomotief, hoogstens 5 ato. Van voren naar achteren<br />
neemt <strong>de</strong>ze druk af.<br />
In <strong>de</strong>n bagagewagen is <strong>de</strong> druk soms reeds l ato min<strong>de</strong>r dan op <strong>de</strong><br />
locomotief. De machinist regelt <strong>de</strong>n druk naar <strong>de</strong> weersomstandighe<strong>de</strong>n en<br />
naar <strong>de</strong> lengte <strong>van</strong> <strong>de</strong>n trein.<br />
Deze regeling geschiedt steeds in overleg met <strong>de</strong>n conducteur, die<br />
waarschuwt als <strong>de</strong> trein te sterk of onvoldoen<strong>de</strong> verwarmd is.<br />
In sommige rijtuigen, o.a. in alle doorgangsrijtuigen, kunnen <strong>de</strong> reizigers<br />
<strong>de</strong>n stoomtoevoer naar hun compartiment nog ge<strong>de</strong>eltelijk afsluiten door<br />
het verwarmingshan<strong>de</strong>l op „koud" te plaatsen.<br />
De stoomverwarming is, vooral bij strenge vorst, een zorgenkind voor<br />
het spoorwegbedrijf. Om <strong>de</strong> treinen behoorlijk verwarmd te laten vertrekken,<br />
moeten <strong>de</strong>ze soms wel eenige uren wor<strong>de</strong>n voorverwarmd. Ze wor<strong>de</strong>n daartoe<br />
aangesloten op een speciale voorverwarmingsleiding, welke op <strong>de</strong> meeste<br />
stations aanwezig is.<br />
Bij zeer strenge vorst komt het wel voor, dat een trein vijf uur lang voorverwarmd<br />
wordt.<br />
Het con<strong>de</strong>nsatiewater in <strong>de</strong> leidingen dreigt elk oogenblik te bevriezen.<br />
Daarom is in <strong>de</strong> hiervoor genoem<strong>de</strong> één<strong>de</strong>elige stoomslangen een klein<br />
gaatje aanwezig, dat dient om het zich in het laagste punt <strong>van</strong> <strong>de</strong> slang verzamel<strong>de</strong><br />
water te laten ontsnappen.<br />
Het bevriezingsgevaar wordt bestre<strong>de</strong>n door <strong>van</strong> tijd tot tijd <strong>de</strong> verwarming<br />
door te blazen. De kraan achter aan het achterste voertuig <strong>van</strong> <strong>de</strong>n<br />
trein wordt dan geopend en het in <strong>de</strong> leiding aanwezige water -wordt door<br />
<strong>de</strong>n stoom me<strong>de</strong> naar buiten gevoerd.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het bedrijf is <strong>de</strong> achterste kraan <strong>van</strong> <strong>de</strong>n trein een weinig geopend<br />
om het con<strong>de</strong>nsatiewater te laten ontsnappen.<br />
75
Het geheele reizigersmaterieel is voorzien <strong>van</strong> stoomverwarming, uitgezon<strong>de</strong>rd:<br />
1. het materieel dat niet in stoomtreinen vervoerd wordt, te weten alle<br />
electrisch en diesel materieel,<br />
<strong>de</strong> stroomlijn postrijtuigen,<br />
<strong>de</strong> stroomlijn bagagewagens (in aanbouw).<br />
2. De goe<strong>de</strong>rentreinbagagewagens (Dg's), welke kachelverwarming hebben,<br />
zie sub B.<br />
3. De snelgoedwagens, voorzoover <strong>de</strong>ze dienst doen als goe<strong>de</strong>rentreinbagagewagens<br />
(Eg's); <strong>de</strong>ze hebben wel alle stoomleidingen en kunnen<br />
dus in reizigerstreinen vervoerd wor<strong>de</strong>n; ze •wor<strong>de</strong>n eveneens met een<br />
kachel verwarmd.<br />
4. Eenige twee-assige postrijtuigen met kachelverwarming.<br />
B. De kachelverwarming,<br />
Van <strong>de</strong> goe<strong>de</strong>rentreinbagagewagens wordt <strong>de</strong> verblijfplaats <strong>van</strong> het personeel<br />
verwarmd door een kolenkachel.<br />
Een an<strong>de</strong>re vorm <strong>van</strong> verwarming is, <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> plaats <strong>de</strong>zer voertuigen,<br />
n.l. achter aan <strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>rentrein, niet mogelijk. Hetzelf<strong>de</strong>, zooals we reeds<br />
opmerkten, voor <strong>de</strong> Eg's.<br />
Van het reizigersmaterieel wor<strong>de</strong>n o.a. ook alle postrijtuigen, behalve<br />
<strong>de</strong> laatste Pec's, met kachels verwarmd. Dit geschiedt, omdat in <strong>de</strong>ze voertuigen<br />
vaak gewerkt moet wor<strong>de</strong>n geduren<strong>de</strong> lange stationnementen of geduren<strong>de</strong><br />
perio<strong>de</strong>n, waarin geen stoomverwarming beschikbaar is.<br />
Naast <strong>de</strong> kachelverwarming is steeds ook een stoomverwarmingsinrichting<br />
aanwezig, behou<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r A genoem<strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ringen.<br />
C. Warmwatcrverwarming.<br />
Slaaprijtuigen, salonrijtuigen, e.d. bezitten naast <strong>de</strong> stoomverwarming<br />
veelal een verwarmingsinstallatie door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> warm water.<br />
In elk rijtuig bevindt zich dan een centrale verwarmingskachel en een<br />
afzon<strong>de</strong>rlijk buizennet voor <strong>de</strong> waterverwarming. De bediening geschiedt door<br />
<strong>de</strong>n conducteur <strong>van</strong> het rijtuig.<br />
Aan <strong>de</strong>ze inrichting is meestal ook een warmwatervoorziening voor <strong>de</strong><br />
waschtafels verbon<strong>de</strong>n.<br />
Dat een <strong>de</strong>rgelijke, zelfstandig buiten <strong>de</strong> locomotief om werken<strong>de</strong> verwarmingsinrichting<br />
voor slaaprijtuigen noodig is, volgt weer uit het gebruik<br />
<strong>van</strong> dit materieel. Wanneer <strong>de</strong> trein in <strong>de</strong>n nacht aan een eindstation aankomt,<br />
moet het mogelijk zijn, <strong>de</strong>ze rijtuigen verwarmd tot <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n<br />
ochtend, te laten staan zon<strong>de</strong>r me<strong>de</strong>werking <strong>van</strong> een locomotief.<br />
D. Electrische verwarming.<br />
Electrische treinen wor<strong>de</strong>n electrisch verwarmd door stroom <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
bovenleiding. Wij <strong>de</strong>nken weer aan N.S.-materieel.<br />
76
Een bijzon<strong>de</strong>re plaats nemen hierbij in <strong>de</strong> electrische stroomlijntreinen,<br />
die luchtverwarming bezitten, zie on<strong>de</strong>r F.<br />
Het niet gestroomlijn<strong>de</strong> electrische materieel, zoowel aanhang- als motorrijtuigen,<br />
wordt electrisch verwarmd met behulp <strong>van</strong> weerstandskachels on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> banken.<br />
De regeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> temperatuur geschiedt geheel automatisch en wel<br />
door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> thermostaten.<br />
Een thermostaat is een apparaat, dat reageert op zeer kleine temperatuurschommelingen.<br />
Wordt <strong>de</strong> temperatuur in <strong>de</strong> te verwarmen ruimte te hoog, dan<br />
schakelt het <strong>de</strong> verwarming uit, door <strong>de</strong>n stroomtoevoer naar <strong>de</strong> kachels te<br />
on<strong>de</strong>rbreken. Is <strong>de</strong> temperatuur voldoen<strong>de</strong> gedaald, dan wordt <strong>de</strong> verwarming<br />
door <strong>de</strong>n thermostaat weer ingeschakeld.<br />
Dit systeem heeft twee groote voor<strong>de</strong>elen:<br />
In <strong>de</strong> eerste plaats is <strong>de</strong> verwarming <strong>de</strong>r rijtuigen meer gelijkmatig, al<br />
zal die gelijkmatigheid door het openen <strong>van</strong> <strong>de</strong>uren en ramen nooit volkomen<br />
kunnen zijn.<br />
In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats geschiedt het verwarmen op <strong>de</strong> meest economische<br />
wijze, daar oververhitting <strong>van</strong> niet in gebruik zijn<strong>de</strong> ruimten min<strong>de</strong>r voorkomt.<br />
De verwarming wordt in- en uitgeschakeld door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> schakelaars.<br />
De bediening geschiedt door <strong>de</strong>n wagenvoer<strong>de</strong>r.<br />
De internationale treinen wor<strong>de</strong>n op Ne<strong>de</strong>rlandsch gebied door stoomlocomotieven<br />
voortbewogen. In sommige lan<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n ook voor <strong>de</strong>ze treinen<br />
electrische locomotieven gebruikt. De verwarming <strong>van</strong> <strong>de</strong>n trein geschiedt dan<br />
als regel electrisch.<br />
De doorgangsrijtuigen, die geschikt zijn voor het verkeer met <strong>de</strong>ze lan<strong>de</strong>n,<br />
zijn behalve <strong>van</strong> stoomverwarming, ook voorzien <strong>van</strong> een electrische<br />
verwarming. De inrichting <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze verwarming komt vrijwel overeen met<br />
die <strong>van</strong> het electrische materieel.<br />
In elke coupé kan hier echter, volgens internationaal voorschrift, <strong>de</strong><br />
verwarming door een schakelaar bediend wor<strong>de</strong>n.<br />
Er zijn echter in <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n die op spoorweggebied samenwerken op het<br />
vaste land <strong>van</strong> Europa, vele stroomsoorten en spanningen in gebruik: wisselstroom<br />
en gelijkstroom, 1000 Volt, 1500 Volt, 3000 Volt.<br />
Aan <strong>de</strong> doorgangsrijtuigen met electrische verwarming is een omschakelaar<br />
met handwiel aangebracht met verschillen<strong>de</strong> stan<strong>de</strong>n, passend voor <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> mogelijke stroomsoorten.<br />
Op <strong>de</strong> overgangsstations moet dus, waar noodig, dit handwiel in <strong>de</strong>n<br />
juisten stand geplaatst wor<strong>de</strong>n.<br />
Evenals voor <strong>de</strong> stoomverwarming, is er ook voor <strong>de</strong> electrische verwarming<br />
een doorgaan<strong>de</strong> leiding noodig: een verwarmingskabel.<br />
De verbinding tusschen <strong>de</strong> rijtuigen wordt gevormd door een kabelkoppeling,<br />
die in Ne<strong>de</strong>rland niet gebruikt, maar aan een daarvoor aanwezigen beugel<br />
opgehangen wordt.<br />
E. Verwarming door het koelwater <strong>van</strong> motoren.<br />
Bij kleine dieselmotorrijtuigen wordt het koelwater <strong>van</strong> <strong>de</strong> motoren door<br />
in het rijtuig aangebrachte verwarmingsbuizen rondgepompt.<br />
77
Dit systeem wordt slechts bij enkele rijtuigen toegepast en is <strong>van</strong> weinig<br />
belang.<br />
F. Luchtverwarming.<br />
De luchtverwarming is, strikt genomen, geen afzon<strong>de</strong>rlijk verwarmingssysteem<br />
in <strong>de</strong>n zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> hierboven gegeven in<strong>de</strong>eling.<br />
Het is slechts een gewijzig<strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> verwarming. Het rijtuig wordt<br />
verwarmd door heete lucht. De lucht wordt verwarmd, al naar <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n,<br />
door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> stoom, warm water of electrischen stroom.<br />
Voor <strong>de</strong> inrichting, zie fig. 60.<br />
De door een electromotor aangedreven<br />
ventilator l zuigt lucht <strong>van</strong><br />
buiten het rijtuig aan door een filter 2.<br />
Het filter dient om <strong>de</strong> lucht te<br />
reinigen <strong>van</strong> stof en vuil, en wordt <strong>van</strong><br />
tijd tot tijd uitgenomen en schoongemaakt.<br />
Het voorkomt tevens het binnendringen<br />
<strong>van</strong> insecten.<br />
Een vuil gewor<strong>de</strong>n filter is dan<br />
Fig. 60.<br />
ook be<strong>de</strong>kt met een laag <strong>van</strong> dit ge-<br />
dierte.<br />
De gereinig<strong>de</strong> lucht gaat ver<strong>de</strong>r door <strong>de</strong>n luchtverhitter 3, alwaar ze<br />
verwarmd wordt, en vervolgens door luchtkanalen naar <strong>de</strong> reizigersruimten.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> banken zijn uitblaasopeningen aangebracht, waardoor <strong>de</strong> lucht ontwijkt,<br />
om zich te ver<strong>de</strong>elen over <strong>de</strong> compartimenten en <strong>de</strong>n reizigers een<br />
aangename warmte, gepaard aan een grondige ventilatie, te verschaffen.<br />
De afgewerkte lucht wordt weggezogen door <strong>de</strong> ventilatoren op het dak,<br />
en verdwijnt door <strong>de</strong> steeds aanwezige ondichthe<strong>de</strong>n.<br />
Dit systeem <strong>van</strong> verwarming is zeer hygiënisch. De lucht in <strong>de</strong> reizigersruimte<br />
wordt ie<strong>de</strong>r uur 15 tot 20 maal ververscht; dat wil zeggen, dat <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
lucht slechts 3 tot 4 minuten in het rijtuig aanwezig is en <strong>de</strong> kans op verontreiniging<br />
door rook en door bacteriën <strong>van</strong> <strong>de</strong>n altijd verkou<strong>de</strong>n, hoesten<strong>de</strong>n<br />
Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r, zeer vermin<strong>de</strong>rd wordt. ,<br />
Luchtverwarming wordt bij <strong>de</strong> N.S. toegepast bij <strong>de</strong> rijtuigen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
diesel-electrische en electrische stroomlijntreinen, bij <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne doorgangsrijtuigen<br />
en <strong>de</strong> Pee 8507—8521. Zie blz. 79.<br />
De warmtebron is bij <strong>de</strong>ze 3 typen <strong>van</strong> rijtuigen <strong>van</strong>zelfsprekend niet<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong>.<br />
Een voor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> luchtverwarming is, dat het systeem voor elke<br />
warmtebron bruikbaar is.<br />
Het eenige on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el, dat aan <strong>de</strong> warmtebron aangepast moet wor<strong>de</strong>n,<br />
is <strong>de</strong> luchtverhitter.<br />
Bij <strong>de</strong> dieselelectdsche treinen zijn in <strong>de</strong>n luchtverhitter buizen aangebracht,<br />
waar het koelwater <strong>van</strong> <strong>de</strong> motoren doorstroomt. Dit is een zeer<br />
economische verwarmingsmetho<strong>de</strong>, daar voor het verwarmen geen extra<br />
brandstof noodig is. De verwarming <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze treinen kost niets, wanneer we<br />
78
het zeer geringe stroomverbruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> ventilatormotoren buiten beschouwing<br />
laten. In <strong>de</strong>n luchtverhitter <strong>van</strong> <strong>de</strong> electrische stroomlijntreinen geschiedt <strong>de</strong> verwarming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> lucht door electrische weerstan<strong>de</strong>n.<br />
De doorgangsrijtuigen, vroeger voorzien <strong>van</strong> een dubbele verwarmingsinstallatie,<br />
stoom en electrisch, wor<strong>de</strong>n thans uitgerust met één luchtverwarming,<br />
waar<strong>van</strong> slechts <strong>de</strong> luchtverhitter voorzien is <strong>van</strong> 2 verwarmingssystemen:<br />
Een ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> <strong>de</strong>n luchtverhitter bevat een stoomspiraal en een an<strong>de</strong>r<br />
ge<strong>de</strong>elte een electrischen weerstand. Al naar <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n wordt één<br />
<strong>van</strong> bei<strong>de</strong> gebruikt.<br />
De stoom wordt onttrokken aan <strong>de</strong> normale stoomleiding <strong>van</strong> <strong>de</strong>n trein,<br />
dus aan <strong>de</strong> locomotief en <strong>de</strong> electrische stroom wordt aangevoerd door <strong>de</strong>n<br />
verwarmingskabel.<br />
Ook <strong>de</strong>ze rijtuigen bezitten een handwiel, waarme<strong>de</strong> <strong>de</strong> electrische verwarmingsweerstand<br />
op elke voorkomen<strong>de</strong> spanning kan wor<strong>de</strong>n ingesteld.<br />
De regeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> luchtverwarming geschiedt, evenals die <strong>van</strong> <strong>de</strong> zuiver<br />
electrische verwarming, automatisch, door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> thermostaten. Op <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>tails hier<strong>van</strong> gaan we niet na<strong>de</strong>r in.<br />
De luchtverwarmingsinstallatie kan 's zomers voor ventilatie gebruikt<br />
wor<strong>de</strong>n. De luchtverhitter wordt dan buiten dienst gesteld.<br />
De bediening <strong>van</strong> <strong>de</strong> geheele installatie is buitengewoon eenvoudig.<br />
Enkele stroomlijnpostrijtuigen zijn voorzien <strong>van</strong> een eenvoudige luchtverwarming.<br />
De lucht wordt langs <strong>de</strong> kachel geleid, daar verwarmd, door een<br />
luchtkanaal getransporteerd en over <strong>de</strong> ruimte ver<strong>de</strong>eld.<br />
Bij het electrische en dieselelectrische stroomlijmnaterieel moeten, bij begin<br />
en ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>n dienst, slechts <strong>de</strong> noodige schakelaars bediend wor<strong>de</strong>n<br />
door het tractiepersoneel.<br />
Bij <strong>de</strong> doorgangsrijtuigen moet, nadat het <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> rijtuig gekoppeld<br />
en <strong>de</strong> stoomslangen verbon<strong>de</strong>n zijn, <strong>de</strong> hoofdstoomafsluiters geopend<br />
wor<strong>de</strong>n. Het han<strong>de</strong>l hier<strong>van</strong> bevindt zich in <strong>de</strong>n zijgang.<br />
Bij electrische verwarming <strong>van</strong> dit materieel moet vóór het aankoppelen<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>n verwarmingskabel het handwiel op <strong>de</strong> juiste spanning gesteld wor<strong>de</strong>n.<br />
De internationaal voorgeschreven regeling voor <strong>de</strong>n reiziger vindt plaats<br />
door een han<strong>de</strong>l, waarme<strong>de</strong> <strong>de</strong> luchttoevoer naar <strong>de</strong> coupé's afzon<strong>de</strong>rlijk kan<br />
•wor<strong>de</strong>n geregeld.<br />
3. Verlichting:<br />
Er is nog vrij veel reizigersmaterieel voorzien <strong>van</strong> gasverlichting. Het<br />
benoodig<strong>de</strong> gas wordt betrokken <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> gasfabrieken, gecomprimeerd,<br />
en geperst in gaswagens, uit welke op <strong>de</strong> stations <strong>de</strong> gasreservoirs<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voertuigen gevuld wor<strong>de</strong>n. Dit systeem is bezig uit te sterven. Bij<br />
nieuwbouw <strong>van</strong> personenmaterieel wordt geen gasverlichting meer aangebracht.<br />
En bij vele ou<strong>de</strong>re rijtuigen is <strong>de</strong> gasverlichting reeds ver<strong>van</strong>gen<br />
door electrische verlichting.<br />
In sommige lan<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> gasverlichting <strong>van</strong> spoorwegrijtuigen verbo<strong>de</strong>n<br />
wegens het brandgevaar in <strong>de</strong> tunnels.<br />
79
De electrische verlichtingsinstallatie is schematisch voorgesteld in fig. 61.<br />
On<strong>de</strong>r aan het voertuig, bij of in een <strong>de</strong>r draaistellen, is een verlichtingsdynamo<br />
aangebracht, welke wordt aangedreven door één <strong>de</strong>r assen <strong>van</strong> het<br />
voertuig. Bij stilstand en bij rij<strong>de</strong>n met een zeer kleine snelheid geschiedt <strong>de</strong><br />
verlichting door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> een accumulatorenbatterij.<br />
Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>n rit, te beginnen<br />
bij een bepaal<strong>de</strong> snelheid, neemt <strong>de</strong><br />
D D D D D<br />
dynamo <strong>de</strong> taak <strong>van</strong> <strong>de</strong> batterij over<br />
en laadt <strong>de</strong>ze tevens, voor zoover<br />
noodig, weer op. De samenwerking<br />
<strong>van</strong> dynamo en batterij wordt geregeld<br />
door een apparaat, dat <strong>de</strong>n<br />
Fig. 61.<br />
naam draagt <strong>van</strong> regeltoestel. De<br />
spanning op <strong>de</strong> lampen is 24 V. De<br />
stroomsoort is gelijkstroom. De lampen zijn voorzien <strong>van</strong> een speciale fitting<br />
met bajonetsluiting om lostrillen te voorkomen.<br />
Het hier beschreven systeem wordt algemeen toegepast bij materieel voor<br />
stoomtreinen.<br />
Bij het N.S.-materieel vin<strong>de</strong>n we het ver<strong>de</strong>r nog in <strong>de</strong> aanhangrijtuigen<br />
<strong>van</strong> het niet-stroomlijn electrische materieel.<br />
Bij het electrische en dieselmaterieel vin<strong>de</strong>n we soortgelijke verlichtingsinstallaties.<br />
De belangrijkste verschillen zijn in <strong>de</strong> eerste plaats, dat het Z.H.E.S.materieel<br />
geen accumulatorenbatterij en heeft, dus slechts verlicht kan wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bovenleiding af; en in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats, dat bij het ontsteken <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
verlichting in het dieselelectrische materieel, eerst een dynamo, welke op <strong>de</strong><br />
batterij loopt, moet ingezet wor<strong>de</strong>n, zoodat in dit materieel, onbewaakt op het<br />
terrein staan<strong>de</strong>, niet zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hulp <strong>van</strong> technisch personeel licht gemaakt kan<br />
wor<strong>de</strong>n. De spanning op <strong>de</strong> lampen is 100 Volt met 2 lampen <strong>van</strong> 50 Volt<br />
in serie voor het dieselelectrische en stroomlijn-electrische materieel, 200 Volt<br />
met 4 lampen <strong>van</strong> 50 Volt in serie voor het Z.H.E.S.-materieel, en 24 Volt<br />
voor alle overige materieel.<br />
4. Toiletten:<br />
Algemeen bekend is, dat een mo<strong>de</strong>rn spoorwegvoertuig voorzien is <strong>van</strong><br />
toiletten met waterspoeling, welke automatisch werkt. Bij sommige ou<strong>de</strong>re<br />
rijtuigen is <strong>de</strong> spoelinrichting gekoppeld aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur,<br />
zoodat bij het verlaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> inrichting gespoeld<br />
wordt.<br />
Bij het materieel <strong>van</strong> <strong>de</strong> laatste jaren is een<br />
spoelinrichting aangebracht, welke in werking treedt<br />
bij het loslaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> bril.<br />
Fig. 62.<br />
Voor <strong>de</strong> watervoorziening is in elk rijtuig een<br />
reservoir aanwezig. In sommige rijtuigen zijn meer-<br />
<strong>de</strong>re reservoirs aangebracht. Het vullen geschiedt via een vulmond aan <strong>de</strong>n<br />
stelbalk, zie fig. 62.<br />
80
De afmetingen <strong>de</strong>zer vulmon<strong>de</strong>n, waar<strong>van</strong> aan elke zij<strong>de</strong> <strong>van</strong> een rijtuig<br />
één is aangebracht, zijn internationaal vastgesteld, zoodat het vullen overal<br />
kan plaats vin<strong>de</strong>n. Men kan aan het overloopen door <strong>de</strong>n niet-gebruikten<br />
vulmond constateeren, dat het reservoir vol is.<br />
De waterkranen zijn tegenwoordig zoo geconstrueerd, dat voor elk gebruik<br />
slechts een beperkte hoeveelheid water kan wor<strong>de</strong>n afgetapt. Daarna<br />
moet <strong>de</strong> kraan weer versteld wor<strong>de</strong>n. Om dit bereiken, -wordt het water niet<br />
direct onttrokken aan het groote reservoir, maar uit een <strong>van</strong> twee kleine<br />
reservoirtjes, die uit een groot reservoir gevuld wor<strong>de</strong>n. Is een reservoirtje<br />
geledigd, dan schakelt men door omzetten <strong>van</strong> <strong>de</strong> kraan over op het an<strong>de</strong>re<br />
klein reservoirtje, daarna weer op het eerste enz. Intusschen moeten <strong>de</strong><br />
reservoirtjes beurtelings uit het groote gevuld wor<strong>de</strong>n.<br />
Bij <strong>de</strong>ze constructie, waarbij <strong>de</strong> reservoirs in het dak zijn aangebracht,<br />
wordt nog wel eens last on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n <strong>van</strong> bevriezen. Bij strenge vorst moeten<br />
<strong>de</strong> reservoirs dan ook afgetapt wor<strong>de</strong>n.<br />
Om dit euvel te bestrij<strong>de</strong>n, wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n laatsten tijd <strong>de</strong> reservoirs on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong>n vloer <strong>van</strong> het rijtuig aangebracht. Een klein verwarmingselement en een<br />
goe<strong>de</strong> isolatie beschermen het reservoir tegen <strong>de</strong> vorst. Het water wordt door<br />
luchtdruk naar <strong>de</strong> kraan geperst. Het voor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> dit systeem, waarbij<br />
eveneens telkens slechts een beperkte hoeveelheid water wegstroomt, is, dat<br />
<strong>de</strong> leidingen niet steeds gevuld zijn met water en dus niet kunnen bevriezen.<br />
5. Keukeninrichtingen;<br />
Het electrische stroonilijnmaterieel is ge<strong>de</strong>eltelijk voorzien <strong>van</strong> een eenvoudige<br />
keuken. De laatste treinstellen hebben, evenals <strong>de</strong> laatste dieselelectrische,<br />
een meer volledige keukeninrichting, waarin, behalve <strong>de</strong> in eerstgenoem<strong>de</strong><br />
keuken aanwezige koffiemachine, koelkast en heetwaterinstallatie,<br />
ook een electrisch fornuis aanwezig is.<br />
Eenige coupé's in <strong>de</strong>zen trein zijn speciaal ingericht voor het gebruiken<br />
<strong>van</strong> maaltij<strong>de</strong>n.<br />
6. Luidsprekerinstallaties:<br />
Van <strong>de</strong> laatste electrische treinstellen zijn eenige voor proef uitgerust<br />
met een luidsprekerinstallatie. Microphoons zijn aangebracht in <strong>de</strong> dienstaf<strong>de</strong>eling<br />
en in <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>rscabines.<br />
Het is <strong>de</strong> bedoeling dat door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze inrichting voor het publiek<br />
belangrijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>elingen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>n rit bekend gemaakt wor<strong>de</strong>n.<br />
§ 27. Bagagewagens, postrijtuigen en snelgoedwagens.<br />
Tot het reizigersmaterieel wor<strong>de</strong>n, zooals we op blz. 12 opmerkten, ook<br />
gerekend <strong>de</strong> bagagewagens, postrijtuigen en snelgoedwagens in verschillen<strong>de</strong><br />
vormen.<br />
Dit materieel is, wat zijn algemeene inrichting betreft, bestemd en geschikt<br />
voor het vervoer in reizigerstreinen. Het heeft, voor zoover het <strong>de</strong><br />
81
laatste jaren is aangeschaft, evenals <strong>de</strong> rijtuigen, <strong>de</strong> ontwikkeling <strong>van</strong> hout<br />
naar staal doorgemaakt.<br />
De bagagewagens zijn voorzien <strong>van</strong> een verblijf voor <strong>de</strong>n conducteur. Er<br />
is een zitplaats aan elke zij<strong>de</strong> aanwezig, met uitzicht op <strong>de</strong> baan. Dit is<br />
afkomstig uit <strong>de</strong>n tijd dat <strong>de</strong> conducteur me<strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijk was voor <strong>de</strong><br />
veiligheid en dus <strong>de</strong> seinen moest kunnen zien. Thans is dit niet meer het<br />
geval.<br />
Het draagvermogen <strong>van</strong> <strong>de</strong>n bagagewagen of <strong>van</strong> <strong>de</strong> bagageruimte in<br />
rijtuigen (o.a. bij het stroomlijnmaterieel) is voor elk geval afzon<strong>de</strong>rlijk aangegeven.<br />
De afsluiting <strong>van</strong> <strong>de</strong> laadruimte vindt meestal plaats door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong><br />
enkele schuif<strong>de</strong>uren. Bij sterk remmen kan <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur dicht schuiven. Daar dit<br />
gevaren oplevert voor het personeel, is voorgeschreven, dat er een stuiting<br />
moet zijn aangebracht, welke geheel dichtschuiven voorkomt. Deze stuiting<br />
kan door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> een handgreep wor<strong>de</strong>n opgetrokken, waarna men <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>ur ver<strong>de</strong>r kan sluiten.<br />
De mo<strong>de</strong>rne stalen bagagewagens<br />
®r——ff—:® —©E ï©— zijn uitgerust met dubbele schuif<strong>de</strong>uren;<br />
bei<strong>de</strong> <strong>de</strong>uren zijn verbon<strong>de</strong>n<br />
door een ketting, zie fig. 63. Bij <strong>de</strong>ze<br />
constructie heeft het remmen geen invloed<br />
meer op <strong>de</strong> beweging <strong>de</strong>r <strong>de</strong>uren.<br />
Ook <strong>de</strong> schuif<strong>de</strong>uren <strong>van</strong> het stroom-<br />
Pig> 63 lijnmaterieel zijn <strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijke inrichting<br />
voorzien.<br />
De bagageruimten <strong>van</strong> het stroomlijnmaterieel <strong>de</strong>r laatste jaren zijn<br />
voorzien <strong>van</strong> rolluiken.<br />
De Postrijtuigen zijn, zooals bekend, speciaal ingericht voor het vervoer<br />
<strong>van</strong> postzakken en voor het sorteeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> post.<br />
Ze wor<strong>de</strong>n verwarmd met stoom, op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze als <strong>de</strong> rijtuigen en<br />
bovendien door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> een kachel, zie pag. 76.<br />
De bestelgoedwagens zijn gesloten goe<strong>de</strong>renwagens, voorzien <strong>van</strong> een<br />
conducteursverblijf, welke zijn ingericht voor het vervoer in reizigerstreinen.<br />
Ze zijn daartoe alle voorzien <strong>van</strong> rem, <strong>de</strong> meeste <strong>van</strong> snelrem en <strong>van</strong> stoomverwarming.<br />
Alleen <strong>de</strong> Eg's hebben kachelverwarming, zie pag. 76.<br />
De hulpsnelgoedwagens (EH) zijn niet voorzien <strong>van</strong> een conducteursverblijf.<br />
De snelgoedwagens, tevens hulpbagagewagen (ED) hebben een conducteursverblijf<br />
met zij-uitkijk.<br />
§ 28. Dieseltreinen.<br />
Zeventig jaar lang heeft <strong>de</strong> stoommachine het monopolie gehad <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> voortbeweging <strong>van</strong> treinen.<br />
In 1839 reed in ons land <strong>de</strong> eerste stoomtrein. En <strong>de</strong> eerste concurrent<br />
82
verscheen hier in 1908 in <strong>de</strong>n vorm <strong>van</strong> <strong>de</strong>n electrischen spoorweg Rotterdam—<strong>de</strong>n<br />
Haag—Scheveningen.<br />
Wel beschouwd, is hierme<strong>de</strong> <strong>de</strong> stoommachine nog niet onttroond.<br />
Want <strong>de</strong> energie, noodig voor <strong>de</strong> voortbeweging, wordt bij <strong>de</strong> electrische<br />
tractie geleverd door <strong>de</strong> stoommachines (turbines) in <strong>de</strong> electrische centrale,<br />
en aldaar omgezet in electrische energie, welke aan <strong>de</strong> treinen wordt toegevoerd<br />
door een leidingnet.<br />
Eerst bij <strong>de</strong> invoering <strong>van</strong> <strong>de</strong>n verbrandingsmotor kunnen we spreken<br />
<strong>van</strong> een nieuw voortbewegingswerktuig, dat, wanneer slechts <strong>de</strong> noodige<br />
brandstof me<strong>de</strong>genomen wordt, geheel zelfstandig een trein voortbeweegt.<br />
De eerste verbrandingsmotoren wer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> N.S, lijnen in dienst gesteld<br />
in 1923.<br />
Dit waren <strong>de</strong> voorloopers <strong>van</strong> een vorm <strong>van</strong> tractie, welke in later jaren<br />
een enorme vlucht heeft genomen en zeker nog niet aan het ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> zijn<br />
ontwikkeling is gekomen: De dieseltrein.<br />
De eerste motorwagens waren voorzien <strong>van</strong> benzinemotoren. De dieselmotor,<br />
in een vorm waarin <strong>de</strong>ze noodig en thans ook aanwezig is voor <strong>de</strong><br />
voortbeweging <strong>van</strong> treinen, was er toen nog niet.<br />
In 1927 volg<strong>de</strong> het eerste dieselmotorrijtuig.<br />
Voor <strong>de</strong> voortbeweging <strong>van</strong> schepen was <strong>de</strong> dieselmotor al eer<strong>de</strong>r tot<br />
ontwikkeling gekomen.<br />
Reeds in 1910 werd het eerste Ne<strong>de</strong>rlandsche zeeschip, voortbewogen<br />
door dieselmotoren, in dienst gesteld.<br />
Dat <strong>de</strong> dieselmotor eerst zooveel later zijn intre<strong>de</strong> <strong>de</strong>ed in het spoorwegbedrijf,<br />
vindt zijn oorzaak in <strong>de</strong> eischen welke dit bedrijf aan <strong>de</strong> motoren<br />
stelt. Een scheepsmotor is, zooals wellicht bekend zal zijn, een langzaam<br />
loopen<strong>de</strong> motor. Dit houdt verband met <strong>de</strong> voortstuwing <strong>van</strong> een schip door<br />
mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> schroeven, welke zich nu eenmaal niet met een zeer groote omwentelingssnelheid<br />
door het water kunnen bewegen.<br />
Voor <strong>de</strong> voortbeweging <strong>van</strong> treinen gel<strong>de</strong>n geheel an<strong>de</strong>re eischen. Daar<br />
<strong>de</strong> motoren in een betrekkelijk kleine ruimte moeten wor<strong>de</strong>n me<strong>de</strong>gebracht,<br />
moeten ze zoo compact mogelijk gebouwd wor<strong>de</strong>n. Ver<strong>de</strong>r is een gering<br />
gewicht <strong>van</strong> het grootste belang.<br />
De spoorwegtractie heeft dus moeten wachten tot <strong>de</strong> lichte, snelloopen<strong>de</strong><br />
motor tot ontwikkeling was gekomen.<br />
De hierboven geschetste eigenschappen zijn in nog veel sterkere mate<br />
noodzakelijk voor het vliegtuig. De dieselmotor voor dit verkeersmid<strong>de</strong>l is<br />
dan ook het stadium <strong>van</strong> eerste ontwikkeling nog niet gepasseerd.<br />
De eerste bij <strong>de</strong> N.S. in dienst gestel<strong>de</strong> dieselmotorrijtuigen zijn z.g.<br />
dieselmechanisch. De draaien<strong>de</strong> beweging <strong>van</strong> <strong>de</strong>n snelloopen<strong>de</strong>n dieselmotor<br />
wordt langs mechanischen weg vertraagd en in trappen regelbaar<br />
overgebracht op <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r sneldraaien<strong>de</strong> assen <strong>van</strong> <strong>de</strong>n trein.<br />
De mechanische overbrenging bestaat uit tandwielen, op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze<br />
als bij <strong>de</strong> auto. Door het achtereenvolgens inschakelen <strong>van</strong> eenige stellen<br />
tandwielen, <strong>van</strong> „versnellingen", wordt het motorvoertuig op gang gebracht.<br />
Een <strong>de</strong>rgelijk systeem troffen we reeds aan op blz. 27 bij <strong>de</strong> locomotoren.<br />
83
Dit systeem is tot nu toe voornamelijk in gebruik voor een betrekkelijk<br />
klein vermogen.<br />
Behou<strong>de</strong>ns een enkele uitzon<strong>de</strong>ring vindt <strong>de</strong> overbrenging tusschen <strong>de</strong>n<br />
dieselmotor en <strong>de</strong> voertuigassen bij <strong>de</strong> grootere dieseltreinen plaats langs<br />
electrischen weg.<br />
We noemen nog <strong>de</strong> hydraulische overbrenging, welke werkt met een<br />
rondgepompte vloeistof on<strong>de</strong>r druk.<br />
Deze vorm is in ons land niet in gebruik,<br />
De dieselelectrische trein:<br />
Het principe <strong>van</strong> <strong>de</strong> voortbeweging <strong>de</strong>r dieselelectrische treinen zien<br />
we uit fig. 64.<br />
De dieselmotor (1) drijft een dynamo of generator (2) aan, welke<br />
electrischen stroom opwekt. De<br />
stroom <strong>van</strong> <strong>de</strong>n generator gaat<br />
naar <strong>de</strong> electromotoren (3), welke<br />
in <strong>de</strong> draaistellen zijn on<strong>de</strong>rgebracht.<br />
De regeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> snelheid<br />
vindt plaats door <strong>de</strong>n dieselmotor<br />
meer brandstof toe te voeren. Ten-<br />
Fig. 64.<br />
gevolge <strong>van</strong> het sneller draaien <strong>van</strong><br />
dieselmotor en generator wordt<br />
meer stroom opgewekt, hetwelk<br />
een verhooging <strong>van</strong> het vermogen <strong>de</strong>r electromotoren tengevolge heeft. De<br />
treinsnelheid wordt dan, on<strong>de</strong>r overigens gelijke omstandighe<strong>de</strong>n, verhoogd.<br />
Voor <strong>de</strong> voortbeweging <strong>van</strong> een trein zijn steeds eenige motoren aanwezig.<br />
Deze wor<strong>de</strong>n alle <strong>van</strong> één stuurstand uit bediend. De N. S. beschikken<br />
thans over 39 driewagendieseltreinstellen en 18 vijfwagentreinstellen.<br />
De eerstgenoem<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n voortbewogen door 2 dieselmotoren, elk <strong>van</strong><br />
410 pk, <strong>de</strong> laatste door 3 dieselmotoren <strong>van</strong> elk 650 pk. De aandrijving <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>n trein door 3 dieselmotoren, elk een generator aandrijvend, is schematisch<br />
voorgesteld in fig. 65. De assen <strong>van</strong> 3 draaistellen wor<strong>de</strong>n voortbewogen<br />
Fig. 65.<br />
door 6 electromotoren. De motoren ont<strong>van</strong>gen twee aan twee hun stroom<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> 3 generatoren.<br />
De ver<strong>de</strong>eling <strong>van</strong> <strong>de</strong>n stroom is in werkelijkheid eenigszins an<strong>de</strong>rs dan<br />
in <strong>de</strong> figuur is aangegeven.<br />
Het bedienen <strong>de</strong>r motoren <strong>van</strong> één stuurstand uit, beperkt zich niet<br />
slechts tot één treinstel.<br />
Een aantal treinstellen kan aan elkaar gekoppeld rij<strong>de</strong>n, waarbij alle<br />
motoren kunnen gestart, geregeld en gestopt en gecontroleerd wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>n stuurstand uit, welke toevallig voorop rijdt. De commando's en <strong>de</strong><br />
84
signalen voor <strong>de</strong> controle wor<strong>de</strong>n alle electrisch overgebracht. De electrische<br />
verbinding tusschen <strong>de</strong> treinstellen komt tot stand via <strong>de</strong> automatische koppeling,<br />
zie blz. 88.<br />
§ 29. Electrische treinen en hun stroomvoorziening.<br />
De voortbeweging <strong>de</strong>r electrische treinen geschiedt door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong><br />
electromotoren, welke in <strong>de</strong> draaistellen zijn on<strong>de</strong>rgebracht op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze<br />
als bij <strong>de</strong> dieselelectrische treinen.<br />
Ook in <strong>de</strong> bediening zijn veel punten <strong>van</strong> overeenkomst. De stroomtoevoer<br />
<strong>van</strong> alle motoren <strong>van</strong> één treinstel wordt weer geregeld <strong>van</strong> <strong>de</strong>n<br />
stuurstand uit, welke vooroploopt. En het is eveneens, zooals bekend, mogelijk,<br />
een aantal treinstellen te combineeren tot één trein, waarbij weer alle<br />
motoren <strong>de</strong>r gekoppel<strong>de</strong> treinstellen tegelijk geregeld wor<strong>de</strong>n.<br />
De regeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> snelheid, welke <strong>de</strong> wagenbestuur<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> hand<br />
heeft door het draaien aan een kruk met verschillen<strong>de</strong> stan<strong>de</strong>n, is ge<strong>de</strong>eltelijk<br />
automatisch. Wordt <strong>de</strong> kruk bij vertrek in <strong>de</strong>n eindstand, dus in <strong>de</strong>n stand<br />
<strong>van</strong> maximum vermogen, geplaatst, dan zorgt een automatisch werken<strong>de</strong><br />
schakelwals er voor, dat alle snelheidstrappen tot aan <strong>de</strong> maximum snelheid<br />
doorloopen wor<strong>de</strong>n in het snelste tempo, dat mogelijk is, zon<strong>de</strong>r overbelasting<br />
<strong>van</strong> motoren en leidingnet.<br />
Door <strong>de</strong> kruk naar zijn nulstand terug te draaien en daarna in een lageren<br />
stand te plaatsen, loopt <strong>de</strong> schakelwals eveneens door tot een overeenkomstigen<br />
lageren stand. Op <strong>de</strong>ze wijze kan met <strong>de</strong> gewenschte snelheid gere<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
De stroomvoorziening vormt een bedrijf op zichzelf. In Ne<strong>de</strong>rland wordt<br />
voor <strong>de</strong> treinen gebruikt gelijkstroom met een spanning <strong>van</strong> 1500 Volt.<br />
De centrales leveren <strong>de</strong>n stroom echter af in <strong>de</strong>n vorm <strong>van</strong> draaistroom<br />
<strong>van</strong> hooge spanning, welke in het algemeen 10.000 en in enkele gevallen<br />
25.000 Volt bedraagt. In sommige gevallen wordt met draaistroom <strong>van</strong> 5.000<br />
en 50.000 Volt gewerkt.<br />
10X300 VCLT DEAA127SOÜM<br />
15CO VCU DKAAISTR32M<br />
13uO VOLT GEL'J-STROOM<br />
ONOERSTATION<br />
TRANSFORMATOR<br />
g GELJKRi3fTER<br />
D rpcL<br />
j BJrW<br />
Fig. 66.<br />
De stroom wordt betrokken <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> Provinciale en Gemeentelijke<br />
Electriciteitsbedrijven. Eigen centrales bezitten <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
Spoorwegen niet.<br />
85
De gelever<strong>de</strong> draaistroom wordt voor het gebruik gereed gemaakt in<br />
on<strong>de</strong>rstations.<br />
Voor een schematisch overzicht <strong>van</strong> het proces, zie fig. 66.<br />
De draaistroom <strong>van</strong> hooge spanning wordt eerst in een transformator<br />
veran<strong>de</strong>rd in draaistroom met een spanning <strong>van</strong> 1500 Volt en daarna gelijkgericht.<br />
De gelijkstroom <strong>van</strong> 1500 Volt wordt door <strong>de</strong> bovenleiding en <strong>de</strong> stroomafnemers<br />
op <strong>de</strong>n trein naar <strong>de</strong> motoren toegevoerd en door <strong>de</strong> spoorstaven<br />
teruggevoerd.<br />
Deze zijn daartoe ter plaatse <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> raillasschen verbon<strong>de</strong>n door kabeltjes.<br />
Een overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> stroomleveren<strong>de</strong><br />
centrales en <strong>van</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>eling<br />
<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rstations langs het geëlectrificeer<strong>de</strong><br />
net toont fig. 67.<br />
De electrificatie <strong>de</strong>r Spoorwegen,<br />
waarme<strong>de</strong>, zooals reeds is opgemerkt,<br />
in 1908 op <strong>de</strong> lijn Rotterdam—<strong>de</strong>n<br />
Haag—Scheveningen begonnen werd,<br />
heeft <strong>de</strong> laatste jaren een enorme<br />
vlucht genomen. Thans is <strong>van</strong> het net<br />
<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Spoorwegen reeds<br />
ongeveer 550 km <strong>van</strong> <strong>de</strong> ± 1700 km<br />
dubbelsporige baanvakken geëlectrifi-<br />
Fig. 67. ceerd.<br />
Een an<strong>de</strong>r cijfer zegt nog meer.<br />
Het aantal reizigerstreinkm's bedroeg in 1939, naar normale omstandighe<strong>de</strong>n<br />
gerekend, totaal ruim 18 millioen, waar<strong>van</strong> bijna 6 millioen, d.i. bijna 1/3,<br />
gere<strong>de</strong>n door electrische treinen.<br />
De vraag rijst nu onwillekeurig, waarom men niet in een nog sneller<br />
tempo plannen maakt voor ver<strong>de</strong>re electrificatie <strong>van</strong> het spoorwegnet.<br />
Electrificatie is echter alleen loonend, wanneer <strong>de</strong> verkeersdichtheid<br />
voldoen<strong>de</strong> groot is. Want <strong>de</strong> aanleg <strong>van</strong> bovenleiding en on<strong>de</strong>rstations met<br />
toebehooren beteekent een zeer belangrijke verhooging <strong>van</strong> <strong>de</strong> vaste kosten<br />
<strong>de</strong>r exploitatie.<br />
De variabele kosten, <strong>de</strong> kosten dus, welke in meer<strong>de</strong>re of min<strong>de</strong>re mate<br />
evenredig zijn met het aantal treinen per dag, met <strong>de</strong> frequentie <strong>van</strong> <strong>de</strong>n<br />
treinenloop, zijn daarentegen betrekkelijk gering. Deze zijn weer belangrijk<br />
hooger voor stoom- en dieseltractie.<br />
Een beeld <strong>van</strong> vergelijking tusschen <strong>de</strong> kosten <strong>van</strong> electrische- en dieseltractie<br />
geeft fig. 68,<br />
De lijn AB geeft aan <strong>de</strong> kosten <strong>van</strong> electrische tractie, CD die <strong>van</strong> dieseltractie.<br />
De afstan<strong>de</strong>n OA resp. OC zijn een maat voor <strong>de</strong> vaste kosten <strong>de</strong>r<br />
bei<strong>de</strong> tractievormen.<br />
Na<strong>de</strong>rt het aantal treinen per dag tot nul, dan drukt <strong>de</strong> hooge kapitaal-<br />
86
last <strong>van</strong> bovenleiding en on<strong>de</strong>rstations zeer sterk op <strong>de</strong> financieele resultaten<br />
<strong>van</strong> het bedrijf (afstand OA).<br />
De helling <strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> lijnen geeft aan, hoe sterk <strong>de</strong> kosten met toename<br />
<strong>van</strong> het aantal treinen per dag stijgen. De lijn CD <strong>van</strong> Kosten<br />
<strong>de</strong> dieseltractie stijgt sneller dan AB door <strong>de</strong> hoogere<br />
kosten <strong>van</strong> aanschaffing en on<strong>de</strong>rhoud <strong>van</strong> rollend<br />
materieel.<br />
Links <strong>van</strong> het punt S is <strong>de</strong> dieseltractie in het<br />
voor<strong>de</strong>el, rechts <strong>de</strong> electrische tractie.<br />
Voor <strong>de</strong> groote afstan<strong>de</strong>n, in min<strong>de</strong>r dicht bewoon<strong>de</strong><br />
gebie<strong>de</strong>n met een lage verkeersfrequentie, is<br />
<strong>de</strong> dieseltrein dan ook het meest economische verkeersmid<strong>de</strong>l.<br />
De electrische tractie heeft zich ontwikkeld tot g-<br />
Frequentie<br />
treinenloo,.<br />
een onmisbaar element in het verkeer rondom <strong>de</strong> groote ste<strong>de</strong>n en in <strong>de</strong><br />
dicht bewoon<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n.<br />
§ 30. Treinstellen. De automatische koppeling.<br />
We noem<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> dieselelectrische en electrische<br />
treinen reeds eenige malen <strong>de</strong> benaming „treinstel".<br />
Door <strong>de</strong> invoering <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze tractievormen, waarbij <strong>de</strong> voortbeweging<br />
<strong>de</strong>r treinen niet meer plaats vindt door een afzon<strong>de</strong>rlijk krachtvoertuig, maar<br />
door machines, welke in <strong>de</strong> voertuigen zelf zijn on<strong>de</strong>rgebracht, is langzamerhand<br />
<strong>de</strong> behoefte ontstaan aan grootere eenhe<strong>de</strong>n, welke zelfstandig, als een<br />
kleine trein, kunnen dienst doen. Men is er daarom toe overgegaan, meer<strong>de</strong>re<br />
rijtuigen vast aan elkaar te verbin<strong>de</strong>n tot een eenheid, welke niet meer<br />
door rangeeren <strong>van</strong> samenstelling gewijzigd kan wor<strong>de</strong>n. Een <strong>de</strong>rgelijke<br />
eenheid noemen we een treinstel.<br />
Tegelijk met het ontstaan <strong>van</strong> het treinstel, komt het probleem <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
stroomlijn aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />
En <strong>de</strong> invoering <strong>van</strong> <strong>de</strong> stroomlijn is weer een noodzakelijk gevolg <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> snelheid.<br />
Bij snelhe<strong>de</strong>n boven <strong>de</strong> 100 km/h gaat n.l. <strong>de</strong> luchtweerstand, welke<br />
vrijwel evenredig is met het quadraat <strong>van</strong> <strong>de</strong> snelheid, een zeer belangrijke<br />
rol spelen. Om treinen te kunnen bouwen voor groote snelhe<strong>de</strong>n, was het<br />
dus noodig, dat alles in het werk gesteld werd om <strong>de</strong>n luchtweerstand zoo<br />
laag mogelijk te maken. En door het stroomlijnen <strong>van</strong> het spoorwegmaterieel<br />
is het in<strong>de</strong>rdaad gelukt, <strong>de</strong>n luchtweerstand zoo te vermin<strong>de</strong>ren, dat snelhe<strong>de</strong>n<br />
belangrijk boven <strong>de</strong> 100 km/h mogelijk zijn gewor<strong>de</strong>n, zon<strong>de</strong>r dat<br />
daarvoor een al te groot vermogen noodig is.<br />
De stroomlijn leid<strong>de</strong> nu <strong>van</strong>zelf tot <strong>de</strong> uit eenige rijtuigen bestaan<strong>de</strong><br />
motortreinstellen, met aan elk ein<strong>de</strong> een stroomlijnkop, waarin een stuurstand.<br />
De ruimte in <strong>de</strong>zen kop, welke an<strong>de</strong>rs eenigszins verloren zou zijn,<br />
wordt daardoor nuttig gebruikt. En bovendien wordt hierme<strong>de</strong> het niet te<br />
on<strong>de</strong>rschatten voor<strong>de</strong>el bereikt, dat men met <strong>de</strong>rgelijke treinstellen pen<strong>de</strong>ldiensten<br />
kan rij<strong>de</strong>n, d.w.z. zon<strong>de</strong>r rangeeren, draaien e.d., heen en weer rij<strong>de</strong>n.<br />
Een stroomlijntreinstel, met aan bei<strong>de</strong> ein<strong>de</strong>n een gelijken kop, vormt<br />
wel niet <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale oplossing <strong>van</strong> het stroomlijnprobleem.<br />
87
Het achterste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> een stroomlijnvormig lichaam moet, evenals <strong>de</strong><br />
Zeppelin, in een punt eindigen om het vormen <strong>van</strong> wervelstormen achter het<br />
lichaam te voorkomen.<br />
Dit is echter in verband met <strong>de</strong>n eisch <strong>van</strong> gelijkwaardigheid in bei<strong>de</strong><br />
rijrichtingen, bij <strong>de</strong> treinstellen niet mogelijk. Men heeft daarom aan <strong>de</strong>n<br />
kop een vorm gegeven, welke, aan bei<strong>de</strong> ein<strong>de</strong>n aangebracht, een zoo gering<br />
mogelijken weerstand heeft.<br />
We mogen hier niet onvermeld laten, dat <strong>de</strong> stroomlijn ook in <strong>de</strong>n<br />
locomotiefbouw met succes wordt toegepast. Van <strong>de</strong> N.S. locomotieven is<br />
thans reeds een aantal voorzien <strong>van</strong> een stroomlijnmantel, hetwelk niet<br />
onaanzienlijke kolenbesparing geeft.<br />
De rijtuigen wor<strong>de</strong>n tot treinstellen samengesteld, of, door twee rijtuigein<strong>de</strong>n<br />
telkens op één draaistel te laten rusten, of, door, bij aanbrenging<br />
<strong>van</strong> twee afzon<strong>de</strong>rlijke draaistellen, <strong>de</strong> rijtuigen te voorzien <strong>van</strong> een korte<br />
koppeling. Bij bei<strong>de</strong> constructies kan aan <strong>de</strong> verbinding tusschen <strong>de</strong> rijtuigen<br />
<strong>van</strong> een treinstel, zooals reeds opgemerkt, in het bedrijf niets veran<strong>de</strong>rd<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
De korte koppeling bestaat uit een vaste trekstang en buffers, welke<br />
door een bree<strong>de</strong> bufferplaat als het ware tot één grooten buffer vereenigd<br />
zijn. Door <strong>de</strong> groote wrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bufferplaat wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge<br />
bewegingen <strong>de</strong>r rijtuigen, nog meer dan bij gewone buffers, afge<strong>de</strong>mpt.<br />
Ver<strong>de</strong>r is bovenin tusschen <strong>de</strong> rijtuigen nog een <strong>de</strong>mpingsinrichting aangebracht<br />
om <strong>de</strong> slingerbeweging <strong>de</strong>r rijtuigen te vermin<strong>de</strong>ren.<br />
Om <strong>de</strong> stroomlijn nog te verbeteren, wor<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> nieuwste stroomlijntreinstellen<br />
<strong>de</strong> rijtuigen <strong>van</strong> een treinstel verbon<strong>de</strong>n door rubberlappen, in<br />
plaats <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruikelijke harmonicavormige vouwbalgen.<br />
De automatische koppeling:<br />
We zagen hiervoor hoe <strong>de</strong> rijtuigen <strong>van</strong> het stroomlijnmaterieel vast<br />
aan elkaar verbon<strong>de</strong>n zijn tot een<br />
treinstel. De treinstellen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rling<br />
gekoppeld door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong><br />
een automatische koppeling. Door<br />
<strong>de</strong>ze inrichting wordt, zooals we reeds<br />
opmerkten, het werk <strong>van</strong> <strong>de</strong>n rangeer<strong>de</strong>r<br />
overbodig.<br />
De treinstellen wor<strong>de</strong>n gekoppeld<br />
door <strong>de</strong>ze tegen elkaar te rij<strong>de</strong>n en<br />
ontkoppeld, door in één <strong>de</strong>r stuurstan<strong>de</strong>n<br />
op een pedaal te trappen en<br />
daarna achteruit te rij<strong>de</strong>n. Het ontkoppelen<br />
vindt plaats door mid<strong>de</strong>l<br />
<strong>van</strong> luchtdruk.<br />
Voor <strong>de</strong> werking zie fig. 69—71.<br />
U<br />
In fig. 69 zijn twee koppelingen<br />
geteekend in <strong>de</strong>n stand „ontkoppeld".<br />
Wordt het eene treinstel tegen het<br />
an<strong>de</strong>re gere<strong>de</strong>n, dan drukt <strong>de</strong> neus<br />
88
(10) <strong>van</strong> <strong>de</strong> eene koppeling <strong>de</strong>n gren<strong>de</strong>l (5) <strong>van</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re naar achteren. De<br />
gren<strong>de</strong>ls <strong>van</strong> <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> koppelingen springen los, <strong>de</strong> tuimelplaten (l) kunnen<br />
nu vrij draaien om hun spil (2). De drukveeren (7) draaien <strong>de</strong> tuimelplaten,<br />
waardoor <strong>de</strong> oogen (3) (koppelschalmen) grijpen in <strong>de</strong> uitsparingen (4). De<br />
bei<strong>de</strong> koppelingen zijn nu vast verbon<strong>de</strong>n, zie fig. 70 en 71. Men kan dus zien<br />
Fig. 70. Fig. 71.<br />
of <strong>de</strong> koppeling ontkoppeld of gekoppeld is, door het al of niet uitsteken <strong>van</strong><br />
stangetje (5). Vóór het koppelen moeten <strong>de</strong> stangetjes uit het huis steken.<br />
Het ontkoppelen: In <strong>de</strong>n stuurstand <strong>van</strong> één <strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> treinstellen bij<br />
<strong>de</strong> koppeling welke men los wil maken, wordt het pedaal 14 ingetrapt, zie<br />
fig. 72. Hierdoor wordt samengeperste lucht toegelaten in <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> ontkoppelingscilin<strong>de</strong>rs<br />
(6), zie fig. 70.<br />
Door <strong>de</strong>n druk op <strong>de</strong> zuigers <strong>de</strong>zer cilin<strong>de</strong>rs wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> tuimelplaten (l)<br />
<strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> koppelingen teruggedraaid,<br />
tegen <strong>de</strong>n druk <strong>de</strong>r veeren (7) in. De<br />
oogen (3) kunnen nu uit <strong>de</strong> uitsparingen<br />
(4) glij<strong>de</strong>n. Een <strong>de</strong>r treinen wordt<br />
daarna achteruit gere<strong>de</strong>n. De koppelingen<br />
wor<strong>de</strong>n nu opnieuw vergren<strong>de</strong>ld<br />
in <strong>de</strong>n stand los, zoodat ze gereed zijn<br />
voor een volgend koppelen. pig 72.<br />
Zou men het achteruit rij<strong>de</strong>n achterwege<br />
laten, dan zou<strong>de</strong>n, na loslaten <strong>van</strong> het pedaal, <strong>de</strong> koppelingen weer<br />
terugspringen in <strong>de</strong>n stand vast.<br />
Achteruit rij<strong>de</strong>n is dus steeds noodig.<br />
Tot het volledig koppelen behoort nog het doorverbin<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> luchtleidingen<br />
en <strong>de</strong> electrische kabels.<br />
De bei<strong>de</strong> luchtleidingen mon<strong>de</strong>n uit in <strong>de</strong> koppelingen, zie (18), fig. 73.<br />
In het voorvlak <strong>van</strong> <strong>de</strong> koppeling is een rubber dichtingsring op elke leiding<br />
aangebracht.<br />
Zijn twee treinstellen gekoppeld, dan zijn <strong>de</strong> luchtleidingen automatisch<br />
verbon<strong>de</strong>n.<br />
89
Het aankoppelen <strong>van</strong> luchtslangen door <strong>de</strong>n rangeer<strong>de</strong>r is hierme<strong>de</strong><br />
vervallen.<br />
De electrische kabels eindigen in een doos met contacten (8), die zich<br />
boven op <strong>de</strong> koppeling bevindt. Tegelijk met het koppelen wordt, eveneens<br />
automatisch, <strong>de</strong>ze doos naar voren gedrukt, waarbij <strong>de</strong> klep (9) wordt opgelicht.<br />
De electrische contacten (17), zie fig. 73, komen tegen elkaar te<br />
rusten. Hierme<strong>de</strong> is ook <strong>de</strong> electrische verbinding tot stand gebracht.<br />
Bij het ontkoppelen beweegt <strong>de</strong> contactdoos zich weer naar achteren.<br />
Wanneer in 2 aan elkan<strong>de</strong>r gekoppel<strong>de</strong> treinstellen geen samengeperste<br />
lucht aanwezig is, of het ontkoppelen om een an<strong>de</strong>re oorzaak niet gelukt,<br />
kan het ontkoppelen geschie<strong>de</strong>n door krachtig aan <strong>de</strong> handgreep (19) te<br />
trekken, zie fig. 73, en daarna een <strong>de</strong>r treinstellen achteruit te rij<strong>de</strong>n.<br />
Alle bij <strong>de</strong> N.S. in gebruik zijn<strong>de</strong> automatische koppelingen zijn on<strong>de</strong>rling<br />
gelijk.<br />
Men kan dus bijv. een electrischen trein wegsleepen met een dieselelectrische<br />
en omgekeerd. De luchtverbinding is daarbij aanwezig, zoodat<br />
<strong>de</strong> rem ook kan werken, zij het dan niet steeds voor <strong>de</strong> volle 100 %.<br />
Het eenige verschil is gelegen in <strong>de</strong> contactdoos.<br />
De electrische leidingen mogen niet doorverbon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n.<br />
Deze leidingen dienen, zooals we hiervoor reeds opmerkten, voor het<br />
<strong>van</strong> één stuurstand uit regelen <strong>van</strong> <strong>de</strong> motoren en het overbrengen <strong>van</strong><br />
signalen, enz. Men kan zich we<strong>de</strong>r voorstellen, dat het niet mogelijk is <strong>van</strong><br />
een stuurstand <strong>van</strong> een electrischen trein uit, een daarachter gekoppel<strong>de</strong><br />
dieselelectrischen trein besturen. De electrische contacten in <strong>de</strong> doos op <strong>de</strong><br />
koppeling, welke uitwendig voor <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> soorten <strong>van</strong> treinen geheel<br />
gelijk zijn, mogen dan ook, bij koppelen <strong>van</strong> ongelijksoortige treinstellen,<br />
elkaar niet raken. Daartoe wordt in <strong>de</strong>rgelijke gevallen <strong>de</strong> contactdoos afzon<strong>de</strong>rlijk<br />
in <strong>de</strong>n achteruit getrokken stand vastgezet, zie fig. 74.<br />
Fig. 73. Fig. 74.<br />
De stroomlijnpostrijtuigen zijn eveneens voorzien <strong>van</strong> een volledige<br />
koppeling met contactdoos en electrische kabels tusschen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> koppe-<br />
90
lingen. Men kan <strong>de</strong>ze willekeurig plaatsen tusschen 2 electrische en ook<br />
tusschen 2 dieseltreinstellen of dieselrijtuigen.<br />
Zou een koppeling geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>n rit losschieten, dan loopt <strong>de</strong> treinleiding<br />
leeg over <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> koppelingen en wor<strong>de</strong>n dus bei<strong>de</strong> treinstellen<br />
geremd.<br />
In <strong>de</strong> koppeling bevindt zich nog een kraan in <strong>de</strong> remleiding, die automatisch<br />
wordt geopend bij het ontkoppelen; <strong>de</strong>ze kraan blijft echter bij breuk<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> koppeling open staan. Bij het ontkoppelen met <strong>de</strong> handgreep (19)<br />
moet /<strong>de</strong>ze kraan eerst met <strong>de</strong> hand dicht gedraaid wor<strong>de</strong>n.<br />
De automatische werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> rem bij breuk <strong>van</strong> <strong>de</strong>n trein blijft dus<br />
bestaan.<br />
<strong>Uit</strong> fig. 72 kunnen we nog zien, hoe <strong>de</strong> koppeling door tusschenkomst<br />
<strong>van</strong> een bus met veeren (13), welke zoowel <strong>de</strong> trekwerk- als <strong>de</strong> bufferveeren<br />
<strong>van</strong> het normale stoot- en trekwerk ver<strong>van</strong>gt, aan het voertuig bevestigd is.<br />
De veerbus (13) is bevestigd aan <strong>de</strong> stang (16), welke, om het rij<strong>de</strong>n<br />
door bogen mogelijk te maken, draaibaar om spil (15) aan het on<strong>de</strong>rstel<br />
verbon<strong>de</strong>n is.<br />
Aan <strong>de</strong>n kop <strong>van</strong> het voertuig is nog een oog (20) aangebracht, dat<br />
dient om in noodgevallen <strong>de</strong>n trekboom te kunnen bevestigen, welke zich in<br />
<strong>de</strong> bagageruimte <strong>van</strong> elk treinstel bevindt. Door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong>zen trekboom<br />
kan stroomlijnmaterieel gekoppeld wor<strong>de</strong>n aan materieel met normaal stooten<br />
trekwerk.<br />
De koppelingen, welke niet verbon<strong>de</strong>n zijn, wor<strong>de</strong>n, om vervuiling geduren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>n rit te voorkomen, afge<strong>de</strong>kt met een rood geschil<strong>de</strong>rd <strong>de</strong>ksel.<br />
91